Selecteer een pagina

Levend Geloof – 294

1984 september nr. 251

Er is maar een evangelie door Gert Jan Doornink

“En dit evangelie van het Koninkrijk

Levend geloof 1988.07-08 nr. 294

Welk beeld hebben wij van God? Door Gert Jan Doornink

“Want in God leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht” (Uit de rede van Paulus voor de Areópagus te Athene; Handelingen 17 vers 15 tot en met 34 (Hand. 17:15-34).

Het geloof in het bestaan van God

Ieder mens heeft van God een bepaalde voorstelling. Of men nu behoort tot één of andere primitieve volksstam in één van de binnenlanden van Afrika of Zuid-Amerika, óf dat men intellectueel zeer begaafd is: diep in het hart van ieder mens leeft de gedachte: er moet wel ‘een God’ bestaan. Heel ons leven, heel ons bestaan is immers een mysterie en alleen te verklaren als er ‘iets’ is wat boven ons staat, wat wij niet begrijpen kunnen, maar wel werkelijkheid is.

Een groot deel van de mensheid heeft er geen moeite mee dit ‘God’ te nomen, of ‘de Voorzienigheid’ of ‘de Almachtige’. Alleen de moderne mens, die naar zijn zeggen totaal afgerekend heeft met elke vorm van godsdienst, zal het woord ‘God’ niet zo gemakkelijk meer over de lippen krijgen en dan. nog vaak alleen in negatieve vorm als vloekwoord. Maar dan is het op zijn minst wel opmerkelijk dat ook deze mens niet gelooft dat bijvoorbeeld met de dood alles uit is, waarmee men al weer te kennen geeft dat men gelooft in ‘iets’ wat men niet verklaren kan. Daarom zien wij ook hoe allerlei leringen in onze dagen bij deze mensen aanslaan, zoals bijvoorbeeld het geloof in reïncarnatie, de leer dat de mens in één of andere gedaante terugkeert.

Maar, ik heb het zoéven al opgemerkt, een groot deel van de mensen gelooft nog altijd in het bestaan van een God, hoe deze er dan verder ook uit mag zien. Men heeft een voorstelling van God, een gedachte over God. En ’t liefst probeert men dit vast te leggen, er op zichtbare wijze vorm of inhoud aan te geven. Daarom is de godsdienst door alle eeuwen heen ook altijd omgeven geweest door vormen, rituelen, beelden, iconen, etc.

Het evangelie van Jezus en de opstanding

Toch heeft dit veelal niets met de ware godsdienst te maken. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit het bezoek wat Paulus op één van zijn zendingsreizen aan Athene bracht en waarover we in Handelingen 17 kunnen lezen. Hij ziet daar een stad vol beelden. ‘Afgodsbeelden’ noemt Paulus die heel terecht, want als christen had hij uiteraard een totaal nieuwe visie ontvangen. Zijn geest werd in hem geprikkeld, zegt vers 16 (Hand. 17:16). Daarom bracht hij het evangelie van Jezus en van de opstanding. Paulus wist dat wanneer de mensen hierin gaan geloven zij los komen van de afgoden en de ene waarachtige God leren kennen. Let wel dat Paulus het evangelie van Jezus bracht, zoals hier zo duidelijk staat vermeld. Hij bracht niet zomaar ‘een’ evangelie, maar het werkelijke evangelie, zoals Jezus dat ook gebracht had, omdat hij wist dat alleen dit evangelie in overeenstemming was met de wil van God, omdat het de mens werkelijk vrijmaakt uit de banden van satan.

De rede van Paulus voor de areopagus

Handelingen 17 vertelt ons ook over de rede die Paulus hield voor de Areópagus, een plaats waar de mensen samenkwamen om nieuws te horen en uit te wisselen. Uit deze rede kunnen wij ook het een en ander leren. Het eerste wat opvalt is dat Paulus met takt en wijsheid het evangelie brengt, door in te haken op wat de Atheners geloven Handelingen 17 vers 22 (Hand. 17:22). Maar tegelijkertijd is hij ook heel radicaal en duidelijk door ronduit te verklaren wie God is, namelijk dat Hij niet woont in tempels met handen gemaakt Handelingen 17 vers 24 (Hand. 17:24) en ook niet zichtbaar te maken in de vorm van goud, zilver of steen Handelingen 17 vers 29 (Hand. 17:29), maar alleen te ‘begrijpen’ wanneer men tot bekering komt Handelingen 17 vers 30 (Hand. 17:30).

Paulus wil zeggen: het leven is veel meer dan de zichtbare materie waarmee we dagelijks te maken hebben en geloof is nodig om dat te ontdekken. Niet voor niets zegt Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. En Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01) zegt wat geloof is: de zekerheid van de dingen die we hopen en het bewijs van de dingen die we niet zien. Geloof in het evangelie van Jezus brengt ons vanuit de zichtbare in de onzichtbare wereld.

Nu zijn er nog al wat christenen die moeite hebben met begrippen als ‘onzichtbaar’, ‘geestelijk’, enz. Al te vaak wordt dan gedacht aan iets mysterieus, iets onwezenlijks, iets abstracts. iets wat men niet vatten kan. Gelukkig is ook hierin het evangelie van Jezus het antwoord! Wat zegt namelijk Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18)? “Niemand heeft ooit God gezien”. Als hier een punt zou staan, zou God inderdaad ‘verborgen’ zijn gebleven. Er staat echter meteen achteraan: “De eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”. Willen we God leren kennen, willen we doordringen tot het wezen van God, willen we een juist beeld van Hem hebben, dan zullen we Jezus – zijn Zoon moeten leren kennen. En van Hem zegt Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) dat Hij de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn wezen.

Jezus heeft geopenbaard wie God is en wat Zijn wil is. Daarom is het ook zo belangrijk om in de evangeliën te ontdekken wie Jezus is, wat Hij sprak en hoe Hij handelde. Hoe Hij de dingen duidelijk maakte door bijvoorbeeld te zeggen: “De dief’ (satan) komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen, Ik (Jezus) ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10). Jezus bracht een duidelijke scheiding aan tussen licht en duisternis, tussen het Koninkrijk van God en het rijk der duisternis. Jezus maakte ook duidelijk dat Gods Koninkrijk een geestelijk Koninkrijk is en dat wij ons bewust moeten zijn dat wij behoren tot dat geestelijke Koninkrijk.

Hoe krijgen wij een juist beeld van God?

Alleen door de dingen geestelijk te zien en te beleven krijgen wij een juiste voorstelling van God. De doop- en dagelijkse vervulling met de Heilige Geest is derhalve voor ieder kind van God ook noodzakelijk, want dan kunnen wij ook de Bijbel op de juiste wijze begrijpen. Er is de laatste tijd bij sommige christenen een tendens om terug te keren naar wat in het oude testament geleerd wordt. We moeten terug tot de wortels, tot de ‘roots’, tot de oorsprong van ons bestaan, wordt er dan gezegd. Hierin kan een groot gevaar schuilen. Let wel kan. Wij hoeven niets weg te doen van het oude testament. Ik geloof dat kennis (en ik bedoel dan geestelijke kennis) van het oude testament een enorme verrijking van ons geloofsleven kan betekenen. Maar we hoeven niet terug te keren naar de tijd van het oude testament. We leven na de komst van Jezus in deze wereld en na de uitstorting de Heilige Geest. De tijden van de onwetendheid zijn merkt Paulus heel terecht op (vs.30).

Wij mogen de dingen geestelijk zien en beleven ” ontvangen wij een juist beeld van God en daardoor kunnen we ons ook als ware vertegenwoordigers van Zijn Koninkrijk openbaren. Want het is natuurlijk niet alleen belangrijk dat wij een juist beeld van God hebben, maar vooral ook dat ons getuigenis in deze wereld – wij zijn allen geroepen Zijn getuigen te zijn – daardoor meer effectief zal zijn. Dat was ook bij Paulus het geval. Zijn prediking in Athene bracht een duidelijke scheiding tussen voor- en tegenstanders. Sommigen spotten, maar anderen kwamen tot geloof (vs. 32-34).

Werken aan het juiste Godsbeeld

Wanneer wij eenmaal een duidelijk Godsbeeld hebben, is het nodig dat we daaraan blijven werken, opdat dit beeld door ons leven heen meer en meer tot openbaring komt. Het beeld wat wij hebben van God is aan verandering onderhevig. Niemand kan zeggen: ik denk vandaag nog precies zo over God als een tijd geleden. Er is geestelijke groei, vermeerdering van kennis en inzicht. Blijft dit achterwege dan krijgen we een verandering in negatieve zin en dat is natuurlijk niet Gods bedoeling. Door een gezonde, positieve groei van het nieuwe leven van Christus in ons, gaan we ook het juiste beeld van God openbaren.

Eens zal het beeld van God, wat Hij ons in Christus heeft getoond, ook in ons ten volle tot openbaring zijn gekomen. Nu werken we er dagelijks aan dat dit een realiteit gaat worden, door ons geestelijk daarnaar uit te strekken. Voor ieder kind behoort dit een vanzelfsprekendheid te zijn. Zo is het immers Gods wil en doel. Want in Hem leven wij, in Hem bewegen wij ons en in Hem zijn wij. Wij zijn van het geslacht van God!

Daartoe behoort ieder mens, ook al is hij nog zo diep gezonken of van God afgedwaald. Ieder mens is naar Gods beeld geschapen: volmaakt en goed. Wij weten echter wat er gebeurd is: de duivel heeft een onrechtmatig beslag gelegd op dit geslacht van God. Dat was ook al zo in de tijd van Paulus. Daarom was zijn prediking radicaal en duidelijk: Kom tot bekering. Dat is ook onze opdracht. En hoe meer wij, door een juiste voorstelling van God, het beeld van Jezus openbaren, hoe meer Hij ons ook gebruiken kan in Zijn dienst. Is het niet geweldig dat wij, als kinderen Gods, ons volledig bewust mogen zijn dat wij behoren tot Gods geslacht en dat wij daardoor onvoorstelbaar geestelijk rijk zijn geworden? Laten wij deze rijkdom niet voor onszelf houden, want wij zijn een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom…, om de grote daden te verkondigen van Hem, die ons uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht!

 

Gelijkenissen (gedicht) door Piet Snaphaan

Ogen die zien, doch nimmer bemerken,

en oren die horen, en toch niet verstaan.

Ook zulken heeft Jezus getracht te versterken,

Hij was ook met armen van geest steeds begaan.

 

Sprak daarom in beelden om hen te verrijken,

op deze manier sprak Hij velen toch aan.

Ze konden ’t niet vatten, en heel niet begrijpen,

hun hart stond niet open, om ’t Woord te verstaan.

 

Doch zalig de ogen die ’t zien en ’t verwerken,

ook zalig de oren, die ’t geestelijk verstaan.

‘Wie heeft’, sprak de Heer, ‘zal ‘k steeds meer versterken,

met hen kan Ik verder de hoge weg gaan’.

 

Zomeractie 1988 van de redactie door Gert Jan Doornink

In ons vorige nummer hebben wij reeds uitvoerig geschreven over onze zomeractie tot financiële ondersteuning van het werk van “Levend Geloof”. Ter aanvulling nog dit, naar aanleiding van een vraag daarover. Wij ontvangen geen enkele uitkering, subsidie, vakantiegeld of iets dergelijks. Onze arbeid functioneert dus geheel op geloofsbasis. Maar – zoals wij reeds schreven – het is altijd onze ervaring geweest dat wie op de Heer vertrouwt niet beschaamd uit komt. Daarom willen wij ook nu geloven dat deze actie succesvol zal zijn. Samen met onze medewerkers willen wij blijmoedig doorgaan om de vele facetten van de volle evangelie boodschap op een zo duidelijk mogelijke wijze te belichten. Niet alleen via “Levend Geloof”, maar ook via de door ons uitgegeven brochures. Een deel van de opbrengst van de zomeractie is daarom bestemd voor de herdruk van verschillende brochures en voor de uitgave van nieuwe brochures.

Inmiddels hebben reeds enkele tientallen lezers en lezeressen spontaan gereageerd op onze oproep. Voor alle bijdragen heel veel dank! Wij verwachten dat nog velen in de komende weken zullen reageren en willen daarvoor reeds bij voorbaat iedereen hartelijk bedanken!

Met hartelijke groeten,

 

De rijkdom van de tongentaal door Wim te Dorsthorst

Het teken van het spreken in tongen

De enige keer dat Jezus zelf iets zegt over de tongentaal is in Markus 16. Hij noemt daar de tekenen die de gelovigen zullen volgen, tekenen dus waaraan de gelovigen te herkennen zijn. En dan noemt Jezus daar on­der andere het spreken in nieuwe tongen Markus 16 vers 17b zie ook 1 Korinthe 14 vers 22a (Mark. 16:17b; 1 Kor. 14:22a).

Heel duidelijk bakent de Heer zelf af wat wij onder gelovigen dienen te verstaan. Het zijn die mensen die – na het evangelie van Jezus Christus gehoord te hebben – zich bekeren, zich laten dopen en de Heilige Geest ontvangen hebben Markus 16 vers 15 en 16 (Mark. 16:15-16).

De Heilige Geest noemt de Heer hier niet apart, maar uit de tekenen die Hij noemt, is duidelijk dat het gaat om mensen die de Heilige Geest hebben ontvangen.

Petrus zegt op de eerste Pinksterdag – ook geheel in overeenstemming met de opdracht van de Heer – “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de Naam van Jezus Chris­tus, tot vergeving van uw zonden en gij zult de gave des Heiligen Geestes ont­vangen” Handelingen 2 vers 38  (Hand. 02:38). En als iemand de Heilige Geest ontvangt en er zijn geen gebondenheden waar­door de Heilige Geest be­lemmerd wordt, dan is de eerste uiting: het spreken in nieuwe tongen.

Het spreken door de Heilige Geest

De mens die door de we­dergeboorte een hemel­burger is geworden, ont­vangt een hemelse taal om zich daarin ook te kunnen uiten. Het is geen taal voor de aarde, want nie­mand verstaat het, zegt Paulus in 1 Korinthiërs 14 vers 2 (1 Kor. 14:02). Men spreekt niet tot mensen maar tot God. Door de Geest spreekt hij geheimenissen. Deze taal behoeft ook niet geleerd te worden, ja, het kan zelfs niet geleerd worden, want het verstand heeft er geen deel aan 1 Korinthe 14 vers 14 (1 Kor. 14:14).

De mens heeft het vermo­gen om talen te leren spreken, maar de tongen­taal (ook wel glossolalie genoemd) is een bovenna­tuurlijke gave, het is een wonder Gods, en kan der­halve niet geleerd of ver­klaard worden.

Het aandeel van de mens is dat hij in geloof zijn vermogen om te spreken in werking stelt en zonder dat hij gedachten omvormt tot woorden spreekt hij dan wat de Heilige Geest geeft om uit te spreken. De mens spreekt, maar het zijn Gods woorden die ge­uit worden.

De mens is daarbij geen willoos werktuig, die zon­der zijn verstand te ge­bruiken, maar moet zeggen wat de Geest wil. Nee, God respecteert de mens en het verstand blijft vol­komen intact. De mens zelf beslist dus of hij al of niet zijn mond leent om in nieuwe tongen te spre­ken. Maar wat hij dan spreekt is uit de Heilige Geest.

De 120 op de eerste Pink­sterdag begonnen zélf met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken en ze stop­pen ook zélf, wanneer Petrus zijn mond opent om de Joden toe te spreken Handelingen 2 vers 4; Handelingen 2 vers 14 (Hand. 02:04 en Hand. 02:14). Het verstand van de mens blijft dus volledig functioneel, maar is in het spreken zelf onvrucht­baar.

Aanbidding in Geest en waarheid

We zien dat op de eerste Pinksterdag de 120 in de tongentaal spreken van de ‘grote daden Gods’. Ande­re vertalingen spreken van de ‘grote werken van God’.

In Handelingen 10, waar het huis van Cornelius op bijzondere wijze de Heilige Geest ontvangt, lezen we ook: “Zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken”. Andere ver­talingen spreken van ‘God verheerlijken’. In de ton­gentaai kan men God ver­heerlijken. Kan men Gods grote daden verkondigen in de geestelijke wereld. De mond van de mens, die zolang gebruikt is door boze geesten, komt in dienst van God en ver­heerlijkt Hem.

De mens heeft een inge­schapen verlangen om de Vader en de Zoon te aan­bidden en te verheerlijken. De Heilige Geest komt ons hierin te hulp. Wij weten niet wat wij naar behoren moeten bidden en uit spre­ken, maar in deze zwak­heid komt de Heilige Geest ons te hulp en geeft ons de woorden om uit te spreken Romeinen 8 vers 26 (Rom. 08:26). De naam van God wordt zo op z’n hoogst geheiligd en verheven.

Dit geldt ook voor de Naam van de Zoon Jezus Christus. De Korinthiërs zaten met het probleem – vanuit hun kennis van de orakeltalen in de afgo­dische tempels – dat ze Jezus’ zouden kunnen vervloeken in de tongentaal. Een argument wat ook nu wel wordt aangevoerd door de tegenstanders van deze heerlijke gave van de Hei­lige Geest. Paulus neemt hier heel duidelijk stelling tegen als hij met nadruk zegt: “Daarom maak ik u bekend, dat niemand door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeg­gen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest” 1 Korinthe 12 vers 2 en 3 (1 Kor. 12:02-03). Door de Heilige Geest komt de mens in waarachtige aan­bidding in Geest en waar­heid Johannes 4 vers 23 en 24 (Joh. 04:23-24).

Tot opbouw en bewaring

In 1 Korinthiërs 14 vers 4 (1 Kor. 14:04) zegt Paulus: “Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf”. Paulus, die al deze dingen door open­baring van de Heer zelf ontvangen heeft Galaten 1 vers 12 (Gal. 01:12), geeft hier een heel praktische functie van de tongentaai voor ons geloofsleven. Het is stichtend, opbouwend voor het innerlijke gees­telijke leven. Door die in­tieme relatie met God, waarin de Heilige Geest ons te hulp komt en woorden geeft om uit te spreken, vindt er een opbouw plaats van onze innerlijke mens. Deze vorm van bidden in Geest en waarheid heeft een heilzame werking voor het herstel van de totale mens. Bovendien werkt het beschermend en be­warend.

Judas schrijft daarover in zijn brief als hij in vers 20 (Judas 01:20) zegt: “Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de Hei­lige Geest”. Hij schrijft dit in de context van af­val en dwaalleringen. “Bouw uzelf op in uw al­lerheiligst geloof”. Ons geloof is allerheiligst. Het richt zich niet meer op de afgoden, dwaalgeesten, leugenleringen en derge­lijke, maar op de levende en waarachtige God en zijn Zoon Jezus Christus 1 Thessalonicenzen 1 vers 9 (1 Thess. 01:09).

Door ons op te bouwen in dit allerheiligst geloof ‘bewaren wij onszelf in de liefde Gods’, zegt Judas. Wij blijven dan in Zijn nabijheid, in Zijn klimaat van waarheid, zuiverheid, vrede, blijdschap, ge­rechtigheid en heiligheid. Dit bewaart ons dan voor de dwaalleringen en scherpt onze geest in het onderscheiden hiervan. Het bidden in nieuwe ton­gen bouwt je dus op in het allerheiligst geloof en bewaart jezelf in de liefde Gods.

Een hulp in het gebed

In situaties waarin we niet weten wat we bidden zullen komt de Heilige Geest ons te hulp. Zijn dergelijke situaties er dan? Ik geloof dat we daar dagelijks mee geconfronteerd worden als we onze priesterlijke taak willen vervullen. Als je bijvoorbeeld voorbede wilt doen voor gemeente­leden, waarvan je weet dat ze het bijzonder moei­lijk hebben, of bij voor­bede voor evangelisten, die vaak onder armoedige en moeilijke omstandighe­den hun roeping vervul­len , of bij het voorbede doen voor alle heiligen (bijvoorbeeld alleen in Nederland of België), zo­als Paulus zegt, enz.

Wie bidden wil, zal blij zijn met de aanwijzingen van Paulus in Romeinen 8 vers 26 en 27 (Rom. 08:26-27). Hij schrijft daar: “Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bid­den zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitspreke­lijke verzuchtingen. En Hij die de harten door­zoekt , weet de bedoeling des Geestes, dat Hij na­melijk naar de wil van God, voor heiligen pleit”.

In de tongentaal bidden we door de Heilige Geest die ons te hulp komt. De letterlijke vertaling van het ’te hulp komen’ is: ‘samen met ons vastgrij­pen aan de andere zijde’. Dat is een voortdurende actie van de Heilige Geest. Zo werkt de Heili­ge Geest samen met de mens in gebed waarin ge­pleit wordt voor de heili­gen in overeenstemming met de wil van God.

Als wapen in de geestelijke strijd

Paulus had een diep in­zicht in het wezen en de grote waarde van de tongentaal. Hij beoefende het zó intensief dat hij tegen de Korinthiërs zegt: “Ik dank God, dat ik méér dan gij allen in tongen spreek” 1 Korinthe 14 vers 18 (1 Kor. 14:18).

Paulus heeft vele gemeen­ten gesticht en hij zegt zelf dat hij voortdurend bidt voor een ieder. Op zijn lange reizen zal hij veel in nieuwe tongen ge­beden hebben voor alle heiligen. Hij spreekt ook van ‘worstelen in de ge­beden’ Romeinen 15 vers 30; Kolossenzen 4 vers 12 (Rom. 15:30; Kol. 04:12).

Paulus bad niet alleen voor het welzijn naar geest, ziel en lichaam , maar er moest ook een strijd gevoerd worden. Er is een grote tegenstander, de duivel met zijn leger van boze geesten, die de voortgang van het evange­lie in de mens persoonlijk, maar ook in de gemeente en wereldwijd, wil tegen­houden en zo mogelijk te­niet doen. Wij strijden hierbij niet tegen mensen, die het ons moeilijk maken, ook niet tegen onszelf, maar zegt Paulus: “Wij moeten standhouden tegen de verleidingen des dui­vels ; want wij hebben niet te worstelen (strijden) te­gen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duis­ternis, tegen de boze geesten in de hemelse ge­westen” Efeze 6 vers 11 en 12 (Ef. 06:11-12).

Hij beschrijft dan in Efeziërs 6 vers 13 tot 17 (Ef. 06:13-17) de wapenrusting Gods die de gelovigen moeten aandoen en besluit dan in vers 18 (Ef. 06:18) met: “En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegen­heid in de Geest”. De ver­taling van Voorhoeve ver­bindt vers 17 en 18 (Ef. 06:17-18) aan elkaar en zegt: “En neemt de helm van de behoudenis en het zwaard van de Geest, dat is het woord van God, terwijl u te allen tijde bidt in de Geest”.

Strijden tegen de beheersers

Paulus leert ons hier hoe ook de tongentaal een functie heeft in de grote strijd die wij te voeren hebben. Zo worstelde hij in zijn gebeden voor ge­lovigen en spoort hij ook ons aan bij al ons strijden te allen tijde te bidden in nieuwe tongen, te bidden in de Geest. Maar wat hij hier schrijft gaat, naar ik meen, verder dan onze persoonlijke strijd. Als Paulus het evangelie ver­kondigde, dan stuitte hij op groot verzet van de overheden en de machten die die gebieden beheers­ten. Die machten in de hemelse gewesten dulden het evangelie van het Ko­ninkrijk Gods niet. Voor hij weer een nieuw gebied betrad, zal hij ongetwijfeld geworsteld hebben tegen de overheden en de beheersers van dat ge­bied door te worstelen in de Geest. Hij schrijft, in 1 Korinthiërs 15 vers 31 en 32, (1 Kor. 15:31-32) dat hij dagelijks de dood nabij is en dat hij te Efeze met wilde die­ren gevochten heeft. Hij vergelijkt hier de boze geesten, zoals zo vaak in de Bijbel, met wilde die­ren.

Als nu het evangelie met succes verkondigd zal worden, zal – evenals in de dagen van Paulus – strijd gevoerd moeten worden tegen de boze geesten, die dorpen, ste­den en landen beheersen en in hun greep gevangen houden en de ingang van het evangelie blokkeren. Het volk van God zal deze strijd moeten leren zien en door te bidden in de Geest, in nieuwe tongen, ruimte moeten scheppen voor de verkondigers van de goede boodschap Efeze 6 vers 18 tot en met 20 (Ef. 06:18-20). De Naam van God en het Koningschap van Jezus Christus zal geproclameerd moeten worden en bij deze oorlog, in de hemel staat Michaël met zijn engelen ons ter zijde Openbaring 12 vers 7; Daniel 12 vers 1 (Openb. 12:07; Dan. 12:01).

Zo leert het Woord van God ons de rijkdom van de tongentaai verstaan. In 1 Korinthiërs 14 noemt Paulus nog meer rijkdom­men die waardevol zijn voor iedere gelovige. De Heilige Geest, zegt de Bijbel, is een geschenk (Dorea) die de gelovigen ontvangen. En de tongen­taal eerste gave van de Heilige Geest, is goed en is een volmaakt ge­schenk dat van boven neerdaalt, van de Vader der lichten Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17).

Alleszins de moeite waard om het in dank aan te ne­men en het veel toe te passen, zodat het evange­lie gestalte krijgt in eigen leven en verbreid zal worden over de hele wereld, tot eer van God en Zijn Zoon Jezus Christus.

 

 

 

Gij geheel anders… (gedicht) door Piet Snaphaan

Welzalig is de mens die God heeft leren kennen,

en Hem heeft leren zien als enkel licht.

Hij gaat op weg, Zijn Koninkrijk verkennen

en hij ontdekt een machtig vergezicht.

 

Ja hij gaat zien wat God hem heeft gegeven,

dit is veel meer dan hij beseffen kon.

Die rijkdom van gena mag hij thans gaan beleven

en hij ervaart God is zijn levensbron.

 

Hij kan zich steeds verheugen, t’ allen tijden,

ondanks de strijd die hij ook ondervindt,

mag hij zich elke dag verblijden

in God z’n Vader, want hij is Zijn kind.

 

Intermezzo door Gerry Velema

Bokje springen

Voor me stond een hoge bok. Eigenlijk een veel te hoge bok. Ik was er al eens omheen gelopen: hij was erg hoog. ‘Maar’, zo redeneerde mijn hart en verlangen, ‘met God kan ik toch iedere hindernis nemen. Samen met Hem spring ik er overheen!’

David gaat met zijn God op legerbenden in en springt over muren. In het geloof stappen doen is een heel goede zaak. In het geloof hindernissen nemen doet ons groeien in vertrouwen en geloof.

Dus nam ik een redelijke aanloop. Vol overgave en met m’n volle inzet waagde ik de sprong. Maar, o wee, ik ging niet over de bok, ik belandde ook niet half op de bok, maar nog vóór de bok viel ik na een pijnlijke confrontatie op de grond. Voor de bok! Niets bereikt…, niets overwonnen… ‘Ik kan niet bokje springen’.

Waardeloos! Ben jij nou een christen, een mens die op God vertrouwt… en je kan niet eens over zo’n bok heen springen. Waar is nu je geloof? Ja, mooie stukjes schrijven, mooie liedjes zingen… maar daden? Oh, wat heeft onze vijand, de aanklager, me even te pakken daar voor de bok. Naast de pijn en teleurstelling moet ik al zijn onzin ook nog aanhoren. Want onzin is het!

Laatst liepen we met een heel stel, kinderen en groten, in het bos te wandelen. Opeens ging er iemand als ‘bok’ staan. ‘Er maar overheen jongens!’ Het ene kind gilde tegen de ‘bok’: ‘hoger… hoger’ en weer een ander riep: ‘lager. . . lager’. Oh soms viel er wel een kind half weer op de grond, maar dan paste de ‘bok zich gewoon even aan. En zo zocht ieder kind, en ook de groten, hun grenzen op. Hoe hoog kon je er nog over? Dat is de sport. Iedereen kan bokje springen. Tuurlijk! De bok gaat bij de kléinsten gewoon zo laag mogelijk.

Wat een troost vond ik bij deze vergelijking. Net zoals het bokje springen een heerlijke levenslustige bezigheid is, maar vooral een oefening van groeiend durven dat ons over de bok brengt; zo is ook het leven in geloof en vertrouwen op God, iets fijns! Zouden wij ook niet mogen roepen: ‘Hoger’ of ‘ietsje lager, Heer?’

Natuurlijk ontdek je je grenzen, maar Hij blijft je trouw! Ook als je zo teleurgesteld bent in jezelf, of in je geloof in God.

Ik ken nog iemand die, net als ik, tegen een bok is opgelopen. Het was Petrus, de moedige dappere Petrus. Waar waren de andere discipelen? Alleen hij en een discipel die vriend van de hogepriester was, volgden Jezus na zijn gevangenneming. Petrus durfde nog. . . en ach hij moest zo diep vallen. Nergens bleef zijn geloof, nergens z’n zelfrespect dat zo heldhaftig naar het zwaard deed grijpen. Hij verloochende Jezus driemaal. Een hoge bok!

Maar mocht Petrus daarna niet meer mee doen? Zo van: ‘Op Petrus kun je niet aan, zo onbetrouwbaar… weg ermee?’ Nee hoor! Niets van dat alles. Driemaal toe vraagt Jezus hem of hij Jezus liefheeft. Dat was genoeg en Jezus schakelde na iedere vraag Petrus weer in. “Hoedt mijn schapen, weidt mijn lammeren”.

Eerherstel voor Petrus. Nieuwe kansen voor ons! Het geheim ligt in dat simpele antwoord van een man die er achter was gekomen, dat niet hij maar Jezus alles was: “Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U liefheb”.

Juist omdat Hij alles weet. . . veroordeelt Hij ons niet, maar neemt ons weer op, om door te gaan met Hem. Doorgaan met oefenen, doorgaan met bokje springen. Samen met Hem, die ons het eerst heeft liefgehad!

 

De innerlijke mens (1)
De kiem der volmaaktheid door Hessel Hoefnagel

Inleiding de kiem der ….

De mens is één geheel met de schepping van hemel en aarde en heeft daarin een centrale plaats. Dat geldt voor de eerste schepping, waar de Bijbel mee begint, maar net zo goed voor de herschepping, waar de Bijbel mee afsluit.

In de eerste schepping zit de ‘kiem’ van de nieuwe schepping verborgen. Zo heeft God het gewild en bedacht. Daar heeft de zondeval van de eerste mens, onder invloed van satan, niets aan kunnen veranderen. De eerste schepping is als een zaad, dat in de grond valt en sterft, om juist daardoor de nieuwe, eeuwige schepping voort te brengen. Daarom vergeleek de Heer Jezus zichzelf ook met zo’n zaad.

Naar de heerlijkheid van de nieuwe schepping groeien wij toe, ondanks verdrukking voor onze uiterlijke mens. Wij verliezen daarbij de moed niet, want we weten dat onze innerlijke mens, die bij de nieuwe schepping hoort, van dag tot dag vernieuwd wordt. De lichte last der verdrukking van een ogenblik (vergélijk het zaad, dat in de grond valt en sterft doet daarvan niets af, maar werkt in feite mee aan de vorming van een voor ons eeuwig gewicht van heerlijkheid, dat alles te boven gaat.

In een paar artikelen wil ik graag ingaan op het thema de innerlijke mens’. In dit eerste artikel gaat het over de kiem der volmaaktheid’, waaruit de nieuwe mens tevoorschijn komt.

Het doel van God met mens en schepping

Vanaf het begin is het doel van God met betrekking tot de mens en de hele schepping, dat deze volmaakt zouden zijn en tot alle goed werk volkomen toegerust 1 Timoteüs 3 vers 17 (1 Tim. 03:17). Toen de Here God scheppend bezig was om alle dingen vorm en plaats te geven, beoordeelde Hij ze als ‘zeer goed’ Genesis 1 vers 31 (Gen. 01:31).

Toch was de eerste schepping in haar volmaakte vorm met datgene, wat de Schepper in uiteindelijke vorm en mogelijkheden voor ogen heeft en zal bewerken. Al in de eeuwigheid sprak God tijdens de vorming en ordening van de zichtbare dingen: “Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen…” Aansluitend volgt dan: “Naar Gods beeld schiep Hij hen, man en vrouw schiep Hij hen…” Genesis 1 vers 26 en 27 (Gen. 01:26-27). Het begrip heersen’ naar het Goddelijk beeld heeft niet de betekenis van overheersen, maar beheersen in de positieve zin.

In de schepping van de mens als ‘man en vrouw’ zit een geheim verborgen. Hierover zei Paulus: “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente” Efeze 5 vers 32 (Ef. 05:32). De Heer Jezus haalde dit goddelijk geheim aan in Zijn opstelling ten aanzien van het huwelijk en de echtscheiding: “Zij zullen tot één vlees zijn… niet meer twee, maar één vlees, zoals God het samengevoegd heeft…” Matteüs 19 vers 4 tot en met 6 (Matt. 19:04-06).

Een ‘groot geheimenis’ betekent niet, dat er sprake is van een ondoorgrondelijke zaak, maar dat het van alles omvattende betekenis is in de doelstelling van de Schepper. Het geheim van de schepping, zoals wij die kennen uit de eerste hoofdstukken van de Bijbel, ligt daarin, dat God ‘het eerste opheft om het tweede te laten gelden’ vergelijk Hebreeën 10 vers 9 (Heb. 10:09). Een andere goddelijke uitspraak is: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw…, want de eerste dingen zijn voorbij gegaan” Openbaring 21 vers 4 en 5  (Openb. 21:04-05).

Waarom de eerste schepping volmaakt was

De eerste schepping was volmaakt, omdat ze in zich droeg de kiem van de nieuwe schepping. Dit principe vinden we in de natuur als beeld vele malen terug. In het ‘zaad, dat in de grond valt en sterft’, zit de levenskiem, waaruit de nieuwe plant tevoorschijn komt. Deze overtreft in haar bloeiende en vruchtdragende schoonheid vele malen de zaadkorrel of bloembol, die in de aarde gebracht werd, om de nieuwe plant tevoorschijn te brengen.

De Heer Jezus vergeleek zichzelf ook met ‘een graankorrel, die moet sterven om veel vrucht voort te brengen’ Johannes 12 vers 24 (Joh. 12:24). Zijn geboorte als mens was uit Maria, maar Hij werd als ‘Zoon van God’ verwekt door de kracht des Allerhoogsten Lucas 1 vers 35 (Luc. 01:35). Hij was de door God bedoelde ‘levenskiem’ in de eerste schepping om de nieuwe mensheid tevoorschijn te brengen. Zijn uitspraken ‘eer Abraham was, ben Ik’ Johannes 8 vers 58 (Joh. 08:58) en ‘Vader, verheerlijk Mij met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was’ Johannes 17 vers 5  (Joh. 17:05), zijn in dit verband te begrijpen.

De eerste mens, Adam, en ook zijn nageslacht, werd en wordt gevormd uit ‘stof der aarde’, dus geheel daarbij horend Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Deze mensheid is ‘uit de aarde en stoffelijk’ 1 Korinthe 15 vers 47 (1 Kor. 15:47). De Schepper blies ‘levensadem in zijn neus’ Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07), anders gezegd: bracht de levenskiem daarin, zodat ondanks de zondeval, de nieuwe, door God bedoelde mens, daaruit tevoorschijn zou kunnen komen.

De nieuwe mensheid, die ontstaat uit deze levenskiem, is ‘uit God geboren’ door hét geloof in Jezus Christus, de tweede Adam, wiens nageslacht in de hemel is. In deze levenskiem van de nieuwe schepping bevindt zich ‘al de volheid der Godheid’ en wij hebben door geloof in Hem, deze volheid ook ontvangen Kolossenzen 2 vers 9 en 10 (Kol. 02:09-10).

God maakt alle dingen nieuw!

De apostel Johannes zag in zijn visioen op Patmos ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan en de zee was met meer . Hij zag in het hemelse troon ge zicht, dat Degene die op de troon gezeten is, zei: Zie Ik maak- alle dingen nieuw”… “Ik ben de Alpha en de Omega het begin en het einde” Openbaring 21 vers 5 en 6 (Openb. 21:05-06).

Ook Jesaja profeteerde daar al van, toen hij het woord van de Almachtige sprak: “Want zie, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, aan wat vroeger was zal niet meer gedacht worden, het zal niemand in de zin komen” Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17).

Dat dit nieuwe uit het oude tevoorschijn zou komen profeteerde hij al eerder: “Druppelt hemelen van boven en laten de wolken gerechtigheid doen neerstromen; de aarde opene zich, opdat het heil ontluike en zij daarbij gerechtigheid doe uitspruiten; Ik de Here heb dit gesproken” Jesaja 45 vers 8 (Jes. 45:08).

Het is dwaas om een nieuwe hemel, een nieuwe aarde een nieuwe mens, een nieuw Israël, kortom een nieuwe schepping te verwachten met in het denken dezelfde structuren en verhoudingen als bij de eerste schepping. Als de Schepper zegt: “Ik maak alle dingen nieuw”; dan is het nieuw! Met mogelijkheden, die er in de eerste schepping niet uitkwamen, hoewel ze in de kiem wel aanwezig zijn.

Belangrijk is, dat ook wij als wedergeboren en geest gedoopte christenen, ons niet vastbijten in de structuren van de eerste schepping, waar we in natuurlijk opzicht deel van uitmaken. In Hebreeën 12 vers 1 tót en met 3 (Heb. 12:01-03) staat het zo: “Laten we afleggen alle last en zonde, die ons zo licht in de weg staat en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof”. Jezus wist dat Hij de levenskiem was, vanwaar en door wie de hele nieuwe schepping zou functioneren. Vanwege deze vreugde en dit vooruitzicht nam Hij het kruis op zich, de schande niet achtende. Hij heeft overwonnen en is gezeten op Zijn rechtmatige troon, ter rechterzijde van de grote Schepper aller dingen.

Voor ons geldt de opdracht: “Vestigt uw aandacht op Hem en verslap niet door matheid van ziel”. Anders gezegd: Blijf niet staan in de teleurstelling vanwege alles wat er nog aan tegengestelde ervaringen naar je toe komt, maar blijf je oog richten op datgene wat God bezig is te bewerken. In ons bevindt zich de kiem, waaruit de volkomenheid ontwikkelt tot heerlijkheid van onze God.

 

Drinken bij de bron (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Heiland, ik wil aan Uw voeten zitten,

zoals Maria eens deed.

Want U hebt woorden van eeuwig leven

en U verzacht alle leed.

 

Heer, ik wil need’rig naar U luisteren,

drinken, want U bent de Bron.

U lest mijn dorst, U verzadigt mijn honger,

waar niemand anders dit kon.

 

Leer mij, zo zittende aan Uw voeten,

leven in Uw Koninkrijk:

Vrede in storm, diepe rust in gevaren,

Jezus, maak me Uw beeld gelijk!

 

De schoot van God  door Gert Jan Doornink

Wij zijn erg blij dat we reeds verschillende jaren Gerry Velema tot de medewerkers van ons blad mogen rekenen. Haar maandelijkse ‘intermezzo’s’ vormen een verfrissende afwisseling temidden van de artikelen van wat ‘zwaarder’ kaliber. De korte verhalen die zij schrijft, zijn aan het dagelijkse leven ontleend en bevatten een duidelijke evangelieverkondiging.

Wij zijn óók erg blij dat thans verschillende van haar stukjes zijn gebun­deld. Bij de uitgeverij J. N. Voorhoeve te Den Haag verscheen een boek­je van bijna 100 bladzij­den in paperbackuitvoering. De titel is: “De schoot van God” , één van haar stukjes die destijds bij de publicatie in “Levend Geloof” grote aandacht trok.

Sommige verhalen in het boekje zijn nog niet eer­der gepubliceerd, terwijl ook enkele gedichtjes zijn opgenomen. Elly Zuiderveld, die het voorwoord schreef, merkt terecht op dat uit de korte ver­halen van Gerry, warmte en liefde spreekt, die je dichter bij de Vader brengen. Het is een uit­gave die zich daarom uit­stekend leent om weg te geven als ‘positieve at­tentie’.

Het boekje kost ƒ 15,90 en is in iedere boekhan­del verkrijgbaar of te bestellen. We verwachten dat mede daardoor deze uitgave onder een breed publiek terecht zal komen!

 

Jezus volgen? Aan het werk door Liesbeth Seepma

“Jezus richtte zich weer tot de mensen en zei: Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in het donker rond­tasten, maar in het licht leven”, Johannes 8 vers 12, ‘Het Levende Woord’ (Joh. 08:12).

Een waardevolle levensvulling

Jezus volgen! Kun je je in je leven iets heerlijkers, iets meer waardevol  voorstellen dan dat? Voor mijzelf zeg ik: nee, dit is de meest waarde­volle levensvulling die ik me kan voorstellen: Die­gene te volgen die voor mij de Weg, de Waarheid en het Leven is, wiens woord voor mij de waar­heid is. Want dat is eigenlijk het startpunt in een leven met Jezus: Hem erkennen als de Weg, de Waarheid en het Leven. Aannemen dat, als je Hem volgt, je werkelijk nooit in ’t donker zult rond­tasten, maar in het licht kunt leven. Geloven dat Jezus Christus de eerst­geboren Zoon van God is, het waarachtige licht dat ieder mens verlicht, ook jou en mij. Het voor waar aannemen dat Hij ons de macht geeft om kinderen van God te worden als wij in Zijn naam geloven.

 

Erop vertrouwen dat we als we in Hem geloven, niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben.

Ja de start van een leven waarin we Jezus vol­gen wordt gevormd door een volledig ‘ja’ voor de Heer!

Een bewust en ook verlangend ja zeggen tegen alles wat Hij voor ons in petto heeft, Zijn geweldig plan met ons als Zijn schepping. Onze liefdevolle Vader is vol verlangen om ons in Zijn dienst te plaatsen. En als we in Zijn dienst staan, dan houdt dat niet in dat we door Hem als slaven worden beschouwd, maar als kinderen die Hij wil opvoeden, ‘opleiden’ tot volwassen zonen in Zijn koninkrijk. Hij spoort ons aan, stimuleert ons, ‘support’ ons door de Heilige Geest, waardoor we steeds capabeler en volwassener in de geestelijke wereld kunnen optreden, tot alle goed werk volkomen toegerust. Zijn beeld komt in ons openbaar: dat is het doel en het resultaat van het volgen van Jezus! Echter God zal ons hiertoe niet dwingen. Zo’n opvoeding, zo’n ontwikkeling, zo’n ‘hogere beroepsopleiding’ (voor iedereen te doen!) krijg je nooit automatisch. Je moet je heel bewust stellen onder Gods leiding.

De uitwerking in de praktijk

Na deze bewuste keuze voor de Heer kunnen we onszelf de vraag stellen: hoe geef je het volgen van Jezus nu ‘handen en voeten’ in je leven? Hoe zet je een verlangen, wat diep in je hart leeft, om in een alledaags, prak­tisch leven? Want de prak­tijk, je door-de-weeks leventje, daar komt ’t toch uiteindelijk op aan. Het is heerlijk om over ’t volgen van de Heer in je leven te praten, maar het gaat erom dat we in ons dagelijks leven gaan er­varen wat het betekent om een leven te leven zo­als de Here Jezus Chris­tus, de Zoon van God, dat (be-)leefde.

Er is een punt wat een heel belangrijke rol speelt als we besloten hebben Jezus te volgen, en dat is: dat we Hem zullen gaan begrijpen.

Misschien vraagt jouw wiskundeleraar je ook wel eens: ‘Kun je me volgen?’ Hij bedoelt daarmee: ‘Snap je het? Heb je door waar ’t om draait in die som?’

Zo is het ook nodig dat je, als je Jezus wilt vol­gen, Hem ook snapt, Hem begrijpt. Volgen is geen blinde gehoorzaamheid, geen ‘kadaverdiscipline’, maar gehoorzaamheid van­uit jouw reactie: ‘Heer, dit vat ik, dit stukje van Uw plan heb ik door!’ En dan kun je, volledig over­tuigd en gemotiveerd, met inzicht, in Jezus’ voet­sporen treden! Dan kun je, vol verlangen en ge­hoorzaamheid, een volgen­de keer misschien zelf ‘die som maken’.

Voorbeelden uit de Bijbel

Een voorbeeld van niet- begrijpen kun je lezen in Johannes 3 vers 1 tot en met 12, (Joh. 03:01-12) waar de Here Je­zus een gesprek heeft met Nicodemus, een over­ste van de Joden. Als Je­zus het in dat gesprek heeft over ‘wederom geboren worden’, dan bedoelt Hij daarmee dat jouw geestelijke mens wakker wordt en gaat functioneren, jij wordt geboren in de geestelijke wereld. Je eerste geboorte was die van je body, op deze aar­de, als baby, je tweede geboorte is die in de geestelijke wereld, waarin je vervolgens kunt gaan groeien, totdat je een compleet volwassen mens bent – ook geeste­lijk – zoals God het van­af het begin heeft be­doeld.

Maar Nicodemus begrijpt Jezus niet. Hij vraagt , zich af hoe het toch mogelijk is om opnieuw geboren te worden als je al, oud bent. Dat kan toch niet. Nicodemus houdt , echter geen rekening met, de reële aanwezigheid van, een geestelijke wereld.

En dat was de wereld , waarin Jezus leefde, van waaruit Hij alles beoordeelde.

’Het is zo belangrijk om ’je voortdurend bewust te zijn van die geestelijke, onzichtbare wereld! Dan kun je de woorden van de Here Jezus echt begrijpen en dan weet je ook hoe je ze in de praktijk moet hanteren.

Iemand die wel begreep hoe hij moest omgaan met de woorden van Jezus en , die ook de moed had om erop te vertrouwen, was de hoofdman in Kapernaüm. Daarover lees je in Lucas 7 vers 1 tot en met 10 (Luc. 07:01-10). De hoofdman had door hoe ’t werkte als Jezus een mens genas. En hij geloofde dat ’t werkte. Hij vergeleek de macht van Jezus met zijn eigen macht. Als hijzelf tegen een soldaat zei: wegwezen, dan was die soldaat weg. En als de Here Jezus tegen de dui­vel en zijn machten zegt: eruit, dan moeten ze er­uit. Kortom: de hoofdman hield rekening met de re­aliteit van de geestelijke, onzichtbare wereld. En hij besefte dat Jezus in die wereld gezag uitoefen­de. Hij geloofde daarin; Hij hechtte daar grote waarde aan! Die geeste­lijke wereld is ook nu nog even reëel!

Onze plaats is in Gods koninkrijk

In Johannes 17 vers 24 (Joh. 17:24), het hogepriesterlijk ge­bed, spreekt Jezus Zijn verlangen uit: “Vader, Ik wil dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn”. Dat wil Jezus, dat is Zijn ge­bed tot de Vader. ‘Vader, Ik wil dat ze zullen zijn waar Ik ben! Dat ze zul­len leven waar Ik leef! En dat is: in de hemel, in die geestelijke, on­zichtbare wereld, Vader! Uw koninkrijk, dat moeten ze, boven alles, zoeken! En Ik weet, Vader, dat ze dan al ’t andere toege­worpen zullen krijgen’.

Jezus wil dat wij bij Hem zullen zijn, in dat konink­rijk waar Hij ook altijd was. Dat koninkrijk is geen plaats, waar je naar toe loopt, maar een situatie waarin je je bewust begeeft.

Hoe begeef je je daar dan in, hoe raak je daarin thuis? Door je je de ge­dachten van Jezus, de normen, plannen en ze­kerheden die in dat ko­ninkrijk gelden, ’toe te eigenen’. Door je erin te verdiepen, je ermee te voeden, door middel van de Bijbel. Voed je maar met dat brood, dat zo gezond is! Jezus noemt zichzelf in Johannes 6 vers 51 (Joh. 06:51) het Levende Brood dat uit de hemel

nedergedaald is. En Hij verzekert ons: als je van ‘ dit brood eet, dan zul je in eeuwigheid leven. En dat is een kwaliteitsleven, een leven in de hemel, in het koninkrijk van God.

Voor ’t menselijk oog misschien onzichtbaar, maar o zo reëel! In dit koninkrijk is enkel zuiverheid en waarheid.

Over die waarheid zegt de Here Jezus iets in Johannes 8 vers 32 en 33 (Joh. 08:32-33):

“Als je in Mijn woord blijft, zul je de waarheid verstaan, en de waarheid zal je vrijmaken”. Welke waarheid? De waarheid dat God een plan heeft met jou en mij. De waar­heid dat wij mensen zijn die stuk voor stuk unie­ke schepsels zijn, met enorm veel capaciteiten die onze Schepper erin gelegd heeft. De waar­heid dat er een is die ons ‘onder de maat’ wil houden, ons wil onder­drukken, onze groei en ontwikkeling wil afrem­men. De waarheid dat die ene een overwonnen vij­and is, waardoor we uit de slavernij kunnen stap­pen. De waarheid dat we vrij kunnen worden, zo­dat er eindelijk eens uit kan komen wat God erin gelegd heeft. Is dat geen waarheid die werkelijk vrij maakt? Vrij van elke onwaarheid, elke ‘kromme’ gedachte die we misschien nog koesteren over ons­zelf, of over God.

Een opwaarts gerichte weg

Ja, Jezus volgen betekent eigenlijk: je steeds meer gaan begeven in het ko­ninkrijk van God, zodat je de echte waarheid leert kennen, zodat je vrij wordt. Ik zei: steeds meer. Jezus volgen is namelijk geen gelijkblijvende, horizontale weg, maar een opwaarts gerichte weg. Jezus volgen is een proces. Aan de ene kant een herstelpro­ces. Een herstelproces in je (manier van) den­ken. Dat wordt heel goed weergegeven in Romeinen 12 vers 2  uit Het Levende Woord (Rom. 12:02): “Jullie moeten anders worden, door een nieuwe manier van den­ken. Dan kunnen jullie inzien wat God wil. En wat Hij wil, is goed, aangenaam en vol­maakt” .

Naast een herstelproces is het volgen van ook een groei- en wikkelingsproces. kunt niet stellen: jaren volgde ik Jezus niet, en vandaag volg ik Hem helemaal. Nee, in het volgen van Jezus groei­en we. We groeien in kennis en inzicht in wat God voor ons bedoelt. We groeien in de toepas­sing ervan in het leven van alledag. We ontwik­kelen de geestelijke ver­mogens die God bij ons heeft ingeschapen. We ontwikkelen bijvoorbeeld het vermogen om te ge­loven in Gods plan met ons. Of het vermogen om steeds beter te kunnen

In Efeziërs 4 vers 15 (Ef. 04:15) staat het zo: “… dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is, Christus”. Jezus vol­gen is: naar Hem toe­groeien. Zijn beeld gelijk­vormig worden. En dat kunnen we als we ons ‘aan de waarheid houden’.

Jezus volgen? Aan het werk!

Je groeit niet vanzelf naar Hem toe! Jezus vol­gen betekent: Aan het werk. Aan het werk met Zijn woord en Zijn ge­dachten, aan het werk in het koninkrijk van God! Dat herstel-, groei- en ontwikkelingsproces moet doorgaan. Want stilstand is achteruitgang. Dat merk ik tenminste bij me­zelf. En weet, is probeert groei te wil geen wikkeling. Hij biedt weerstand, zo hard hij kan.

‘fris’ te blijven, actief te . blijven. We zijn ‘in op­leiding’ bij de Heer. Dat is hartstikke fijn, maar laten we niet vergeten ons ‘huiswerk te maken’.

Ik wil ernst maken met het volgen van mijn Heer.

Ik wil eraan werken om naar Hem toe te groeien. Ik kan me geen waarde­voller invulling van mijn leven voorstellen. Hoewel het soms best knokken is, vind ik het beste leven wat er bestaat! Ik hoop jij ook.

 

 

krijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

De grote opdracht voor de gemeente

Matteüs 24 is een veel geciteerd hoofdstuk uit de bijbel. Vooral schrijvers over de eindtijd nemen dit hoofdstuk vaak zeer uitvoerig onder de loep. Opvallend daarbij is dat de uitspraak van Jezus over de prediking van het evangelie van het Koninkrijk vaak weinig of geen aandacht krijgt. Terwijl dit juist de grote en aller belangrijkste opdracht is van de eindtijdgemeente. Want temidden van alle duisternis, destructie en verwarring blijft God zijn grote liefde jegens de mens de kroon   der schepping – betonen. God wil niet “dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen” 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09).

Onze God is een goede God en zoals Hij eens zijn Volmaakte goedheid tot openbaring bracht in zijn Zoon, die is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren” Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38), zo doet Hij thans via de gemeente. Maar deze gemeente is  dan ook geroepen hetzelfde evangelie openbaar te maken wat Jezus deed: het evangelie van het Koninkrijk; het volle evangelie.

Een andere evangelieverkondiging is nooit Gods bedoeling geweest. Er is maar één werkelijk, Gode welgevallig evangelie: het evangelie, dat de mens die er op ingaat, werkelijk verlost uit satans macht en hem overplaatst in Gods Koninkrijk.

Het brengen van dit evangelie brengt als consequentie mee dat verdrukking en vervolging ons niet bespaard zullen blijven, want de duivel haat de verkondiging en beleving van dit evangelie. Daarbij zullen we er rekening mee moeten houden dat deze verdrukking niet alleen komt vanuit de wereld en het naam-christendom, maar ook via christenen die het volle evangelie afwijzen. Immers zolang we het echte evangelie afwijzen zitten we nog in verkeerd vaarwater en heeft satan een vinger in de pap.

Het evangelie zonder compromis

Jezus was altijd bezig op radicale en compromisloze wijze het evangelie te verkondigen. Voor Hem bestond er geen halfslachtigheid of vaagheid. Hij wist hoe geraffineerd en listig satan de mensen gebonden probeerde te houden. Maar in gehoorzaamheid aan de opdracht van de Vader was Hij ten alle tijde bezig satan te ontmaskeren en te overwinnen.

Het evangelie van het Koninkrijk is een geestelijk evangelie, daarom kan het nooit op één lijn gesteld worden met veel hedendaags evangelie, wat horizontalistisch is of allerlei theorieën naar voren brengt van wat er op deze aarde kan gaan gebeuren. Jezus sprak: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” Johannes 18 vers 36 (Joh. 18:36). Het volle evangelie maakt ons juist los van deze wereld. Het bindt ons aan de Vader, dat wil zeggen maakt ons één met Hem. Johannes schrijft: “Onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” 1 Johannes 1 vers 3b (1 Joh. 01:03b).

Het bewerkt dat we de dingen gaan zoeken, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods en dat we de dingen bedenken die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 1 (Kol. 03:01). Het maakt ons bewust dat we hemelburgers zijn die, vanuit onze plaats in de hemelse gewesten, leren strijden en overwinnen.

Het is een heerlijke zaak betrokken te zijn bij de verkondiging van dit evangelie. Daarbij wordt niet van ons gevraagd of wij een speciale bediening of ambt hebben, maar ieder kind van God, dat door Gods Woord en Geest de ogen voor dit evangelie geopend zijn, is geroepen dit evangelie door woord en daad openbaar te maken. Wie trouwens eenmaal dit evangelie heeft leren kennen zal ook niet anders meer kunnen en willen. God heeft zo’n grote liefde jegens ons gehad dat Hij zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor ons allen overgegeven heeft, en heeft ons met en in Hem alle dingen geschonken Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32).

Deze liefde zal bij een waarachtig kind van God nooit onbeantwoord blijven. Hij heeft zijn liefde in onze harten uitgestort door de Heilige Geest Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05). Daarom zullen wij als eindtijdchristen niet zwijgen, maar het volle heil proclameren, dwars tegen alle tegenstand in. God zal ons er voor bewaren dat de vijand ons er toe zal brengen een ander evangelie te verkondigen, want er maar één evangelie! Aan dat evangelie willen wij trouw blijven! En al worden wij dan door allen gehaat om zijns naams wil, het is als een rotsvaste zekerheid gegrift in onze harten dat wie volhardt tot het einde behouden zal worden!

 

De mens Gods wordt voltooid door Jan W. Companjen

 

Lezen: Jesaja 11 vers 1 tot en met 10 (Jes. 11:01-10). Vanaf Jesaja 11 vers 9 (Jes. 11:09) staat daar: “Men zal geen kwaad doen noch ver­derf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren, zoals de wateren de bodem van de zee bedek­ken. En het zal te dien da­ge geschieden, dat de vol­ken de wortel van Isaï’ zul­len zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn”.

De groei naar de volwassenheid

Opwassen tot het zoonschap houdt in dat wij de manne­lijke volwassenheid zullen bereiken. Dat wij geestelijk volwassen zullen worden is een geweldig perspectief. In 1 Korinthiërs 13 (het hooglied van de liefde) staat: “Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en re­deneerde ik als een kind; eenmaal man geworden legde ik mijn kinderlijke manier van doen af.

Wat we nu nog zien zijn de vage beelden in een spiegel, maar dan (als we volwassen zijn) staan we oog in oog. Nu is mijn kennis beperkt, maar dan zal ik kennen zo­als God mij kent”.

Paulus doelt hier op de gro­te gave van het nieuwe ver­bond in Jezus Christus, dat wij God leren kennen zoals Hij in werkelijkheid is en dat wij de Zoon Gods gelijk­vormig zullen worden.

Het Woord Gods zal ook in het lichaam van Christus, de gemeente, vlees worden. Dat wil zeggen dat wij als gemeente van Christus tot één Geest zullen gaan samengroeien met de Vader en de Zoon opdat wij één zijn zoals de Vader en de Zoon reeds een samen ge­smolten eenheid is. Deze eenheid van God en Jezus is het voorbeeld voor de eenheid van de gemeente en die eenheid komt voort en wordt mogelijk gemaakt door de doop in de Heilige Geest. Christus in ons, de hoop der heerlijkheid is daarbij ons devies. Gods Geest moet en zal aldus gestalte krijgen in ons vlees en le­ven. Alles wat daarvoor no­dig is, is volbracht op het kruis van Golgotha. De ak­ker is de wereld, daarop speelt zich alles af. Die ak­ker, de wereld dus, is ge­kocht en betaald met het leven van Jezus Christus. Hij heeft ons gekocht voor God met zijn bloed uit elke stam, taal, volk en natie Openbaring 5 vers 9 (Openb. 05:09).

Vermeerdering van de geestelijke kennis

Het opwassen tot het zoon­schap houdt in dat onze Geestelijke kennis vermeerderd wordt. Er zijn zo in de loop der jaren nogal wat leerstukken ontstaan die zeer belemmerend werken op het goed verstaan van Gods Woord en daardoor de groei van de kennis Gods in de weg staan. Het is de duivel gelukt om dusdanige barricades op te bouwen dat het zuivere uitzicht vol­komen verloren is gegaan.

Eén daarvan is het leerstuk van de drie-eenheid. Het geloven in een eenheid die bestaat uit God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Wie Jezus wil gaan volgen en zich wil gaan uitstrekken naar zijn beeld, zal bij het leerstuk van de drie-eenheid al spoedig merken dat dit leerstuk een geweldig ob­stakel is naar de ‘volheid Gods’. Uit dit dogma komt toch immers naar voren dat Jezus toch eigenlijk God zelf is/was, en geen mens van vlees en bloed zoals u en ik. Hij wordt boven het algemeen menselijke gesteld en zijn inspirerend voorbeeld, wat Gods Geest in een mens van vlees en bloed vermag, gaat volkomen verloren. Hij was God, handelde Goddelijk, maar wij, wij zijn maar mensen. Mensen van vlees en bloed, weliswaar ge­doopt met de Heilige Geest, maar toch… ergens zon­daars en mensen met een mankement die niet geheel de weg Gods kunnen gaan.

Nu, geliefde broeders en zusters, ik kan u verzeke­ren dat, als u zo denkt, uw denken nog kinderlijk is en/of door de duivel gebeten bent. (Drie-eenheid)De slang, die hielenbijter, is er de oorzaak van dat uw gang op het geestelijke pad nog niet vast en zeker is.

God is Geest en Hij open­baarde zich in Christus. Hij schiep na de eerste Adam een nieuwe Adam en zijn Woord, dat gesproken was voor het gehele menselijke geslacht, werd vlees, werd zichtbaar in deze wereld. Hij werd aldus de eerstgeborene van een nieuw menselijk ge­slacht waarmee God de Va­der van al het Geestelijke leven, contact kon onder­houden. Dé Heilige Geest is de Geest van God en die Geest van kracht, liefde, volheid en oneindige goed­heid, die alles wat door de duivel overweldigd is, weer wil herstellen, wil wonen in mensen, waarvan Jezus Christus de eerste was. Zo­als reeds eerder gezegd kunnen wij dit het beste vergelijken met het menselij­ke lichaam, dat ook een drie-eenheid is, namelijk geest, ziel en lichaam. Die drie zijn ook één en niet te scheiden.

Jezus koos bewust voor de weg Gods

Jezus, in wie het Woord Gods als eerste gestalte kreeg, was een mens zoals u en ik. Hij had een eigen vrije wil. Hij kon wel en ook niet naar Golgotha gaan. Hij wist dat God zijn Vader was en koos bewust voor de weg Gods. Hij kocht ons aldus vrij uit de macht van satan. Hij be­dacht de dingen die boven zijn. Hij was de eerste met een volkomen geestelijk le­ven die kon zeggen: Ik doe geen ding of de Vader heeft het mij gezegd, ge­leerd. Zijn kennis was vol­komen. Hij wist dat Gods Geest alles in Hem was en daarom kon Hij zeggen: Voor de wereld er was, was Ik. Zoals Ik, Jezus, ben zo heeft God, de Vader van de ganse schepping, zich de mens vanaf de schep­ping gedacht.

Wij zijn, door geloof in Hem, mede opgenomen in dat grote plan Gods en met Christus mede gezet in de hemelse gewesten om daar het plan Gods te gaan uit­voeren. Daarvoor is ken­nis, Goddelijke kennis no­dig. Door de eeuwen heen is er steeds een strijd ge­weest tussen de mens die de zintuigen (hetgeen je zag, voelde, hoorde, enz.) lieten meewerken bij hun inzicht betreffende de ‘wa­re kennis’ en hen die het werk van de zintuigen op een laag pitje hielden. Menigmaal is in de geschie­denis gebleken dat bepaal­de kennis radicaal omver werd gegooid. Onder andere vond dit plaats door de steeds verdere ontwikkeling van de techniek. Na alle onderzoek kwam men uitein­delijk tot de Bijbelse conclusie dat ons kennen als mens, ten dele is. Ware kennis, zowel in het Geeste­lijke als in het natuurlijke, is slechts mogelijk door communicatie met God de Vader en Schepper van al­les waarover wij als mens, als kroon der schepping, gesteld zijn. Zijn Geest zal ons leiden naar het juiste inzicht en daardoor tot de ware kennis, namelijk Gods plan met deze wereld.

In 2 Korinthe 2 vers 6 tot en met 16 (2 Kor. 02:06-16) lezen wij een duide­lijke uiteenzetting betreffen­de deze Goddelijke wijsheid. Het geweldige plan Gods, waarbij het gehele volk Gods dat door Christus gered is, betrokken is. Paulus zegt daarvan in het genoemde Schriftgedeelte dat het een wijsheid is bedoeld voor in­gewijden. Het is niet een wijsheid van deze wereld of van de machtigen van deze wereld, want aan hun macht komt een einde. Nee, wat wij verkondigen is Goddelij­ke wijsheid die zal dienen tot glorie van de ganse schepping. Zouden de anti- goddelijke machten die de kruisiging van Jezus uitein­delijk hebben bewerkstel­ligd, van dit plan op de hoogte zijn geweest, dan hadden zij Christus niet la­ten kruisigen. Zij hebben zich namelijk aldus zelf van hun macht beroofd.

God zelf wijst ons de weg

Het is daarom dan ook zo’n harde noodzaak dat wij in deze eindtijd door God zelf geleerd worden. Wij zullen er voor moeten komen open te staan dat Hij ons ook heden, vandaag, iets te zeggen heeft op de weg naar het herstel van alle dingen. Daarvoor is het openbaar worden van de zonen Gods noodzakelijk en dat de gaven van de Geest weer goed gaan functioneren. Ook is het belangrijk dat wij door profeten en leraars weer op het juiste pad, de hoge weg, worden gezet.

Voor een ieder die geloof heeft en met ons belijdt dat de toekomst, ook van deze wereld, des Heren is, gaan de deuren open, gaat de hemel open en wordt de boekrol geopend. Een rol tot de eindtijd bewaard voor hen die daartoe zijn opgeklommen.

In dat Messiaanse vrederijk zal men geen kwaad doen, noch verderf stichten, want de aarde zal vol wor­den van de kennis des He­ren. En het zal te dien dage geschieden dat de volken de wortel van Isaï (Jezus Christus) zullen zoeken. Dan zal Jezus in het middel­punt staan, als een banier van de natiën en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.

Jezus komt alle eer toe, Hem het hoogste eerbetoon. Hij vervult Gods raads­besluit.

De mens Gods wordt in ons voltooid!

 

 

 

Het nieuwe Jeruzalem (gedicht) Piet Snaphaan

Een Stad onwankelbaar gebouwd.

Met kostbare talenten,

Als Gods stad werd zij eens ontvouwd,

Johannes had haar reeds aanschouwd,

Als Stad met fundamenten.

 

Een Stad van ruimte, levend Licht,

Versierd met edele soorten,

Jeruzalem door God gesticht,

Zij krijgt gestalte, komt in ’t zicht,

Als stad met open poorten.

 

Jeruzalem gij Stad in wien,

Geen zon zich hoeft te tonen,

Waar ook geen tempel is te zien,

God is haar Licht, en bovendien,

Is zij als Stad volkomen.

 

O, heil’ge Stad, die vol zal zijn,

Van heerlijkheid en luister,

Met hemelburgers, groot en klein,

Die door het bloed gereinigd zijn,

Ontkomen aan het duister.

 

De profeet Zacharia door Klaas Goverts – 6 –

Het gesprek wordt hersteld

Het thema van Zacharia 3 zouden we als volgt kunnen formuleren: het herstel van het gesprek. “Vervolgens deed Hij de hogepriester Jozua zien, staande voor de Engel des Heren, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen” Zacharia 3 vers 2 (Zach. 03:02). De gestalte die hier in het middelpunt staat, is de hogepriester; hij vertegenwoordigt het priesterschap. Zijn naam is veelbetekenend: Jozua wil zeggen: de Here bevrijdt. Dit is God op het hart geschreven; zo is zijn wezen: Hij doet niets liever dan bevrijden, in de ruimte zetten, zoals de oorspronkelijke zin van het woord is. Maar in welke ruimte zet God de mens? In de ruimte van het gesprek. Mens zijn is aangesproken zijn. Mens zijn is antwoord geven, nog dieper, nog intenser: antwoord worden aan God. God wil dat we onszelf leren zien: jij bent antwoord, waar Hij op wacht.

Er is nog een gedachte die door de naam Jozua wordt opgeroepen: de herinnering aan de oeroude daden van bevrijding ten tijde van de intocht in Kanaän wordt erdoor wakker gemaakt. Eenmaal was daar een Jozua die het volk voorging en die ruimte maakte in het land. Derhalve, wanneer hier opnieuw de naam Jozua klinkt, dan gaat er een heimwee leven, een diep verlangen, een hunkering naar die daden Gods van het begin, Jozua, die zoete naam met zijn verborgen schatten: zou die naam nog eens opnieuw door de hemelen gaan ruisen, zou die naam nog weer de geestelijke wereld in beweging kunnen zetten, zou de Here nog weer eens als in de dagen van de oertijd, als in de dagen van het begin, als in de morgenstond van de geschiedenis, een God van bevrijding kunnen worden?

De heenwijzing naar de volkomen mens

Jozua, naam die oertijd en eindtijd verbindt, want tegelijk is deze naam een heenwijzing naar de naam Jezus, de volkomen mens, de laatste Adam, dat wil zeggen de laatste Mens, of wel de mens van het eindstadium, de mens in wie alle bevrijdende daden van God hun concentratiepunt, hun realisering, hun eindvervulling vinden.

Zo staat daar deze Jozua, gestalte van priesterschap en bevrijding. Een priester is een oprichter, want het Hebreeuwse woord ‘cohen’ hangt samen met een werkwoord dat op richten betekent. Een heel diep verband, want daarin ontdekken we dat een priester in wezen betrokken is bij de wederoprichting van alle dingen. Zoals God oprichter is, wederoprichter, zo zal de ware mens daarin deelgenoot zijn; een priester is iemand die het gevallene opricht, het neergebogene opheft, het verdrukte doet opstaan, opdat het weer mens zal zijn.

De aangetaste identiteit

Zo zien we deze Jozua daar staan, maar er is iets met hem aan de hand, het beeld wordt verduisterd, zijn gestalte is niet helder, zijn identiteit is aangetast, zijn oog omfloerst. Er staat een aanklager aan zijn rechterhand; niet Jozua is degene die spreekt, maar die aanklager heeft het woord. Zo is er geen gesprek, datgene waar de hele geschiedenis op gebouwd is, het gesprek tussen God en mens, dat is geblokkeerd. We komen hier tot het hart van de zaak, het hart van de wereldhistorie: als er geen priesterschap is, staat de geschiedenis stil. Dan is er geen heling van de tijd. Zo priester, zo volk: dat wil ook zeggen: als de priester verstomt, als de priester faalt, geremd is, met beschaamd gelaat staat, dan is er geen hoop voor het volk, geen hoop voor de schepping, geen uitkomst voor de geschiedenis, dan is de historie niets anders dan een langzaam doodbloeden van de tijd, een sterven van volkeren.

Herkennen we hierin niet het beeld van de gemeente door vele eeuwen heen, in het verleden en nu nog? De aanklager staat aan haar rechterhand. In naam van God zijn heel vaak geen daden van bevrijding verricht, maar integendeel, juist daden van knechting. Zo lezen we bijvoorbeeld: ‘Geregeld doken er karavanen met witte vlaggen uit de woestijn op. De kamelen zwaar bepakt met ivoor en gom, en gevolgd door troepen aan elkaar gebonden negers. Een neger kostte een halve schepel tarwe en bracht in Portugal in onze waarde twee a drie duizend gulden op. De Portugezen vonden dat het fortuin hun zo langzamerhand wel toekwam. In een reisverslag staat ronduit: Eindelijk behaagde het God, de Beloner van alle goede daden, voor de menigvuldige in zijn dienst geleden tegenspoeden, hun roem voor hun moeiten en vergoeding voor de onkosten te geven, want aan mannen, vrouwen en kinderen werden tezamen 165 stuks gevangen’.

Zo werd het priesterschap verdonkerd; de bevrijding bleef uit. Aanklacht na aanklacht stapelde zich op. Wat gemeente moest heten, werkte niet mee met de Bevrijder, doch maakte gemene zaak met de slavendrijver. Zo staat de gemeente daar, met vuile klederen, een gestalte, belast en besmet, niet meer in staat tot gesprek, want de aanklager heeft gelijk.

Wie kan het gesprek herstellen

Is er dan nog een wending mogelijk? Kan priesterschap hersteld worden? Alleen als God een brandhout uit het vuur rukt. Het vuur woedt, het vuur spaart niets en niemand, het vuur kent geen mededogen; zo is de grimmigheid van de boze. De priesters hadden hun positie verspeeld en ballingschap was het resultaat, als een vuur had Babel het heiligdom en de dienst des Heren verteerd, de dienaren ontluisterd. De wegen naar Sion treuren, haar priesters zuchten, zo horen we in Klaagliederen.

Alleen God kan de aanklacht tot zwijgen brengen en het gesprek herstellen. “De Here echter zeide tot de satan: De Here bestrafte u, satan, ja, de Here, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u” Zacharia 3 vers 2 (Zach. 03:02). Heel sterk komt in de wijze van formuleren naar voren: de vrijspraak gaat van God zelf uit. De Here, dat is zijn exodus- naam, Hij is de God van de vrijspraak, de God die er immer weer op uit is, het gesprek weer op gang te brengen. Door vrijspraak wordt het gesprek weer geopend. Het woord ‘bestraffen’ betekent eigenlijk: schelden. God scheldt de satan, dat is de hinderaar, de dwarsligger.

Dan gaat er iets veranderen. Dan is het niet meer: de satan aan mijn rechterhand, maar: de Here is aan mijn rechterhand, en daarom wankel ik niet Psalm 16 vers 8 (Ps. 016:008). Eerst zou de mens wankelen en vallen, hij kon niet staande blijven in het gericht, maar nu wankelt hij niet langer, hij kan staan te midden van de gerichten. Zo werd Jezus de eerste mens die stand hield in het gericht, zodat van Hem gezegd kon worden: “Want Hij (de Vader) is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou” Handelingen 2 vers 25 (Hand. 02:25), waar Petrus de genoemde psalm citeert en toepast op Jezus) .

De verwrongenheid gaat verdwijnen

Jozua was met vuile klederen bekleed, terwijl hij voor de Engel stond. Toen nam deze het woord en zeide tot hen die voor Hem stonden: Doet hem de vuile klederen uit” Zacharia 3 vers 3 en 4a (Zach. 03:03-04a). Er staan dienstengelen gereed en zij worden ingeschakeld om Jozua te ontdoen van de oude klederen. Dan komt het woord tot hem: “Zie, Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestkleren aan” Zacharia 3 vers 4b (Zach. 03:04b). Het begrip ‘ongerechtigheid’ heeft als grondbetekenis: verwrongenheid. Zonde maakt het wezen van de mens verwrongen. Hij kan zichzelf niet meer zijn. Letterlijk staat er: Ik doe uw verwrongenheid van boven u overtrekken. Zoals een nevel boven het hoofd van een mens wegtrekt. De verwrongenheid moet plaats maken voor feestdracht. Het hier gebezigde woord voor feestkleren komt slechts tweemaal in Tenakh voor en duidt, vanuit het Arabisch afgeleid, op geschonken erekledij.

Nu is het frappant dat we in vers 5 lezen: “Ik nu zeide” . We bemerken dat de profeet hier zelf een aandeel krijgt in het restaureren van het priesterschap. Hij raakt betrokken in het gesprek. Hij geeft aan wat er nodig is om Jozua in zijn ambt te herstellen. God wil niet dat de mens maar gelaten alles over zich heen laat komen, maar dat hij bewust en met inschakeling van zijn denkvermogen meedoet. Van Zacharia als profetisch mens wordt verwacht dat hij gedachten aandraagt die in het herstelplan van God passen. God zoekt de mens die met Hem meedenkt, met Hem meeleeft, met Hem meevoelt. Die mens zal meer en meer gaan aanvoelen wat er nodig is voor de realisering van Gods bedoelingen.

“Ik nu zeide: Laat ze een reine tulband op zijn hoofd zetten” Zacharia 3 vers 5a (Zach. 03:05a). Met de tulband wordt aangeduid een doek die meermalen om het hoofd gewikkeld wordt, het teken van de hogepriesterlijke waardigheid. Toen Jozua daar stond voor God, was hij derhalve ook zijn waardigheid kwijt. Wat Zacharia hier naar voren brengt, is dus van de hoogste importantie; hij beseft dat er één ding urgent is: het herstel van de waardigheid. “Toen zetten zij een reine tulband op zijn hoofd en trokken hem een staatsiegewaad aan, terwijl de Engel des Heren erbij stond” Zacharia 3 vers 5b (Zach. 03:05b). Letterlijk staat er: ze bekleedden hem met gewaden. Speciaal wordt erbij vermeld dat de engel of bode des Heren tijdens deze plechtigheid stond, dat houdt dus in dat hij van zijn zetel opgestaan was. Staan duidt op een strijdbare houding. Het is een strategisch moment. Wanneer het priesterschap hersteld wordt, staan de engelen op. We bespeuren hier een geestelijke wet: wanneer de priesters weer tot waardigheid komen, heeft dat zijn uitwerking in de geestelijke wereld; de engelen verheffen zich dan om tot actie over te gaan.

De bewaring des Heren

“Hierop vermaande de Engel des Heren Jozua: Zo zegt de Here der heerscharen: Indien gij in mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zult gij zowel mijn huis richten als mijn voorhoven bewaken, en Ik zal u doen verkeren onder hen die hier staan” Zacharia 3 vers 6 en 7 (Zach. 03:06-07) . Nauwkeurig vertaald staat er niet: hij vermaande Jozua, maar hij betuigde Jozua.

Vervolgens is er sprake van twee voorwaarden en drie beloften. De voorwaarden zijn: in mijn wegen gaan, en de opgedragen taak waarnemen, letterlijk staat er een uitdrukking die met name in Numeri nogal een rol speelt: mijn bewaring bewaren. Dit mogen we niet zomaar slordig vertalen; dan gaat de kracht eruit. Van Abraham zegt God in Genesis 26: “hij heeft bewaard mijn bewaringen” . In Leviticus 8 klinkt de oproep tot Aaron en zijn zonen: “bewaart de bewaring des Heren” Leviticus 8 vers 35 (Lev. 08:35) . Dat gaat dieper dan wat het NBG noteert: “gij zult het u door de Here gegeven voorschrift in acht nemen” . Het gaat hier om de bewaring des Heren. Dat wil zeggen: het gaat erom, wat God bewaart. Hij is principieel degene die bewaart. Wat bewaart Hij? Hij is de bewaarder Israëls, Hij bewaart de mens, de schepping die Hij gemaakt heeft. Nu ontvangt de mens de opdracht, te bewaren de bewaring Gods, anders gezegd: hij moet bewaren wat God bewaart. Hij is dus geroepen om navolger van God te zijn. Juist tegen de achtergrond van de ballingschap, waar immers zovele kostbare waarden verloren gingen, krijgt deze opdracht die Jozua ontvangt, zijn bijzondere reliëf.

Zo ook nu, in onze dagen: God plaatst ook ons als priesters voor de taak, te bewaren wat Hij bewaart. De gemeente heeft de roeping, te bewaren; wat zal zij bewaren? Het waarachtige mens zijn, de waarde van het bestaan, zo aangevochten in deze tijd waarin de mens gelijk gesteld wordt met een machine, een onpersoonlijk voorwerp. De gemeente zal bewaren de waarde van God, in een tijd waarin zovelen het kwade aan Hem toeschrijven. De gemeente zal bewaren de waarde van de schepping, in een tijd waarin zovelen zeggen: alles, hoe schoon ook, zal eenmaal vergaan; in een tijd waarin velen de aarde afschrijven als ‘wijlen de planeet aarde’ (the late planet earth) . De gemeente zal bewaren alles wat haar Meester bewaart.

De mannen van het wonderteken

Dan zijn er drie beloften: ten eerste, gij zult mijn huis richten, ten tweede, ge zult mijn voorhoven bewaren (weer dat woord ‘bewaren’), en ten derde, Ik zal u doen verkeren, letterlijk: Ik zal u toegangen geven tussen hen die hier staan. Dus hem wordt toegezegd de entree in de geestelijke wereld, de toegangen tussen de hemelse heerscharen zullen voor hem openliggen.

“Hoor toch, Jozua, hogepriester, gij en uw gezellen die voor u zitten – zij zijn immers mannen die ten wonderteken dienen – ”            Zacharia 3 vers 8a (Zach. 03:08a). Nu wordt hij aangesproken met zijn gezellen, er staat eigenlijk: uw genoten, dat wil zeggen uw deelgenoten, uw lotgenoten, uw reisgenoten of volksgenoten. Een mens is nooit alleen; hij is er altijd samen met zijn genoten, hij staat altijd in een gesprek. De mannen die hier met Jozua verbonden optreden, zijn de priesters. Zij zijn mannen van het wonderteken, dat houdt in dat zij zelf door hun aanwezigheid een teken vormen, een teken dat naar Gods toekomst wijst, teken van een nieuwe tijd, keerpunt in de geschiedenis.

De genezer van de eenzaamheid

“Voorwaar, zie. Ik zal mijn knecht, de Spruit doen komen” Zacharia 3 vers 8b (Zach. 03:08b).

We hebben hier te maken met een naam van de Messias; ook Jeremia sprak reeds over de Spruit: “Zie, dagen komen, is de uitspraak des Heren, dat Ik zal doen opstaan voor David een rechtvaardige (eigenlijk waarachtige) Spruit” Jeremia 23 vers 5 (Jer. 23:05). Trouwens we kunnen nog verder teruggaan: Jesaja heeft al een dergelijke gedachte doorgegeven: “Te dien dage zal wat de Here doet uitspruiten (letterlijk: de Spruit des Heren) tot sieraad en tot heerlijkheid zijn” Jesaja 4 vers 2 (Jes. 04:02). Een uitermate verkwikkend woord, juist tegen de achtergrond van de doorstane ballingschap. Na de dorheid en doodsheid, de jaren van onvruchtbare aarde, van vruchteloze moeite, van zinloosheid, eindelijk weer een sprietje boven de grond. Wat een vreugde na een lange barre winter, als er op de wijde kale vlakte weer iets groens opschiet.

Wanneer Jesaja het herstel van de ballingschap wil typeren, gebruikt hij maar liefst negen keer de woorden spruit of uitspruiten. Zo bijvoorbeeld in dat prachtige slotvers van Jesaja 61, dat letterlijk vertaald aldus luidt: Want zoals de aarde haar spruit doet uitgaan, en zoals een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here Here waarachtigheid en lof doen uitspruiten ten overstaan van alle volken.

Wat is die Spruit? Een mens, een knecht van God; een mens in gesprek met de hemel en in gesprek met de aarde. Zacharia ziet hem komen. Zo zal Jezus straks zijn; hij wordt de mens die volledig staat in het gesprek met zijn Vader, en die daarom het gesprek met de aarde aankan. Zo is Hij knecht, Hij dient de hemel en de aarde. Zo geneest Hij de eenzaamheid van de geschiedenis.     (wordt vervolgd) .

 

In de voetstappen van Jezus door G. J. R. Doornink

 

“Want hiertoe zijt gij geroe­pen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Als gemeente van de eindtijd zijn wij geroepen de volheid van Jezus te openbaren. Soms lijkt het wel dat we hiervan nog ver verwijderd zijn, als we zien op de ver­deeldheid , krachteloosheid en liefdeloosheid, die zich in de gemeente vaak nog openbaart, in plaats van de overwinning van Jezus.

Toch mogen we er zeker van zijn dat God die in ons een goed werk is begonnen dit ook zal voortzetten! Alle op­rechte kinderen Gods die het verlangen hebben meer en meer de heerlijkheid van God door hun leven heen tot openbaring te brengen, zullen ervaren dat God dit door zijn Geest ook be­werkt. Wie de weg met Je­zus in geloof en gehoor­zaamheid bewandelt, gaat ook steeds meer het beeld van Jezus openbaren. Hij laat zich niet afremmen door welke tegenwerkende macht uit het rijk der duis­ternis ook, maar heeft slechts één doel voor ogen: Gods wil te doen. En Gods wil is “het goede, welge­vallige en volkomene” Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02). Gods Geest is de grote inspiratiebron in zijn leven. En daardoor is het mogelijk ten volle Jezus als voorbeeld te volgen, daardoor is het iedere dag opnieuw mogelijk in zijn voetstappen te treden.

Vijf redenen om Jezus te volgen

Wij willen nu vijf redenen bespreken waarom wij in de voetstappen van Jezus behoren te treden.

– Omdat God liefde is.

God zond het allerliefste wat Hij bezat, zijn eniggeboren Zoon, naar deze wereld. Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) zegt: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verlo­ren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Toen Jezus op aarde was openbaarde Hij in ieder opzicht wat Goddelijke liefde was. Hij vergaf de zondaren hun zonde, Hij genas de zieken en bevrijdde de gebondenen. Hij toonde wat er leefde in het vaderhart van God. Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dan ook van Hem dat Hij de afstraling van Gods heerlijk­heid was en de afdruk van zijn wezen. Niet alleen in het doen van wonderen en tekenen bewees Hij Gods liefde jegens de mensen, maar het kwam door heel zijn leven tot openbaring. Petrus schrijft dat als Hij gescholden werd, niet te­rugschold en als Hij leed niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaar­dig oordeelt 1 Petrus 2 vers 23 (1 Petr. 02:23).

Nu Jezus niet meer lichame­lijk op aarde is, heeft de gemeente tot taak deze God­delijke liefde te openbaren. Wij zijn nu het lichaam van Christus. Wij mogen dezelf­de dingen doen die Hij deed, maar ook zullen we er rekening mee moeten houden, dat ook wij veel onrecht zullen moeten ver­duren. Maar een waarachtig kind van God weet dat niets en niemand hem kan scheiden van de liefde Gods geopenbaard in Jezus Christus. Hij brengt niet alleen de gaven maar ook de vrucht van de Geest tot openbaring, want zóu dat niet het geval zijn, dan zou de wereld niets kunnen bemerken van het feit dat God een God van liefde is. Daarom willen wij treden in de voetstappen van Jezus!

– Omdat Christus een volkomen Verlosser is.

Jezus is de Verlosser naar lichaam, ziel en geest. Pe­trus schrijft van Hem dat Hij onze zonden in zijn li­chaam op het hout ge­bracht heeft, opdat wij aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zou­den leven; en door zijn striemen zijt gij genezen” 1 Petrus 2 vers 24 (1 Petr. 02:24). Dit werd reeds door de profeet Jesaja geprofeteerd en later ook door Matthéüs aan ge­haald als Jezus zieken ge­neest en boze geesten uit­drijft Matteüs 8 vers 16 en 17

(Matt. 08:16-17).

De gemeente van Jezus Christus zal daarom ook op dit punt nooit water in de wijn mogen doen, zoals he­laas hier en daar is gebeurd. We kunnen ons daarbij niet verschuilen achter fouten en fanatieke handelingen die door sommigen gemaakt zijn in het verleden. De gene­zing en bevrijding behoort altijd een wezenlijk onder­deel van de prediking van het evangelie te blijven.

Ook in dit opzicht mogen wij het nooit anders doen dan Jezus deed.

– Omdat Hij ons voorbeeld is .

Petrus zegt dat Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten. Dat spreekt helemaal voor zichzelf. Hij deed voor, zo­als wij het ook behoren te doen. Zoals een onderwij­zer op school de kinderen voorbeelden geeft, die zij moeten navolgen, zo is Je­zus ons grote geestelijke voorbeeld. Van Hem zegt Hand. 10:38 dat Hij is rondgegaan, weldoen­de (goeddoende) en gene­zende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem”.

Zo zal God ook met ons zijn als we dit levende voor­beeld volgen. Zoals satan aan Jezus niets had, zal hij ook aan ons niets hebben, als we door het voorbeeld van Jezus te volgen, wan­delen in zijn voetstappen.

– Omdat wij door geloof moeten leven.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17) dat wie in Christus is een nieuwe schepping is, en dat het oude voorbij is. Het nieuwe leven van Jezus is in ons. We leven nu door het ge­loof, zoals we ook door het geloof een kind van God zijn geworden. In Galaten 2 beschrijft Paulus dat op zo’n duidelijke wijze: “Ik leef, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God”.

Wij behoren ons veel meer te realiseren dat wij door het geloof moeten leven. Niet op de omstandigheden zien, niet vertrouwen op de zintuigen, geestelijk gesproken uiteraard, maar alleen zien en vertrouwen op Gods beloften geopen­baard in Jezus Christus. 1 Johannes 5 vers 4 (1 Joh. 05:04) zegt: “Dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof”. In de voetstappen van Jezus gaan is alleen maar moge­lijk als we de geloofsweg willen bewandelen.

– Omdat wij er toe geroepen zijn

Met dit facet begint onze aanvangstekst. Feitelijk is deze reden de meest belang­rijke. In het natuurlijke le­ven is het een vanzelfspre­kende zaak dat wanneer ie­mand door een autoriteit geroepen wordt om bijvoor­beeld bij hem te komen voor een bespreking of opdracht, hij ook daaraan gevolg geeft. Hoeveel te meer zullen wij gevolg moeten geven als God ons roept om in de voetstappen van Jezus te treden!

Daarom mag geen enkel kind van God deze oproep van Petrus naast zich neerleg­gen en voor kennisgeving aannemen. Wij zijn geroepen om in de voetstappen van Jezus te treden. Hij heeft voor ons geleden, Hij heeft de volle prijs voor on­ze verlossing betaald. Hij heeft ons een voorbeeld nagelaten, opdat…

Het gaat in deze eindtijd om de waarachtige navolging van Jezus. Ieder compromis, iedere halfslachtigheid is uit de boze. Wie deelgenoot wil zijn van Gods grote her­stelplan met zijn schepping behoort zich volledig te la­ten inschakelen. God zoekt in deze tijd naar oprechte arbeiders. Het enige wat waardevol is in deze materialistische en occulte wereld is ingeschakeld zijn in dit grote plan van God.

Daarbij mogen we bedenken dat God niet iets van ons vraagt wat wij niet zouden kunnen verwezenlijken. Als Hij iets van ons vraagt geeft Hij ons ook de moge­lijkheden en de middelen om het te kunnen doen. Dat geldt ook ten opzichte van het gaan in de voet­stappen van Jezus. Hij heeft ons zijn Woord gege­ven en niet te vergeten de Heilige Geest. Zij bepalen de weg die wij hebben te gaan.

En deze weg, dit treden in de voetstappen van Jezus, is een geestelijke aangele­genheid, maar waarvan de resultaten op aarde zicht­baar worden. Onze plaats is met Jezus in de hemelse gewesten. Van daaruit opereren wij als vertegenwoordigers van Gods Ko­ninkrijk .

Wie in eigen kracht of door eigen inspanning in de voetstappen van Jezus wil treden zal al spoedig falen. Maar wie zich door Gods Woord en Geest laat leiden, zal ontdekken dat er niets heerlijkers denk­baar is dan Jezus als voorbeeld te volgen en in zijn voetstappen te gaan. Want hij is daardoor voor anderen een levende wegwijzer naar het Konink­rijk van God.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 6 –

De vervulling van Daniël 2

Bij de opening van het zevende zegel gebeurt er niet plotseling iets, maar alles wat in de vorige zegels op gang is gekomen, zal ten tijde van het zevende zegel voltooid worden. Het zal tot volheid komen. Het zevende zegel wordt onderverdeeld in de zeven bazuinen, de drie weeën en de zeven schalen. Deze periode wordt beschreven in Openbaring 8 tot en met 19. Al de profeten spreken er van. Ook Jezus heeft vaak over deze dingen gesproken. In het bijzonder in Matthéüs 24 en 25, wat daar genoemd wordt: ‘Rede over de laatste dingen’ (zie ook Markus 13 en Lucas 21).

Twee zaken komen nu tot volheid. In de eerste plaats de gemeente van Jezus Christus, het geheimenis Gods Openbaring 10 vers 5 tot en met 7 (Openb. 10:05-07) , wat dan uitloopt op het koningschap. In Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15) wordt de zevende bazuin geblazen en met gejubel in de hemel wordt met luide stem geproclameerd: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heer en aan zijn Gezalfde en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden” . Hier zien we de vervulling van de profetie in Daniël 2 waar gesproken wordt over de steen, die zonder toedoen van mensenhanden losraakt, het beeld (Babel) verbrijzeld, en wordt tot een grote berg, die de gehele aarde vulde Daniel 2 vers 34 en 35 (Dan. 02:34-35) . De God des hemels richt een eeuwig Koninkrijk op, dat in eeuwigheid niet onder zal gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan Daniel 2 vers 44 en 45 (Dan. 02:44-45) . Het is een Koninkrijk gegrondvest op waarheid en recht Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Het tweede dat tot volheid komt is ‘Babel’. Ook Babel komt tot volheid, tot vrucht dragen. Die vrucht is ook een koningschap, namelijk de antichrist met zijn gemeente: de zonen des verderfs. Ook dit vindt in het verborgene plaats, tenminste voor de ongeestelijke mensheid. Paulus spreekt ook over “het geheimenis der wetteloosheid, wat reeds in werking is” 2 Thess. 2 vers 7

(2 Thess. 02:07). Hij zegt over de antichrist in 2 Thessalonicenzen 2 vers 4

(2 Thess. 02:04): “De zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een God is”.

Dit is het koningschap wat Babel voortbrengt, gegrondvest op de vader der leugen, de duivel. Het is het beeld uit Daniël 2, groot en indrukwekkend, vol van geweldenarij. Maar het fundament is een vermenging van waarheid en leugen – wat in wezen niet te vermengen is – wat we in het paradijs al zien in de boom van kennis van goed en kwaad Genesis 2 vers 9b (Gen. 02:09b). Het heeft wel altijd een schijn van godsvrucht gehad, maar in de dag des Heren zal blijken, dat het waardeloos is en in diepste wezen altijd antichristelijk is geweest, met als volle vrucht de antichrist.

Het zal ondergaan als het beeld in Daniël 2, wat getroffen wordt door de steen – beeld van Jezus Christus en de gemeente en later de herstelde volkeren – en het zal zijn als kaf op de dorsvloer in de zomer en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was Daniel 2 vers 34 en 35 (Dan. 02:34-35) . Ook in Openb. 18:20-24 lezen we van de totale ondergang van deze grote stad. En weer is er dan gejuich in de hemel en wordt er iets geproclameerd met een luide stem: “halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht van onze God, want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist” Openbaring 19 vers 1 en 2 (Openb. 19:01-02).

Dit is het kerngebeuren in de hele eindtijd: het openbaar komen van de waarheid, de waardigheid en rechtvaardigheid van God in een volk wat Hem toebehoort. Dat is dus de gemeente van Jezus Christus: “Een volk Gode ten eigendom. U eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen”. “Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie” 1 Petrus 2 vers 9 en 10 (1 Petr. 02:09-10) . Daarnaast het openbaar worden van de zoon en de zonen des verderfs in de gemeente van de antichrist, met als fundament: leugen en verwarring, dus Babylon. Hierin is geen enkele waardigheid, maar volkomen wetteloosheid en duisternis. Het is een volk wat het merkteken van het beest draagt Openbaring 13 vers 17 (Openb. 13:17) .

Het half uur stilte in de hemel

“En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang” Openbaring 8 vers 1 (Openb. 08:01). Ten tijde van de stilte gaat de gemeente tot volle wasdom komen. Het is niet een tijd waarin niets gebeurt, maar tarwe en onkruid groeien naast elkaar op. Niemand ziet het, want het vindt plaats in de hemel, in het verborgene. De vrucht begint zich te zetten en dan zal ook het onkruid duidelijk afsteken tegen de steeds helder wordende hemel van de zonen Gods. Jezus tekent dit geheel in Matteus 13 vers 24 tot en met 30 (Matt. 13:24-30).

In Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) lezen wij: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. De heiliging van het volk van God gaat door. De Heilige Geest werkt met steeds meer kracht via de geestesgaven. Werkingen van boze geesten worden door de Heilige Geest meer en meer geopenbaard en bij degenen die zich laten bevrijden “komt er een einde aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk” Daniel 12 vers 7b (Dan. 12:07b). De blik in de hemelse gewesten wordt helderder en de enkel goedheid en waardigheid van God wordt steeds dieper verstaan. Van de andere kant trekt de duivel al zijn troepen samen om het volk van God te benauwen en de ontwikkeling van het zoonschap te blokkeren.

De vroege en de late regen

De gemeente die op dit niveau bezig is – dus in de hemelse gewesten – gaat bidden om de late of spade regen. Veel wordt in deze tijd gebeden om opwekkingen: Heer geef ons een Elia! Geef ons een Johannes de Doper! Heel goed bedoeld en voortkomend uit een bewogenheid voor de nood in de wereld, maar met Jezus Christus en de gemeente hebben we zoveel meer dan een Elia of Johannes de Doper. God laat de profeet Zacharia opschrijven: “Vraagt van de Here regen ten tijde van de late – regen. De Here maakt de bliksemschichten, een stortregen zal Hij hun geven, voor ieder gewas op het veld” Zacharia 10 vers 1 (Zach. 10:01) . Opvallend is dat Zacharia hier ook gelijk een groepering noemt, die we in het christendom kunnen typeren met de verontrusten. Ze zoeken het overal, ze letten op alles wat er gebeurt in de wereld, maar ze vinden geen troost. Er is geen herder die hen leidt en vertroost met de woorden Gods. In Zacharia 10 vers 2 (Zach. 10:02) volgt dan ook onmiddellijk: “Want de serafim (huisgoden) spreken ijdelheid, de waarzeggers schouwen leugen, bedrieglijke dromen spreken zij, nietswaardige troost bieden zij. Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft”.

Deze mensen worden niet afgeschreven, maar ze zullen straks van de zonen Gods het evangelie van verlossing en herstel horen. Jezus was ook vol van ontferming over de schare die zo voortgejaagd werd. Markus 6 vers 34 (Mark. 06:34) zegt: “En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hen vele dingen te leren” . En zo kwam Hij in het leven van deze mensen als de leraar ter gerechtigheid, waarvan de profeet Joël reeds profeteerde.

Het begrip van de vroege en de late regen is in Israël wel bekend. Wij komen het nog al eens tegen vooral in het oude testament. Het heeft dan een diep geestelijke betekenis.

Regen is onontbeerlijk voor leven, ontwikkeling en vrucht dragen. Jezus spreekt dan ook over ‘het levende water’ dat zal gaan stromen uit het binnenste van een gelovige, die vervuld is met de Heilige Geest Johannes 7 vers 38 en 39 (Joh. 07:38-39) .

De profeet Joël geeft zo prachtig de geestelijke betekenis weer. Hij zegt: “En gij kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Here, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege en late regen, zoals voorheen” Joël 2 vers 23 (Joël 02:23). Die regenstromen hebben dus te maken met onderwijzing. “Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja regenstromen…” Voor wie? Voor de kinderen Sion, die zich verheugen en juichen! Joël profeteert ook hier weer “over de voor ons bestemde genade” en niet zoals vele ongeestelijke christenen zeggen dat de woestijnen, de zandvlakten weer gedrenkt zullen worden met water en zullen veranderen in oases. (Dit komt nog wel eens bij het herstel van de aarde, maar dat is hier niet aan de orde) . God gebruikt dit beeld altijd in dezelfde betekenis. Dat is interessant om daar op te letten. God legt niet alleen de woorden in de mond van de profeet, maar zorgt ook dat een bepaald beeld altijd dezelfde betekenis houdt.

Regen houdt altijd verband met de onderwijzing of de openbaring van Gods woord en heerlijkheid. Deuteronomium 32 vers 1 en 2 (Deut. 32:01-02) zegt dan ook: “Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken en de aarde hore naar de woorden van mijn mond. Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppelt als dauw, als regenbuien op het jonge groen en als regenstromen op het kruit”. Zie ook Deuteronomium 11 vers 10 tot en met 12; Spreuken 16 vers 15; 1 Koningen 8 vers 36 (Deut. 11:10-12; Spr.16:15; 1 Kon. 08:36).

In Joël 1 vers 10 tot en met 12 (Joël 01:10-12) ontbreekt duidelijk de regen en is er dientengevolge kaalheid en dorheid in het leven van de mensen. “Voorwaar, de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht” (12b).

In de landen van het Midden-Oosten valt in oktober en begin november de vroege regen. De grond die hard geworden is, wordt dan week gemaakt, zodat het bewerkt kan worden en het koren gezaaid. Psalm 65 vers 11 (Ps. 065:011) zegt: “Gij drenkt zijn voren. Gij verzadigt zijn kluiten, door regenstromen maakt Gij het week”. Dan volgen de winterregens, waardoor de grond tot diep toe met water verzadigt wordt Hooglied 2 vers 11 (Hoogl. 02:11). In de lente wordt het snel weer warmer en droger en er zou geen oogst komen als de late regen niet zou vallen. Als dit uitblijft, dan verschrompelt het gewas en kan de vrucht zich niet ontwikkelen. Daarom behoort omstreeks april, als de vrucht zich gezet heeft, de late of spade regen te vallen, waardoor het koren dat zich in de aar gezet heeft, tot volle rijpheid komt, waarna de oogst volgt.

Het is nodig dit beeld geestelijk te verstaan. Door de doop in de Heilige Geest krijgt een gelovige deel aan de vroege regen. Zo vaak iemand tot geloof komt en gedoopt wordt in de Heilige Geest valt dus de vroege regen in dat leven. Het is niet zo dat er een bepaalde tijd is, dat de vroege regen valt en dan niet meer. Nee, dat gaat altijd door, zolang mensen tot geloof komen. Door de doop in de Heilige Geest wordt de harde grond weer week gemaakt, zodat het goede zaad, dat is de leer van Jezus Christus over het Koninkrijk der hemelen, kan ontkiemen, opwassen en tot vrucht dragen kan komen. De Heilige Geest leert en onderwijst, zoals Jezus Christus zijn discipelen onderwees. Hij was de leraar ter gerechtigheid. De Vader getuigde van de Zoon en zei: “Hoor naar Hem”.

En Jezus zegt van de leraar ter gerechtigheid die wij ontvangen: “De Geest der waarheid zal u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen” Johannes 16 vers 13 en 14 (Joh. 16:13-14) . En zoals de eerste regen valt in ieders leven, zo behoort ook die late regen te vallen in ieders leven. Dat is dus ook individueel. De volle vrucht, die nu tot stand moet komen is het volle zoonschap. Bij het vallen van de vroege regen geldt Joël 2 vers 19 (Joël 02:19): “Zie, Ik zal u koren, most en olie zenden, zodat gij daarmee verzadigd wordt”. En bij het vallen van de late regen geldt vers 24: “De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen” .

Voor het volk van God is de tijd van geestelijke hongersnood voorgoed voorbij. Wat gezaaid is, heeft vrucht voortgebracht en er is een overvloedige oogst zodat we uitdelers kunnen zijn van de menigerlei genade Gods! 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10). Deuteronomium 28 vers 12 (Deut. 28:12) zegt dan ook: “De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen” . Wij zullen uitdelen aan de volken als wij het zelf hebben! De profeet Zacharia zei: “Vraag de Here regen ten tijde van de late regen” . Door de Heilige Geest zal verstaan worden: dit is de tijd, en de bede is:’ ‘Heer, geef ons de late regen!’

De mens Gods komt tot openbaring

De late regen zal als een extra krachtige uitstorting – doorwerking – van de Heilige Geest ervaren worden, waardoor in de gemeente de volle vrucht te voorschijn zal komen. Het proces van heiliging en reiniging zal met grote kracht van de Heilige Geest (niet met geweld) voortgang vinden. Alle banden zullen verbroken moeten worden. De heerlijkheid van God kan niet doorbreken als er gebondenheden zijn. Er zal een duidelijk evenwicht moeten zijn tussen vrijheid en openbaring van heerlijkheid en kracht.

In de gemeente zullen mannen en vrouwen Gods openbaar worden. Paulus spreekt in 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17) over “volmaakte mensen Gods, tot alle goed werk volkomen toegerust”. Het is het begin van de nieuwe dag, een nieuwe fase in het heilsplan van God. De nacht loopt ten einde. Nu is het niet zo dat de nacht zomaar ineens overgaat in de dag. Daar is dan eerst de dageraad.

De dageraad luidt het definitieve einde van de nacht in en het begin van de nieuwe dag Jesaja 52 vers 8 (Jes. 52:08).

Hosea brengt het vallen van de late regen en het aanbreken van de nieuwe dag ook met elkaar in verband. Hij zegt in Hosea 6 vers 3 (Hos. 06:03): “Ja wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de late regen, als de late regen die het land besproeit”. Het is de tijd van het ochtendgloren, waarin de morgenster schittert. Jezus Christus is de blinkende morgenster Openbaring 22 vers 16 (Openb. 22:16) en Petrus zegt: “totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten” . Het oude is voorbij. Het nieuwe breekt baan. Er moet inderdaad iets doorbroken worden. Het is een fase van geboren worden. David bezingt in Psalm 110 de dageraad en hij zegt in Psalm 110 vers 3 (Ps. 110:003): “Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op” .

In deze fase bevinden wij ons bij de opening van het zevende zegel. Het is inderdaad een fase waar we door moeten trekken de dag tegemoet.   (wordt vervolgd).

 

Bidden (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Bidden is – als je de Heer nog amper kent –

zoals een kind, hulpeloos en klein,

enkel een vragen… met een refrein…

omdat je wéét, dat je bij God veilig bent.

 

Bidden is – als je zijn Rijk bent ingegaan –

ontdekken dat je met de Vader spreekt,

Die naar je luistert, geeft waar ontbreekt,

Die je leert mét Hem vast in ’t leven te staan!

 

Bidden is – als je zélf zijn heling ervaart –

strijden voor and’ren, volhardend gebed,

waar je je leven voor vrienden inzet

door de kracht Gods, die zijn volk redt en bewaart.