Selecteer een pagina

Levend Geloof – 330

Levend geloof 1991.10 nr. 330

Hoe wij angst in ons leven overwinnen door Gert Jan Doornink

Hoe overwinnen wij angst in ons leven? Het is mogelijk dat u deze vraag overbodig vindt en bij uzelf denkt: Ik ken geen enkele vorm van angst, ik ben nergens bang voor. Als dat zo is, dan zeg ik: ‘Prijs de Heer! Gefeliciteerd!’ Maar dan nog is het goed om bij dit thema stil te staan, al zou het alleen maar zijn om daarmee anderen te kunnen helpen, bemoedigen, etc. Want er zijn veel mensen die er wel mee te maken hebben en heel vaak ook nog binnen de gemeente van Christus. Misschien zijn er ook onder onze lezers of lezeressen wel die ‘angst’ in hun leven hebben. Die maar geen overwinning op dit punt kunnen krijgen. Nu zijn er verschillende soorten angst en het is daarom goed dat we eerst ter inleiding daar een ogenblik bij stilstaan.

Wat is angst eigenlijk? De ‘Grote Winkler Prins’ geeft de volgende omschrijving: ‘Angst is een gemoedstoestand die zich in verschillende gradaties kan voordoen en waarbij ook – in wisselende mate merkbaar – lichamelijke begeleidingsverschijnselen een wezenlijk onderdeel uitmaken’. Er is een groot scala van angstbelevingen variërend van een alles overweldigende angst die er bij panieksituaties ontstaat tot een vage, nauwelijks voelbare onrustige gespannenheid, dat we allemaal wel kennen.

Wetenschapsmensen hebben in de loop der jaren allerlei stellingen en uitleggingen opgesteld over het fenomeen angst. Zo merkt de psycholoog Freud op dat angst optreedt wanneer de mens wordt overweldigd door een zodanige toevloed van prikkels, dat deze niet kan worden bedwongen of ontladen. Men spreekt dan ook wel van traumatische angst. Otto Rank, een andere psycholoog beweerde dat de bron van alle angst reeds direct bij de geboorte van de mens aanwezig is. Hij noemt dit de oerangst. Sedert Kierkegaard speelt ook in het wijsgerig denken het begrip angst een grote rol, met name in de existentiefilosofie van Heidegger en Sartre. Hier worden alle angsten in laatste instantie teruggebracht tot de angst voor vernietiging van het ‘ik’, tot angst voor de dood en tot angst voor het ‘niets’. Ook hebben sommige mensen last van ‘angst voor de angst’, waarbij men van fotofobie spreekt.

Angst hoort van oorsprong niet bij de mens

Voor ons als christenen is het natuurlijk het belangrijkste wat de Bijbel zegt over angst. Wanneer wordt er in de Bijbel voor het eerst gesproken over angst. Dat is in Genesis 3. Als Adam en Eva gezondigd hebben door Gods gebod te overtreden, ‘verbergen’ zij zich voor God Genesis 3 vers 8 (Gen. 03:08). En dan lezen wij in vers 9 en 10 (Gen. 03:09) voor het eerst over vrees: “En de Here God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar zijt gij? En hij zeide: Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij”. De mens kon God niet meer recht in de ogen kijken. Had zich als het ware buiten de gemeenschap met God geplaatst.

Hier ontvangen wij al een belangrijk antwoord op de vraag: ‘Hoe kunnen wij leven zonder angst en vrees?’ Door in gemeenschap met God te leven, door Zijn wil te doen door in Hem te geloven! Want angst hoort van oorsprong niet bij de mens. Net zo min als zonde bij de mens hoort, of ziekte, of neerslachtigheid, of de dood. God zelf kent ook geen angst. “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”, schrijft Johannes in 1 Johannes 1 vers 5b (1 Joh. 01:05b). Het wezen van God is enkele licht, enkel goed, enkel rein, enkel heilig. Maar dat niet alleen. Zo heeft God het ook voor de mens bedoeld! De mens is immers de hoogste vorm van Gods scheppingswerk, is naar Zijn beeld geschapen, dus volkomen gaaf en goed. God wil dat de mens ook enkel licht, enkel goed en enkel rein en heilig zal zijn.

Staan wij daar nog niet ver vanaf? Als we het algemene mensbeeld bekijken wel. De situatie in de wereld is niet om over te juichen. Daar hoef ik geen voorbeelden voor te gebruiken. Er is echter een weg tot ontkoming, tot bevrijding, tot overwinning! En die weg heeft God geopend door het zenden van Zijn Zoon, Jezus Christus. Hij is de weg tot God. Hij is de enige weg tot God. Door te geloven in Hem ontvangen wij vrede met God en ontstaat de mogelijkheid om te leven in gemeenschap met God.

Wie is de veroorzaker van angst en vrees?

Dit alles is ons als leden van de gemeente van Jezus Christus zeer duidelijk. Maar toch doet zich dan de vraag voor hoe het dan komt dat we soms toch nog te maken hebben met angst en vrees, om van andere negatieve dingen maar te zwijgen. Ook op deze vraag weten wij het antwoord. De satan is nog de overste van deze wereld, al is Hij reeds door Jezus Christus overwonnen. Maar zijn eindafgang moet nog plaats vinden. Dat is de realiteit. Maar de grootste realiteit is dat wij de satan mogen weerstaan en overwinnen ook als hij met angst en vrees op ons afkomt. Wij hebben per slot van rekening te maken met een vijand die door Jezus reeds overwonnen is en door God veroordeeld. Want wie sprak God het eerste aan toen de mens gefaald had? Dat was niet de mens, maar de slang! In Genesis 3 vers 14 en 15 (Gen. 03:14-15) lezen wij dat God tot de slang sprak:

“Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij-vervloekt.. . En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” .

De slang is in de Bijbel meestal het symbool van de duivel. Toen Jezus op een gegeven moment naast zijn twaalf discipelen, nog 72 anderen uitzond, twee aan twee, sprak Hij: “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen”, Lucas 10 vers 19 (Luc. 10: 19). Openbaring 12 vers 9 (Openb. 12:09) spreekt, tijdens de oorlog in de hemel, over ‘de grote draak, die Duivel en Satan heet’ (Leidse vert.). Als wij macht hebben gekregen over de duivel – en dat is duidelijk – hebben wij ook macht gekregen over angst en vrees!

Naar een leven zonder angst en vrees

Maar hoe werkt dat nu? Hoe kunnen wij een leven hebben, waarbij geen enkele angst of vrees nog een rol van betekenis speelt. Hoe weerstaan wij angst als wij daarmee aangevallen worden? Het begin is duidelijk. Wij zijn overgeplaatst vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Jezus Christus. Wij geloven in het volbrachte werk van Jezus Christus. Maar kennen wij ook een dagelijkse geloofsbeleving? De discipelen van Jezus geloofden óók in Hem. Toch speelde angst hun soms nog parten. Ik moet denken aan de bekende geschiedenis van de storm op het meer uit Markus 4 vers 39. Door de storm sloegen de golven in het schip en de discipelen raakten in paniek ondanks het feit dat Jezus aan boord was. De discipelen keken uitsluitend op de omstandigheden. Er was geen enkele reden om bang te zijn. Uiteindelijk reikt Jezus hen de reddende hand toe, Hij bestraft de wind (Mark. 04:39) en maakt hen geen verwijten, maar gaat de discipelen in vragende vorm een les leren. Hij zegt: “Waarom zijt gij zó bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof?” Het ontbrak hen aan geloof, aan vertrouwen!

Punt is dus dat wij geloof nodig hebben! En geloof ziet niet op de omstandigheden wat deze ook mogen zijn, Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01). Die omstandigheden kunnen soms heel moeilijk zijn. Dan lijkt het wel of er geen uitweg meer is en roepen we misschien wel net als de discipelen: ‘Help, wij vergaan!’ Maar wie Jezus kent, weet dat er altijd een uitweg is. Hij laat ons niet ondergaan. Hij heeft immers het beste met ons voor!

In deze eindtijd zullen we met heel wat vormen van angst te maken krijgen. Daar zijn persoonlijke angsten en ook collectieve angsten, waarvan Jezus spreekt als Hij zegt dat er op de aarde radeloze angst onder de volken zal zijn vanwege het bulderen van zee en branding, “terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen” (Luc. 21:26). Wij weten dat wij als christenen nu eenmaal leven van een (door de duivel veroorzaakt) ontaard en verkeerd geslacht.

Maar – prijst God! – juist in deze tijd gaat een andere belangrijke factor een grote rol spelen en dat is de Heilige Geest. De profeet Joel kondigde reeds aan dat in het laatst der dagen God Zijn Geest zal uitstorten op ‘al wat leeft’. Wij leggen dat meestal uit door te zeggen dat God nog alle mensen een kans geeft zich tot Hem te bekeren. Dat is natuurlijk waar, maar de Geest wil ook in het persoonlijk leven van de gelovige op overwinnende wijze werkzaam zijn. Daarom is ook de doop en dagelijkse vervulling met de Geest zo belangrijk. Jezus sprak dat wij kracht zullen ontvangen, wanneer de Heilige Geest over ons komt. Ik geloof dat we ons daarom ook veel meer bewust moeten zijn hoe de Geest van God in ons alle vormen van angst uitbant en op een afstand houdt.

Paulus schreef aan zijn jonge medewerker Timótheüs dat ij de gave Gods die hij door handoplegging ontvangen had aan moest wakkeren: “Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht van liefde en van bezonnenheid”, 2 Timoteüs 1 vers 7 (2 Tim. 01:07). Op welke wijze wij Gods Geest hebben ontvangen, al of niet door handoplegging, is minder belangrijk, maar wel is belangrijk dat de Geest een ‘krachtbron’ in ons leven is waardoor angst op de vlucht gaat.

In het begin van dit artikel hebben wij al geschreven hoe de mens door te zondigen buiten de gemeenschap met God geraakte en bevreesd werd. Als punt 3 behoren wij er daarom van overtuigd te zijn dat wij geroepen zijn om in gemeenschap met God te leven. Paulus schrijft: “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus”, 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09). En in 1 Johannes 1 vers 3 (1 Joh. 01:03) lezen wij dat onze gemeenschap met de Vader is en met zijn Zoon Jezus Christus. Om overwinning over angst en vrees te hebben is dus geloof nodig, Gods Geest en het leven in gemeenschap met Hem. Het zijn niet alle punten, maar wel de belangrijkste.

Voor herstel is een gezonde gemeente nodig

Ook dienen wij ons te realiseren dat angst niet op zichzelf staat, maar vaak een dieper liggende oorzaak heeft. Bij sommige mensen is het zenuwgestel zo beschadigd, door allerlei traumatische ervaringen uit het verleden, dat de drie genoemde punten niet als een soort automatisch systeem toegepast kan worden. Vaak is dan een lange weg van herstel nodig. Om tot volledig herstel te komen is daarom een gezonde gemeente de juiste plaats. We hoeven het niet te zoeken in allerlei speciale samenkomsten met bijzondere sprekers. In sommige gevallen is zelfs bevrijding van een macht of geest van angst nodig. Daarvoor is wijsheid en de gave van onderscheiding nodig. En daarna moet er verder gewerkt worden aan geestelijk herstel en groei.

Weet u wat ook zo heerlijk is? Dat naarmate vrees en angst geen rol van betekenis meer (kunnen) spelen, ook ons getuigenis effectiever gaat worden. Iemand die werkelijk de weg van geloof bewandelt, die leeft in gemeenschap met zijn Heer en vol is van de Heilige Geest, is ook een vrijmoedig getuige van Jezus Christus. Want Gods Woord zegt: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest is niet volmaakt in de liefde”, 1 Johannes 4 vers 18 (1 Joh. 04:18). Kan het nog duidelijker gezegd worden? Wie God en de medemens werkelijk lief heeft, is op geen enkele wijze meer bang maar heeft overwinning over elke vorm van angst.

 

Volmaakt zijn door Piet Snaphaan

“Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is”, Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48).

Volmaakt als God de Vader,

te worden zoals Hij,

dat doel komen we nader,

al strijdend zij aan zij.

 

Volhardend in die keuze

te zijn: onberisp’lijk rein,

ja dat zij onze leuze,

ook onaantastbaar zijn.

 

Dat willen we bereiken,

één met God en onverdeeld,

op Hem te gaan gelijken,

Hij schiep ons naar Zijn beeld.

 

Geroepen tot heerlijkheid -2door Wim Dorsthorst

 

(Het eerste deel van dit artikel verscheen in “Le­vend Geloof” van vorige maand ).

“Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroe­pen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus”, 2 Thessalonicenzen 2 vers 14 (2 Thess. 02:14).

Soms lijkt het wel of deze woorden niet door willen dringen in het hart van de gelovigen. Ja… Jezus, maar wij? Heeft God dan voor de mens niet een andere vorm van heerlijk­heid bedacht? Heeft God niet iets veranderd na de zondeval of voor be­paalde mensen iets heel anders bereid?

Gelukkig geeft de Bijbel zelf overduidelijk antwoord op dit soort vragen. Schrijvende over de ver­heerlijking, zegt Paulus: “God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand heeft gege­ven”, 2 Korinthe 5 vers 5 (2 Kor. 05:05). De en­kel goede God heeft maar één bedoeling met alle mensen en dat is dat ze allen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen, 1 Timoteüs 2 vers 4 (1 Tim. 02:04). Daartoe is de mens door God bereid.

Het woord dat vlees geworden is

Als de apostel Johannes zijn evangelie schrijft, begint hij met terug te gaan tot ‘den beginne’, voor er iets was of bestond van de schepping. Hij ontvouwt dan de geheimenissen van ‘het Woord’, waar verder zijn hele evangelie over gaat; het Woord dat vlees geworden is.

“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den be­ginne bij God. In het Woord (andere vertalingen zeggen: ‘in Hem’) was le­ven en het leven was het licht der mensen”, Johannes 1 vers 1 en 2 en 4 (Joh. 01:01-02; Joh. 01:04).

Jezus Christus is de Zoon van God, is het vleesge­worden Woord. Hij was en is, het licht en het leven, de weg en de waarheid voor de mensen. Hij is “de Here der heerlijkheid”, 1 Korinthe 2 vers 8 en Jakobus 2 vers 1 (1 Kor. 02:08; Jak. 02:01).

Jezus Christus is de hoeksteen

Jezus Christus is de Zoon van Gods liefde en alle dingen zijn in Hem en door Hem en tot Hem geschapen. Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem, Kolossenzen 1 vers 13 tot en met 17; 1 Korinthe 8 vers 6b; Johannes 1 vers 3; Johannes 1 vers 10; Efeze 3 vers 9b uit de Statenvertaling, (Kol. 01:13-17; 1 Kor. 08:06b; Joh. 01:03; Joh. 01:10; Ef. 03:09b).

In de Zoon Zijner liefde ligt de zin, het doel en de bestemming van alle dingen, maar in het bij­zonder van de mens, be­sloten . En dat dit niet een bestemming is waarin de mens willoos is of waar voor de één eeuwig heil en voor de ander eeuwig verderf besloten ligt, zal uit het voorgaande wel duidelijk zijn. Hij, die het Woord is, zou dan niet alleen het licht en het le­ven voor de mensen zijn, maar ook dood en verderf. In Hem is juist eeuwig heil bereid voor allen.

Hij is de hoeksteen, de rots, de vaste grondslag van de hele schepping. In Hem is het geschapen. Op Hem zijn de pijlers neergelaten, Job 38 vers 2 tot en met 7 (Job 38:02-07). Klaagliederen 4 vers 20 (Klaagl. 04:20) bezingt Hem als ‘onze levensadem’.

Mede-erfgenamen van Christus

‘Tevoren’, dat wil zeg­gen voor de grondlegging der wereld, heeft God ons bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon, Romeinen 8 vers 29b (Rom. 08:29b). En in het hogepriesterlijke gebed, het gebed van de Zoon tot de Vader, zegt Jezus: “En nu, verheerlijkt Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld was” Johannes 17 vers 5 (Joh. 17:05).

Tot die heerlijkheid, waar­in Jezus ten volle binnen­ging toen Hij Zijn plaats op de troon bij de Vader innam, zijn wij geroepen en daartoe tevoren be­stemd door God. Die heer­lijkheid had de Zoon bij de Vader eer de wereld was!

Kinderen van God zijn erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus. En die erfenis is, dat wij delen in Zijn verheerlijking Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17). Dit is genade van God en onvoorstelbaar mooi en heerlijk. “En dat is naar Gods eigen voornemen en de genade die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden” 2 Timoteüs 1 vers 9b (2 Tim. 01:09b).

Het geheimenis van Gods wil

Dit alles is gegrond in de eeuwige raad Gods, gedra­gen door Zijn eveneens eeuwige liefde en besloten in de Zoon Zijner liefde. Dit leert Paulus als hij in het eerste hoofdstuk van zijn brief aan de Efeziërs schrijft: “God heeft ons immers in Hem uitverko­ren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aan­gezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren er toe be­stemd als Zonen van Hem te worden aangenomen, door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begena­digd heeft in de Geliefde”, Efeze 1 vers 4 tot en met 6  (Ef. 01:04-06).

En dan in vers 11 (Ef. 01:11): “In Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren be­stemd waren, krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van Zijn wil, opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid” .

Paulus ontvouwt in deze schitterende uiteenzetting “het geheimenis van Gods wil” (vers 9) .

De onveranderlijke raad van God

Paulus schrijft ook dat God altijd werkt naar de raad van Zijn wil en dat is het goede, welgevallige en volkomene Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

Daar kan God niet van afwijken, want alles is be­sloten in Zijn Geliefde. In Hem zijn wij uitverko­ren!

Zou God toch veranderlijk zijn in Zijn voornemen of in de uitvoering, dan zou er geen vast punt meer zijn in de schepping en dan zou God niet meer God zijn. Wij zouden over­geleverd zijn aan wille­keur. De Bijbel leert ech­ter dat bij God alle wer­ken gereed waren voor de grondlegging der we­reld af Hebreeen 4 vers 4c (Heb. 04:04c). Pre­diker schrijft: “Ik heb ingezien, dat al wat God doet, voor eeuwig is; daaraan kan men niet toe­doen en daarvan kan men niet af doen; en God doet het, opdat men voor Zijn aangezicht vreze” Prediker 3 vers 14 (Pred. 03:14) .

Dit inzien en begrijpen door de Geest dwingt eerbied en respect af voor God en maakt dat de mens zich verwondert over Zijn grootheid en majesteit.

Zo was ook de heerlijkheid voor de mens besloten in de Zoon Zijner liefde, die in de volheid des tijds van God is uitgegaan en deel gekregen heeft ter- wille van ons, aan onze toestand Hebreeën 2 vers 14 (Heb. 02:14), om ons deelgenoot te maken van de beloofde en voor ons bestemde hemelse er­fenis, Zijn heerlijkheid! Hebreeën 9 vers 15 (Heb. 09:15) .

Dit is de blijde boodschap, de volle raad Gods, het eeuwige evangelie Gods, waarvan Jezus zei: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij­gekomen. Bekeert u en geloof dat evangelie”.  (Slot volgt).

 

 

Wandelen in geloof door Henk Annotee

 

Zowel in het Oude- als in het Nieuwe Testament vin­den we voorbeelden van het wandelen in geloof. Zo leert het Nieuwe Testament bijvoorbeeld duidelijk dat wij onze erfenis in Chris­tus alleen kunnen ontvan­gen door geloof. En zoals de Israëlieten geloof­den dat zij het beloofde land binnen zouden komen, zo geloven wij – gezegend met geestelijke gaven – dat wij door geloof binnenkomen in Gods Ko­ninkrijk, een Koninkrijk dat niet van deze aarde is. Zoals je met een sleutel een deur opent naar een nieuwe ruimte, zo gebrui­ken we de sleutel van geloof om Gods Koninkrijk binnen te gaan.

Het zal duidelijk zijn dat als alles uit God is, Hij ook de gever is van ons geloof. En als God de ge­ver is van het geloof dan is Hij zeker ook de beloner! : “Want wie tot God kornet, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ern­stig zoeken” Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Wat is Gods beloning?

Wat is nu de beloning die God aan degenen die in Hem geloven wil schenken? Dat kan niets anders zijn dan dat God zich aan ons wil openbaren! Daarom is de gemeente zo belangrijk, want dat is de plaats waar wij met elkaar die openbaring van God ook helemaal kunnen uitwerken. Als dat niet zo was zouden wij voor volle evangelie gemeente in kunnen vullen: ‘vrolijk en gelukkig’ en was daarmee de kous af. Maar volle evangelie ge­meente staat ook voor: verder kunnen groeien in het geloof.

Ook in ons leven zal er geen woord onvervuld blijven van wat de Here gedacht heeft. Wat is dat eigenlijk schitterend dat God die in ons een goed werk is begonnen, dat ten einde toe zal voortzetten.

Maar misschien staat u helemaal niet zo sterk in uw geloof in God. Dan is het dezelfde God die u daarbij gaat helpen. Hier zijn enkele duidelijke richtlijnen:

Ga eens veel meer zien op het volbrachte werk van Jezus, dan u nu doet.

Ga veel meer luisteren naar Hem die spreekt! (Soms denken wij dat wij luisteren, maar ons leven toont dan aan dat wij niet eens weten wat luisteren is!)

Stel je vertrouwen al­leen en alleen op Hem! (Niet op je geld, niet op je opleiding, niet op je kunnen). En weest daarbij niet be­zorgd .

Spreek je geloof duide­lijk hoorbaar uit. Laat je mond het ook belij­den !

En tenslotte: Ken je krachtbron! Ga die krachtbron helemaal leren kennen. Die krachtbron is de Heili­ge Geest, de Geest van God zelf. Hij zal u en mij sterk maken om te kunnen volharden in geloof en zodoende on­ze erfenis in ontvangst te kunnen nemen.

Steunpilaren van ons geloof

Om het fundament van ons geloof recht overeind te kunnen houden, hebben wij twee steunpilaren no­dig. De één bestaat uit: God is machtig en de ander uit: God is betrouwbaar. Een voor­beeld van de macht van God vinden wij in de brief aan de Romeinen. Paulus schrijft daar over Abra­ham: “Maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwij­feld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, in de volle zekerheid dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen” Romeinen 4 vers 20 en 21 (Rom. 04:20-21) .

Dat geldt ook voor ons, want als wij echt kunnen geloven in de macht van God, dan kan Hij ons gaan antwoorden.

En een voorbeeld van de betrouwbaarheid van God kunnen wij ook uit de ge­schiedenis halen, want koning Salomo zei het al: “Geprezen zij de Here, die zijn volk rust gegeven heeft volgens alles wat Hij gesproken heeft; er is niet een woord onvervuld gebleven van al zijn goede woorden…” Zo mogen ook wij de be­trouwbaarheid van de Vader ons eigen maken en kunnen het met Petrus zeggen: “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barm­hartigheid door de opstan­ding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlek­te en onverwelkelijke erfe­nis , die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke ge­reed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd” 1 Petrus 1 vers 3 tot en met 5 (1 Petr. 01:03-05).

 

 

 

Vernieuwing door Duurt Sikkens

“… want het onzichtbare is eeuwig …” 2 Korinthe 4 vers 18 (2 Kor. 04:18).

Er is een onzichtbare wereld en een zichtbare. De onzichtbare heet hemel, onderverdeeld in allerlei gebieden waarvan de belangrijkste zijn het rijk van het licht en het rijk van de duisternis, waarin het dodenrijk en de afgrond. De wereld ligt geestelijk gezien in de duisternis omdat de duivel daar het meest te vertellen heeft. Hij is de overste daarvan en heeft zelfs geprobeerd om Jezus deze wereld aan te bieden in ruil voor een knieval. Hij heeft deze wereld gestolen en regeert met ijzeren vuist. Al proberen normaal denkende mensen de zaak nog in goede banen te leiden – Paulus noemt deze samenwerkende mensen ‘wereld­geesten’ – toch blijkt dat ten hemel schreiende toestanden alleen maar toenemen.

Als de zichtbare schepping vernieuwd moet worden zal dat vanuit de hemel moeten gebeuren. Eerst de hemel vrij maken van boze geesten, van duisternis. Hoe? Vanuit degene die deze gemaakt heeft. Door wie? Door degenen die van de Vader zijn, die in de hemel een strijd voeren en tegen de duivel zeggen: Geeft terug! Die in de naam van Jezus optreden en de dingen bij de naam noemen. Die geleerd hebben naar Gods wil te handelen en in Zijn waarheid wandelen. Wie? Er zijn mensen die theologisch geschoold zijn of anderszins kennis hebben opgedaan en op grond daarvan menen macht te moeten uitoefenen over medemensen. Dat kan in velerlei structuren. Bovendien worden ze ook nog weldoeners genoemd. Waar haalt de mens de arrogantie vandaan om mensen ondergeschikt te maken aan hem? Om zich te laten dienen en schuren vol te stouwen met aanzien en luister? Schitterende gebouwen als gedenktekens op te richten? Landen naar hun naam te noemen, of godsdiensten?

Zo is het onder christenen niet, want hun voorganger, Je­zus, leerde zijn volgelingen nederigheid en zachtmoe­digheid en ging daarin voor, al is de inhoud van deze begrippen dankbaar door machtsfiguren misbruikt om tot onderdanigheid te pressen.

Jezus had gezag in de hemel en kende geen pardon met de hemelse overheden en machthebbers. Op aarde stelde Hij zich bescheiden op, in al zijn vrijheid, maar stelde wel de religieuze machthebbers aan de kaak omdat ze een God hadden gemaakt naar hun beeld. Een afgod die ze zelf aanbaden. Heet die niet Mammon? Wie zo’n God predikt wordt door hen onder de misdadigers gerekend en als ze zo iemand tot koning willen maken kan die beter vluchten.

 

Hoe gaan wij om met homoseksualiteit? door Evert van de Kamp -2-

 

(Dit is het tweede en laat­ste deel van een artikel over dit onderwerp. Het eerste deel verscheen in “Levend Geloof” van sep­tember).

Blijft u meedenken? Maar dan wel vanuit de liefde van Jezus. Daarbij is het Woord van God doorslag­gevend. Zonder liefde kan niemand leven. Zelfs een dier houdt dat niet vol. Wij hebben er allemaal be­hoefte aan liefde te ontvangen en wij hebben allen de opdracht om liefde te geven. Dit geldt voor men­sen met neigingen tot ho­moseksualiteit en voor mensen met een heterosek­suele gerichtheid.

De seksuele verwording is groot. Ik citeer ds. Win­dig:

‘Een homoseksuele levens­wijze verstoort de eenheid van het mensenleven, waardoor de mannelijke of vrouwelijke identiteit on­voldoende tot zijn recht kan komen. De diepmense­lijke kant van de homosek­suele problematiek en van de homoseksuele nood is daarom, dat men elkaar in zo’n verhouding ook niet ten volle kan liefhebben, want de mens in zijn vol­ledigheid komt in een homoseksuele verhouding niet -aan zijn trekken-‘.

Hier is veel mis. De ver­wording op heteroseksueel gebied is echter nog gro­ter; alleen al door zijn omvang. Onze seksuele vermogens zijn een koste­lijk geschenk van God Genesis 1 vers 28 en Genesis 2 vers 24 (Gen. 01:28; Gen. 02:24). Om ‘zuiver’ van te genieten. Ze mogen echter nimmer de baas over ons spelen. Wij allen zijn geroepen om ze in ons leven zuiver en goed te laten functioneren. Door de kracht van de liefde, de menselijke geest en de Geest van God, de Heilige Geest.

Wat zijn mogelijke oorzaken?

Een vraag van bijzonder belang is hoe in de ontwik­keling van kind naar volwassenheid, de neiging tot en de gerichtheid op men­sen van hetzelfde geslacht ontstaat. Daar is al veel onderzoek naar gedaan. Er zijn onderzoeken die proberen te bewijzen dat een verkeerde opvoedings­situatie kan leiden tot een ontwikkeling in homosek­suele richting. Vooral het beeld van de negatieve vaderfiguur moet het ont­gelden. Mogelijk kan dat zo zijn.

Maar een definitie geven die alle voorkomende situ­aties dekt is onmogelijk. Er zijn wel duizenden din­gen, die een rol kunnen spelen. Er zijn allerlei mogelijke oor zaken. Eigen­lijk alles kan een oorzaak zijn. Er zijn veel negatie­ve jeugdervaringen. Het gaat veel te ver om, wat vaak gebeurt, te beweren of te suggereren dat het wel ‘de schuld van de ouders zal zijn’ als kinde­ren zich in homoseksuele richting ontwikkelen. Wel is duidelijk dat de ‘echte liefde’ een enorme rol speelt in de ontwikkeling van kinderen en afwijkend gedrag tegen gaat.

Ook biologisch en psycho­logisch heeft men gezocht naar af doende oorzaken. Een ziekte, een stoornis zou het zijn. Het zijn al­lemaal ‘mogelijke’ oorzaken. Zaken die de machten der duisternis gebruiken om het gezonde seksuele le­ven, zoals de Heer het heeft bedoeld, te versto­ren.

Wat de werkelijke oorzaken zijn

De werkelijke oorzaken liggen namelijk in het rijk der duisternis. Dit wordt veel te weinig onderkend en soms zelfs als onzin van de hand gewezen. De duivel is voor velen een fictieve figuur. Maar zijn koninkrijk is de werkelijke bron van alle ellende. Daar wordt heel geraffi­neerd alles wat maar moge­lijk is ondernomen om de mens, ook in zijn seksuele gevoelens, te ontwrichten.

En de truc van de duivel in onze tijd speciaal is ons te doen geloven dat het allemaal ‘hetzelfde’ is. De liefde, welke doet er niet toe, berokkent toch niemand schade? Men wil ons doen geloven dat het slechts een zaak van acceptatie is. Accepteer de homoseksualiteit toch! Verandering is niet nodig, acceptatie is alleen nog het probleem.

Daarvoor heeft de Bijbel altijd al gewaarschuwd. Daarom is de Bijbel zo duidelijk en zo scherp. De Bijbelse waarheid maakt vrij. Wie de leer van Jezus, van het Ko­ninkrijk der hemelen vat, begrijpt dit. De strijd is niet tegen vlees en bloed, maar tegen de verleidingen des duivels, tegen de machten Efeze 6 vers 10 tot en met 12 (Ef. 06:10-12). Merken wij iets van satans pogingen, dan is het ons geraden ogenblikkelijk actie te ondernemen. Aller­eerst door in onze gedach­ten scheiding aan te bren­gen en de boze ‘uit te wijzen’.

Johan van de Sluis, zelf bevrijd van die machten, schrijft: ‘Wat is de oorzaak van homofilie? Ik geloof dat het een neurotisch ge­dragspatroon is, dat door een ontwikkelingsstoornis in iemands leven komt. Door deze poort (één van de vele mogelijke oorzaken -red.) kan er een macht in iemands leven komen, een onbewuste, zelfstandi­ge macht naast het bewuste-ik, die zijn of haar handelingen gaat bepalen. Deze macht brengt de een mens ertoe dingen te doen waar zijn of haar bewuste ik zich aanvankelijk tegen verzet’.

Het zijn de machten der duisternis die zich op mensen werpen om hen van de heerlijkheid in Christus af te houden Filippenzen 2 vers 7 tot en met 9 (Filip. 02:07-09), door hen te lokken met surrogaten. Die geven een tijdelijke, oppervlakkige bevrediging, maar laten de mens ten­slotte leeg achter, verla­ten en kil.

Bevrijding, genezing en herstel

Wie vindt en daar bij blijft dat homoseksuele gevoe­lens zijn aard zijn: zijn eigenschappen, karakter en natuur, zal zijn ‘ware’ aard niet gauw verloochenen. Wie daaraan op zijn minst twijfelt en ook niet gelooft dat homofilie wordt veroorzaakt door hormoon- afwijkingen en evenmin gelooft dat het is aange­boren of erfelijke bepaald, zal er graag van af willen, vrij willen zijn van elke gebondenheid. En zeker degenen die inzien en we­ten een ‘gevangene’ te zijn van de machten, sedert Genesis 3 de bewerkers van alle kwaad, ook van de homoseksualiteit. Men wil niet langer overgele­verd zijn of worden aan een verwerpelijk denken, omdat de mens wordt aan­gebeden in plaats van God, Romeinen 1 vers 24 tot en met 26 (Rom. 01:24-26) .

De vraag rijst dan: is bevrijding en genezing mo­gelijk? Alleen de Heer zelf kan op die vraag een ant­woord geven. Kan Hij dat werkelijk, zal menigeen zich afvragen. Hij is het antwoord zelf. Hij legt met gezag en macht aan de on­reine geesten zijn bevelen op en zij varen uit, Lucas 4 vers 36 (Luc. 04:36). Maar je moet zelf naar Hem toegaan om dat te ervaren, zoals bij Maria van Magdala bijvoorbeeld. Jezus bevrijdde haar van zeven onreine duivelen (Mark. 16:09).

In 1 Korinthiërs 6 vers 9 tot en met 11 Statenvert. (1 Kor. 06:9-11) spreekt Paulus over man­nen ‘die bij mannen’ lig­gen (hij kende ze), die nu bevrijd zijn: “Gewas­sen, geheiligd, gerecht­vaardigd in de Naam van de Heer Jezus, en door de Geest van onze God” . Nadrukkelijk zegt de apostel: “Sommigen van jullie zijn dat geweest” .

De Heer predikt ons een evangelie dat de totale mens behoudt: ziel, geest en lichaam, Matteüs 9 vers 22 (Matt. 09:22) .

De strijd kan gewonnen worden

De weg van bevrijding en genezing (vaak een lang­durig proces, het vraagt tijd) en tenslotte volledig herstel, is niet altijd even gemakkelijk en gaat be­paald niet zonder strijd, maar is reëel. Uiteindelijk moet de boze wijken, Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07). We moeten niet bang zijn voor die strijd, hem  zeker niet uit de weg gaan, maar niet lichtvaar­dig opvatten.

Een vrouw in het uiteraard anonieme getuigenis vertelt in ‘Homofilie en de Chris­telijke gemeente’: ‘Ik heb radeloze reddingspogingen (om haar huwelijk te red­den -red.) gedaan. Onze dominee erbij gehaald, die is toen veel geweest. Maar ook anderen uit de charis­matische beweging, pinkstervoorgangers, die vol­gens sommigen daar een speciale bediening voor hadden. Maar daar ben ik allemaal mee gestopt’.

Er is veel teleurstelling. Helaas! Jezus sprak: “Dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vas­ten”, Matteüs 17 vers 21 (Matt. 17:21). Het is een GEESTELIJKE strijd die gewonnen moet worden. En die strijd kan gewon­nen worden.

Ik citeer een stukje uit het getuigenis van Johan van de Sluis uit zijn boek­je ‘Ik ben niet meer zo’. Hij beschrijft wat er ge­beurde vlak na zijn doop in water door onderdom­peling .

‘Die middag ging ik dus onder water: een zicht­baar beeld van wat er geestelijk met mij was ge­beurd. Met Christus ben ik opgestaan tot nieuw leven, zoals ik na de on­derdompeling  weer omhoog kwam uit het water. Ik ging de weg van Jezus. Mijn oude leven was be­graven. Er gebeurde nog iets anders. Na afloop van de doopdienst werd ik door een groepje broeders en zusters meegenomen 

 

naar een familie in Gorinchem. De voorganger van een pinkstergemeente kwam daar ook. Hij was blijkbaar uitvoerig over mij geïnformeerd en vroeg of ik bevrijd wilde worden. Mijn antwoord klonk weife­lend. Ik kon er bijna niet meer in geloven. Verschei­dene malen waren mij al de handen opgelegd en steeds opnieuw viel ik in zonde. ‘Er heerst wetteloosheid in je leven’, zei de voorganger. ‘En je bent niet ver meer van zelfmoord’. Inderdaad was mijn leven in wezen nog steeds een chaos. Ik kon dat niet ontkennen.

Tot het uiterste gespan­nen zat ik op mijn stoel. Berustend stemde ik erin toe dat mij opnieuw de handen zouden worden opgelegd. Alle aanwezigen – we waren met zijn zeve­nen – kwamen om mij heen staan en ik voelde hun handen op mijn hoofd. De voorganger begon te bid­den voor mijn totale bevrijding. Hij sprak ook de demonen aan die mij gebonden hielden. In de naam van Jezus verbrak hij hun macht over mijn leven.

Plotseling stopte hij. ‘Is er nog iets dat je voor de Heer moet belijden?’, vroeg hij. Zijn stem klonk doordringend. Even aar­zelde ik. Toen stamelde ik dat ik verliefd was ge­worden op de man die mij naar het zwembad had ge­reden en die ook bij mij stond. Het was een ver­schrikkelijk moeilijke be­kentenis, maar ik wilde eerlijk tegenover God en de mensen komen te staan.

Opnieuw werd er met mij gebeden. Niet alleen voor de bevrijding van de laatste homofiele trekken, maar ook voor de vervulling met de Heilige Geest. Ik was een leeg huis, een lege tempel geworden. Dat mocht zo niet blijven. ‘De Heilige Geest wil zijn in­trek in je nemen om je te verdedigen tegen de aan­vallen uit het rijk der duisternis’, werd er tegen mij gezegd. Naar die bij­zondere kracht verlangde ik zelf ook. Mijn gebed verenigde zich met dat van de broeders en zusters om mij heen. En God antwoord­de. Wat ik in die ogenblik­ken heb ervaren, is moei­lijk met woorden weer te geven. Ik voelde eigenlijk niets, maar dat was ook niet nodig. Ik wist dat de Heilige Geest bezit van mij had genomen’.

Angst voor de homoseksueel

Enige jaren geleden maak­te ik een samenkomst mee met een aantal homofielen. Johan van de Sluis voerde het woord. Ik kan me nu nog heel goed herinneren wat een spanning dat gaf. Onder de aanwezige homo­fielen waren er die er blijk van gaven Jezus Christus te willen volgen. En onder de heterofielen leefde heel sterk de vraag: kan dat wel met zo’n leef­wijze ?

Hier proef je al iets van de angst. Angst voor de homoseksueel. Maar angst is een slechte leermeester en raadgever. Vanuit een situatie van angst en be­klemming is het haast niet mogelijk de ander te be­naderen op een open en eerlijke manier. Nog moeilijker is het dan om een goed contact op te bouwen. Dat laatste is juist zo be­langrijk. Geïnspireerd door het evangelie willen wij toch zo graag ‘van dienst’ zijn? Angst kan zelfs met zich meebrengen dat je met een grote boog om de ander heen gaat. Soms loopt dat, nog erger, uit op vijandigheid. Vooral als iets als homoseksuali­teit ons te dichtbij komt.

Dat kan verschillende oor­zaken hebben. Je voelt je­zelf niet helemaal ‘safe’. Angst om bepaalde gevoe­lens in jezelf op te roepen. De onbekendheid met het gegeven homoseksualiteit speelt ook een grote rol. Velen ontbreekt hierover elke kennis. Veel mensen zien mede daardoor de homoseksueel als een ziek, soms ‘besmettelijk’ wezen. Hij kan je leven brengen tot verdorvenheid. De eigen godsdienstige- of levensovertuiging vormt dikwijls een belemmering om de ander onbevangen en zonder angst te bena­deren. Durven wij bij­voorbeeld heel open en eerlijk een gesprek aan te gaan met de homosek­sueel over zijn homosek­sualiteit en eventueel zijn leefwijze?

Angst voor conflicten, want in het leven van alle dag met zijn vele si­tuaties loop je er zo maar tegen aan: de voorganger in zijn gemeente, de le­raar op ouderbezoek, de arts in de spreekkamer, gewoon op familiebezoek, de mensen in de straat.

Bij dit alles is het goed te bedenken dat Jezus niemand uit de weg ging. Hij verkeerde met hoeren en tollenaars, Matteüs 9 vers 9 tot en met 13 (Matt. 09:09-13). Ze kwamen zelfs naar Hem toe, Lucas 15 vers 1 (Luc. 15:01). Jezus zei zelfs: ‘Zij gaan jullie voor in het Koninkrijk Gods’, Matteüs 12 vers 31 (Matt. 12:31) . Zo is het (gelukkig) vaak gebeurd. Wij moeten onze angst maar snel laten ‘varen’.

Een zuiver geestelijk leven is mogelijk

De mens die geen werke­lijk geestelijk leven (rela­tie met de levende Heer) kent en beleeft, zal de woorden die we geschre­ven hebben waarschijnlijk verwerpen. Anderen zul­len het er wellicht even­eens moeilijk mee hebben. Moet het nu zo? Vooral homofielen die toch de Heer willen volgen, blijken vaak anders over deze dingen te denken. Wij allen moeten daarom het volgen­de maar eens goed tot ons zelf laten doordringen.

God wil dat de menselijke geest alleen met Hem ge­meenschap heeft, Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05). Een ieder die seksueel (heteroseksueel of homo­seksueel) onzuiver, dus onrein leeft, bedrijft gees­telijk overspel. Het is im­mers gemeenschap hebben met boze geesten (machten) in de onzienlijke wereld. Je verbindt je aan die machten. Je verduistert het beeld, de gemeenschap van één man met één vrouw, van Christus en zijn gemeente.

De Bijbel noemt dit zondi­gen tegen het lichaam van Christus. Wie niet breken wil met de zonde, wordt overgegeven aan onreine machten, Romeinen 1 vers 26 en 27 (Rom. 01:26-27) . Let wel, deze geestelijke wet geldt zonder onderscheid ook voor de heterofiel die zondigt. De apostel Paulus staat tegenover de tegennatuurlijke zonde niet begrijpend of vergoelijkend in de zin van een ‘anders zijn’, maar hij spreekt over schandelijke harts­tochten en lusten. Niet de Maker wordt verheerlijkt, maar de mens zelf maakt zich afhankelijk van zijn eigen middelpunt.

Ds. Windig vroeg eens aan iemand die homoseksueel leefde en bewust christen wilde zijn: ‘Of zijn relatie niet door Christus ‘ge­kleurd’ zouden moeten worden?’ De man antwoord­de: ‘Daar kan ik niks mee beginnen’. Het commentaar van ds. Windig: ‘En zo is het bij veel mensen, hoe ook hun seksuele gericht­heid is. Zij geloven wel in God en in Jezus, maar dat Christus hun gedachten over en gevoelens voor mensen zou kunnen be­heersen, door hun eigen persoonlijke relatie met Hem, is hun vreemd. Toch is dit het belangrijkste aspect van de discipline van de liefde, die iedereen zich kan en mag eigen maken’.

Voor iedereen is een zui­ver geestelijk leven met de Heer mogelijk. Wie daar naar ‘jaagt’, zal het hoog­ste doel bereiken, de vol­ledige gemeenschap met de Heer en volkomen vrede in en met zichzelf. Dat vraagt om radicale beslis­singen en een radicale levensstijl.

Wie dit toch afwijst, dat is een eigen keuze, moet wel begrijpen dat bijbels bezien, bepaalde deuren dicht kunnen gaan. Bij­voorbeeld de deur naar de Tafel des Heren, omdat het van Godswege, niet om mensen, niet anders kan. Dit betreft niet al­leen de homoseksueel die ‘zo’ leeft, maar een ieder die ‘fout’ leeft. En deze regel heeft de Heer ge­steld tot ‘behoud’. Ieder­een eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam van de Heer niet onderscheidt. De Bijbel zegt: ‘Kom niet tot je oor­deel’, 1 Korinthe 11 vers 29 tot en met 34 (1 Kor. 11:29-34). De Heer blijft je in zijn liefde toch altijd zoeken. Ga met de Heer in ge­sprek. Mensen die hulp willen hebben: zoek be­trouwbare en geestelijke mensen die duidelijk zijn, maar die je niet afwijzen en die hun mond kunnen houden.

Voor professionele hulp­verlening is men altijd welkom bij:

De Evangelische Hulp aan Homofielen (EHAH), Amsterdam.

GLIAG ‘De Poort’, Schiedam.

U moet 1 Petrus 1 vers 13 tot 1 Petrus 2 vers 10 eens lezen. (1 Petr. 01:13 en 1 Petr. 02:10) Fantastisch!

 

Woord en Geest

*** Woord en Geest zijn net zo min van elkaar te scheiden als het gesproken woord en adem.

 

Voorbeden in de gemeente 2 door Margreet Gast

 

“Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lij­der gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffe­nis geschonken worden. Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij gene­zing ontvangt”, Jakobus 5 vers 14 tot en met 16 (Jak. 05:14-16) .

Deze tekst spreekt over de voorbeden, een onder­deel van het geestelijk functioneren van de ge­meente. De oudsten wordt het toevertrouwd namens Jezus, te bidden voor één van de leden der gemeen­te. Een machtig iets, waar we dan ook zuiver en vol eerbied mee om willen gaan, zowel als we om voorbede vragen, als ook wanneer we als leden van de gemeente meebidden met het door de oudsten uitgesproken gebed. Want er gelden hiervoor een aantal geestelijke ‘regels’ waar we ons zeker van bewust moeten zijn.

Wij behoren zelf te komen!

Wanneer iemand strijd in zijn leven heeft, of op een bepaald terrein van zijn leven in zonde leeft, blijft dat meestal niet on­opgemerkt. Zeker de broe­ders en zusters die dicht bij deze persoon leven, zullen ervan weten. En – uiteraard goed bedoeld – zal er wel eens aangespoord worden om voor voorbede te gaan. Dit gebeurt soms met zoveel aandrang dat uiteindelijk deze broeder of zuster inderdaad naar voren gaat in de gemeen­te. . .

Maar is het op deze manier de bedoeling? In hoeverre wil men dan echt zelf de voorbede? In het gedeelte van Jakobus staat duidelijk op wiens verzoek de voor­bede plaatsvindt: dat van de zieke broeder of zuster zelf. Het is een geestelijke wetmatigheid dat men zich niet voor voorbede kan ‘laten sturen’. Dan heeft het gebed geen uitwerking omdat men zelf geestelijk nog niet de juiste positie ten opzichte van de zonde of strijd heeft ingenomen. Pas wanneer men zelf vindt dat men voorbede nodig heeft, zal de sterke werking ervan ervaren worden!

Wij behoren onze zonden te belijden

Een gemeentelid komt naar voren en vraagt om voor­bede. De gehele gemeente komt dan voor de troon van God te staan. Wie kunnen naderen tot de Allerhoogste? Zij die door het bloed van Jezus recht­vaardigen zijn. Zij die dan ook hun zonden beleden hebben en vergeving ver­langen .

Toch gebeurt het dat de broeder of zuster die naar voren is gekomen, voor dat ene probleem wel be­moediging wil en daar de ondersteuning en het ge­loof van de gehele ge­meente voor vraagt, en op een ander terrein van het leven bewust in zonde blijft leven. Of ook dat hij of zij eigenlijk niet echt van plan is zijn leven te veranderen op het terrein waarvoor de voorbede wordt gevraagd. Is dat niet verregaande brutali­teit tegenover God en zijn gemeente?

Hier is sprake van geestelijk bedrog! De oudsten, die de handen opleggen, verbinden zich met het gemeentelid. Maar deze betrekt hen en ook de gemeente in zijn onop­rechtheid .

God wil dat ieder Hem met een volkomen hart is toe­gewijd. De Geest is hen gegeven die Hem gehoor­zaam zijn. Welke gemeen­schap heeft het licht met de duisternis? En ook Ja­kobus 5 vers 16, (Jak. 05:16) spreekt van de geestelijke wet dat genezing verwacht mag worden, wanneer men el­kaar de zonden beleden heeft.

Nog enkele voorwaarden

De oudsten der gemeente behoren geest vervulde kinderen Gods te zijn. Dan zal God zich ook door hen heen kunnen openba­ren door middel van pro­fetie, wijsheid, kennis, krachten…

Elk gemeentelid heeft de verantwoordelijkheid om tijdens de voorbeden zijn geloof krachtig in werking te stellen. Voor gedachten als: “O, die weer…” of “Die verandert toch niet” , zal geen plaats mogen zijn.

De broeder (of zuster) die naar voren is gekomen zal voor zijn eigen besef volkomen overtuigd moeten zijn van zijn geestelijke positie: dat hij de hemelse Vader recht in de ogen kan kijken, omdat er in Christus geen enkele muur van zonde is die hem van God scheidt.

Dan wordt ook waarheid dat het gelovige gebed van de rechtvaardige on­gelofelijk veel vermag, want er wordt goddelijke opstandings- en bevrijdingskracht aan verleend door Jezus Christus onze Heer. Halleluja!

(Dit is het tweede en laatste deel over dit on­derwerp. Het eerste deel verscheen in “Levend Geloof van vorige maand).