Selecteer een pagina

Levend Geloof – 340

1992.09 nr. 340

Hebben wij de staf Gods in onze hand? door Hessel Hoefnagel

“Wat hebt gij daar in uw hand? … Een staf!” (Ex. 04:02).

In de Bijbel is meermalen sprake van een staf als gebruiksvoorwerp, vooral bekend bij de herders, maar ook wel bij reizende mensen als teken van waardigheid. Ook de profeten spraken in overdrachtelijke zin over de ‘staf des broods’ en de ‘staf der heerlijkheid’. In het boek Openbaring lezen we over de ‘ijzeren knots of staf, waarmee de ‘heidenen’ gehoed zouden worden.

Bij de koningen was ook de scepter in gebruik als teken van koninklijke waardigheid. Deze scepter zou “van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo (Jezus Christus) zou komen en

Hem zouden de volken gehoorzaam zijn” (Gen. 49:10).

Beeld van gezag en autoriteit

De staf is dus het symbool van gezag, heerschappij, waardigheid (scepter), bescherming en leiding (herdersstaf) en zekerheid (‘staf des broods’). In geestelijke zin kunnen we eigenlijk maar één ding zeggen, namelijk dat de staf het beeld is van het gezaghebbende, leidende en zekerheid gevende Woord van God.

De engel des Heren gaf bij de ‘brandende braambos’ opdracht aan Mozes om naar Egypte te gaan en het volk Israël uit te leiden. Toen Mozes onder deze opdracht dacht uit te komen met argumenten als: ‘Wie ben ik…? Wat moet ik zeggen als…? Als ze me niet geloven, wat dan…? Ik ben zwaar van tong en woord…’, zei de engel tegen hem: ‘Wat hebt gij daar in uw hand?’. Het antwoord van Mozes was: ‘Een staf!’

Als we dan bemerken welke zinnebeeldige waarde de engel des Heren gaat geven aan deze staf, dan is het zinvol na te gaan wat de ‘staf Gods’, zoals hij later genoemd wordt, ook nu nog voor ons betekent.

De engel sprak: ‘Deze staf, waarmee gij de tekenen voor Farao zult doen, moet gij in uw hand nemen’ (Ex. 04:17). Wanneer Mozes dan met zijn gezin vanuit Midian naar Egypte vertrekt, staat er treffend bij: ‘Ook nam hij de staf Gods in zijn hand’ (Ex. 04:20).

Meermalen stelde God zichtbare voorwerpen en handelingen tot een symbool van geestelijke zaken. Denk maar aan de regenboog bij Noach, de besnijdenis bij Abraham en de tabernakeldienst bij het volk Israël.

Hier wordt de staf van Mozes tot een ‘staf Gods’ gemaakt, waarmee de tekenen in Egypte en later in de woestijn, verricht worden. Voortaan zijn Mozes en Aaron niet meer los te denken van deze staf Gods in hun hand, als beeld van het gezag en de autoriteit, welke zijn in hun bediening van God hadden ontvangen.

Waarom wij de staf Gods nodig hebben

Ook nu is het voor de christen, die bewust wil wandelen in de geestelijke wereld en dienstbaar wil zijn in het Koninkrijk van God, een noodzaak om de ‘staf Gods’ in de ‘hand’ te hebben, dat wil zeggen om voortdurend met zijn geest verbonden te zijn met het woord en de gedachten van God. Meermalen komt hij in moeilijke situaties, waarin het gemakkelijker lijkt om het maar af te laten weten of net als Mozes te argumenteren over eigen onkunde of zwakheid. Juist dan is het echter zo belangrijk om zichzelf de vraag te stellen: ‘Wat heb je eigenlijk in je hand? Waar is je staf?’

Ook in gemeenteverband wordt zo gemakkelijk gezegd: ‘Ik kan dat niet, ik durf dat niet, ik ben daar niet rijp genoeg voor, er zijn anderen die het veel beter kunnen, ik ben onbespraakt, enzovoort’. Alsof de roeping van de Heer afhankelijk is van menselijke kwaliteiten. Het is juist zo, dat God het zwakke der wereld heeft uitverkoren om het sterke te beschamen. Paulus wist zichzelf ook zwak, maar de Heer maakte hem duidelijk dat de kracht Gods in zwakheid wordt volbracht. ‘Onze bekwaamheid is Gods werk’, zei hij met betrekking tot zijn bediening der verzoening.

Door de staf Gods kunnen wij overwinnen

Zonder de ‘staf Gods’ is de christen niet in staat te overwinnen in de geestelijke worsteling tegen de demonen, welke hem in velerlei ver­zoekingen belagen. En zoals aan Mozes de Leviet Aaron werd gegeven tot een hulp naast hem, zo is aan ons de heilige Geest gegeven om ons innerlijk te bevestigen in het Woord Gods.

In de hemelse gewesten geldt: ‘Door middel van de ‘staf Gods’ heb Ik u macht gegeven om op ‘slangen en schorpioenen’ te treden en over de gehele legermacht van de vijand en niet zal u enig kwaad doen’ (Luc. 10:19).

Het is opmerkelijk dat het eerste teken dat Mozes met de staf moet uitvoeren, is dat zij op de grond geworpen wordt en verandert in een slang. Daarna wordt deze slang weer tot staf in de hand van Mozes (Ex. 04:03-04). Dit teken herhaalt zich later voor Farao en hoewel de Egyptische tovenaars hetzelfde doen, worden hun tot slangen gemaakte staven niet meer verheven tot staf, maar verslonden door de staf Gods in de hand van Mozes en Aaron.

Het eerste teken in de geestelijke wereld

‘De staf Gods tot slang gemaakt’ is het eerste teken in de geestelijke wereld tot redding en bevrijding van de door satan overweldigde en geknechte mens. Het in Jezus Christus vleesgeworden Woord Gods, dat nimmer zonde gekend heeft, werd tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem (2 Kor. 05:21).

De staf Gods werd vernederd tot slang, beeld van de zonde, maar na deze vernedering werd Hij weer tot de staf der heerschappij aan wie alle macht gegeven is in de hemel en op aarde.

Toen in de woestijn de Israëlieten voor de zoveelste keer ongeduldig werden, kwamen er vurige slangen die het volk beten, zodat er velen stierven. Mozes moest toen een afbeelding van zo’n vurige slang maken en op een staak verhogen. Ieder die dan op deze verhoogde slang zag, werd genezen en bleef in leven (Num. 21:04-09).

Ten onrechte wordt wel gedacht dat de koperen slang zonder meer een beeld van de Heer Jezus zou zijn, omdat deze later sprak: Want gelijk (op dezelfde wijze) Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden’ (Joh. 03:14). Het moet echter duidelijk zijn dat de Zoon des mensen, als het vleesgeworden Woord Gods, tot zonde gemaakt werd. In Hem werd de ‘slang’ (zondemacht) verhoogd, want Hij heeft in Zijn lichaam onze zonden (en die van de gehele wereld) op het hout gebracht, opdat wij, aan de zonde afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven (1 Petr. 02:24).

Ook werd het vleesgeworden Woord tot ziekte gemaakt, zodat wij genezing zouden hebben in Zijn striemen (Jes.53, 1 Petr. 02:24). De ‘overheden en machten’ werden door Jezus alzo openlijk tentoonges­teld en ontmaskerd, evenals weleer de slang in de woestijn.

Hanteren wij het Woord Gods als staf?

In de geestelijke wereld is het Woord Gods de ‘staf of de ‘bazuin’, waarmee de ’tekenen in de hemel’ worden ingeluid en de   oordelen over de valse kerk voltrokken, zoals door middel van de staf van Mozes en Aaron de plagen in Egypte werden ingeluid. Door de ‘staf Gods’ omhoog te houden op de heuveltop, legde Mozes, ondersteund door Aaron en Hur, de ‘hand op de troon des Heren, zodat de overwinning op Amalek werd behaald (Exodus 17). De herdersknaap David nam niet alleen zijn natuurlijke staf in de hand om de reus Goliath te verslaan, maar hij trad deze tegemoet in de naam van de Here der  heerscharen, de God der slagorden van Israël (1 Sam. 17).

Door het hanteren van het Woord Gods worden de geestelijke reuzen van het rijk der duisternis geveld. Dit kunnen wij in onze geestelijke strijd ter harte nemen. David wist zich troost te verschaffen door de Here God zich als herder voor te stellen, die met zijn ‘stok en staf hem beschermde (Psalm 23), zoals hijzelf zijn schapen tegen de roofdieren beschermde.

Zo kunnen ook wij, als wij in geestelijke strijd, gewikkeld zijn, beseffen, dat wij een staf Gods in de hand hebben. Als we die tot het einde onverwrikt vasthouden, geldt ook voor ons, dat we macht hebben gekregen over de ‘heidenen’ (boze geesten), om hen te hoeden met een ijzeren staf; als aardewerk worden zij verbrijzeld. Evenals Jezus hebben ook wij deze macht van de Vader ontvangen! (Openb. 02:26-27). Daarom is ons antwoord op de vraag wat wij in onze hand hebben: de staf Gods!

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

De zomer is weer bijna voorbij en dit betekent dat bepaalde activiteiten, die in de meeste gemeenten tijdens de afgelopen maanden op een laag pitje stonden, weer volop van start zijn gegaan. Wat “Levend Geloof’ betreft ging het werk tijdens de zomermaanden gewoon door, terwijl ook de respons aanhield. We konden weer verschillende nieuwe abonnees inschrijven, terwijl het aantal brochures en bladen dat werd afgenomen groter was dan ooit tevoren.

Daar zijn we uiteraard erg dankbaar voor, want het is voor ons een bewijs en bemoediging dat het “Levend Geloof’-werk vrucht draagt. En daar gaat het uiteindelijk om. De kostbare, rijke boodschap van het volle evangelie is het waard om op zo groot mogelijke schaal bekend te worden. En “Levend Geloof’ mag daarbij één van de middelen zijn om dat te realiseren.

Daar willen we mee doorgaan zolang we daarbij op duidelijke wijze door Gods Geest geleid worden. We stellen dan ook ieder nummer weer met grote blijdschap en inzet samen. Als eindredacteur hebben we mede een – coördinerende taak, waarbij wij er op toezien dat de inhoud van ons blad zo gevarieerd mogelijk blijft. Dit houdt in dat wij proberen dat zoveel mogelijk lezers en lezeressen iets kunnen vinden dat opbouwend en/of corrigerend voor hun geloofsleven kan zijn. Daarom zijn sommige artikelen meer gericht op hen die verder op de weg zijn, terwijl andere artikelen meer bestemd zijn voor pasbekeerden, terwijl ook onbekeerden ze kunnen begrijpen.

In de afgelopen tijd hebben we nogal het accent gelegd op geestelijke groei en ontwikkeling. Daar zullen we ook in de komende tijd zeker mee doorgaan. Het is namelijk zeer belangrijk dat wij ons openbaren als volwassen christenen, zonen Gods, werkelijke beelddragers van Christus. En dit geloofsstadium kan alleen maar door een verdere geestelijke ontwikkeling en groei tot stand komen.

Bij deze groei naar de volle openbaring van het zoonschap mogen we dankbaar gebruik maken van alles wat God ons door Zijn Woord en Geest aanreikt. En dat is heel veel! Gods schatkamers zijn onuitputtelijk.

Daarom is het evangelie wat wij hebben leren kennen ook een onbegrensd evangelie, een evangelie zonder plafond, een evangelie waardoor Gods volle heerlijkheid :openbaring komt. Over dit evangelie willen wij in Levend Geloof blijven schrijven en over dit evangelie kunt u in “Levend Geloof’ blijven lezen.

 

Wordt als de kinderen (Matt. 18:03) (gedicht) door Piet Snaphaan

Al zijn we volwassen
wat leeftijd betreft,
toch moeten we ook leren
datgeen te begeren
wat Jezus ons zegt.

 

Te worden als de kinderen
die gelovend, spontaan
nog jong zijn ten dele,
doch een voorbeeld voor vele
om Gods wegen te gaan.

 

Want in ’t Koninkrijk Gods
gelden regels als deze:
Wie de grootste wil zijn
moet op aarde juist klein
als een kind kunnen wezen.

Piet Snaphaan

 

Hemellichamen door Duurt Sikkens

“… thans zijt gij licht in de Heer” (Ef. 05:07).

Het woord is vlees geworden. Welk woord? Het eerste woord van God: Er zij licht. Vlees geworden betekent dat het in een mens ontstoken is en is gaan schijnen, de mens Jezus. Hij zegt zelf dat Hij het licht van de wereld is. Hij was een lamp die het licht droeg van de aanwezigheid van God in Hem. Hij was de eerste kandelaar en in Hem zagen de mensen Gods vriendelijk aangezicht vrolijkheid en licht geven.

Het is dus de bedoeling dat de heerlijkheid van God, Zijn wezen, dat vol leven en liefde is, gestalte krijgt in de mens. Kan dat? Jezus zegt tegen Zijn volgelingen: ‘En nou jullie. Jullie zijn het licht der wereld’. God wordt in Jakobus 1 ‘de Vader der lichten’ genoemd; meervoud. Jezus was het eerste, het grootste licht vergelijkbaar met de maan die het licht van de zon de duister­nis inzendt. Maar er zijn ook nog sterren die Gods licht de duisternis in doen schijnen (Gen. 01:16). Dat zijn de volgelingen die boven wonen en vanuit hun hemelse positie de mensen beschijnen die zich in duisternis, in zonde, leugen en haat bevinden.

Wanneer je dus een licht uit het ware Licht bent, afstammend van God, dan ben je iemand die liefheeft, die scheiding maakt tussen goed en kwaad en de mensen wijst op Jezus en Zijn Vader. Dan is in jou ook het licht vlees geworden.

 

Wandelen in waarheid door Folkert Pool

Johannes schrijft in zijn korte brieven dat het hem zeer verblijdt dat er mensen zijn, die in de waarheid wandelen. Ja, groter blijdschap kent hij niet, dan dat hij hoort, dat zijn kinderen in de waarheid wandelen. Wat betekent het begrip ‘in de waarheid wandelen’? Wat is waarheid? Het tegenovergestelde van leugen?

In ons westers denken is waarheid concreet: het is waar of het is niet waar. Twee plus twee is vier en geen zeven. Vorige week bracht ik een bezoek aan Amsterdam. Ik was daar wel of niet, ja of nee.

In Openbaring 22 vers 15 (Openb. 22:15) lezen we over mensen die de leugen liefhebben en doen. De leugen doen is dan een levensstijl. In de filosofie verandert waarheid per generatie of eeuw in een leugen. Niets is dan zo veranderlijk als die waarheid.

Alleen God is in waarheid absoluut. De Bijbel is al bijna tweeduizend jaar hetzelfde waardevolle boek, het boek vol waarheid. De vreze des Heren brengt waarheid in wijsheid aan het licht. Deze waarheid is een weg ten leven.

Waarheid tegenover leugen

Is waarheid het ontkennen van de leugen? Petrus verloochent de Here Jezus door te zeggen: ‘Ik ken Hem niet’. Judas verraadt zijn Heer door een kus en zegt daarmee: ‘Ik ken Hem wel’. Beide werden gedreven door zelfbehoud, ze zochten zichzelf en gingen ten onder.

Petrus vroeg Jezus: “Wat is ons deel, omdat we alles hebben prijsgegeven?’ Hij was op voordeel, op winst uit en had zichzelf, zijn eigen belang niet opgegeven, dus had hij niets opgegeven, over gegeven!

Judas was van dezelfde gezindheid , en had liever de kostbare mirre verkocht om zichzelf te bevoordelen en allen stemden met hem in.

Na het verraad en de verloochening hebben beiden berouw. Ook Judas van wie we in Matthéüs lezen: ‘Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden’ en hij verhing zich. Judas zoekt en vindt de dood en Petrus ontvangt nog een geweldige opdracht. Beide hebben berouw, maar er is een verschil van leven en dood.

Bepalend is: waar ga je heen in je nood? Judas ging naar de overpriesters en oudsten terug, maar vond geen genade, enkel afwijzing en veroordeling: ‘Wat gaat ons dit aan? Je moet zelf maar zien wat er van komt’. Dit is demonisch, dit is door satan geïnspireerd. Deze uitspraak komt overeen met het antwoord van Kaïn aan God: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’

Petrus gaat naar zijn broeders, ontvangt begrip, steun en bemoediging en hij behoudt het leven. Zo is de gemeente de weg ten leven. Daar kun je niet omheen. Klaas Goverts zei eens: ‘Er zijn geen omwegen, alle andere wegen zijn omwegen’. Het zijn dood­lopende wegen.

Jezus is een doorgaande weg. Gods weg loopt niet dood, maar brengt door middel van de gemeente het leven. Zijn plannen worden waarheid in mensen, die tot alle goed werk volkomen zijn toegerust. ‘Wie Mij volgt’, sprak Jezus, ‘zal nooit in duisternis, in onwaarheid, wandelen’. Hij raakt de weg niet kwijt. Daarom is er geen midden­weg, geen compromis. De Here onze God is één! Er is slechts één evangelie en Paulus schrijft aan de Galaten dat wie een ander evangelie predikt, vervloekt is. Daarom gaat hij niet-waarheid-predikers niet uit de weg opdat de waarheid van het evangelie bij hen zou blijven (Gal. 02:05).

Paulus wil de rechte weg bewandelen naar de waarheid van het evangelie, zodat de vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, ons niet ontnomen wordt en wij tot slavernij gebracht zouden worden. De wet -het evangelie- in handen van satan brengt veroordeling, straf en schuld, maar de wet in Gods handen geeft onderwijzing tot bevrijding. Dan kan men in waarheid wandelen doordat men God kent.

Zo wordt God, de onzichtbare, in waarheid zichtbaar in de mens: de bevrijde mens, de mens in waarheid, de mens in waardigheid, de mens in het evangelie waardig. Jezus, het lam als geslacht, is waardig de boekrol te openen. Hij is waardig. Hij is de waarheid. Hij legt het meeste gewicht in de weegschaal door zijn wezen, zijn karakter, door zijn omgang met de Vader. De weegschaal slaat door. Goud, zilver en edelgesteente blijken zwaarder te zijn als hout, hooi en stro.

Jezus is de waarheid en vertegen­woordigt echtheid, hechtheid en betrouwbaarheid. Het Griekse woord voor ‘waarheid’ kan vertaald worden door ‘de ware aard, de werkelijkheid, de waarachtigheid’ en zelfs door ‘rechtvaardigheid’. Jezus is de waarheid. Hij is alle moeite waard.

Deelhebben aan de waarheid

Wie heeft het meeste deel aan deze waarheid, aan Zijn ware aard? Het gaat om het wezen der dingen. Het woord ‘waarheid’ komt in de grondtekst niet in het meervoud voor. Het gaat niet om de vraag: ‘Wie heeft de meeste waarheden?’. Het is ook niet mogelijk van het woord ‘waarheid’ een werkwoord te maken. We hebben deel aan de waarheid, we zijn in de waarheid, we zijn gerechtvaardigd en gevrij­waard van de leugen. Wij ontvingen in Christus een vrijwaringsbewijs. Daarom gaan wij, wat er ook gebeurt, wat de tegenstander ons ook aan wil doen, vrij uit! Jezus stelt ons in de waarheid en vrijwaart ons van zonde, schuld en veroordeling. Wij volgen Jezus en rijden evenals Hij op witte paarden. ‘En in hun mond is geen leugen gevonden, ze zijn onberispelijk’.

Hoe gaan wij om met wat ons waar lijkt? Wat houden we voor waar? Hoeveel mensen zijn er door de eeuwen heen gedood, terwijl de moordenaars dachten de waarheid te dienen, maar Jezus in zijn ware aard niet werd gezien?

De Schriftgeleerden en oudsten hebben de Christus gedood om wat in hun ogen de waarheid was. Is het misschien mogelijk dat ik mijn broeder doodt, veroordeel, afstoot om de door mij zo hoog geschatte waarheden?

De Joden trekken de conclusie dat Jezus God heeft gelasterd en in Leviticus 24 vers 16 staat geschreven: ‘Wie de Naam des Heren lastert, zal zeker ter dood gebracht worden”. Ze kwamen voor God op en doden de Zoon. Met de Bijbel in de hand, kruisigen ze Jezus. Ze hadden niet door dat de beheersers van deze eeuw, de machten der duisternis, door hen hun plan uitvoerden (1 Kor. 01:08).

Geen wettische waarheid

De waarheid van het evangelie mag nooit wettisch worden in ons leven, want dan houdt het evangelie op blijde boodschap te zijn. Waar waarheid als wet wordt toegepast, verdwijnt genade. Barmhartigheid roemt tegen elk oordeel. Jezus haalt de profeet Hosea aan en zegt: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offerande’. De Farizeeën passen de wet toe wanneer de discipelen aren plukken op sabbat, maar Jezus kent zijn Vader en stelt alles onder de wet der liefde.

Betekent de vraag: ‘Wat is waarheid?’, dat er een antwoord gevonden moet worden op de vraag: “Wat mag wel of wat mag niet?’ Volgens de wet mocht een Jood in het Oude Verbond nimmer trouwen met een vrouw uit de heidenvolken. Was dit toch gebeurd dan moest er steniging volgen!

Jezus wordt genoemd de Zone Davids, de man Gods. David was de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz en Ruth, de Moabitische! Boaz was de zoon van Salmon en Rachab, de Kanaänietische uit Jericho! In het voorgeslacht van David en van Jezus komt dus tweemaal een vrouw voor uit de heidenvolken.

Ruth en Rachab heffen de wet op door zich te verenigen met het volk van God en God past de wet niet wettisch toe. De gerechtigheid van de Farizeeën en Schriftgeleerden brengen Jezus om het leven terwille van hun waarheid, hun begrip van wat waarheid is.

De waarde van de waarheden is verschillend voor een klein kind met zijn fantasie en voor iemand die op het sterfbed ligt en misschien eindelijk in staat is alle leugens af te leggen. Wanneer door de radio vermeld wordt dat het een prachtige zomerdag is, heeft deze waarheid voor een gevangene in zijn cel, die dit beluistert, weinig waarde, weinig werkelijkheid. Welke waarde heeft een preek over de drie-eenheid -wel of niet-, wanneer je vrouw overspannen is en de vader vier kleintjes over de vloer heeft? Hoe moet je verder als je gemeente door midden scheurt terwille van één der waarheden? Wat beleef je als je voorganger overspel heeft gepleegd?

Hoe beleven we alle dingen om ons heen? Een auto is een auto, dat is waar. Maar hoe ver kom je met een auto zonder benzine of zonder accu of zonder contactsleutel? Wat kunnen we met een evangelie zonder bevrijding of zonder de doop met de heilige Geest of zonder geloof in het zoonschap?

Wees een boodschap!

Wij hebben de boodschap! Zeker weten, tenminste voor zover ik het weet, anders zou ik het anders weten. De boodschap werkt, brengt goede vruchten voort. Prijs de Heer! Maar maak haar niet tot onze boodschap, mijn boodschap. Wees veeleer een boodschap! Een boodschap is immers altijd bestemd voor de ander. Wanneer we de boodschap voor onszelf gaan reserveren, is het gevaar groot dat we de ander buiten sluiten of zelfs gaan veroordelen. ‘Ik heb de waarheid, de boodschap en de ander moet luisteren. Wie niet luistert, wordt veroordeeld’. Wie oordeelt, denkt de splinter te zien in het oog van zijn broeder, maar zie de balk in eigen oog.

Wie oordeelt stuurt zijn broeder weg en blijft alleen over.

Jezus zoekt daarentegen zijn broeders en bidt voor hen in plaats van te veroordelen. Hij werd zelf veroordeeld tot de dood maar blijft bidden: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat waarheid is’. Geen oordeel over hen en over mij maar een gebed werd de waarheid. Een gebed om de nood van de ander, de broeder, opdat deze niet omkomt, niet te kort komt aan waarheid.

Maar wie is dan wel mijn broeder? Wie de wil doet van de hemelse Vader! Hij gaat het Koninkrijk Gods binnen. ‘Wie in Mijn woord blijft is in waarheid Mijn discipel en hij zal de waarheid verstaan en de waarheid zal hem vrijmaken’ (Joh. 08:32). Waarvan? Van dood en verderf en alles wat daarmee verbonden is. Wie Gods woord bewaart, waarheid doet zijn, zal de dood in eeuwigheid niet zien. Hij is beschermd en geborgen. Hij komt veilig thuis. Buiten het ‘Vaderhuis’ is de put van eenzaamheid en verlatenheid. Daar is alleen de waarheid van haat, honger en dood.

Wie gemeentevisie heeft, heeft kijk op de thuiskomst. Daar kom je om te herstellen. Daar is shalom, echte vrede als volkomen bevrijding van aanklacht, schuld, verwerping, demonie en leugen. Jezus bidt: ‘Heilig hen in uw waarheid, uw woord is de waarheid’ (Joh. 17:17). In het Woord ligt onze bevrijding en waarheid. Wanneer de Zoon, het vleesgeworden Woord, ons heeft vrijgemaakt, dan zijn we werkelijk vrij, dan kun je gaan nadenken over de waarheid. Niet in de gevangenis, niet in de duisternis, maar in Gods tegenwoordigheid is overvloed van vreugde omdat er vrijheid is. Waar de Geest des Heren is, is volkomen verlossing, daar komt het zoonschap tot openbaring. Waar de Geest des Heren de leiding heeft, daar zijn de zonen Gods.

Zo is Jezus de Zoon van God. Hij is één met zijn Vader. Zoals Hij spreekt, is Hij in waarheid. Wat Hij belooft, doet Hij in waarheid. Woord en daad zijn één. Alle beloften Gods zijn in Hem: ja, waar gemaakt, amen. Ons geloof in Zijn woord, maakt dat woord tot werkelijkheid, tot waarheid. Ons geloof is het bewijs van de dingen die we nog niet zien. Wie, gelooft, ervaart het beloofde.

De waarheid van het Woord

Jezus heiligt zichzelf voor ons, gaf zichzelf volkomen voor ons, opdat ook wij geheiligd mogen zijn in waarheid (Joh. 17:19). In welke waarheid? De waarheid van het Woord.

Zo lezen wij onder andere in 1 Johannes 1 vers 9 (1 Joh. 01:09) dat indien wij onze zonden belijden, Hij getrouw en rechtvaardig is om ons de zonden te vergeven. En in Hebreeën 2 vers 15 (Heb. 02:15) staat dat Jezus de duivel onttroond heeft, opdat Hij allen zou bevrijden van de angst voor de dood. In Romeinen 8 vers 1 (Rom. 08:01) schrijft Paulus dat er geen veroordeling is voor hen die in Christus Jezus zijn. Ook is er genezing door geloof in Gods woord. In Psalm 107 lezen wij dat Hij zijn woord zond en hen genas. En in Filippenzen 4 vers 6 (Filip. 04:06) schrijft Paulus dat we in geen ding bezorgd behoeven te zijn. Het zijn maar enkele voorbeelden die duidelijk maken hoe belangrijk het Woord is.

Hoe breng ik dit alles nu in praktijk? Hoe wandel ik in waarheid? In mijn eigen leven, in mijn gezin, in de gemeente, overal elders? Hoe bewaren wij de woorden Gods? Adam en Eva mochten de hof bewaren en bewerken (Gen. 02:15). Wanneer ze Gods woord bewaard hadden, dan hadden ze de hof bewaard, tot waarde gebracht. Zij zouden zenen Gods zijn en de heerlijkheid van God gezien hebben. Jezus sprak bij de opwekking van Lazarus: ‘Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heer­lijkheid Gods zult zien?’ (Joh. 11:40). De heerlijkheid van God heeft eeuwigheidswaarde. Het is het enige wat blijft in eeuwigheid. Daar hebben de zonen Gods, die in waarheid wandelen, kennis van genomen. Zij worden door God geleerd.

Velen zullen tot de Heer zeggen: ‘In Uw naam hebben we geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgedreven en in Uw naam vele krachten gedaan…’ Maar Hij antwoordt: ‘Ik heb u nooit gekend’.

Van de dwaze maagden zegt de bruidegom: ‘Voorwaar, Ik ken u niet, Ik weet niet vanwaar gij zijt’ (Matteüs 25 en Luc. 13:25). Dat wil zeggen, hun oorsprong is niet bekend, ze zijn niet uit God geboren. ‘Ik ken je niet, Ik herken je niet, Ik zie in jou niet de kenmerken Gods’.

Jezus vertelt een verhaal over een rijke en een arme man. De arme man heeft een naam: Lazarus = ‘God helpt’. De rijke is een naamloze. Hij heeft geen naam, geen karakter. Gods karakter wordt niet herkend. Zorg datje een naam hebt. Zorg dat je naam, je wezen, in waarheid staat opgetekend in de hemel (Luc. 10:20). Dan is er reden tot blijdschap!

Gods naam is liefde en ontferming. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem. Dat bewerkt waarheid en vrijheid. Wie in de liefde blijft, is vrij van mensen, om mensen te kunnen dienen.

Jezus was volkomen vrij en geeft ons een voorbeeld door de voeten van de discipelen te wassen. Hij was volmaakt in vrijheid, wanneer Hij aan het kruis blijft hangen en bidt: ‘Vader, vergeeft het hen, ze weten niet wat waarheid is’.

Wees ook herkenbaar voor God. Laat de Zoon herkenbaar zijn in je leven voor God. De Zoon van wie de Vader zei: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, van wie Ik houd’. Dat is echte waarheid. Dat helpt je er doorheen. ‘God houd van mij, van jou’. Dit aan de mensen bekendmaken, laten voelen, laten beleven, is gemeentebouw.

Dat is de vervulling van de wet, die ook Jezus heeft vervuld. Dan kun je aanbidden in geest en in waarheid.

De Schriftgeleerden aanbaden niet in waarheid. Ze waren niet vrij, niet vrij van zelfzucht en daarom gold hun aanbidding henzelf en werd zij een leugen.

De aanbidding van Jezus aan het kruis betrof ons. Zijn liefde weerstond zelfs de dood, want wie liefheeft, blijft niet in de dood. Ook wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat we de broeders liefhebben (1 Joh. 03:14; een tekst om over na te denken).

Satan wil de bevrijding van onbarmhartigheid tegenhouden. Maar Gods liefde werkt in ons en wij groeien, ons aan de waarheid houdende, in liefde, naar Hem toe. Wij groeien zelfs van de waarheid naar de volle waarheid of wel naar alle waarheid.

Zo wordt het beeld Gods in ons openbaar. De mens Gods in volkomenheid, tot alle goed werk volkomen toegerust. Gods werk, Gods plan gaat door, het einddoel wordt bereikt. Kom tot het besef van deze waarheid: God is liefde, Jezus is het bewijs.

 

De blauwe kamer door Ron Gast

Langs een rivier, ergens in het midden van ons land, ligt een verlaten steenfabriek. Tientallen jaren hebben mensen hier dakpannen en stenen gemaakt. Vele huizen in het land zijn zo de afgelopen decennia opgetrokken met bouwmaterialen uit het rivierengebied.

De rivier bracht eeuwenlang vruchtbare klei vanuit het bovenstroomse gebied naar het laagland. Op de klei werd naar verhouding weinig ‘geboerd’: de rivier overstroomde te vaak de laag liggende uiterwaarden. Daarom bleef de land- en tuinbouw hoofdzakelijk binnendijks; buitendijks heerste de rivier. Toch wisten ondernemende mensen hun voordeel te doen met dit ogenschijnlijke nadeel.

Deze mensen kwamen er achter dat de klei ook prima geschikt was voor de steen- en pannenbakkerijen. Ter weerszijden van de grote rivieren van Nederland vinden we ze: de steenfabrieken. In de directe omgeving werd de klei gewonnen; overal zijn de vergraven terreinen waarneembaar. Onregelmatig afgegraven, soms nog gras, vaak dras of moeras. Niet meer geschikt voor nuttig gebruik.

Niet meer geschikt? Welzeker geschikt! De schepping heeft haar schoonheid niet verloren. Een nieuwe natuur is aan het ontstaan, de natuur herstelt zich! Waar vroeger rond de steenfabriek ‘De Blauwe Kamer’ de machines groeven en de fabriek een zwarte walm uitblies, is nu een oase voor plant en dier in ontwikkeling. En om de natuurlijke processen een handje te helpen, begeleiden biologen (kenners!) deze natuurontwikkeling.

Soms zijn mensen(-levens) als afgegraven terreinen: ze dragen de sporen van langdurig en zwaar gebruik. ‘Afgeschreven’ voor de wereld. Ieder laat zulke mensen links liggen; niets meer te halen, niets meer mee te beginnen.

En dan komt God. Hij ziet nieuwe mogelijkheden. Hij kent het herstellingsvermogen van Zijn schepping, van Zijn schepselen. En omdat Hij er in gelooft, stuurt Hij Zijn ‘levensdeskundlge’ om een handje te helpen.

God zelf geeft het vergraven leven vernieuwde kracht; Zijn eeuwig stromende rivier met levend water zorgt daarvoor.

En wij? Wij mogen er van genieten. Genieten dat God niet ophoudt met mensen te herstellen en te vernieuwen, met u, met mij.

 

Helden grijpen ernaar door Evert van de Kamp

“Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar” (Matt. 11:12).

Er zijn van die Bijbelteksten die je om de een of andere reden danig kunnen intrigeren. Bovenstaande tekst, in die vorm althans, is er voor mij zo één. Ik heb altijd al het gevoel gehad: hier (met deze NBG- vertaling) klopt iets niet. Ik kan niet voldoende uit de voeten met de woorden ‘geweld en geweldenaars’. Tenminste niet in de context, de samenhang, van dit verhaal. Het woord van de Heer tot Zerubbabel luidde al: “Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest!” (Zach. 04:06). De woorden in de Griekse grondtekst kunnen mij in de gegeven letterlijke vertaling al evenmin helpen. Die woorden zijn: “Het Koninkrijk der hemelen wordt geweld aangedaan en geweldenaars rukken het weg”. Nu vinden alle bijbelvertalers dat de vertaling erg moeilijk is. Iedere vertaler vraagt zich in gemoede af: wat bedoelt de bijbelschrijver nu precies? Dan komt het er heel erg op aan: versta je watje leest? De uitleg kan de vertaling behoorlijk beïnvloeden. En dan kun je lelijk de mist ingaan.

Versta je werkelijk wat je leest?

Dat blijkt in de praktijk soms best moeilijk te zijn, ondanks alle goede bedoelingen. De ene vertaling is de andere niet. Soms spreken de verschillende vertalingen elkaar tegen.

Het is niet doenlijk al die vertalingen in een paar zinnen met elkaar te vergelijken. Een enkel voorbeeld verduidelijkt hopelijk wel wat.

Zo zeggen de Statenvertalers: “Het Koninkrijk der hemelen wordt ? geweld aangedaan en de gewel­denaars nemen hetzelve met geweld”.

In datzelfde spoor zit de populaire Goed Nieuws Bijbel met: “Het hemelse Koninkrijk heeft het zwaar te verduren; geweldige machten proberen het te nemen”. Deze vertalers suggereren in het eerste vers deel dat de tegenstander, de duivel met zijn trawanten, een geweldige druk uitoefenen op het Koninkrijk van God en in het tweede vers deel dat de vijandige geweldenaars het wegroven. En inderdaad, die strijd in de hemelse gewesten of de onzienlijke wereld kennen we.

Maar de vraag is of deze uitleg, gezien het gehele verband, hier wel juist is. Het tekstverband spreekt namelijk ten eerste niet van zo’n gewelddadig optreden en ten tweede is de gedachte van een wegroven van het Koninkrijk moeilijk aanvaardbaar. De meeste commentatoren kunnen zich in deze opvatting vinden en dat terecht, denk ik.

De Leidse vertaling komt al wat dichterbij. Die zegt: “Op het Koninkrijk der hemelen wordt storm gelopen, en bestormers grijpen er met geweld naar”. Beide tekstdelen zeggen hier echter hetzelfde en dan gaat er toch een stuk verloren van de wezenlijke inhoud.

Ik vond een veel bevredigender vertaling, mooi en duidelijk. Hij is van Herman Ridderbos en luidt: “Het Koninkrijk der hemelen breekt zich krachtig baan en die met kracht te werk gaan, nemen het als buit”. In het eerste deel valt het volle accent op het Koninkrijk van God dat ‘krachtig’ baan breekt en in het tweede deel wordt verteld hoe wij met ‘kracht’ te werk kunnen gaan om het te verkrijgen.

Het Koninkrijk breekt krachtig baan

Vanaf de dagen van Johannes de Doper is de strijd in het Koninkrijk der hemelen ontbrand. Het is de strijd tussen het Koninkrijk van God en het rijk van de duivel, kortweg de geestelijke strijd. Johannes is de voorloper tot die strijd. Met Jezus ontbrandt de strijd ten volle. ‘Tot nu toe’, staat er. Dit ‘proces’ is dus nog niet afgelopen. In zijn kielzog volgen de Geest gedoopten de Heer Jezus Christus, de Zoon des mensen, de Zoon van God.

Johannes is voor Jezus meer dan een profeet. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘Een voortreffelijker man dan een profeet’.

Waarom groter dan een profeet? Omdat zijn bediening (veel) meer inhield dan die van louter profeet alleen. Het is de bediening van Johannes de voorloper van de Messias, de Heer Jezus Christus, te zijn. Voor Jezus is Johannes meer dan de stem die roept in de woestijn!

Vervolgens zegt de Heer iets dat nog opmerkelijker is: “Maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan hij” (Matt. 11:11). Waarom groter dan de heraut Johannes? Omdat de kleinste in het Koninkrijk der hemelen een nog groter bediening ontvangt dan Johannes de Doper ontving, namelijk dezelfde bediening als Jezus.

Die bediening staat beschreven in Matteüs 10 vers 7 en 8 (Matt. 10:08): “Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet”.

In de Openbaring van Johannes lezen we in hoofdstuk 19 vers 11 tot 16 (Openb. 19:11-16) van die geestelijke strijders in het Koninkrijk der hemelen. De ruiter (Jezus) op het witte paard (beeld van de heilige Geest) velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. Hij wordt gevolgd door de heerscharen, die in de hemelen (hemelse gewesten) zijn, op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. De zonen Gods worden openbaar.

Met kracht, de kracht van Gods Geest, als een storm, wordt steeds weer een geweldige slag toegebracht aan de heerschappij van de satan. Er is sprake van een enorme geestelijke worsteling. Hoe is dat?, vraagt Johannes zich af. Op zijn vraag hoe het met die strijd staat, krijgt Johannes ten antwoord: “Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie”. Niet ten overvloede voegt Jezus er aan toe: “En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt”. Want er zijn er die zich ergeren en zelfs afhaken. Laten wij bidden, niet definitief.

De enorme realiteit van dit alles wordt in Matteüs 12 vers 28 (Matt. 12:28) in één zin samengevat: “Indien Ik (Jezus) door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen”.

Het is niet tegen te houden. De heilige Geest is de baanbreker aller tijden. In onze tijd zelfs meer dan ooit. Jezus, de eerste Geest gedoopte, zette dit proces in gang. Hij bracht de satan slag op slag toe (Hand. 10:38).

En Jezus sprak: “Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” (Joh. 14:12).

Ieder dringt zich erin

Lucas 16 vers 16 (Luc. 16:16): “Sinds de tijd van Johannes wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin”, is een prachtige aanvulling. Het sluit welhaast naadloos aan bij de vertaling “die met kracht te werk gaan nemen het als buit”.

Dat zijn geen mensen die er moeiteloos bij willen horen. Integendeel, het zijn gedreven mensen die alles op alles zetten om doelbewust en vol ijver de kans te grijpen het Koninkrijk van God binnen te gaan.

In Jezus’ dagen waren dat, naast zijn discipelen, onder andere tollenaars en hoeren. Indringers, zonder recht of aanspraak op dat Koninkrijk, verschaffen zich met ‘geweld’ toegang. Toen ze het Koninkrijk eenmaal zagen, kon niets hen weerhouden de ‘buit’ te nemen. De poorten staan immers open voor hen die het in bezit willen en kunnen nemen. Elk die wil mag komen! Het zijn de geestelijke ‘krakers’ die komen. Alles hebben ze er voor over om dat Koninkrijk te winnen.

Het woord ‘geweld’ drukt de kracht uit en de Vurige, felle begeerte om het doel te bereiken. Voor gemakzucht is geen plaats. Omdat er ook tegenstand is, moet er gestreden worden (Matt. 07:13-14).

Er is sprake van een geestelijke bestorming. Die beeldspraak herinnert aan iemand die een burcht of een stad bestormt (kraakt) en die geen moeite schuwt zijn poging te laten gelukken.

Met kracht te werk gaan, is mogelijk geworden door de doop in de heilige Geest. De Geestesgaven zijn gegeven om zonen Gods in staat te stellen volledig te overwinnen. Het Koninkrijk van God breekt zich krachtig baan en zonen Gods zetten alles op alles om de volle buit op satan binnen te halen.

Helden grijpen ernaar

Van een Spaanstalige Nederlandse zendeling hoorde ik dat er een Spaanse vertaling is die spreekt van: ‘Helden grijpen ernaar’. Naar mijn ‘gevoel’ is het dat helemaal. Dit komt heel dicht bij de bedoeling van de grondtekst.

Maar wat is een held? Wie is een held? De volksmond zegt wel: ‘Helden worden niet geboren, helden worden gemaakt’. Terecht, in bijzondere vaak zeer moeilijke en zelfs bizarre omstandigheden en toestanden, schiet als het ware ineens een ‘held’ naar voren. We kunnen het best naar Bijbelse voorbeelden zoeken.

In ons Bijbelgedeelte, Matteüs 11:2-15 (Matt. 11:02-15), ziet Jezus de baanbreker Johan- nes de Doper niet als een min of meer zielige twijfelaar, maar als een waardige bondgenoot, een held Gods. Dat blijkt uit de drie vragen die Jezus de omstanders stelt: ‘Wat zijn jullie gaan zien?

Een riet, door de wind bewogen? Een wispelturig mens? Dat absoluut niet.

Een mens, in weelderige (Grieks: zachte) kleding? Een slappeling, een lafaard misschien? Hij zat gevangen omdat hij Herodes Antipas verweet de vrouw van zijn broer te hebben afgenomen.

Een profeet dan? Inderdaad, maar meer dan een profeet’.

Van Jezus zingen wij: ‘Geen graf hield Davids Zoon omkneld,

Hij overwon, die sterke Held’.

Ik denk aan de ‘stotteraar’ Mozes: “Ik ben geen man van het woord, ik ben zwaar van mond en zwaar van tong” (Ex. 04:10). Hij werd een man Gods, een held.

Voor mij is Gideon ook zo’n man. Weggekropen vanwege het gevaar der Midianieten, zoekt de engel des Heren hem op en zegt: “De Heer is met u, gij dappere held!” (Richt. 06:07-17). God had een geheel andere kijk op hem, dan Gideon zelf.

De helden Gods, er waren en er zijn er heel veel, zijn bepaald geen krachtpatsers. Dat wordt trouwens ook niet van hen verwacht.

In zijn proefschrift ‘Het Lied van de Doortocht’, geeft dr. Klaas Goverts een treffende typering. Hij zegt: ‘De strijder Gods is niet de tarzanfiguur, niet de krachtpatser, maar de man of vrouw met een ‘andere geest’ (zoals van Kaleb gezegd wordt), vaak in gevaar, soms ‘dodelijk moe’, doch juist dan dragend het ‘stigma van uw aanwezigheid’, hun enige wapen is maar al te dikwijls dat ze wakker liggen in de nacht der tijden’.

En dan verwijst Goverts naar een versregel uit de strijdzang der Tabonieten (radicale Hussieten): ‘Het heidendom heeft zijn helden, maar de God van Israël heeft zijn mensen. Er is geen groter held dan hij of zij die waarachtig mens is’.

In Hebreeën 11 vindt u een bijna complete lijst van deze mensen, van geloofshelden. Gods monument. Stuk voor stuk mensen die zichzelf zwak noemen, maar die sterk waren in hun God.

Mensen als de apostel Paulus die van zichzelf getuigde: “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” (2 Kor. 13:10). Terwille van Christus was hij een held. Een godslasteraar, een vervolger, een geweldenaar promoveerde tot ‘lam’ (1 Tim. 01:13). Een held Gods is voor mij de gelovige man of vrouw in de straat die het Woord van God onvervalst vasthoudt, die te allen tijde zijn of haar geloof in de Heer bewaart en de helper is van zijn of haar naaste. Met een groot woord: de mens Gods in Christus. De held die zich in het Koninkrijk Gods dringt en dat nooit meer loslaat.

 

Strijd en aanbidding door Margreet Gast

Het lijkt zo’n tegenstelling: strijd en aanbidding. Bij aanbidding denken we aan: vrede en liefelijkheid, aan zingen en spreken tot Gods hart, aan een klimaat van intense, heilige toewijding.

Bij strijd komt eerder het beeld op van moeite en zuchten, van verbeten vasthoudendheid, van roepen tot God in benauwdheid.

Toch hebben strijd en aanbidding alles met elkaar te maken: een aanbid­der die de geestelijke strijd niet voert, bestaat niet. En evenzo kan een strijder in Gods leger niet anders dan een aanbidder van God zijn.

Het Woord in ons

Strijd en aanbidding worden aan elkaar gekoppeld in het leven van een kind van God, door de doorleefde, in geloof aanvaarde waarheid in en over hemzelf. Een christen leeft vanuit de waarheid geopenbaard in de Zoon. Gods woord, we zullen het moeten kennen, heel gewoon door ons erin te verdiepen, de Bijbel te lezen, de studies en spreekbeurten in de gemeente goed te volgen.

Maar we zullen nog meer met het Woord moeten doen: het aanvaarden als gezaghebbend. In gehoor­zaamheid laten we Gods Woord het laatste woord hebben in ons leven. Dan wordt het: ‘Elk van God ingegeven Schriftwoord is voor mij persoonlijk neergeschreven. Het is van toepassing op mijn persoonlijk leven’.

En dan gaat het zijn werk doen: als een scherp tweesnijdend zwaard gaat het scheiding brengen in ons denken. Want God zal met ons spreken over onszelf. Hij maakt ons duidelijk wie we zijn in Hem. Ons eigen-’wijze’ denken en de leugens van satan -ook in ons gevoelsleven­ worden aan het licht gebracht… En de strijd is een feit! Geleid door de Geest der waarheid worden ons onze onzienlijke vijanden feilloos bekend gemaakt.

Relatie met God

Het gesprek met onze hemelse Vader, daar ligt de kern van ons bestaan. Daar wordt de aanbidding geboren. Want wie heeft ooit zulke liefdevolle, herstellende, heilvolle gedachten over ons gekoesterd dan alleen onze God? En wie heeft ons meer hoop voor ons leven gegeven dan Hij? En wie is ons meer tot Leidsman en Leraar geweest dan Jezus Christus? Niemand! Deze Heer aanbidden spreekt dan ook vanzelf!

Iedereen die deze liefde tot de waarheid heeft, zal dan ook elke leugen haten. Ook de leugen en zonde in eigen leven. Er is enorme geesteskracht in het liefhebben van dit evangelie van bevrijding.

Diezelfde kracht zal zich keren tegen de satan, de leugenaar en zondaar vanaf het begin.

Wie gekozen heeft voor Jezus wil niets liever dan helemaal bekwaam worden Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid. En als zonde, gebondenheid, verkeerd denken, ons afhouden van die dienstbaar­heid, is het duidelijk: de strijd zal gestreden worden, met de overwinning in Jezus Christus voor ogen.

Het gesprek met de hemelse Vader, daar ligt ons bestaan. We laten ons door Hem openbaren hoe het in ons leven is gesteld. We laten ons Zijn plan voor ons leven en de gemeente ontvouwen. Een schare die niemand tellen kan, zo velen zullen Zijn aanbidders zijn! En diezelfde schare zal Zijn leger vormen, dat, onder aanvoering van Jezus, de satan zal overwinnen. Wie dit hoort, wil er deel aan hebben!

God steeds meer kennen, houdt onafwendbaar in: Hem meer liefhebben, meer eren en roemen. De liefde voor de Vader houdt in dat het verlangen Hem gehoorzaam te zijn steeds sterker wordt.

Je toewenden naar het licht is: je afwenden van de duisternis.

Je laten grondvesten in de waarheid is: je losrukken uit de leugen.

Je laten bekleden met de mantel der gerechtigheid is: de zonde afleggen. Je hart geven in liefde en gehoor­zaamheid aan God is: onaantastbaar willen worden voor satan.

De Heer der heerlijkheid aanbidden is: elke macht der duisternis maken tot een voetbank voor Zijn voeten. De Geest van God heeft een vuur in ons hart doen ontbranden, dat ons intens toegewijd doet zijn aan God en ons met goddelijke kracht vervult om elke vorm van duisternis te overwinnen.

Aanbidding en strijd, twee uitersten in een christenleven? Aanbidding en strijd: onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze komen vanuit dezelfde bron: een mensenhart, gevonden, gereinigd, bemind en hoog verheven door zijn God. Want de waarheid van God is: ‘De lof verheffingen Gods zijn in hun keel, en tweesnijdend zwaard is in hun hand’ (Psalm 149:006).

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (8)

De gemeente en de antichrist (2)

(Openb. 11:03, Openb. 11:7-13; Openb. 16:01-18; Openb. 19:19-21. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Opnieuw gaan we ons bezig houden met de gebeurtenissen, aangekondigd door de vierde tot en met de zesde bazuin. Daarover is al eerder verwezen naar Openbaring 8 vanaf vers 12 (Openb. 08:12) en Openbaring 9. We maken nu een begin met de zevende bazuin.

Dit keer behandelen we hoe de antichrist zijn gemeente vormt, de confrontatie met de Gemeente en de zeven plagen. Daarvan heeft de laatste betrekking op de slag van Harmagedon. Daarbij gaat het ons niet om de details, maar om de essentie.

De antichrist; wat is de aard van zijn werk?

Lijkt de woordverkondiging van de antichrist ogenschijnlijk aantrekkelijk en oogsten zijn wonderen veel waardering, al snel zal blijken dat het allemaal minder vrijblijvend is dan het in eerste instantie leek. Diegenen die direct helemaal voor hem kiezen, zullen zelf nog geen-last hebben van de occulte inwoning van de geest uit de afgrond, hoewel ze wezenlijk daardoor veranderen. Maar diegenen uit Babel die niet direct kiezen of meelopers zijn, komen al snel onder een grote geestelijke druk te staan, veroorzaakt door horden occulte geesten die uit de afgrond worden opgeroepen. Dit is een bewuste daad van de antichrist en zijn volgelingen om door geestelijke pijniging tot een keuze te dwingen. De gebeurtenissen na de vijfde bazuin getuigen daarvan.

Door het ‘verbond’ met Apollyon, de vorst over de afgrond, is het voor de antichrist nog maar een koud kunstje om de geesten die gebonden waren in de afgrond, los te maken en in te zetten in zijn sinistere plan. Dat betreffen geesten die onder andere door de gelovigen in de voorbije eeuwen in de afgrond waren geworpen! Die worden er nu weer uitgehaald. Na een periode van inactief-zijn en vernedering gaan ze, onder de meedogenloze leiding van de antichrist, er vele malen actiever tegenaan. Het gevolg is dat de wereld bijna bezwijkt onder de horden duistere occulte machten uit de afgrond. Als rook stijgen ze op, ook worden ze vergeleken met sprinkhanen, schorpioenen en paarden met leeuwentanden.

Het geestelijke klimaat op aarde verandert daardoor. De pressie zoals die nu ervaren wordt is er nog nooit geweest (Matt. 24:21). Iedereen krijgt er mee te maken, inzonderheid hen die in geestelijk opzicht in Babylon vertoeven. Gepijnigd tot het uiterste worden ze tot een keuze voor de antichrist gedwongen. Hij biedt ze verlossing aan. Maar door gebrek aan geestelijk inzicht wordt de oorzaak van de geestelijke pressie niet duidelijk en van echte verlossing is al helemaal geen sprake.

De wijze waarop de antichrist met mensen omgaat is te typeren met: manipuleren, intimideren en overheersen. Wordt men niet goedschiks -door verleiding- volgeling van hem, dan maar kwaadschiks, door middel van geestelijke pressie. Zo bouwt de antichrist zijn gemeente.

Hoe ondergaat de Gemeente deze periode?

Uiteraard gaat deze periode niet ongemerkt aan de Gemeente voorbij! Er heerst een grote geestelijke verdrukking in de wereld. Maar het treft haar niet! Ze leeft in geestelijk opzicht immers in de woestijn, buiten het gezicht van de slang (zie deel 5).

De Gemeente is te vergelijken met de ark van Noach: de rechtvaardige zonen Gods bouwen de ark en het zwakke vindt er bescherming in (zie bijvoorbeeld Openbaring 9 vers 5 (Openb. 09:05). De zonen Gods kunnen volmaakt heiligen hen, die zich daaraan onderwerpen. Pasbekeerden worden ingevoegd. Zij die onder grote geestelijke druk uit Babylon gevlucht zijn, vinden onderdak, bevrijding en vernieuwing.

Zo gaat de ontwikkeling van de Gemeente wereldwijd ‘gewoon’ door. De antichrist trekt weliswaar alle aandacht met zijn nieuwe leer voor een betere wereld, gepaard gaande met occulte tekenen en wonderen. Het verschil in optreden tussen de antichrist en de Gemeente is groot: spektakel versus eenvoud. Maar dat wil niet zeggen dat de Gemeente de mindere is, in tegendeel zelfs. De zonen Gods hebben autoriteit ‘om de hemel te sluiten’ (Openb. 11:06), en dat zullen ze in confrontatie met de antichristelijke gemeente vaak doen als het om behoud van mensen gaat die zoekende zijn naar de waarheid. Lees in dit verband ook nog eens wat ik daarover schreef in de delen 4, 5 en 6.

Verliest de Gemeente het dan toch nog van de antichrist?

De haat tegen de Gemeente van Jezus Christus is onbeschrijfelijk groot. Overal waar van confrontatie sprake is tussen de Gemeente en de gemeente van de antichrist, moet de laatste het afleggen. De ontwikkeling van de antichristelijke gemeente vordert zover, dat de antichrist door zijn geest zijn gemeente de opdracht kan geven (dus op bovennatuurlijke wijze) om de Gemeente te vervolgen en te doden.

Dit is het moment waarop satan heeft gewacht en waarvoor hij zijn macht aan de geest van de antichrist heeft overgedragen: de volmaakte Gemeente, (in ieder geval een grote vertegenwoordiging van gemeenten over heel de aarde), wordt vermoord, wat tot een groot feest leidt (Openb. 11:07-10; Openb. 13:07).

Hoe is dat nu toch mogelijk? De Gemeente heeft toch autoriteit in hemel en op aarde? Dit geheimenis is groot. Eén ding is zeker: het past in het plan van God! Het is geen zwakheid van de Gemeente, maar een welbewuste keuze. Ze kiezen ervoor het getal van de martelaren vol te maken (Openb. 06:11). De volgende maand komen we hierop terug!

Let op het resultaat: ze staan op uit de dood met een verheerlijkt lichaam. Vanaf nu zijn ze niet meer gebonden aan de aarde: dit is de wederkomst des Heren in de Zijnen (2 Thess. 01:10). Ook zij die levend achtergebleven zijn veranderen in een punt des tijds. Zie in dit verband ook 1 Korinthiërs 15 vers 51 tot 57 (1 Kor. 15:51-57) en 1 Thessalonicenzen 4 vers 15 tot 17 (1 Thess. 04:15-17).

De Gemeente is nu niet meer gebonden aan de aarde. Ze onttrekt zich aan de zichtbare wereld om zich voor te bereiden op de laatste confrontatie: de slag bij Harmagedon.

Wat is de reactie van de antichrist op de opstanding?

De verbijstering om de opstanding van de zonen Gods leidt in antichristelijke kring tot grote verwarring. Zou de antichrist dan toch ongelijk hebben? Zou Christus geen leugen maar toch de waarheid blijken te zijn? De antichristelijke gemeente schudt op haar grondvesten. Een deel trekt zich terug en erkent dat God machtiger is dan de antichrist (Openb. 11:13).

Maar de antichrist is woest. Door geestelijke intimidatie met behulp van zijn weerzinwekkende geest brengt hij weer orde in zijn gelederen. De plagen in de antichristelijke gemeente zijn voor een deel hierdoor verklaard, maar daarover straks meer.

Hij ontwikkelt een nieuw plan, opnieuw een reactie op wat God bewerkt heeft: als de Gemeente zich in de geestelijke wereld teruggetrokken heeft, dan zal hij haar opzoeken en in de onzichtbare wereld de strijd met haar aangaan. Daarvoor zal op grote schaal uittreding uit het lichaam plaats moeten vinden: een wereldwijde spiritistische seance.

Maar het lukt hem om zijn volgelingen de leugen te laten geloven: ‘Ze zijn gevlucht, we moeten ze achterna! Als wij ze achtervolgen dan is de gemeente van Christus te overwinnen en zijn wij heersers in hemel en op aarde’. Op deze wijze worden ze voorbereid en verzameld tot de oorlog (Openb. 16:13-14).

Hoe moeten we de plagen verstaan?

Als we de plagen behandelen houden we het axioma vast: God is enkel goed en wil dat alle mensen behouden worden!

De zeven plagen herinneren ons aan de plagen uit Egypte. Ook toen was sprake van een geweldige confrontatie tussen Mozes en Farao, of beter gezegd: tussen God en de góden van Egypte van wie de Farao op aarde de vertegenwoordiger was (Ex. 12:12). Door de weerspannigheid van Farao kwam het oordeel over zijn volk. Hoe dat gebeurde kunnen we bijvoorbeeld lezen in Psalm 78 vers 50 (Ps. 078:050): God behoedde hun zielen niet voor de dood maar gaf hun leven prijs…

De straf van God is dat Hij zich terugtrekt. Elke mens leeft in een zekere bescherming. Hij laat de zon opgaan over bozen en goeden (Matt. 05:24), maar bij welbewust verzet tegen God trekt Hij zijn bescherming terug, waarop de boze geesten hun kans grijpen. De plagen waren niets anders dan loon naar werken voor de Egyptenaren: boze geesten kunnen naar hun aard maar op één manier uitbetalen, met onheil en verderf dus. Maar wie gaf het sein? Wie bepaalde het moment dat de bescherming Gods terugweek? Mozes, zijn dienstknecht. Farao mocht kiezen, tot tien keer toe, maar hij wilde niet luisteren. Zo haalde hij het onheil over zijn volk

Eigenlijk gebeurt bij de antichristelijke gemeente niets anders: de haat en het verzet tegen God is zo groot dat de bescherming van zijn volgelingen wordt weggenomen, (deze actie vindt zijn oorsprong in de tempel, (Openb. 16:01) en de gevolgen van de occulte werken in de gemeente van de antichrist zichtbaar worden. De machten der duisternis leven zich helemaal uit in de mens. Naar geest, ziel en lichaam wordt hij aangetast. Zijn aard wordt gelijk aan dat van het beest uit de afgrond en van de antichrist. Zo er nog sprake zou zijn van inkeer, dan is dit de laatste kans.

Maar de respons lijkt nihil, zo verdorven is hun aard geworden dat ze God en de Gemeente lasteren en de schuld geven. De antichrist, de veroorzaker van de plagen, gebruikt deze om zijn volgelingen ’toe te bereiden’, om ze zover te krijgen dat ze hem in blinde haat zullen volgen om strijd te voeren tegen de Gemeente in de hemelse gewesten.

Is de slag bij Harmagedon langdurig en hevig?

De slag bij Harmgedon is de eindstrijd tussen Christus en de antichrist. Alle kracht en macht uit het rijk der duisternis stelt zich op. De gemeente van de antichrist trekt naar de inwendige mens de hemelse gewesten in. Dit is de grootste spiritistische seance ooit gehouden: hun inwendige mens verlaat het lichaam om oorlog te voeren.

Wie zijn hun tegenstanders? De ruiter op het witte paard gevolgd door de heerscharen die in de hemel zijn, ook op witte paarden: Christus en zijn verheerlijkte Gemeente (Openb. 19:11-16).

Is de strijd hevig? ‘Het is geschied’, staat er eenvoudig in hoofdstuk 16 vers 17 (Openb. 16:17). Zo groot is hun heerlijkheid en kracht dat hun machtswoord het duistere leger krachteloos maakt. De antichrist en zijn geest worden gegrepen en in de poel des vuurs geworpen, ook wel de buitenste duisternis of hel genaamd. Dit is de plaats, voor de satan bereid, waaruit terugkeer in der eeuwigheid niet meer mogelijk is. Zijn volgelingen worden met een gezag woord (het zwaard) in de afgrond -het duistere deel van het dodenrijk- geworpen om te wachten op het laatste oordeel (Openb. 19:19-21). Ook satan wordt gegrepen en voor duizend jaar, uiteraard symbolisch bedoeld, gebonden in de afgrond (Openb. 20:01-03).

De overwinning op het rijk der duisternis is zo gigantisch dat op aarde alle (niet christelijke) religieuze systemen hun macht en invloed op de mensheid verliezen (Openb. 16:19-20).

Er breekt een nieuwe tijd aan: de tijd van herstel aller dingen!