Selecteer een pagina

Levend Geloof – 218

1981.09 nr. 218

De doorbraak die wij nodig hebben door Gert Jan Doornink

De mislukte doorbraak

Vlak na de tweede wereldoorlog was er bij velen een streven en verlangen naar eenheid en ver­nieuwing. De ouderen onder ons zullen zich dat ongetwijfeld nog herinneren. De vooroorlogse hokjesgeest en bekrompenheid moest gaan verdwij­nen. Iedereen wilde, nu de ellende van de oorlog voorbij was, met frisse moed beginnen te bouwen aan een ideale maatschappij. De plannen daarvoor waren in de oorlog reeds ontstaan bij politieke en geestelijke leiders die in gijzeling zaten. Men geloofde in een 1 doorbraak’ op ieder ter­rein. Toen de oorlog afgelopen was werd dan ook de ‘Nederlandse Volksbeweging’ opgericht, alle politieke partijen konden nu worden opgeheven. Er was immers een eensgezind volk, werkend aan het herstel en de opbouw van een vernieuwde samenleving….

Ook op kerkelijk terrein gebeurde er het een en ander. Velen waren blij toen in 1948 de ‘Wereld­raad van kerken’ werd opgericht en zagen dit als een belangrijke stap naar de eenheid van alle christenen. In de grootste protestantse kerk, de Nederlands Hervormde, was men druk bezig met de samenstelling van een nieuwe kerkorde’ . Ik was toen nog niet bekeerd, maar wel kerkelijk mee­levend en herinner mij hoe ik er een sterk voor­stander van was. Nu gingen immers de ‘richtin­gen’ verdwijnen. Vrijzinnigen, gereformeerde bonders, confessionelen en etischen, samenge­smeed tot één gemeenschap….

Iedereen weet dat er van al deze eenheids- en vernieuwingsbewegingen maar weinig is terechtge­komen. Spoedig ging ieder weer zijn eigen gang. Het menselijk egoïsme zegevierde over het alge­meen belang wat men voor ogen had. En dit egoïsme werd uiteraard gevoed vanuit de verkeerde voe­dingsbron, die van de vorst der duisternis. Want de mens zonder Christus leeft onder de invloed van satan, die wel een doorbraak wil, maar al­tijd in het negatieve.

De negatieve doorbraak

Dat hebben wij trouwens gezien in deze naoorlog­se tijd. Terwijl de welvaart hand over hand toe­nam, kwam er tegelijkertijd een negatieve door­braak, vooral op moreel gebied, tot ontwikkeling die nog steeds doorgaat. Homofilie, vrije seks, abortus, occultisme, kortom alles wat de Bijbel tegennatuurlijk en goddeloos noemt, werd als normaal aanvaard. Pedofilie (de seksuele omgang van volwassenen met kinderen) is het laatste taboe, schreef een paar weken geleden het week­blad “De Tijd”. Alle andere taboes zijn al door­broken .

De andere doorbraak

Gelukkig is er nog een andere doorbraak die zich bezig is te voltrekken. Het is de door Gods Geest bewerkte doorbraak, die de mens van een gebondene van satan maakt tot een kind van God. Ook deze doorbraak is een realiteit in deze tijd! En hoe! Ieder mens die zich openstelt voor deze doorbraak ervaart dat deze een totale levensvernieuwing met zich meebrengt, die de ge­volgen van de door satan bewerkte negatieve doorbraak volkomen teniet doet. Belangrijk daarbij is dat deze doorbraak geen eenmalige aangelegenheid blijft, maar verder doorwerkt. Gods doorbraak in het leven van een mens be­hoort een voortgaande en opgaande lijn te heb­ben. Heel anders dan bijvoorbeeld bij een dijk­doorbraak. Dan tracht men het gat zo snel moge­lijk te dichten om het water te keren en verder onheil te voorkomen. Maar de doorbraak die God wil bewerken verwekt geen onheil, maar heil: de volle verlossing en beleving daarvan in Chris­tus .

Positieve gevolgen

Daarom heeft iedere, door God bewerkte, geeste­lijke doorbraak, die verder doorwerkt, positieve gevolgen. Het herstelt de mens naar geest, ziel en lichaam. Het maakt het beeld van Jezus weer herkenbaar in deze herstelde mens. En zoals de Zoon van God de volmaakte beelddrager Gods was, zullen de zonen Gods de volmaakte beelddragers van Jezus Christus zijn!

Wie eenmaal visie heeft gekregen voor het feit dat dit Gods wil en bedoeling is, laat zich door niets en niemand meer afremmen. Vele kinderen Gods zitten nog opgesloten in allerlei kringen, groepen, kerken of gemeenten, waar de geestelijke leiders geen oog hebben voor deze doorbraak. Zelfs de naam ‘pinksteren’ of ‘volle evangelie’ geeft niet altijd de garantie dat men ook werkelijk geestelijk wil verder groeien. Velen blij­ven zich rondom het fundament bewegen, zonder zich ook te richten op het einddoel van het ge­loof: de volkomenheid in Christus. En daar spreekt het nieuwe testament tientallen malen over. Velen maken zich bijvoorbeeld liever druk om de ontwikkelingen rondom het natuurlijk Isra­ël, in plaats van te functioneren als lid van het geestelijk Israël: de gemeente. En dit functio­neren is alleen mogelijk als we daarbij onze plaats met Christus hebben ingenomen in de he­melse gewesten, om van daaruit, te strijden en te overwinnen.

Het is Gods wil dat wij als zonen van Hem open­baar zullen worden in deze eindtijd. Wie dit eenmaal inziet, doet er ook alles aan om dit waar te maken in zijn leven. Hij maakt zich vrij, of laat zich bevrijden, van bindingen, die nog met het oude, door satan beheerste, leven te maken hebben. Hij vergaart geestelijke kennis en inzicht uit het Woord van God door de Heilige Geest. Hij luistert naar leraars die de weg naar de beleving van de volheid van Christus uitleg­gen. Hij leest hun artikelen. Hij zorgt er voor dat de doorbraak in zijn leven niet tot stil­stand komt, maar dat de voortgaande vernieuwingen die er in zijn gedachten plaatsvinden, positieve en praktische uitwerking hebben. Hij weet zich één en heeft gemeenschap met andere gelovigen die ook deze volle weg met Jezus willen bewande­len. Zo bouwt hij mee aan de eindtijdgemeente, door zich als een levende steen te laten invoe­gen in het geestelijke huis wat God bezig is te formeren.

De enigste doorbraak waaraan wij in deze eind­tijd behoefte is een verdere geestelijke door­braak. Zorg dat u er op positieve wijze bij be­trokken bent, door de weg van geloof en gehoor­zaamheid te gaan. Laat u op geen enkele wijze tegenhouden, want wie niet meewerkt komt in het vaarwater van de grote tegenstander: satan.

Neutraal zijn in Gods Koninkrijk is ook een on­mogelijke zaak. Jezus sprak: Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij. En vóór-Christus-zijn betekent een doorbraak-christen’ zijn. Alleen in hen en door hen zal de volle heerlijkheid van God zich meer en meer gaan openbaren en zal uiteindelijk God Zijn doel met ons leven en met Zijn schep­ping bereiken.

 

Reacties van lezers door redactie

Gods plan leren kennen

Broeder H. A. S. te Vlissingen schrijft: “Uw blad en brochures helpen mij goed om God (en zijn plan) te leren kennen zoals Hij is”.

Wie kan dit zijn?

Uit Den Haag ontvingen wij de volgende briefkaart: “Via klanten in de winkel hoorden wij van uw blad “Levend Geloof”. Graag wil­den wij nu een exemplaar ontvangen en doorzién en misschien later meerdere exemplaren bestellen voor de winkel. Gods rijke zegen toegewenst op uw werk”. De afzender ontbreekt echter. Uit de ondertekening vallen de initialen C.B. op. Hoge­lijk kan één van onze le­zers in Den Haag ons helpen aan het juiste adres.

“Levend geloof” naar het buitenland

Broeder O. W. d. V. te Bussum schrijft: “Voor een fa­milielid in het buitenland zou ik graag wat informatie over uw blad ontvangen. Daarbij graag gegevens over uw mogelijkheden om het blad te verzenden (luchtpost/zee- post of via contactadres in Nederland), abonnements­prijs en dergelijke”.

De abonnementsprijs voor binnen- en buitenland is gelijk, maar de bladen worden per zeepost verzonden. Wil men het blad per lucht­post ontvangen, dan wordt het luchtposttarief extra in rekening gebracht.

God staat aan onze kant

Zuster J. d. W. te Kampen bestelde brochures en schreef erbij: “Ik wil u ook bedanken voor ’t werk waarvan ik proef dat u zich voor 100% inzet voor het Koninkrijk van God. Ga zo door! Tot eer van onze God! Zelf banen we ons ook een weg naar de volle waarheid. We ondervinden veel tegen­stand. Juist een bevesti­ging dat we, ook dank zij uw lectuur, op de goede weg zijn. Ik verlang er naar dat de Heer in mij door woord en daad herkend wordt. De boze haat dit, maar God is meerder. Wat is het fijn om dat te weten, hoe de omstandigheden ook mogen zijn. Ik mag zeker weten: God staat aan mijn kant”

 

Het slijpproces door H. J. Scholten

Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander” Spreuken 27 vers 17 (Spr. 27:17).

We leven nu eenmaal niet al­leen in deze wereld. We heb­ben met elkaar te maken en krijgen met elkaar te maken. Dat geldt voor alle terrei­nen van het leven. Ook voor het gemeentelijk leven waar­in we verkeren als kinderen Gods.

Allemaal verschillende men­sen met hun eigen ‘eigenaar­digheden’. En allemaal moe­ten we toegroeien naar Hem, die het Hoofd is, Christus. Dat kan ook, als we ons aan de waarheid vasthouden. Lees Efeziërs 4 vers 15 en 16 (Ef. 04:15-16). Er staat ook bij: in liefde. Dan groeien we in elk opzicht naar Hem toe.

Wie op wil wassen in de ge­nade en in de kennis van on­ze Here Jezus Christus, krijgt met tegenstand, met druk te doen. Soms komt die druk tot ons door broeders en zusters heen. Dat was niet de bedoeling natuur­lijk, maar het gebeurt.

Wat een wijsheid, liefde en geduld hebben we nodig. Kortweg gezegd: de Geest van Christus. Dat was een Geest van zachtmoedigheid en nederigheid. Met zo’n geest kunnen we elk ‘slijpproces’ doorstaan en raken niet in verwarring. We blijven de liefde jegens allen behou­den. Tot alle ‘vlees’ is weggeslepen.

IJzer met ijzer. Het geeft wel eens nare geluiden.

Maar hoe gladder alles wordt, hoe lieflijker het geluid.

Het wordt alles als een spiegelglad meertje zonder rimpels. De Spreukendichter zegt: “En zoals het water het gelaat weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart van de mens de mens” Spreuken 27 vers 19 (Spr. 27:19).

Bent u al zó geslepen? Is uw gezicht zo ‘glad’ als een vriendelijk meer? U bent toch een koningskind? “Het licht op het gelaat van de koning is het leven, en zijn welgevallen is als een wolk van de late regen” Spreuken 16 vers 15 (Spr. 16:15).

Zo mag elk slijpproces tot goede resultaten leiden. “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was”. Filippenzen 2 vers 5 (Filip. 02:05).

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

De maand september is weer in het land. De vakanties zijn weer voorbij en iedereen is weer met frisse moed en nieuwe energie aan de slag gegaan. Dat geldt ook voor de redactie van “Levend Ge­loof”, waarbij wij overigens opmerken dat wij ook in de afgelopen maanden niet op onze lauweren hebben gerust. Geestelijk werk kan nu eenmaal niet stilstaan. Er is geen verlof tijdens de strijd, zegt Spreuken. Dat is trouwens de erva­ring van ieder kind van God. Als wij relaxen of vakantie hebben betekent dit dat wij ook dan ver­bonden blijven met de levende God en dit ook be­leven als een realiteit in ons leven.

Wat de “Levend Geloof”-arbeid betreft, willen wij aan het begin van dit ‘nieuwe seizoen’ een soort ’tussentijdse balans’ opmaken, wij komen dan tot de dankbare conclusie dat wij ook in de afgelopen zomer voor velen tot grote zegen mochten zijn, dat wil zeggen, een nog steeds groeiende lezers­kring ontving gezond geestelijk voedsel door de uitleg van verschillende facetten van de bood­schap van het Koninkrijk Gods.

In de afgelopen maanden moesten wij verschillende malen de oplage van ons blad vergroten. Uiteraard is dit een verblijdend teken, waaruit blijkt dat velen de compromisloze en duidelijke belichting van de boodschap weten te waarderen. In de komen­de maanden komen weer verschillende onderwerpen aan de orde in “Levend Geloof”. Wij vragen uw voorbede voor alles wat wij schrijven, ook voor de inhoud van verschillende nieuwe brochures die in voorbereiding zijn. Wij zijn ons bewust dat wij bij het schrijven volledig afhankelijk zijn van Hem die ons door Zijn Geest, wijsheid en in­spiratie wil geven.

Wij zijn ook dankbaar voor verschillende financi­ële bijdragen die wij in de afgelopen maanden ontvingen. “Levend Geloof” is een geloofsweek en giften van lezers en lezeressen, worden op effec­tieve wijze besteed. Mede daarom hebben ruim 100 adressen die “Levend Geloof” reeds lange tijd gratis ontvingen, dezer dagen een brief ontvangen met het verzoek of zij zelf abonnee willen worden zodat wij weten of zij al of niet belangstel­ling hebben voor het blad. Het is jammer als ons blad ongelezen in de prullenbak verdwijnt zoals wij in enkele gevallen hoorden.

Proefadressen ontvangen 3 a 4 nummers van ons blad gratis, waarna zij een brief ontvangen om te beslissen of zij zelf abonnee willen worden. Geschenkabonnementen, die dus door anderen betaald worden, ontvangen het blad minimaal een jaar, waarna ook zij kunnen beslissen of zij abonnee willen worden. Geschenkabonnementen worden dus niet automatisch verlengd, tenzij degene die ze opgegeven heeft, dit te kennen geeft.

Tenslotte vragen wij onze lezers en lezeressen nogmaals veel voor onze arbeid te blijven bid­den. De duivel haat de verkondiging en openbaring van het Koninkrijk Gods, maar als wij gezamenlijk bereid zijn geestelijk te strijden en te overwin­nen, kan “Levend Geloof” nog voor velen tot grote zegen zijn.         

 

De genezing die God wil door redactie

Lichamelijke genezing ontvangen heeft in Gods ogen alleen ten volle zijn waarde, als het gezien wordt in het verband met het herstel van de gehele mens.

Gods verlossingsaanbod in Jezus Christus is een volkomen verlossing en is bedoeld voor geest, ziel en lichaam.

Paulus zegt in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 24 (1 Thess. 05:23-24): “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”.

 

Vroeg in de weer door H. J. Scholten

“In de morgen zult gij met brood verzadigd worden; en gij zult weten, dat Ik, de Here, uw God ben” Exodus 16 vers 12 (Ex. 16:12).

God zorgt voor zijn kinderen

God zorgt als een goede Va­der op bijzondere wijze voor Zijn kinderen. Met eerbied gezegd: God is al vroeg in de weer.

In Exodus 16 gaat het over het manna, het hemelkoren, dat de Israëlieten volop van God ontvingen ter leniging van hun honger. Ze hadden er heel wat af gemopperd, dat vleselijke volk Gods. Vlees zoekt vlees en daarom zeiden ze dan ook: “Wie zal ons vlees te eten geven? Wij hadden het zo goed in Egyp­te” Numeri 11 vers 18 (Num. 11:18). Dwars te­gen al dat gemurmureer in komt God met zijn milde re­gen. In Psalm 78 kunnen we ook over deze geschiedenis lezen. In vers 24 en 25 staat (Ps. 078:24-25): “Hij deed manna als spijze op hen regenen, en schonk hun hemelkoren; brood der engelen at ieder”. We zien dat ook in deze voorzieningen van God engelen waren ingeschakeld, zoals ook de wet van Mozes op be­schikking van engelen gege­ven werd.

In Psalm 127 vers 2 (Ps. 127:002) gaat het ook over brood dat God geeft: “Hij geeft het immers zijn beminden in de slaap”. Nu, dat gebeurde ook hier in de woestijn Sin, tussen Elim en de Sinaï. Nog steeds had­den de Israëlieten de wet niet ontvangen, de berg Sinaï was nog niet bereikt en het volk stond nog niet on­der de wet. Eigenlijk leef­den ze alleen maar van de genade van God en was dat zo maar gebleven. In de woes­tijn groeit niets, deze heeft niets te bieden, en je moet alleen maar naar boven kijken. Alleen op bovenna­tuurlijke wijze kun je 40 jaren in een woestijn in le­ven blijven en dat is dan wel genade.

Hoe groot en goed God is voor zijn volk, ondanks ge­mopper en ongehoorzaamheid, blijkt wel uit de overvloe­dige regen van manna. Tegelijkertijd met de dauw, dus zeer vroeg in de morgen, viel het manna, het hemelkoren.

De genade van God

God is er al vroeg bij om voor zijn kinderen te zor­gen, maar verwacht dan ook dat zijn kinderen er ook vroeg bij zullen zijn om het brood in te zamelen en te eten. Een heel mooi geeste­lijk beeld. Terwijl de Is­raëlieten nog in hun tenten lagen te slapen, was God al bezig ‘de tafel te dekken’. Dan worden ze wakker en ho­ren ze de stem van de Vader: Dit is het brood dat Ik u tot spijze gegeven heb.

Is dat geen genade?

’s Avonds volop kwakkels en ’s morgens volop manna? Ge­nade op genade. Maar wie niet van genade wil leven, wordt geplaatst onder een verbond van werken. Wie niet horen wil moet maar voelen. Het volk Gods versmaadde op het laatst deze zegeningen van God en sloeg opnieuw aan het mopperen.

Wie de genade versmaadt plaatst zich onder de wet. En onder de wet geldt: Doe dat en gij zult leven’ In Numeri 21 vers 5 (Num. 21:05) lezen wij: “En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? Om te sterven in de woes­tijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijze walgen wij”.

Waarom God zijn volk onder de wet stelde

Wat kon God nu tenslotte slechts doen? Hij stelde het volk onder de wet, onder de tuchtmeester. Wie ondankbaar jegens God is, is een on­rechtvaardige en zo iemand vraagt om de wet. In 1 Timoteüs 1 vers 8 (1 Tim. 01:08) staat: “Wij weten, dat. de wet goed is, indien iemand haar wettig toepast, wel. wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige”.

De wet is gesteld voor de onrechtvaardigen. Wie hun gehele leven belijden dat ze onrechtvaardigen zijn, zul­len zich dan ook regelmatig de wet laten voorlezen. Gods woord zegt, dat al deze men­sen met een bedekking leven en dat is ook terdege merk­baar omdat hun geloofsleven meestal zonder geur en fleur is. Is het niet heerlijk dat we ons mogen aansluiten bij de woorden van de apostel Paulus: “Wij dan gerecht­vaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen (in het ge­loof) tot deze genade” Ro­meinen 5 vers 1 en 2 (Rom. 05:01-02).

We zien dat we uit pure ge­nade volop manna gekregen hebben. Jezus Christus is het manna dat uit de hemel tot ons is neergedaald en uit genade mogen wij Hem ‘eten’. Zulke mensen murmu­reren niet meer, want de zonde voert geen heerschap­pij meer over hen. Daarom zijn ze niet onder de wet, maar onder de genade.

De betekenis van de amandelboom

God was al zeer vroeg in de weer om voor ons te zorgen. Weet u hoe vroeg dan wel? Al voor de grondlegging der we­reld had God de spijs al voor zijn kinderen gereed. Want in Openbaring 13 vers 8 (Openb. 13:08) wordt geschreven over het Lam Gods, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.

Het Lam Gods, het ware brood uit de hemel. Het Woord Gods is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Dat mach­tige woord van God, vergele­ken met de amandelboom. God was, als een goede Vader, reeds vroeg wakker om voor zijn kinderen ‘de tafel te dekken’. Hij geeft ons Zijn woord, Hij geeft ons Zijn eigen Zoon. Amandel bete­kent: vroeg in de weer of vroeg wakker. De amandelboom is de eerste vruchtboom, die bloeit. Als alle andere vruchtbomen er nog in grote dorheid bij staan, zit de amandelboom reeds vol met grote, sneeuwwitte bloemen. Gods woord is levend en krachtig. Nu begrijpen wij het woord van God dat tot Jeremia kwam, toen hij tot profeet geroepen werd. In Jeremia 1 vers 11 (Jer. 01:11) lezen wij: “En het woord des Heren kwam tot mij: Wat ziet gij Jere­mia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de Here tot mij: Gij hebt goed gezien, want Ik waak over mijn woord om dat te doen”. God waakt over Zijn woord, is dus goed wak­ker, vroeg in de weer. Als Zijn kinderen nog slapen wordt reeds voorzien.

Gods heerlijkheid in de woestijn

De roep klinkt: “Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten” Efeze 5 vers 14 (Ef. 05:14). De mensen moeten wakker worden. Gods heerlijkheid verschijnt in een wolk mid­den in de woestijn. Ook in de woestijn van ons leven kunnen we in de wolk van heerlijkheid leven. Jezus is de Doper met de Heilige Geest en nodigt ons uit in de wolk te komen. Je moet er wel vroeg voor op staan. “Toen de dauw opgetrokken was, zie, daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijm op de aarde” Exodus 16 vers 14 (Ex. 16:14). We leven, als kinderen Gods, naar onze uiterlijke mens nog midden op deze aar­de. Een wereld die in het boze ligt, zegt Johannes. Het is een één en al woestijn. Wie geestelijk in leven wil blijven, zal moeten opzien naar boven. Hij zal moeten letten op de hemelvensters, op de deuren des hemels. Want alleen van boven komt de spijze waarvan wij in eeuwig­heid zullen kunnen leven. God gebiedt de wolken. Zij hebben te wijken op Zijn machtswoord en daar begint het te rege­nen: manna tot spijze. Ook vlees. Het regende op het volk Gods als stof, ja, ge­vleugeld gevogelte als het zand der zeeën (Psalm 78). “Want God, de Heer, zo goed, zo mild; is ’t allen tijd een zon en schild”.

Waarom er veel onnodige strijd is

Echter, er is ook een andere zon. Een zon die steekt en amechtig maakt. Een zon, die doet versmelten, doet onder­gaan. Dat is de verdrukking van de satan, die het manna wil vernietigen, het woord Gods.

Wat moest er dan gebeuren? Als het manna in de woestijn gevallen was, moesten de Israëlieten vroeg opstaan, vóór het opkomen van de zon, omdat ’Anders het manna ging smelten en er dan niets viel te eten Exodus 16 vers 21 (Ex. 16:21).

Er is zoveel onnodige strijd bij veel kinderen Gods omdat ze niet, net als hun God en Vader, vroeg in de weer zijn, om in te zamelen. Als ze willen inzamelen en gaan eten, staat de zon der ver­drukking vaak al hoog aan de hemel en is er geen kracht om te strijden. Men heeft niet gegeten. Men vergat vroeg op te staan en dan ko­men de nederlagen. De één heeft hier, de ander heeft daar last van. Een mager en ondervoed volk. Het slaapt, terwijl de woestijn vol ligt met spijze. Het ligt niet aan de hemelse Vader. Die was werkelijk al vroeg wak­ker, wakende. De wachter Israëls. Hij was al vroeg in de weer met het openen van de hemelvensters, maar wie lette er op?

Van Gods kant is er honderd procent genade. Genade op genade. Wie wil er van le­ven? Ook vele christenen hebben vaak een afkeer van het woord Gods en de geeste­lijke dingen. Moeten we dan altijd over de Heer praten? Moet het dan altijd over de geestelijke dingen gaan? De­ze vraagstelling bewijst al dat men niet ‘in de wolk’ is. Dan kan het ook niet anders of je walgt af en toe van ‘deze flauwe spijs’.

Bent ook u in de wolk waarin Jezus altijd was?

Jezus zélf was altijd in de wolk. Hij werd ook gedoopt in de Heilige Geest. Daarom was ook Jezus altijd ‘vroeg in de weer’. Een goede, geeste­lijke eigenschap. Hierover kunt u lezen in Markus 1 vers 35 (Mark. 01:35): “En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen naar een eenzame plaats en bad aldaar”. De dag ervoor had Hij niets anders gedaan dan uitdelen, tot de late avond toe en de zon onder­ging Markus 1 vers 32 (Mark. 01:32) .

Wie flink verzamelt, kan ook uitdelen. Jezus stond vroeg op. Hij ging inzamelen. Daar­om kon Hij zeggen: De duivel komt en vindt bij mij niets! God is niet, veranderd en Je­zus is Dezelfde. We kunnen allemaal ‘in de wolk’ leven en een rijk en blij leven hebben. We hebben de belofte: Gij zult met brood verzadigd worden; gij zult weten, dat Ik, de Here, uw God ben.

Nu gaat het erom of u het weet. Of u vroeg opgestaan bent. Of u vroeg ingezameld hebt. Of u in de wolk bent. Dan hebt u geen last als de zon opkomt en de hitte afmat­tend maakt. Want dan bent u als een boom aan waterstromen, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen Jeremia 17 vers 8 (Jer. 17:08).

Prijst de Heer dat we als ‘amandelbomen’ kunnen leven. Vroeg in bloei staan. Vroeg vrucht geven. De amandelen waren vroeger een waardevol handelsartikel, vermeldt de Bijbelse encyclopedie.

In welke tent bevindt u zich?

Het zijn zulke geweldige geestelijke werkelijkheden. Wij mogen toch ook uitdelers zijn van de menigerlei gena­de Gods? Bent u zo’n uitdeler? Of ligt u nog in uw tent te slapen, terwijl het manna reeds met de dauw ge­vallen is? In welke tent wij ons bevinden is erg belang­rijk. Zij, die zich nog in de ’tent van Mozes’ bevinden hebben een bedekking en zien het manna niet liggen. Ze leven onder de wet. Maar al­len, die zich in de ’tent van David’ bevinden, zullen vroeg opstaan en het manna gaan inzamelen.

In de tent van David wil zeggen: van Jezus zijn! Ver­lost zijn. Leven als een rechtvaardige en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. Geen hoop van: het kan vriezen en dooien, neen, een vaste hoop. Als een anker dat vastligt in het hemelse heiligdom. Halleluja!

Zij, die zich waarachtig tot de Here bekeerd hebben, zul­len veranderen. Van heer­lijkheid tot heerlijkheid. Zij zullen altijd vroeg in de weer zijn met het hemelse manna, dat wil zeggen ze be­denken ten alle tijde de dingen die boven zijn, waar Christus is. Zij zien de heerlijkheid Gods, terwijl ze nog op deze vergankelijke aarde leven, die als een woestijn is. Zij zien de heerlijkheid des Heren in een wolk en zijn zelf die wolk binnengegaan. Zij heb­ben geen last van de hitte van de zon, want in die wolk heerst een aangename tempe­ratuur. Het is de schuilplaats van de Allerhoogste, de schaduw van de Almachti­ge.

In de stille schaduw van dit heiligdom bloeit de staf van Aaron. Hij had bloesem voortgebracht, bloemen ge­dragen en amandelen doen rijpen.

Wie daar veel verkeert zal inderdaad kunnen zeggen: “Gij zijt de Here, mijn God”.

Want zo’n kind van God is met hemelkoren verzadigd en rust uit in de wolk. “Dat vrede en aangename rust en milde zegen u verblijden moge”.

 

 

Vasthouden of loslaten door redactie

Wie vast blijft houden aan natuurlijke, aards gerichte leringen, geeft Gods Geest geen kans zijn baanbrekend, vernieuwend en herstellend werk te doen en blijft buiten de volle heerlijkheid en overwinning staan, die God be­doeld heeft voor al Zijn kinderen.

“Laat los en gij zult losgelaten worden” Lucas 6 vers 37 (Luc. 06:37) is een woord waaraan satan een hekel heeft, want hij geeft niet graag terrein prijs. Maar wie consequent zijn leven laat vernieuwen door Gods Woord en Geest laat alles los (ook verkeerde leringen), zodat een verdere doorwerking van Gods Geest niet wordt afgeremd of tegengehouden, maar ten volle zijn uitwerking heeft.

 

Gods hand door Judith Jacobs

Johannes 24 vers 6 (Joh. 24:06)

Misschien vindt u dat dit gedichtje sentimenteel aandoet. Dat is het gedeeltelijk ook, maar sentiment – mits goed en waardig tot uitdrukking gebracht – is geen zonde. Eigenlijk heb ik mijn levensverhaal als een getuigenis willen weergeven.

Als je uit een (pinkster)gezin komt, waarbij je moeder dan ook nog voorgangster is, kunt u zich voorstellen dat je al heel jong geestelijke facetten leert kennen: zondagschool, zangkoor, Bijbelstudie, enz. De Heer wordt als een “van­zelfsprekendheid” in je jonge leven gebracht: Bijbellezen aan tafel, avondgebed met elkaar, enz. Wellicht daardoor wilde ik mij op 12-jarige leeftijd laten dopen. Ik begreep wat de waterdoop inhield (gesprekken) en van één ding was ik mij bewust: ik had Jezus lief en wilde Hem volgen. Gro­te ziele-vreugde was in mijn hart toen ik uit het “watergraf” oprees.

Maar hoe wonderlijk zijn de wegen des Heren… En zijn liefde’

Toen ik 18 jaar was kwam er een grote verbittering in mijn hart: ik brak met de gemeente waarin ik kwam, met mijn fa­milie en… met God. Ik wilde “op eigen wieken” drijven en vertrok vanuit Indonesië naar Nederland. Tussen mijn bagage bevond zich de Bijbel die ik van mijn moeder had meege­kregen en waarin ze een opdracht had geschreven.

Het zou te ver voeren u van alle gebeurtenissen op de hoogte te brengen die me sindsdien zijn overkomen, maar één ding mag ik u niet onthouden: hoewel ik de Heer de rug had toegekeerd, heeft Hij zich nooit van mij afgewend. Zijn liefdevolle hand bleef in genade en erbarmen over mij uitgestrekt.

Omdat ik dat verdiende? Geenszins’. Omdat zijn trouw boven alles verheven is. 2 Timoteus 2 vers 18 (2 Tim. 02:18). Omdat Hij zich zijn eigendom niet laat ontroven (ik was immers Zijn kind? Johannes 10 vers 28b (Joh.10:28b). Daarnaast is er ook voor mij gebeden, onder andere door mijn moeder en “het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt” Jakobus 5 vers 16b (Jak. 05:16b).

Weliswaar ging ik mijn eigen weg en wilde ik mijn eigen leven leiden (hetgeen de Heer ogenschijnlijk ook heeft toegelaten), maar er kwam een moment waarin Gods hand mij persoonlijk greep; het leven kwam in mijn leven.

De Hand die mij greep werd in werking gesteld door handen die zich voor mij hadden gevouwen. Bent u biddende ouders? Ziet u nog geen resultaat? Laat u niet ontmoedigen. De Heer ziet en hoort; Hij gaat Zijn eigen weg met een ieder van ons. Uw en mijn taak is: “Bidt zonder ophouden” 1 Thessalonicenzen 5 vers 17 (1 Thess. 05:17) en “Volhardt in het gebed” Romeinen 12 vers 12 (Rom. 12:12).

 

Moeders geschenk (gedicht) door Judith Jacobs Spreuken 8 vers 35 (Spr. 08:35).

De Bijbel die ik van mijn moeder kreeg.

Was ’t mooist’ geschenk dat zij kon geven;

Het bleek een onontbeerlijk goed

Toen ik besloot te gaan, op “eigen wegen”.

 

Ze heeft gewis, vóórdat ze het mij gaf,

In de stilte tot haar Heer gebeden;

Gepleit op de beloften Gods,

Haar strijd voor mij op de knieën uitgestreden.

 

Want toen ik eenmaal op ’t kruispunt stond

Waar ‘k zelf moest kiezen: dood of leven….

Mocht ik ervaren dat Gods hand

Dóór tranen heen genade had geweven.

 

Nu druk ‘k het “Boek der boeken” aan mijn hart,

’t Geschenk dat zij me heeft gegeven;

’t Kostbaarst’ dat haar ziel mij gaf –

Op ’t pad dat leidt…. ten eeuw’gen Leven.

 

Bastaarden of zonen? Door redactie

“Allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”, schrijft Paulus in Romeinen 8 vers 14 (Rom. 08:14).

De grote voorwaarde om als zoon van God geopenbaard te worden is dus vol te zijn van de Heilige Geest. Als Gods Geest het leven van een kind van God beheerst is er geen plaats voor ande­re ‘geesten’.

Een zoon van God is een echt kind van God, die een leven openbaar maakt in overeenstemming met de wil van God.

Een bastaard is een onecht kind, die zich misschien wel uitgeeft voor christen, maar het niet in praktijk brengt. “Niet een ieder, die tot Mij zegt; Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Va­ders, die in de hemelen is”, zegt Jezus in Matteüs 7 vers 21 (Matt. 07:21).

De Bijbel spreekt niet over het zuchten en wachten van de schepping op het open­baar worden van bastaar­den. .. Dat kan trouwens ook niet, want zij openbaren niet het leven van Christus maar een vleselijk, door satan geïnfiltreerd leven. Zonen Gods openbaren de volheid van Christus. Bent u een bastaard of een zoon van God?

 

Het geluk door redactie

Mensen die Jezus niet kennen, zijn niet werke­lijk gelukkig, ook al denken of menen zij ge­lukkig te zijn. Het wer­kelijke geluk is alleen te ervaren door te gelo­ven in Jezus. Wie in Hem gelooft heeft het leven. En dat is: nieuw leven, eeuwig leven, gelukkig leven!

 

Wat is het grote teken van de eindtijd?

Het antwoord op deze vraag van de voorpagina kunt u vinden in de Bijbelstudie van Nico Goverts over Openbaring, vanaf bladzijde 21.

 

“De tegenstelling” herdrukt

Zo juist verscheen de tweede druk van de brochure: De tegenstelling van het aardse- en het he­melse Jeruzalem” door broeder H. J. Scholten. Deze brochure verscheen voor het eerst nu bijna een jaar geleden en is ondertussen door velen ge­lezen en verspreid.

Broeder Scholten, die voorganger is van de Pink­stergemeente te Enkhuizen en mederedacteur van ons blad, nam als uitgangspunt voor deze brochure: Hebreeën 12 vers 22 (Heb. 12:22), waar staat: “Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de le­vende God, het hemelse  Jeruzalem op duidelijke wijze wordt door hem uiteengezet hoe wij als nieuwtestamentische gelovigen hierbij voor de volle 100% betrokken zijn en welk een geweldige realiteit dit betekent voor de beleving van ons geloof.

Vele gelovigen zitten echter nog vast in hun den­ken aan het oude verbond, met alle negatieve ge­volgen van dien. Satan heeft in dit opzicht velen misleid, maar wie dit boekje met een biddend hart leest, zal ongetwijfeld de ogen opengaan en een door Gods Geest bewerkte vernieuwing van denken ondergaan, om zo ten volle de geestelijke beteke­nis van het nieuwe Jeruzalem te gaan ontdekken en beleven.

Als u deze brochure – waarin ook. op verschillende aanverwante onderwerpen wordt ingegaan – nog niet kent, raden wij u ten sterkste aan deze te be­stellen. En ook geven wij het advies, zoals reeds verschillende lezers en lezeressen deden, deze brochure te verspreiden. Bij afname van 10 exem­plaren en meer geldt de kortingsprijs. Zie voor wijze van bestellen bladzijde 32.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -4-

Het grote teken van Openbaring 12

“En er werd een groot teken in de hemel gezien”. Zo luiden de beginwoorden van Openbaring 12. Het is heerlijk te weten dat het hierop uitloopt: God stelt een teken. Willen wij de machtige en diepe betekenis van Openbaring 12 verstaan, dan is het noodzakelijk dat wij ons bezinnen op de vraag: Wat is een teken? En waarom wordt hier van een teken gesproken? Waarom staat er niet gewoon: En ik zag, en zie, er was een vrouw?

Een teken is allereerst iets wat de aandacht trekt. Dat is een bijzonder fundamentele zaak: waar moeten we onze ge­dachten bij bepalen? Er wordt veel verstrooiing geboden in deze tijd. Flensen zoeken overal afleiding. Gedachten dwalen zo gemakkelijk af. Daarom is her zo verblijdend dat God ons een houvast geeft voor ons denken. God geeft een koers aan, een richting. God zegt: Bepaal hier je aandacht bij. Hier moet je op letten.

Namelijk op dit teken. En wat is dat? Het is een vrouw. Een prachtig beeld van de gemeente. Immers, wanneer Paulus het heeft over het huwelijk, dan zegt hij: “Ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente” Efeze 5 vers 32  (Ef. 05:32). En tot de gemeente van Korinthe richt de apostel zich met deze woor­den: “Ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen” 1 Korinthe 11 vers 2 (1 Kor. 11:02). De gemeente is de vrouw van het lam.

God wil ons instellen op het wezenlijke

Waar moet dus onze aandacht op geconcentreerd zijn? Op de gemeente. Het is dan ook niet toevallig dat de vijand alles in het werk stelt om ons juist hiervan af te brengen. Hij vindt het best als we met van alles en nog wat bezig zijn, mits we ons maar niet richten op Gods gedachten over de ge­meente. Maar God wil dat we ons instellen op het wezenlij­ke. Het is een tijd om bijzaken te vergeten, om in te keren tot de eenvoud Gods.

God is een God van eenvoud. Martha maakte zich bezorgd en druk over vele dingen, maar weinige waren nodig of slechts één. Vaak zijn wij in beslag genomen door tal van indruk­ken, activiteiten en problemen en juist hun veelheid kan ons verwarren. We zien door de bomen het bos niet meer. Daarom moeten wij leren ons los te maken van de dingen van de dag en in te gaan in de eenvoud van God.

In de beperking toont zich de meester. God is eenvoudig: Hij stelt één teken. Maar van dat ene teken wordt dan ook gezegd dat het groot is. “En er werd een groot teken in de hemel gezien”. Het is groot in zijn eenvoud, majestueus in zijn ongecompliceerdheid.

In de eindtijd brengt de Geest ons tot het wezen aller din­gen. Alle schijn valt weg. God brengt tot eenheid. Het zal worden één kudde en één Herder. Zalig is hij die de eenvoud Gods ontdekt. Zijn geest zwerft niet langer rond op aarde, zijn geest komt thuis bij God. Zijn hart is niet langer als Kaïns hart: “gij zult zwervende en dolende zijn op aarde”; zijn hart komt tot rust bij eenvoudige verlichte wateren.

Het tweede dat opvalt: het is een teken in de hemel. Dit teken zal zichtbaar zijn voor allen die in de hemel zijn, voor overheden en machten, voor engelen en krachten. Geen macht zal erom heen kunnen. Als God de Heer een teken stelt, dan kan niemand zich daaraan onttrekken. Niemand kan zeggen: Dat gaat mij niet aan; ik doe gewoon of er niets aan de hand is. Dit zal de meest unieke gebeurtenis zijn in de geschiedenis: heel de wereld zal het weten. Allen zullen het erkennen: dit is uit God.

Het andere teken in de hemel

Als we nu iets verder doorlezen in Openbaring 12, dan ver­nemen we in het derde vers: “En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak”. Het gaat dus om twee tekenen in de hemel. Twee tegenpolen. Daartus­sen ontbrandt de strijd. Daarom zegt het zevende vers dan ook: “En er kwam oorlog in de hemel”. En dan blijkt dat de ganse hemel gemobiliseerd wordt: “Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak: ook de draak en zijn engelen voerden oorlog” Openbaring 12 vers 7 (Openb. 12:07). Alle legerscharen in de hemelse gewesten worden in staat van paraatheid ge­bracht. Maar hoe?

Hier komen we op een gezichtspunt dat ons geweldig kan hel­pen om een lijn te ontdekken in het hele eindtijdgebeuren. Op aarde zien we een wirwar van gebeurtenissen, maar in de hemel concentreren alle troepen zich rondom twee centrale punten, namelijk het teken uit vers 1 en het teken uit vers 3. In de hemel gaat het om twee legermachten. Het ene leger verzamelt zich rondom de vrouw, het andere verzamelt zich rondom de draak.

Betekenissen van het woord ’teken’

In dit verband is het interessant dat het Griekse woord voor ’teken’ ook kan aanduiden: herkenningsteken. Waar de engelen de vrouw van het Lam herkennen, daar komen zij in actie. De gemeente geeft de toon aan. Zij is het volk dat zijn stem doet horen in den hoge; het volk dat de naam van God bezingt. En dit bezingen van de Naam is als het ware de herkenningsmelodie in de hemelse gewesten. Waar de Naam wordt aangeheven als een zegezang, daar stellen de dienende geesten zich in slagorde op. Zoals Daniël 12 het zo tref­fend formuleert: “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat” Daniel 12 vers 1 (Dan. 12:01). Michaël en zijn helpers doen niets buiten het volk Gods om; zij werken daar waar de zonen zijn. Daarom zijn, de engelen verheugd wanneer de zonen hun plaats innemen; dan weten zij: daar hebben we op gewacht, nu kunnen we uit de voeten.

Het woord ’teken’ kan ook de betekenisnuance in zich dragen van: vaandel, veldteken. Dat is typerend voor de eindtijd: de vaandels worden geheven. Zoals de psalmist reeds profe­tisch sprak: ‘Wij willen juichen over uw overwinning, en in de naam van onze God de vaandels opsteken” Psalm 20 vers 6 (Ps. 020:006). Zo is de gemeente het vaandel dat door de Here der heerscharen geheven wordt in de hemelen, ten teken dat de strijd gaat beginnen. Immers, dat beeld zien we ook in het oude Israël:

De Israëlieten zich zullen zich legeren ieder bij zijn ven­del onder de veldtekens van hun families” Numeri 2 vers 2 (Num. 02:02).

Dat is de vreugde van de eindtijd: God heft het vaandel. Het volk van God is nu gereed voor de strijd. Daar is heel wat aan vooraf gegaan. Tijd van voorbereiding, tijd van stilte, van verborgenheid. Met Christus verborgen in God. Maar verborgenheid is niet vergeefs; verborgenheid brengt vrucht voort. Verborgenheid wordt tot teken.

Daarop wordt gewacht. Daarop wacht God. En daarom zal de Here wachten, opdat Hij u genadig zij. God heeft geduld totdat het volk gereed is dat Hij kan presenteren in de he­mel. Dat is het meest glorieuze moment voor Hem die hemel en aarde gemaakt heeft, dat Hij tot overheden en machten kan zeggen: Zie hier mijn volk. Daar heeft de eeuwige God alles voor over. Daar heeft Hij zelfs eeuwen voor over. God forceert niets, God overhaast geen ding, want haast is geen geloof.

Gods plan gaat niet over een nacht ijs

Als dit teken komt, gaat het niet meer onder. Want wat God heeft voorbereid, is goed. Wanneer God tevoorschijn treedt, komt Hij niet met een volk dat half gereed is, of met een volk dat nog kan mislukken. Dan is God zeker van zijn zaak. Het plan Gods gaat niet over één nacht ijs. Daarom is God nu in deze tijd bezig om elke zwakke plek die nog in de ge­meente gevonden wordt, eruit te halen, opdat er een volk zal zijn, degelijk en solide, een volk dat in de hemel kan bestaan.

Alles wacht op het teken Gods: “een vrouw, met de zon be­kleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd” Openbaring 12 vers 13 (Openb. 12:13). Hier wordt niet zomaar gesproken over een vrouw zonder meer, neen, zij wordt hier beschreven met de karaktertrekken van de bruid uit het Hooglied. “Wie is zij, die opgaat als de dageraad, schoon als de blinkende maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscharen?” Hooglied 6 vers 10 (Hoogl. 06:10). Is het toevallig dat zij nu ook in het laatste Bijbelboek op deze wijze getekend wordt?

Waarom nu juist dit teken? Zon, maan en sterren, alle lichtbronnen, behoren toe aan deze vrouw. Zo kan zij elke vorm van duisternis overwinnen. Alle licht gaat uit van de gemeente. Nu weten wij dat de zon beeld is van God: de Here God is een zon en schild. Hier mogen we niet overheen le­zen: deze vrouw is bekleed met de zon, dus zij is bekleed met God. Dit is nu bedoeling des Heren. Dit en niets anders is het teken in de hemel. Dit is het enige teken dat ooit in de hemelen zal kunnen standhouden: het volk dat bekleed is met het wezen van God. Een ander teken van God is er niet.

We leven in een periode van geboorte weeën

Nu wordt van deze vrouw nog iets vermeld: “en zij was zwan­ger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren” Openbaring 12 vers 2 (Openb. 12:02). Daarmee is opnieuw een uiterst rake en diepgaande typering gegeven van het huidige tijdsgewricht. We leven vandaag de dag in een periode van geboorteweeën. Dit gaat lijnrecht in tegen alle pessimisme en doemdenken van de moderne mens en ook vaak van de vrome mens. De ge­meente mag weten: haar pijn en moeite zijn niet tevergeefs. Want Johannes vervolgt: “En zij baarde een zoon, een manne­lijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf” Openbaring 12 vers 5 (Openb. 12:05). Zoals Jeremia reeds profeteerde: “Zo zegt de Here: Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid” Jeremia 31 vers 16 (Jer. 31:16) .

Een nieuwe tijd wordt geboren. Zonen worden geboren. Naar het gebeurt niet zomaar, onberekenbaar; het gebeurt door middel van de vrouw, de gemeente. Er is loon voor haar ar­beid .

Alleen via deze weg van barensweeën zullen de zonen voort­gebracht worden. Daarom is het noodzakelijk dat het volk des Heren in deze tijd de strijd leert. En dat is niet al­leen de strijd om persoonlijk het hoofd boven water te hou­den. Onze persoonlijke overwinningen zijn in feite nog slechts’ de eerste oefeningen. Op die wijze maakt God ons klaar voor de worsteling van Openbaring 12.

Er is momenteel een heel subtiele verzoeking voor vele kin­deren Gods. We lopen gevaar te denken dat ons persoonlijk geluk het einddoel is. Als we in ons eigen leven de vijan­den verdreven hebben en de zaken op orde gebracht zijn, dan menen we al gauw dat we zo ongeveer klaar zijn. We behoeven dan alleen nog maar te zorgen dat onze dagen verder in rust en vrede verlopen en ons lijflied kan dan worden: Hoe ge­noeglijk rolt het leven van een tevreden Godskind voort. We beperken ons tot wat kleine schermutselingen om de boze buiten de deur van ons bestaan te houden, maar aan de eigenlijke strijd komen we niet toe. We worden in de gees­telijke wereld gezapige vriendelijke burgers, die geen vlieg kwaad doen. Het is goed dat we ons heel diep bewust zijn dat, door onze persoonlijke strijd heen, God bezig is ons toe te bereiden voor iets wat verder reikt. Het gaat erom, de Here een wel toegerust volk te bereiden.

Dat kan maar één volk zijn. Het is het volk dat volledig is ingegaan in de eenheid met God. Het volk dat de gedachten Gods niet alleen in het hoofd heeft, maar ook in het hart. Het zal zijn een volk dat geheel en al strijdt vanuit God. Dit volk ontvangt zijn instructies vanuit God, het ontvangt zijn macht vanuit God, het ontvangt zijn denken vanuit God. Daarom wordt het dan ook genoemd: het volk dat Ik Mij geformeerd heb. Dat wil zeggen: hun hele denken, hun diep­ste wezen is door Hem gevormd.

Het teken van de regenboog

Telkens in de geschiedenis zien we dat God mensen deze ene les leert: let op het teken dat Ik geef. Niet op iets an­ders, maar enkel en alleen op mijn teken. Zo sprak God tot Noach: “Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tus­sen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten: mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde” Genesis 9 vers 12 en 13 (Gen. 09:12-13). Wat moest Noach doen? De wolken konden samenpakken, een stortregen kon losbreken, maar Noach moest aandacht hebben voor slechts één ding: het teken Gods. En als hij de boog zag in de wolken, de boog Gods, dan wist hij: golven kunnen slaan en stormen kunnen woeden, maar de schepping gaat niet onder.

Dat was het geloof van Noach. Noach geloofde niet in onder­gang, Noach geloofde in het teken Gods, in de boog Gods die de schepping omspant. En wat lezen we nu in Openbaring 4 vers 3 (Openb. 04:03), wan­neer Johannes de troon des Heren aanschouwt? “En een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk”. Zo blijft het van kracht tot in het laatste Bijbelboek, tot in de laatste tijd. De gemeente van de eindtijd zal moeten zijn net als Noach; zij zal moeten geloven in de regenboog, in de boog Gods. Die boog omspant de troon. Heel het rege­ren van God staat in het teken van de regenboog. Bij God is er geen troon zonder boog. Bij Hem heerst geen willekeur. Koningschap is bij God altijd omsloten door trouw, altijd geankerd, gevat in de smaragdgroene tint van trouw aan zijn schepping.

Dok Ezechiël zag het, toen hij geroepen werd: “Zoals de aanblik is van de boog, die in de regentijd in de wolken verschijnt, zo was de aanblik van die omhullende glans. Al­dus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des Heren” Ezechiël 1 vers 28 (Ez. 01:28). Dit is toch wel veelzeggend, dat deze profeet de troon van God ziet, maar niet zonder boog in de wolken. Uitgerekend in die donkere dagen van balling­schap en neergang, van verlaten land en treurzang, is daar de regenboog.

Zo was en is het voorkomen, de aanblik van de Koning. In Openbaring 10 keert dit motief nog eenmaal terug: “En ik zag een andere sterke engel nederdalen uit de hemel, be­kleed met een wolk, en de regenboog was op zijn hoofd en zijn gelaat was als de zon”  Openbaring 10 vers 1 (Openb. 10:01).

Zo is en zal zijn de verschijning, de gestalte van de Here en van zijn boden. Zo stelt God een teken. Teken van zijn wezen, van zijn karakter. Dat is de belofte voor de laatste dagen. Zoals de boog verschijnt in de wolken, zo zal de trouw van God gezien worden in zijn zonen. Het zal zijn als in de dagen van Noach.

Wij moeten leren ons profetisch op te stellen

Soms gaat het volk des Heren door een nacht heen waarin niets gezien wordt. Door de nacht van smart en zorgen, : schrijdt de stoet der pelgrims voort. Daar heeft Asaf over gesproken, toen hij zei: “Uw tegenstanders brulden in uw vergaderplaats en hebben er hun tekenen als tekenen opge­steld” Psalm 74 vers 4 (Ps. 074:004). En dan moet hij het uitroepen: “Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer, niemand on­der ons, die weet tot hoelang” Psalm 74 vers 9 (Ps. 074:009). Er is geen teken te zien.

Juist in zulke dagen komt het erop aan dat we leren ons. profetisch op te stellen. Immers, juist wanneer de machten zich opmaken, stelt God zijn teken. In die donkere nacht, toen de machten van de dood door Egypte trokken, toen was daar het teken van het bloed. En het is bepaald niet toe­vallig dat nu uitgerekend in Openbaring 12 het bloed weer naar voren komt: “Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam” Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11). Daar ligt een diepe eenheid in dit twaalfde hoofdstuk van dit laatste Bijbelboek. Omdat het bloed kracht, ongekende, unieke kracht heeft in de geeste­lijke wereld, daarom en daarom alleen zal dat teken van God tot stand komen. Daarom kan het niet missen. Daarom is het onmogelijk, absoluut onmogelijk dat dit teken er niet komt. Want het kan eenvoudig niet anders: het bloed van Jezus zal uitwerking hebben, het bloed zal kracht uitoefenen tot aan het einde toe. Het bloed is toch niet vergeefs vergoten?

De kracht van het bloed bewerkt een smetteloos volk

Om deze reden is Openbaring 12 wel heel in het bijzonder een kostbaar hoofdstuk, want het toont ons de uiteindelijke doorwerking van het bloed. Speciaal in de slotfasen van het plan Gods zullen we meemaken dat het bloed zijn volledige, intense overwinningsmacht ten toon zal spreiden. De geschiedenis zal eindigen, niet met een aftocht, maar met een uittocht, dank zij de kracht van het bloed. En dan niet meer een uittocht van een vermengd volk, zoals eenmaal in de dagen van Mozes, maar nog veel grootser en veel heerlijker: een uittocht van zonen. Reine zonen, mensen Gods, stralende en puur.

Die uittocht zal er komen, omdat het bloed niet in waarde vermindert. Bij God gaan de dingen niet langzaam maar zeker achteruit. Het koninkrijk Gods kent geen aftakeling. God kent geen inflatie. Het bloed is als het ware geladen met energie, boordevol werking, en het wacht op het moment dat het zich totaal, ongeremd, onbeperkt, in al zijn kracht kan gaan manifesteren. Het bloed komt pas tot zijn doel wanneer het de kans krijgt om een volk geheel en al, door en door, van top tot teen te reinigen en te zuiveren. In de eindfase zal het bloed laten zien wat het kan. En wat zal het resul­taat zijn? De uittocht van een smetteloos volk.

Het is merkwaardig dat de profeet Jesaja ook meermalen be­zig geweest is met het teken van de eindtijd. We lezen in hoofdstuk 7: “En de Here ging voort tot Achaz te spreken: Vraag voor u een teken van de Here, uw God, diep in het dodenrijk of boven in den hoge” Jesaja 7 vers 10-11 (Jes. 07:10-11). Uit het tekst­verband blijkt dat Jeruzalem op dat moment benauwd wordt door een dubbele vijandelijke legermacht. En dan, in die noodtoestand, mag Achaz een teken vragen. Daarmee geeft Achaz precies aan waar het in de eindgeschiedenis om draait. Juist wanneer de machten samenspannen, is het tijd voor het teken van God. Maar helaas, Achaz is niet paraat in de geest, hij wil geen teken vragen. Zijn motto is: ik zal de Here niet verzoeken. Valse bescheidenheid. Maar dan komt daar dat geweldige woord van God: “Daarom zal de Here zelf u een teken geven”(vers 14]. Dat is profetisch, deze belofte klinkt door tot in het laatste Bijbelboek, tot in het laatst der dagen. Zo is onze God: temidden van het tu­mult der machten zet Hij zijn plannen door.

En wat is dat teken dan? “Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel geven”(vers 14]. Een profetie die niet alleen vervuld wordt in Jezus, maar ook in degenen die met Hem verbonden zijn. De parallel is opvallend. Jesaja 7 spreekt van de jonk­vrouw die een zoon zal baren. Openbaring 12 zegt: “En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen”. Het woord ‘jonk­vrouw’ betekent eigenlijk: zij die rijp geworden is. Zo zal de gerijpte gemeente zonen vóórtbrengen. Zonen die de naam dragen: Immanuel, want zij weten en ervaren: met ons is God. En zo zijn zij het teken van de eindtijd.

Gods heerschappij in zijn volk is het ware teken

De Farizeeën en de Sadduceeën kwamen tot Jezus en vroegen dat Hij hun een teken uit de hemel zou tonen, op dat punt was er geen verschil tussen deze beide groeperingen. Maar het ware volk des Heren zoekt niet een teken te ontvangen; het zoekt een teken te zijn.

Jezus zat niet op een teken uit de hemel te wachten; Hij was het teken uit de hemel. Zo is het altijd met zonen; hun doel is niet een teken te zien, hun doel is een teken te zijn.

Wanneer de discipelen komen met de vraag: “Zeg ons, wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld?” Matteüs 24 vers 3 (Matt. 24:03), dan luidt het antwoord van Jezus: “En dit evangelie van het koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14). Wat is het teken van het einde, ofwel van het eind­doel? Dat is de voortgang van het evangelie. Maar niet in de zin van: als alle volken nu maar het evangelie gehoord hebben, dan kan het einde komen, dan staat niets het einde van de wereld meer in de weg. Neen, het gaat om iets heel anders. De boodschap van het koninkrijk, van de heerschap­pij Gods, zal moeten worden tot een getuigenis. Dat wil zeggen: de heerschappij van God zal gezien moeten worden. Waar? In de gemeente. Dan is en wordt het einddoel bereikt, namelijk als de gemeente geworden is een getuigenis voor alle volken. In haar zullen alle volken zien het koning­schap van onze God. De Koning geeft een getuigenis aan de natiën: en dat getuigenis is het volk Immanuel.

De finale: Het teken van de volmaakte mens

En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel. Zo kondigt Jezus het aan in het dertigste vers van het hetzelfde hoofdstuk. Dat is de finale, het hoogte­punt van de historie. Daar loopt alles op uit: op het teken van de volmaakte Mens, de hemelse mens, de mens die in de hemel heerst. Onmiddellijk eraan vooraf wordt dan ook ver­meld: “En de machten der hemelen zullen wankelen”. De mach­ten storten in, om plaats te maken voor de mens Gods.

Jesaja spreekt over dit teken in zijn laatste profetie. “De tijd komt om alle volken en talen te vergaderen; zij zullen komen en mijn heerlijkheid zien. Ik zal onder hen een teken doen” Jesaja 66 vers 18 en 19 (Jes. 66:18-19). En wat is dat teken? “Ik zal uit hen de ontkomenen zenden naar de volken – naar Tarsis, Pul en Lud, die de boog spannen, naar Tubal en Jawan, de verre kustlanden, die de tijding aangaande Mij niet hebben ge­hoord noch mijn heerlijkheid hebben gezien – opdat zij mijn heerlijkheid onder de volken verkondigen”.

Het begin van vers 19 kan men ook vertalen: Ik stel door hen een teken. Hoe geeft God een teken? Door hen; door men­sen, door hen die ontkomen. Zij die ontkomen zijn aan balling­schap en bedreiging, zij worden gezonden door God, gezonden om te zijn een teken voor de volken.

Zo zal de zon opgaan over de natiën en de einden der aarde zullen de heerlijkheid zien van de Allerhoogste.

“Voor een doornstruik zal een cipres opschieten, voor een distel zal een mirt, opschieten, en het zal de Here zijn tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden” Jesaja 55 vers 13 (Jes. 55:13). Daar werkt God aan: aan een teken dat eeuwig zal zijn. Dit volk zal staan als een naam voor Hem. Zo zal de naam des Heren geschreven staan in de hemelen, opdat de machten zullen weten: zo is God. Dan zullen mach­ten in de hemel en volkeren op aarde de Naam des Heren le­zen. En zij zullen weten: zo is zijn naam, zo is zijn we­zen, dit is zijn teken, deze God is enkel licht.

(slot volgt).

 

Gedachten door redactie

Gedachten nemen in het leven ven ieder mens een belang­rijke plaats in. We staan er vrijwel nooit bij stil, maar onze denken beïnvloedt ons leven. Vanuit onze gedach­tewereld worden de grote en kleine beslissingen genomen of wij wel of niet iets ten uitvoer zullen brengen. Onze gedachten bepalen hoe wij in de maatschappij functione­ren.

Als Paulus in 2 Korinthiërs 5:17 (2 Kor. 05:17) zegt dat wie in Chris­tus is, een nieuwe schepping is, betekent dit, dat ook onze gedachtewereld ver­nieuwd is. Daarom zal een kind van God een totaal an­der leven – het nieuwe leven van Christus – openbaar ma­ken, dan iemand die Jezus nog niet kent.

Wel is het belangrijk dat onze gedachtewereld continu verbonden is met de levende God, want de duivel zal er uiteraard alles aan doen om deze verbinding te versto­ren.

Onze gedachtewereld behoort gevoed te worden vanuit Gods Koninkrijk, waarvan wij door het geloof in Christus, deel uitmaken. Deze ‘voeding’ ge­beurt onder de leiding van de Heilige Geest, die ons Gods Woord en Gods stem doet verstaan. Paulus zegt: “Die zich aan de Here hecht, is één geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 16 (1 Kor. 06:16). Laten wij er alles aan doen om die eenheid zo sterk mogelijk te maken, zodat on­ze gedachtewereld steeds afgestemd is op de levende God met positieve gevolgen.