Achteruitgang in de genade
Hoe komt het dat een gemeente, die eens in volle overtuiging en over gegevenheid in de volle stroom van Gods zegen stond, kan afzakken tot een onbetekenend groepje mensen, die soms zelfs gaan twijfelen aan de juistheid van hun eigen belijdenis en aan wie zodoende alle kracht ontbreekt?
Het kan zijn dat men een waarheid die men meende te vinden in Gods Woord, uit reactie tegen de onbewogenheid van andere gelovigen éénzijdig in het middelpunt heeft geplaatst. Misschien is deze waarheid de gemeenschap der gelovigen, de toekomstverwachting, het Duizendjarig Rijk, de vervulling met de Geest of een juist inzicht in de doop.
Het begon dat men in de tijd van het ontstaan van de gemeente in felle strijd deze belijdenis als kenmerk ging stellen van het ware Discipelschap. Wie deze leer niet beleed, of dit teken niet bezat beschouwde men als een minder toegewijd christen, ja misschien wel als een christen die bij de Wederkomst des Heren niet zou blijken te behoren tot de wijze maagden.
Uit deze geesteshouding vloeien nu als met ijzeren consequentie de zonden voort, die leiden tot de uiteindelijke ondergang en verstarring.
Vele van deze fouten vinden we reeds vermeld in de brief aan de Korinthiërs. Het is treffend dat deze gemeente, waarvoor Paulus God dankt, omdat ze in alle opzichten rijk was geworden in Christus Jezus: in alle woord en kennis en wie het aan geen enkele gave ontbrak, als een kankerplek in zich had de zonden die nog steeds een gemeente ten val kunnen brengen.
Daar is in de eerste plaats de zonde der hoogmoed. Hoogmoed op ontvangen inzicht of gaven. Dan plaatst men zich boven andere gemeenten en ziet in uiterlijke tekenen het bewijs van eigen superioriteit. Dat is het begin van de ondergang. Andere kerken zijn slechts ‘een kerkhof’. Paulus zegt tegen de Korinthiërs die zo dachten; “Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien het ontvangen is. wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt”? (1 Kor. 04:06-08).
Het eerste gevolg van deze houding is: innerlijke verdeeldheid en verscheuring. Men beschouwt eigen woord, eigen profetie als het Woord Gods dat absolute gehoorzaamheid eist. Doch de ander, even sterk overtuigd van de bijzondere leiding des Geestes, aanvaardt deze boodschappen en beslissingen niet. Men verdeelt zich in kleine kringen, ieder met een eigen leider, die zich beroepen op de leiding des Geestes en de anderen als scheurmakers uitwerpen. Hoewel één in belijdenis kan men geen omgang meer met elkander hebben daar men elkander als ongehoorzaam aan de bijzondere openbaring des Geestes verkettert. Zo was het ook onder de Korinthiërs. Paulus schrijft hen: Want als er nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk en leeft ge niet als onveranderde mensen? Want wanneer de één zegt: Ik ben van Paulus en de ander: Ik ben van Apollos; zijt gij dan niet onveranderde mensen? (1 Kor. 03:03-05).
Uit zo’n houding vloeit, als God het niet verhoedt, voort: onrecht, laster, achterklap. Men is niet meer in staat elkanders woord recht te verstaan. Men legt er een verkeerd accent in, verdraai het en blaast kleinigheden op tot onoverkomelijke beledigingen. Dan moet Paulus tegen deze gelovigen van Korinthe die zelfs de broeders voor de rechter daagden zeggen. Waarom lijdt ge niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet liever te kort doen? Maar zelven doet gij onrecht en doet gij te kort, en dat aan broeders (1 Kor. 06:01-9).
Reeds lang is men uit de tere gemeenschap met Christus getreden. Reeds lang is men de leiding des Geestes kwijt. Toch tracht men dit alles betekenend verlies te camoufleren door ruim gebruik te maken van de geschonken gaven. Door valse opwinding tracht men te imiteren wat eenmaal spontaan uit de Geest was. Het wordt: geestdrijverij. Profetieën, tongentaal, felle predicaties, ernstige boodschappen, ze zijn er in overvloed, doch de kracht ontbreekt. Paulus zegt van deze mensen: Ik zal mij vergewissen, niet van het woord van die opgeblazen mensen, doch van hun kracht. Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht (1 Kor. 04:19-20).
Doch reeds is de Satan op een geheel nieuw front bezig een krachtige aanval op het voortbestaan van de gemeente voor te bereiden en wel op het terrein van het vleselijk begeren. Zodra men leeft in de schijn van hoog-geestelijk leven, steken alle zonden van wellust en onreinheid de kop op. Overspel en ontucht komen dan steeds meer in de gemeente voor. Vlees en geest zijn elkanders vijanden. Waar men de Geest bedroeft, valt men in zonden, die vaak erger zijn dan bij de werelddag.
Zo moet Paulus tegen de Korinthiërs schrijven: Algemeen wordt er bij u van gesproken. dat er hoererij voorkomt en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet voorkomt (1 Kor. 05:01).
Toch roemt men dan nog, roept Halleluja, zingt Maranatha-liederen, doch deze roem deugt niet. Want een weinig zuurdeeg, zegt Paulus, maakt het hele deeg zuur. (1 Kor. 05:06-07).
Het is niet te verwonderen, dat waar men zo’n lichtzinnig vertrouwelijke houding met de allerheiligste dingen gewend is. en het zo gewoon vindt, dat God spreekt, men ook op andere punten de grenzen van het heilige niet ontziet. Zo kwam men in Korinthe dronken aan het Avondmaal (1 Kor. 11:21). Dan kent men geen wijding meer, komt altijd te laat, komt luidruchtig binnen onder het gebed en beschouwt het allerheiligste als zaken van het dagelijks leven.
Het zijn de jonge, eerlijke mensen, die deze onwaarachtigheid bij de ouderen bemerken. Zij zien het pijnlijke verschil tussen belijdenis en leven, het contrast tussen wat men zegt te bezitten en het gebrek aan kracht, dat steeds openbaar wordt. Het is hun een raadsel, hoe broeders zo over elkaar kunnen spreken en oordelen. Zij zien, dat het bij velen alles hol en voos is!
Zo leidt dit onvermijdelijk tot de laatste fase. Dit kan zijn een onverschillig zich afwenden van dat, wat eigen belijdenis zegt. Dan moet reeds Paulus in de Thessalonicenzenbrief schrijven: “Veracht de profetische gaven niet (1 Thess. 05:19). Deze teleurgestelde mensen treden dan uit en spreken met minachting over wat zij zagen en meemaakten.
Het kan ook leiden tot een eerlijk erkennen; wij bezitten de volheid van de Geest niet. Wij zijn arm, doodarm. Het zijn de zonden van ons en van onze vaderen, die ons beroofden van wat door Christus aan de gemeente is toegezegd (Mark. 16:16-18). Niet wat men in de gemeente ziet, doch wat Gods Woord belooft, wordt ons anker.
Dan is men niet meer hoogmoedig op vermeend bezit. Dan zoekt men de broeders in andere kringen en verblijdt zich als men daar ook vindt een erkennen van eigen onvolmaaktheid.
Dan is er die juiste gesteldheid van de ziel, waarin men met gebed en vasten naar de Heer gaat om een doop met vuur en kracht.
Zo kan een nieuwe opwekking worden geboren. Niet zoals de oude, want God repeteert Zichzelf nooit. Doch een nieuwe openbaring van kracht en volheid. Hier strekken weer velen in onze dagen met groot verlangen zich naar uit. Geve Christus aan Zijn gemeente allerwege een nieuwe, heerlijke vervulling met Zijn Geest, opdat we onberispelijk mogen zijn in de dag van Zijn wederkomst.
Br.
Contact per brief
Van een zuster ontvingen wij de volgende brief, die we in zijn geheel afdrukken.
Bidden
Het verbaasde mij, toen ik las hoe br. G. de H. te K. dacht over het bidden. Dat men zich aan het “Onze Vader” niet dood zal bidden, daar ben ik ook van overtuigd. Want het is een gebed waar we dagelijks genoeg aan kunnen hebben, als het niet misbruikt wordt.
Maar als we in grote nood zijn, als we moeten worstelen om het leven, niet om dit aardse leven, maar om het eeuwige leven, als een ziel gered moet worden, dan wordt het een strijden tussen God en satan, waar wij, door ons bidden, ook in betrokken worden. Dan wordt bidden zwaar werk en we kunnen er zwak van worden.
De drie jaren, die achter mij liggen, heb ik bidden geleerd. Mijn zoon was twee en een half jaar in concentratiekampen van Duitsland. Drie jaar lang heb ik voor hem gebeden. maar de tijd kwam, dat ik moest worstelen, ja, ik heb voor mijn God gekropen als een worm. Eerst moest ik mij zelf opnieuw aan Hem overgeven, met al mijn schuld. Toen heb ik geroepen om behoud van mijn kind, niet om zijn aardse leven alleen maar om het eeuwige leven bij Christus in het licht. En God gaf antwoord op mijn geschrei. Zelfs na zijn sterven gaf de Here mij te kennen, tot tweemaal toe. dat mijn zoon leefde.
Wat zijn Gods wegen wonderlijk. Toen ik de reis aanvaardde om hem te bezoeken, twijfelde ik geen ogenblik of ik zou hem terugzien. Maar toen ik na zes dagen aankwam, was hij juist begraven. Toen was er geen kracht meer in mij, maar de Here kwam mij te hulp. Hij nam mijn kind tot Zich, toen begreep ik, dat mijn zoon leefde.
Op mijn terugreis deed de Here mij een vriend ontmoeten, die met mijn zoon samen was geweest toen hij in Krakau ziek lag. Hij kon mij vertellen, wat ik zo gaarne wilde weten.
In een brief, die ik nog na zijn sterven ontving, schreef hij mij: “Moeder, wat de Here nu doet, weten wij niet, maar we zullen het na deze verstaan.”
Hoe heerlijk wel heeft de Here het gemaakt. Laten we bidden om de Heiligen Geest. Hij maakt ons indachtig hoe en wanneer we moeten bidden en laten we vooral voor onze kinderen bidden. Hoe vreselijk moet het zijn als er één van ons achter moet blijven als Christus komt. Een gebed om een mensenziel is een gebed naar Gods wil en Hij zal het zekerlijk verhoren, als we in Christus zelf gereinigd zijn van onze zonden.
Zr. H. W.-v.d.M.
Evangelisatie pakket teneinde onze traktaten sneller te verspreiden hebben wij een pakket samengesteld, waarbij U voor f. 10.- toegezonden krijgt:
100 traktaten “Het nachtelijk rumoer bij een gesloten feestzaal”,
100 traktaten “Er is geen andere weg”.
100 traktaten “De inwoning van Christus in ons hart’’.
Gratis krijgt u hierbij:
20 Evangeliën.
15 boekjes “Woorden van Troost” en 15 boekjes “God heeft gesproken”.
Wij verzending in volgorde van bestelling.
Verzoeke per postwissel te betalen na ontvangst van het pakket. Te bestellen aan:
Redactie “Kracht van Omhoog Bloemendaal
Dit is een brug! Youth for Crist.
Van de gelegenheid, dat dit blad in zee gaat, maken wij graag gebruik om even uiteen te zetten hoe de vork in de steel zit.
Binnen niet al te lange tijd zal Youth for Christ-Nederland uitkomen met een eigen maandblad. De voorbereidingen zijn al in een vergevorderd stadium en wij geloven, dat ook de tijd niet ver is, dat U maandelijks uw eigen orgaan in huis krijgt.
Het wordt een prettig en pittig blad met veel fotomateriaal.
Als overbrugging zullen we dit logboek een paar keer uitgeven.
We hopen, dat U onze mededelingen met plezier zult lezen. Wij lopen dan samen over deze brug de toekomst tegemoet en wij weten zeker, dat het een toekomst is vol geweldige mogelijkheden voor ons werk. God gaat ons voor; wij willen volgen.
Het dagelijks bestuur
Youth for Christ-Nederland
Youth for Christ Bulletin
Velen van U zullen zich afvragen: Wat gebeurt er met Youth for Christ? Die vraag willen we nu beantwoorden.
Van 1 Oktober tot 10 November hield het Amerikaanse team met Spencer de Jong, Don Devos en Doug Fisher een tournee door het land. We zullen die tijd niet spoedig vergeten! Steeds weer ontmoeten we nog jonge mensen, die toen de Heiland hebben gevonden.
Bij hun vertrek hebben onze Amerikaanse vrienden een (nog niet geheel voltallig) Landelijk Bestuur achtergelaten om de arbeid voort te zetten.
Wat heeft dat Bestuur nu gedaan?
Natuurlijk wilden we direct aan het werk: niet te veel praten, maar doen, volgens de spreuk, die boven een kippenhok te Barneveld hing: “Niet kakelen, maar eieren leggen!”
Best – maar hoe moesten we beginnen? Maar ergens naar een stad gaan en een grote bijeenkomst beleggen voor de jeugd? Akkoord – maar wie huurt de zaal en wie zorgt voor de publiciteit, voor ordecommissarissen en collectanten! Wie zal er spreken en wie musiceren? Over dat alles (en nog vee! meer) moest eerst geconfereerd worden – daar ontkwamen we niet aan. Dat is ook heel druk gebeurd, vooral in de eerste dagen.
Het was duidelijk: er moesten plaatselijke comités komen. Trouwens, die instructies hadden we ook van de Amerikanen gekregen.
Maar hoe moesten we aan zulke comités komen? Naar alle mogelijke plaatsen schrijven en mensen uitnodigen comités te vormen? Het zou soms goed kunnen gaan, maar je zou ook de gekste dingen kunnen beleven: je kon op die manier er ook absoluut ongeschikte krachten in halen, die. om maar wat te noemen, de hele beweging plaatselijk in de hand van één kerk of sekte zouden overleveren. Van het karakteristieke van Youth for Christ zou dan niet veel meer overblijven.
Neen, er zouden mensen van het Hoofdbestuur uit op stap moeten naar de verschillende plaatsen, mensen, die de bedoeling van Youth for Christ goed begrepen en bovenal de geest ervan aanvoelden. Zij zouden naar geschikte medewerkers moeten zoeken.
Maar waar en hoe moesten ze die medewerkers vinden? De instructies waren, dat er werkcomités moesten worden gevormd, liefst van jonge mensen (het is immers een werk door de jeugd en voor de jeugd) en daarachter adviescomités waarin predikanten en jeugdleiders zitting zouden hebben. Prachtig, maar hoe krijg je die mensen?
Dat was nog maar het begin. Er waren nóg meer vragen.
Hoe houden we dit werk op een werkelijk interkerkelijke basis? *
Hoe kunnen we voorkomen, dat dit een nieuwe vereniging naast de bestaande en buiten de kerk wordt?
Wat doen we met de Jongbekeerden? Als ze reeds kerkelijk aangesloten zijn, dan blijven ze hun eigen kerk bezoeken – best – maar wat met de geheel buitenkerkelijken
In hoeverre mogen we ons met de nazorg belasten?
Moet er niet een centraal punt zijn voor de organisatie, een kantoor? Waar dan? Hoe krijgen we dat!
Wat van een geestelijk centrum, een conferentieoord, retraite, een plaats, waar jonge medewerkers opgeleid kunnen worden om zielszorg te verrichten?
Hoe financieren we dit alles?
Moet Youth for Christ een vereniging of een stichting worden?
Hoe dikwijls moeten de rally’s worden gehouden? Evenals in Amerika elke week? En altijd op Zaterdagavond ook 7
Welke liederen moeten worden gezongen?
Moet er een eigen blad komen en hoe moet dat eruit zien?
Dat zijn enkele van de vele vragen. We zullen u er niet verder mee vermoeien. U voelt wel, dat het niet een kwestie was van: “Laten we het maar even gaan doen.”
Is er dan nog steeds niets praktisch gebeurd?
Zeer zeker wel! En we mogen zeggen, dat het werk boven verwachting goed gaat.
Terwijl onze Voorzitter contacten legde met vooraanstaande personen uit kerkelijke kringen en plannen uitbroedde (in overleg met Corrie ten Boom) om te komen tot een geestelijk centrum; terwijl Ds. Barkey Wolf zich toelegde op het schrijven van een brochure over de Youth for Christ (die hopelijk binnenkort verschijnen zal) en het samenstellen van een eigen liederbundel, gingen de heren Lugthart en Wilson op pad het land door om comités te vormen.
Onderwijl startten in December reeds in enkele plaatsen de Nederlandse rally’s, dankzij de activiteit van de plaatselijke medewerkers. Eerst in Schiedam, toen in Haarlem en de Haag. Het ging! De Nederlandse Youth for Christ draaide. Eerst wat zwak en er moest hier en daar wat bijgeschaafd worden, maar het ging toch en werd elke keer beter.
Op 1 Januari kwam de uitzending vanuit de Domkerk in Utrecht. Het verbaast ons steeds opnieuw hoeveel mensen daarnaar hebben geluisterd en welk een bekendheid de Youth for Christ daardoor heeft gekregen.
Toen kregen we in Januari een tournee. Een predikant uit Amerika. Ralph I. Cranston, die de Youth for Christ ginds had leren kennen, hoewel hij er niet officieel aan verbonden is, was op bezoek in Engeland en was direct bereid ook een gedeelte van zijn tijd voor Holland te geven. Besloten werd vooral de Noordelijke provincies, die de vorige keer wat verwaarloosd waren geworden, nu te bezoeken. Met een team, bestaande uit genoemde Cranston, Dick Lugthart (zangleider), Jan Hugo Smit (pianist). Henk Kroes (zanger) en Sidney Wilson (tolk) werden achtereenvolgens bezocht: Emmen, Veendam, Heerenveen, Sneek, Leeuwarden, Groningen. Deventer, Apeldoorn en Hilversum. Het is een triomftocht geworden – vele jonge mensen kwamen tot de Heiland!
Mr. Cranston zei nog nimmer zulk een gezegend tournee te hebben meegemaakt. Veel hebben we ook in die tijd geleerd. Elke rally werd na afloop kritisch bekeken om te zien waar verbeteringen aangebracht konden worden. Opbouwende kritiek van anderen werd ook zeer gewaardeerd. De laatste avonden verliepen dientengevolge ook belangrijk vlotter dan de eerste.
Rev. Cranston is nu weer vertrokken en we gaan verder. Ons voorlopig programma voor de eerstvolgende weken is als volgt:
20 Febr. Den Haag, Dierentuin
22 Febr. Almelo. Chr. Ver. Gebouw
27 Febr. Schiedam
1 Maart: Haarlem, Kloppersingelkerk
7 Maart Ede
14 Maart Santpoort, Ned. Herv. Kapel
In de volgende plaatsen hopen we op een nog nader te bepalen datum in Maart rally’s te houden: Amsterdam.
Hengelo, Enschede, Leiden, Nijmegen. Hilversum, Bussum, Dordrecht.
In April en vervolgens iedere maand, willen we in al deze plaatsen weer rally’s houden. Steeds komen er ook meer plaatsen bij.
Het organiseren van de comités is ook nog steeds in volle gang.
Nu iets over de nazorg. Dit zal voor het grootste deel aan de plaatselijke comités worden overgelaten. Wat wij momenteel wel doen is, na elke rally één nazorgramenkomst te houden, enkele dagen, hoogstens een week na de rally. (Tijdens de tournee in het Noorden konden wij dit niet altijd doen en hebben de nazorg meest aan de plaatselijke predikanten overgelaten).
Tevens ligt het in de bedoeling ook te komen tot het houden van voorbereidingssamenkomsten vóór de rally’s, om geschikte jonge mensen voor de verschillende taken te scholen.
Verder zullen ook zangkoren worden gevormd.
De moeilijkheid ligt hierin, dat dit alles niet ertoe leiden mag, dat een nieuwe vereniging wordt gevormd en de bestaande verenigingen verwaarloosd. Daarom wordt er met nadruk op gewezen, dat de jonge mensen deze bijeenkomsten niet mogen gaan beschouwen als bijeenkomsten van een vereniging, een gezellige avond of iets dergelijks, doch dat zij slechts bijeenkomen als Werkers om zich voor te bereiden op de rally’s of om in eigen vereniging beter werk te kunnen doen. Het samenkomen moet niet het doel doch slechts een middel zijn. Het doel ligt verder. We moeten middelpuntvliedend en niet middelpuntzoekend gaan denken.
Nog iets over de toekomst. Half Mei wordt het Amerikaanse team weer in het land verwacht. De bedoeling is een maand of zes weken hier, te werken en dan door te gaan naar Duitsland. Momenteel is men in Amerika druk bezig een grote inzameling te houden om in Duitsland reliëfwerk te kunnen doen naast de prediking van het Evangelie Laten wij in onze gebeden hier ook vooral achterstaan.
Hopelijk zullen wij U binnen enkele weken een tweede Logboek kunnen sturen met verdere mededelingen, zoals bijv. waar ons kantoor komt. e.d.
Sympathiseert U met dit werk? Ja, mogen wij dan op Uw medewerking in het gebed rekenen?
Sympathiseert U niet met dit werk en deze methoden? Verblijdt U er dan toch in, dat heel veel jonge mensen erdoor gegrepen zijn en gered van een leven in de zonde en dat nog veel meer zullen gegrepen worden. En bidt U ook mee, dat God ons in alles wijsheid zal schenken om naar Zijn wil te handelen. Ons doel is niet de beweging, die wij “Youth for Christ” noemen: ons doel is slechts, dat onze Here Jezus Christus verheerlijkt wordt daardoor, dat jonge mensen Hem als Heer en Heiland leren kennen. Misschien dat deze beweging als zodanig weer verdwijnt best mogelijk, maar Zijn Koninkrijk blijft in alle eeuwigheid.
En dat Koninkrijk is het, dat wij zoeken.
S. S. W.
Stormloop tegen het rijk van satan
Het wonder gebeurde. Hadden we ooit kunnen denken, dat de Amerikanen, die naar ons land kwamen, uitgelachen, tegengewerkt en geminacht door velen, het middel mochten zijn tot bekering van honderden jongens en meisjes in Nederland?
God deed een wonder. Een groot wonder! En we zijn Hem er zo dankbaar voor.
Was het een nieuw Evangelie dat Youth for Christ bracht? Nee! Was het de reclame die het deed? Nee! Het was het feit, dat mensen kwamen, die getuigden van een ervaring met Jezus Christus. We wisten genoeg, we waren theologisch genoeg, maar ’t is nieuw voor de doorsnee jongen of het doorsnee meisje in Holland, dat het Evangelie iets is. waar je wat aan merkt, iets, dat je leven verlost, en vult met onuitsprekelijke blijdschap. Dat de ontmoeting met Jezus Christus iets is. waar je niet van kunt zwijgen, een wondervolle ervaring, die in ’t geheel niet lijkt op de. stillevens” van lange gezichten en langdradig psalmgezang, die de meeste mensen met het Evangelie associëren.
Verleden week was ik in Haarlem op een bijeenkomst van Youth for Christ.
De oude muren van de Bakenesserkerk zullen geweldig geschrokken zijn van het geluid dat uit Ralph Cranstons saxofoon kwam. Ik had hem gezegd toch niet al te veel chromatische tierlantijntjes erbij te maken, maar hij kon het toch niet laten. Hij is nu eenmaal een Amerikaan’ Het liefst had hij ons ook nog onder het zingen in onze handen laten klappen!
Vóór hij begon te spreken hoorden we een interview. Joukje Hijlkema vertelde dat ze de Heiland gevonden had, dat ze nu wist dat Jezus werkelijk ook voor hóór gestorven was.
Toen br. Wilson vroeg, waar ze op school was. zei ze: “op ‘t Kennemer Lyceum Bloemendaal’. Achter me fluisterde toen iemand: “Nou, dié durft!” Joukje heeft het niet makkelijk op het Kennemer Lyceum, maar ze steekt het niet onder stoelen of banken, wat God aan haar leven gedaan heeft.
En God is machtig ook op het Kennemer Lyceum een opwekking te geven! Cranston sprak ons van de liefde van Jezus Christus, van de gave, die Hij ons te geven heeft, maar ook van de persoonlijke beslissing, vóór of tegen, ja of nee, behouden of verloren!
Velen gingen die avond naar huis als nieuwe mensen, die wisten, dat er een keerpunt in hun leven gekomen was!
Een jongen zei me: Die Youth for Christ, dat is nog eens wat? Daar zie je tenminste dat er iets gebéurt, als Christus in je leven komt. Nu ga ik niet weer naar m’n kerk; voortaan ben ik in de Youth for Christ!
Die jongen had het glad fout’ Ten eerste is de Youth for Christ geen kerk
en ten tweede: God geeft je het nieuwe leven om er iets mee te dóén. En niet meteen in Afrika, maar daar waar je plaats is, thuis, in je werk en niet minder in je kerk.
Neem je vrienden van de jeugdvereniging of van weet-ik- welke kerkelijke jeugdgroep van je eigen kerk méé naar de meetings, en tracht dan in je eigen kring op dezelfde wijze dóór te gaan.
Moeten we de anderen in onze kerk maar laten gaarkoken in hun vet, en zélf er tussen uitgaan? Nee, Youth for Christ wil wel de Nederlandse jeugd, óók de kerkelijke jeugd een kans geven!
We hebben kunnen zien dat heel veel van onze kerkelijke wijze van werken op een dood spoor uitkomt.
Enige tijd geleden hoorde ik van een jeugdgroep, die gratis bioscoopvoorstellingen gaf en toen een revue-avond, om op die manier nieuwe leden te trekken.
In de wereld van kerkelijke verenigingen kun je griezelige ervaringen opdoen van jongens en meisjes, die. met een sigaret in hun mond, achterover in een luie stoel de avond doorbrengen met over de Drie-eenheid te debatteren. Ja, er waren ook andere gevallen, er waren ook vurige, levende kringen,
Maar, laten we eens nagaan, hebben wij het in Nederland niet al te vaak verwacht van onze methodes, waren we niet heel gauw tevreden met ons clubje, in plaats van door voortdurend gebed en Bijbelstudie de wegen te openen’ om een machtige opwekking door de Heilige Geest!
God heeft grote dingen onder ons gedaan.
We willen er van getuigen en ik heb besloten om de redactie van ons blad om ruimte te vragen voor die getuigenissen.
We gaan dus een soort enquête houden.
Jullie vertelt, wat je hebt meegemaakt in en door de Youth for Christ. Je mag gerust je gedachten zeggen, ook als je dingen niet begrijpt, of het er niet helemaal mee eens bent.
Wees niet bang en vooral, wees niet lui!
Velen zijn te lui om hun pen op te nemen en te schrijven, maar we willen het doen voor elkaar, om ook elkaar er mee te helpen.
Tot de volgende keer! P. v. W.
(Brieven te richten aan de redactie: Noordlaan 11 te Bloemendaal).
Lied
Mijn Heiland, een lied voor U, voor U!
Mijn Jezus, niets gaat U te boven?
Mijn hart is zo vol van blijdschap nu,
Het wil en het moet U loven!
Geen schoonheid der aarde is schoner dan Gij,
Geen lente voller van leven.
Geen vriend ter wereld mij meer nabij.
Geen mens kan meer liefde mij geven.
Geen vreugd heeft ooit sterker mijn hart verblijd.
Geen glans kwam mij dieper doordringen:
Mijn Meester, mijn Vriend en mijn Koning zijt Gij’
En daarom moet ik U zingen!
Zijn leven geofferd
Het Zwitserse weekblad “Die Weltwoche” vertelt het volgende verhaal van een jong natuurkundige, die zich opofferde om zijn vrienden te redden.
In het atoomlaboratorium te Los Alamos dreigde door de nonchalance van een der medewerkers een kettingreactie te ontstaan. Slechts een bliksemsnel ingrijpen zou deze reactie kunnen verhinderen. Hij, die zich hiervoor beschikbaar zou pellen, was ten dode opgeschreven, daar hij met het gevaarlijke materiaal in aanraking moest komen.
Dc man, die zich opofferde, was een zekere Dr. Slotin, een Russische jood, die in zijn jeugd uit zijn vaderland gevlucht was voor de pogroms, in de Spaanse burgerkrijg tegen de fascisten vocht en in de oorlog door de Amerikanen in dienst werd genomen voor het verrichten van atoomonderzoekingen. Hij behoorde tot diegenen, die, ontzet over de uitwerking van de bom op Hiroshima, de geleerden opriepen zich te organiseren teneinde weerstand te kunnen bieden tegen het misbruik, dat van hun arbeid gemaakt werd.
Nadat Slotin de kettingreactie verhinderd had en binnen het bereid der dodelijke stralen was geweest, begaf hij zich lachend en schijnbaar ongekwetst naar het ziekenhuis. Gedurende zijn langzame doodsstrijd heeft hij actief geholpen bij het medische onderzoek van zijn atoomziekte.
Dr. Slotin is de enige mens op wie men tot nu toe de uitwerking der radiumvergiftiging van het begin tot het eind heeft kunnen bestuderen.
Dit verhaal getuigt van een grote heldenmoed. Vele medewerkers van Dr. Slotin hebben ongetwijfeld die avond met dankbaarheid gedacht aan hem, die, Zich opofferde om hun Leven te redden.
Velen verkeren, zonder dat ze dit bewust zijn, in nog groter gevaar. Het gevaar van deze kettingreactie was slechts tijdelijk, doch er is een eeuwig gevaar: het is, dat wij aangetast zijn door de vreselijke ziekte, die de Bijbel de Zonde noemt. De zonde verwoest menigmaal reeds in jonge levens al wat schoon en edel is. Sommigen vechten er tegen, omdat ze goed en rein willen zijn, doch anderen hebben de strijd reeds opgegeven. Deze ziekte is een steeds voortgaand proces van verwording. En ondanks al onze pogingen merken we dat we niet opschieten. Onder een vrolijke glimlach, onder onze zang en gelach verbergen we deze onrust.
Doch dezelfde Bijbel, die zo scherp ons de zonde aanwijst: leugen, onreinheid, hoogmoed, oneerlijkheid, wijst ons ook op die Held, die in grote liefde Zich opofferde om ons te behouden. . .
Hij heeft aan het kruis van Golgotha in een vreselijk lijden de gevolgen van de zonden der wereld gedragen.
Opdat wij allen, jij en ik, behouden zouden worden. Er is één onderscheid tussen de daad van Dr. Slotin en het offer van Christus.
In dat laboratorium werd geen voorwaarde gesteld; ieder werd gered, of hij wilde of niet.
Doch Jezus Christus vraagt je of je gered wilt worden.
Ieder, die wil, ieder die ‘ja’ zegt tegen Jezus, is voor eeuwig gered. Eenieder, die in Hem gelooft, zal niet verderven, doch het eeuwige leven hebben.
Maar wie de uitnodiging van Jezus minachtend van zich wijst, wie spreekt over valse opwinding en dwaasheid – op hém blijft de toorn Gods.
Hij gaat onherroepelijk aan deze vreselijke ziekte ten onder.
Wil je gered worden? Buig je knieën en vraag aan Jezus of Hij je wil genezen.
Geloof in Jezus Christus en je zult zalig worden.
Br.
Korte getuigenissen
In een van de Noordelijke steden kwamen op een rally drie jonge politieke delinquenten tot de Heiland. Zij waren vroeger bij de “Wehrwolf” aangesloten.
Op een rally, tijdens de tournee van Rev. Cranston in ons land, kwam een journalist tot overgave. Geen wonder, dat de volgende dag een enthousiast artikel in het plaatselijk blad stond!
Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom
Op de „Queen Elisabeth” is een groot dek voor de touristclass. Een ligstoel staat voor mij klaar en ik laat mij warm toestoppen, want het is koud, maar heerlijk, in die frisse zeebries over m’n gezicht. Voor mij zie ik de oneindige oceaan. Ik lig te mijmeren. Wat zijn de laatste weken vol geweest. Steeds meer spreekbeurten. Geen tijd voor treinreizen en dus, per vliegmachine van de ene stad naar de andere. Ik kwam terug op plaatsen, waar ik in het begin van de reis al geweest was. Het was al iets van thuis om vrienden terug te zien. Canada, Toronto, Ottawa en toen Holland Michigan. Hartelijk kwam een vriendin mij daar tegemoet en in genoeglijk plat-Amsterdams, nodigt ze; ‘Kom nou es gesjillig een bakkie koffie lebberen.’
In Grand Rapids sprak ik voor een grote High-school in ‘ een geweldige gehoorzaal. Toen het afgelopen was zongen de jonge meisjes en jongens: “God be with you till we meet again”. Onderwijl liepen zij de banken uit en naar hun klassen terug. Zij bleven zingen, als maar herhalend; “till we meet again – God be with you.” Het klonk boven en beneden, het klonk door het hele gebouw. Starend over de golven hoor ik het America zingen: “God be with you, till we meet again.”
Wat is er een band tussen Amerika en mij. Wat heb ik het er goed gehad. Wat een liefde, wat een vriendschap heb ik daar ondervonden? Wat heeft de Heer mij een heerlijk werk laten doen, aan duizenden het Evangelie brengend, ben ik van stad tot stad, van staat tot staat getrokken. Als ik terug zie. weet ik: het was moeilijk, ónmogelijk vaak, maar in Christus was ik overwinnaar. En het was ook onvergelijkelijk mooi. Het was een training, zoals weinigen ooit zullen ontvangen.
“Corrie, we are praying for you and Holland”. Dat is het terugkerend thema, wat ook in latere brieven herhaald wordt. We zullen samen werken en samen zullen we sterker staan dan alleen.
Ik heb Amerika lief gekregen, al begrijp ik het wonderlijke land niet. Ik zag er veel onbegrijpelijks, ook oppervlakkigs, maar ook een minderheid van biddende kinderen Gods, die een wereldblik hebben en een grote zendingsliefde. Zij begrijpen de roeping van Amerika en verwachten de oplossing van de wereldproblemen door de overwinning van Jezus Christus en Zijn spoedige wederkomst. Daarom heb ik vertrouwen in Amerika.
God zij met u, tot we elkaar weer ontmoeten.
Aan de lezers.
Laatste waarschuwing
Er zijn nog vele lezers, die het abonnementsgeld over Januari-Juli niet betaalden. Wij wachten nog veertien dagen en dan verzenden wij een postkwitantie, verhoogd met 25 cent incassokosten. Zend ons daarom zo spoedig mogelijk het abonnementsgeld van ƒ 2,- of ƒ 4,- voor het jaar 1947. U doet er ons een dienst mede.
N.B U stort op girorekening administratie “Kracht van Omhoog”.
Het leven en werk van Joh. Chr. Blumhardt door J. A. Schreuder (5)
Maar het loopt anders. Dadelijk – voorjaar 1837, hij is dan 31 jaar – krijgt hij een aanstelling als hulpprediker in Iptingen, een kleine gemeente van 790 zielen. Over de bijna 1 ½ jaar die nu volgen hebben we veel gegevens uit zijn Correspondentie met Doris.
Gemakkelijk heeft hij het er niet gehad. Er stond een dominee die niet tegen zijn taak opgewassen was, en die volkomen vereenzaamd in zijn gemeente leefde: Zündel tekent “zijn collega’s bijna tot een sage geworden, die kleine, tengere man met zilvergrijs haar, korte broek, zijden kousen, grote zilveren gespen op zijn schoenen, in kort gesneden jas zonder kraag, van voren hoog dicht geknoopt alles van grove stof”. Zijn gezin bestond uit acht leden, allen volwassen, die niets van de indringer wilden weten. Symbool van de geest, waarmee men hem ontving was de hond van de pastorie, die de nieuwe hulpprediker woedend tegemoet blafte, zodat hij het huis niet durfde naderen. Ja, Blumhardt was bang voor honden. Gelukkig heeft de dominee vrouw zich toen over hem ontfermd en hem veilig binnengeloodst.
Een diepe kloof was er tussen de pastorie en de gemeente, waar het kerkelijk lang niet in orde was. Een groep had zich afgescheiden, de z.g. “separatisten”, flinke, vrome mannen, maar star en zelfbewust. Diep keken ze neer op de kerk, wegens de fouten die daar heersten; kerkgaan was voor hen zondigen. De mensen verdeeld, de jeugd verwilderd, de zielszorg verwaarloosd: ziedaar de ruïne van een gemeente, waar Blumhardt moest gaan werken, na de heerlijke jaren in Bazel. Wonen zou hij in de pastorie, waar hij als een dwarskijker ontvangen werd. Veel deemoed en tact was voor dit alles nodig.
Zijn werk is hier veel zelfstandiger dan in Dürmenz; daar was hij bovendien beginneling. terwijl hij nu rijke leerjaren achter zich heeft. Trouw laat hij Doris in lange brieven zijn vreugde, moeiten en hoop mee beleven. Na een dag, dat zijn drift hem in allerlei onrust heeft gebracht, waar psalm 131 hem uit bevrijdde, schrijft hij haar; “als je de dingen, die je in onrust brengen, samen bespreekt word je rustiger, meer overgegeven en nuchter, en kun je elkaar ook de zachtmoedigheid van Christus voorhouden. Die wil ik leren bezitten, en daarbij moet jij me ook voor jouw deel helpen. Daarmee lokte de Heiland de mensen tot Zich, daarop beriep Hij zich. En die zachtmoedigheid moet ook het voornaamste werktuig van de zielzorger zijn bij de omgang met zondaren: natuurlijk niet alleen maar in uiterlijke zachtzinnigheid, maar die verborgene innerlijke, die ook zachtmoedig voelt en denkt, ver van dat laaiende opvliegen.”
Door deze liefde wint hij de Iptingers, ook de separatisten, van wie er verschillende in geen dertig jaar in de kerk waren geweest. Hij deed bij hen huisbezoek, alsof er geen splitsing in de gemeente was. Al gauw kwamen er één of twee in de kerk; de Zondag daarop stond er een groepje op eerbiedigen afstand van de preekstoel, namelijk bij de openstaande kerkdeuren, buiten, de preek af te luisteren. Wat zal Blumhardt gedacht en zich heilig geamuseerd hebben. Iedere Zondag kwamen ze, letterlijk en figuurlijk, een eindje dichterbij, totdat ze tenslotte allemaal op een rijtje onder de kansel zaten.
Zo groeit het, maar het verblindt hem niet. Het is hem om een doorbraak te doen, en niet om een volle kerk. “Hoe velen zijn er alleen maar aangeboord, zal ik maar zeggen; maar tranen van boete en van vreugde om het volgen van Jezus vloeien er nog niet. Ik heb gemeend, dat er al heel wat gebeurd was, maar ik merk nu wel, dat er nauwelijks iets begonnen is. en er slechts in enkele dorstende zielen het eigenlijke vuur van de Heiligen Geest brandt.’
We moeten niet denken, dat de ploeg, waar deze man de hand aan had geslagen, altijd maar dadelijk rechte voren trok. Met de catechisatie voorbeeld ging het scheef: hij kon geen orde houden. De kinderen waren lastig en rumoerig. Hier kon de vrucht pas na lang wachten geplukt worden. In de gemeente ook ondervond hij veel teleurstelling. De deuren bleven dicht, die van de pastorie in de eerste plaats.
(Wordt vervolgd)
Dagelijks brood
Zondag 23 Februari.
Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof in Zijn bloed, (Rom. 03:25).
Zoals het verzoendeksel in het Heilige der Heiligen voor God was geplaatst om door de besprenging met het bloed de verzoening der zonden mogelijk te maken, zo is Christus voor God gesteld. Doch terwijl de ark in het verborgen stond, ver van het volk, heeft Christus openlijk voor de gehele wereld zijn bloed gegeven. Wat bij Israël beeld was is nu werkelijkheid. Door Zijn bloed is Christus het zoen-middel geworden.
Velen spreken in onze dagen met minachting over de verzoening door het bloed. Doch Gods Woord leert: Zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving (Heb. 09:22).
We behoeven geen vergeving te verwerven, geen betaling is mogelijk, we behoeven slechts te geloven dat alles door Christus voor ons is volbracht. Wie gelooft in Jezus Christus is behouden.
Lezen: (Heb. 09:01-10.
Maandag 24 Februari.
Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in Zijn bloed, om Zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden. (Rom. 03:25).
Indien God de zonden, die voor Christus’ offer waren geschied, door de vingers had gezien, zou Hij dan nog een rechtvaardig God mogen heten? Doch nu heeft Hij Zijn Zoon gegeven om voor de zonden aller eeuwen te sterven.
Aan het kruis van Golgotha wordt Gods rechtvaardigheid voor ieder openbaar. Zijn haat tegen alle zonden blijkt in de straf, die Zijn zoon moest dragen. Er is slechts vrijspraak voor ons verkregen tegen de kostelijkste betaling, n.l. het bloed van Zijn Zoon, Jezus Christus.
Doch tevens is hier Gods liefde en geduld voor de mens openbaar geworden, die in het Oude Testament slechts bleek uit een tijdelijk voorbijzien van de zonden, een verschuiven van de straf. Aan het kruis ontmoeten de gerechtigheid en de vrede Gods elkander. Hebben wij reeds ernst gemaakt deze gerechtigheid en deze liefde Gods?
Lezen: Psalm 85.
Dinsdag 25 Februari.
Zodat Hij zelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is. (Rom. 03:26)
Een rechter, die een misdadiger als een rechtvaardige vrijspreekt, kan hij nog rechtvaardig heten? Toch staat hier duidelijk, dat niet in de eerste plaats Gods liefde, doch dat Zijn rechtvaardigheid getoond is, toen Hij zondaren rechtvaardig verklaarde. Hoe kan dat? Dit is alleen mogelijk, doordat de volle straf gedragen is door Christus. Wij, die één zijn met Hem als met ons Hoofd, delen nu in Zijn rechtvaardigheid, zoals we deelden in de vloek van Adam. God is ten volle voldaan en Hij kan nooit, omdat Hij rechtvaardig is, een zondaar verdoemen, die door het geloof met Christus verenigd is. Zo is Gods rechtvaardigheid, die eerst de oorzaak was van onze ellende en helleangst, nu de grond geworden van onze eeuwige vrede en vreugde. Laat ons ten volle vertrouwen op deze vaste grond van onze verlossing
Lezen: (Ps. 071:015-024).
Woensdag 26 Februari.
Waar blijft het roemen dan? (Rom. 03:27).
Daar onze rechtvaardigheid geheel van God uitgaat en geen enkele steun vindt in onze daden, daar is het duidelijk, dat het roemen geheel is uitgesloten. Zo min als de bedelaar trots kan zijn op de hand, waarmee hij de vorstelijke gift in ontvangst nam, zomin kunnen wij ooit roemen op ons geloof. Zo heeft God onze onmacht en zwakheid doen medewerken om Zijn eer groter te maken. Want tot in alle eeuwigheid zullen we Hem prijzen, omdat het alles uit Hem eeuwigheid zuilen wc Hem prijzen, omdat het alles uit en tot Hem is en wij uit genade zalig werden. Laten we nu reeds in blijdschap en vertrouwen leven tot Zijn eer en ons slechts beroemen in de Here.
Lezen: (2 Kor. 12:06-10).
Donderdag 27 Februari.
Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet, veeleer bevestigen wij de wet. (Rom. 03:31).
Een wettische Jood zou zich kunnen verbeelden, dat hij de wet eerde en dat Paulus hem minachtend terzijde schoof. Doch juist het tegendeel is waar. Immers wie zonder geloof tot de wet komt, wordt, ondanks zijn beste voornemens en ernstige poging, een overtreder en verbreker der wet. De wet eist gerechtigheid, doch geeft ze niet. Doch wie door geloof deel kreeg aan gerechtigheid van Christus, wordt een dader der wet. Immers, de wet wordt slechts door de liefde, die door de Geest in onze harten is uitgestort, volbracht. Alleen het geloof geeft de mogelijkheid de wet te vervullen
Lezen: (Kol. 02:06-14.
Vrijdag 28 Februari.
Want indien Abraham uit werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem, maar niet bij God. (Rom. 04:02).
Voor de Joden was Abraham het lichtende voorbeeld. Hoe is hij een rechtvaardige geworden? Is hij door zijn gehoorzaamheid, trouw en standvastigheid, dus door zijn werken, een vriend Gods geworden? Om deze werken kan hij door mensen geprezen worden. Doch in Gods oog is dit alles onvolkomen. Menselijke roem berust op vergelijking met menselijke daden. Doch God meet met een absolute maatstaf. In Zijn oog zijn zelfs de hemelen niet zuiver (Job 15:15). Neen, een vriend Gods kon Abraham slechts heten omdat hij door het geloof van verre Christus’ gerechtigheid heeft gezien en omhelst. Ook Paulus had deze grote les geleerd. Alles, waai op hij zich had kunnen beroemen, had hij leren zien als vuilnis, vergeleken met de uitnemende gave van de gerechtigheid door het geloof in Jezus Christus.
Lezen: (Filip. 03:03-14.
Zaterdag 1 Maart.
Want wat zegt de Schrift 7 Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. (Rom. 04:03).
Abraham geloofde, dat God zijn beloften zou waar maken en niet kon breken. Groter eer kunnen we God niet geven, dan dat we volkomen vertrouwen in Zijn belofte stellen en dwars tenen alle moeilijkheden op Zijn woord vertrouwen.
Als Jacobus spreekt over de werken waardoor Abraham is gerechtvaardigd (Jak. 02:21) dan wil hij daarmee enkel zeggen, dat het geloof uit zijn werken bleek een waar geloof te zijn. Geloof, dat geen werken voortbrengt, is dood.
Doch niet de vruchten van het geloof, doch het geloof zelf heeft God hem toegerekend tot gerechtigheid, immers, door dit geloof kreeg hij deel aan Christus’ gerechtigheid.
Niet uw gebeden, niet uw Bijbellezen of uw kerkgaan, doch enkel het simpele geloof, dat God Zijn woord ook aan u zal bevestigen, doet u een vriend van God zijn. Hebben we een vast en blij vertrouwen, dat God zijn beloften aan ons zal waar maken?
Lezen: (Gal. 03:05-14).