Selecteer een pagina

Levend Geloof – 344

  1. 01 Levend geloof nr. 344

Kracht om te overwinnen door Gert Jan Doornink

“God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren”

(2 Kor. 02:14).

Kunnen wij altijd overwinnaars zijn?

Op ons ‘geestelijk verlanglijstje’ voor 1993 komt zonder twijfel het woord ‘overwinning’ voor. Want wie wil nu niet graag overwin­nen? Overwinnen in de geestelijke strijd, overwinnen tijdens allerlei moeilijke omstandigheden, overwinnen gewoon tijdens het leven van elke dag.

Het is een ingeboren verlangen van elk kind van God. Een verlangen echter dat nog maar al te vaak niet vervuld wordt en waarbij wij dan onze vraagtekens zetten en ons afvragen waar we gefaald hebben. Hoe is satan er toch nog weer in geslaagd ons de nederlaag toe te brengen, terwijl wij toch belijden en geloven dat ‘overwinning’ een wezenlijk onderdeel van ons ‘nieuwe leven in Christus’ is?

Nu is satan er altijd weer op uit om te proberen bij ons te in­filtreren. Dikwijls lukt het hem niet, maar die keren dat hij er wèl in slaagt, grijpt hij ogenblikkelijk aan om ons dat later, bij andere ‘aanvallen’, weer voor de voeten te werpen. En wanneer wij dan weer gehoor geven aan zijn stem is het opnieuw mis. . .

Gelukkig leren wij als waarachtige kinderen Gods hoe ‘overwin­ning’ hoe langer hoe meer een werkelijk onderdeel van ons geloofsleven gaat worden. En uiteindelijk, als het zoonschap er helemaal uitkomt, zal er geen enkele plaats voor nederlaag meer zijn.

Er wordt van ons volledige inzet gevraagd

Maar in de ‘overgangstijd’ waarin we nu leven, nadat de eerste Zoon van God zich reeds ten volle als overwinnaar heeft geopenbaard, is het nodig waakzaam te zijn, te leven met de wil om te geloven en te gehoorzamen, het verlangen hebben om geestelijk te groeien, kortom we behoren ons volledig in te zetten, opdat het nieuwe leven, wat in ons is, zich hoe langer hoe meer gaat openbaren.

Dit is geen wettische aangelegenheid, geen krampachtig pogen van onszelf uit er iets van te maken. Dwang, pressie, prestatiedrang, etc. komen altijd van de verkeerde kant! Van Jezus kunnen we leren dat Hij “zachtmoedig was en nederig van hart” (Matt. 11:29). Paulus beschrijft in (Gal. 05:22) wat de vrucht van de Geest (in en door ons) is: “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheer­sing”.

Stuk voor stuk eigenschappen die door een waarachtig kind van God, een werkelijke zoon van God, hoe langer hoe meer geopen­baard zullen worden. Als je hierover nadenkt, kun je alleen maar heel erg blij en dankbaar zijn dat je in deze tijd -terwijl de duisternis van allen die buiten Gods Koninkrijk leven hoe langer hoe meer naar buiten komt- mag leven en het mag ‘beleven en doorgeven’.

De levende God wil ons kracht schenken

Doet u mee in dit nieuwe jaar om het nieuwe leven in Christus meer en meer tot werkelijkheid te maken? Daarvoor wil de levende God die, wij dienen, ons kracht schenken. Kracht om te overwinnen. Kracht om het vol te houden tijdens de strijd. Kracht die wij mogen putten uit Zijn Woord en door Zijn Geest. Kracht door een doorgaande vernieuwing van denken, waardoor we steeds meer en steeds beter de positieve eigenschappen van Gods Koninkrijk leren kennen.

Wees niet ontmoedigd als het allemaal nog niet ten volle is gerealiseerd. Bedenk dat we betrokken zijn bij een proces, een ontwikkeling, die absoluut doorgaat, zolang het verlangen daartoe bij ons aanwezig blijft.

Twijfel niet, wees niet bang, laat je niet van het doel -de volle openbaring van het zoonschap- afbrengen. Verwacht dat de levende Heer in wie wij ons vertrouwen hebben gesteld, in staat is oneindig veel méér te doen dan wij bidden of beseffen! Het is Zijn werk en Zijn plan, dus het is honderd procent gegarandeerd dat het voltooid zal worden!

 

Monster door Duurt Sikkens

“. . . niet is hoewel het er is” (Openb. 17:08).

Wat steekt daar de kop op in de onzienlijke wereld? Wat voor okkulte beweging beroert het oppervlak van het dodenrijk en komt daar boven water? Hoe heet deze beweging, die alles uit de weg ruimt aan schijnbare zekerheden in kerk en wereld en zichzelf God noemt? Uit zijn bek komt een vurige storm die alles verbrandt. Die alle politieke en geestelijke macht naar zich toe trekt en mensen zoekt om hen tot valse Christussen te promoveren?

Welke samenzwering ontspint zich onder leiding van deze gruwelijke geest die het offer van Jezus ontkent en tevens ontkent dat de Christus van God in Zijn mensen geopenbaard wordt? Die het Koninkrijk Gods, dat van de hemel is, naar de aarde verplaatst en beweert dat de mens van nature God in zich heeft? Die in zijn paladijnen mensen vindt die anderen dopen met een verkeerde geest?

Die onder het mom van vrede en rust de mensen in een versierd koncentratiekamp stopt en zichzelf laat aanbidden door zich voor God uit te geven? Die beweert het begin te zijn van een nieuw tijdperk, terwijl de jongste dag met Jezus’ opstanding is begonnen? Die liegt en liegt en liegt over God, over de mensheid, over hemzelf naar zijn aard.

Er komt geen eind aan de regering van dit monster dan door de adem van God die in de Zijnen is. Kies en je zult zien. Wil je een lam volgen of een reptiel?

 

Het geheim van de godsvrucht Door Hessel Hoefnagel

In een tweetal artikelen wil ik graag wat nader ingaan op bovenstaand thema, naar aanleiding van wat Paulus schrijft in zijn eerste brief aan Timótheüs, (1 Tim. 03:15-16).

Deze artikelen kunnen als een op zichzelf staand geheel gelezen worden, maar ook als een vervolg op de eerder bij “Levend Geloof’ verschenen brochure “Het geheim van God”. Ging het daarin met name over de openbaring van Gods bedoeling met de mens, in dit verband wil ik nader ingaan op de vrucht, welke zich in en door de mens openbaart als gevolg van een diepe, persoonlijke relatie met God.

De apostel Paulus noemt deze vrucht een groot geheim. Dit woord betekent in de Bijbel niet een onbereikbare verborgenheid, maar wel iets wat voor ‘wijzen en verstandigen’ verborgen blijft, maar aan ‘kinderkens’ geopenbaard, naar het welbehagen van God (Matt. 11:25-26).

Zoals binnen de reine huwelijksband de vrouw de vrucht voortbrengt, welke door de man in harmonie is verwekt, zo is het naar de bedoeling van de Schepper, dat de mens de ‘vrucht’ van God voortbrengt. Het ‘zaad’ van God, dat is Zijn Woord, bewerkt in en door de mens vanuit een ontvankelijk en daadwerkelijk geloof een resultaat, wat we vanuit de Bijbel kennen als een ‘nieuwe schepping’, welke uit de oude tevoorschijn komt. Deze nieuwe schepping ontstaat in het proces van de ‘wedergeboorte’ door het onvergankelijke zaad, het levende en blijvende Woord van God (1 Petr. 01:23).

Het is mijn verlangen dat deze artikelen er toe zullen bijdragen dat deze ‘mens Gods’ in veelvoud tevoorschijn zal komen, zodat het doel van de Schepper mede daardoor wordt bereikt in het herstel en het volmaken van Zijn totale schepping.

De uitgangstekst

Het in de aanhef genoemde bijbelgedeelte wordt in de NBG- vertaling als volgt weergegeven: “. . . dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid. En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid”.

In deze tekst, en zo ook in andere gangbare vertalingen (onder andere de Statenvertaling), hebben de vertalers het akcent gelegd op de persoonsvorm ‘God’. In vers 16 wordt dan gesteld dat God zich heeft geopenbaard in het vlees, Die (met hoofdletter), Zich (met hoofdletter), enz. Bij het juist en in verband lezen is echter duidelijk, dat het hier specifiek gaat om de openbaring van godsvrucht.

Godsvrucht is de vrucht die door God bewerkt wordt vanuit Zijn oorspronkelijk verlangen. Het voortbrengen van deze vrucht is in diepste zin het doel van de hele schepping en met name van de mens als ‘hoofd’ en verantwoordelijk daarin.

De gegeven omschrijving van dit bijbelgedeelte betreft de door­werking en openbaring van de godsvrucht in de mens(en) als individu en als gemeente. Deze doorwerking noemt de apostel een groot geheim.

Een groot geheim

Het begrip ‘geheimenis’ wordt door hem wel vaker gebruikt als hij in zijn brieven spreekt over de verhouding tussen God en mens, individueel, als gemeente en als totale mensheid.

De individuele mens, de gemeente als lichaam van Christus en de totale mensheid zijn van oorsprong bedoeld als de belichaming van het wezen en de bedoeling van de eeuwige God, Die enkel Geest is.

Godsvrucht is datgene wat de mens, vanuit gemeenschap met en betrekking tot God, naar buiten brengt. De mens staat centraal in de openbaring van God. De mens is de gestalte of het lichaam van God, die enkel Géést en onzichtbaar is, maar bezig is Zich te openbaren in het zichtbare ‘vlees’.

Zoals de vrucht van de menselijke geest zich openbaart en manifesteert in en door het menselijk lichaam, zo is het naar Gods bedoeling, dat de mens(heid) zich openbaart als het ‘lichaam’ van God. Een bijbels begrip van gelijke strekking als ‘lichaam’ is de aanduiding ‘vrouw’. De mens brengt vanuit de ware en intieme gemeenschap met God Zijn ‘vrucht’ voort.

Deze vrucht is allereerst de ‘nieuwe mens in Christus’, welke vanaf de wedergeboorte gevoed wordt door en ontwikkelt uit het Woord van God, dat reeds in onze Heer en Heiland, Jezus (de) Christus, volkomen ‘vlees en bloed’ geworden is.

Dit gegeven is de kern van het evangelie van Jezus Christus en van het Koninkrijk der hemelen. Toch is dit voor vele (godsdienstige) wijzen en verstandigen verborgen, hoewel het reeds volop wordt geopenbaard aan ‘kinderen’, zoals onze Heer het al stelde in Zijn dankzegging naar de Vader toe (Matt. 11:25).

Het evangelie van Jezus Christus herbergt het plan van God vanaf de eeuwigheid. Het is de ‘schat in de akker’, waarvan onze Heer al sprak in woorden en gelijkenissen (onder andere in Matt. 06:19-21 en Matt. 12:35 en Matt. 13:44). Deze schat moet niet verborgen blijven, maar juist ontdekt (door persoonlijke inzet!) en geopenbaard worden in woord en daad. Met dit vooropgezette doel heeft God de mens geschapen en bestemd.

De bedoeling van de genoemde tekst moet daarom als volgt worden geïn­terpreteerd:

“. . . En buiten twijfel, groot is het geheim van de godsvrucht:

die zich heeft (en wordt) geopenbaard in vlees,

die is (en wordt) gerechtvaardigd in geest,

die is (en wordt) gezien en erkend door engelen,

die is (en wordt) geproklameerd onder de volken,

die is (en wordt) geloofd in de wereld,

die is (en wordt) verheerlijkt”.

Het gaat in dit bijbelgedeelte dus niet direkt over het feit dat Göd Zich heeft geopenbaard in het vlees van de ware méns Jezus, de Christus, zoals de in verschillende vertalingen toegevoegde hoofdletter Z(ich) suggereert. Deze waarheid is wel bekend. Uit het tekstverband blijkt echter duidelijk dat hier de godsvrucht het onderwerp is.

De aanduiding ‘godsvrucht’ of ‘godvruchtig’ wordt wel gehanteerd om iemands levensstijl met betrekking tot God aan te duiden. Soms terecht, maar ook vaak vanuit een vrome teneur.

In de ware betekenis is godsvrucht echter de vrücht, het resultaat van de gemeenschap en bedoeling van God met de mens, zoals Hij die heeft gezocht vanaf het begin.

In den beginne

In den beginne sprak God (Gen. 01:26-27): “Laat ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijkenis. . . En God schiep de mens. . . “:

naar zijn beeld, dus diens eigen beeld, als een zelfstandige persoon­lijkheid, met een eigen keuzemogelijkheid (èn) naar Gods beeld, dus met Goddelijke eigenschappen.

Er wordt dan toegevoegd, dat God de mens als man en vrouw schiep.

Te gemakkelijk wordt er van uitgegaan, dat God de mens alleen maar schiep naar het beeld van God. Te gemakkelijk ook wordt deze tekst als een absoluut bewijs gehanteerd, als zouden er meerdere personen in de Godheid worden bedoeld. Het woordje ‘ons’ wordt dan al bij voorbaat op de zo aangeduide ‘drieëenheid’ van toepassing geacht en vaak om die reden met een hoofdletter ‘O’ geschreven.

We weten uit het gegeven in (Gen. 02:07), dat God de mens in zichtbare zin formeerde van ‘stof uit de aardbodem’ tot het lichaam van vlees en bloed, met daarin de mogelijkheid tot schier oneindige vermenigvuldiging.

In dat lichaam ‘blies’ de Schepper ‘levensadem’, hetgeen een aanduiding is voor het geestelijk en zieleleven, dat in feite de persoon­lijkheid van de mens karakteriseert. Vanwege deze innerlijke mens of ‘mens des harten’ kan het lichaam funktioneel zijn binnen het kader van de gehele schepping.

God en mens

Uit de openbaring van de Bijbel weten we, dat God één is en enkel Géést, met onbegrensde en ongekende potenties. In een aantal bijbelplaatsen wordt dat duidelijk weergegeven. Ik noem er enkele:

Hij is de onzienlijke en enige God (1 Tim. 01:17).

Hij bezit alleen (enkel) onster­felijkheid.

Hij bewoont een ontoegankelijk licht.

Geen mens heeft Hem ooit gezien.

Hij kan door geen mens gezien worden (1 Tim. 06:16).

Alle dingen zijn door Hem geschapen, met Zijn Woord als drijvende kracht (Joh. 01:03 en ; Rom. 11:36 en 1 Kor. 08:06 en Heb. 02:10).

Als er daarom sprake is van de mens als ‘beeld’ van God, dan mag dit niet omgekeerd worden door aan de eeuwige en onzienlijke God een individuele menselijke gestalte toe te denken.

Ook is de mens niet in zijn uiterlijk, als natuurlijk mens, het beeld van God. Vanuit deze gedachte wordt immers onbewust vaak terug geredeneerd en wordt aan de eeuwige God een verheven menselijke gestalte toegedacht, die ergens te lokaliseren is in het heelal. De eeuwige Schepper wordt door deze wijze van denken onbedoeld plaatsgebonden gemaakt, omdat Hij immers ‘gezeten’ is op een grote, witte troon in de hemel, een lokatie ergens ver ‘boven de starren’. Hier verkeert dan sinds Zijn opstanding en hemelvaart ook onze Heer Jezus, want ook Deze is toch ‘gezeten’ in de troon van de Vader.

De komst van de Heer

Ook over de zogenoemde ‘wederkomst’ van onze Heer Jezus bestaat onder ‘christenen’ nog steeds veel verwarring en onduidelijkheid, terwijl deze naar het woord van de apostelen en vanuit de ’tekenen der tijden’ aanstaande is en er dus geen verwarring mag zijn over dit aktuele gegeven.

De Heer zelf maakte al in woorden en gelijkenissen duidelijk, dat we waakzaam en werkzaam moeten zijn met betrekking tot deze komst (Matt. 24:46 en Luc. 12:37). Ook de apostelen spreken in dat opzicht dui­delijke taal

(o. a. 2 Petr. 03:12).

Het is niet juist om de komst of openbaring van de Heer zó voor te stellen, alsof Hij zich uitsluitend als individu zal openbaren in een bepaalde menselijke gedaante, welke zich naar veler gedachte ergens in de atmosfeer zal vertonen, omgeven door wolken van waterdamp, terwijl toch aller oog Hem zal zien.

Eén van de vragen daarbij is immers, op welk menselijk ras zal de Heer dan lijken? Zal Hij zich bijvoorbeeld als blanke, of als neger, of als eskimo laten zien, of zal Hij er voor iedereen weer anders uitzien?

De vragen, welke ten aanzien van de ‘komst des Heren’ bestaan, zijn echter zeker te beantwoorden vanuit het bijbelse perspektief en de kennis van het plan van God. Noodzakelijk daarbij is openbaring door de heilige Geest, welke onze God geeft aan elk, die Hem daarom bidt vanuit een waar verlangen en zonder een door menselijke leringen gestuurd (voor)oordeel.

Met het oog op de tijd waarin we leven is het zeer noodzakelijk, dat er ten aanzien van deze zo belangrijke gebeurtenis, welke een centrale plaats heeft in de openbaring van de ‘dag Gods’, een helder en duidelijk geluid weerklinkt.

Ook worden wij door de Geest van God, bij monde van het woord van de apostelen, opgewekt om ‘in heilige wandel en godsvrucht’ vol verwachting de komst van deze ‘dag’ te bespoedigen (2 Petr. 03:11-12).

De vrucht van God

De vrucht van God is de openbaring van de ware mens. Deze van oorsprong bedoelde ‘vrucht’, is begonnen zich te openbaren in de verschijning van de Christus. De ‘Christus’ is de ware mens, vervuld met de Geest en het wezen van de ware God.

Van deze nieuwe mens is onze Heer Jezus de ‘eersteling’ en ook door God aangesteld als ‘Hoofd’ van dit ‘lichaam’, waarin de eeuwige en onzienlijke God bezig is Zichzelf te openbaren.

In het schaduwbeeld onder de wet van Mozes werd de eerstelingsgarve van de gersteoogst voor het aangezicht des Heren bewogen bij de bereiding van het brandoffer en het spijsoffer. Daarna werd de totale oogst binnen­gehaald, welke werd afgebeeld in de offers op de ‘Pinksterdag’, precies vijftig dagen na het bewegen van de ‘eerstelingsgarve’ (Lev. 23:10).

Degenen, die ‘in Christus’ zijn, vormen als ‘lichaam van Christus’, samen met het Hoofd, het begin van de overvloedige en totale oogst ofwel het totale ‘lichaam’, waarin God Zich openbaart. Dit uiteindelijke ‘lichaam van God’ bestaat uit mensen van alle tijden en alle plaatsen sinds de openbaring van Jezus Christus. De ‘wederkomst’ van de Heer of de ‘dag des Heren’ betreft daarom de openbaring en verheerlijking van Jezus Christus in Zijn heiligen, waarin Hij met verbazing zal worden aanschouwd. Aller oog zal Hem in deze ‘wolkenformaties’ zien, want deze openbaring zal zich wereldwijd manifesteren (2 Thes. 01:10 en Openb. 01:07). Godsvrucht is daarom datgene, wat de mens naar buiten brengt met betrekking tot het eeuwige voornemen van God. De mens staat centraal in de openbaring van dit voornemen of ‘plan’ van God en is de gestalte of het lichaam van God, die Geest is.

Openbaring van vele zonen

Als de eerste ‘Zoon Gods’ en ‘Zoon des mensen’, in deze totaal nieuwe en verheerlijkte schepping, wordt onze Heer gevolgd door véle zonen, welke als de ‘wolken’, waarmee Hij verschijnt, aan dezelfde heerlijkheid deelhebben.

Samen met de Heer geven deze ‘zonen’, waarop de zuchtende schepping met reikhalzend verlangen wacht, verder gestalte aan het eeuwig voornemen van de Schepper tot herstel van alle dingen (Rom. 08:19 e.v. en Heb. 02:10).

Voor ons geldt derhalve dat wij in ons lichaam het heilige en reine leven van Jezus moeten openbaren, zodat ook in ons lichaam het sterfelijke door het leven zal worden verslonden en onze ‘woonstede uit de hemel’, zich zal openbaren ( 2 Kor. 05:01-10).

(In het tweede en slotartikel over dit onderwerp, welke volgende maand wordt gepubliceerd, gaat broeder Hoefnagel verder in op een aantal kenmerken van de godsvrucht).

 

Vruchten door Duurt

Vergelijk geen vruchten met elkaar: elke boom, elke struik

draagt z’n eigen vrucht met z’n eigen kleur en smaak

 

Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink

Een jaar geleden spraken wij de verwachting uit dat 1992 een vruchtbaar jaar zou worden in dienst van Gods Koninkrijk en dat “Levend Geloof’ daarbij één van de middelen mocht zijn. Deze verwachting is wat ons blad betreft volledig gerealiseerd, waarvoor we bijzonder dankbaar zijn.

Uit de talrijke reakties welke we in het afgelopen jaar ontvingen, blijkt dat ons blad duidelijk in een behoefte voorziet. Daarom gaan we vol vertrouwen 1993 binnen en inmiddels hebt u het eerste nummer van dit jaar al weer onder ogen.

Nu hopen we dat niemand zal denken dat de samenstel­ling en uitgave van een nieuw nummer altijd van een leien dakje gaat. De duivel heeft een ontzettende hekel aan een blad als “Levend Geloof’ wat als doelstelling heeft de verkondiging en uitleg van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen in al zijn facetten. We staan dan ook heel vaak onder zware geestelijke druk, maar altijd weer mogen we ervaren dat we er niet onderdoor gaan. Wat dat betreft kunnen we heel goed Paulus begrijpen als hij bijvoorbeeld schrijft dat “wij in alles in de druk zijn, maar niet in het nauw” (2 Kor. 04:08).

Met blijdschap en toewijding willen wij ook dit jaar als volle evangelieblad funktioneren, waarbij wij uiteraard rekenen op de steun van onze lezers en lezeressen, die ook in hetzelfde evangelie geloven en met ons verlangend zijn het te beleven. Door onze gezamenlijke inzet kunnen wij een duidelijk geluid laten horen temidden van alle verwarring en verslapping waarmee de duivel probeert zijn slag te kunnen slaan.

Anders dan een plaatselijke gemeente hebben we als blad tevens de taak opinievormend te werken. Dat houdt ook in dat men niet alles wat men leest als een soort wet van Meden en Perzen behoeft over te nemen. Wèl vragen wij u er over na te denken en het te toetsen. We willen gezamenlijk de volle betekenis van het evangelie van Jezus Christus gaan ontdekken, die als een geestelijke schat voor de waarachtige gemeente van Jezus Christus bedoeld is, maar waarbij soms op onderdelen nog verschillend gedacht wordt. Zoals iedere lezer en lezeres zijn ook alle schrijvers van “Levend Geloof’ in een bepaald stadium van hun geestelijke ontwikkeling. Dit vindt zijn weerslag in de verschillende artikelen.

Het is echter een heerlijke en hoopgevende gedachte dat we, op de hoge weg die wij bewandelen, niet verdwalen kunnen, maar vast en zeker het einddoel zullen bereiken. Wij wensen u en onszelf veel geloofsmoed en overwin­ning toe voor dit nieuwe jaar en mogen er zeker van zijn dat Jesaja 40 vers 31 (Jes. 40:31) tot realiteit gaat worden in ons leven, want “wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat”. Halleluja!

 

Ruimte om te geven (gedicht) door Anjo Luhukay-Kampmans

We vragen God zo vaak:

‘Heer, doet U dit,

Heer, doet U dat’

En denk je soms:

‘Hij hoort me niet’

weet dan dat je ‘m onderschat

’t ligt meestal aan jezelf en niet aan Hem

Hij hoort jou altijd

¿Hoor je Hem ook, herken je wel Zijn stem?

Je kan jezelf ongelukkig maken

door teleurgesteld te zijn

je wordt maar al te gauw verbitterd

je doet jezelf onnodig pijn

je vraagt je af waarom satan dit toch doet

maar weet je, al die aandacht verdient hij toch zeker niet

richt je op God, want Hij is goed!

 

Misschien bid je elke dag

omdat je iets

heel erg graag wilt

maar heb jij wel eens beseft

dat God pas praat

wanneer jij zelf verstilt

Gun Hem ook eens de tijd

om jou te zeggen: ‘”k heb een plan

maar jij zult eerst op moeten ruimen

voordat Ik jou iets geven kan”

 

Al het klagen eerst eruit

ook de verbittering

hè, hè, eindelijk ruimte

nu kan Mijn plan erin

nu kan Ik geven, nu kan Ik vullen

met Mijn liefdevolle Geest

weet je kind, ‘k heb je al die tijd gehoord

maar er is in jouw hart

nooit ruimte voor Mijn plan geweest

Weet heel vast in je hart

‘k wil alles voor je zijn

en je mag Mij alles vragen

of het nu groot is of heel klein

Jij hoeft alleen geduld te hebben

vertrouw met heel je hart op Mij

en richt je énkel op de góede dingen

want dan pas ben je waarlijk vrij!

 

De vermeerdering van de kennis door Wim te Dorsthorst

Velen zullen onderzoek doen

De grote godsman Daniël heeft indrukwekkende en tegelijk beangstigende gezichten gezien over de tijd van het einde, daar waar het in het einde der tijden op uit zal lopen. De volheid van Gods volk, het heilige volk, en de volheid van de antichrist met zijn volk. Daniël 12 vers 1 (Dan. 12:01)spreekt over een tijd van grote benauwdheid voor het volk van God. Geweldig vertroostend en bemoedigend is het dan dat de grote engelvorst Michaël zal opstaan, met zijn engelen: zie (Openb. 12:07) om het volk van God bij te staan. En ook is er de belofte dat het volk dat opgetekend staat in het boek des levens van het Lam ontkomen zal en behouden zal worden.

Daniël krijgt de opdracht om alles wat hij gezien en opgeschreven heeft in een boek te verzegelen tot de eindtijd. De engel zegt: “Velen zullen onderzoek doen en de kennis zal vermeerderen” (Dan. 12:04).

En in vers 9 horen we nogmaals dat de dingen die Daniël in de voorgaande elf hoofdstukken beschreven heeft, verborgen en verzegeld blijven tot de eindtijd. De tijd dat de kennis zal vermeerderen.

Het begin van de eindtijd is niet duidelijk aanwijsbaar, maar het is een tijd die zich aankondigt, waar alles naar toe ontwikkelt en zo zichtbaar wordt.

Bij de vele kenmerken kunnen we nu in ieder geval al duidelijk zien wat Daniël zegt: “Velen zullen onderzoek doen en de kennis zal vermeerderen”. Dit is een geweldig belangrijk aspekt van de eindtijd wat reeds duidelijk in werking is.

Valse profeten en leraren

Een geweldige tijd om in te leven, maar tevens een gevaarlijke tijd voor het volk van God. Daniël noemt het een tijd van grote benauwdheid (Dan. 12:01). Vele slachtoffers zullen gemaakt worden daar waar geen duidelijk onderscheid is uit welke geest de kennis en de leringen voortkomen.

Jezus zelf zegt over deze tijd: “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden” (Matt. 24:11).

Johannes waarschuwt en zegt: “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan” (1 Joh. 04:01).

Jezus, maar ook alle bijbelschrij­vers, waarschuwen voor het gevaar van valse profeten, valse leraren, verleiders, enz. Zie hiervoor bijvoorbeeld: (2 Petr. 02:01 en 1 Tim. 04:01 en 1 Tim. 06:20-21 en Titus 01:14 en Judas 01:03-04).

Het zou wel dwaas zijn te denken dat het de gemeenten in deze tijd voorbij zal gaan, want het is de duivel juist om de ondergang van Gods volk te doen. Wee hen die hun vastheid niet vinden in het Woord van God, maar o zo gemakkelijk achter boodschap­pers met iets nieuws aanlopen. “Zie toe” -zegt Jezus- “dat niemand u verleide. Want velen zullenkomen onder Mijn Naam en zeggen: ‘Ik ben de Christus’ en zij zullenvelen verleiden” (Matt. 24:14). En in vers 23 nogmaals: “Zie hier is de Christus of: Hier, gelooft het niet”, is de waarschuwing van de Heer.

Nu geloof ik niet zozeer dat iemand, wijzend op zichzelf, zal zeggen: ‘Ik ben de Christus’, want daar zullen niet veel kinderen Gods in meegaan. Het zal veel meer gaan om de leringen en dat ‘In Mijn Naam’, zegt Jezus.

Paulus zegt: “Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstem­ming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten, en niet met Christus” (Kol. 02:08). Hierin schuilt het gevaar en hierdoor kunnen niet alleen, maar zullen helaas ook vele kinderen Gods verleid worden, zegt Jezus.

Gods Woord is de maatstaf

Als er onderzoek gedaan wordt en als de kennis vermeerdert, dan zal de enige bron hiervoor dienen te zijn de Bijbel, het Woord van God. Dit zal ook de enige toetssteen dienen te zijn voor de juistheid van alle leringen die gebracht worden. Op vele plaatsen wordt het duidelijk gemaakt dat de Bijbel onder de inspiratie van de heilige Geest geschreven is. Petrus bijvoorbeeld. zegt dat de Geest van Christus in de profeten sprak (1 Petr. 01:11). Daarom schrijft hij ook met grote overtuiging: “Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken” (2 Petr. 01:20-21).

De 66 boeken van de Bijbel, ook wel ‘de Canon’ genoemd, is zo het geïnspireerde Woord van God, welke alleen maar op de juiste wijze te verstaan is door diezelfde heilige Geest, die ons van de hemel gezonden is (1 Petr. 01:12). Het woord ‘Canon’ betekent eigenlijk ‘maatstaf of ‘richtsnoer’. Als zodanig is het ons door God gegeven en heeft Hij erover gewaakt, het is nog even betrouw­baar als toen het geschreven werd, ongeacht wat mensen ervan zeggen.

Alleen wat gebouwd is volgens Gods Woord en onder de leiding van Gods Geest, zal bestemd blijken te zijn tegen de stortvloeden van de eindtijd, zoals Daniël die beschrijft.

Bijbelkritiek en moderne theologie

De grote verleider en misleider, de aartsleugenaar, de duivel, is juist zeer aktief als er onderzoek wordt gedaan en de kennis vermeerdert. Het is juist hier dat hij komt als een engel des lichts (2 Kor. 11:14) en als een roofgierige wolf in schapevacht (Matt. 07:15).

Toen Luther in de zestiende eeuw een geweldige beroering teweegbracht in de geestelijke wereld door het Woord van God weer te laten spreken, kwam daar vanuit het rijk van satan een heftige reaktie op.

Er kwam een stroom van bijbelkritiek en leringen op gang die van de Bijbel en van de persoon Jezus Christus niet veel overlieten. De antichristelijke geest trok ten strijde tegen het Woord dat uitging zoals we dat ook duidelijk beschreven zien in Openbaring 6.

Het is doorgewoekerd tot in onze dagen, want iedere christen heeft wel gehoord of in aanraking gekomen met de zogenaamde moderne theologie. Een uitdrukking die aangeeft dat men de Bijbel anders wil bezien en meer vanuit moderne denkpatronen, zonder leiding van Gods Geest, de inhoud wil benaderen. Het ‘geloof moet meer en meer plaats maken voor het verstand, de rede. De vermaning van Judas “tot het uiterste te strijden voor het geloof dat eenmaal. de heiligen overgeleverd is” (vs. 3) is dan ook zeker op zijn plaats.

Het menselijke verstand wordt opgeworpen als de absolute maatstaf, waaraan het geloof onderworpen moet worden. De logika is meer maatstaf dan het geloof in het Woord van God.

Deze geestesstroming is niet nieuw maar heeft mede geleid tot de Franse revolutie. Dr. H. J. Honders schrijft in ‘De geschiedenis van de kerk’: ‘Zo zette de Franse revolutie in met de alles omkerende geest: ‘Geen God en geen meester’. Het was een strijd der geesten geworden, die heel ons werelddeel teisterde’. In die tijd van ‘de verlichting’ werden de fundamenten van het geestelijke leven omvergehaald. Niet meer het Woord van God was maatgevend voor het leven, maar wijsgerige ideeën gingen steeds meer de Schrift verdringen’.

Dr. W. H. van Zuylen zegt (eveneens in ‘De geschiedenis van de kerk’): ‘Nog heden ten dage wordt de wereld beheerst door de machten die toen omhoog gekomen zijn’.

Een uitspraak die haarscherp aangeeft met wat voor duivelse listen wij hier te maken hebben. En ook juist nu, nu de kennis vermeerderd wordt, hebben wij met die machten te maken die toen omhoog gekomen zijn.

De hoofdkenmerken van deze geestelijke verschuiving zijn:

Het gezag van de openbaring Gods in Zijn Woord wordt in twijfel getrokken en opzij gezet voor het door het verstand begrijpelijke, ‘de rede’.

Jezus Christus is niet langer iemand, waarin men gelooft, zoals men in God gelooft. Jezus zelf zegt: “Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij” (Joh. 14:01). Jezus is niet langer iemand die door openbaring van Gods Geest gekend wordt, maar Hij is beredeneerbaar geworden en staat voortdurend ter diskussie.

Alleen in Christus verdwijnt de bedekking

Vele vormen van schriftkritiek, van waaruit de Bijbel benaderd wordt, hebben elkaar opgevolgd. Om enkele te noemen: Historische kritiek, literaire kritiek, vorm­kritiek, redaktie-kritiek, enz.

Daar is in deze tijd nog bijgekomen de ‘nieuwe Joodse visie op Jezus en het Nieuwe Testament’, die in vele boeken van Joodse schrijvers onder christenen verwarring zaait. Een verontruste dominee merkte op: ‘Er gaat op het moment een golf van Joods denken door de Nederlandse christengemeenschap’. Openlijk wordt gepropageerd dat de christenen moeten leren de Bijbel te verstaan vanuit het Joodse denken. Wat een enorme misleiding komt hier om de hoek.

De tragiek is dat de Joodse theo1ogen, die zich opwerpen als leraren van de christenen en door velen als zodanig worden erkend, Jezus Christus als de Zoon van God en de Messias ontkennen en hun eigen Schrift niet eens kunnen verstaan. Paulus leert toch dat de bedekking alleen in Christus verdwijnt. Hij zegt: “Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het Oude Verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt. Ja, tot heden toe ligt telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen” ( 2 Kor. 03:14-16).

Wat zeer bekende Joodse geleerden als D. Flüsser, P. Lapide en andere, gemeen hebben, is dat ze Jezus niet erkennen als de Messias die gekomen is. Hij kan niet degene zijn die in de Schrift als de knecht Gods getekend wordt, want hij heeft geen vrede gebracht op aarde. Deze geleerden benaderen de evangeliën vanuit taal en letterkunde (literair onderzoek). Van tevoren staat bij hen reeds vast dat de tekst in de evangeliën terug vertaald moet worden naar het oorspronkelijke Aramees om er achter te komen wat de oorspronkelijke versie is geweest. Vandaaruit komt men dan tot wat dan heet: ‘oorspronkelijke teksten’, waar dan vaak dat uit is wat voor de Joden aanstotelijk is, maar voor de christenen juist fundamentele waarheden zijn.

Dit lijkt allemaal geleerd en indrukwekkend en voor de menselijke wijsheid is het dat misschien ook wel, maar het brengt veel verwarring onder de christenen. Helaas zijn er vele theologen en leraren die het overnemen en er ‘dankbaar’ gebruik van maken. Maar men heeft niet in de gaten dat men zo een evangelie krijgt waar het hart van het christendom, namelijk de persoon Jezus Christus, Gods Zoon, wordt ondermijnd en van zijn waardigheid wordt ontdaan.

Wij behoren nuchter en waakzaam te zijn

De apostel Johannes stelde het al zeer scherp en duidelijk: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon be1ijdt, heeft ook de Vader” (1 Joh. 02:22-23). Maar daar tegenover stelt hij dan ook: “Iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God” (1 Joh. 04:02).

Wat belangrijk om nuchter en waakzaam te zijn, want het is de duivel die het volk van God op een dwaalspoor wil leiden. Hij is het die de naam van Jezus tot verdeeldheid maakt onder het volk van God, zoals de oude Simeon reeds profeteerde. Juist nu alles wankelt is Jezus Christus opnieuw een teken dat weersproken wordt en voor velen een steen des aanstoots en een rots der ergernis (Luc. 02:34-35 en 1 Petr. 02:07b).

Kennis door openbaring van de Geest

Meer dan ooit tevoren gelden al die ernstige waarschuwingen in de Bijbel, het volk van God die, nu de kennis vermeerdert, het volle zoonschap zal gaan bereiken. Steeds klinkt het: Zie toe!

Er ligt dus een stuk persoonlijke verantwoordelijkheid. Wie staande wil blijven in deze tijd, zal onverwrikt vast dienen te houden aan de betrouwbaarheid van de Bijbel, ‘Gods Woord’, en aan Jezus Christus, zoals de Schrift Hem ons openbaart.

Alle kennis zal door openbaring van de heilige Geest tot stand dienen te komen. Alleen de Geest, onder wiens leiding de Bijbel geschreven is, kan ons de diepte van de waarheden openbaren. Paulus zegt, wanneer hij spreekt over de onbeschrijfelijke heerlijkheid voor de mensen in Jezus Christus, de mensen die God liefhebben: “Want ons heeft God het geopen­baard door de Geest”

(1 Kor. 02:10).

Dat is het geheim van waarachtige kennis. Het zal verkregen zijn door openbaring van Gods Geest en zal nooit in tegenspraak zijn met wat in de Bijbel is opgetekend.

Daarom zegt Paulus ook verder: “Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleid zijn” (1 Kor. 02:12-13).

Zelf zegt Jezus dat de Geest der waarheid ons de weg zal wijzen naar de volle waarheid en dat Hij ons de toekomst zal verkondigen. En dan weer zo’n kenmerk hierbij is, dat de Geest het uit Jezus neemt en Hem verheerlijkt (Joh. 16:13-15).

Tot zevenmaal. toe is de oproep van de Heer in Openbaring: “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt”. En dan roept Hij ons als het ware toe als een bemoediging, maar ook als een waarschuwing voor deze tijd: “Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme” (Openb. 03:11).

 

Kan God Zijn doel met ons bereiken? Door Gert Jan Doornink

In het plan van God met Zijn schepping, neemt de Gemeente van Jezus Christus een unieke en belangrijke plaats in. Het is het uitvoeringsorgaan waarvan God gebruik wil maken om Zijn verlossings èn voltooiingswerk verder voort te zetten. Het is -om in termen van deze tijd te spreken- de geestelijke luchtmobiele brigade, berekend voor zijn taak. En wat dat laatste betreft daarvoor is voortdurend training en opleiding nodig. Want we zijn pas optimaal bruikbaar als we geestelijk volgroeid zijn, volwassenen in het geloof, zoals de Bijbel op vele plaatsen duidelijk aangeeft.

Paulus spreekt zelfs over een gemeente “stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet” (Ef. 06:27). Daar is elk lid van de gemeente, elk kind van God, ten volle bij betrokken. Van ons wordt gevraagd bereid en gewillig te zijn daaraan volledig mee te werken, zodat God Zijn doel met ons leven -en daardoor (via ons!) met de levens van anderen­ kan bereiken. Punten die daarbij van belang zijn, zijn onder andere:

  1. Geloof in het evangelie zoals Jezus dat bracht

Er is maar één werkelijk evangelie, dat is het ‘volle evangelie’, het evan­geie van het Koninkrijk der hemelen. Ons geloof in de levende God mag nooit losgemaakt worden van de boodschap die Hij bracht. Dit is maar al te vaak gebeurd en gebeurt nog op grote schaal. Maar dan houd je een evangelie over, wat geen werkelijk evangelie meer is, maar een flauw aftreksel, een surrogaat. Het gaat om het échte evangelie. Wie dat heeft leren kennen zal ook niet anders meer willen dan dat evangelie nog beter leren kennen.

2.Het Koninkrijk Gods waartoe wij behoren is een geestelijk Koninkrijk

Jezus zei -toen Hij voor Pilatus terechtstond- dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld was! (Joh. 18:36). Wij behoren tot het geestelijk Koninkrijk, waarvan Jezus de Koning is! Dit maakt ons ook bewust dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten (Ef. 02:06). Alleen van daaruit kunnen we ook geestelijk strijden en overwinnen en bereiken we het einddoel.

3.Wij behoren ons los te maken van verkeerde leringen

Voor zover we dat nog niet gedaan hebben is het belangrijk dat we radikaal breken met elke lering, elke prediking, die ons van het hoge doel, wat God met ons wil bereiken, wil afhouden. Natuurlijke, aardsgerichte leringen zijn in lijnrechte tegenspraak met het evangelie van het Koninkrijk. Daar moeten we ons niet (langer) mee in laten, ons er van distantiëren of ons er van laten bevrijden.

Hebben we dat gedaan dan komt er volop ruimte voor het werk van Gods Geest. Als bevrijdde en ontspannen levende kinderen Gods laten we ons niet langer opjutten vanuit het rijk der duisternis. Dan gaan we zelf de weg met de Heer ontdekken, ontwikkelen we tot volwaardige individuen waarin God Zijn welbehagen heeft. Op een gezonde wijze komt onze persoonlijkheid dan tot volle ontplooiing. En dat terwijl we vroeger misschien dachten dat we zelf ’totaal uitgeschakeld’ moesten worden. Over verkeerde leringen gesproken!

  1. We zoeken gemeenschap met andere kinderen Gods

Om verder te groeien en te ontwikkelen naar Gods bedoeling, is het ook nodig dat we gemeenschap met andere kinderen Gods zoeken. Daarom is opbouw nodig in een gezonde, plaatselijke gemeente waar het evangelie van het Koninkrijk centraal staat. Het aantal mensen dat er komt is minder belangrijk. Het kunnen er bij wijze van spreken 10, 100 of 1000 zijn. Alle gemeenten, zoals die op het ogenblik bestaan, zijn nog aan veranderingen onderhevig en gaan vaak nog weer op de helling. In vele landen zien we bovendien een ontwikkeling naar meer (kleine) huisgemeenten. Ook moeten we bedenken dat de werkelijke gemeente van Jezus Christus momenteel nog dwars door alle Kerken, kringen en gemeenten heen loopt.

Belangrijk is echter dat we kontakt zoeken en hebben met andere gelovigen en dat het niet oppervlak­kig is. We behoren elkaar te bemoedigen, te korrigeren, te versterken, te helpen, kortom voor elkaar op de bres te staan.

  1. We hebben een taak in de wereld

Hoe meer we elkaar helpen om verder de juiste geloofsweg te bewandelen, hoe meer we ook naar buiten toe vruchtbaar kunnen zijn. Want ook dat hoort bij onze taak! We moeten ons wèl afsluiten voor de ‘wereldgeesten’, maar niet voor de mensen die in de wereld leven. Jezus sprak dat we het ‘licht der wereld’ en het ‘zout der aarde’ zijn.

Hoe zouden we kunnen funktioneren in het plan van God, als we ons terug zouden trekken in een klooster of kommune? Juist in het leven van elke dag, op ons werk, op kantoor, in de fabriek, op school, als zakenman of in de huishouding, zal moeten blijken dat het waar is wat Paulus eens schreef aan de gemeente te Efeze: “Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen” (Ef. 04:20). Dit betekent niet dat we te pas en te onpas de ander met bijbelteksten moeten bombarderen, maar wèl dat door onze houding, onze relaties, onze kontakten, we openbaar maken dat we een nieuwe schepping zijn, waardoor het leven van Het Koninkrijk Gods geopenbaard wordt.

En dit leven zal steeds meer en steeds beter geopenbaard worden in allen die zich bewust daarvoor openstellen en instellen. Ook in 1993 zal deze ‘groei naar de volkomenheid’ verder doorgaan, want één ding is zeker: God zal Zijn volle doel met ons leven bereiken!

 

Het wonder van het leven door Gert Jan Doornink

Eén van onze meest gevraagde brochures van het afgelopen jaar was “Het wonder van het leven”. Een boekje dat in het kort vertelt over de oorsprong van het leven, de beschadiging, het nieuwe leven in Christus, de rijkdom en ontwikkeling van het nieuwe leven, de laatste vijand en het grote toekomstperspektief. Wanneer u dit boekje nog niet hebt gelezen, raden wij aan het aan te schaffen. Het is fraai geïllustreerd met tekeningen van Duurt Sikkens en leent zich ook uitstekend voor verspreiding. Het is op verschillende boekentafels in de gemeenten verkrijgbaar, maar ook bij ons te bestellen (zie achterpagina).

 

De Gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose.

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (12)

De gemeente en het herstel aller dingen.

(Openb. 20:04-06 en Openb. 21:01-05 en Openb. 21:09-11 en Openb. 21:22-27 en Openb. 22:01-05. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari 1992).

‘Alles wordt nieuw’ is de belofte. Aan de mens hebben we al de nodige aandacht geschonken, evenals aan de zuivering, dat wil zeggen de nieuw- making van de onzienlijke wereld, de hemel dus. Nu zullen we ons vooral koncentreren op het herstel van de aarde: hoe gaat dat plaatsvinden en welke normen worden daarbij gehanteerd? We besluiten met hoe het einde zal zijn.

Hoe zal de aarde worden geregeerd?

Bij de eerste opstanding, dus na het blazen van het zevende bazuin, vindt er een omwenteling van de macht plaats in hemel en op aarde. Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15) zegt daarvan: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden”. Niet dat op dat moment alle strijd al is gestreden, maar de Gemeente is onoverwinnelijk geworden.

(Christus komt terug! Deze wederkomst des Heren vindt ‘getrapt’ plaats: eerst in de Zijnen (2 Thess. 01:10), dit is de verheerlijking van de Gemeente bij de eerste opstanding. Na de overwinning bij Harmagedon, als het duizendjarige rijk aanbreekt, zal ook Christus zich weer op aarde gaan openbaren (minder spektakulair dan vaak wordt voorgesteld: op aarde heeft Hij een ‘gewone’ mensengedaante!). Tezamen met zijn Gemeente vormt Hij de nieuwe ‘wereldregering’. Daarover staat onder andere: “En ik zag tronen, en zij zetten / zich daarop, en zij heersten als koningen met Christus” (Openb. 20:04). Een theokratie (- God regeert) waarin de principes van Gods koninkrijk ook op aarde zichtbaar/merkbaar zullengaan funktioneren: de grootste zal aller dienaar zijn. Bovendien geldt er maar één wet: die der liefde.

Wat de toenmalige wereldbeheersers niet deden, doet nu de Gemeente. Zij zal de geringe en wees richten, de ellendige en de behoeftige recht doen, de geringe en de arme bevrijden en redden uit goddeloze hand, zowel in geestelijk als in natuurlijk opzicht (Psalm 82).

Het duizendjarige rijk heet ook vrederijk: “Hij zal richten tussen de volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre landen. Dan zullenzij hun zwaarden in ploegscharen omsmeden. . . en zij zullende oorlog niet meer leren” (Micha 04:03). Dat is het werk van de Godsregering op aarde.

Hoe was het ‘in den beginne’?

Naast het herstel van de mensheid en het zuiveren van de geestelijke wereld, richt de Gemeente zich ook op de natuurlijke wereld, de bezielde schepping, de plantenwereld, de mikro-kosmos, klimaatstelsels, natuurwetten. Kortom, de hele schepping wordt onder handen genomen.

Maar hoe moet alles weer gaan worden (de mens even buiten beschouwing gelaten)? Om dat te weten te komen moeten we naar het begin kijken waarvan God sprak: zie, het is zeer goed. De Bijbel geeft daarover vrij veel informatie.

Wat gebeurde er na de zondeval?

Na de zondeval is de aardbodem vervloekt (Gen. 03:17), dat wil zeggen onder de invloedssfeer van satan gekomen. In Genesis 6 vers 11 (Gen. 06:11) lezen we dan: “En God zag de aarde aan en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven”. De levende schepping -mens, dier en plant- degenereerde, raakte beschadigd en bezet (‘bezeten’) door het rijk der duisternis.

Zo ontwikkelden zich afzichtelijke monsters, ‘draken’ gelijk. Dieren werden agressief, ongeacht hun omvang (van de gigantische tyrannosaurus tot de kleine wesp). Ze vielen elkaar aan en vraten elkaar op. Planten gingen parasiteren, woekeren, dorens dragen. Ziekte deed zijn intrede, doordat onder andere de mikro-kosmos (eencelligen, bakteriën) zich niet meer aan hun taak hielden.

Zo was het in het begin niet geweest! In Genesis 1 staat onder andere dat de dieren het groene kruid tot spijze hadden. En er wordt pas over ‘doornen en distels’ gesproken na de vloek over de aarde (Gen. 03:18).

Wat is de invloed van de zondvloed geweest?

De zondvloed blijkt een wereldramp geweest te zijn waarna er andere klimaatstelsels zijn gaan funktioneren: “Voortaan zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden” (Gen. 08:22).

Dit was nieuw, althans gedeeltelijk. Voor zomer en winter is een ten opzichte van de zon ‘scheve’ aardas nodig die eerst kennelijk recht stond. Daarvóór heerste er over de hele aarde een soort subtropisch klimaat, tevens mogelijk gemaakt door een waterdampkoepel rondom de aarde (Gen. 01:07). Deze zorgde voor een gelijkmatige verwarming van de aarde en temperde het direkte zonlicht. Van seizoenen was toen nog geen sprake.

Twaalf maal. vruchtdragen in een jaar was ook heel gewoon (en nodig aangezien er alleen groenten, fruit en andere gewassen gegeten werden!). Regen was een onbekend verschijnsel; damp of dauw was, naast bevloeiing door rivieren, de wijze van bevochtigen van de aardbodem (Gen. 02:05). Het water daarvoor kwam uit reusachtige onderaardse waterreservoirs. De zeeën waren toen veel kleiner van omvang dan nu het geval is.

Bij de zondvloed zijn de onderaardse reservoirs ‘opengebarsten’ en is de waterdampkoepel in de vorm van geweldige regenbuien op aarde neergestort (Gen. 07:11), waardoor de aardoppervlakte voor ongeveer 70 procent (!) door water werd bedekt en dus onbewoonbaar werd. Van de 30 procent die overbleef zijn grote delen onbewoonbaar geworden onder invloed van het veranderde klimaat (de polen, woestijnen, oerwouden) en door ruig hoogebergte: tijdens deze wereldramp opgestuwde aardoppervlakten. Aardbevingen vinden tevens hun oorsprong in deze verstoringen van de aardkorst, zoals orkanen en andere natuurrampen dat onder andere vinden in de grote klimaatverschillen.

Wat moet er dus gebeuren?

Dat weten we dan: de aardas moet weer rechtgezet worden, de wateren gescheiden als op de tweede scheppingsdag en onherbergzame gebieden weer bewoonbaar gemaakt; de woestijnen zullenweer gaan bloeien en grote delen van de zeebodem bewoond. Het dierenrijk moet bevrijd en genezen worden zodat hun aard weer vriendelijk en verdraagzaam wordt en ze alle weer planteneters worden. Voor planten met dorens en distels mogen andersoortige op gaan schieten met prachtige en geurige bloemen.

Wat zegt de Bijbel over de nieuwe aarde?

Klinkt het u te verwonderlijk in de oren? Sla er de volgende tekstgedeelten maar eens op na. Het zijn bijna alle profetieën met een geestelijke strekking, maar ook profetieën ontlenen hun beelden aan de zichtbare werkelijkheid!

Over het dierenrijk: (Jes. 11:06-09 en Jes. 65:25). Over het plantenrijk en klimaat: (Jes. 55:13 en Ez. 47:12 en Openb. 22:02).

Over woestijnen, onherbergzame streken en de oceanen: (Jes. 32:15 en

Jes. 35:01-07 en Jes. 41:18-20 en Jes. 43:20 en Openb. 21:01).

Hoe zal het herstel plaats gaan vinden?

De aarde wordt hersteld in de periode van het duizendjarige vrederijk. Zoals we hiervoor al hebben gezien zal de Gemeente kennis moeten hebben van de oorsprong. Met betrekking tot het vrederijk zegt Jesaja 11 vers 2 (Jes. 11:02) het als volgt: “Op hem (hen!) zal de Geest des Heren rusten, de geest van wijsheid en verstand, de geest van raad en sterkte, de geest van kennis en vreze des Heren”.

Zij zullen op de juiste wijze en op het juiste moment machtswoorden uitspreken, allereerst tot bevrijding, voor zover nodig en dan tot herstel zoals God in het begin sprak (en het er was). Of het dan plotsklaps verandert of dat er sprake is van een lange periode van herstel? We weten het niet, maar gelet op de wijze waarop de schepping heeft plaatsgevonden lijkt een herstelproces meer voor de hand liggend dan een herstelmoment.

Je kunt je nog afvragen of het herstel alleen op bovennatuurlijke wijze plaatsvindt of dat ook de door de menselijke geesten ontwikkelde technieken en wetenschappen benut worden? De Bijbel geeft daarop geen antwoord. Daar zal de Geest van wijsheid en verstand de Gemeente in bijstaan!

Wat gebeurt er met alles wat de mens heeft voortgebracht?

De huidige beschaving is het produkt van een hoog ontwikkelde menselijke geest (invloeden der duisternis buiten beschouwing gelaten); allerlei takken van wetenschap en techniek, ekonomische en sociale stelsels, etc. Wat moeten we daarmee? Hebben we nog auto’s nodig of vliegtuigen? En steden die uit torenflats zijn opgebouwd? Kunnen we de televisie nog benutten? Wat doen we met al onze medische, biologische, chemische en natuurkundige kennis, om maar wat te noemen? En de ekonomische systemen als kapitalisme en socialisme? Onze maatschappijen drijven op geld! Kunnen we wel zonder? Of moeten de mensen terug naar de natuur, weer een soort bosvolk worden en leven als Adam en Eva? En dan hebben we het nog niet gehad over alle beschadigingen die zijn aangericht aan bijvoorbeeld. het milieu, van een gat in de ozonlaag tot atoomafval op de bodem van de oceaan. Dit zijn maar enkele, en misschien wel rare, vragen maar ze moeten wel beantwoord worden!

Het zal nog heel wat aanpassingsvermogen van de mensheid vergen om zich een geheel andere wijze van leven eigen te maken. Dat zal alleen maar kunnen als de verlokking daarvan het verlangen naar het oude doet vergeten. En dat zal ongetwijfeld zo zijn omdat iedereen de Heer in zijn volheid zal kennen en beleven: “Want allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen” (Jer. 31:34) en: “de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren” (Jes. 11:08). Het duurt niet voor niets ‘duizend jaar’: een aanduiding van een lange periode. Het herstel zal niet geforceerd gaan, iedereen krijgt daardoor tevens de tijd om te wennen!

Hoe zal het einde zijn?

En dan is het in Openbaring 21 vers 1 (Openb. 21:01)zover: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Maar dat is het einde nog niet, want eerst moeten nog allen die uit het dodenrijk gekomen zijn en die in het boek des levens staan, tot de volmaaktheid gebracht worden.

Dat betekent opnieuw een periode van herstel, weer anders dan in de periode van het duizendjarig rijk. Nu is er geen enkele vorm van duisternis meer. Er is volmaakte harmonie en vrede. De bruiloft des Lams, die na de verheerlijking van de Gemeente bij de eerste opstanding begonnen was (Openb. 19:06-09), wordt nu voltooid. De bruiloft des Lams duidt op de voltooiing van de mensheid: naar geest, ziel en lichaam ontwikkeld tot het nivo van God.

Deze laatste schare van allerlei volken, talen en natiën wordt nu ook op dit nivo gebracht. Zo er eerst sprake is van Jeruzalem waarin zich nog een tempel. Ik vindt, eindigt het met Jeruzalem als één grote tempelstad. Nu is er tussen God en de mensheid niet meer een Vader-zoon-, maar man-vrouw- verhouding!

Christus heeft Gods plan tot een goed einde gebracht. Het moment is aangebroken dat Hij (en zijn Gemeente!) zijn macht weer afstaat aan God. Vanaf nu geldt dat God zal zijn alles in allen (1 Kor. 15:28). Is dit al te vatten? Nauwelijks. En hoe het daarna zal zijn is al helemaal. onuitsprekelijk (2 Kor. 12:02).

 

Ik antwoord (gedicht) door Astrid Poldervaart

Spreek, m’n kind

je woorden

wat Ik hoor je.

Spreek, m’n kind

je woorden

want Ik hoor ze.

Elke zin, elke gedachte.

Ik ken je stem.

Ik wil jouw ontvanger wezen

Ik wil jouw zender zijn

Ik zal je antwoord geven

altijd.

 

Spreek, m’n kind

Ik antwoord

Ik ben er altijd voor jou

Ik heb mezelf gegeven

omdat Ik van je hou.

En als jij blijft komen

zal Ik er altijd voor je zijn

want Ik wil jouw Helper,

Ik wil jouw Raadsman,

Ik wil jouw Vader zijn.