1939.08
Verloren Evangelie.
“Ik heb niets achter gehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al de raad Gods.” (Hand. 20:27).
Het Evangelie is een gave en een kracht Gods en… onvernietigbaar. De mens echter die het hoort, kan er zich van afwenden, of het misverstaan, en ook slechts gedeeltelijk aannemen. De prediker of leraar kan het Blijde Nieuws verzaken, en over politiek, humanisme, enz. spreken; hij kan ook het Woord verkeerd uitleggen, gedeelten verachten, vervalsen, en tevens één stuk tot zijn stokpaardje maken, d.w.z. altijd één en hetzelfde behandelen. De goede dienaar zal het met Paulus eens zijn: om niets achter te houden, maar de volle raad Gods te verkondigen. De Efeziërs en alle andere christenen hadden het volle Evangelie ontvangen; daartoe was echter nodig, dat de leraar het volle kende. Apollos was een welsprekend man en machtig in de Schriften; evenwel kon hij het volle Woord niet leren; nadien, als hij de weg Gods vollediger gehoord en aangenomen had, was hij in staat, de leerlingen zover te brengen, als de Here hem gebracht had. (Hand. 18:24; Hand. 19:01-07).
De jeugdige Kerk had de volle raad of Evangelie Gods van de Apostelen ontvangen. AI de Schrift (het Oude Testament van God ingegeven) werd door hen niet verwaarloosd, en een heerlijk nieuw licht ontstak de Heilige Geest door hen. Telkens tot staving en verdediging halen ze de Schriften aan. Wij hebben nu de gehele Schrift, We mogen niets verwaarlozen. De Bijbel Geschiedenis en Bijbelleer is ten nauwste aan elkander verbonden, als wortel en stam. Loochent men de geschiedenis, dan vervalt ook de leer. De leer van Jezus’ vleeswording, kruisdood. opstanding en hemelvaart is gebaseerd op geschiedenis, rotsvaste gebeurtenissen; is het ene waar, dan is vanzelf het andere waarheid. De uitstorting en het werk van de Heilige Geest, alsmede de wording van de Gemeente en haar eredienst, behoren tot de Bijbel. Geschiedenis (Nieuw Testament, inzonderheid de Handelingen), waaraan de Bijbelleer voor de Kerk verbonden is; het ene is vast aan het ander.
Wij moeten helaas kort zijn; toch stellen we de grote vraag: wat was er in de Kerk van de middeleeuwen, ten tijde van Luther, van de volle-Evangelie-prediking overgebleven? Indien de Roomse Kerk niets had verzaakt, noch vervalst, waarom verwekte God dan Luther, de grote hervormer?
De Kerkgeschiedenis leert ons dat het zeer treurig met de prediking van het Woord en het leven daarnaast gesteld was. Het Evangelie was zo goed als verloren, en de Schrift verstoken. Allerlei ceremoniën en uiterlijke vertoning waren de kerk ingebracht, Véél, héél veel, waar wij van harte God voor danken, hebben Luther, Calvijn e.a., afgeschaft en veel goeds weergebracht; doch… geenszins het volle; en dat kan men die helden ook niet kwalijk nemen; vooreerst verlieten zij zo juist de Afvallige Kerk, en kwamen langzaam tot beter inzicht. Zij hadden met allerlei verkeerde elementen te strijden, en vooral het eerst nodige terug te brengen: de rechtvaardiging door het geloof, en niet door goede werken, volgens Rome.
De heerlijke Maranatha-boodschap en de opname van de gemeente hebben zij niet verkondigd. De christenen toen hadden haast geen licht over het belangrijke feit van Jezus’ komst en Koninkrijk.
Dat Jezus óók de Geneesheer van zieken is, was eveneens verloren gegaan. De zalving volgens (Jak. 05:14-15), had de Roomse Kerk veranderd, in voorbereiding tot sterven, in plaats van genezing! Men zei: wonderen zijn niet meer nodig en zelfs: gebeurt er een wonder, dan is het derhalve een valse. De kracht van het gebed en geloof werd niet geleerd; noch de zendingsplicht en het wachten op de vervulling van de Heilige Geest. In de vorige eeuw kwam pas de zendings-gedachte en ijver en aan het begin van deze eeuw een sterke begeerte de profetieën te onderzoeken, en steeg dat Woord van God in waarde. De typologische studie wordt nog ten zeerste geminacht en de Kerk met Israël nog te veel verward. Kerkorde, ambten en eredienst, vroeger verwereldlijkt en daarna in een dorre orthodoxie gebracht, wordt nog door vele evangelisaties geweerd en ongewenst terzijde gelaten.
Het gebod: wordt vervuld met de Heilige Geest, en de belofte: van de Geestes doop, met het profeteren in de laatste dagen, waarin de Christelijke Kerk leeft, is voor velen helaas nog onbekend, zowel voor leraars als leden.
In de Pinkstergemeente wordt door Gods genade het volle Evangelie verkondigd, ook datgene wat voor velen een verloren Evangelie is. De Pinkster-christenen geloven en belijden de volle raad Gods, d.i. de geopenbaarde wil Gods in het Evangelie tot onze zaligheid.
Laat ons niet doen als de farizeeërs en de raad Gods tegen ons zelven verwerpen en de water- en Geestesdoop verachten (Luc. 07:30; Luc. 03:16); want groot en eeuwig zal de schade zijn.
- R.
Europese Conferentie te Stockholm.
(vervolg).
’s Maandagavond; was het welkom der verschillende delegaties, welke uit 21 landen van Europa gekomen waren.
Dat ook de stad zelf met dit congres meeleefde, bemerkte men reeds als men het station van Stockholm verliet, want de vlaggen van alle naties, die vertegenwoordigd waren, waaiden buiten op het plein. De delegaties werden opgewacht zowel door fotograven, als door de verslaggevers van de verschillende bladen, en men moest zich onderwerpen aan een klein interview. Als men dat niet gewoon is, moet men voorzichtig zijn, want wat men zo even terloops zegt, leest men enige uren later in de bladen.
Ook de kerk was eenvoudig versierd met de vlaggen der vertegenwoordigende naties, die heel broederlijk naast elkander hingen. Een kleine Volkenbond, waar men eendrachtig samen was, om in de eenheid van de Geest, de dingen aangaande het Koninkrijk Gods te bespreken.
Het podium in deze kerk is eigenlijk verdeeld in drie terrassen; het laagste is ook de plaats, waar het doopbassin is, en waarin, zo vertelde br. Petrus mij, altijd water aanwezig is. Vanuit twee zijgangen komt men onder het platform en door twee verschillende uitgangen, komen van de ene kant de broeders en van de anderen kant de zusters in het doopbassin.
De tweede verhoging is het grote platform voor de spreker en is er plaats voor de ouderlingen en diakenen; alles zeer ruim gebouwd. Vanaf dit podium heeft men een goed overzicht van de gehele kerk, en er is in deze kerk geen enkele zitplaats, of men kan de spreker heel goed zien.
Dan iets hoger is de plaats voor het orgel, zangkoor of strijkkwartet.
Van alle 21 landen zaten die avond enkelen op het podium der sprekers, terwijl de andere gasten hun plaatsen in de kerk hadden ingenomen. Wat een aanblik, al deze vertegenwoordigers te zien uit zoveel verschillende landen. Wat een verscheidenheid van sprake, maar allen toch gewassen in één bloed en gedoopt in één Geest. Meer dan 500 personen waren over gekomen, om deze Europese Conferentie bij te wonen.
Sommige landen waren sterk vertegenwoordigd, andere weer minder sterk. Uit Finland waren er 160 gekomen, uit Engeland een 80-, Duitsland een 25- en Zwitserland een 20-tal. Uit de verschillende kleine Balkanstaten waren er ook gekomen, alsmede ook uit andere landen als: Letland Litouwen, Polen, Estonia, Bulgarije. Roemenië, Italië, Frankrijk, België, ja zelfs ook uit Spanje, Portugal en Rusland.
Als de naam van ieder land werd genoemd, dan stonden de vertegenwoordiger op het platform en in de zaal op en werden voorgesteld.
Het was een wondere avond en we gevoelden zo, dat God door de Pinksteropwekking machtig heeft gewerkt in al die verschillende landen
Wat een moeite en soms bergen van moeilijkheden moesten overwonnen worden door sommigen, eer ’t mogelijk was te komen, omreden zij voor God arbeiden in landen, waar men Hem tegenstaat. Enigen van hen hadden dan ook vele malen kennis gemaakt met gevangenis en vervolging. Maar hier waren zij gelukkig; niet weinigen straalden van blijdschap. Eén drukte het op deze wijze uit: “In uw land, hier in Zweden, vlagt men voor de Pinkstermensen; gij hebt hier de vlaggen, maar in het land, waar ik vandaan kom, daar krijgen wij niet de vlaggen, maar de stokken”.
Een Litouwse broeder kon zich maar niet indenken dat al die mensen hier allen Pinksterbroeders en -zusters waren, daar zij in zijn land maar met enkelen zijn. Wat een bijzondere versterking, bekrachtiging en geestelijke hulp zijn deze dagen geweest voor hen, die niet zo bevoorrecht zijn als wij, te mogen arbeiden in landen, waar nog vrijheid is. We mochten het zo vaak beluisteren in die dagen, als verschillende mannen Gods ons vertelden van hun nood, hun moeite en tranen, vervolging, pijn en lijden, hetgeen zij om Jezus moeten verduren, maar ook trouw bleven aan het hun toevertrouwde Evangelie. De gehele vergadering was bewogen, als een brief werd voorgelezen van een broeder uit Roemenië, die pas zoveel had moeten doormaken voor het Evangelie en nu door al het lijden en pijn niet in staat was te komen.
Dinsdag begon eigenlijk de conferentie en de besprekingen. Elke morgen kwamen we samen voor gebed. Meer dan 2000 vergaderden zich soms voor gebed en we konden God horen prijzen in de verschillende talen. Hoe wonderbaar zal het zijn wanneer eens daar boven allen in één sprake het Lam Gods zullen prijzen.
Tevens was er in deze bidstond gelegenheid om voor de zieken te bidden en hen te zalven. Elke morgen kwam een groot aantal naar voren en werd met hun gebeden, onder zalving en oplegging der handen.
Elke samenkomst die wij hadden begon eerst met gebed voor hen, die voorbede hadden gevraagd. En die waren zo talrijk, dat het onmogelijk was alle verzoeken voor te lezen, maar ze werden samengenomen; enkele broeders hielden ze in de handen en zo werd er voor gebeden. Ach, het is toch zo: God kent ze allen en weet wat elke voorbede inhoudt. Maar wel werden de verhoorde gebeden voorgelezen. Hoe mochten we ons verheugen over de verhoringen, zowel lichamelijk, geestelijk als stoffelijk. Voorwaar. God had op bijzondere wijze de gebeden van Gods kinderen verhoord. Dat we toch meer kinderlijk en eenvoudig mogen worden. En dan: hoe staat het met onze dankzegging? We bidden en vragen zoveel en danken zo weinig. De dankzeggingen gingen hier meest gepaard met een dankoffer voor Gods werk, hetzij in de gemeente of daarbuiten. En moet het ook zo niet zijn onder Gods volk? Leert Gods Woord ons dat niet duidelijk?
Twee keer per dag waren wij allen samen in conferentie, soms met 3000 personen, om de verschillende vragen te bespreken, omtrent deze wonderbare uitstorting des Geestes. Zeer zeker, er was verscheidenheid; de verschillende sprekers hadden verschillende inzichten, maar juist dat was zo leerrijk en werden de punten, door verschillende landen ingezonden, van allerlei kanten belicht. Het is onmogelijk er uitvoerig over te schrijven, daar dit op zichzelf al een boekdeel zou vullen. Wij vernamen, dat men ook een boekje over deze conferentie met verschillende verslagen zowel in het Zweeds als in het Engels wil uitgeven. Maar één ding kwam wel zeer sterk naar voren en mochten wij door alles zo bemerken: daar was één diep, intens machtig verlangen, om, hoewel verscheidenheid van inzichten bestond, die niet van fundamentele waarde zijn, toch één te zijn met elkander in het uitdragen van de Godsopenbaring aan ons toevertrouwd. Het verschil van inzicht, in betrekking tot de wijze van arbeid, organisatie enz., was geen verhindering om samen te werken, al behoeft dat niet te beduiden, dat we nu een machtige organisatie zouden worden, met een groot bestuur of comité. Neen, zulks was niet de gedachte, maar meer een broederschap, waarin alle landen kunnen medewerken. Wonderbaar heerlijk kwam het verlangen naar voren, geuit door zovele verschillende broeders uit zo vele landen, om onze verschillende gemeenten zoveel mogelijk op te bouwen naar de model-gemeente van het Nieuw Testament. En waar dit verlangen zo ondubbelzinnig naar voren kwam, zal Gods Geest zeer zeker ons daarin wel verder licht schenken, opdat wij allen één zijn. Geen eenheid, zoals op een soldaten- kerkhof, waar alle graven één zijn; maar de eenheid der verscheidenheid zoals de Schrift die leert: verscheidenheid der gaven… verscheidenheid der bedieningen… verscheidenheid der werkingen, doch deze dingen alle werkt één en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijk Hij wil”. (1 Kor. 12:04-11.)
(Wordt vervolgd).
P.K.
Uit de arbeid.
Delfzijl.
Zondag 23 Juli was een bijzondere dag voor deze gemeente, want niet alleen dat er een aantal kinderen zouden worden opgedragen, maar er zou tevens een doopdienst plaats vinden.
Voor deze bijzondere dag als ook de andere dagen, was zowel Zr. Bakker van Terschelling, als ook de schrijver van dit artikel overgekomen.
Zaterdagavond kwamen we eerst te zamen om alles voor God te brengen en Zijn zegen af te smeken.
Hoe heerlijk was God Zondagmorgen in ons midden. We kwamen met een zeer groot aantal mensen tezamen; velen waren uitgenodigd en hadden daaraan gehoor gegeven. Het was een ernstig ogenblik, toen wij 11 kinderen aan de Here opdroegen. Het was onvergetelijk, toen de verschillende ouders daar met hun kinderen voor Gods aangezicht stonden.
’s Middags hadden wij het voorrecht om vijf broeders en zusters te dopen. Wat een moeite had men zich getroost om alles voor deze dienst in orde te brengen en hoe keurig was alles geregeld. Ja, we kunnen niet anders zeggen, dan dat het een heerlijke en gezegende middag was. ’s Avonds kwamen we nog eens samen en wat een heerlijke geest van vrijheid was er onderons.
En het slot mochten wij zien, dat ook een zuster van één onzer broeders met haar dochtertje tot God kwam. Wat een vreugde en blijdschap was er onder Zijn kinderen.
Tussen de samenkomsten waren er koffietafels aangebracht, waaraan ieder werd uitgenodigd deel te nemen.
Ook de andere dagen, die we hier doorbrachten waren zeer gezegend en we zijn versterkt geworden en daar is een verlangen onder hen, tot grote zegen gesteld te worden ook in deze streek. God zegene ook het Noorden van ons land. Er zijn daar verscheidene hongerige zielen. Moge God hen allen brengen aan de voeten van Jezus, onze Heiland.