Selecteer een pagina

Levend Geloof – 282

Levend geloof 1987.06 nr. 282

Hij geeft de Geest niet met mate door Gert Jan Doornink

“Die van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Die uit de hemel komt, is boven allen; wat Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij en zijn getuigenis neemt niemand aan. Wie zijn getuigenis aanvaardt, heeft bezegeld, dat God waarachtig is. Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij geeft de Geest niet met mate” (Joh. 03:31-34).

Deze woorden werden uitgesproken door Johannes de Doper, die ook wel genoemd wordt de laatste profeet van het Oude Verbond. Hebreeën 1 vers 1 (Heb. 01:01)zegt dat God destijds vele malen en op velerlei wijze sprak door middel van de profeten. Het waren spreekbuizen van God, zij moesten de woorden Gods doorgeven. Profeten waren dus zeer belangrijke instrumenten in handen van God en dat geldt zeer zeker ook voor Johannes de Doper, die als laatste profeet voor de komst van Jezus, in feite de wegbereider van de Heer Jezus was. Sprekend over zichzelf zei hij: “Ik ben de Christus niet, maar ik ben voor Hem uit gezonden” (Joh. 03:28). Hij kondigde de komst van Jezus aan en ook wat Hij zou gaan doen. Hij kondigde ook aan dat zijn taak ten einde liep en die van Jezus zou gaan beginnen. “Hij moet wassen, ik moet minder worden” (Joh. 03:30). Een tekst die vaak verkeerd geïnterpreteerd wordt. Johannes sprak hier zeer duidelijk over zijn eigen bediening die door de komst van Jezus bijna was afgelopen.

Wat Johannes zei over Jezus

Het is bijzonder leerzaam om acht te geven op wat Johannes zoal vertelde over Jezus. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan Matteüs 3, toen hij in de woestijn van Judéa predikte over Jezus met de woorden: “Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg. des Heren, maakt recht zijn paden” (Joh. 03:02-03). Johannes wilde als het ware zeggen: Wat er nu gaat gebeuren ‘is nog niet eerder gebeurd in de geschiedenis. Er gaat iets gebeuren dat ver uitgaat boven alles wat er tot dusver heeft plaatsgevonden. De geestelijke wereld gaat zich openen: het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.

De overgang naar het nieuwe tijdperk was eigenlijk al door de bediening van Johannes de Doper begonnen. Hij had als het ware een brugfunctie. Jezus zou later van hem zeggen dat onder hen die uit vrouwen geboren zijn, niemand is opgestaan die groter was dan hij. En dat het Koninkrijk der hemelen zich baan breekt, sinds de bediening van Johannes. Maar ook dat de kleinste in het Koninkrijk der hemelen groter is dan hij (Matt. 11:11-12). In Jezus zou alles tot een climax gaan komen!

Johannes de Doper kondigde de komst van Jezus daarom ook aan door te zeggen dat Hij degene zou zijn die zou dopen met de Heilige Geest en met vuur (Luc. 03:16). Jezus zelf herinnerde later, vlak voor zijn hemelvaart, aan Johannes de Doper met de woorden: “Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze” (Hand. 01:05).

Jezus is de doper met de Heilige Geest

Tweeduizend jaar geleden werd de Heilige Geest voor het eerst uitgestort op het Pinksterfeest te Jeruzalem. Een geweldige gebeurtenis en als we zelf gedoopt zijn met de Heilige Geest weten wij wat dat betekent. Welke een geweldige realiteit ‘Pinksteren’ is (zie ons artikel in het meinummer). De kracht Gods is thans in ons. Zijn Geest geeft ons kennis en inzicht. Wij mogen de vrucht van de Geest openbaren. Zijn Geest leidt ons in alle waarheid. En zo zouden wij nog talrijke facetten van de Heilige Geest kunnen noemen.

De grote tragedie van de gemeente van Christus is echter dat velen de Heilige Geest niet aanvaard hebben of verminkte gedachten hebben over de vervulling met de Heilige Geest. Het is duidelijk dat de duivel een ontzettende hekel heeft aan elk Geest gedoopt kind van God en er alles aan probeert te doen om de doop en vervulling met de Heilige Geest in een verkeerd daglicht te stellen. Hoe vaak horen wij nog – om een voorbeeld te nomen – de opmerking: dat spreken in tongen is dat nu wel echt? Alsof God stenen voor brood geeft. Hij is de Doper met de Heilige Geest. Jacobus 1 vers 17 (Jak. 01:17)zegt: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer”. De Heilige Geest is een goede gave, een volmaakt geschenk en bestemd voor allen die een kind van God zijn! Wij hoeven er slechts om te bidden, om te vragen en de Vader geeft het ons (Luc. 11:09-13).

Hij geeft de Geest niet met mate

“Hij geeft de Geest niet met mate”, zegt Johannes de Doper. Dat zijn woorden die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Dat gold voor de Vader ten opzichte van Jezus, maar dat geldt ook voor ons die geroepen zijn in de voetstappen van Jezus te treden’ . We krijgen niet een ‘klein beetje’ van de Heilige Geest, maar de Geest in Zijn totaliteit. Ik denk dat er ook in dit opzicht nog vaak te klein en te ongelovig over de Heilige Geest gedacht wordt. Als Petrus op de Pinksterdag de profeet Joel citeert, dat God in het laatst der dagen van zijn Geest zal uitstorten op alles vlees, denken we vaak alleen aan de kwantiteit, maar laten we vooral ook oog gaan krijgen voor de kwaliteit. Hij geeft de Geest niet met mate! Jezus wil niet dat we geestelijke gebrek lijden. Hij is gekomen om ons leven en overvloed te geven (Joh. 10:10).

De gemeente vol van de Heilige Geest

De eindtijdgemeente (de laatste gemeente) zal een gemeente zijn die vol is van de Heilige Geest. Wat nu nog onvolkomen is, zal volkomen worden. Wat nu nog onvolmaakt is, zal volmaakt worden. Wat nu nog ten dele is, zal totaal worden. Daar groeien we naar toe, mits we zelf meewerken, dat wil zeggen gehoorzaam zijn. Wij moeten geen afwachtende houding gaan aannemen. Kinderen Gods die, ondanks de doop in de Heilige Geest, geestelijk niet verder komen, zouden zich eens af moeten vragen wat daarvan de oorzaak kan zijn: Is er een verlangen om geestelijk verder te komen? Zijn er nog gebondenheden die opgeruimd moeten worden? Zijn er verkeerde leringen die de rug toegekeerd moeten worden? Laten we elke belemmering, elke barrière verbreken. Alleen dan gaan de woorden van Jezus uit Johannes 7 in vervulling dat stromen van levend water uit ons binnenste zullen vloeien.

Hij geeft de Geest niet met mate. De Geest komt niet in ons om ons vol te maken zonder meer, nee, om door ons heen te stromen. Zoals een rivier vol leven is, worden ook wij dan levende getuigen van onze Heer. Johannes de Doper was een instrument in Gods hand. Jezus zelf was een Gezondene des Vaders. Maar ook wij zijn dat… Maar we kunnen het niet volbrengen zonder de Heilige Geest. Wat is het geweldig dat dit verder geen enkel probleem behoeft op te leveren. De oplossing is voorhanden. We hebben een goede God, die niet een beetje van zijn Geest geeft, maar alles, zichzelf. Wij mogen één worden en zijn met Hem, Zijn beelddragers zijn en dat alles omdat Hij ons de volheid van zijn Geest heeft geschonken!         

 

Van de redactie een duidelijke functie door redactie

“Levend Geloof” vervult nog steeds een duide­lijke functie ten aanzien van de verkondiging van de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie van Jezus Christus). Dat is ons vooral het afgelopen half jaar nog eens weer duidelijk geworden uit de verschillende positie­ve reacties welke wij ontvingen over de inhoud van het blad, alsmede door de toename van het aantal abonnees. De artikelen in “Levend Geloof” voorzien duidelijk in de behoefte aan uitleg van alle facetten van het evangelie, op een eenvoudige maar compromisloze wijze. Daarvoor zijn we dankbaar, maar we willen alle eer aan Hem geven die ons door Zijn Geest wijsheid en inzicht geeft om dit werk te doen. Wij weten dat onze arbeid niet, ‘vergeefs is in ‘de Here, kunnen wij met Paulus zeggen.

En als we schrijven over ‘onze arbeid’, willen wij uiteraard alle medewerkers daarbij betrek­ken. Zonder hen zou ons blad niet zo veelzijdig de boodschap kunnen belichten als thans het ge­val is. Het is iedere maand veer een ‘wonder’ hoe er – zonder onderling overleg – altijd weer een ‘eenheid in verscheidenheid’ ten aanzien van de inhoud van ons blad tot stand komt. Duidelijk zien we hierin de leiding van Gods Geest die ons inspireert over die dingen te schrijven die voor publicatie rijp zijn.

Opinievorming

Een blad als “Levend Geloof” helpt mee aan een heldere opinievorming over de volle boodschap. Wij functioneren niet als een soort ‘papieren gemeente’, maar juist als onafhankelijk blad kunnen wij gezonde impulsen geven met betrekking tot het persoonlijk geloofsleven, maar ook met het oog op het functioneren in de gemeente.

Daarnaast hebben wij een duidelijke ‘ zendings- functie’, niet alleen in de wereld en het naam- christendom, maar ook in die gemeenten die de volle boodschap slechts ten dele onderschrijven of soms geheel afwijzen. Wie de inhoud van ons blad op serieuze wijze op zich laat inwerken maakt een verandering en vernieuwing van denken mee, die voortdurend doorgaat en – dat is uiteraard het doel – positieve uitwerking heeft in ons leven. Het is Gods doelstelling dat wij meer en meer omgevormd worden naar het beeld van Christus en dat wij ons als zonen Gods gaan openbaren. Dat we in en vanuit de geestelijke (onzichtbare) wereld opereren, met uiteraard een zichtbare uitwerking op aarde. De doorbraak van Gods Koninkrijk blijft niet verborgen, maar gaat zich realiseren in en door de waarachtige gelo­vigen.

De financiën

Daarom willen wij met blijdschap, toewijding en volharding doorgaan met de uitgave van “Levend Geloof”, zoals wij ook in het januarinummer schreven in het artikel: “Trouw aan het volle

evangelie”. Op dit artikel, wat wij schreven naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van ons blad, ontvingen wij een aantal fijne reacties, onder andere ook in financieel opzicht. En wat dit laatste betreft: in het vorig nummer kondig­den we reeds aan hier in dit nummer wat uitvoe­riger over te schrijven. Daar zijn verschillende redenen voor.

In de eerste plaats is het de laatste jaren de gewoonte geworden in het juninummer een oproep te doen om een zogenaamde ‘zomergift’ voor ons werk over te maken. Tijdens de zomermaanden lo­pen de inkomsten vaak sterk terug, terwijl de uitgaven gewoon doorgaan. Ook dit jaar vragen wij daarom een extra bijdrage over te maken.

In de tweede plaats willen wij nog eens de na­druk leggen op het feit dat ons werk een ‘geloofswerk’ is, dat wil zeggen: wij ontvangen geen enkele vorm van steun, subsidie, uitkering of iets dergelijks. Het blijkt ons namelijk dat sommigen nog wel eens denken dat wij andere bronnen van inkomsten hebben. De opbrengst van de abonnementsgelden en de verkoop van de bro­chures dekken slechts een klein deel van de wer­kelijke kosten. Wij zijn dus voor het grootste deel afhankelijk van giften.

In de derde en laatste plaats zijn er op korte termijn enkele belangrijke uitgaven noodzakelijk op ons kantoor en drukkerij. Toen wij nu ruim tien jaar geleden overgingen naar offsetdruk, schaften wij nieuwe apparatuur aan (offsetmachine, plaatmaker, snijmachine, etc.). Deze machi­nes zijn en worden intensief gebruikt, maar zijn dus wel tien jaar oud en ten dele aan vernieu­wing toe. Wij willen vertrouwen dat onze lezers en lezeressen ons hierbij naar vermogen zullen helpen en zien met verwachting uit naar uw reacties! (Voor overmaking giften: zie blz. 20, onderaan). Uw, in onze Heer en Heiland verbonden.

 

Godsvrucht door Tea Keuper

“Oefen u in de godsvrucht” (1 Tim. 04:07).

Wat is eigenlijk ‘godsvrucht’? In Van Dale’s woordenboek staat: vroomheid. En vroomheid betekent weer: dapperheid, godsdienstigheid. Vroom is zonder bedrog, deugdzaam. Het is allemaal wat vaag. Ik dacht dat godsvrucht te maken heeft met Gods aard. God is goed, rechtvaardig, geduldig, liefdevol. God is liefde en lees in 1 Korinthiërs 13 eens wat die liefde uitwerkt.

Als wij gemeenschap met God hebben (dit is één met Hem zijn in de Geest, , want God is Geest) worden er vruchten geboren. Ook wij kunnen dan liefhebben, rechtvaardig, lankmoedig en geduldig zijn. Maar.. . dat waait ons niet aan. Een natuurlijke vrucht van gemeenschap (een kind) wordt vaak met moeite geboren. Zo ook een geestelijke vrucht. Vandaar het ‘oefenen in de godsvrucht’ waar Paulus over schrijft aan Timótheüs.

Als God zegt: ‘Hebt elkaar lief’, dan is dat een gebod. Maar niet bedoeld zo van: ‘dat moet nou eenmaal’. Nee, God zegt dat vanuit zijn één zijn met ons. Zijn we ons bewust, dat we één zijn met Hem, één van gedachte, dan gaan we ‘op pad’. Net als een klein kind leert lopen en praten. Het oefent en wordt geleerd door zijn vader en moeder. Het is niet zo, dat we kunnen wachten in een houding van: ‘de Heer moet het maar doen’. God zegt: ‘Heb je Mijn Geest, dan heb je al die godsvruchten ontvangen. Werk het zelf uit in geloof! Geloofsactiviteit is anders dan krampachtig iets moeten!

Dank U God voor de vruchten, die U door Uw kinderen heen wilt openbaren. Dank U, dat wij het in Uw kracht mogen beoefenen!

 

Wat Salomo miste door Ada Karst

 

Wat had Salomo niet, wat de leliën wel hebben?

Leest u even mee? Lukas 12 vers 22 tot en met 32 (Luc. 12:22-32): “En Hij zei tot zijn disci­pelen: Daarom zeg Ik u: Weest u niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of over uw lichaam, waarmee gij u zult kleden. Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kle­ding. Let op de raven, zij zaaien niet en zij maai­en niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoever gaat gij de voge­len te boven’

Wie van u kan door be­zorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? In­dien gij zelfs het gering­ste niet kunt, wat zult gij u bezorgd maken om het overige? Let op de leliën, hoe zij spinnen noch weven, en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.

Indien nu God het gras op het veld, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zó be­kleedt , hoeveel temeer u, kleingelovigen? En gij, zoekt niet wat gij eten of drinken zult en weest niet verontrust, want naar al deze dingen gaat het zoe­ken van de volken der wereld uit. Doch uw Va­der weet dat gij deze dingen behoeft. Maar zoekt zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u boven­dien geschonken worden.

Weest niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te geven”.

Je zou je kunnen afvragen: Wat had Salomo dan niet, wat de leliën wél hebben? Als we de bloemen en planten bekijken tijdens hun groeiperiode, springt er een eigenschap naar voren. Nu spreek je, als je het hebt over bloemen en planten, meestal niet over karaktereigenschap­pen , maar toch gaat er iets van hen uit.

Het is de kombinatie van kleur, groeiwijze, vorm,, grootte of geur, waardoor een bloem of plant iets karakteristieks uitstraalt. Behalve dat specifieke is er nog iets waarmee alles wat groeit, bekleed is: er gaat een ‘volmaakte’ rust vanuit. Geen bloem of plant is bezig met zich zorgen te maken. Ze léven gewoon. Ze zijn niet be­zorgd over hun bestaans­mogelijkheden. Hun aan­dacht is niet afgeleid. Ze staan voor wat ze zijn. Deze ‘menselijke’ beschrij­ving kan ons veel leren. Met kostelijke eigenschap­pen heeft God het tijde­lijke gewas bekleed, hoe­veel temeer zal hij ons bekleden!

Waarmee heeft God ons bekleed?

Met Christus, zoals het staat in Galaten 3 vers 27 (Gal. 03:27): “Want gij al­len, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed”. Met Christus, dat is’ met de Gezalfde,! Dat ‘houdt in: een leef- en denkklimaat dat geïnspireerd is door de Heilige Geest. Want die Geest is het die ge­dachten uit de Vader en de Zoon neemt, en het ons verkondigt. (Joh. 16:14).

Wie Christus heeft aange­daan, heeft zich met de gedachtewereld van God bekleed. Dat was de keus die we maakten toen we ons lieten dopen in water. Ons verstand werd ge­opend en we gingen de schriften begrijpen.

(Luc. 24:25).

We begrepen uit de schriften, dat de Ge­kalfde ons ook met zijn gezag wou bekleden, met kracht uit de hoge. (Luc. 24:49). Wat een bekleding’ Heerschappij over boze machten, waardoor we ons, als de leliën, niet hoeven te laten afleiden, maar in volmaakte rust mogen blijven staan en functioneren.

Kijk, dat ontbrak Salomo nou net. Hij liet zijn hart afleiden, en hij volgde de Heer niet ten volle.

(1 Kon. 11:04-06). En dat ondanks al zijn heerlijk­heid en rijkdommen en wijsheid. Wat dat betreft ging de heerlijkheid van de leliën de heerlijkheid van Salomo te boven. Hoe­veel temeer zal de Heer ons bekleden!

In deze tijd van grote wereldproblemen, van burgerlijke ongehoor­zaamheid en geweld, heeft God een volk bekleed met zijn Goddelijke natuur (2 Petr. 01:04). En keer op keer betuigt Hij ons: Wees niet bezorgd, wees niet verontrust, wees niet be­vreesd!

Deze aanpak klinkt velen al te simpel in de oren. Moet je met deze eenvou­dige woorden de grote wereldproblemen te lijf? Wij zeggen: ja! Bekleed met Christus, aangedaan met kracht van omhoog, en deelhebbend aan de goddelijke natuur, staat er een uniek, onwankel­baar evangelie in de we­reld. Ja, dit evangelie zal zelfs de wereld over­winnen.

Als klein kuddeke zullen we niet vrezen, want het heeft onze Vader behaagd ons het Konink­rijk te geven. (Luc. 12:32).

 

Met innerlijke ogen (gedicht) door Tine Seepma

Als ik soms te midden van de mensen sta,

Als ik zo hun doen en laten gadesla,

Als ik in hun ogen zie angst en onzekerheid,

Of bitterheid of haat of minderwaardigheid.

Dan wil dit alles mijn gedachten trekken naar de dood.

Ik voel me klein, onmachtig tegenover deze nood.

 

Toch is het leven sterker dan de dood,         

De uitkomst altijd groter dan de nood.

Want ik weet die grote kracht die in mij woont,

’t Is de kracht van Jezus Christus die daar troont.

En deze kracht is leven,

En geeft overwinning op alle dood.

 

Mijn innerlijke ogen richt ik op mijn God,

Mijn Schepper, uit wie alle leven is.

Mijn oor wil ik te luisteren leggen,

Naar Zijn opdracht en gebod.

En ik wil de mensen vertellen,

Dat al hun schuld vergeven is!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (8)

De begeerte in het licht van de Schrift

In Genesis 3 vers 16 (Gen. 03:16)lezen wij: “Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen”. Het woord ‘begeerte’ betekent letterlijk ’toewending’. Het komt driemaal in de Schrift voor, namelijk in Genesis 3 vers 16; Gen. 4 vers 7 (Gen. 04:07)en Hooglied 7 vers 10 (Hoogl. 07:10). In Genesis 4 vers 7 staat: “Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager -aan de deur, wiens begeerte (toewending) naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen”. En in het Hooglied zegt de bruid: “Van mijn geliefde ben ik en naar mij gaat zijn begeerte (toewending) uit”. (Letterlijk: ‘en zijn toewending is tot mij’) .

Wij zien in deze drie teksten hoe prachtig de Schriften zijn opgebouwd. In de eerste plaats is er sprake van de toewending van de vrouw tot de man. Ten tweede gaat het over de toewending van de zonde tot de mens. En ten derde lezen wij over de toewending van de bruidegom tot de bruid; ofwel: de toewending van de nieuwe Man tot de Vrouw: de Gemeente. We zien in het laatste het omgekeerde van Genesis 3 vers 16. (Gen. 03:16) Het is de completering ervan. Hiermee wordt het punt uit Genesis 4 vers 7 (Gen. 04:07) buitenspel gezet. Als God en mens helemaal tot elkaar zijn toegewend krijgt de zonde er in wezen geen speld meer tussen.

Het is niet toevallig dat het grondwoord ’toewenden’ driemaal in de Schrift gebruikt wordt; niet meer en niet minder. De Bijbel is niet in omgangstaal geschreven, maar in scheppende taal; in taal die iets tevoorschijn brengt. Ten diepste moet je de Bijbel niet bij de mensen brengen, maar je moet de mensen bij Gods Woord brengen. De Bijbel zegt ons iets anders dan men in de omgang pleegt te vernemen. Juist omdat de Bijbel ‘openbaring’ is, moet je leren hóren.

We gaan nu enkele kernpunten behandelen. In Genesis 3 vers 20 (Gen. 03:20)wordt weer een naam geroepen. Het mooie is, dat de mens ook na zijn val weer een naam gaat roepen. Letterlijk staat er: “En de mens riep de naam van zijn vrouw Eva” . Dé Hebreeuwse vorm van Eva is ‘Chawwah’: de ‘levende’ of ‘leven’. Vers 20b zegt dat zij de moeder is geworden van alle leven (of van al het levende). Adam is gevallen. Nu gaat Eva de zaak overnemen en in het vervolg handelend optreden, vanuit de naam die zij ontvangen heeft.

Het falen van de mens als bewaarder

In Genesis 3 vers 23 en 24 (Gen. 03:23-24)lezen wij dat de mens wordt verbannen: “Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te dienen. En Hij verdreef de mens en Hij deed wonen ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des Levens te bewaren (letterlijke vertaling) . Het woord ‘bewaren’ is hetzelfde grondwoord als in Genesis 2 vers 15 (Gen. 02:15). Adam had de taak om te dienen en te bewaren. Het ‘bewaren’ heeft hij niet gedaan. Nu komen de cherubs om de weg tot de hof te bewaren. Er moet, hoe dan ook, bewaard worden. ‘Bewaren’ is één van de meest wezenlijke opdrachten van de mens. De mens moet de aarde bewaren. In de loop van de geschiedenis heeft de mens op dit punt diep gefaald.

Het sabbatsjaar in Leviticus 25 is ook één van de kernpunten in verband met het bewaren van de aarde. Het gaat mij steeds meer opvallen, dat de wetten in Leviticus helemaal niet ‘wettisch’ zijn. Het zijn in wezen bevrijdende principes. Als je Leviticus 25 leest, proef je een stuk ontspanning. De opdracht was om zes jaar lang de aarde te bewerken en daarna een jaar rust te nemen, zodat de aarde óók een jaar rust gegund zou zijn. We lezen dat in Leviticus 25 vers 2 (Lev. 25:02). De mens is helaas met de aarde omgegaan als een bezitter, in wezen als een baal. In hoofdstuk 26 vers 34 (Lev. 26:34)staat dat als je het land zijn rust niet gunt, de ballingschap komt. En de ballingschap is ook gekomen.

Heilzame principes voor de maatschappij

In Leviticus en Deuteronomium liggen alle grondprincipes, die in wezen ook heilzaam zijn voor een maatschappij. Er wordt hierin uitvoerig gesproken over hoe je met je broeder moet omgaan. Ook de richtlijnen voor het koningschap, over hoe een regering moet zijn, komen aan de orde. Er wordt ook gesproken over de vrijstellingen van de vrouw. Er zijn veel dingen onder de tafel geraakt. Als we deze dingen weer gaan ontdekken, zullen we ook gaan verstaan waaróm bepaalde dingen zijn fout gegaan; maar ook hóe het herstél zal geschieden.

In hoofdstuk 25 vers 23 zegt God: “Het land (de aarde) is van Mij; en jullie zijn vreemdelingen en bijwoners bij Mij”. Het land is nooit het eigendom van de mens; het is Gods eigendom. Daarom heeft de boze in wezen geen eigendomsrecht; hij heeft een claim. Dit wil zeggen dat hij aanspraak maakt. Dit is iets anders dan: hij heeft récht. Hij kan geen recht laten gelden. Hij is wetteloos. Met iemand die wetteloos is, kun je niet over ‘recht’ praten. Het is een tegenstrijdigheid in zich.

 

Waarom het huwelijk een verbond is.        

Genesis 4, waar we nu mee beginnen, behoort nog tot de cyclus die in Genesis 2 vers 4b (Gen. 02:04b)begint. Het is het tweede scheppingsverhaal: de leer over de mens. Het gaat nu over ‘de mens als man en broeder’. In Genesis 4 vers 1 (Gen. 04:01) lezen wij: “De mens nu (de adam) bekende Eva, zijn vrouw”. Het begint met het woord ‘kennen’ of ‘bekennen’. Het is in het Hebreeuws hét woord voor de relatie tussen God en mens, maar ook voor de relatie tussen man en vrouw.

‘Bekennen’ houdt de totale eenwording in tussen man en  vrouw naar geest, ziel en lichaam. Het omvat de totale verbinding in het huwelijk; ook de geslachtsgemeenschap. Alleen binnen het huwelijk kan de man de vrouw bekennen. Als in de boeken van Mozes staat, dat een man buiten het huwelijk gemeenschap heeft met een vrouw, wordt niet het grondwoord ‘bekennen’ gebruikt, maar ‘lag bij haar’.

Vanuit het Hebreeuwse woordgebruik is de gemeenschap gebonden aan het huwelijk. Het huwelijk is vanuit het Bijbelse denken een verbond. Maleachi 2 vers 14 (Mal. 02:14)zegt: “Gij hebt de vrouw uws verbonds verlaten”. Het huwelijk is een verbond, en nooit zomaar een zaak tussen twee mensen. Tegenwoordig wordt vaak gezegd: ‘Er staat nergens in de Bijbel dat je naar het stadhuis moet’.

In de Bijbel is het huwelijk een sociale aangelegenheid. Je doet het temidden van je familie en je vrienden; temidden van het verband waarin je geplaatste bent. Het samenwonen is totaal in strijd met de grondprincipes van het Bijbelse denken. In de Bijbel is ‘liefde’ altijd een verbond, een ‘je verbinden aan’. Vrije liefde is een tegenstrijdigheid. God kent geen vrije liefde. Hij is de God van het verbond!

(In de volgende aflevering gaan wij ons bezighouden met de geschiedenis van Kain en Abel) .

 

Intermezzo door Gerry Velema

Werk voor God; Gods werk?

Hij was al vijf jaar gepensioneerd. Genieten van je oude dag heet dat. Trouw lid van de gemeente, een echte krasse oude baas die z’n plaatsje wel innam.

Binnen de gemeente waren ze volop bezig met evangelisatie. Door een gezonde bloei van de gemeente ontstond er ook een grote behoefte aan ‘fulltimers’ in dienst van de Heer om de nieuwe mensen op te vangen en te begeleiden in hun geloof. En we weten allemaal dat verbreiding van het evangelie hand in hand gaat met het brengen van offers aan en door de gemeente. Offers van liefde, tijd en gebed en last but not least offers van geld!

Daar hadden ze het samen in de gemeente eens over gehad. Als je geld werkelijk offert, dan geef je iets weg wat je eigenlijk niet echt missen kunt. De voorganger sprak over ‘geld geven in het geloof’. God zorgt dat je in staat bent het te geven en je komt dan toch in niets tekort. Hij wil ons ook op financieel gebied principes leren dat Hij niet afhankelijk is van onze bijdrage, maar wij van Zijn zegen!

Onze oude broeder had alles met zeer veel belangstelling gevolgd. Hij had het niet breed, maar ook niets tekort. Hij overwoog hoe hij iets zou kunnen geven in die afhankelijkheid en geloof in God!

Een ‘dwaas’ plan kwam bij hem boven. Waarom zou hij niet weer gaan werken? Werken voor God! Hij zou vast nog wel iets kunnen doen waarmee hij nog wat kon verdienen. Dat geld zou hij dan kunnen investeren – ja, ja, zo heette dat nu! – in het Koninkrijk van God.

Hij ging biddend op zoek en vond een baantje. Het leverde hem f 800,- per maand op-, omgerekend een kleine f 10.000,- per jaar. Dat zou hij kunnen ‘investeren’, maar dat alles wel in het geloof en in afhankelijkheid aan zijn Heer. Geloof voor een baantje, geloof voor vitaliteit op zijn leeftijd en dat hij het zou kunnen volhouden.

Acht jaren heeft deze broeder zijn dienst verricht. Rekent u maar uit hoeveel geld hij op zijn oude dag nog heeft bijgedragen aan het voorthelpen van evangeliserende broeders.

De voorganger van deze broeder was niet alleen blij met deze instelling, maar eigenlijk ook een beetje trots op zo’n voorbeeld in zijn gemeente.

Hij uitte eens enthousiast tegen een andere broeder: “Weet je, ik vind zoiets nu echt een werk van God. Een wonder gewoon”.

De broeder reageerde wat nuchter met: “Ach, eén wonder, dit kan toch immers iedereen doen, die vitaal blijft”.

“Nee,, nee, dit is echt een wonder van God. Want afgezien van het feit dat onze gezondheid en vitaliteit afkomstig is van God, moet je mij de mensen eens

aanwijzen die ook doen wat ze zouden kunnen doen…

Ik ben het met je eens dat er velen zijn die zouden kunnen doen wat deze man heeft gedaan, maar er zullen maar heel weinigen zijn die ook zullen doen wat hij heeft gedaan. Daarom is het een wonder, een werk voor God en toch helemaal Gods werk!”

 

Een ontspannen leven

Heb jij dat ook wel eens (gehad): een berg in je leven?

Dat wil zeggen: een probleem dat je zó dwarszit, dat het lijkt alsof échte vrede en blijdschap niet meer je deel kunnen zijn? Ja, vrede en vreugde lijken in zo’n periode van je leven onmogelijk. Lijken zeg ik want niets is minder waar.

Lees maar eens wat Jezus over zo’n probleemberg zegt in Matteüs 17 vers 20 (Matt. 17:20): “Als je geloof maar zo klein is als een mosterdzaadje en je zegt tegen deze berg: ‘Ga weg’, dan gaat hij weg. Dan is niets onmoge­lijk voor je” (Het Levende Woord) .

Problemen in ons leven kunnen op diverse manieren ont­staan. Soms kan een pro­bleem plotseling huizen­hoog voor je oprijzen. Vaak ook begint het in het klein. Bijna ongemerkt wordt de kiem ervan ge­zaaid. Zo’n kiem kan bijvoorbeeld een kleine ge­beurtenis zijn. Of een ge­dachte die bij je opkomt. Misschien een opmerking van iemand. Iets wat je leest. Iets wat je hoort. Of gewoon – en dat is na­tuurlijk ook heel goed mo­gelijk – iets wat je overkomt. Thuis, op je werk, of op school…

De hamvraag wat dóé je met een probleem dat je op je krijgt? Hoe ga je met dit probleem óm? Wat vindt- er precies plaats in jouw we­reldje? Wat speelt er zich af in die geestelijke, on­zichtbare wereld van jou? Ik zou je dat graag, voor zover ik dat kan, willen uitleggen. Ook zou ik je graag willen tonen hoe je met een probleem kunt omgaan. Hoe Jezus Chris­tus wil dat je ermee om­gaat. Namelijk: als een koning.

Maar er is één die dat, ten koste van alles, wil verhinde­ren. Er is één die jouw wereldje het liefst op z’n kop zet, zodat je er, geestelijk, geen touw meer aan vast kunt knopen. Satan – want dat is zijn naam – gaat rond “als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden” (1 Petr. 05:08). Zijn bedoe­ling is, jouw probleem op te blazen door er allerlei leugentjes omheen te spin­nen, waardoor het angst­aanjagende vormen aan­neemt. Hij eist je gedach­tewereld voor zich op en opereert daarin zodanig, dat je op je probleem ge­fixeerd raakt. Zo lijkt het te groeien en te groeien totdat het zó groot is dat je ervan overtuigd bent dat’ door dit probleem alles zal mislukken. Het is gebeurd met je! Een klinkklare leugen natuur­lijk.

Aan ons is het om, door de kracht en de wijsheid van de Hei­ige Geest, de satan te ontmaskeren. Aan jou en mij de taak om te onder­scheiden wie er bij ons ‘aan het roer staat’. Heb oog voor datgene wat de duivel in je leven probeert te bewerkstelligen! Geef  hem geen kans om je pro­bleem op te blazen tot een gigantische berg die er helemaal niet hoeft te zijn! En dat doe je door de autoriteit, die je van de Heer hebt gekregen, te gebruiken en te zeggen tegen de berg: ‘Ga weg. In Jezus’ naam”.

Jezus heeft ons macht gegeven om op slan­gen en schorpioenen te treden, terwijl niets ons enig kwaad zal doen. Op­juttende, hysterische geesten, handlangers van de duivel, hebben geen recht op ons. Als je die geesten hebt ontmaskerd en vervolgens de toegang tot jouw wereld hebt ont­zegd, stel dan je geloof in werking. Namelijk het geloof dar de opjutter is verdwenen. Het ‘vertrou­wen dat Gods kracht ook door jou heen werkt. Een geloof als een mosterdzaad­je, zoals Jezus het in Zijn uitspraak omschrijft, is overigens geen gering ge­loof hoor. Vergis je niet, een mosterdzaadje heeft grote kiemkracht. En als het ontkiemt, wordt het een grote boom. Het is oersterk.

Jezus is op aarde gekomen opdat jij en ik leven zullen heb­ben en overvloed. Jezus’ wil, Gods wil, is dat we vrij zijn van problemen. Met andere woorden: dat wij het probleem aanpak­ken. En niet dat het pro­bleem ons aanpakt. Proble­men zullen zich heus nog wel in ons leven aandienen. De vraag is: overweldigen ze ons of gaan wij er bo­ven staan? De berg op ons? Of wij, als koningen en priesters, op de berg? Het laatste toch zeker?

Ik zou willen eindigen met jou Gods zegen en kracht toe te wen­sen in het slechten van jouw persoonlijke ‘probleem- bergen’, voor zover nog aanwezig! Ook zou ik on­derstaand nog een frag­ment van een liedje willen op schrijven dat hier zo prachtig op aansluit:

‘Er is een heerlijk, blij, ontspannen leven,

voor wie verlangt naar innerlijke vree.

Wie daaglijks echte blijd­schap wil beleven,

zegt ‘ja’ tot God en tot de duivel ‘nee’!

 

De geestelijke werkelijkheid door Wim te Dorsthorst (10)

Houdt God zich verborgen?

In Hebreeën 12 vers 22 en 23 (Heb. 12:22-23) lezen wij over het hemelse Jeruzalem welke ‘de stad van de levende God’ genoemd wordt. Vers 23 noemt God ‘Rechter over allen’. Paulus zegt in Romeinen 11 vers 36a (Rom. 11:36a): “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen” .

Deze waarachtige God alleen komt aanbidding toe. Hij is echter onzichtbaar. Jesaja 45 vers 15 (Jes. 45:15) zegt: “Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt, de God van Israël, een Verlosser’. Altijd hebben boze geesten de mens geïnspireerd God zichtbaar te maken in materie die God geschapen heeft. Men aanbidt dan niet de Maker maar zijn maaksel en pleegt – hoe goed bedoeld ook – afgoderij, wat een gruwel is voor God (Jes. 44:06-20) .

De vraag is: wil God zich altijd verborgen houden? Kan Hij wel eens gezien worden? Heeft God ook een gestalte? Bij het beantwoorden hiervan is het belangrijk niet op eigen inzicht te vertrouwen, maar vanuit het Woord van God het antwoord te vinden.

 

God is Geest

Als Jezus in gesprek is met de Samaritaanse vrouw dan zegt Hij op een gegeven moment: “God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid” (Joh. 04:24). Hieruit is de conclusie getrokken: Geest is onzichtbaar, dus God is onzichtbaar. Een dergelijk uitgangspunt leent zich dan uitstekend voor allerlei vage theorieën. God is dan immers vaag, iets wat alom vertegenwoordigd is, alles omspant, een hogere macht, de grote oneindige, enz.

Wat bedoelt Jezus hier met zijn uitspraak: “God is geest” ? Als we het lezen in de context blijkt dat Jezus hier niet iets vertelt over het uiterlijk van God, maar wat Hij is in wezen. Hier staan tegenover elkaar vlees en geest. God aanbidden op bepaalde plaatsen, de berg Gerizim of in Jeruzalem (Joh. 04:20), dat is naar het vlees, dat is in wezen ritueel, ceremonie, religie. God is geen vlees, Hij behoort bij de geestelijke wereld en moet daarom aanbeden worden in geest en in waarheid. “Zij die in het vlees zijn (en van daaruit uiteraard ook handelen) kunnen God niet behagen” (Rom. 08:09). Ik geloof dat Jezus ons dit wil leren met zijn uitspraak: “God is geest”.

Hij wil ons ook leren dat God nooit verschenen is en ook niet verschijnen kan, ook niet spreekt of kan spreken tot de vleselijke natuurlijke mens. En dan moeten we dit zelfs niet alleen maar verbinden met de zondeval. Als er in het Oude Verbond gesproken wordt over ‘De stem van God’ of ‘De stem uit de hemel’, dan is dit het spreken van een engel of van de profeten die door de Heilige Geest geïnspireerd werden. Hebreeën 1 vers 1 (Heb. 01:01) zegt dat Hij heeft gesproken in de profeten en in het laatst in Zijn Zoon.

Johannes schrijft in zijn evangelie: “Niemand heeft ooit God gezien” (Joh. 01:18). Paulus schrijft in 1 Timótheüs 6 vers 16 (1 Tim. 06:16) : “God, die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan”, Jezus zelf zegt in Johannes 5 vers 37b (Joh. 05:37b): “Gij hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien. Als Adam of Abraham of Mozes bijvoorbeeld hierop een uitzondering gemaakt zouden hebben, zou Jezus dit hebben moeten vermelden. Dan zouden immers Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18) en 6 vers 46 (Joh. 06:46) en vele uitspraken niet kloppen.

Mozes en de engel des Heren

Bij de roeping van Mozes is het alsof God met hem spreekt, maar in Exodus 3 vers 2 (Ex. 03:02) lezen wij dat het de engel des Heren is die Hem verschijnt. Exodus 33 vers 11 (Ex. 33:11) vermeldt: “En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend”. Vers 20 (Ex. 33:20) zegt dan weer overduidelijk: “Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven”. Er is dus een spreken, een stem, heel vertrouwelijk zelfs – als van een vriend – maar het is onmogelijk Gods aangezicht te zien in het vlees zijnde. De stem van God is bij Mozes steeds van de engel des Heren.

Ook het handelen van Mozes was door de macht van deze engel. Stefanus, die vol is van de Heilige Geest, zegt: “God heeft Mozes als een overste ‘en bevrijder gezonden; met de macht van de engel, die hem verschenen was in de braamstruik. Deze (Mozes) is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinaï’, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven” (Hand. 07:35-38). Niet God zelf was met Mozes op de Sinaï, maar de engel des Heren en deze maakte aan Mozes Gods wil en wet bekend wat leven was voor het volk (Ps. 103:019-020).

Jezus leert ons God kennen als Vader

Niemand kent de Vader als de Zoon Jezus Christus en niemand heeft Hem ooit gezien. Alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien, zegt Jezus (Joh. 01:18; Joh. 06:46). Hij is niet alleen gekomen om ons weer met God te verzoenen door zijn kruisoffer. Hij is ook gekomen om ons tot wedergeboorte te brengen zodat we in de geestelijke wereld kunnen zien en binnengaan door de Heilige Geest (Joh. 03:03-08). Daardoor kan Hij ons ook God leren kennen. Hij brengt ons door de wedergeboorte immers ook aan de boezem des Vaders.

In het Oude Verbond had God zich bekend gemaakt als ‘Jahweh’, wat betekent: ‘Ik ben, die Ik ben’ of: ‘Ik zal erbij zijn, zoals Ik erbij zal zijn’. Jezus is ook de verpersoonlijking en de vervulling van deze Naam. God zelf bepaalt die naam en zegt: Gij zult hem de naam ‘Jezus’ geven en dit is ‘Immanuel’, hetgeen betekent: ‘God met ons’ (Matt. 01:21-23) . Voor zijn heengaan zegt Jezus: “En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” (Matt. 28:20).

In het Oude Verbond begreep men de verbondenheid van God met de mens niet. Men durfde de naam Jahweh niet of nauwelijks uit te spreken. Jezus heeft ons God leren kennen als een persoonlijkheid die wel heel nauw verwant is aan de mens. Het zou te ver voeren omdat allemaal te beschrijven. Hij heeft Hem ons doen kennen als ‘Vader’. Heel opmerkelijk is dat in het Oude Verbond maar acht maal over God gespróken wordt als ‘Vader’ en 6823 maal als ‘Jahweh’, terwijl Jezus- in de evangeliën God 158 maal ‘Vader’ noemt. Hij spreekt niet alleen over God als ‘Zijn Vader’, maar ook als ‘Onze Vader’ (Matt. 06:09). “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God” , zegt Hij tot zijn discipelen (Joh. 20:17b).

De verwantschap van God en de mens

Tussen de mens en God zijn eeuwige banden van gelijkenis. Hij schiep ons naar zijn beeld en gelijkenis (Gen. 01:26-27; Gen. 05:01). Wij zijn van Gods geslacht (Hand. 17:28b) . Wij zijn verwant aan Hem, van dezelfde soort.

Gods eniggeboren Zoon – niet geformeerd uit de aarde, zoals de eerste mens, maar door het zaad Gods”, het Woord, in een moederschoot verwekt – is een mens. Echter niet zomaar’ een mens, maar de ‘Zoon, des mensen’ (Joh. 03:13). God verwekt ‘Het Heilige’ de schoot van Maria en in haar baarmoeder groeit een mensenkind en wordt ‘Zoon Gods’ genoemd (Luc. 01:35). Hiermee toont God zijn verwantschap met de mens wel overduidelijk aan. Heel duidelijk had God aan het volk Israël verordeningen gegeven, dat gemeenschap met een ander soort en tweeërlei zaad op één akker de mens onder de vloek zou brengen. Maar de mens is van Gods geslacht en van eeuwigheid bedoeld als vrouw van God. God en de mens zijn van bevruchting en daarom is vrucht dragen mogelijk. De bevruchting van Maria was daarom ook niet een wetteloze daad, maar God verwekte (als man) bij de mens (zijn vrouw) zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, de Zoon des mensen.

En God zegt in Jesaja 45 vers 13a (Jes. 45:13a): “Ik ben het, die Hem verwekt heb in gerechtigheid”.

De eenheid van Vader en Zoon

Jezus heeft ons de Vader getoond in alle facetten van zijn leven. In heel zijn optreden toont Hij ons een liefdevolle menselijke God. Jezus zegt: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh. 14:09) en “Ik en de Vader zijn één” (Joh. 10:30). De Joden begrijpen deze taal waarschijnlijk beier dan wij. Zij weten dat Vader en Zoon één zijn. De Zoon vertegenwoordigt de Vader al was hij de Vader. De duivel haat het als God zo dicht bij de mens wordt gebracht in goedheid, liefde en ontferming. God moet veraf blijven als de gestrenge waarvoor men moet vrezen en die gediend wil worden door middel van een vroom religieus en zwaar stelsel. De vrome leidslieden van die dagen achtervolgden Jezus met een dodelijke haat, juist om het getuigenis dat God zijn Vader was. Zij zeggen als antwoord op een vraag van Jezus: “Niet om een goed -werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij – een mens – uzelf God maakt” (Joh. 10:33).

Heel opmerkelijk is dat dit getuigenis van Jezus ook zijn dood geworden is. Eensluidend hebben de vier evangelisten dit opgetekend. Matthéüs beschrijft het met deze woorden: “En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer u bij de levende God, dat Gij ons zegt of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. Jezus zeide tot hem: ‘Gij hebt het gezegd’. Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: ‘Hij heeft God gelasterd!’ Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat dunkt u? Zij antwoordden en zeiden: ‘Hij is des doods schuldig'” (Matt. 26:63-66). Hierom werd Hij onder de misdadigers gerekend, omdat Hij God zijn Vader noemde (Mark. 15:28).

Het voorhangsel is gescheurd

Maar – prijs de Heer – de dood van de waarachtige Zoon van God bracht de rechtvaardiging ten leven voor alle mensen (Rom. 05:18). Hij heeft de dood van zijn kracht beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht door het evangelie (2 Tim. 01:10). En de Heilige Geest getuigt nu met onze geest dat wij kinderen Gods zijn. Dat is niet een stil getuigen, maar een juichkreet van erkenning door de Heilige Geest: Abba, Vader! (Rom. 08:15-16) .

Toen Jezus stierf scheurde het voorhangsel in de tempel (Matt. 27:51) . De Hebreërschrijver leert dat het voorhangsel het beeld is van het’ -vlees dat de toegang tot God blokkeert (Heb. 10:20) . In de doop zijn wij ook met Hem gestorven, aan het kruis geweest en is ook ons voorhangsel gescheurd. Is dat, wat scheiding maakte, teniet gedaan en hebben wij volle vrijmoedigheid om in te gaan in het hemelse heiligdom (Rom. 08:03; Heb. 10:19). Nu kunnen wij God dienen met onze geest in het evangelie van zijn Zoon (Rom. 01:09a) en Hem aanbidden in Geest en waarheid.

Het zien van aangezicht tot aangezicht

Wij zijn geschapen naar Gods beeld evenals de engelen. En als wij en de engelen een geestelijk lichaam hebben, is dit naar het beeld van God en heeft God dus ook een geestelijk lichaam. Ons aardse lichaam is een beeld van de geestelijke werkelijkheid, het hemelse of geestelijke lichaam. Wij zullen God zien van aangezicht tot aangezicht. Niet echter zolang wij in dit lichaam’ zijn, maar als wij gestorven zijn en onze intrek hebben genomen bij de Heer (2 Kor. 05:08) of wanneer wij de wederkomst van de Heer beleven en ons sterfelijk lichaam verzwolgen wordt in de verheerlijking, de overwinning (1 Kor. 15:54; 2 Kor. 05:04) .

Jezus zegt: “Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien” (Matt. 5:8). Daartoe is de mens door en door goed geschapen en God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand heeft gegeven (2 Kor. 05:05). Van de heilige engelen staat geschreven dat ze voortdurend het aangezicht zien van de Vader, die in de hemelen is (Matt. 18:10) . Dit zal evenzo gelden voor de, tot geestelijke volwassenheid gekomen, verheerlijkte mens. De apostel Johannes schrijft in zijn brief: “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij (Statenvertaling ‘het’) zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is” (1 Joh. 03:02).

 

 

Vreugde bij God en mens

Als de Bijbel over deze dingen spreekt dan is dat in termen van opperste verbazing, blijdschap en vreugde door de Heilige Geest. Paulus citeert de profeet Jesaja en zegt: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben (1 Kor. 02:09). De apostel Petrus spreekt hiervan en zegt dan: “En gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen” (1 Petr. 01:08b-09).

Het is echter niet alleen de mens, die zich onuitsprekelijk verblijdt, maar ook God zelf is verrukt over de mens die Hem liefheeft. De Heilige Geest vervult de profeet Zefanja die dan in een vreugdelied zegt: “Jahweh, uw God, is temidden van u, een reddende Held. Hij zal om u juichen van vreugde, zijn liefde vernieuwen en als op een« feestdag huppelen van blijdschap om u!” (Sef. 03:17; Petr. Canisiusvertaling) . De vreugde is wederzijds. Schepper en schepsel zijn verheugd en vieren feest!         (slot volgt).