Beeldverklaring Openbaring

Introductie tekst over deze pagina

Beeldverklaring Openbaring

Over het boek Openbaring. Destijds, rond het jaar 1972,  in opdracht van Stichting Gemeentebouw samengesteld door o.a. de oudsten van de gemeente.

De oudstenraad bestond toen uit: Jan Boksem en Ina Boksem, Johan en Mijnie Overbeek, Akke Weeber, Truus van Kaam, Roel en Riek Schipper en Piet en Truus Weeber. Johan Overbeek heeft het leeuwenaandeel van deze beeldverklaring gedaan.

Br. Sjaak Rooze was in die tijd verbonden als voorganger aan de gemeente.

Gescand en in Word omgezet door Ruurd Visser, met toestemming van de voorzitter van de huidige Stichting Gemeentebouw ‘de Rank’. 2017

 

-Altaar

(Openb. 06:09; Openb. 14:18; Openb. 16:07) = mensheid, waarvoor Jezus gestorven is -brandofferaltaar- (Openb. 08:03; Openb. 09:13; Openb. 11:01) = Gemeente in haar lofprijzing en aanbidding.

-altaar gouden

– reukofferaltaar. Goud wijst op gelouterde zuiverheid.

-Amen

(Openb. 05:14) = het zal waar en zeker zijn.

(Openb. 19:04; Openb. 22:20) = uitdrukking van instemming en bevestiging.

(Openb. 22:14) = het zal zeker geschieden.

-Amen, de

(Openb. 03:14) = degene, in wie alles vast ligt, al het heil en al de heerlijkheid.

-Amethyst

(Openb. 21:20) = het twaalfde fundament van de stad Gods. Uitdrukking van de veelkleurige wijsheid Gods.

-Arend

(Openb. 04:07) = koning der vogels, vertegenwoordiger van een deel van de bezielde schepping.

(Openb. 08:13) = een der vier dieren, levende schepsels, die de bezielde schepping vertegenwoordigen.

(Openb. 12:14) = twee vleugels van de grote arend: Het word Gods en de Heilige Geest.

-Ark

(Openb. 11:19) – Jezus Christus

 

-Babel

(Openb. 14:08; Openb. 16:19) = Valse kerk

(Openb. 17:05 = een geheimenis: Haar wezen is verborgen onder schijn. Moeder van de hoeren: Zij brengt alle dwalingen en leringen van boze geesten voort.

-Bazuin

(Openb. 08:07) = signalen, die zeven episode van de grote verdrukking aangeven, die hun volheid vinden in de eindtijd.

-Bek van de paarden

(Openb. 09:17 = hun woord = valse leringen. (vuur, rook en zwavel)

-Bek van de draak en het beest

(Openb. 16:13) = hun woord = valse leringen. (drie onreine geesten als kikvorsen)

-Beest uit de afgrond

(Openb. 11:07) = beest uit de  zee = geest van de antichrist in de anti christelijke kerk.

-Beest uit de zee

(Openb. 13:01; Openb. 13:04; Openb. 13:06) = beest uit de afgrond = geest van de antichrist.

-Beest, het eerste

(Openb. 13:12) = beest uit de zee = geest van de antichrist.

-Beest, uit de aarde

(Openb. 13:11) = mens van vlees en bloed = antichrist.

-Beest, beeld van het

(Openb. 13:14; Openb. 14:03) = zijn gemeente, die volledig geoccultiseerd wordt. Vergelijk ware Gemeente = beeld van Jezus.

-Beest, beeld van het;

ontvangt een geest om te spreken.

(Openb. 13:15) = de gemeente van de antichrist wordt mondig gemaakt door de doop in de geest van de antichrist. Vergelijk de Gemeente van Jezus Christus, wordt mondig door de doop in de Heilige Geest.

(Openb. 15:02) = de antichrist en zijn gemeente in haar totale wezen.

-Berg

(Openb. 06:14) = geestelijke macht in het natuurlijke vlak.

(Openb. 06:15) = geestelijke machten.

-Berg, een grote

(Openb. 14:01) = een sterke macht.

-Berg, de berg Sion

(Openb. 14:01) = de Heilige Geest

(Openb. 16:20) = geestelijke machten. Eilanden zijn Bergen in de zee.

(Openb. 17:09) = gekroonde machten uit het rijk der duisternis.

(Openb. 21:10) = de Berg Sion als een beeld van de Heilige Geest.

-Bladeren

(Openb. 22:02) = ontplooiing der geestelijke gaven.

-Bliksemstralen

(Openb. 04:05) = de tekenen, die Gods oordelen in de onzienlijke wereld begeleiden.

(Openb. 08:05) = ontwrichting van het natuurlijke leven.

-Bloed

(Openb. 01:05; Openb. 05:09) = het natuurlijke of aardse leven van de mens; ook wel het leven van de natuurlijke of aardse mens.

(Openb. 06:10-12; Openb. 07:14) =  het natuurlijke leven,

(Openb. 08:07) = vermenging der machten met het natuurlijke leven,

(Openb. 08:08) = natuurlijk, aardsgericht.

(Openb. 11:06) = natuurlijk leven,

-Bloed, van het Lam

(Openb. 12:11) = verlossing, vergeving,

-Bloed, uit de persbak

(Openb. 14:20) = het natuurlijke leven degenereert.

Bloed, als van een dode

(Openb. 16:03) = ontbinding van het ziele- leven.

-Bloed, rivieren en waterbronnen werden

(Openb. 16:04-06) = de oorsprongen der leringen worden aards, vol van leugen.

-Bloed, dronken van het

(Openb. 17:06) = de martelaren zijn altijd in de kerk gevallen,

-Bloed, doordrenkte kleed

(Openb. 19:02) = het lijden en sterven van het Lam Gods.

-Boog

(Openb. 06:02) = geestelijke kracht, strijd­baarheid.

-Boom

(Openb. 07:03) = leiders in het geestelijke en het natuurlijke leven.

(Openb. 08:07) = leidende figuren in kerk en maatschappij,

(Openb. 09:04) = volwassen gelovigen.

-Boom, des levens

(Openb. 02:07 = Jezus Christus.

-Boekje

(Openb. 10:02; Openb. 10:09-10) = deel van de boekrol, n.l. het deel van het zevende zegel = ontsluiering van het geheimenis der Gemeente.

-Boekrol

(Openb. 05:01-02; Openb. 05:08) = het plan Gods met de ganse schepping.

(Openb. 06:14) = het inzicht in de hemelse of geestelijke zaken werd toege­sloten voor de natuurlijk ge­richte mensen.

-Bruid

(Openb. 21:09) = de gelovigen uit de gehele mensheid! verenigd in de Gemeente met Jezus.

-Bruiloft des Lams

(Openb. 19:07) = de volkomen geestelijke een­wording van het Lam, d.i. Christus met Zijn “vrouw” en de Vader. De Gemeente is de vrouw van Christus en sa­men vormen zij als “het lam” de bruid van God.

 

-Diamant

(Openb. 04:03) = onverbrekelijk; vast

(Openb. 04:05) = veel­kleurige weerkaatsing van Gods heerlijkheid,

(Openb. 21:11) = schitterend schoon,

(Openb. 21:18) = schoner dan het goud van de stad, onder druk gehard en gevormd, de 144.000 kwamen uit de grote verdrukking.

(Openb. 21:19) =  eerste fundament van de heilige stad.

-Dieren (de vier dieren, grondtekst, levende schepsels)

(Openb. 04:6; Openb. 04:08-09; Openb. 05:06; Openb. 05:08; Openb. 05:11; Openb. 05:14; Openb. 06:01-03; Openb. 06:06-08 Openb. 07:11; Openb. 14:03; Openb. 15:07; Openb. 19:04) = vertegenwoordigers der be­zielde schepping.

-Dood

(Openb. 02:10) = afgesneden van het leven in natuurlijke zin.

-Dood, de tweede

(Openb. 02:11; Openb. 20:06) = de poel des vuurs, concen­tratie en afgrendeling van boze machten,

(Openb. 02:23) = geestelijke dood = buiten of los van God.

-Dood, de zwarte

(Openb. 06:08) = occultisme.

(Openb. 09:06) = macht van zelfmoord.

(Openb. 11:05) = Abaddon – Apollyon.

(Openb. 18:08) = volkomen afsnijding van God.

(Openb. 20:13) = samen met de zee en het dodenrijk? Het religieuze leven der mensen, waarin zich ook de wetteloze en ont­bindende machten van de dood bevinden.

(Openb. 20:14; Openb. 21:04) =  de overste van de ontbindende machten van het dodenrijk, de afgrond in de zeef de schat­bewaarder van de duivel, satan is de overste van de machten der lucht.

-Donderslagen

(Openb. 04:05) = de tekenen, welke Gods oor­delen in de onzienlijke we­reld begeleiden, (Openb. 08:05) = ontwrichting van het natuur­lijke leven.

(Openb. 10:03-04) = geopenbaarde toorn van God.

(Openb. 11:19) = grote vrees en opschudding tengevolge van het verschijnen van de Zoon des mensen met macht en heerlijkheid.

(Openb. 16:18) = totale ontwrichting van het natuurlijke leven,

(Openb. 19:06) = de stem van God temidden van zijn volk.

-Draak

(Openb. 12:03-04; Openb. 12:07; Openb. 12:09; Openb. 12:13 Openb. 12:16; Openb. 12:17; Openb. 13:02; Openb. 13:04; Openb. 13:11; Openb. 16:13) = satan of duivel.

 

-Egypte

(Openb. 11:08) = slavernij, gebondenheid.

-Eiland

(Openb. 06:14; Openb. 16:20) = geestelijke macht in het religieuze of godsdienstige leven, een eiland is een berg in de zee.

-Eufraat

(Openb. 06:12; Openb. 09:14) = stroom van dwalingen, waar­mee Babel, de valse kerk, gevoed wordt.

-Engel

(Openb. 03:05; Openb. 05:11; Openb. 07:11; Openb. 12:07; Openb. 14:06-08; Openb. 14:09-10; Openb. 14:15; Openb. 14:18-19; Openb. 16:05; Openb. 21:12) = algemeen: Geesten in de onzienlijke wereld; onder te verdelen in heilige engelen Gods en onheilige engelen van satan, (Openb. 02:01; Openb. 02:08; Openb. 02:12; Openb. 02:18; Openb. 03:01; Openb. 03:07; Openb. 03:14; Openb. 08:02; Openb. 08:08; Openb. 08:10; Openb. 08:12-13; Openb. 09:01; Openb. 09:13; Openb. 11:15; Openb. 10:07; Openb. 15:01; Openb. 15:06-07; Openb. 17:01) = de vertegenwoordigers in de hemelse gewesten van de Ge­meente voor het aangezicht van God.

(Openb. 01:01; Openb. 05:02; Openb. 08:03; Openb. 10:01; Openb. 10:05; Openb. 10:08; Openb. 18:21; Openb. 19:17; Openb. 22:08) = de engel van Jezus Christus, een aartsengel, waarschijn­lijk Gabriël.

(Openb. 07:01-02; Openb. 09:14) = vorsten van het rijk der duisternis van satan, (Openb. 09:11) = de vorst van het rijk van de dood of het dodenrijk, (Openb. 12:07) = de strijdende engelen in de hemelse gewesten in dienst van God en de Gemeente.

 

-Fakkel

(Openb. 04:05) =zeven geesten Gods = beeld van de Heilige Geest in haar volheid en waarheid, (Openb. 08:10) = als een fakkel = vol activi­teit van leugen.

 

-Geheimenis

(Openb. 01:20; Openb. 10:07) = verborgen plan en de bouw en voltooiing van de Ge­meente .

(Openb. 17:05) = haar wezen is verborgen onder schijn.

(Openb. 17:07) = de ware aard van het wezen der valse kerk.

-Gewaad

(Openb. 01:13) = als een koning, niet meer aan de heupen omgord als een dienaar.

(Openb. 06:11) = de rechtvaardige daden der heiligen.

(Openb. 07:09; Openb. 07:14; Openb. 22:14) = bekleed met gerechtigheid, die berust op de schuldver­geving in Christus

-Gezwel

(Openb. 16:02; Openb. 16:11) = aantasting van geest, ziel en lichaam, wetteloosheid.

-Gezalfde

de heersende Gemeente.

-Gras

(Openb. 08:07 = de jeugd. (Openb. 09:04) = de kinderen der gelovigen.

-Goud

(Openb. 17:04) = geestelijke hoedanigheid,

(Openb. 18:12) = uitbeelding van de rijkdom, waar de begeerte in Babel naar uitgaat,

(Openb. 21:18) = de rechtvaardigen, die de stad vormen, heilig en rein

(Openb. 21:21) = heiligheid, gerechtigheid.

-Gouden altaar

(Openb. 09:13) = de Gemeente in haar lof­prijzing. Goud is gelou­terde zuiverheid.

-Hagel

(Openb. 08:07) = felheid, waarmee de machten toeslaan.

(Openb. 11:19) = een der beelden van de ver­schijnselen, die de zeven laatste plagen inluiden, zie ook (Openb. 08:07)

(Openb. 16:21) = verwoestende, keiharde wer­king van de machten der duisternis. Denk aan innerlijke ver­woesting.

-Hand

(Openb. 14:03; Openb. 14:09; Openb. 20:04) = werken, handelingen.

-Harmagedon of Armagedo

(Openb. 16:16) = herhaling van Megiddo, d.i. een berg, een beeld van de geest uit de afgrond, tegenstelling: Berg Sion= beeld van de Heilige Geest. Geestelijke veldslag tussen valse en ware kerk, waarbij de ware kerk overwint.

-Hart

(Openb. 02:23 = inwendige mens, geest. (Heb. 04:13)

(Openb. 17:17 = geïnspireerd in hun geest.

-Heidenen

(Openb. 02:26; Openb. 11:02; Openb. 12:05; Openb. 19:15) = ongelovigen, die door de­monen worden beïnvloed. Waar in dit verband dus ge­sproken wordt over heidenen wordt bedoeld de demonen, die de mens tot heiden maken.

-Hemel

(Openb. 03:12; Openb. 04:01; Openb. 05:03; Openb. 06:14; Openb. 10:04; Openb. 11:06; Openb. 11:12; Openb. 11:15-19; Openb. 12:01-03; Openb. 12:07; Openb. 12:08-10; Openb. 13:06; Openb. 13:13; Openb. 14:02; Openb. 14:13; Openb. 15:01; Openb. 15:05; Openb. 18:04-05; Openb. 19:11; Openb. 19:14; Openb. 20:09; Openb. 21:02; Openb. 21:10) = de onzienlijke wereld,

d.i. de niet zintuiglijk waarneembare wereld waar God is met zijn heilige engelen en de satan met zijn demonen. Hierin functioneert plaats, tijd noch afstand, zodat wij hier steeds te maken hebben met het heden. De hemel is geen plaats, maar een toestand.

-Hoer

(Openb. 17:01; Openb. 17:15 = de afvallige kerk, welke haar dieptepunt bereikt in de gemeente van de antichrist.

(Openb. 19:02) = BabyIon, de valse kerk,

waarover het oordeel van God wordt voltrokken door de antichristelijke kerk. Wie zich verzet wordt uitge­roeid. Hierbij zullen ook velen van het ware volk Gods gedood worden, de twee ge­tuigen uit hoofdstuk 1, deze zullen echter na 3 en 1/2 dag opstaan en op dat mo­ment, in een punt des tijds veranderd en opgenomen wor­den.

(Openb. 17:05) = haar wezen is verborgen onder schijn, (haar naam is geheimenis)

-Hoererij

(Openb. 02:21; Openb. 09:21) = overspel, in natuurlijke en geestelijke zin. In na­tuurlijke zins Gemeenschap met mannen zonder huwelijk. In geestelijke zin Gemeen­schap met andere geesten dan de Heilige Geest,

(Openb. 14:08; Openb. 17:02; Openb. 19:02) = de onreine gemeenschap met de boze machten.

-Hoorn

Hoorn = horen

(Openb. 05:06) = kracht, kennis en alwetend­heid, d.i. de Heilige Geest werkzaam in de Gemeente via de gaven des Geestes.

(Openb. 09:13) = het centrum van de ware Ge­meente.

(Openb. 12:03) = geestelijke krachten,

(Openb. 13:01; Openb. 01:11; Openb. 17:03; Openb. 17:07) = geestelijke kracht van de kerk van de antichrist,

(Openb. 13:11) = imitatie van Christus, het Lam heeft zeven horens d.i. de Heilige Geest in al zijn facetten, geestelijke gaven. Zie (Openb. 05:06)

(Openb. 17:12) = inspiratiebronnen van de tien koningen. Geestelijke demonische krachten, die zich in deze koningen manifesteren.

(Openb. 17:16) = de geestelijke krachten die de valse kerk zullen aftake­len en uiteindelijk zullen vernietigen.

-Hongersnood

(Openb. 18:08) = er is geen geestelijk voed­sel, het brood des levens, meer te krijgen,

 

-Jeruzalem

(Openb. 03:12) = de gelovigen aller tijden,

(Openb. 21:02; Openb. 21:10) = het volmaakte en één gewor­den volk Gods; de gehele nieuwe herstelde mensheid. Vgl. Heb. 11:10 en Ps. 087:003.

 

-Kandelaar

(Openb. 02:05 = lichtdrager, wanneer de “olie” des Geestes eruit is, geeft zij geen licht en is verwerpelijk.

-Kandelaar, zeven gouden

(Openb. 01:12; Openb. 01:20; Openb. 11:04) = de Gemeente van alle tijden in haar functie als licht­drager in de wereld, goud is zuiverheid, beeld van de Gemeente van de eindtijd. (Zach. 04:14)

-Kleed, klederen

(Openb. 03:04-06; Openb. 04:04) = hun, rechtvaardige, levens­wandel. Wit is zuiver, on­besmet.

(Openb. 03:18) = gerechtigheid. (Openb. 16:15; Openb. 19:13; Openb. 19:16) = het lijden en sterven van het Lam Gods.

-Koning

(Openb. 01:05) =degenen, die Christus voor God gekocht heeft en die door Hem gemaakt zijn tot een koninklijk priesterschap.

(Openb. 06:15) = machthebbers in de natuur­lijke godsdienstige wereld.

(Openb. 09:11) = Abaddon, Apollyon.

(Openb. 10:11) = kinderen des Koninkrijks, de machthebbers van de af­vallige kerk, de koningen van het rijk der duisternis inclusief de koning van de afgrond en de heersers der aarde.

(Openb. 16:12-14; Openb. 19:19) = de tien hoornen = Groot­vorsten, occultisten, uit het rijk der duisternis,

(Openb. 17:02) = machthebbers in het poli­tieke, wetenschappelijke leven, culturele leven.

(Openb. 17:10) = gekroonde machten uit het rijk der duisternis,

(Openb. 17:12) = onzienlijke, gekroonde machthebbers, die geïnspi­reerd worden door de geest van de Antichrist en die de heersende politieke systemen uitmaken.

(Openb. 17:18) = de toonaangevende personen in cultuur, wetenschap en , religie, de beheersers van het maatschappelijke en culturele leven.

-Kopen

(Openb. 03:18) = uitwisselen, geven en nemen.

(Openb. 05:09) = de prijs van het zoen­offer.

(Openb. 13:17) = deelname aan het maatschap­pelijke verkeer.

(Openb. 14:04) = vrijgekocht door het “bloed (het leven) van het Lam.

-Koppen

(Openb. 19:07; Openb. 19:17-19 = deze bepalen het wezen van de demonische machten.

(Openb. 12:03; Openb. 13:01; Openb. 17:03; Openb. 17:07) = dwalingen.

(Openb. 13:03) = de zesde: Het occultisme. In de middeleeuwen heerste er veel bijgeloof, heksen, spoken enz., maar ook het bijgeloof in de Roomse kerk, aflaten, en toverij in al­lerlei vormen. Bij de komst van de “Reformatie” kreeg het een gevoelige klap, naar het scheen, haast dodelijk.

(Openb. 17:09) = 7 koppen:

-1.heerszucht          (vijf zijn er gevallen)

-2.geweld    

-3.uiterlijk vertoon

-4.leergeesten        

-5.traditie    

-6. Occultisme

-7.oecumene

-8.occultisme = zesde kop.

-Kooplieden der aarde

(Openb. 18:03; Openb. 18:11; Openb. 18:15; Openb. 18:23 = degenen, met wie de valse kerk compromissen aangegaan is. Kopen is uitwisselen, geven en nemen.

-Krans

(Openb. 09:07) = imitatie, als….

(Openb. 12:01) = soort diadeem van twaalf sterren = de leer der apos­telen. Om het hoofd wil zeggen, daar zetelt het verstand.

-Kroon

(Openb. 02:10) = het eeuwige leven.

(Openb. 03:11) = het overwinningssymbool.

(Openb. 04:04) = het Woord Gods heeft in hen overwonnen.

(Openb. 04:10) = teruggave van de heerschap­pij aan degene die deze heeft verleend,

(Openb. 06:02; Openb. 12:03) = heerschappij,

(Openb. 13:01) = koninklijke macht, de 10 horens zijn ook 10 koningen, (Openb. 17:12) te weten grootvorsten in het occultisme,

(Openb. 14:14) = volmaakte heerschappij,

(Openb. 19:12) = vele kronen = de heerschap­pij vermenigvuldigd in de Zonen Gods.

-Kustvaarders

(Openb. 18:17) = mensen, die trachten het natuurlijke leven door het godsdienstige leven te be­palen en te onderhouden.

 

-Lam

(Openb. 05:06-08; Openb. 05:12-13; Openb. 06:01; Openb. 06:16; Openb. 07:09-10; Openb. 07:14; Openb. 07:17; Openb. 12:11; Openb. 13:18; Openb. 14:01; Openb. 14:04; Openb. 14:10; Openb. 15:03; Openb. 17:14; Openb. 19:07-09; Openb. 22:01-03; Openb. 21:09; Openb. 21:22-23; Openb. 21:27 = Jezus in Zijn volbrachte werk als plaatsvervangend lijder, optredend als de uitvoerder van het plan Gods om het te realiseren in en via de Gemeente.

-Leeuw

(Openb. 04:07) = een der vier vertegen­woordigers van de beziel­de schepping,

(Openb. 05:05 = Jezus naar Zijn menselijke oorsprong.

(Openb. 09:08 = tanden als van leeuwen = harde, wrede, verscheurende werking.

-Legerplaats

(Openb. 20:09 = de Gemeente.

-Licht

(Openb. 08:12 = het goede, de waarheid,

(Openb. 21:24; Openb. 22:05) = het schijnsel, of de af­straling van de Goddelijke heerlijkheid.

-Lijk

(Openb. 11:08-09) = lichamelijk dood.

 

-Naakt

(Openb. 16:15) = uit het lichaam getreden als een spiritistisch medium,

-Naam

(Openb. 02:17; Openb. 03:01; Openb. 03:12; Openb. 22:04) = de positie in de geestelijke wereld, welke nauw samen­hangt met de bijzondere roeping van de gelovige,

(Openb. 02:03; Openb. 02:13; Openb. 03:08; Openb. 14:01; Openb. 19:12-13; Openb. 19:16) = de positie en het wezen van Jezus Christus in de hemel en op de aarde,

(Openb. 06:08; Openb. 13:17; Openb. 14:11; Openb. 15:02; Openb. 17:03-05) = de positie en het wezen aan­duidend van een geestelijke macht.

(Openb. 13:08; Openb. 17:08; Openb. 20:15; Openb. 21:27) = de identiteit van de natuur­lijke mens.

(Openb. 21:12-14) = het wezen uitdrukkend van de toegangen tot de heilige Stad.

-Nieren

(Openb. 02:23 = de inwendige natuurlijke mens.

-Olijfboom

(Openb. 11:04) = beeld van de Gemeente van de eindtijd, vervuld van de reddende en verlossende kracht van de Heilige Geest.

-Onrein

(Openb. 21:27) = door demonen besmet, onder invloed van de duisternis staande.

-Ooft

(Openb. 18:14) = alles wat de aarde voort­brengt aan materiële en culturele schatten zoals b.v. theologie, gebouwen, koren, liturgieën, concilies, synoden, kerkordeningen.

 

-Oog, als een vuurvlam

(Openb. 01:14) = vol van de Heilige Geest,

-Oog, ogen van voren en van achteren

(Openb. 04:06) = verbondenheid met de toe­komst en met het verleden.

 

-Linnen, kleed

(Openb. 15:06) = priesterschap.

(Openb. 18:12; Openb. 18:16) = een der begeerlijkheden of rijkdommen en schatten der aarde.

-Loon

(Openb. 11:18; Openb. 22:12) = eeuwig leven in het nieuwe Jeruzalem, de stad Gods.

 

-Maagdelijk

(Openb. 14:04) = trouw gebleven aan haar Heer. onberispelijk, onbesmet.

-Maaltijd

(Openb. 03:20) = gemeenschap en geestelijke verkwikking.

(Openb. 19:17) = de maaltijd Gods – de ont­bindende machten van het rijk der duisternis nemen bezit van de lichamen die door de geesten van de men­sen, die behoren tot de anti­christelijke kerk, zijn ver­laten.

-Maan

(Openb. 06:12; Openb. 08:12) = beeld van Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, de afstraling van het wezen van God.

-Manna

Manna = geestelijk voedsel? hemels brood.

-Meetstok

(Openb. 21:15; Openb. 11:01) = de maat van de volle wasdom van Jezus Christus.

-Mensenmaat

(Openb. 21:17) = de maat van de volkomen mens Jezus Christus, waar­mee de engel te werk gaat.

-Merkteken

(Openb. 13:16) = gedoopt zijn met vervuld zijn van.

-Morgenster

(Openb. 02:28 = de gelijkvormigheid aan Jezus.

Openb. 22:16 = Jezus Christus.

(Openb. 05:06) = kennis en alwetendheid van de Heilige Geest werkzaam door Christus in de Ge­meente.

(Openb. 04:08) – rondom en van binnen – verwachting tot volledig herstel naar de in- en uitwendige mens.

 

-Paard

(Openb. 06:02; Openb. 06:04-05; Openb. 06:07; Openb. 19:18; Openb. 09:07; Openb. 09:17-19 = geestelijke macht.

-Paard, wit

(Openb. 06:02 = de Heilige Geest

Paard, ruiter

(Openb. 19:11; Openb. 19:14; Openb. 19:19-21 = het Woord Gods.

-Paard, rossig, ruiter

(Openb. 06:04 = dwaalgeest.

dwaalleer, die twist en verdeeldheid teweeg brengt. De vrede wordt weggenomen,

-Paard, zwart

(Openb. 06:05 = veroorzaker van geeste­lijke honger naar het Woord Gods.

Ruiter = Gods Woord wordt wegge­nomen. Schaarsheid der waarheid,

-Paard, vaal

(Openb. 06:07 = geestelijk dood.

Ruiter = de dwalingen die tot de geestelijke dood voeren.

-Palmtak

(Openb. 07:09 = hulde, lofzegging. (Joh. 12:16)

-Paradijs

(Openb. 02:07 = de voltooide Gemeente van Jezus Christus, (2 Kor. 12:04)

-Poel des vuurs

(Openb. 19:20; Openb. 20:10; Openb. 20:14-15; Openb. 21:08) = toestand, waarin de mach­ten samen worden gecon­centreerd en voor eeuwig afgegrendeld.

-Poorten

(Openb. 21:12; Openb. 21:21; Openb. 21:25; Openb. 22:14) = toegangen tot de stad Gods.

-Purper

(Openb. 17:04) = aardse macht en rijkdom.

(Openb. 18:12) = zij vergadert geen schatten in de hemel, maar wel op de aarde.

-Regenboog

(Openb. 04:03) =Gods eeuwig verbond van genade en trouw,

(Openb. 10:01) = het nieuwe verbond in Christus Jezus.

-Riet

(Openb. 11:01) = maat van de wasdom van de volheid van Jezus Christus.

-Rivier

(Openb. 08:10) = stromingen, leringen.

(Openb. 09:14; Openb. 16:12) = Eufraat = stroom van dwa­lingen, waarmee Babel, valse kerk, gevoed wordt,

(Openb. 16:04) = oorsprongen van en de le­ringen zelf worden aards, vol van leugen,

(Openb. 22:01) = de leer van de Heilige Geest = de leer der waar­heid.

-Rook

(Openb. 09:02-03; Openb. 09:18) = onzuiverheid, verstikkend,

(Openb. 14:11) = lastering tegen God.

(Openb. 18:09) = de verschrikkelijke ge­volgen van de ondergang van de valse kerk.

(Openb. 19:03) = haar overgave aan de mach­ten der duisternis met hun verstikkende werking.

-Rook, van het reukwerk

(Openb. 08:04 = lofprijzing der verlosten,

-Rossig

(Openb. 06:04; Openb. 09:17) = vuur = demonisch.

-Scharlaken

(Openb. 17:04; Openb. 18:12) = aardse macht en rijkdom.

-Sikkel

(Openb. 14:15) = het oordeel, de scheiding.

-Sleutel, de sleutel Davids

(Openb. 03:07) = de sleutel van het huis van David; d.i. het Ko­ninkrijk Gods.  (Jes. 22:22) Sleutel is kennis,

-Sleutel van dood en dodenrijk

(Openb. 01:18 =de macht om het dodenrijk toe te sluiten voor de gelovigen.

-Sleutel, van de afgrond

(Openb. 20:01) = de macht om het dodenrijk te ontsluiten,

-Sleutel, van de put van de afgrond

(Openb. 09:01) = spiritisme.

-Smaragd, regenboog

(Openb. 04:03) = Gods eeuwig verbond van genade en trouw.

(Openb. 21:19) = het vierde fundament.

-Sodom

(Openb. 11:08) = levensterrein van on­natuurlijke verhoudingen.

-Sprinkhaan

(Openb. 09:03; Openb. 09:07) = macht uit het dodenrijk of de afgrond? bewerkt depressies en zelfmoord­gedachten.

-Staart

(Openb. 09:10) = nawerking, geestelijke pijniging.

(Openb. 12:04) = valse profeet, (antichrist)

-Stad, de heilige

(Openb. 11:02) = het zogenaamde “christe­lijke erf”.

-Stad, de grote

(Openb. 11:08) = de grote gemeente van de valse kerk, waarin plaats is voor Sodom,  onnatuur­lijke verhoudingen en voor Egypte, slavernij en gebondenheid.

(Openb. 14:20) = de gemeenschap der gelo­vigen.

(Openb. 16:19; Openb. 17:18; Openb. 18:10; Openb. 18:16-18; Openb. 18:21) = de valse kerk.

-Stad, de geliefde

(Openb. 20:09; Openb. 21:12) de herstelde, gelovige mensheid, die het nieuwe Jeruzalem vormt in het duizendjarig rijk.

-Stad, de heilige

(Openb. 21:02; Openb. 21:14-16; Openb. 21:19) = de gehele herstelde gelo­vige mensheid.

-Staf

(Openb. 02:27) = het Woord Gods.

(Openb. 11:01) = de maat van de wasdom der volheid van Jezus Christus.

-Steen, witte

(Openb. 02:17 = vrijspraak van schuld.

-Ster, zeven sterren

(Openb. 01:16; Openb. 01:20; Openb. 02:01) = de engelen der Gemeente van alle eeuwen, (Openb. 06:13; Openb. 12:04) = boze geesten, die heer­schappij voeren in de onzienlijke wereld, (Openb. 08:10-11) = een machtige dwaalgeest. (2 Thess. 02:11)

(Openb. 08:12 = engelen.

(Openb. 09:01 = macht van het occultisme,

-Ster, twaalf

(Openb. 12:01) = leer der apostelen.

-Sterven

(Openb. 02:23; Openb. 08:09-11; Openb. 09:06; Openb. 14:13) = los van God komen. De geestelijke dood sterven, natuurlijke dood sterven.

-Stroom

(Openb. 12:15-16) = valse lering en haar zuigkracht.

 

-Tempel, algemeen

(Openb. 03:12; Openb. 07:15; Openb. 11:01; Openb. 11:19; Openb. 14:05; Openb. 15:05-06; Openb. 15:08; Openb. 16:01; Openb. 16:17; Openb. 21:22) = het huis waarin God woont. De Gemeente in de onmiddellijke nabijheid van en in de gemeenschap met God. Deze gemeenschap vindt plaats in de hemel, d.i. de onzienlijke wereld in en om ons.

-Tent, van God

(Openb. 07:15; Openb. 13:06) = de Gemeente van God op aarde.

(Openb. 15:05) = de Gemeente , waar de ark der getuigenis, Jezus Christus, en de wet des geestes in is.

(Openb. 21:03) = de Gemeente Gods in de heilige stad. God woont nu in de Gemeente, maar bij de volkeren van het nieuwe Jeruzalem.

-Tijd, tijd, tijd en een halve tijd

= 1260 dagen = 3 en 1/2 jaar = 42 maanden = de helft van zeven = beeld van de ontwikkelingstijd die nodig is om tot volheid te komen. Zie ook de tijd van de doop van Jezus Christus tot aan Zijn kruisiging. Deze beelden geven dus steeds perioden aan die hun volheid vinden in de grote verdrukking van de eindtijd.

-Toorn

(Openb. 06:16; Openb. 07:17) = overlevering aan de mach­ten der duisternis,

(Openb. 11:18) = zondvloed van vuur, demonie.

(Openb. 14:10) = het eerste wee, (de zeven laatste plagen)

(Openb. 16:19) = het oordeel over de grote hoer, de valse kerk (Openb. 17:01).

-Troon, van God

(Openb. 01:04; Openb. 04:02-05; Openb. 04:10; Openb. 05:01; Openb. 05:07; Openb. 05:11-13; Openb. 06:16; Openb. 07:09-11; Openb. 07:15; Openb. 08:03; Openb. 12:05; Openb. 14:03; Openb. 16:17; Openb. 19:04-05; Openb. 20:11-12; Openb. 21:05; Openb. 22:01-03) = autoriteit, macht, heer­schappij van God.

-Troon, van het beest

(Openb. 16:10) = de macht van het “beest,

-Troon, de zonen Gods

(Openb. 20:04) = de zonen Gods, die een heersende positie in gaan nemen.

-Troon, van satan

(Openb. 02:13) = de directe en indirecte heerschappij van de boze via de afgodendienst aan de afgod Asclepius.

-Troon, in de

(Openb. 05:06 = in het centrum van de heer­schappij Gods. voor God

-Troon, staande voor

(Openb. 01:04; Openb. 04:10; Openb. 07:09) = staande om Zijn wil uit te voeren d.m.v. de Gemeente,

(Openb. 07:15) = zich nog op aarde be­vindend. (Openb. 14:03) = nog niet opgenomen, (Openb. 20:12) = zij zijn verrezen, op­gestaan.

 

-Valse profeet

(Openb. 16:13; Openb. 19:20; Openb. 20:10) = tegenbeeld van Jezus Christus; de antichrist.

-Verbranden

(Openb. 08:07; Openb. 17:16) = onder de directe invloed van satan komen.

-Verzegelen, aan het voorhoofd

(Openb. 07:03-04) = voorzien worden van een merkteken of kenteken. Het merkteken van Jezus Christus is de doop in de Heilige Geest,

-Verzegelen, een boek

(Openb. 10:04) = aan de openbaarheid ont­trekken, ontoegankelijk maken; het geheimenis be­waren.

-Verzegelen, de afgrond

(Openb. 20:03) = de terugkeer onmogelijk maken.

-Verzegelen, niet

(Openb. 22:10) = de toegankelijkheid be­waren.

-Vleugels

(Openb. 04:08) = vrij, los van de vloek, die nog op de schepping rust. (Rom. 08:22)

(Openb. 09:09) = woord en geest. Demonisch; samenwerkend tot schade:

(Openb. 12:14) = Woord en Geest. Goddelijk; samenwerkend tot heil.

-Voeten, als koperbrons

(Openb. 01:15; Openb. 02:18) = uitdrukkend de heerschappij over de vijanden. Symbool van heerschappij en macht.

(Openb. 03:09; Openb. 19:10) = teken van onderwerping, overgave.

-Voeten, als zuilen van vuur

(Openb. 10:01) = teken van Goddelijke macht en overwinning.

-Vogels

(Openb. 19:17; Openb. 19:21) = machten uit het dodenrijk; ontbindende machten.

-Volk, taal en natie

(Openb. 05:09; Openb. 14:06) = de gehele mensheid.

-Volk, uit alle volk, stam, taal en natie

(Openb. 07:09; Openb. 10:11) = het geestelijk Israël, voortgekomen uit de gehele mensheid

(Openb. 11:09; Openb. 13:07; Openb. 17:15) = de wereldomvattende valse kerk, ook uit de gehele mensheid voortgekomen,

-Volk, de toorn der

(Openb. 11:18) = de slechtheid van de vol­keren die openbaar wordt en waar de duivel op speculeert.

(Openb. 15:04; Openb. 18:03; Openb. 18:23; Openb. 20:08) = de mensheid in de wereld, gelovig en ongelovig,

(Openb. 21:02; Openb. 21:24-26; Openb. 22:02) de mensheid in de wereld na de opstanding, het laatste oordeel,

-Volk, Mijn volk

(Openb. 18:04 = het volk van God, de gelo­vigen, in de wereld.

-Voorhof

(Openb. 11:02) = plaats van bekering; scheiding tussen hen die doorgaan en hen die achter blijven.

-Voorhoofd

(Openb. 07:03; Openb. 09:04; Openb. 13:16; Openb. 14:01; Openb. 17:05; Openb. 20:04; Openb. 22:04) = zetel van kennis, inzicht en verstand. Plaats waar de geestelijke inspira­ties worden uitgewerkt, af­hankelijk van het zegel, dat het merkteken is van deze inspiraties.

-Vrouw

(Openb. 12:01; Openb. 12:04-06; Openb. 12:13-14; Openb. 12:17) = de Gemeente van Jezus Christus in haar zichtbare vorm op aarde

(Openb. 14:04) = onreine machten,

(Openb. 17:03-09; Openb. 17:18) = de hoer = de valse kerk

(Openb. 19:07;  Openb. 21:09) = de Gemeente, tot volheid gekomen, samen met Jezus Christus = de bruid van God.

-Vuur

(Openb. 10:01; Openb. 11:05) = Heilige Geest, licht verspreidend.

(Openb. 03:18; Openb. 08:05-08; Openb. 09:17; Openb. 13:13; Openb. 14:10; Openb. 14:18; Openb. 15:02; Openb. 16:08; Openb. 19:20; Openb. 20:09) = Boze geesten, verterend.

-Water, bronnen der

(Openb. 08:10) = oorsprong van de stro­mingen in het geestelijke leven.

(Openb. 08:11;  Openb. 11:06) = geestelijke leven, religi­euze leven,

-Water, stroom van

(Openb. 12:15) = valse leringen,

(Openb. 16:04) de leringen worden aards, vol van leugen,

-Water, vele wateren

(Openb. 17:01; Openb. 17:15) = het geestelijke leven der volkeren, dat bepaald wordt door een veelheid van verschillende valse leringen,

-Water, des levens

(Openb. 21:06; Openb. 22:01; Openb. 22:17) – de Heilige Geest. (Gen. 02:10)

-Weduwe

(Openb. 18:07) = van God verstoten.

-Weeën, eerste

(Openb. 09:12) = verdrukkingen, overweldiging door de mach­ten der duisternis,

-Weeën, tweede

(Openb. 11:14) = de geboorte en voltooiing der zonen Gods (Gemeente van de eindtijd),

-Weeën, derde

= de nageboorte = de valse kerk, die wordt prijsge­geven aan de machten der duisternis.

(Openb. 12:02) = verdrukkingen van de ware Gemeente, die haar voeren naar het openhaar worden van de zonen Gods, die door haar worden voortge­bracht.

-Wierook

(Openb. 08:05) = gebeden der heiligen,

(Openb. 18:13) = behorende tot de rijkdom­men en schatten der aarde en benodigd voor de op­bouw van het schijnvrome, religieuze leven van de mens in de valse kerk.

-Wijn

(Openb. 06:06) = de Heilige Geest,

(Openb. 14:08; Openb. 18:03) = uitgeperste vrucht van haar onreine gemeenschap met de boze machten. (Openb. 17:04)

(Openb. 14:10) = het derde wee, dit zijn de zeven laatste plagen. (Openb. 15:01)

(Openb. 16:19) = het oordeel van de valse kerk, de grote hoer. (Openb. 17:01)

(Openb. 17:02) = de zonde en ziekte, die zij als vrucht van haar onreine gemeenschap teweeg brengt.

(Openb. 18:13) = behorende tot de rijkdom­men en schatten der aarde en omvat de belevenis van het religieuze leven, geïn­spireerd door vrome en val­se leergeesten.

(Openb. 19:15) = de vrucht van de leringen der valse kerk wordt uit­geperst, komt te voorschijn, waaraan de valse kerk zelf ten onder zal gaan» (Gods toorn)

-Wind

(Openb. 06:13) = grote beweging in de gees­tenwereld.

(Openb. 07:01) = de geestelijke krachten, die ontbonden zullen wor­den om hun beschadigend werk te verrichten in het natuurlijke en geestelijke leven van de mens, die niet is verzegeld door de doop in de Heilige Geest (ver­zegeling aan het voorhoofd),

-Wind, vier winden

(Openb. 07:01) = geweldige demonische leger­machten.

-Wit

(Openb. 01:14) = eeuwig durend,

(Openb. 02:17) = gerechtigheid, schuld­loosheid.

(Openb. 07:14) = gerechtigheid op grond van de schuldvergeving,

-Wit, witte wolk

(Openb. 14:14) = de Gemeente, onberispelijk, smetteloos.

(Openb. 19:140 = rechtvaardig en heilig,

(Openb. 20:11) =  heerschappij en oordeel vol gerechtigheid.

-Wortel, Davids

(Openb. 05:05; Openb. 22:16) = Jezus, naar Zijn goddelijke oorsprong.

-IJzer

(Openb. 02:27) = het Woord Gods.

(Openb. 12:05; Openb. 19:15) = macht om te overwinnen

over de demonische machten.

-Zak, met een zak bekleed

(Openb. 11:03) = levend in grote verdrukking.

-Zak, haren

(Openb. 06:12) = het uitzicht op God wordt weggenomen, verduisterd.

-Zand

(Openb. 12:18) = de scheiding tussen aarde en zee; tussen het natuur­lijk en geestelijk leven der mensen.

(Openb. 20:08) = massaal wereldomvattend, niet te tellen.

-Zee

(Openb. 05:13; Openb. 07:02-03; Openb. 08:08; Openb. 10:02; Openb. 10:06; Openb. 12:12; Openb. 13:01; Openb. 14:07; Openb. 16:03; Openb. 18:17)  = het geestelijke, religi­euze leven der niet we­dergeboren mensen.

(Openb. 04:06) = het voltrokken oordeel Gods.

(Openb. 15:02) = zondvloed der demonen, hard en wreed.

-Zee, die de zee bevaren

(Openb. 18:17) = godsdienstige organisaties en hun leidslieden. (Openb. 08:09)

-Zegel, zegels van de boekrol

(Openb. 05:01-02; Openb. 05:05; Openb. 05:09; Openb. 08:01; Openb. 06:03-05; Openb. 06:07-09; Openb. 06:12) = de verborgen geheimenissen van de volle raad Gods. doop in de Heilige Geest.

(Openb. 07:02; Openb. 09:04) = doop in de Heilige Geest. (Ef. 01:33)

-Zeven, gouden kandelaren

(Openb. 01:12-13; Openb. 01:20; Openb. 02:01) = de zeven gemeenten = beeld van de totale gemeen­te van alle tijden en alle plaatsen.

-Zitten

(Openb. 03:21) = autoriteit en gezag uit­oefenen.

-Zoet

(Openb. 10:09-10) = aantrekkelijk.

-Zon

(Openb. 06:12; Openb. 08:12; Openb. 09:02) = God.

-Zon, opgang der

(Openb. 07:02; Openb. 16:12) = vanuit de troon van God.

(Openb. 07:16) = de hitte van Gods toorn zal hen niet treffen.

(Openb. 12:01; Openb. 19:17) = Gods heerlijkheid.

(Openb. 21:23; Openb. 22:05) = nu niet meer het beeld maar de werkelijkheid.

-Zuil, in de tempel

(Openb. 03:12) = Zoon Gods.

Zuil, van vuur

(Openb. 10:01) = beeld van overwinning.

-Zwaard

(Openb. 01:16; Openb. 02:12) = het woord van zijn getui­genis, dat scheiding brengt tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad,

(Openb. 02:16; Openb. 19:21) = het Woord Gods.

(Openb. 06:04; Openb. 06:08) = het woord van de valse leringen, de dwalingen,

(Openb. 13:10) = een eventuele gewelddadige dood omwille van het ge­loof aanvaarden.

-Zwanger

(Openb. 12:02) = bezig iets voort te brengen, deze zwangerschap is het gevolg van bevruchting door de Heilige Geest.

-Zwart, paard

(Openb. 06:05) = geestelijke honger naar het Woord Gods, (Gods Woord wordt weggenomen)

-Zwart, dood

(Openb. 06:08) = occultisme.

-Zwart, als een haren zak

(Openb. 06:12) = het uitzicht op God wordt weggenomen door boze gees­ten die in de mensen werken

-Zwavel

(Openb. 09:17) = ongerechtigheid,

(Openb. 14:10) = innerlijk een prooi van boze geesten,

(Openb. 19:20) = demonisch.

 

Geestelijke betekenis van de beelden van het boek Openbaring.

Openbaringen hoofdstuk 1.

(Openb. 01:04).

Zeven geesten = de Heilige Geest in zijn uitingen in de Gemeente.

Zeven gemeenten =  de gemeente van alle eeuwen

(Openb. 01:06).

Koninkrijk =  Gemeente van Jezus Christus

Priesters =  idem als vertegenwoordiger  der ganse schepping.

(Openb. 01:07) =  Wolken = Gemeente in haar functie in de hemelse gewesten.

Stammen der aarde = natuurlijke, niet wedergeboren mensen,

(Openb. 01:12). Zeven gouden kandelaren =  de Gemeente van alle tijden in haar functie als lichtdrager in de wereld. Goud  is zuiverheid.

(Openb. 01:13). Tot de voeten reikend gewaad = als een koning, niet meer aan de heupen omgord als  een dienaar,

Gouden gordel = heerschappij, gerechtigheid en trouw. Goud is zuiverheid.

(Openb. 01:14). Wit als witte wol = eeuwig durend,

Ogen zoals een vuurvlam = vol van de Heilige Geest.  Ogen zijn de Spiegel der ziel.

(Openb. 01:15). Koperbrons = heerschappij over de vijanden.

(Openb. 01:16). Zeven sterren = de engelen der Gemeente van alle eeuwen,

Tweesnijdend zwaard = het woord zijner getuigenis hetgeen scheiding brengt tussen licht en duisternis

Zon in haar kracht = Goddelijk.

 

Openbaring hoofdstuk 2

(Openb. 02:01-07). Aan de Gemeente te Efese,

(Openb. 02:01). Engelen der Gemeente = de vertegenwoordigers in de  hemelse gewesten. Vgl. de voorganger in de zichtbare wereld. Zij staan t.o.v. elkaar in de verhouding als van innerlijke tot uitwendige mens, wel onderscheiden, maar niet gescheiden.

De zeven sterren = de engelen der Gemeente. (Openb. 01:20)

De zeven gouden kandelaren = de zeven Gemeenten, de totale Gemeente. (Openb. 01:20)

(Openb. 02:04). Eerste liefde = liefdesgemeenschap in de he­melse gewesten, t.o.v. broe­ders en zusters en alle men­sen. Deze liefde moet de ba­sis zijn van alle activiteiten in de Gemeente

(Openb. 02:05). Hoogte = de plaats in de hemelse ge­westen. Zij dreigden van geestelijke, vleselijke mensen te worden, aardsgericht.

Eerste werken = de werken, gebaseerd op de liefde tot God en de naaste en gedaan door de kracht van de Heilige Geest,

Kandelaar = lichtdrager. Wanneer de “olie” des Geestes eruit is, dan geeft zij geen licht en is verwerpelijk.

(Openb. 02:06). De werken der Nicolaïeten = vruchten van verleidende machten, welke de gemeente op een dwaalspoor brengen

(Openb. 02:07). Wie een oor heeft, die hore =  merk op wat de Heilige Geest zegt tot de Gemeente, hetzij door profetieën, openbaringen of door een lering,

Overwinning = positief resultaat van de strijd tegen de boze verlei­dende machten.

De boom des levens = Jezus Christus,

Paradijs Gods = de voltooide Gemeente van – Jezus Christus. (2 Kor. 12:04)

(Openb. 02:08).

De eerste en de laatste = de onveranderlijke, de blij­vende .

Dood geweest en levend geworden= Hij heeft de dood overwonnen, uit

(Openb. 02:09).

Een synagoge van satan = Uit de vader der leugen, de duivel, adderengebroed. (Joh. 08:44)

(Openb. 02:10), Tien dagen = een afgepaalde tijd.

Kroon des levens  = het eeuwige leven,

(Openb. 02:11).

De tweede dood = de poel des vuurs, concen­tratie en afgrendeling van de boze machten.

(Openb. 02:12).

Tweesnijdend scherp zwaard = het levende, krachtige Woord Gods, hetwelk scheiding maakt tussen goed en kwaad,

(Openb. 02:13). De troon des satans = de directe en indirecte heer­schappij van de boze via, de afgodendienst aan de afgod Asclepius.

(Openb. 02:14). De leer van Bileam = de leer der vermenging, welke tot ontrouw leidt, b.v. het eten van afgodenoffers. (1 Kor. 10:21)

(Openb. 02:15-16). Het zwaard mijns monds  = het Woord Gods.

(Openb. 02:17). Het verborgen manna = het hemelse brood tot ver­sterking van de innerlijke mens. Verborgen betekent in de onzienlijke wereld. (1 Petr. 03:04)

Een witte steen = gerechtigheid, schuldloosheid,

Een nieuwe naam = de positie in de geestelijke wereld, welke nauw samenhangt met de bijzondere roeping van de gelovige. (Rom. 12:03; Joh. 03:27)

(Openb. 02:18-19). Ogen als een vuurvlam = vol van de Heilige Geest en kracht. Ogen zijn de spiegel van de innerlijke mens.

Voeten als van koperbrons = heerschappij, macht.

(Openb. 02:20-22).  De vrouw Izebel = = een profetes in de Gemeente, die met misleidende profetie- en de leden der Gemeente tot overspel in geestelijke en natuurlijke zin trachtte te ver­leiden. Zij “bezat dezelfde geest als Izebel, de vrouw van Achab.

(Openb. 02:23). Haar kinderen  = degenen, welke haar leringen volgden.

Dood = geestelijke dood, is scheiding van God.

Nieren en hart = inwendige mens. (Heb. 4:13)

(Openb. 02:24-25). De diepten des satans  = de leer van Izebel, dat men eerst moest zondigen, om goed te kunnen beseffen hoe rijk de verlossing is.

(Openb. 02:26). Heidenen = boze machten. (Luc. 10:19)

(Openb. 02:27),  Een ijzeren staf = het Woord Gods. (Openb. 19:15)

(Openb. 02:28-29). De morgenster. = de gelijkvormigheid aan Jezus, welke de blinkende morgen­ster is.

 

Openbaring 3.

(Openb. 03:01). De zeven geesten Gods = de Heilige Geest in Zijn to­tale werking.

Gij zijt dood = gebrek aan waar geestelijk leven.

(Openb. 03:02). Het overige, dat dreigde te sterven = hetgeen in de Geest begonnen was, maar welk meer en meer bezig was in het vlees te ein­digen.

-(Openb. 03:04) . Klederen = hun (rechtvaardige) wandel.

-(Openb. 03:06). Witte klederen  = zuiver, onbesmet.

(Openb. 03:07). De sleutel Davids = de sleutel van het huis van David dit is het koninkrijk Gods, volgens (Jes. 22:22).

Sleutel is kennis. De sleutels van het koninkrijk der hemelen omvatten;

1.de sleutel van het huis Davids.

2.de sleutel van dood en dodenrijk.

(Openb. 03:08). Een geopende deur = van de schatkamer van het ko­ninkrijk Gods, waarin de gaven des Geestes zijn. (Heb. 02:04)

(Openb. 03:09). Synagoge des satans = een schijnkerk, welke door leugengeesten misleid wordt (Rom. 02:28-29)

(Openb. 03:10). Verwachten = in de grondtekst: Volharden,

De ure der verzoeking = de verdrukking in het vlees, de beproevingen. (1 Petr. 05:09; Joh. 16:33; Hand. 14:22)

Die op de aarde wonen  = de aardsgerichte mensen,

(Openb. 03:12-13). Een zuil in de tempel Gods. = opgewassen tot het zoonschap.

Tempel Gods  = de Gemeente.

Stad Gods  = de gelovigen aller tijden,

(Openb. 03:14). De “Amen”  degene, in wie alle heil en heerlijkheid vast ligt.

Het begin der schepping Gods  = (Kol. 01:15; Kol. 01:18b).

(Openb. 03:15). Koud  = onverschillig, geestelijk dood.

En (Openb. 03:16). Heet = vurig van geest, strijdbaar in de hemelse gewesten.

(Openb. 03:17). Rijk en verrijkt = geen gebrek aan genadegaven. (1 Kor. 12:04-07)

Ellendig = onbeschermd tegen de pijlen van de boze. (Ef. 06:10-18)

Jammerlijk = deerniswaardig.

Arm = beroofd van Geestkracht.

Blind = geen uitzicht in de hemelse gewesten.

Naakt = zonder het kleed der gerechtig­heid.

(Openb. 03:18). Goud in vuur gelouterd = beproefd geloof.

Witte klederen  = gerechtigheid. (Openb. 16:15)

Ogenzalf = verlichting van het verstand door de Heilige Geest.  in­zicht in de hemelse gewesten. (Heb. 12:05-06)

(Openb. 03:19). Tuchtiging = beproeving.

(Openb. 03:20). Deur = deur van het hart. (Jak. 05:08-10)

Maaltijd = gemeenschap en geestelijke verkwikking. (Hand. 03:19)

Overwinnen  = volharden tot het einde.

Zitten op de troon = autoriteit en gezag uit­oefenen.

 

Openbaring  4

(Openb. 04:01). Na dezen = in de eindtijd.

Een geopende deur in de hemel = inzicht in de onzienlijke wereld, door geestverrukking.

Opklimmen = zich geestelijk losmaken van de aardse sfeer,

(Openb. 04:02). In vervoering des geestes  = geheel “geestelijk”.

Troon = oppermacht en autoriteit van de Schepper aller dingen.

(Openb. 04:03). Als diamant  = onverbrekelijk, vast, veelkleu­rige weerkaatsing van Gods heer­lijkheid.

Sardius, bloedrood  = verzoening door het bloed van Jezus„

Smaragd groene boog  = Gods eeuwig verbond van ge­nade en trouw.

(Openb. 04:04). 24 tronen = mede heerschappij.

24 oudsten = vertegenwoordigers van een koninklijk geslacht, de Ge­meente.

(1 Kron. 24:04 en 1 Petr. 02:09)

Witte klederen = gerechtigheid, rechtvaardige daden der heiligen.

Gouden kronen = het Woord Gods heeft in hen overwonnen.

(Openb. 04:05). Bliksemslagen, stemmen en donderslagen = de tekenen, welke Gods oor­delen in de zichtbare wereld begeleiden. (Luc. 21:25-28; Ps. 077:016-021; Gen. 07:11)

Zeven vurige fakkels, de zeven geesten Gods = de Heilige Geest in de zeven gemeenten, welke als bran­dende fakkels het pad der kinderen Gods verlicht. Vergelijk de vuurkolom, (Ex. 13:21)

(Openb. 04:06). Glazen zee als kristal = voltrokken oordeel Gods.

Middenin en rondom de troon = in het centrum van Gods macht en geconcentreerd onder Zijn heerschappij,

Vier dieren = vertegenwoordigers der levende schepping,

Vol ogen van voren  = verbondenheid met de toekomst.

Vol ogen van achteren = verbondenheid met het verleden

(Openb. 04:07). Leeuw = koning der wilde dieren.

Rund = zoogdier.

Dier met gelaat als van een mens = mogelijk een op een mens ge­lijkend diersoort.

Vliegende arend = koning der vogels.

(Openb. 04:08). Ogen rondom en van binnen = de verwachting op een vol­ledig herstel, d.w.z. in- en uitwendig.

Vleugels = vrij, los van de vloek, welke nog op de schepping rust. (Rom. 08:22)

Dag noch nacht rust  = zonder onderbreking functione­rend naar de wetten Gods.

(Openb. 04:09-11) = de Gemeente is het werktuig tot het herstel der schepping.

Als dit geschied is, dan geeft zij de haar gegeven heerschappij over de schepping terug aan haar Heer, zoals Deze na het totale herstel aller dingen, wanneer het plan Gods totaal is verwezenlijkt, Zijn macht terug geeft aan de Vader, zo­dat God zal zijn Alles en in allen. (1 Kor. 15:28)

 

Openbaring  hoofdstuk 5.

(Openb. 05:01). Boekrol, beschreven van binnen en van buiten  = het plan Gods met de ganse schepping.

Verzegeld = verborgen, afgesloten.

(Openb. 05:02). Een sterke engel = een aartsengel, waarschijnlijk Gabriël. (Vgl. Luc. 01:19)

Het openen van de boekrol en het verbreken der zegels = het inzicht in het plan Gods en de uitvoering daarvan.

(Openb. 05:03), De leeuw uit de stam van Juda = Jezus naar Zijn menselijke oorsprong.

(Openb. 05:05). De wortel Davids  = Jezus naar Zijn Goddelijke oorsprong, (Openb. 22:16)

(Openb. 05:06). Het midden van de troon = het centrum van de heerschap­pij Gods.

De vier dieren = vertegenwoordigers der be­zielde schepping.

Oudsten = vertegenwoordigers der ver­loste mensheid.

Een lam, staande als geslacht = Jezus in Zijn volbrachte werk als plaatsvervangend lijder.

Horens en ogen = kracht, kennis en alwetend­heid, d.i. de Heilige Geest, werkzaam in de Gemeente via de gaven des Geestes.

(Openb. 05:07). De, verzegelde, rol = het plan Gods, vers 1. (Luc. 10:22)

(Openb. 05:08). = de aanbidding en hulde van de ganse schepping en de her­stelde mensheid. Hier vindt plaats de machtsoverdracht aan Jezus Christus, zoals Hij ge­tuigt in (Matt. 28:18).

(Openb. 05:09). Een nieuw gezang = tot eer van de Zoon, zoals in (Openb. 04:08-11) tot eer van de Vader. Erkenning van Zijn waardigheid, op grond van Zijn volbrachte werk tot volledig herstel van de mens naar geest, ziel en lichaam en van de ganse schepping, (Jes. 49:06)

Koningen en priesters =gelijkvormigheid aan Jezus, (Rom. 08:29 en 1 Joh. 03:02) Hij is de Koning der koningen en de Hogepriester.

(Openb. 05:11). Eerbetoning van de engelen als dienstknechten onder het gezag van Jezus en de Gemeente, zie (Heb. 02:05-08). Macht, rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heer­lijkheid en lof = alles wat de Vader bezit en aan de Zoon overgeeft.

(Openb. 05:13). Alle schepsel in de hemel = alle engelen en boze geesten,

(Openb. 05:14). Alle schepsel op de aarde = mens, dier en plant,

Alle schepsel onder de aarde = gestorvenen, welke in de macht van het dodenrijk verkeren en de geesten die onder Apollyon samen de macht van het doden­rijk vormen.

De zee = religieuze leven der mensen,

Die op de zee verkeren =godsdienstige organisaties en hun leidslieden. Zie (Openb. 08:09)

(Openb. 05:09-14) = Vergelijk (Jes. 45:23; Rom. 14:11; Filip. 02:09-11).

 

Openbaring hoofdstuk 6

(Openb. 06:01). Het Lam = Jezus Christus als volbracht offer der ganse schepping,

Zeven zegels= volkomen geheimenis der volle raad Gods.

Vier dieren = vertegenwoordigers der be­zielde schepping.

(Openb. 06:02). Witte paard = Heilige Geest. Paard is gees­telijke macht.

Ruiter op het witte paard = het Woord Gods. (Openb. 19:11-13)

Boog = geestelijke kracht, strijd­baarheid,

Kroon = heerschappij,

(Openb. 06:04). Rossige paard = vermenging, dwaling,

Ruiter op het rossige paard = dwaalleer, welke twist en ver­deeldheid teweeg brengt. De vre­de wordt weggenomen,

Grote zwaard = het woord der dwaling,

(Openb. 06:05). Zwarte paard  = geestelijke honger naar het Woord Gods. Gods Woord wordt weggenomen.

Ruiter op het zwarte paard  = schaarsheid der waarheid. Vergelijk, (1 Sam. 03:01)

(Openb. 06:06). Olie en wijn = de Heilige Geest,

(Openb. 06:07). Vale paard = geestelijke dood.

Ruiter op het vale paard = de dwalingen, welke tot de geestelijke dood voeren,

(Openb. 06:08). Zwarte dood = occultisme.

Wilde dieren der aarde, b.v. vogels, vossen = boze machten in allerlei ge­daante.

(Openb. 06:09). Altaar = mensheid waarvoor Jezus ge­storven is, brandofferaltaar,

Zielen onder het altaar = martelaars terwille van hun woord en getuigenis,

(Openb. 06:10). Hen die op de aarde wonen = de natuurlijk gerichte mensen, de valse kerk.

(Openb. 06:11). Wit gewaad = rechtvaardige daden der heiligen. (Openb. 19:08).

(Openb. 06:12). Grote aardbeving = geestelijke schudding der volken.

Zon = God.

Als een haren zak  = het uitzicht op God wordt vertroebeld door boze mach­ten, welke in de mensen werken.

Maan = Jezus Christus

Bloed = natuurlijk leven,

Maan werd als bloed = het werk van Jezus Christus wordt op het natuurlijke vlak neergetrokken.

(Openb. 06:13). Sterren des hemels = boze geesten die heerschappij voeren in de onzienlijke wereld,

(Openb. 06:14). Hemel = onzienlijke wereld,

Week terug als een boekrol = werd toegesloten voor de na­tuurlijk gerichte mensen,

Berg, op de aarde = geestelijke macht in het na­tuurlijke vlak.

Eiland, berg in de zee = geestelijke macht in het gees­telijke vlak.

Zee = geestelijk leven van de niet wedergeboren mens.

Werd van zijn plaats gerukt = ontwrichting in het natuur­lijke en geestelijke vlak.

(Openb. 06:15). Koningen der aarde, groten, oversten, rijken en machtigen

= machthebbers in de natuurlijke godsdienstige wereld,

Slaaf en vrije = volgelingen, leken,

Bergen en rotsen = geestelijke machten, b.v. on­reinheid, geldzucht,

(Openb. 06:16). Toorn van het Lam = overlevering aan de machten der duisternis.

 

Openbaring hoofdstuk 7.

(Openb. 07:01). Vier engelen = Vier vorsten uit het rijk der duisternis.

Vier winden = Duivelse legermachten.

Vier hoeken der aarde = het natuurlijke leven.

Aarde = Natuurlijke leven van de niet wedergeboren mens.

Zee = geestelijk leven.

Bomen = gezag personen van het natuurlijke leven.

(Openb. 07:02). Opgang der zon = vanuit Gods troon. (Luc. 01:78)

Het zegel van de levende God = Doop in de Heilige Geest.

Beschadigen van de aarde, van de zee en van de bomen = Ontwrichten van het natuurlijke en  geestelijke leven en hun leiders.

(Openb. 07:03). Knechten van onze God = Gemeente van de eindtijd.

Voorhoofd = waar de kennis en het inzicht is.

(Openb. 07:04-08). Honderd vier en veertig duizend = Het Israël Gods, de gemeente in de eindtijd.

(Openb. 07:09) De grote schare

Witte gewaden = rechtvaardige daden der heiligen.

Palmtakken = Hulde, lof zegging.(vgl. Joh. 12:16)

(Openb. 07:11). Oudsten = vertegenwoordigers van de gelovigen aller tijden.

Vier dieren = Vertegenwoordigers van de bezielde schepping.

(Openb. 07:14). Grote verdrukking = stortvloed van demonen, de glazen zee vermengd met vuur, de toorn van het Lam.

(Openb. 07:15). Voor de troon = nog op aarde.

(Openb. 07:17). In de troon = een met God.

 

Openbaring hoofdstuk 8.

(Openb. 08:01). Stilte van een half uur = afgemeten tijd van spanning vóór de grote verdrukking. (1 Thess. 05:02-05)

(Openb. 08:02). Zeven bazuinen = grote verdrukking,

Zeven engelen, die voor God staan = zeven engelen der Gemeente,

(Openb. 08:03). Een andere engel       = de engel des Heren,

(Openb. 08:04). Gouden wierookvat = gebeden der heiligen,

Reukwerk = lofprijzing der verlosten.

Gouden altaar = Gemeente in haar lofprijzing,

Vuur van het (brandoffer)altaar = boze machten, vuur der be­proeving, oorzaak van lof en dank.

(Openb. 08:05). Op de aarde = op het natuurlijke leven,

Donderslagen, stemmen, bliksem­stralen, aardbeving = ontwrichting van het natuur­lijke leven.

(Openb. 08:07). Hagel en vuur = felheid, waarmee de machten toeslaan.

Vermengd met bloed = vermenging der machten met het natuurlijke leven.

Aarde = het natuurlijke leven der niet wedergeboren mensen.

Bomen = leidende figuren in kerk en maatschappij.

Groene gras = jeugd.

Verbranden (door vuur) = het ten prooi vallen aan de boze machten,

(Openb. 08:08). Een grote berg = een sterke macht,

Brandend van vuur = vol activiteit van boosheid,

Zee, wateren = geestelijk leven van de niet wedergeboren mens,

Bloed = natuurlijk, aardsgericht.

(Openb. 08:09). Schepselen in de zee, die leven hadden = godsdienstige mensen.

Schepen = organisaties,

(Openb. 08:10), Een grote ster = een machtige dwaalgeest. (2 Thess. 02:11)

Brandend als een fakkel  = vol activiteit van leugen,

Uit de hemel = uit de hemelse gewesten. (Ef. 06:12)

Rivieren = stromingen, leringen.

Bronnen der wateren = oorsprong van de stromingen in het geestelijk leven.

(Openb. 08:11). Alsem (bitter) = verharding, verbittering.

Sterven  = geestelijk afgeschreven worden.

(Openb. 08:12). Zon  = God.

Maan  = Jezus Christus.

Sterren = engelen.

Verduisterd (gedeeltelijk) = onzichtbaar, onvindbaar voor velen.

Dag = licht, het goede, waarheid. (1 Thess. 05:05-08)

Nacht = duisternis, kwaad, leugen. (1 Thess. 05:05)

(Openb. 08:13). Midden des hemels  = het centrum, bij de troon van God.

Adelaar, arend = Eén der vier dieren, welke de bezielde schepping vertegen­woordigen.

Wee, wee, wee = de 3 laatste bazuinen, dit zijn enerzijds de barens­weeën, welke de zonen Gods voortbrengen en anderzijds het uitgieten van Gods toorn over de valse kerk.

Die op de aarde wonen = aardsgerichte, godsdienstige mensen, de valse kerk.

 

Openbaring hoofdstuk 9.

(Openb. 09:01). Ster = occultisme, geestelijke macht uit het rijk van satan.

Uit de hemel = uit de hemelse gewesten. (Ef. 06:12)

Op de aarde = wordt openbaar in de zichtbare wereld, het natuurlijke leven,

Sleutel van de put des afgronds = spiritisme (tegenhanger van het volle Evangelie),

Afgrond = dodenrijk.

(Openb. 09:02). Rook = onzuiverheid, verstikkend.

Zon en zwerk = God, Jezus Christus en engelen. (Openb. 08:12)

(Openb. 09:03). Sprinkhanen = doodsmachten met een werking in de geestelijke wereld als een schorpioen in de zicht­bare wereld.

(Openb. 09:04). Gras der aarde = de kinderen der gelovigen.

Gewas = opgroeiende jeugd der gelovigen.

Bomen = volwassen gelovigen.

Zegel van God  = doop in de Heilige Geest. (Ef. 01:13)

Voorhoofd = daar waar het verstand en inzicht is.

(Openb. 09:05. Pijniging = verlangen naar de dood (zie vers 6),depressie, desillusie,

(Openb. 09:06).

(Openb. 09:07). Paarden uitgerust ten oorlog = geestelijke kracht. (Joël 02:02-11)

Kransen als van goud  = imitatie.

Aangezichten als van mensen = nabootsing van de mensen welke door het spiritisme uit het dodenrijk worden op­geroepen. (1 Sam. 28:11-19)

Haar als vrouwenhaar  = gesluierd, vaag.

Tanden als van leeuwen = harde, wrede, verscheurende werking.

(Openb. 09:09). Borstschilden als ijzeren harnassen  = ongerechtigheid, hard.

Gedruis van wagens = vreeswekkend,

(Openb. 09:10). Staarten en angels = nawerking, geestelijke pijniging.

Schade = beschadiging van de inwendige mens.

Vijf maanden lang = vastgestelde, beperkte tijd.

(Openb. 09:11). Abaddon, Apollyon  = de DOOD.

(Openb. 09:12). Eerste wee = overweldiging door de machten der duisternis.

(Openb. 09:13). Gouden reukofferaltaar = de Gemeente in haar lofprijzing. Goud duidt op zuiverheid, ge­louterd.

(Openb. 09:14). Eufraat = stroom van dwalingen, waarmee Babel (de valse kerk) gevoed wordt.

(Openb. 09:15-16). Vier engelen = legerscharen der machten, welke nog sluimeren binnen de valse kerk.

(Openb. 09:17). Paarden = geestelijke krachten,

Rossige harnassen = vuur = demonisch,

Blauwe harnassen = rook = verstikkend,

Zwavel-kleurige harnassen = zwavel = ongerechtigheid,

Als leeuwenkoppen  = verscheurend.

Bek = hun woord = valse leringen, (vuur, rook en zwavel)

(Openb. 09:18). Vuur, rook en zwavel = valse leringen,

(Openb. 09:19). Staarten = nawerking,

Koppen = dwalingen.

(Openb. 09:20-21). de overigen = degenen, welke de dwalingen blijven accepteren en zo in wezen de boze geesten aan­bidden. (1 Kor. 10:20-21; 1 Tim. 04:01)

 

Openbaring hoofdstuk 10.

(Openb. 10:01). Andere sterke engel = de engel van Jezus, aartsengel,

Hemel = onzichtbare wereld.

Wolk = Gemeente (1 Thess. 04:17)

Regenboog = nieuwe verbond.

Als de zon = straalt Gods heerlijkheid uit.

Zuilen van vuur = Goddelijke macht, overwinning,

(Openb. 10:02). Geopend boekje = het zevende zegel, ontsluiering van het geheimenis der Ge­meente „

Zee = religieuze leven,

Aarde = natuurlijke leven,

(Openb. 10:03-04). Zeven donderslagen. = geopenbaarde toorn van God. (Ex. 14:15-31; Ps. 077:018-021)

(Openb. 10:01-03). Het teken van de Zoon des mensen =  (1 Thess. 04:16)

(Openb. 10:07). Het geheimenis van God = de voltooiing van de Gemeente,

(Openb. 10:09. Opeten =  opnemen in het verborgene,

(Openb. 10:10. Bitter = het moet verborgen blijven, terwijl het zo mooi is.

Zoet als honing = het is zo mooi.

 

Openbaring hoofdstuk 11 .

(Openb. 11:01). Rietstaf, meetstok = maat van de wasdom der vol­heid van Jezus Christus.

Tempel Gods =  voltooide Gemeente.

Altaar, reukoffer = Gemeente in aanbidding en lof­prijzing,

(Openb. 11:02). Voorhof der heidenen = valse kerk.

Heidenen = boze machten,

Heilige stad = het “christelijke erf”,

42 maanden = een vastgestelde tijd.

(Openb. 11:03). Twee getuigen = Zonen Gods (Gemeente van de eindtijd)

Met een zak bekleed = in het tijdperk van verdrukking,

1260 dagen = tijd van geestelijke droogte,

(Openb. 11:04). Twee olijfbomen, twee kandelaren; = zonen Gods. (Zach. 04:02; Zach.04:07-09; Zach. 04:14)

Vuur uit hun mond = het Woord Gods, machtswoord ter overlevering aan satan. Vergelijk (2 Kon. 01:12).

(Openb. 11:05). Schade toebrengen = langs occulte weg de inwendige mens beschadigen,

(Openb. 11:06). De hemel sluiten, zodat er geen regen valt = de werking van de Heilige Geest ophouden,

Wateren = religieuze leven,

Bloed = natuurlijke leven,

Plagen = geestelijke droogte. (Jak. 05:17-18)

(Openb. 11:07). Beest uit de afgrond = beest uit de zee = geest van de antichrist in de anti­christelijke kerk.

(Openb. 11:08). Lijk = lichamelijke doding. (Filip. 03:10-11)

Grote stad Sodom en Egypte = Sodom = onnatuurlijke ver­houdingen.

Egypte = slavernij, gebon­denheid.

(Openb. 11:09). Volken, stammen, talen en natiën = de volkeren der aarde,

Zij die op de aarde wonen = de natuurlijk gerichte mensen in het religieuze leven,

Blij, verheugd, geschenken = valse, opluchting,

(Openb. 11:10). Gepijnigd = innerlijk verontrust door het Woord Gods.

(Openb. 11:11). Een levensgeest uit God = opwekking uit de dood gelijk Jezus werd opgewekt,

Zij gingen op hun voeten staan = opstanding uit de doden gelijk Jezus opstond.

(Openb. 11:12). Een luide stem uit de hemel = de stem van de archangel met de laatste bazuin, (1 Thess. 04:16) Dit is de engel van Jezus (Openb. 10:01).

Klimt hierheen op = opname der gemeente die nog op aarde is.

Wolk = Gemeente.

Vijanden = de volgelingen van de anti­christ.

(Openb. 11:11-12). = Vergelijk (1 Thess. 04:13-18).

(Openb. 11:13). Grote aardbeving = schok door de mensheid vanwege de opstanding der Gemeente,

Ineenstorten van een gedeelte van de stad = de valse kerk verliest haar greep op de massa,

Zevenduizend personen gedood = de antichristelijke machten overweldigen de leiders der valse kerk. De valse kerk wordt opgeslokt in de antichristelijke, spiritistische kerk.

(Openb. 11:13). = Vergelijk (1 Thess. 04-13-18).

(Openb. 11:14). Het tweede wee = de geboorte en voltooiing der zonen Gods, Gemeente van de eindtijd. Zie aantekening bij (Openb. 09:12).

Het derde wee = de nageboorte = de valse kerk welke wordt prijsgegeven aan de machten der duisternis.

(Openb. 11:15). Onze Here = Jezus Christus,

Zijn Gezalfde = de Gemeente, Zijn vrouw met wie Hij is verenigd voor eeuwig.

(Openb. 11:16-17; Openb. 11:24) oudsten = de gelovige mensheid.

(Openb. 11:18). Toorn van God  = zondvloed van vuur, demonen,

Doden  = geestelijk afgeschreven personen.

Loon = eeuwige leven in het nieuwe Jeruzalem, de stad Gods.

Knechten, profeten, heiligen, hen die Uw Naam vrezen, kleinen en groten = discipelen, volgelingen, gelovigen, de schare die niemand tellen kan, uit alle ge slacht, taal en volk,

(Openb. 11:19). Tempel Gods = voltooide Gemeente eenheid God + Christus + Gemeente + Heilige Geest.

Ark des verbonds = Jezus Christus,

Zichtbaar = niet meer “bedekt,

In Zijn tempel = in de Gemeente,

Bliksemen, stemmen, donder­slagen, zware hagel = grote vrees en opschudding ten gevolge van het verschij­nen van de Zoon des mensen met macht en heerlijkheid. (Matt. 24:30)

 

Openbaring hoofdstuk 12

(Openb. 12:01). Teken in de hemel = het teken van de Zoon des mensen (Openb. 11:19) de voltooide Gemeente. (Matt. 24:30)

Vrouw = rijp, volwaardig.

Zon = Gods heerlijkheid,

Maan = het Woord Gods, het fundament waarop de Gemeente rust. (1 Kor. 03:11)

12 sterren = leer der apostelen,

Op haar hoofd = daar waar het inzicht en het ver­stand is.

(Openb. 12:02). Zwanger = gereed om vrucht voort te brengen. Zwangerschap is het gevolg van bevruchting door de Heilige Geest,

Weeën = verdrukkingen.

(Openb. 12:03). Een ander teken = tegengesteld, vijandig, demonisch,

Rossige draak = satan, rossig = demonisch,

Zeven koppen = dwalingen.

Tien horens = geestelijke krachten,

Kronen = heerschappij.

(Openb. 12:04). Staart = valse profeet, antichrist, zie (Jes. 09:14).

Derde gedeelte van de sterren des hemels = de legermachten der hel.

Aarde = het natuurlijke leven der religieuze mensen,

(Openb. 12:05). Een mannelijke zoon = rijp, volwassen, sterk,

Heidenen = machten der duisternis,

IJzeren staf = macht om te overwinnen, heerschappij zonder mededogen. (Openb. 06:02).

Naar God en Zijn troon = in de hemelse gewesten,

In de woestijn = niet meetellend in de wereld,

1260 dagen = de afgemeten tijd van de grote verdrukking, de tijd van gees­telijke dorheid, waarin geen werking van de Heilige Geest is. De Gemeente in haar zichtbare vorm op aarde wordt door God gevoed, en onderhouden.

(Openb. 12:07-08) Oorlog in de hemel. = de strijd in de hemelse ge­westen.

(Openb. 12:09). Satan uit de hemel  = uit de hemelse gewesten,

Op de aarde = in de natuurlijk gerichte godsdienstige mensen,

(Openb. 12:10). Koningschap = overwinning, heerschappij,

Heil = heling, geheelde mensen,

Kracht = kracht van God,

Gezalfde  = heersende Gemeente,

Aanklager = de duivel (Job 01:6-12)

(Openb. 12:11). Bloed van het Lam = verlossing, vergeving,

Woord van hun getuigenis = hun belijdenis, dat zij kinderen Gods zijn, koningen en priesters. (Vgl. Rom. 10:10)

(Openb. 12:12. Die in de hemelen wonen = Gemeente en engelen,

De aarde en de zee = natuurlijke en religieuze leven van de godsdienstige mensen (valse kerk),

(Openb. 12:13-14). Twee vleugels. = het Woord Gods en de Heilige Geest.

Naar de woestijn = het ontvluchten van de begeer­ten der wereld,

(Openb. 12:14). Buiten het gezicht van de slang = onbereikbaar voor de duivel, (Joh. 17:15) onaantast­baar.

Tijd, tijden en een halve tijd = tijd van de grote verdrukking,

(Openb. 12:15) De bek van de slang = zijn woord,

Stroom van water = valse leringen,

(Openb. 12:16). Aarde = natuurlijk gerichte mensen, welke de valse leringen in­drinken, welke de duivel voor de Gemeente had bedoeld,

(Openb. 12:17). Toornig worden = uitzetten van de Geest, ver­rijzen. (Openb.  13:01)

Overigen van haar nageslacht = de Zonen Gods = de eindtijd- Gemeente .

Het zand der zee = hij roept uit de zee, geeste­lijk leven, het beest, de geest van de antichrist op. (Openb. 13:01).

 

Openbaring hoofdstuk 13.

(Openb. 13:01). Beest uit de zee = beest uit de afgrond = geest van de antichrist,

Horens = geestelijke kracht van de kerk van de antichrist,

Koppen = dwalingen. (Openb. 19:03; Openb. 19:09-11)

Kronen = koninklijke macht. De tien horens zijn ook tien koningen (Openb. 17:12) t.w. grootvorsten in het occultisme,

Namen van godslastering op de koppen = hun dwaalleringen zijn in wezen antichristelijk, daar zij afbreuk doen aan het plan van God, n.l. de voltooiing van de Gemeente.

(Openb. 13:02). Muil = mond van het beest = de zesde en tegelijk de achtste kop (het occultisme). Zie ook (Openb. 17:10-11). Dit is de anti­christ, de valse profeet, als uitvoerder van de wil van het beest.

(Openb. 13:03). Eén van zijn koppen = de zesde, het occultisme. In de middeleeuwen heerste er veel bijgeloof (heksen, spoken), maar ook het bijgeloof in de Roomse kerk (aflaten!!!) en toverij in allerlei vormen. Bij de komst van de Reformatie kreeg dit een gevoelige klap, naar het scheen haast dodelijk,

Zijn dodelijke wond genas = het occultisme herstelt zich stormenderhand. De uitwerking der Reformatie begint te tanen het bijgeloof neemt dagelijks toe, maar in veel geraffineer­dere vormen. Magnetisme, wichelroeden, spiritisme, helderziendheid, enz.

(Openb. 13:03). De gehele aarde = de valse kerk.

(Openb. 13:04). Aanbaden de draak en het beest = de valse kerk vereert in we­zen de duivel.

(Openb. 13:05). Een mond = de valse profeet, de antichrist. (Dan. 07:08; Dan. 07:25; 2 Joh. 01:07.

 

Grote woorden en godslastering = dwalingen, welke gezag hebben,

Twee en veertig maanden = een afgemeten tijd, de tijd van de grote verdrukking.

(Openb. 13:06). De Naam van God  = Zijn wezen,

Zijn tent = de Gemeente,

Die in de hemel wonen = de Zonen Gods.

(Openb. 13:07). De heiligen = de Zonen Gods. (Openb. 11:07)

Elke stam, natie, taal en volk = de hele wereld.

(Openb. 13:08). Die op de aarde wonen  = de bewoners van de valse kerk.

Naam = wezen.

In het boek des levens = bestemd ten eeuwigen leven. Vergelijk (Hand. 13:40).

(Openb. 13:09). Oor = opmerkzaamheid.

(Openb. 13:10), In gevangenschap voeren = gevangenschap beschoren,  vertaling Brouwer,

Met het zwaard doden = door het zwaard gedood worden moeten worden, “het zij zo”, passief, niet actief.

(Openb. 13:11), Beest uit de aarde = mens van vlees en bloed (Anti­christ ).

Twee horens als van het Lam = imitatie van Christus. (Het Lam heeft zeven horens, d.i. de Heilige Geest in al zijn facetten, geestelijke gaven) Zie Op. 5:6.

Horens = Kracht

(Openb. 13:12), Eerste beest = beest uit de zee = geest van de antichrist.

Voor diens ogen = onder diens leiding. Volgens de leiding van de Heilige Geest in Jezus.

(Openb. 13:13). Grote tekenen = toverkunsten, occulte bewerkingen.

Vuur uit de hemel = geesten, welke op occulte wijze opgeroepen worden. Vergelijk een spiritistische seance

(Openb. 13:14). Beeld voor het beest = zijn gemeente, welke volledig geoccultiseerd wordt. (Vgl. de ware Gemeente, welke het beeld van Jezus is.

(Openb. 13:15). Het beeld van het beest ontvangt een geest om te spreken = de gemeente van de antichrist wordt mondig gemaakt door de doop in de geest van de anti­christ. Tegenhangers de Gemeen­te van Jezus Christus wordt mon­dig door de doop in de Heilige Geest.

(Openb. 13:16). Merkteken van het beest = zijn wezen, (Jes. 05:20)

(Openb. 13:17). Kopen en verkopen = deelname aan het maatschappe­lijk verkeer.

(Openb. 13:18). Het getal van het beest: 666 = de zesde kop, occultisme, in drievuldigheid van

1.Antichrist.

2.Geest van de antichrist.

3.Gemeente van de antichrist,

(Openb. 13:20). Rechtszaak (Openb. 18:20) = de berechting van de hoer, die meende de ware vrouw te zijn. Vergelijk (Jer. 51:35-36; Jer. 51:10).

(Openb. 13:21). Een sterke engel = de engel van Jezus.

Als een molensteen van de zee = totale ondergang. Vergelijk (Jer. 51:42; Jer. 51:64).

(Openb. 13:22. Stem van citerspelers, zangers = de weelderigheid in de valse kerk alles is voorbij,

(Openb. 13:23. Stem van bruidegom en bruid = het natuurlijke leven sterft weg. Vergelijk (Jer. 25:10-11).

Uw kooplieden = de kunstenaars, de beroemde sprekers, geleerden, de man­nen van naam in cultureel, maatschappelijk en economisch opzicht.

Toverij = vrucht van gemeenschap van de menselijke geest met de boze geesten.

Onder toverij vallen ook b.v.:

1.het contact zoeken met doden.

2.gemeenschap met de gestorven voorvaderen en een diepe ver­ering van hun geschriften, waardoor een occulte bin­ding ontstaat.

  1. bindingen met valse leringen, doden en ceremonieën,

vers 24. Bloed van profeten en heiligen en van allen die geslacht zijn op aarde =

de martelaren welke onder het gezag der valse kerk gevallen zijn. (Vergelijk Openb. 11:07; Matt. 23:35-36)

 

Openbaring hoofdstuk 14.

(Openb. 14:01). Berg Sion = Heilige Geest.

Honderdvierenveertig duizend = de verzegelde Gemeente, klaar voor de grote verdrukking,

Voorhoofden = waar het inzicht en de kennis is.

Naam van de Vader en de Zoon = het wezen, het zegel van de Vader en de Zoon = de Heilige Geest.

(Openb. 14:02), Stem van vele wateren = reukwerk, lofprijzing (8:3).

(Openb. 14:03). Vóór de troon = nog niet opgenomen,

Gezang = éénstemmig, harmonisch,

Nieuw = in nieuwe tongen, alleen de verzegelden kunnen het zingen.

Losgekochten van de aarde = onttrokken aan de valse kerk.

(Openb. 14:04. Vrouwen =  onreine, machten,

Maagdelijk = onberispelijk, onbevlekt,

Eerstelingen = de eersten van de nieuwe schepping (Jak. 01:18). De oogst volgt in het duizend­jarig rijk en het nieuwe Jeruzalem,

(Openb. 14:05). Hun mond = hun getuigenis,

(Openb. 14:06). Midden des hemels = het centrum, waar de troon van God is.

Een eeuwig Evangelie = het Enige Evangelie,

Die op de aarde gezeten zijn = de valse kerk.

Alle volk, stam, taal, natie = de hele buitenkerkelijke wereld.

(Openb. 14:07) Hemel = onzichtbare geestenwereld,

Aarde = zichtbare natuurlijke wereld,

Zee = zichtbare religieuze leven,

Waterbronnen = bronnen (oorsprong) des levens

(Openb. 14:08) Gevallen = afgevallen, er is niets meer van de Heilige Geest in de valse kerk (Openb. 18:10).

Grote BabyIon = valse kerk.

Wijn harer hoererij = uitgeperste vrucht van haar gemeenschap met de boze machten (Openb. 17:04).

Hartstocht = felheid, waarmee.

(Openb. 14:09). Het beest = de geest van de Antichrist,

Het beeld van het beest = gemeente van de antichrist,

Merkteken van het beest = doop in de geest van de anti­christ. Tegenstelling = doop in de Heilige Geest)

Voorhoofd = waar het inzicht en de kennis is.

Hand = werken, handelingen,

(Openb. 14:10). Wijn van Gods gramschap in de beker van Gods toorn = het derde wee = de zeven laatste plagen (Openb. 15:01).

Gepijnigd met vuur en zwavel = innerlijk een prooi van de boze machten.

Het Lam = Christus met Zijn Gemeente,

(Openb. 14:11). Rook van hun pijniging = lastering tegen God (Openb. 16:21).

Merkteken van de naam van het beest = zie vers 9.

Eeuwige pijn = eeuwige binding aan het rijk der duisternis,

(Openb. 14:12). = volharding der heiligen staat tegenover de afval der heiligen in de valse kerk.

(Openb. 14:13). Zalig = rijp, volkomen,

Hun werken = de rechtvaardige daden der heiligen.

(Openb. 14:14). Een witte wolk = de Gemeente, onberispelijk, smetteloos, verbonden met haar Hoofd.

Gouden kroon = volmaakte heerschappij,

Scherpe sikkel = het oordeel, de scheiding,

(Openb. 14:15). Uit de tempel = uit de Gemeente,

(Openb. 14:16-17) Oogst der aarde = valse kerk wordt gescheiden van de ware Gemeente,

Rijp = volgroeid, volkomen,

(Openb. 14:18-19). Altaar, brandoffer = de mensheid, waarvoor Jezus geofferd werd.

(Openb. 14:19). Vuur van het altaar  = machten der duisternis,

Engel uit het altaar = grootvorst uit het rijk der duisternis.

Wijngaard der aarde  = valse kerk.

Druiven trossen = vruchten van de valse kerk. (Joël 03:13)

(Openb. 14:20). Persbak = Gods gramschap. (Jes. 63:03).

Bloed uit de persbak = het natuurlijke leven degene­reert.

Buiten de stad = de gelovigen hebben er geen deel aan.

 

Openbaring hoofdstuk 15.

(Openb. 15:01). Teken in de hemel = de vrouw uit Openbaring 12.

Groot en wonderbaar = majestueus, onoverwinnelijk aan de overzijde van de glazen zee.

Zeven engelen = de vertegenwoordigers der Ge­meente in de onzienlijke wereld

De zeven laatste plagen = de toorn van God over de vij­anden der Gemeente = de valse kerk van de antichrist. Vgl. het samenvloeien der wa­teren van de Rode Zee.

(Openb. 15:02). Glazen zee, met vuur vermengd = zondvloed der demonen, hard en wreed.

Het beest zijn beeld en het getal van zijn naam = de antichrist en zijn gemeente in haar totale wezen. (Vgl. Farao en zijn ruiters)

Toelichting bij vers 1 en 2: De wateren (7 laatste plagen) vloeien samen op gezag van de Mozes van het nieuwe verbond, Jezus Christus, verbonden met Zijn Gemeente, het Israël Gods, en verslinden de antichristelijke kerk. Dit is het Harmagedon van (Openb. 16:16).

(Openb. 15:03-04).Het lied van Mozes en van het = het overwinningslied. (Vgl. het lied van Mozes: Ex. 15:01-19)

Dit is de aanvang van het herstel voorgesteld als het duizendjarig rijk.

(Openb. 15:05). Tempel van de tent der getuigenis = de Gemeente, waar de Ark der getuigenis, Jezus Christus, en de wet des geestes in is.

(Openb. 15:06). Rein en blinkend linnen = priesterschap.

Gouden gordel = koningschap.

(Openb. 15:07). Vier dieren = de bezielde schepping.

Zeven gouden schalen met de gramschap van God. = rechtvaardige oordelen Gods, welke door de Gemeente worden voltrokken. (1 Kor. 06:02-03)

De gramschap van God = los laten van de machten der hel, o.a. zonde- en ziekte­machten.

(Openb. 15:8. Niemand kon de tempel binnengaan = geen bekering meer mogelijk.

D.i. de nacht, waarin niemand werken kan. (Jes. 26:20)

 

Openbaring hoofdstuk 16.

(Openb. 16:02. Kwaadaardig gezwel = infectie naar geest, ziel en lichaam (wetteloosheid).

Mensen, die het merkteken van het beest hadden en zijn beeld aanbaden

= valse kerk, welke vervuld is met de geest van de antichrist.

(Openb. 16:03). Zee werd bloed als van een dode = ontbinding van het zielenleven.

(Openb. 16:04). Rivieren en waterbronnen werden bloed = de oorsprongen der leringen worden aards, vol van leu­gen.

(Openb. 16:05). Wateren = religieuze leven.

Altaar (brandoffer) = mensheid, waarvoor Jezus werd geofferd.

(Openb. 16: 08-09). Verzengd met vuur = doortrokken van boze mach­ten, vervuld van haat te­gen God.

Troon van het beest  = de macht van het beest.

(Openb. 16:11). Wordt verduisterd = wordt weggenomen, en de ware gedaante van de anti­christ komt openbaar, de mensen worden innerlijk ge­pijnigd (verzengd door de machten der duisternis).

(Openb. 16:12). Rivier de Eufraat = de machtige stroom van leu­gen, waarmee de valse kerk, Babel, zich voedt. Zie zesde bazuin.

Opdrogen = de modder, het vuile komt openbaar, waardoor er een bres komt, dit is de weg van de koningen. Vergelijk de inval der Meden en Perzen in Babel in Daniël 5.

Volgens de geschiedenis gebeurde dit door het laten op­drogen van de rivier de Eufraat, waardoor de vijand over de muren kon komen.

Koningen van de opgang der zon = de tien hoornen, grootvor­sten (occultisten) uit het rijk der duisternis (Openb. 19:19)

(Openb. 16:13-14). Draak, beest en valse profeet. = duivel, geest van de anti­christ. Tegenstelling: God, Christus en de Heilige Geest.

drie onreine geesten als kikvorsen  = afschuwelijke dwalingen.

(Openb. 16:15). Naakt. = uit het lichaam getreden als een spiritistisch medium.

Schaamte wordt zichtbaar = boze machten komen openbaar.

Verzamelen tot de oorlog = najagen van de ware Gemeente, welke in een punt des tijds veranderd is.

(Openb. 16:16). Harmagedon = herhaling van Megiddo, d.i. een berg, het beeld van de geest uit de afgrond. Tegen­stelling: de berg Sion = beeld van de Heilige Geest. Megiddo betekent vrij ver­taald: Plaats van veel krijgs­volk.

Lees in dit verband: (Jes. 14:14; Ps. 002:001-009; Openb. 02:15 en Richteren 4, “Debora en Barak”. Barak = bliksem en Joël 3 en 2 Thess. 02:03-12 en Openb. 19:15; Openb. 19:17-21).

(Openb. 16:17). Het is geschied = het oordeel over de valse kerk is voltrokken aan het eind van de zeven laatste plagen. De antichristelijke kerk is vernietigd.

De zeven schalen lopen parallel met de zeven bazuinen. De zevende schaal is bij de zevende bazuin; vergelijk ze met elkaar en u ziet dezelfde beelden (zie hoofdstuk 8).

(Openb. 16:18). Bliksemen, stemmen, donderslagen, aardbeving = totale ontwrichting van het natuurlijke leven.

(Openb. 16:19. Grote stad (Babylon) = de valse kerk.

Wijn van gramschap van Gods toorn = het oordeel over de valse kerk, de grote hoer (Openb. 17:01).

(Openb. 16:20). Eilanden, bergen in de zee = geestelijke machten. Vgl. berg Sion = Heilige Geest,

De zeven schalen lopen parallel met de zeven bazuinen. De zevende schaal is bij de zevende bazuin; vergelijk ze met elkaar en u ziet dezelfde beelden, zie hoofdstuk 8.

(Openb. 16:21). Hagelstenen = verwoestende, keiharde wer­king van de machten der duisternis, innerlijke ver­woesting.

 

Openbaring hoofdstuk 17.

(Openb. 17:01). De grote hoer = de afvallige kerk, welke haar dieptepunt bereikt in de gemeente van de antichrist.

Vele wateren = Het geestelijke, religieuze leven der volkeren, dat be­paald wordt door de vele dwalingen. Zie ook vers 15.

(Openb. 17:02). De koningen der aarde = machthebbers in het poli­tieke, wetenschappelijke en culturele leven,

Die op de aarde wonen = aardsgerichte mensheid,

Wijn harer hoererij = de zonden en ziekten, welke zij als vrucht van haar on­reine gemeenschap teweeg brengt,

(Openb. 17:03). Woestijn = dorre plaats, waar het leven wegkwijnt. Vgl. (Openb. 21:09-10).

Vrouw = imitatie van de ware Gemeen­te in Openbaring 12.

Scharlaken rood = vol van duivelse activiteit en hartstocht,

Beest = beest uit de zee. (Openb. 13:01) Tegenhanger van de Heilige Geest, waar de ware Gemeente op rust, Sion!.

Godslasterlijke namen = het wezen van de duivel, haat tegen God.

Zeven koppen = dwaalleringen (Openb. 13:01)

Tien horens = geestelijke kracht (Openb. 13:01).

(Openb. 17:04). Purper, scharlaken, enz. = aardse macht en rijkdom. Zij vergadert geen schatten in de hemel, maar wel op de aar­de.

(Openb. 17:05). Haar naam is geheimenis = haar wezen is verborgen on­der schijn.

Moeder van de hoeren = zij brengt dwalingen en le­ringen van boze geesten voort,

(Openb. 17:06). Dronken van het bloed der heiligen = de martelaren zijn altijd in de kerk gevallen.

(Openb. 17:070. Verbazing = het is verbazend dat nooit tevoren in de kerkgeschiedenis de ware aard van Babylon ontdekt is. Dit is het gevolg van gebrek aan visie in de hemelse gewesten

(Openb. 17:08). Afgrond = dodenrijk.

Die op de aarde wonen = aardsgerichte mensheid.

(Openb. 17:09). Bergen, koningen = gekroonde machten uit het rijk der duisternis.

(Openb. 17:10).

Zeven koppen = 1. Heerszucht, 2. geweld, 3. uiterlijk vertoon, 4. leergeesten, 5. traditie. Deze vijf zijn gevallen.

6.occultisme.

7.oecumene.

8.Occultisme. = zesde kop.

(Openb. 17:12-13). Tien koningen. = onzienlijke gekroonde macht­hebbers, welke geïnspireerd worden door de geest van de antichrist en welke de heersende politieke systemen uitmaken. Daniël 7.

vers 14. Het Lam = Christus met Zijn Gemeente.

(Openb. 17:16). Berooid en naakt maken = haar schande openbaren en haar wezen bloot leggen.

Haar vlees eten = haar ontdoen van aardse lui­ster en vertoon.

Haar met vuur verbranden = haar prijsgeven aan de oc­culte machten van de afgrond.

(Openb. 17:17). Zijn zin volbrengen = Gods plan uitvoeren (Jes. 13:03).

De Woorden Gods = het oordeel over de valse kerk.

 

Openbaring  hoofdstuk 18.

(Openb. 18:01). Een andere engel = de engel van Jezus (Openb. 08:03; Openb. 10:01).

(Openb. 18:02. Gevallen = totaal afgevallen, er is niets meer van Gods Geest in de valse kerk.

Onrein en verfoeid gevogelte = de boze machten, welke het zaad van Gods Woord wegpikken uit het hart. (Matt. 13:04; Matt. 13:19).

(Openb. 18:03). Hartstocht = felheid, intensiteit.

Koningen der aarde = machthebbers in het poli­tieke, wetenschappelijke en culturele leven.

Kooplieden der aarde = degenen, met wie de kerk com­promissen aangegaan is. Ko­pen = uitwisselen, geven en nemen.

(Openb. 18:04). Een andere stem = de stem van Jezus zelf.

Gaat uit van haar, enz. = de oproep tot de ware Gemeente om zich te distantiëren van de praktijken der valse kerk. (Jer. 50:08; Jer. 51:69).

(Openb. 18:05). Haar zonden en ongerechtigheid = haar ontucht met de boze machten.

Hebben zich opgehoopt  = zij heeft zich schatten ver­zameld in de dag des toorns.

(Openb. 18:06). Vergelding = overgave aan de antichriste­lijke machten. Vergelijk de over­gave van Babel aan de Meden en Perzen.

Pijniging = kwelling door de boze geesten.

Rouw = wegname van haar aardse be­zit, maar ook zonder hoop en zonder God in deze wereld.

(Openb. 18:08). Op één dag = in een kort tijdsbestek.

Dood = volkomen afsnijding van God.

Rouw = ontredderde geestelijke toe­stand.

Hongersnood = er is geen geestelijk voed­sel te krijgen, het brood des levens.

Met vuur verbranden = prijsgeven aan de machten der duisternis.

(Openb. 18:09). Koningen der aarde = machthebbers in het politieke, wetenschappelijke en culturele leven. De fundamenten der “christelijke” beschaving.

Wenen en weeklagen = ineenstorten van het gezag in kerk en maatschappij,

Rook der verbranding = de verschrikkelijke gevol­gen van deze ondergang. Het uitzicht naar boven wordt belet.

(Openb. 18:10). Van verre = zij distantiëren zich van haar.

Sterke stad = vanwege de talrijke en krach­tige organisaties,

In één uur = in een zeer kort tijdsbestek,

(Openb. 18:11). Kooplieden der aarde = degenen, met wie de valse kerk compromissen is aange­gaan en van wie ze haar schatten verzamelde,

Lading van goud, zilver enz. = de rijkdommen en schatten der aarde.

Lichamen en zielen van mensen = uitbreiding van leden, wel­ke zich kunnen voeden met de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven. Let op, de geest van de mens wordt niet genoemd,

(Openb. 18:14). Het ooft = alles wat de aarde voort­brengt aan materiële, cul­turele schatten. Voorbeeld: Theologie, gebouwen, koren, liturgieën, concilies, sy­noden, kerkverordeningen, ze zullen weggenomen worden. Vergelijk (Jes. 03:16-26).

(Openb. 18:15). Van verre = zij distantiëren zich van haar.

(Openb. 18:16). In één uur = in een zeer kort tijdsbestek. Vergelijk (1 Thess. 05:03; Jer. 50:37).

(Openb. 18:17-18). Die de zee bevaren. = leiders in het religieuze leven.

Zeelieden. = degenen, die zich bewegen in de religieuze wereld, grote wereldgodsdiensten zoals: Boeddhisme, Mohammedanisme, Theosofie, humanisme, Rozen­kruisers, e.d.. De valse kerk betoonde t.o.v. deze demonische godsdiensten veel mildheid.

(Openb. 18:19). Schepen op de zee. = organisaties.

(Openb. 18:20). Heiligen, apostelen en profeten = zij die hun wandel in de hemel hebben, die de gehei­menissen van het koninkrijk der hemelen kennen en zij die als instrumenten de ge­dachten Gods in de wereld openbaren.

 

Openbaringen hoofdstuk 19.

(Openb. 19:01). Halleluja enz. = een antwoord op (Openb. 14:07; Openb. 18:20).

Schare in de hemel = degenen, die in hun inwendige mens bij Jezus hun intrek ge­nomen hebben, samen met dege­nen die nog in het aardse lichaam wonen, n.l. de overblijvenden uit (1 Thess. 04:15), en samen met de zielen onder het altaar, de martelaren, en de heilige engelen Gods.

Heil = heling of genezing der totale mens.

(Openb. 19:02). De grote hoer = Babylon, de valse kerk, waar­over het oordeel Gods wordt voltrokken door de antichris­telijke kerk. Wie zich ver­zet, wordt uitgeroeid. (Openb. 13:150. Hierbij zullen ook velen van het ware volk Gods gedood worden, de twee getui­gen uit hoofdstuk 11; dezen zullen echter na 3 en 1/2 dag op­staan, gelijk in een punt des tijds veranderd en opge­nomen worden.

(Openb. 19:03). Halleluja = Prijst de Heer.

Haar rook = haar overgave aan de machten der duisternis met hun ver­stikkende werking,

(Openb. 19:04). Vierentwintig oudsten = vertegenwoordigers van het nieuwe Jeruzalem,

Vier dieren = vertegenwoordigers der (zicht­bare) schepping,

(Openb. 19:05). Een stem uit de troon = de stem van Jezus Christus,

Kleinen = degenen, die op het funda­ment gebouwd hebben met hout, hooi en stoppelen (1 Kor. 03:12).

Groten  = degenen, die velen tot gerech­tigheid gebracht hebben-(Dan. 12:03)

(Openb. 19:06. Een grote schare = de talrijke, die het Lam gevolgd zijn.

Geruis van vele wateren =eenheid temidden van grote verscheidenheid van menselijke zielen uit alle geslachten, taal en volk.

Het geluid van de donder  De stem Gods temidden van Zijn volk.

Het koningschap = het koningschap over Gods volk, dat zich naar lichaam, ziel en geest in de hemelse gewesten bevindt. Het parlement is gevormd en het herstel van de schepping Gods kan beginnen. Er is een nieuwe hemel, maar er moet nog een nieuwe aarde komen.

(Openb. 19:07). Bruiloft des Lams = de volkomen geestelijke eenwording van het Lam d.i. Christus met Zijn vrouw en de Vader. De gemeente is de vrouw van Christus en samen vormen zij als “het Lam” de bruid van God. Zie (Openb. 05:09; 1 Kor. 11:03). Over het bruiloftsmaal, zie vers 17.

(Openb. 19:08). Blinkend en smetteloos fijn linnen = tot alle goed werk volkomen toegerust, klaar om de schepping te herstellen. Het kleed der gerechtigheid bepaalt de status van de opstandingsmens.

(Openb. 19:09). Hij zeide tot mij = de engel des Heren.

Zalig de genodigden tot de bruiloft = Zij hebben het einddoel des geloofs bereikt (Matt 22:08; 1 Petr. 01:09-10).

Dit zijn de waarachtige Woord van God    = de inschakeling van de heiligen tot voltooiing van het Godsrijk lag van eeuwigheid reeds vast.

(Openb. 19:10). Johannes raakt buiten zichzelf bij het zien van de heerlijkheid der kinderen Gods, die naar lichaam, ziel en geest de volmaaktheid bezitten, vol van de Heilige Geest en onafgebroken gemeenschap met de Vader en de Zoon hebben. Dit is het paradijs wat Paulus zag (2 Kor. 12:02-04).

Omgekeerd:

De Geest der profetie is het getuigenis van Jezus = hetgeen de Heilige Geest d.m.v. de profetie in de dienstknechten Gods openbaart .

(Openb. 19:11). Witte paard en Hij die daarop zit = de Heilige Geest, welke het Woord Gods draagt. De sa­menhang tussen Woord en Geest. Vergelijk (Openb. 06:02).

Getrouw en waarachtig = Hij kan zich zelf nooit verloochenen.

(Openb. 19:12). Vuurvlam = kracht van de Heilige Geest, waarmee Hij zich opricht om tegen zijn vijanden te strij­den. Voor hen een verschrik­kelijke ontdekking (Openb. 06:16-17).

Vele kronen = Koning der koningen, Heer der heren. Zijn macht is ve­le malen vermenigvuldigd in de zonen Gods.

(Openb. 19:12). Een geschreven naam die nie­mand weet = een verborgenheid; deze naam zal Hij schrijven op degenen, die Zijn Wezen dra­gen en met Hem in de heer­schappij delen,

(Openb. 19:13). Met bloed doordrenkte kleed = het lijden en sterven van het Lam Gods.

Woord Gods = Zijn relatie met de Vader. Hij is de vleesgeworden open­baring van de gedachten van het plan van God.

(Openb. 19:14). Heerscharen in de hemel = de Gemeente, een geordende formatie, toegerust ten strijde. Ook zij op witte paarden.

Wit en smetteloos fijn linnen = rechtvaardig en heilig.

(Openb. 19:15). Een scherp zwaard = het zwaard des Geestes, het­welk is Gods Woord. (Heb. 04:12).

Heidenen = boze machten.

Hoeden = het verdedigen van de kudde tegen de geestelijke vij­anden.

Persbak = samenpersing van Gods toorn. (Openb. 14:19).

(Openb. 19:16). Koning der koningen, Heer der = de overste leidsman van een volk van koningen en pries­ters, Gode ten eigendom. (1 Petr. 02:09). Koningschap is macht en autoriteit.

(Openb. 19:17). Een engel = de engel der Gemeente.

De zon = de heerlijkheid van de Almachtige. (Openb. 12:01); de zon is het centrum van het leven, het middelpunt van het koninkrijk Gods. De tegenhanger hiervan is het centrum van het koninkrijk van satan, waar de dood heerst.

Vogels in het midden des hemels = ontbindende machten, in dienst van de verderver Apollyon (Openb. 09:11).

De grote maaltijd Gods

= de lichamen van hen, die in het hemelse Harmagedon ge­slagen worden. (Hagg. 02:08 en Joël 03:09-19.)

Dit gedeelte vanaf vers 17 sluit tevens aan op (Openb. 16:16). Als de grote spiritistische wereldseance van de gemeente van de antichrist plaats vindt voor de eindstrijd in het hemelse Harmagedon, waarvoor zij uit hun lichamen treden, om de ware Gemeente, welke in de hemelse gewesten is, na te jagen en tegen haar te strijden.

Zij worden daar overmocht en keren niet meer in hun lichamen terug. Hun lichamen worden ten prooi overgegeven aan de ont­bindende machten en vormen de maaltijd Gods.

(Openb. 19:18). Koningen = staatkundige en religieuze grootvorsten,

Oversten over duizend = voornaamste leiders,

Sterken = waarin de geest van de anti­christ zich het machtigst openbaart.

Paarden en hen die daarop zitten = geestelijke machten, welke zich in de mens incorporeer­den en door hun kracht ook anderen dragen,

Allen, vrijen en slaven, kleinen en groten = de gehele gemeente van de antichrist, welke zijn merk­teken (doop in zijn geest) draagt.

(Openb. 19:19). Het beest = de geest van de antichrist,

Koningen der aarde = de tien koningen, grootvor­sten in het occultisme,

Hun legerscharen = de gemeente van de antichrist,

Verzameld om oorlog te voeren tegen het Lam en Zijn Gemeente  = klaar om door hun occulte macht de onzienlijke wereld binnen te dringen en daar slag te leveren. Zij verla­ten hun sterfelijk lichaam. De drie onreine geesten van (Openb. 16:13-14) hebben door hun verleugenende macht deze ver­zameld tot de krijg in Harmagedon. (2 Thess. 02:10-12).

De overigens Welke naar de geest en ziel (de inwendige mens) van hun lichamen gescheiden zijn, keren daarin niet terug, maar worden door het Woord Gods naar het dodenrijk verwezen.

Hun lichamen worden ten prooi gegeven aan de ontbindende machten (vogels) van de dood. (Matt. 24:28; Dan. 07:11).

(Openb. 19:20-21). = hiermede imiteert hij de verandering in een punt des tijds van de ware Gemeente. Na de nederlaag wordt hij levend in de poel des vuurs geworpen, dus met zijn lichaam. Hij komt niet in het dodenrijk zoals normaal de gestorvenen. Zo is zijn lichaam verworden tot een eenheid met het beest, in hem, dat hij hiervan niet te scheiden is.

(Openb. 19:20). Het beest met de valse profeet = de antichrist met daarin

het beest. (De antichrist is niet uitgetreden uit zijn lichaam, vanwege de geest­kracht van het beest, maar strijdt zelfs met zijn lichaam mee.

In deze strijd geldt:

Autoriteit tegenover autoriteit

Waarheid tegenover leugen

Naam tegenover naam

Christus tegenover antichrist

Heilige Geest tegenover beest uit de afgrond.

 

Openbaring hoofdstuk 20.

(Openb. 20:01). Een engel = waarschijnlijk Michaël. Vergelijk (Jes. 24:21-22).

Afgrond = dodenrijk, gevangenis,

Keten = = het Woord Gods, het Godde­lijke hevel.

(Openb. 20:02). Duizend Jaren = een vastgestelde tijd, waarin de Gemeente de zichtbare schepping gaat herstellen, de grote wereldsabbat. Zie (Jes. 14:07-23).

Met satan gaat het in deze volgorde: Uit de hemel op de aarde, van de aarde in het dodenrijk, na een zeer korte tijd in de poel des vuurs, dit is de eeuwige afgrende­ling. Vgl. (Jes. 14:09-16).

(Openb. 20:03). Afgrond = dodenrijk, gevangenis, waar Apollyon de macht heeft,

Verzegeling = absolute gebondenheid,

(Openb. 20:04). Tronen = de heerschappij der Zonen Gods.

Op tronen gaan zitten = een heersende positie innemen. Vgl. (Openb. 03:21; Heb. 02:08-09; Matt. 19:28. Het herstel van de zuchtende schepping neemt een aanvang. Hiervoor ontvangen zij het oordeel om scheiding te ma­ken tussen goed en kwaad op aarde.

Zielen der martelaren = hun inwendige mens. Vgl. (Openb. 06:09).

Duizend jaren = een door God afgemeten, be­paalde en volle tijd.

(Openb. 20:05). De overige doden = degenen, die niet tot de Ge­meente van Jezus Christus behoren;

  1. Allen, die niet zijn ge­schreven in het boek des levens.
  2. De gelovigen van het Oude Verbond. Hiertoe behoren in feite ook diegenen uit de Nieuw Testamentische be­deling, welke nog onder de bepalingen van het Oude Ver­bond leven,

Eerste opstanding = na de wedergeboorte naar de inwendige mens opstaan tot een nieuw leven. Vgl. (Joh. 05:25; Joh. 08:51-52).

(Openb. 20:06). Zalig = gelukkig, volkomen functionerend naar de wil van God.

Heilig = geheeld en afgezonderd van het kwaad.

Tweede dood = eeuwige dood, de poel des vuurs, eeuwige scheiding van God.

Priesters = reinigend en verzoenend werk

Koningen = leiding geven bij het herstel van de schepping. Vgl. (Rom. 08:19-20; Jes. 35:01-02).

(Jes. 65:17).

Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Aan het begin van het duizendjarig rijk is de hemel voltooid. Daarin is geen duisternis meer. Alle boze machten zijn uit de hemelse gewesten verdreven. Nu vangt het scheppen van de nieuwe aarde aan, d.w.z. het zuiveren van de invloed en heerschappij der boze machten, welke mens en dier nog bezet houden op aarde. Alleen de doodsmacht wordt in het duizendjarig rijk niet over­wonnen. Dit geschiedt pas na het laatste oordeel (Openb. 20:14). Wel krijgen de van zonde- en ziektemachten verloste mensen weer hoge leeftijden, want zonden en ziekten zijn de poorten van de dood. (Jes. 65:20-22). Voor zondaars is in het vrederijk geen plaats. Wanneer iemand niet verlost wil worden van boze machten, welke nog in hem wonen, dan wordt hij onmiddellijk gedood wanneer deze machten zich in de zienlijke wereld willen manifesteren. Er is een volmaakte theocratie, zoals het volk Israël er het schaduwbeeld van had bij de regering van Salomo, welke op de troon des Heren zat.

Aan het eind van het duizendjarige rijk is er weer een para­dijstoestand, zoals bij Adam en Eva, alleen valt zij nog on­der de vergankelijkheid. De Bijbel spreekt over het duizend­jarig rijk als over de “toekomende eeuw” (Matt. 12:32; Ef. 01:21 en  Heb. 06:05). In (Heb. 02:05) wordt gezegd, dat de “toe­komende wereld” het duizendjarig rijk, onderworpen is aan de Gemeente, het Israël Gods, dus niet aan een natuurlijk volk Israël.

Deze omsingeling speelt zich niet op aarde af maar in de he­melse gewesten. Het betreft hier opnieuw een occulte aanval, maar feller dan die in de tijd van de antichrist.

Vuur uit de hemel

(Openb. 20:07-08). Gog en Magog. Gog in het land van Magog = grootvorst van Mesech en Tubal (Ez. 38:02), wat voorstelt een grootvorst in het rijk der duisternis. Satan, Ma-king = Donker land is Soemerisch

(Openb. 20:09). Legerplaats der heiligen = de Gemeente

De geliefde stad = de herstelde, gelovige mensheid, welke het nieuwe Jeruzalem vormt.

Deze omsingeling spelt zich niet op aarde af, maar in de hemelse gewesten. Het betreft hier opnieuw een occulte aanval, maar feller dan in de tijd van

Vuur uit de hemel = machten der duisternis. Vgl. (Ez. 38:21-22; Matt 12:25-26).

(Openb. 20:10). Poel des vuurs = eeuwige afgrendeling.

Vuur en zwavel = concentratie van boze machten,

Gepijnigd = tot niets doen gedoemd. (Ez. 39:11): Dal der doortrek­kende is de poel des vuurs, waar Gog en zijn menigte be­graven worden.

Na de overwinning op Gog en zijn menigte, satan en zijn boze engelen, wordt weer in een afgepaalde tijd de schepping gezui­verd van iedere achtergebleven demon, evenals in het duizend­jarig rijk gebeurde. (Ez. 39:12) noemt dit een tijdperk van ze­ven maanden waarin het Israël Gods (Gemeente) de aarde herstelt. Elke nog overgebleven macht der duisternis wordt in het dal van Gogs menigte, poel des vuurs, begraven.

Weer wordt de aarde gereinigd van de dode lichamen van hen die door de duivel hebben laten verleiden, door de ontbindende doodsmachten, welke hiertoe worden opgeroepen evenals na de overwinning op de antichrist en zijn menigte (Ez. 39:17-20).

(Openb. 20:11). Een grote witte troon = heerschappij en oordeel, vol gerechtigheid. Op de troon zit God, de Vader, het Lam en Zijn Gemeente. De troon is groot.

(1 Kor. 06:02; Joh. 05:22; Hand. 17:31).

(Openb. 20:12). De doden = de gestorvenen van alle eeuwen, behalve degenen, die deel had­den aan de eerste opstanding. (Joh. 05:29; Dan. 12:02; Matt. 25:46).

Groot en klein = in verband met de werken die zij gedaan hebben, hetzij van gerechtigheid of ongerechtig­heid. Vgl. (Mark. 10:44; Matt. 05:19; Matt. 11:11).

Voor de troon staande = zij zijn verrezen, opgestaan,

(Openb. 20:13). Zee, dood en dodenrijk = het religieuze leven der men­sen, waarin zich ook de wet­teloze en ontbindende machten, dood en dodenrijk bevinden. In het diepst van de zee is de afgrond, de buitenste duister­nis. De zee is dus de verblijf­plaats der doden, welke geen deel hadden aan de Gemeente van het nieuwe verbond.

Boeken = verzameling van alles wat de mensen gedaan en gedacht hebben, Boek des levens = de namen van allen, wier zon­den vergeven zijn en die naar de gerechtigheid gejaagd heb­ben.

(Openb. 20:14). De dood = de overste van de ontbindende machten van het dodenrijk, de afgrond in de zee; de schat­bewaarder van de duivel. Satan is de overste van de machten der lucht (Ef. 02:02; Ef. 06:12).

(Openb. 20:15). Bevonden geschreven te zijn = alles wordt nauwkeurig onder­zocht. Vgl. (Matt. 13:47-50).

De poel des vuurs = de eeuwige afgrendeling in een eeuwige gemeenschap met een concentratie van boze mach­ten. Hieruit is geen opstan­ding of bevrijding mogelijk. (Openb. 20:10)

 

Openbaring hoofdstuk 21.

(Openb. 21:01). Nieuwe hemel, onzienlijk = volledig gezuiverd van boze machten, vol lichtdragers, heilige engelen Gods, welke zich ongehinderd ten dienste van de herschapen mens stellen

Nieuwe aarde = volledig gezuiverd van de in­vloed van boze machten, ge­heel functionerend naar de wetten Gods. Er is een bio­logisch evenwicht. Hier regeert de volkomen, tot een geestelijk wezen ontplooide mens, waarin God woont,

Eerste hemel = het koninkrijk der Hemelen, waarin goed en kwaad tezamen waren.

Eerste aarde = een vermenging van zonde en gerechtigheid. Vgl. (Jes. 65:17; Jes. 66:22; 2 Petr. 03:13).

De zee = het geestelijke leven op aar­de en in de dood. Zij heeft als beeld haar betekenis ver­loren, nu dood en dodenrijk in de poel des vuurs gewor­pen zijn.

(Openb. 21:02-03). De heilige stad, het nieuwe  Jeruzalem = de gehele nieuwe herstelde mensheid. Vgl. (Heb. 11:10; Ps. 087:003).

De tent van God = de Gemeente Gods in de heilige stad. God woont nu in de Ge­meente, maar bij de volkeren van het nieuwe Jeruzalem.

Bruid = = het nieuwe Jeruzalem (de ge­lovigen aller eeuwen staan t.o.v. de Gemeente, waarin God woont, in de verhouding van bruid en bruidegom. Vgl. (Jes. 62:05). Zonen = Ge­meente, U = het nieuwe Jeru­zalem. De “bruid” wordt door de “brui­degom” tot de volmaaktheid ge­bracht, opdat God zal zijn alles en in allen. (1 Kor. 15:58).

(Openb. 21:04). De eerste dingen  = de innerlijke mens moet nog geheeld worden. Dit geschiedt met de klederen des heils, he­ling, (Jes. 61:10).

Tranen = de oude schepping, welke door de machten beschadigd en on­derdrukt was.

(Openb. 21:05). Hij, die op de troon gezeten is = God en Christus, wonend in de Gemeente,

Alle dingen nieuw maken = herstellen van de beschadigingen, zuiveren van kwaad. De weder­geboorte aller dingen.

(Openb. 21:06-08). De dorstigen = degenen, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Vgl. (Matt. 05:06; Jes. 55:01-02).

De bron van het water des levens =  Jezus Christus,

Water des levens = de Heilige Geest,

Lafhartigen = zij, die de strijd in de he­melse gewesten ontvluchten en geen weerstand bieden tegen de boze machten,

Ongelovigen = welke door twijfel en natuur­lijke gerichtheid niet in kunnen gaan in het Koninkrijk Gods.

Boosdoeners, moordenaars en ontuchtigen = degenen, die zich willoos heb­ben overgegeven aan de gees­telijke boosheden in de lucht,

Tovenaars en afgodendienaars = zij die contact onderhouden met de geesten uit het do­denrijk.

Leugenaars = zij, die geestelijk voortko­men en rechtstreeks geïnspi­reerd worden door de vader der leugen, de duivel. Ook zij die valse leringen verkondigen.

Poel van vuur en zwavel = concentratie van boze mach­ten (haat, leugen, onreinheid en ontbinding),

(Openb. 21:09). Eén van de zeven engelen = waarschijnlijk de laatste. (Openb. 16:17).

De bruid de vrouw des Lams = de gelovigen uit de gehele mensheid verenigd met de Ge­meente en Jezus,

(Openb. 21:10). Grote en hoge berg = de berg Sion als beeld van de Heilige Geest. Zie (Jes. 02:02).

De heilige stad: Jeruzalem = het volmaakte en één geworden volk Gods.

Nederdalend uit de hemel = het wordt zichtbaar vanuit de onzichtbare wereld,

(Openb. 21:11). De heerlijkheid Gods = de Gemeente. Vgl. (Joh. 17:22). Kristalheldere diamant = schitterend schoon,

(Openb. 21:12) De grote en hoge muur = een afgesloten geheel en een voltooid plan. Vgl. (Jes. 60:18).

Poorten = toegangen tot het binnengaan van de stad Gods.

Engelen = poortwachters. Vgl. (Jes. 62:06-07).

Twaalf stammen der kinderen Israëls = het Israël Gods. Vgl. (Openb. 07:04; Openb. 14:01).

(Openb. 21:13). Naar het oosten, noorden, zuiden en westen = rondom.

(Openb. 21:14). Twaalf fundamenten = de leer der twaalf apostelen = het evangelie van Jezus Christus.

(Openb. 21:15). Gouden meetstok = Jezus Christus. Vgl. (Ef. 04:13).

(Openb. 21:16). Vierkant = volmaakt!

(Openb. 21:17). De muur = mogelijk de Gemeente van de eindtijd, welke het eerst tot voltooiing kwam.

Mensenmaat, engelenmaat = de maat van de volkomen mens Jezus Christus, waarmee de engel te werk gaat,

(Openb. 21:18). Diamant = schoner dan het goud der stad, onder druk gehard en gevormd, de 144.000 kwamen uit de gro­te verdrukking (Openb. 07:14).

Goud = de rechtvaardigen, welke de stad vormen, rein en heilig.

(Openb. 21:19-20). twaalf edelstenen. = de veelkleurige wijsheid Gods. (Ef. 03:10).

Poorten = toegangen tot de stad.

(Openb. 21:21). De straat der stad = het centrum, waar de tempel is.

Zuiver goud gelijk aan  = heiligheid, gerechtigheid.

(Openb. 21:22). Tempel = de heerlijkheid Gods in de Gemeente.

(Openb. 21:23). De heerlijkheid Gods, het Lam = de Gemeente met Jezus, zij verlicht de gehele stad.

(Openb. 21:24). De volken = de bewoners der nieuwe aarde.

Koningen der aarde = de rechtvaardigen, welke zich tevens in de onzienlijke ge­westen bewegen.

Hun heerlijkheid = de kroon, welke zij ontvangen hebben.

(Openb. 21:25). Haar poorten zullen niet ge­sloten zijn = er is geen gevaar meer van vijanden = de machten der duisternis.

(Openb. 21:26). De heerlijkheid en de eer der volken = de rechtvaardigen uit alle landen.

(Openb. 21:27). Onreinheid =  invloed van de duisternis

 

Openbaring hoofdstuk 22

(Openb. 22:01-05) is het paradijs, de gemeente in haar voltooide functie.

(Openb. 22:01). Rivier van water des levens = de Heilige Geest (Gen. 02:10).

Kristalhelder = zonder een zweem van on­waarheid.

Uit de troon van God en het Lam = uitgaande van de Vader en de Zoon.

(Openb. 22:02. Het geboomte des levens = de Gemeente. Jezus is de Boom des Levens.

Twaalf maal vruchtdragend = eeuwigdurend vruchten des Geestes voortbrengend.

Bladeren van het geboomte des levens = ontplooiing der geestelijke gaven.

Genezing der volkeren = innerlijk herstel van de in­wendige mens van degenen die beschadigd zijn ingegaan.

(Openb. 22:03). Vervloekte = iets dat tot het rijk der duisternis behoort.

Troon van God en het Lam = heerschappij van de Gemeente, waarin God woont.

Dienstknechten = de rechtvaardigen,

(Openb. 22:04). Naam, aangezicht = wezen, hoedanigheid.

Voorhoofden = daar, waar het verstand en het inzicht is.

Nacht = duisternis.

(Openb. 22:05). De Here God zal haar verlichten = de heerlijkheid Gods in de Gemeente is de lamp, waarbij de bevolking van het nieuwe Jeruzalem wandelt (Openb. 21:24).

Dit laatste gedeelte sluit aan bij het begin van het boek Openbaringen. Jezus zelf spreekt tot Johannes, zoals Hij ook in het begin tot hem sprak. (Openb. 01:09 t/m Openb. 03:22)

(Openb. 22:06). Getrouw en waarachtig = nauwkeurige weergave van het plan Gods (Openb. 21:05).

De Here, de God van de geesten der profeten = Jezus Christus. Vgl. Mozes

en Aäron, (Ex. 04:15; Openb. 19:10).

Zijn engel = de engel van Jezus, zie vers 8.

(Openb. 22:10). Verzegelen = verbergen tot het nog komende. (Dan. 12:09).

(Openb. 22:15). Honden, tovenaars, hoereerders, moordenaars, afgodendienaars en leugenaars = zie (Openb. 21:08).

(Openb. 22:16). Wortel Davids = degene, aan wie de troon van David zijn recht ontleende. De troon van David is de troon des Heren. (1 Kron. 29:23).

Geslacht Davids = het enige zaad van David en zo ook het enige zaad van Abraham.

(Openb. 22:17). De Bruid = de rechtvaardigen van het nieuwe Jeruzalem, welke t.o.v. de Gemeente, met Jezus, staan in de verhouding als van brui­degom t.o.v. bruid. Samen vormen zij de bruid van God. Want als alles hersteld is in de schepping, dan zal ook de Zoon, met de zijnen, alle macht aan de Vader over­geven. (1 Kor. 15:24-28).

(Openb. 22:18). Toevoegen enz. = betekenissen eraan koppelen, welke God niet bedoeld heeft. Deze dingen op het natuurlijke vlak brengen.

(Openb. 22:19). Afnemen enz. = ze onverschillig laten liggen, niet serieus nemen.

(Openb. 22:21). Amen = het zal zeker geschieden.

test tekst