Selecteer een pagina

Levend Geloof – 377

Levend geloof 1986 01 nr. 377

Persoonlijk…, door Gert Jan Doornink

Met dit nummer begint de 35ste jaargang van ons blad. In dit ‘jubileumjaar’ hopen we weer veel geloofsopbouwende artikelen door te geven. Daarbij zal het ‘volle evangelie’ weer een centrale plaats innemen. En wat we daaronder verstaan weten onze lezers en lezeressen uit de artikelen die in de afgelopen jaren verschenen zijn. Geen surrogaat- of verwaterd evangelie, wat zoveel verwarring en onduidelijkheid teweeg brengt, maar een evangelie van kracht en overwinning. Hoe zouden we anders kunnen, als we met Paulus ons realiseren dat God ons geen geest van lafhartigheid heeft gegeven, maar van kracht, liefde en bezonnenheid (2 Tim. 01:07).

Bij dit alles zijn we natuurlijk waakzaam dat we niet op fanatieke of extreme wijze bezig zijn, maar handelen in de gezindheid van Christus. Anders zouden we ons doel voorbij schieten. En we willen zo graag velen bereiken met het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten. Zij lieten er geen enkele twijfel over bestaan dat het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, het enige juiste evangelie was, zoals God dat bedoelde. Terwijl Jezus sprak dat dit hét evangelie zou zijn wat in de gehele wereld verkondigd zou worden (Matt. 24:14), moest Paulus in zijn tijd al constateren dat sommigen een andere koers gingen varen en een evangelie gingen brengen, wat geen evangelie meer was. Lees Galaten 1 er maar op na. Hetzelfde zien wij in onze tijd. Gelukkig zijn er ook in onze dagen nog ‘getrouwen in den lande’, die zich niet laten misleiden, geen water in de wijn doen, maar volhardend doorgaan om trouw te blijven aan het echte evangelie. Het is ons diepste verlangen dat hier vele van onze lezers en lezeressen toe behoren. In ieder geval willen wij, als schrijvers in Levend Geloof, ons ook dit jaar dienstbaar blijven opstellen, om op een zo duide­lijk mogelijke wijze de vele facetten van dit evangelie aan u door te geven. Mede namens al onze medewerkers wens ik u en onszelf een jaar van overwinning toe waarin we veel vrucht mogen dragen voor Gods Koninkrijk.

 

Hoe waardevol is de mens? Door Gert Jan Doornink

Is de mens goed of slecht?

Ieder mens is bijzonder waardevol in de ogen van God. Maar al te vaak wordt dit over het hoofd gezien, maar wie ook maar even serieus na wil denken waarom dat zo is, zal tot de conclusie komen hoe waar dit is. De mens werd immers geschapen naar het beeld van God: volmaakt en goed. Niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk. De mens werd in zijn diepste wezen, in iedere vezel van zijn bestaan, met God verbonden. Door God, uit God en in God zijn alle dingen geschapen en dus ook de hoogste vorm van Gods schep­pingswerk: de mens.

Het is vanzelfsprekend dat de duivel deze waarheid haat. Deze door hoogmoed gevallen engel probeert op alle mogelijke manieren de juiste visie op deze heerlijke waarheid en zekerheid te verdonkeremanen, in een verkeerd daglicht te stellen, kortom weg te houden uit het den­ken van de mensen. Met name in en vanuit de schijnvrome wereld opereert hij met zijn afleidende gedachten en poneert hij stellingen die op een geraffineerde wijze de aandacht aftrekken van dit machtige gegeven.

‘De mens is slecht en geneigd tot alle kwaad’, wordt er dan gezegd en velen hechten méér waarde aan deze uitspraak, dan aan het feit dat de mens volmaakt en goed geschapen is naar het beeld van God. Maar het staat toch duidelijk in de Bijbel, wordt er vaak opgemerkt, dat alle mensen gezondigd hebben en leven buiten de gemeenschap met God? Inderdaad, maar dit was toen de mens zich had laten verleiden door de duivel en in zonde was gevallen. Maar aan de waarheid dat de mens goed en volmaakt geschapen werd naar het beeld van God, doet dit niets af.

Gods grote liefde voor de mens

Want ook al is dan de mens buiten de gemeenschap met God terecht­gekomen -wat niet de schuld van God was- het heerlijke is: God liet de mens niet aan zijn lot over. Altijd was en is er de mogelijkheid terug te keren in de gemeenschap met God. ‘Het goede, welgevallige en volkomene’, zoals God dat voor ieder mens bestemd had, bleef recht overeind staan. Niet de duivel heeft het laatste woord, maar de levende God.

God toonde dit op overduidelijke wijze, doordat Jezus, Gods enig­geboren Zoon, de eerste mens was die de duivel volkomen overwon. God gaf daarmee aan dat de moge­lijkheid voor ieder mens aanwezig was om ook te overwinnen.

Nu zijn er veel christenen die wel geloven in een gedeeltelijke over­winning, maar niet in een totale overwinning zoals Jezus die be­haalde. De overwinning is er wel zo nu en dan, maar dikwijls is er ook het falen, de gehele of de gedeeltelijke nederlaag. En men accepteert deze situatie dan als een vanzelfsprekendheid.

De noodzaak van geestelijke groei Hoe moeten we hiermee aan? Laten we ons realiseren dat als we eenmaal een nieuwe schepping zijn, en het oude voorbij is, dit ‘nieuwe schep­ping zijn’ moet groeien. Het is een ontwikkelingsproces. Zoals we in het natuurlijke leven opgroeien van baby tot volwassene, gebeurt dat ook in geestelijk opzicht. Juist dit groeipro­ces maakt ons sterk en krachtig en meer en meer onaantastbaar voor de aanvallen uit het rijk der duisternis. De innerlijke mens wordt vanaf de dag van onze wedergeboorte ver­bonden met het diepste wezen van God. Feitelijk was deze verbinding er altijd al, maar we waren ons niet bewust dat de duivel deze verbin­ding had gesaboteerd, dat deze ver­binding was doorgesneden en het contact was verbroken.

Na onze geestelijke geboorte begint het nieuwe goddelijke leven in ons te groeien. En het heerlijke is: God houdt Zijn hand daarop. Hij is, zoals Paulus zegt, een goed werk in ons begonnen en zal het voortzetten tot de dag van Christus Jezus. Dus totdat ook wij als nieuwe scheppin­gen, als zonen Gods, gelijkvormig zullen zijn aan de eerstgeboren Zoon van God.

Functioneren in Gods Koninkrijk

Tijdens het groeiproces, waar dus ieder kind van God mee te maken heeft, gaan we hoe langer hoe meer ontdekken hoe Gods Koninkrijk een volmaakt Koninkrijk is. En hoe de nieuwe mens daarin mag functioneren en mag ontdekken hoe ont­zettend waardevol hij is in de ogen van God en daardoor ook waar­devol is ten aanzien van de mede­mens die nog buiten Gods Konink­rijk leeft. Want de nieuwe mens heeft een geweldige opdracht. Hij mag aan allen die nog buiten staan tonen wie God is: een God van liefde en goedheid, een God van rechtvaardigheid en vergevings­gezindheid, om maar enkele eigenschappen te noemen.

De eerste mens die dat toonde was Jezus, maar als wij ons -terecht- ‘Jezusmensen’ noemen, blijft dat ook in ons leven niet verborgen. Uiteraard probeert de duivel dat te onderdrukken, te verbergen, want hij weet dat het gevaar voor hem schuilt in de openbaring van het ‘Jezusleven’ in en door ons leven. Als wij gehoor geven aan de oproep van Jezus een lichtend licht en een zou­tend zout, moet hij terrein prijsge­ven. Want we gaan dan fungeren als ‘magneten van Gods Koninkrijk’. Anderen worden jaloers op ons en besluiten ook het rijk der duisternis te verlaten en Gods Koninkrijk binnen te gaan.

Waarom gezonde voeding nodig is

Geestelijke groei en ontwikkeling is dus uitermate belangrijk voor ieder kind van God. Deze groei blijft uiteraard geheel of gedeeltelijk achterwege als we verkeerde voe­ding ontvangen. (Denk aan de groei van ons natuurlijk leven). Gezonde geestelijke voeding ontvangen we alleen daar waar in de prediking het evangelie van het Koninkrijk der hemelen een centrale plaats inneemt en blijft innemen!

Ook dat laatste is belangrijk. Want de duivel is geraffineerd en hij richt zijn vurige pijlen het eerst op hen die het werkelijke evangelie, zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten. We zien dat ook in onze dagen, hoe sommigen die eerst in vuur en vlam stonden voor het volle evangelie, zijwegen gingen of gaan inslaan. ‘Terwille van de eenheid met andere christenen’, wordt er dan soms gezegd. Natuurlijk behoren wij iedere andere wedergeboren christen als onze medebroeder en -zuster te accepteren, maar dat hoeft nog niet te beteken dat wij met hen ‘in zee’ gaan. Integendeel: we blijven verantwoordelijk dat we datgene waarvoor ons de ogen open zijn gegaan blijven uitdragen. Waarom zouden we de vele heerlijkheden van Gods Koninkrijk die wij ontdekt hebben onder de dekmantel houden? De duivel zou het wel willen, maar hij heeft geen recht meer op ons leven. We behoren daarom waak­zaam te zijn.

De waarschuwing van Jezus

Jezus zelf geeft de waarschuwing: “Ziet toe dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen ver­leiden” (Matt. 24:04-05).

De meest effectieve wijze om niet verleid te worden vanuit het rijk der duisternis, via valse leraars en profeten, is vast te houden aan het evangelie dat Jezus verkondigde.

Wij mogen gerust kieskeurig te zijn ten aanzien van het evangelie wat er wordt gebracht. Accepteer niet alles wat u als evangelie wordt voorge­schoteld. Vergelijk het of het waar, of het echt is. Het is niet alles goud wat er blinkt.

Wat wél waar en echt is de levende God die ons geschapen heeft, Zijn Zoon die openbaarde hoe wij beho­ren te leven en Zijn Geest die ons volledig wil omvormen naar Zijn beeld. Wie dit voor ogen houdt, zal niet op een dwaalspoor komen, maar zelf de volle heerlijkheid van Gods Koninkrijk gaan beleven. Hij ontdekt de grote waarde van het nieuwe, eeuwige leven, een waarde die niet in geld of kostbaarheden valt uit te drukken.

De schat in de akker

Jezus spreekt in een gelijkenis over het Koninkrijk der hemelen over een schat die iemand in een akker ont­dekt. Hij heeft er alles voor over en verkoopt daarom al zijn bezittingen om die akker te kunnen kopen en de schat te bemachtigen. In een andere gelijkenis vertelt Jezus over een koopman die handelt en op zoek is naar waardevolle parels. Uiteindelijk vind hij een kostbaar exemplaar en verkoopt alles wat hij heeft om die parel te kunnen kopen (Matt. 13:44-46).

Jezus brengt hier op overduidelijke wijze naar voren hoe onuitsprekelijk waardevol de mens is in de ogen van God! Daarom vervulde Hij de opdracht van de Vader om uitein­delijk aan het kruis van Golgotha de prijs te betalen door ons vrij te ko­pen uit de macht van satan.

En daarom zal iedereen die tot de ontdekking is gekomen hoe waar­devol hij is in de ogen van God, evenals de eerste zoon van God dat deed, zich ook met liefde en over­gave inzetten om door woord en daad te openbaren dat iedereen die nu nog een waardeloos leven heeft dit in mag wisselen voor een waar­devol leven, door toe te treden tot de gemeenschap met God, door geloof in Jezus Christus.

In 1 Johannes 2 vers 17 (1 Joh. 02:17) kunnen we lezen dat de wereld en haar begeren (naar aardse rijkdom) voorbijgaat, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. Velen hebben al ontdekt dat de grootste ontdekking van hun leven was toen zij het rijk der duisternis verlieten en het Ko­ninkrijk Gods binnengingen. Het maakte hen in één moment tot ‘geestelijk miljonair’. En wie dezelf­de ontdekking doet zal er geen mo­ment spijt van krijgen, omdat hij is toegetreden tot het eeuwige en on­wankelbare Koninkrijk van God. Want wie op deze wijze beantwoord aan Gods bedoeling is tot in alle eeuwigheid deelgenoot geworden van Gods onvoorstelbare rijkdom en heerlijkheid!

 

De parel van grote waarde door Gert Jan Doornink

Dat de mens bijzonder waardevol is in de ogen van God blijkt onder andere uit de volgende feiten:

De mens werd geschapen naar het beeld van God: volmaakt en goed. De mens werd als laatste geschapen als kroon op Gods scheppingswerk. David getuigde later dat de mens bijna goddelijk werd gemaakt en door God met heerlijkheid en luister werd gekroond (Ps. 008:006).

Toen de mens zich had laten verleiden door de duivel, liet God de mens niet in de steek. Zijn eerste daad na de zondeval was de slang (satan) te vervloeken en de belofte te geven: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; en dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” (Gen. 03:14-15).

Jezus, de eniggeboren Zoon van God, betaalde met Zijn bloed en leven, voor de in de zonde gevallen mensheid. Jezus kocht de mens vrij uit satans macht.

Bij het herstel en de voltooiing van Gods scheppingswerk is de (nieuwe) mens volledig ingeschakeld. Jezus zei niet alleen dat Hij het licht der wereld was, maar sprak ook dat wij het licht der wereld zijn.

Zoals Jezus gezeten is op de troon ‘aan de rechterhand van de Vader’, zullen ook wij eens (als wij overwinnen) zitten op de troon (Openb. 03:20).

Wanneer Paulus in Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) schrijft dat “in Christus al de volheid der godheid lichamelijk woont”, volgt er geen punt, maar een komma, want dan zegt vers 10 dat ook wij die volheid hebben verkregen in Hem!

Wanneer wij niet zo kostbaar en waardevol zouden zijn in de ogen van God, zou de duivel niet zulke verwoede en hardnekkige pogingen doen ons van dat waardevolle te beroven. Jezus zegt, in Johannes 10 vers 10, (Joh. 10:10) dat hij een dief is, die kwam om te stelen, te slachten en te verdelgen, maar dat Hij gekomen is om leven en overvloed te geven!

 

Omgord met de waarheid door Cees Maliepaard

De hemelen -18 –

“Stelt u dan op, uw lendenen om­gord met de waarheid…” (Ef. 06:14a).

Met welk doel omgordde men zich de lendenen in de tijd van de Bijbel? Wel, er waren in die dagen nog geen pantalons, men kleedde zich in lange gewaden. Bij het lopen vormden die echter een belemmering. Dus, om zich sneller te kunnen verplaatsen of om iets eens stevig aan te kunnen pakken, gordde men zich een riem om het middel teneinde instaat te zijn het gewaad daarover op te trek­ken. In een oorlogssituatie was dat al helemaal een vereiste, want een gewaad dat een mens al of niet in z’n bewegingen belemmert, kan dan precies het verschil uitmaken tussen dood en leven.

Opstellen

In het vorige nummer heb ik ge­schreven dat we de machten der duisternis niet op behoeven te zoe­ken, want dat ze ons als vanzelf wel voor de voeten komen lopen. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat we niet alert hoeven te zijn, of dat we ze gewoon óver ons moeten laten ko­men. terecht roept Paulus ons op, ons op te stellen tegenover de hor­den van Satan die in de geestelijke wereld onze ondergang op het oog hebben. In vers 11 zegt hij immers dat we stand zullen houden tegen de verleidingen van de duivel. Standhouden roept beelden op van een tegenstand biedend volk Gods, dat in de hemelse gewesten in slag­orde opgesteld staat.

Als ieder van ons zich in zijn of haar hemel alert opstelt (verbonden met Jezus) betekent dat, dat we gezamenlijk één front tegenover de tegenpar­tij kunnen trekken. Bij een frontale botsing tussen de boze en één van ons, komt het in de eerste plaats aan op de instelling van de aangevallene persoonlijk, maar toch ook op bij­stand in de geestelijke wereld van ieder ander, valt er een bres in onze gezamenlijke slagorde, dan kunnen anderen op die plek inspringen, teneinde met vereende krachten de vijand buiten de deur te houden. Het is onder ons een gevleugelde uit­drukking geworden, dat het leven van een christen gewoon een cursus-doe-het-zelf is.

Maar (hoe waar dit ook is!) voor sommigen heeft dat innerlijke scheefgroei tot gevolg gehad, waar­bij men naar het bedenkelijke stand­punt is afgegleden dat ieder het maar voor zichzelf uit zal moeten zoeken. Maar onze God heeft ons toch niet voor niets aan elkaar gegeven? Gezamenlijk is de strijd in de he­melse gewesten veel gemakkelijker vol te houden dan wanneer je dat in je uppie moet doen.

Omgorden met de waarheid

Als we onze geestelijke lendenen met de waarheid omgorden, bete­kent dat, dat de waarheid die bij de Vader is ons het gaan in de hemel van Gods heerlijkheid vergemak­kelijkt. En tegelijkertijd zullen we door diezelfde waarheid ons in de geestelijke wereld soepeler kunnen bewegen. De waarheid behoedt ons ervoor geloof te hechten aan Satans beschuldigingen en daardoor gebukt te gaan Onder diens aanklachten.

De mens die zich niet met de waar­heid omgord heeft, zal Satans aan­tijgingen loodzwaar aan het lange gewaad hebben hangen, waardoor voortgaan op de weg (die ook nog omhóóg voert) een vermoeiende bezigheid wordt. Als iemand zich door Satan aan laat praten dat hij slecht is, zal dat z’n voortgang in Gods hemel ongetwijfeld belem­meren. Want wat moet een verdor­ven mensenkind verwachten van de algoede God en van Diens volmaak­te Zoon, Jezus Christus? Niet veel!, zal de duivel hem zeker influisteren.

Alleen door zich te omgorden met Gods gedachten en vertrouwd te raken met de boodschap van gena­de, van heil en herstel, op basis van Jezus’ volbrachte werk, zal de mens met vaste tred de weg omhoog kun­nen vervolgen. Satan klaagt aan, want hij heeft een diepgewortelde afkeer van de mens Gods. Laat je je oren hangen naar zijn naargeestige gemiauw, dan wordt het een onmo­gelijke zaak de strijd in de hemelse gewesten tot een goed einde te bren­gen. Want dan raak je al snel uit ba­lans en delf je het onderspit tegen verdrukkende en verleidende gees­ten. de mens die zich aan laat praten dat hij in zichzelf verdorven is, heeft geen afdoende verweer tegen de druk van geweldgeesten, noch tegen de zuigingen van verlokkende wer­kingen. Daarom is het nodig “de Here Jezus aan te doen”, ofwel de geestelijke wapenrusting Gods, die de Heer ons gegeven heeft. De waarheid, Gods liefdevolle werke­lijkheid, staat daarin centraal.

De waarheid zal u vrijmaken

Wat is de waarheid in ons leven? Dat wat we zien met onze natuur­lijke ogen? Is het vertekende beeld dat de duivel van de mens heeft gemaakt, de werkelijkheid? De zie­ke, aangetaste, beschadigde mens – vormt die het waarheidsgetrouwe gegeven van wat er momenteel gaande is? Als een mens lichamelijk ziek is of innerlijke beschadigingen heeft opgelopen, heeft de boze hem inderdaad aan kunnen tasten. Dat is op zichzelf volkomen waar. Maar het is niet Gods waarheid, want die gaat altijd uit van het goede, het Hem welgevallige en het volkomene.

De waarheid die ons vrijmaakt is dus niet de naakte werkelijkheid van een ontspoorde schepping, maar de heerlijke waarheid van het Godde­lijke herstel. Ongeveer zoals de politieke gevangenen in de jaren 1940-’45 niet vrijkwamen door de werkelijkheid van de land en volk in een wurggreep houdende nazi’s, maar pas door de waarheid van de bevrijding door de geallieerde legers.

Door het accent te leggen op wat wellicht niet goed functioneert in het leven, door bezig te zijn met de puinhoop die Satan er altijd van weet te maken, lost een mens nimmer iets op. Want dan is hij bezig met de gedachten en het werk van de vader der leugen, en het is echt dwaas bij deze de waarheid te zoeken. Daarom zullen we afstand nemen van alles wat ons knechten wil in ons denken, van elke macht van satan die onze gedachten vast wil pinnen op wat door de boze en zijn engelen aan het wankelen is gebracht.

Na door de Heer liefdevol in Gods Geest gedoopt te zijn, zullen we elke duivelse leugen met Gods waarheid ontmaskeren. Omgord de lendenen van je denken en van je diepste innerlijk met de heerlijke waarheid die Jezus ons gebracht heeft. Daardoor zul je niet langer gehin­derd worden door de last van het lange gewaad van een religieus verleden. Omgord door Gods waarheid, zal ieder mens die de Heer toebehoort vrij mogen komen van kwetsuren, beschadigingen en van de misvattingen uit een gods­dienstig kader.

Houd de waarheid vast!

Laten we er vooral op letten onze gordel niet af te doen onder het strijden, want dan zal ons gewaad onmiddellijk op onze enkels zakken! Gods waarheid zal derhalve stevig in ons denken verankerd zijn. En die waarheid behelst, dat boven het feit uit dat de boze slecht is, God in ons leven enkel goed zal blijken te zijn.

Bij Hem is overwinning over elke zondemacht, over iedere aantasting, verleugening en kwaal. Het is aan ons, de door hem ter beschikking gestelde bewapening te gebruiken… en liefst zo effectief mogelijk.

Gods waarheid maakt ons vrij in onze bewegingen in de hemel en op de aarde. Tot glorie van de Vader, want waar de gereinigde mens herstel en genezing weet te ontvan­gen, vervult dit zeker het tot in de details ten goede werkende plan Gods, dat Hij al vóór de schepping in gedachten had.

De leugen van de duivel is, dat de mens een slaafs, tussen goed en kwaad heen en weer geslingerd wezen is.

De waarheid van de Vader is, dat de mens door Jezus is vrijgesproken van alle kwaad en samen met Hem, als een toegewijde zoon Gods, Diens door en door goede wezen openbaren mag.

 

Sorry hoor… door Ron Gast

‘Sorry hoor’… Hoe vaak zeggen we niet ‘sorry’. Een korte veront­schuldiging om vervolgens weer door te gaan. Je gaat soms letterlijk op iemands tenen staan, waarna je mompelt: sorry hoor! Daarna loop je -onveranderd- verder en je laat de ander met zere tenen ach­ter…, en met je excuses. Maar wat stellen die voor? Je dwingt de an­der feitelijk tot een snel uitgespro­ken ‘o.k.’, een soort vergeving. Voor je het weet, is dit je nieuwe gedragspatroon geworden. Al die keren dat je figuurlijk op iemands tenen staat, gaat het niet anders: ‘sorry, niet zo bedoeld, volgende keer beter, etc.’

Vergeving

Oppervlakkig leven, oppervlakkig denken, oppervlakkig spreken. ‘Sorry’, ligt op het puntje van onze tong. Maar als vergeving vragen geen inhoud meer heeft, dan is vergeving ontvangen ook zonder waarde. Het woord ‘vergeving’ is uit ons hedendaagse woordenboek geschrapt omdat het woord ‘berouw’ (dat is: oprechte spijt over het onrecht dat jij door je daden aan de ander hebt gedaan) niet meer bestaat. Daarvoor in de plaats is een nieuw woord ‘verge­ving’ gekomen, zonder diepere betekenis; namelijk: ‘Neem mij niet kwalijk” (want ik houd er niet van dat iemand mij iets kwalijk neemt). Dan staat niet de ‘ander’ maar ‘ik’ centraal.

Als Jezus spreekt over vergeving dan gaat dat wel diep. Van hart tot hart. In de vele gesprekken met zijn discipelen komt het onderwerp regelmatig aan de orde. In het ge­bed dat Jezus zijn discipelen (ons!) leert, laat Hij de geestelijke wet­matigheid zien dat wij de mensen die ons iets schuldig zijn, moeten vergeven, zodat God ons Zijn vergeving kan schenken (Matt. 06:11-12).

Gelijkenis

Om dat duidelijk te maken, vertelde Jezus de volgende gelijkenis: “Het Koninkrijk der hemelen is te vergelijken met een koning die afre­kening wilde houden met zijn sla­ven. En toen de koning begon te tekenen, werd een slaaf voor hem gebracht. Maar omdat de slaaf niet in staat was zijn enorme schuld te betalen, beval de koning dat hij moest worden verkocht met zijn vrouw en zijn kinderen, zodat er betaald kon worden. De slaaf viel op zijn knieën en smeekte de ko­ning: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De koning kreeg echt medelijden met de slaaf en hij liet hem vrij en schold hem zijn schuld kwijt.

Maar toen die slaaf wegging, ont­moette hij een medeslaaf die wat geld van hem geleend had. Hij greep hem bij zijn keel en zei: ik wil mijn geld! betalen! Zijn collega-slaaf viel nu op z’n knieën en smeekt: Heb geduld met mij en ik zal u be­talen. Maar hij had geen geduld en zette z’n collega gevangen totdat hij het verschuldigde bedrag betaald zou hebben.

Toen nu de andere medeslaven zagen wat er gebeurd was, werden zij verdrietig en zij vertelden de koning wat er gebeurd was. Daarop riep de slaaf wiens schuld kwijtgescholden was en sprak: Slechte slaaf. Die enorme schuld van jou heb ik je kwijtgescholden, omdat jij mij daarom gesmeekt hebt. Waarom heb jij geen medelijden met je collega, net zoals ik dat met jou had? En de koning werd zeer verbolgen en hij gaf de slaaf in handen van de folteraars, net zo­lang totdat hij hem alles betaald zou hebben”.

En Jezus besloot de gelijkenis met: “Zo zal ook God in de hemel met jullie doen als je je medemensen niet van harte vergeeft!” (Matt. 18:21-35).

Sleutel

Daar ligt dus de sleutel voor echt leven: het besef dat onze schuld is kwijtgescholden moet doorwerken in onze houding tot onze mening over andere mensen. Als wij niet veranderen dan blijven we in ge­breke ten opzichte van God en onze naaste.

Als mijn handen de keel van een medemens dichtknijpen, kan die ander niet leven.

Zolang mijn handen een medemens genadeloos in de wurggreep hou­den, zijn mijn handen niet open en opgehouden om genade te ontvan­gen. –

Dit principe geldt voor al onze daden en heel ons denken, dus… (juist: er valt nog heel wat op te ruimen aan verkeerde gedachten over andere mensen).

Vergeving-schenken en vergeving- ontvangen is allebei genade van God. Daar zullen we met alle zorg en aandacht mee omgaan. Mild en vergevingsgezind, het kwade (de ander) niet toerekenend, maar het kwaad overwinnend door het goede te doen. Vergeving schen­ken: (zeventig) keer op (zeven) keer op keer…

Ron Gast

 

Ons zijn in Christus Jezus door Piet Snaphaan

Woorden Gods, zij maken rijk;
door inzicht en vermogen,
doen zij ons zien Gods heerlijkheid,
die Hij van oorsprong heeft bereid,
voor allen, die Hem mogen.

 

In Christus zijn doet overwinnen,
alleen in Hem geldt wat ‘k vermag,
Hij doet ons met Zijn glans omringen,
met Hem vermag ik alle dingen,
want Hij schenkt kracht voor elke dag.

 

Ja ik ben, wat God zegt dat ik ben
door ’t bloed van ’t Lam rechtvaardig,
‘k belijd Zijn Woord met hart en stem,
mag overwinnen saam met Hem,
Hij is mijn lofprijs waard!

Piet Snaphaan

 

Meer licht op de uitverkiezing Peter Annotee

“Geslachtsregister van Jezus Chris­tus, de zoon van David, de zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, (…) Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isai, Lsai verwekte David, de koning. David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria, (…) Josia verwekte Jechonja en diens broeders ten tijde van de Babylo­nische ballingschap. (…) Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Christus genoemd wordt” (Matt. 01:01-03, Matt. 01:05-06, Matt. 01:11, Matt. 01:16).

In 1618 werd in Dordrecht een ‘Nationale Synode’ bijeengeroepen van de Staten-Generaal van de toen­malige Republiek der Zeven Ver­enigde Nederlanden. De wereldlijke overheid riep de geestelijke overheid bij elkaar om een theologische ruzie op te lossen die bijna tot een burger­oorlog had geleid. De ruzie ging over de leer van de uitverkiezing.

De theologie van Calvijn

Het Nederlandse protestantisme was hoofdzakelijk gebaseerd op de theologie van Johannes Calvijn. Calvijn had in zijn theologie het absolute gezag en de onbeperkte macht van God over de mens sterk benadrukt. Tegelijkertijd had Calvijn echter, direct en indirect, het indivi­duele bewustzijn en de eigen verantwoordelijkheid van de gelovigen gestimuleerd. Over hoe de almacht van God en de eigen verantwoor­delijkheid van de mens binnen het Calvinisme met elkaar in overeen­stemming gebracht moesten wor­den, was onder de Nederlandse theologen een geschil ontstaan.

Een minderheid hield vol dat de mens zelf (mede-)verantwoordelijk was voor het verkrijgen van het heil en dus zelf voor God kon kiezen.

De meerderheid zette de bom in het calvinistische denken echter op scherp en stelde dat God als enige, en zonder enige inbreng van de mens, bepaalde wie een kind van Hem werd. Als God immers al­machtig was, was de mens volkomen machteloos. De uiterste consequentie van dat denken was dat, als God alles bepaalde, Hij niet alleen Zijn kinderen aannam, maar ook de rest van de mensheid verwierp en daarmee overgaf aan de hel. Toch wilde diezelfde meerderheid vasthouden aan de eigen verant­woordelijkheid van de mens. Hoe een volkomen machteloos wezen nog ergens verantwoordelijk voor kon worden gesteld, laat staan er­gens schuldig aan worden ver­klaard, kon de meerderheid niet uitleggen en schoven zij daarom op de ‘ondoorgrondelijkheid’ van God.

De leer van de predestinatie

De minderheid werd veroordeeld en uit de gereformeerde kerk gezet. De meerderheids-uitleg van het calvi­nisme werd tot de enig ware leer uitgeroepen en stond voortaan be­kend als de leer van de predestinatie. Feitelijk kwam die leer er op neer dat het leven van een mens een door God geheel geprogrammeerd ge­beuren was dat hem of haar, geheel buiten zijn wil om, in de hemel of de hel bracht, al naar gelang God het van tevoren bepaald had.

Het was een draak van een dogma. Of moeten we zeggen: Een dogma van de draak? De gevolgen voor het persoonlijke geestelijke leven van de mensen waren rampzalig. Fatalisme en lijdelijkheid waren de belangrijk­ste gevolgen. Het christen-zijn be­stond uit het volgen van een leef­regel, het betreuren dat men er nooit helemaal aan kon voldoen en het zoeken bij jezelf, en bij anderen, naar de tekenen die erop wezen dat de bezitter ervan tot de uitverkore­nen behoorde.

Inmiddels is het dogma buiten de traditionele protestantse kerken verworpen. Ook binnen de traditio­nele kerken gelooft nog slechts een minderheid voluit in de predestina­tie. Voor de meeste lezers van dit blad zal het onderwerp een gepas­seerd station lijken. Wie er ooit in geloofde heeft het al lang geleden opgelucht losgelaten.

Maar de vraag die ten grondslag ligt aan de predestinatieleer hebben we daarmee nog niet beantwoord. Hoe willen we dan de almacht van God rijmen met ons geloof in ons eigen vermogen om te kiezen? Hoe en waar willen wij dan de grens leggen tussen Gods keuzes en die van ons?

De ‘almacht’ van God

Om te beginnen moeten we dan onze houding bepalen tegenover het begrip almacht. Wat betekent het dat God ‘almachtig’ is? Wat we er van kunnen begrijpen is dat God in ieder geval altijd de sterkste is. Daarom is het ook zeker dat de enkel goede God alle kwaad uiteindelijk zal overwinnen. De duivel is zeker geen tegenhanger van God maar slechts een gevallen engel. God is oneindig sterker dan hij en zijn ondergang is daarom zeker.

Veel verder dan zeggen dat God de sterkste is komen we echter niet. Wat het zou kunnen betekenen dat God ‘alles’ kan gaat ons begrip te boven. Maar juist omdat ‘almacht’ een onbevattelijk begrip is, kan er ook geen enkele conclusie aan verbonden worden. Dat God al­machtig is hoeft helemaal niet te betekenen dat wij machteloos zijn, en evenmin dat God alles wat ge­beurt, wil of toelaat.

Het is beter om met de macht van God en de verantwoordelijkheid van de mens om te gaan zoals de Bijbel dat doet. In de Bijbel wordt gespro­ken over de macht van God die in­grijpt in het leven van mensen, maar ook worden in de Bijbel mensen opgeroepen een keuze te maken voor het heil.

In de Bijbel wordt nergens gespeculeerd over de vraag hoe de macht van God zich laat rijmen met de keuzemogelijkheden van de mens. Het is voor de Bijbel daarom niet ‘of-of’, maar ‘en-en’. God kiest in de Bijbel en Zijn keuzes bepalen het leven van mensen, maar de keuzes van mensen bepalen mee.

Maar wat betekenen de woorden ‘uitverkiezing’ en ‘uitverkorenen’ in de Bijbel als ze geen ‘dubbele pre­destinatie’ inhouden? De simpelste en veel gehoorde oplossing luidt: “Iedereen is uitverkoren”. Als daar­mee bedoeld wordt dat God nie­mand bij voorbaat afwijst is dat juist. Maar toch doet men daar het bijbelse begrip uitverkiezing tekort. Want niet iedereen is voor hetzelfde uitgekozen. Evenmin is het makke­lijk voor God om Zijn keus voor ons te maken.

Gods keuze voor ons

God kiest ons ten koste van Zijn Zoon. Daarom is Gods keuze voor ons een gunst zonder weerga. De ‘uitverkiezing’ is het grootste cadeau wat we van God gekregen hebben. Het is ook de pijnlijkste keuze die Hij ooit gemaakt heeft. We zijn al­leen daarom al verplicht om dieper op die keuze in te gaan dan de kon- statering ‘iedereen is uitverkoren’ doet.

Uitverkiezing bestaat hierin dat God voor iedereen een roeping heeft. Maar niét voor iedereen dezelfde. En bij het kiezen van de juiste mens voor de juiste plaats heeft God an­dere voorkeuren dan wij zouden verwachten. God koos voor Israël, een klein, lastig en ongehoorzaam volkje om Zijn plan met ons uit te voeren op aarde. Uit dat volkje werd de Messias geboren, een wie Zijn geslachtsregister leest, krijgt daar­mee een schitterend beeld van het kiezen van God. God liet Zijn Zoon geboren worden uit een geslacht van vaak weinig voorbeeldige mensen.

Isaak was geen geloofsheld, Jakob was een bedrieger, Peres was gebo­ren uit incest, Rachab was een hoer en een landverraadster, en Ruth was een heidense vrouw. Koning David was het product van overspel en was zelfs tot moord bereid om zijn eigen overspeligheid te verbergen. God koos voor alle mensen. Maar in het bijzonder koos hij voor ge­broken mensen. Zo zette Hij met Zijn uitverkiezing van mensen, de verwerping van die mensen door de wereld, recht. En zo bleef Hij dat doen, tot op de huidige dag.

 

Gods oproep tot verandering door Evert van de Kamp

‘God verandert mensen, maar Hijzelf verandert niet

In de samenkomst vroeg ik de tieners: Vinden jullie dat God moet veranderen? Het bleef stil. Ze schudden met hun hoofd van nee. Veel mensen denken daar anders over. De wereld is bijna een complete chaos. En God…? God doet er niks aan, Hij laat alles maar toe, op zijn beloop. Op z’n minst moet Hij orde scheppen in die puinhoop. Als Hij er al is, moet Hij drastisch ver­anderen.

God verandert niet

De profeet Maleachi wist het al. Zonder enige aarzeling roept hij het uit: “Voorwaar, Ik, de Heer, ben niet veranderd” (Mal. 03:06). Beproef Mij maar, zegt de Heer.

God zal nooit veranderen. Het zou een ramp voor ons mensen zijn als God de Almachtige zou moeten veranderen, bijvoorbeeld naar onze menselijke denkbeelden. Gelukkig niet!

God hoeft niet te veranderen. Al zijn uitgangspunten zijn goed en be­trouwbaar. Zelfs bijsturen is niet nodig. Daarom kon Jakobus al schrijven: ‘Bij God is geen verande­ring of zweem van ommekeer’ (Jak. 01:17).

Een oud lied zingt: ‘Rust mijn ziel, uw God is Koning, heel de wereld zijn gebied. Alles wisselt op zijn wenken, Maar Hij zelf verandert niet’.

Ook zijn Zoon Jezus Christus, die Hij in onze wereld investeerde, ver­andert niet. De Hebreeënschrijver getuigt: ‘Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwig­heid’ (Heb. 13:08). Daarom zingen wij zonder ons in te houden:

Hij is dezelfde nu!

God verandert mensen

Er wordt vaak gezegd: Er is niets veranderlijker dan een mens. Meestal krijgt dat een negatief accent. Maar er zit zeker ook een positieve kant aan. We mogen ons gelukkig prijzen dat een mens kan veranderen. Na Genesis 3, waar Adam Gods schepping overlevert aan de satan (Rom. 08:20, Staten- vert.), zou het volstrekt rampzalig zijn als een mens niet zou kunnen veranderen. We zouden in zonde moeten blijven en voor gebonden­heden zou er geen oplossing zijn.

Velen vinden de tv-rubriek ‘God verandert mensen’, tegenwoordig heet het ‘De Verandering’, te soap­achtig of overdreven. Maar juist dit programma toont aan hoe brood­nodig een mens dient te veranderen.

Jezus sprak: “Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan Hij het Koninkrijk Gods niet zien” (Joh. 03:03). Dus ook niet binnengaan.

God biedt de mens verandering aan, totale omzetting. Daartoe gaat het Woord van God uit, het onvergan­kelijke zaad (1 Petr. 01:23). Daartoe werd Jezus, de Zoon van God, het vleesgeworden Woord.

Dat is evangelie, de blijde bood­schap van God. De publicist Peter van Kampen noemt het: ‘Het evangelie van de verandering

Kan een mens wel veranderen?

In zijn boek ‘Opwekking begint bij jezelf vertelt Erlo Stegen hoe ze Handelingen 3 aan het lezen waren. Het verhaal van de genezing van de verlamde bij de Schone Poort. Gekomen bij vers 5 (Hand. 03:05), bij de woor­den: “ Zie op ons” (Statenvert.), konden ze niet verder. Dit kon toch niet waar zijn. Zulke zondige men­sen als Petrus en Johannes, de één had Jezus vervloekt en de ander had Hem verlaten, mochten dit -en nog wel in de naam van Jezus- niet zeg­gen. Schande en onbestaanbaar!

Erlo vertelt: ‘Tot we 2 Korinthiërs 3 vers 2 en 3 (2 Kor. 03:02-03) lazen’. Paulus noemt de Korinthiërs daar leesbare brieven van Christus. Ze begrepen dat Pe­trus en Johannes zulke leesbare brieven van Jezus waren geworden. Ze slikten hun kritiek in en onder­wierpen zich aan het Woord van God. Als nooit te voren drong het door dat deze mannen totaal ver­anderde mensen waren geworden. Nu apostelen van de Heer.

Toen Erlo en zijn medewerkers dit erkenden, begon de opwekking – waar ze zo lang voor hadden ge­beden- onder de Zoeloes in Afrika.

Petrus en Johannes lieten zich door God zelf veranderen. Jezus had het tegen Petrus gezegd: “Als je een­maal tot bekering gekomen bent, versterk dan je broederen” (Luc. 22:32).

Op de eerste Pinksterdag komt die bekering tot volheid als Petrus door Jezus gedoopt wordt met de Heilige Geest.

Dit verhaal maakt ons duidelijk dat een mens volkomen kan verande­ren. Dit geldt voor iedereen. Tot die verandering, die totale vernieuwing, roept God in zijn Woord onafgebro­ken op. Het is Gods wil en plan dat wij veranderen. God heeft ons be­stemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon Jezus Christus (Rom. 08:29).

Willen wij veranderen?

Dat is de cruciale vraag. Deze vraag betreft niet alleen de ongelovige, maar gaat ook degene aan die we­dergeboren en vervuld is met Gods Geest. Ieder mens wordt uitgeno­digd mee te gaan in Gods proces van verandering.

In 2 Korinthiërs 3:18 (2 Kor. 03:18) spreekt de apostel Paulus een geweldig woord van God uit: “Wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer, die Geest is ”.

Door werkelijke verandering ver­dwijnt eerst elke bedekking. Dat kan veel en van alles en nog wat zijn. Dat moet weg. Er is reiniging door en heiliging in Christus. Vervolgens veranderen we van heerlijkheid tot heerlijkheid, worden we gelijkvormig aan het beeld van Jezus.

Willen we dat? Mag de Heer ons in zijn richting veranderen, ons aan­raken? Kan de Heer zijn plan met ons uitvoeren?

Als we dat echt willen, gebeurt dat ook.

Soms hoor ik: ‘Ik wil wel, maar ik kan niet’. Toch kan ook dit halsstarrige ongehoorzaamheid zijn, niet willen breken met zonde, weigeren verkeerde gewoonten en leringen los te laten. Niet willen buigen voor hel gezag van het Woord van God. We zijn altijd geneigd onze eigen modellen vast te houden. Bijvoorbeeld het geloof in de kinderbesprenging -je denkt gedoopt te zijn en je bent dat niet-, of dat een kind van God niet gebonden kan zijn -je denkt datje vrij bent en je bent dat niet-, of dat Geest vervulde mensen niet verder hoeven te veranderen.

Er zijn ook mensen die inderdaad niet kunnen. Door gebondenheden aan de duivel wordt hen belet de juiste keuzes te maken. Zij kunnen zich echter wél laten bevrijden van de macht van de tegenstander. Vrijgezel in de naam van Jezus krijgen ze hun keuzevrijheid terug en de mogelijkheid door de volheid van de Heilige Geest vrij te blijven. Elk die wil mag komen!

Een gouden tijd

We leven in een gouden tijd. De Bijbel noemt dat de tijd van de late regen. Vraag van de Heer regen ten tijde van de late regen (Zach. 10:01). In ‘Gemeentegroef schrijft Bram Krol: ‘In een versnellend tempo bekeren zich onkerkelijken tot Christus! We zien het overal in ons land. Honderdduizenden zijn op zoek naar een geestelijk en moreel houvast. Het is niet waar dat de ontkerkelijkte mens het deurtje naar de kerk heeft gesloten. Deze veel­vuldig uitgebazuinde prognoses worden gelogenstraft’.

Ik geloof dat deze prediker gelijk heeft.

Hij vervolgt:’ De wereld wacht op een uitgestoken hand; nóg is de kerk niet voldoende paraat. De ga­ven zijn al uitgedeeld door de Geest, de kansen om te dienen en te zege­nen liggen al klaar… Wanneer komt de Gemeente in beweging’?

We mogen ons vastgrijpen aan het woord van de profeet Jesaja: “De Heer zal opstaan, zoals op de berg Perazim; Hij zal in beweging ko­men, zoals in het dal bij Gibeon, om zijn werk te doen – vreemd zal zijn werk zijn; en om zijn daad te verrichten” (Jes. 28:21).

Het eindpunt hebben we nog niet bereikt. De weg gaat nog verder. We mogen en kunnen nog enorm veranderen. De Geest van God, die in ons is, wil dat in en door ons uit werken.

 

Gezichtsbedrog door Froukje Huis

’t Is nog vroeg in de morgen als ik gewekt wordt door een vreemd geluid! Met gesloten ogen probeer ik het thuis te brengen. Water? Stromend water? Is er misschien iemand onder de douche? Ik open mijn ogen en kijk in het bed naast me. Hé… daar is geen bed… Als ik het kleine raam zie waardoor het licht naar binnen valt, weet ik het opeens. We logeren op ‘Ut Arkien’ en gaan straks varen.

Ik lig in de bovenste kooi en kan net door het raampje naar buiten kijken. Ik zie een brede schoor­steen met gele ringen. Zeker van een boot die hier dichtbij ligt. Kijk!

Hij beweegt! Er staan letters op: B e m o g. Ze deinen lustig heen en weer. Hé, wat is dat nu? De letters staan stil en onze schuit ligt te wie­belen. Nee, toch niet, de letters be­wegen weer. Maar onze hut ligt aan de landzijde en we liggen aan de kade, hoe kan die schoorsteen dan bewegen?

Ik begrijp er niets van en uiteindelijk kruip ik naar het voeteneind van mijn smalle bed om alles van dichtbij te bekijken.

Dan wordt het me duidelijk. Wij liggen aan de wal en de schoor­steen blijkt een silo te zijn verbon­den aan een fabriek. Onze boot ligt lekker te deinen op de door de wind opgezweepte golven, ’t Was dus gewoon gezichtsbe­drog die bewegende ‘schoor­steen’.

Schooltijd

Het doet me denken aan mijn schooltijd. Als ik te laat van huis was gegaan, moest ik voor de brug wachten. Vanaf de kade wilde ik het schip wel vooruit kijken, want als het te langzaam ging kwam ik te laat op school. En terwijl ik mijn ogen op het schip gericht hield, lag het opeens stil en de kade voer met mij voorbij het schip! Ik werd dus bedrogen waar ik bij stond.

Dat is me ook wel eens overkomen in het volle evangelie! De Bijbel staat vol beloften en we horen altijd dat we onze hand op elke belofte mogen leggen. Maar soms als je dat doet, lijkt het alsof God Zijn hand terugtrekt op het mo­ment dat wij willen pakken.

Maar zo is God niet. Hoe komt het dan dat we steeds misgrijpen? Is die belofte dan net niet voor ons? Ook dit is gezichtsbedrog!

Twijfel of geloof?

God steekt Zijn hand naar ons uit en die hand is vast en sterk. Elke belofte mogen we ons toe-eigenen, als we de wil van God doen. Maar hoe vaak twijfelen wij niet aan de beloften Gods, aan de waarheid van Gods Woord voor ons persoonlijk.

Jakobus zegt, dan zijn we als een golf der zee die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Ziet u het voor u? Niet God trekt Zijn hand terug maar wij zijn zelf zo in beweging. Heen en weer geslin­gerd door allerlei wind van leer, zegt Paulus (Ef. 04:14).

Want zulk een mens moet niet me­nen, dat hij iets van de Heer zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen, voegt Jakobus eraan toe.

Daarom roept Paulus de gemeente op: Blijf waakzaam, staat in het ge­loof, weest manlijk, weest sterk! (1 Kor. 16:13).

In Kolossenzen 1 vers 23 (Kol. 01:23) ver­maant hij ons welgegrond en standvastig in het geloof te zijn en in Filippenzen 4 vers 1 (Filip. 01:04): Staat alzo vast in de Here!

En, weet u, u hoeft het niet alleen te doen, want de Heer staat naast ons. Christus Jezus is de gestor­vene, wat meer is de opgewekte. Die ook voor ons pleit (Rom. 08:34). En Hij is getrouw, Hij zal het ook doen.

 

Trouw aan het woord Gods door Cees Maliepaard

“Voorts broeders, bidt voor ons dat het woord des Heren snelle voort­gang hebbe en verheerlijkt worde, evenals bij u. En dat wij bewaard blijven voor de wargeesten en slechte mensen; want trouw vindt men niet bij allen” (2 Thess. 03:01-02).

Bidden voor iets is één, maar met het gebedene aan de gang gaan is het logische vervolg er op. Niemand zal met enig recht van spreken kunnen bidden om een snelle voortgang van het woord van de Heer, als hij of zij niet ook uit datzelfde woord leven gaat.

Het levende woord

Velen denken bij het woord Gods aan het geschreven woord. Maar een boek kan moeilijk een snelle voort­gang hebben, wél de gedachten die in dat boek vervat zijn. Met het woord Gods bedoelen we dus de gedachten van de Vader, die van het geschreven woord de basis vormen en die in de Zoon des mensen ge­stalte hebben gekregen.

Daarom is het ook het levende woord, want Jezus Christus is im­mers de levende; Hij is onverder­felijk uit de dood verrezen.

Wanneer wij belijden het woord van God in ons hart te hebben, geven we daarmee te kennen dat we Gods gedachten tot de onze hebben ge­maakt en dat die nu, in de kern van ons wezen, ons in de gezindheid van Christus vormen.

Zo werd het woord Gods in de ge­meente van Thessalonica verheer­lijkt, zo verwachtte Paulus het in zijn werk en leven verwerkt te zien en zo mogen wij dat onder ons ten volle bewaarheid zien worden. Het woord Gods kan trouwens alleen maar verheerlijkt worden in mensen die zich uitstrekken naar het zoonschap Gods door in de voetstappen van Jezus te treden.

De dood in de pot

Wanneer men niet trouw blijft aan het gegeven in Gods plan met de mens, dat die ten volle Zijn beeld zal dragen, dan valt niet te verwachten dat de heerlijkheid van de Vader in de mens vaste voet aan de grond zal krijgen. De (gelovige) mens die zich verzet tegen de boodschap van het zoonschap, keert zich af van wat de Vader nu juist als doel voor hem op het oog heeft. En dan kom je al gauw terecht in het kamp van de wargeesten. Slechte mensen behoe­ven helemaal geen geheide zondaars te wezen, want die zijn immers al van verre als zodanig te herkennen! Slechte mensen ondermijnen in het huisgezin van God de normale gang van zaken, zaken zoals de Vader van het gezin zich die gedacht heeft.

Wargeesten zullen het bestaan van God en het verlossingswerk van Jezus niet ontkennen; integendeel: dat is meestal de basis van hun belijden. Maar het doel dat Jezus met zijn missie beoogde, namelijk het herstel van de mens naar Gods oorspronkelijke gedachten, wijzen ze over het algemeen resoluut af. Daar kan van alles en nog wat voor in de plaats komen: van bezig zijn op het religieuze erf met door men­sen bedachte dogmatische voorstel­lingen van zaken, tot en met trance­achtige bevliegingen in de emotio­nele sfeer, die dan prompt voor uitingen van de Geest van God worden aangezien. Allerlei vreemde, de mens belachelijk makende geestesuitingen, heten dan ‘in de Geest’ te gebeuren. En daarmee dreigt men het zicht kwijt te raken op wat God dan werkelijk door de werking van zijn Geest met ons tot stand wil brengen.

Trouw aan de Getrouwe

“Trouw vindt men niet bij allen”, concludeert Paulus. En dat vindt dan z’n oorzaak in de activiteiten van wargeesten en slechte mensen. De mens Gods dient voor hen op z’n hoede te zijn, opdat hij niet onderuit gehaald wordt – tegen­woordig zelfs letterlijk! Wanneer wij trouw aan de Getrouwe willen zijn, zullen we overeenkomstig Zijn woord en volgens Zijn plan leven. Want het woord des Heren zal snel­le voortgang hebben en in de mens verheerlijkt worden, waar die mens zich bezig houdt met de volvoering van Gods gedachten over hem. Waar wij daarin onze trouw beto­nen, zullen we bemerken dat als er iémand trouw aan z’n woord is, dat onze God wel wezen zal!

Trouw zijn aan het woord van de Vader, ook in 1996, betekent voor ons: dat woord serieus nemen. De blijde boodschap, het goede nieuws van het Koninkrijk Gods, is tot glorie van onze God en tot heerlijk­heid van de mens die in dat Konink­rijk functioneert. Want daarin komt de trouw van onze hemelse Vader openbaar: Hij houdt vast aan Zijn oorspronkelijke gedachten. En Hij heeft zich Zijn mensen van den beginne gedacht, als delend in al het goede van de hemel en van de aarde.

“Wél getrouw is de Heer”, schrijft Paulus in de volgende tekst. En hij spreekt zijn vertrouwen uit in de mens Gods, dat die trouw zal zijn in de volharding van Christus.

De dichter vraagt: “Waar werd op­rechter trouw, dan tussen man en vrouw, ter wereld ooit gevonden?” Voor ons behoeft dat geen retori­sche vraag te zijn, want het ant­woord mag luiden; tussen de Vader in de hemel en zijn zonen, die in de Christus zijn.

 

Onze levensweg door Truus van Kaam

Wanneer je gaat wandelen met behulp van een routebeschrijving, kan het toch nog gebeuren dat je een aanwijzing over het hoofd hebt gezien, met als gevolg dat je de route kwijt bent.

Wat nu? Eerst maar eens aan de kant zitten en de kaart bestuderen. Het beste is terug te gaan tot dat punt waarvan je weet dat je nog goed ging en vandaaruit volg je opnieuw de aanwijzingen.

Kan dit ook gebeuren op ons levensweg met de Heer? Dat kan inderdaad. En hebben we dan ook de moed en de bereidheid onszelf te onderzoeken, eventueel terug te gaan en ons te laten leiden door de aanwijzingen die God geeft, ook al zou dit inhouden dat de weg wat anders wordt dan we ons hadden voorgesteld?

Jezus is de weg, dat weten we. Maar wat te doen als we op een bepaald punt die weg nog niet zien, want met bepaalde eigen gedachten kunnen we heel vertrouwd geraakt zijn. We kunnen anderen ergens over horen praten maar merken het nog nauwelijks op, de aansluiting is er nog niet.

Als het verlangen in ons hart leeft om tevoorschijn te komen zoals we wer­kelijk zijn, dan kunnen we bidden om verlichte ogen des harten, zodat we zien, en zodat elke blokkade opgeheven zal kunnen worden.

Dat zal ons geestelijk optrekken bevorderen, Jesaja 49 vers 9b (Jes. 49:09b) zegt: … tot hen die in de duisternis zijn: Kom te voorschijn!

 

Kleur bekennen door Jan H. Weerd

Enige tijd geleden, aan het eind van de zomervakantie, kwam het er toch nog van. De buitenkant van ons huis werd van nieuwe verf voorzien. Het was hard nodig. Hoewel ik toch regelmatig de verf­kwast en/of hamer en zaag ter hand neem, was het er toch nog niet van gekomen. We kennen dat wel, soms is het allemaal net even te veel. Druk in het gezin, werk en gemeente en eigenlijk toe aan rust, om bij te tanken.

Als je eenmaal aan het werk bent en je alles weer ziet opknappen en het huis weer kleur krijgt, dan geeft dat echter weer een tevreden ge­voel! We hadden dit keer bewust voor opvallende kleuren gekozen, anders dan de andere kleuren bij ons in de buurt. Niet persé om op te vallen, maar omdat de oude verf sterk was verkleurd en alles er saai uitzag. We wilden wel eens iets ge­heel anders. Nou, dat is het zeker geworden. Het viel meteen op bij de buren.

Gods veelkleurige wijsheid

’s Zondags na het verven moest ik in de dienst spreken. U begrijpt misschien al waar die preek over ging. Ik werd bepaald bij de veel­kleurige wijsheid Gods. God, die door zijn Zoon, Jezus Christus, weer kleur brengt in mensen­levens.

Eigenlijk heeft elk mens van nature een bepaalde kleur. Niet alleen een huidskleur, die bijvoorbeeld bruin, geel, rood en blank kan zijn. Maar ook een innerlijke kleur/uitstraling. Bij sommige mensen straalt dat er zo vanaf. Ze zijn zo heerlijk onbe­vangen, opgeruimd en hartelijk in de omgang.

Wat kan een mensenleven echter toch soms verkleuren of dof wor­den en er saai gaan uitzien. Sinds de zondeval worden mensen, zo­wel lichamelijk als geestelijk, in hun wezen aangetast door de invloed van het rijk der duisternis. Soms is het zo erg geworden, dat er niets moois meer aan een mens zit.

Hoe krijgt het leven weer kleur?

Toch kan de situatie veranderen en er weer kleur in iemands leven komen, ook al lijkt dat in sommige levens bijna onmogelijk. Als Gods heerlijkheid, Zijn wezen, Zijn karak­ter als een lichtstraal op een men­senleven valt, dan is het net als bij een zonnestraal, die op een stukje glas valt: het begint te schitteren en allerlei kleuren komen te voor­schijn. Het doet me ook denken aan een schilder, die kleuren mengt om de juiste kleur te verkrijgen of een verfwinkel waar kleuren worden gemengd, om niet-standaard kleu­ren te kunnen leveren. Als Gods Geest één wordt met de mens en er dus nieuw leven ont­staat, krijgt het leven weer kleur, door de sterk overheersende kleur/werking van Gods Geest. Daarom roept God ons ook op, om als gemeente van Jezus Chris­tus niet bij de pakken neer te gaan zitten, maar juist het tegenover­gestelde te gaan doen: Kleur be­kennen!

Eerst moeten we in ons eigen leven Gods heerlijkheid zijn werk laten doen, om vervolgens in onze omgeving, ja zelfs in Gods schepping en in de hemelse gewesten, aan de overheden en machten Gods veelkleurige wijsheid bekend te maken.

Zijn wij uit- en toegerust?

Een waarschuwing is evenwel ook op z’n plaats: Zorg ervoor goed uit- en toegerust te zijn, voordat je de verfkwast ter hand neemt! Het klimmen en staan op een ladder is ook niet zonder gevaren. Wees wel bewust bij elke stap, anders zou je duizelig kunnen worden en naar beneden vallen! We willen toch niet halverwege stoppen met ons werk, vooral niet als alles gaat blinken en schitteren!

 

De liefde door Astrid Poldervaart (gedicht)

Er wordt gepraat over de liefde

als iets wat komt en ook weer gaat,

leder heeft zo z’n definitie

die wordt gebruikt zoals ’t hem behaagd.

 

Samen één kerk, en alles delen

de één denkt wat ruimer, de ander beperkt.

En als er dan nog wat aan hapert

wordt dat met de mantel der liefde bedekt.

 

De flower-power met z’n religie

is een onderschatte macht.

Het is al liefde wat de klok slaat

met z’n ‘zelfontplooiïngskracht’.

 

Zo is er ook de vrije liefde

wars van de monogamie.

Veel levens worden weggeven

maar wat blijft is de illusie.

 

Wat liefde is, wie kan het zeggen

zijn het soms de vlinders in je buik?

Of is het de zon die schijnt in ’t water?

Wie legt het beste de liefde uit?

 

Uit liefde werd een zoon geboren

als enig kind voor ons afgestaan.

Hij droeg de schuld, Hij droeg de zonden.

Uit liefde heeft Hij dat gedaan.

 

Voor velen lijkt de liefde onbereikbaar

een uitgestorven fenomeen.

Maar Jezus liet de liefde zichtbaar worden

dwars door de barrières heen.

 

En wie wil mag tot Hem komen

Hij geeft de liefde die je mist,

Een al’ omvattende volmaakte liefde

dat kan omdat Jezus liefde is.

 

Hij leert nu óns om lief te hebben

met liefde die van boven is.

Zo krijgt de liefde weer z’n waarde

want zonder liefde is alles niks

 

Bevrijding door Gert Jan Doornink

Het oudtestamentische volk van God leefde jarenlang onder de knoet van de vijand. Onderdrukking en mishandeling waren in het land Egypte aan de orde van de dag. Het was een zware tijd. Maar… God had gesproken: het zou niet zo blijven! Vrijheid was in aantocht.

En de grote dag van bevrijding brak aan. Het volk werd op machtige wijze verlost uit het land Egypte. De tocht naar het beloofde land kon beginnen. Het was een tocht door de woestijn. Niet gemakkelijk, maar God had Zijn beloften gegeven: Hij zou op machtige wijze zorgen voor Zijn volk. Iedere ochtend lag het manna als voedsel gereed. De wolkkolom zorgde overdag voor beschutting tegen de felle zon en ‘s nachts was deze wolkkolom ver­anderd in een vuurkolom, zodat het licht en warmte was. God zorgde in elk opzicht voor zijn volk. Het ontbrak hen aan niets!

Toch kwam tijdens de veertigjarige tocht door de woestijn het gehele volk om. Een geheel nieuwe generatie onder Jozua ging pas het beloofde land binnen. Waarom? Omdat het volk niet de weg van geloof en gehoorzaam­heid ging, maar God de rug toekeerde!

Een waarschuwend voorbeeld voor alle gelovigen die leven in deze tijd. Ook wij zijn op machtige wijze verlost van de onderdrukking door ‘s vijands heerschappij. God heeft daarbij zijn woord bevestigd door tekenen en wonderen. Maar blijven we op Zijn weg? Gaan ook wij de weg van geloof en gehoorzaamheid? Hebben we onze plaats met Christus ingeno­men in de hemelse gewesten om alleen van daaruit te strijden en te over­winnen?

Paulus zegt dat de laatste tijd ‘zwaar’ zal zijn. We zullen blijvend op onze hoede behoren te zijn voor de verleidingen uit het rijk der duisternis. Neem daarom geen genoegen met surrogaat-wonderen en tekenen, die net echt lijken maar het niet zijn, of met een surrogaat-evangelie. Alleen door vol te zijn van Gods Geest en door de aanvaarding en beleving van het evangelie van het Koninkrijk, zullen we in staat zijn stand te houden en het einddoel des geloofs, de volkomenheid in Christus, bereiken.