Selecteer een pagina

Levend Geloof – 274

1986. 10

Er is maar een evangelie door Gert Jan Doornink

1986.10

De verhoging van de mens door Gert Jan Doornink

“Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden” Matteüs 23 vers 12 (Matt. 23:12).

Het conflict van Jezus met de Farizeeën

Toen Jezus Zijn bediening op aarde had, was Hij vrijwel voortdurend in conflict met de Farizeeën en Schriftgeleerden. We kunnen rustig stellen dat het zijn grootste tegenstanders waren. Ze vielen Hem op alle mogelijke manieren aan en de meest zware beschuldigingen werden tegen Hem geuit. Toch was Jezus geen moment bang voor hen. Hij ging een confrontatie met hen ook nooit uit de weg. Integendeel, Hij wist uit welke koker, vanuit welke achtergrond hun aanvallen kwamen en vertelde hen dit ook openlijk. Hij ontmaskerde hen keer op keer als werkers der duisternis.

Vandaag zien wij in feite precies hetzelfde. Daar waar de waarachtige gemeente van Jezus Christus zich gaat openbaren, zien wij hoe ook de aanvallen uit het rijk der duisternis, vaak onder een vrome dekmantel, zich manifesteren. Als wij in dit artikel de stelling poneren dat God de mens wil verhogen, komt daar allerlei vroom verzet tegen in opstand. Bijvoorbeeld: God de mens verhogen? Dat mag je zomaar niet zeggen… Wat een hoogmoedige gedachte… De mens, is immers niets… een stofje aan de weegschaal. De mens is verdorven, slecht… etc. En die mens zou God willen verhogen?

Verhogen – wat is dat eigenlijk?

Laten we eerst eens zien wat verhogen eigenlijk is. Ik zou het zo willen omschrijven: “Verhogen zijn die handelingen van God, waardoor de mens zijn oorspronkelijke plaats in het plan van God terugkrijgt”. En laat daar geen misverstand of twijfel over bestaan: die oorspronkelijke plaats was een hoge plaats. Denk aan het scheppingsverhaal, waarin wij kunnen lezen hoe de mens volmaakt was, naar Gods beeld geschapen Genesis 1 vers 26 en 27 en genesis 1 vers 31 (Gen. 01:26-27, Gen. 01:31). David zegt dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond Psalm 8 vers 6 (Ps. 008:006). Hoe kunnen we ook anders van de enkel goede God verwachten? We zijn immers gemaakt in overeenstemming met de normen en gedachten van God. De mens is de hoogste scheppingsvorm van God. We zouden kunnen zeggen: “Het toppunt van Gods creatieve kunnen werd in de mens gelegd

God heeft nooit gezegd dat Hij dit gaat veranderen. Al willen ‘vrome geesten’ het ons anders doen geloven, want de duivel heeft er natuurlijk een ontzettend behagen in de mens te laten zien op zijn ‘gevallen status’. Altijd weer zal hij ons laten zien op de destructieve werken die hij veroorzaakt heeft en nog veroorzaakt. Met zijn rijk is het echter een aflopende zaak. Dat zien wij al direct nadat de eerste mensen gezondigd hadden en God sprak: “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad, dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15). Het was de eerste grote belofte, waarin God duidelijk naar voren bracht, dat satan, die er in was geslaagd de mens uit zijn hoge positie Ie halen, de nederlaag zou lijden! Hoe dat is gebeurd en verder door God voleindigd zul worden, weten wij uit het Woord van God.

 

De twee fasen van Jezus’ verhoging

De geweldige belofte uit Genesis 3 zien wij in vervulling gaan bij de komst van Jezus. Hij was de eerste mens die weer verhoogd werd. Maar de weg die Hij daarbij moest gaan, was geen gemakkelijke weg. Het was een weg vol strijd en vernedering. Want het was een strijd tegen de vorst der duisternis, die het er uiteraard alles aan gelegen was, dit te verhinderen. Deze weg van vervolging, bespotting en vernedering vond zijn climax aan het kruis van Golgotha. Toen Jezus het uitriep: “Het is volbracht!” en satan dacht: nu heb ik het gewonnen, had hij in werkelijkheid de nederlaag geleden, want Jezus triomfeerde over hem en stond na drie dagen op uit de dood!

Jezus werd aan het kruis van Golgotha letterlijk verhoogd, zoals Johannes 3 vers 14 (Joh. 03:14) beschrijft: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Dat was het grote doel van deze ‘verhoging’: de weg werd geopend voor allen die in Zijn volbrachte werk geloofden. Zij ontvingen een nieuw, eeuwig leven! Ook in Johannes 12 spreekt Jezus over deze verhoging: “Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden; en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken. En dit zeide Hij om aan te duiden, welke dood Hij sterven zou” Johannes 12 vers 31 tot en met 33 (Joh. 12:31-33).

De tweede fase van de verhoging van Jezus, was Zijn ‘geestelijke verhoging’, als Hij gaat zitten aan de rechterhand van de Vader. Petrus spreekt erover op de Pinksterdag door te zeggen dat Hij door de rechterhand Gods verhoogd is Handelingen 2 vers 33 (Hand. 02:33). Paulus schrijft erover aan de Filippenzen, na eerst op aangrijpende wijze de weg van vernedering die Jezus gaan moest beschreven te hebben, zegt hij: “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken” Filippenzen 2 vers 9 (Filip. 02:09).

De twee fasen van onze verhoging

Ook onze verhoging verloopt in feite in twee fasen. Zo meester, zo knecht! In de tekst boven dit artikel staat: “Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden”. Oorspronkelijk waren deze woorden gericht tot de Schriftgeleerden en Farizeeën. Zij hielden het volk de wet voor, maar leefden er zelf helemaal niet naar. “Ze zeggen het wel, maar doen het niet” Matteüs 23 vers 3b (Matt. 23:03b), sprak Jezus. Zij waren zichzelf bezig te verhogen…

Wie buiten Christus om denkt het wel te kunnen klaren, zit er faliekant naast! Wij zullen bereid moeten zijn dezelfde weg te gaan, die ook Jezus gegaan is. Nadat wij tot geloof gekomen zijn, treden wij in Zijn dienst. We zijn geroepen Zijn getuigen te zijn maar dan treedt ook de eerste fase van onze verhoging in werking. Dan worden ook wij bespot, uitgelachen, vervolgd, enz. Maar wij weten dat de tweede fase van onze verhoging – evenals bij Jezus – zeker komt en feitelijk in onze geest reeds werkzaam is.

Enkele punten om te onthouden

De verhoging, zoals God die bedoeld heeft voor de mens, heeft dus niets te maken met hoogmoed. Mensen die zichzelf willen verhogen, dat wil zeggen buiten Christus om, zijn hoogmoedig en missen het doel wat God met hun leven voor heeft.

Verhogen heeft alles te maken met Gods wil voor ons leven. Hij wil ons verhogen’ Wij mogen ons bewust zijn wie wij zijn in Christus: “Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom. om de grote daden te verkondigen van Hem die ons uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).

Verhogen betekent dat we ten opzichte van de vijand altijd onze hoge positie met Christus hebben ingenomen. Onze plaats met Hem is in de hemelse gewesten. Maar ook ten opzichte van onze medemens hebben wij onze ‘hoge positie’ in Christus ingenomen. Maar die positie houdt dan in dat wij in elk opzicht de gezindheid van Christus openbaar maken. Het is goed om te lezen wat Paulus daarover schrijft in Filippenzen 2 vers 5 tot en met 9 (Filip. 02:05-09).

Dit alles moeten we leren uiteraard en daarvoor is gehoorzaamheid vereist. Ook bij Jezus was het geheim: gehoorzaamheid! Filippenzen 2 vers 8 (Filip. 02:08). En dan hoeven wij er niet aan te twijfelen dat Hij Zijn doel met ons leven niet zal bereiken, want Hij is verlangend dat wij als verhoogde mensen onze plaats in het plan en de troon van God hebben ingenomen! Want zoals Hij is, mogen ook wij zijn!

 

De kroon van Gods schepping (gedicht) (Naar Psalm 8). Door Piet Snaphaan

De mens als kroon der schepping Gods,

Van Zijn geslacht te zijn.

Dat had de duivel nooit verwacht,

Vandaar dat hij verdeeldheid bracht,

Door leugens, groot en klein.

 

Hij haat de mens, dat is gewis,

En zal hem steeds kleineren,

Ziet hem als stofje aan de schaal,

Een nietig wezen, dat steeds faalt,

Ondanks ’t opnieuw proberen.

 

Zo spreekt hij naar zijn eigen aard,

De vader aller leugen,

Al zijn ze vaak dan nog zo snel,

De waarheid achterhaalt ze wel,

Voor eeuwig zal ’t hem heugen.

 

De mens, geschapen naar Gods beeld,

Wie zal dat kunnen keren?

Wat God er in legt, komt er uit,

Hij schiep de mens naar wijs besluit,

Met Hem te triomferen!

Piet Snaphaan

 

Wees niet bezorgd! door Evert van de Kamp

Het spook van de bezorgd­heid is niet zomaar een verschijnsel dat op zijn tijd wel weer verdwijnt, maar een venijnig aanvals­wapen van de duivel.

Omdat het altijd met vrees, angst en intimidatie ge­paard gaat, lijdt een groot deel van de mensheid on­der dit juk van satan. Zelfs menig christen is hier niet vrij van.

In de Bijbel klinkt het me­de daarom: “weest niet bevreesd”, of “wees niet bezorgd”. En dat keer op keer. Legio is het aantal mensen dat zich over let­terlijk alles en nog wat zorgen maakt. Vaak ten onrechte. Wij kennen alle­maal de volksuitspraak dat de mens het meeste lijdt van het lijden dat nimmer op komt dagen. Waar de duivel echter zijn vurige pijlen kan afvuren zal hij dat niet nalaten. Denk maar aan Elia die in doods­angst de benen neemt voor de dreigende Izebel. Aan een Petrus die in panische vrees voor zijn eigen ik zijn Meester, waarvan hij zoveel houdt, verloochent.

Zorgen of bezorgdheid

Zorgen voor iets is een goede zaak. Het is je ver­antwoordelijkheid beseffen, je verantwoordelijk weten. Verantwoordelijkheid dra­gen, iets waaraan de mens in onze tijd verschrikkelijk lijdt. Jezus had altijd zorg voor de ander. Hij zag al­tijd die ander. Hij ging rond, weldoende en gene­zende allen die door de duivel overweldigd waren. In zijn laatste levensuur droeg Hij de zorg voor zijn moeder Maria op aan zijn discipel Johannes. De Heer maakte zich niet bezorgd om zijn moeder, maar Hij droeg zorg voor haar.

Zorgen is je geloof belij­den en wegen zoeken en bewandelen om dat geloof ten uit voer te brengen. Je zorgen maken, altijd maar weer bezorgd zijn over iets, is een slechte zaak. Eigenlijk de dood­steek voor je geloofsleven. Het Woord zegt: “De Heer is nabij! Weest in geen ding bezorgd” Filippenzen 4 vers 5 (Filip. 04:05).

Een revolutionaire uitspraak

In Matteüs 6 vers 25 tot en met 34 (Matt. 06:25-34) houdt de Heer een hele verhandeling over het euvel van de bezorgdheid. De kernwoorden zijn: weest niet bezorgd; maakt u dan niet bezorgd; zoekt toch eerst het Koninkrijk Gods, etc. Die woorden kunnen o zo lieflijk in on­ze oren klinken, maar in wezen zijn ze eigenlijk heel revolutionair. Waar­om? Omdat de natuurlijk gerichte mens precies het omgekeerde doet en die mens tref je helaas overal aan. Het ‘evangelie’ van die mens is: Ik moet leven, ik moet zoveel moge­lijk geld verdienen, ik moet kleding, voedsel, een woning, een auto kun­nen kopen, ik moet en zal die baan hebben, ik… !

In dit verband spreekt het verhaal en de gelijke­nis over de rijke dwaas, door Jezus verteld in Lucas 12 vers 13 tot en met 21 (Luc. 12:13-21), boekdelen. Daar draait het niet meer om een leven in volle en heerlijke gemeenschap met God, maar over hoe wij zelf, naar onze eigen inzichten en verlangens, ons leven zullen indelen. Als ik maar aan mijn trekken kom. Ik heb er immers recht op. Vlijmscherp is Jezus’ oordeel hierover: “Naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen – de ongelovigen – uit”. Jezus’ zorg over de over­bezorgde mens is ontroe­rend.

Moet u Lucas 12 vers 22 tot en met 34 (Luc. 12:22-34) maar eens lezen.

Een ding is nodig

Je kunt je bezorgd maken over vele dingen, maar zegt de Heer: weinig zijn nodig of slechts één en als je dat goede deel kiest, wordt dat niet van je weggenomen Lucas 10 vers 41 en 42 (Luc. 10:41-42).

Onze relatie met de Heer staat op het spel. In zijn zorg voor ons roept Hij ons toe: Laat elk verkeerd denken en handelen los. Zorg dat jouw relatie met Mij in orde is, voor de volle honderd procent. Laat jouw relatie met Mij voortdurend je enige en grootste zorg zijn en blij­ven. Dat maakt gelukkig. En laat je zorg zich nooit op andere dingen richten, die je bezorgd maken.

Hiervoor is het nodig dat wij ons stellen onder de visie en de leiding van de Heilige Geest. Hij brengt je helemaal in harmonie met de woorden en het leven van Jezus. Iets mooiers is er niet.

Het spook van de verwarring

Als je de Heilige Geest hebt ontvangen, moet je niet proberen andere din­gen op de eerste plaats te zetten, in de plaats van God. De ervaring leert dat je dan in grote verwarring terecht komt. Dat kun je bij jezelf na­gaan.

Die Heilige Geest leert ons geconcentreerd te zijn op de Heer. Op Hem die betrokken wil zijn bij alle zaken van ons leven. Be­zorgd zijn is daarom niet slechts verkeerd, maar een pure uiting van onge­loof en leidt tot verwar­ring. Je bent niet echt bij de Heer. Je gelooft niet dat God voor al die kleine dingen van je leven, laat staan de grote, kan en wil zorgen.

Dat ongeloof of, zo u wilt, klein geloof maakt je nou net zo bezorgd. De Heer noemt dat de zorgen van de wereld. Zo iemand wordt onvruchtbaar, ver­telt de gelijkenis van de zaaier ons Matteüs 13 vers 22 (Matt. 13:22). Al die zorgen zijn de ‘kleine’ vossen, die de vreugde van de wijngaard bederven. En je mist de enorme zegen van Gods heerlijke zorg voor jouw leven.

Gehoorzaamheid aan Gods Geest is het geneesmiddel tegen zorg in het hart. Maar dat gehoorzamen kan de Heer niet voor je doen. Dat moet je zelf doen. In de allergrootste vertwijfeling en verwar­ring riep de cipier van Filippi het uit: “Wat moet ik doen?” Handelingen 16 vers 30 en 31 (Hand. 16:30-31). Het antwoord dat hij kreeg luidde: “Stel uw vertrou­wen op de Heer Jezus en u zult behouden worden”. Toen hij dat metterdaad deed verdween de verwar­ring en elke zorg uit zijn, hart.

Een zorgeloze vrouw

Ze spraken er allemaal schande van toen Maria het albasten kruikje met de inderdaad zo kostbare nardus-mirre brak boven het hoofd van Jezus. Wat een verkwisting. Een jaarloon werd te grabbel gegooid. En vrome geesten zeiden: “Dat was beter besteed geweest aan de armen”. Maar het hart, van Jezus juichte. Dat was ’ eens een goed werk. Een goed werk aan Hem ver­richt. Een daad van loute­re toewijding aan Hem.

En act van ‘onbezorgde’ toewijding. Openlijk prees de Heer Maria voor haar zorgeloze overgave.

Na de ramp van Tsjernobyl werden de winkels en supermarkten bijna letter­lijk geplunderd. Hamsteren en oppotten. Halen, heb­ben, houden. Ons levens­doel mag anders zijn. Met een zekere humor schrijft Paulus in 1 Timoteus 6 vers 7 en 8 (1 Tim. 06:07-08): “Wij hebben niets op de wereld meege­bracht ; wij kunnen er ook niets uit meenemen”. En dan heel betekenisvol: “Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn”. En heus, bij de Heer is leven en overvloed. Over­daad schaadt al heel gauw. Iemand schreef iets heel opmerkelijks: “Het beste van het leven mag in ver­trouwen op God, verteerd, uitgegeven en opgeofferd worden”. Inderdaad, een offer voor de Heer is nooit teveel. En verder: Gods manna voor elke dag is voldoende. Anders be­derft het maar. De Heer zou zeggen: “Maak je dan niet bezorgd. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Waar is jouw toewijding?

Een onbezorgd leven

Een onbezorgd leven is een leven voor de Heer door een leven met de Heer! Eigenlijk is het leven voor verantwoordelijkheid van de Heer (2 Tim. 2:4). Zo ben je bezig schatten te verzamelen in de hemel, in de onzichtbare wereld. En waar je schat is… juist, daar is je hart.

In Lucas 6 vers 37 en 38 (Luc. 06:37-38) vinden wij een heel mooie en juiste leefregel, een geestelijke wet: “Laat los en gij zult losgelaten wor­den. Geeft en u zal gege­ven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat waarmede gij meet, zal u gemeten wor­den”.

Maria bepaalde haar eigen maat. Ook wij bepalen zelf de maat waarmee wij geme­ten willen worden. Het kan de maat zijn van de totale onbezorgdheid! Filippenzen 4 vers 6 en 7 (Filip. 04:06-07).

 

Contact met de redactie.

God is een goede God.

Zojuist verscheen een herdruk van de brochure. God is een goede God. Wij zijn blij dat deze brochure thans weer verkrijgbaar is, want ze voorziet duidelijk In de behoefte. Deze belangrijke geloofwaardigheid op eenvoudige, toch duidelijke wijze. Onder de aandacht van velen christenen zowel als niet christenen te brengen. Het boekje legt niet Alleen uit Waarom God een goede God is en hoe wij deze goedheid kunnen beleven, maar gaat ook in op vragen zoals, hoe kan? God het toelaten, en wat is de toren van God? U kunt de brochure bestellen bij de administratie.

Het boek Genesis

In dit nummer starten wij met een nieuwe serie Bijbelstudie-artikelen, geschreven door Klaas Goverts. Het zijn gedachten over het eerste Bijbel­boek. Evenals broeder Goverts destijds in ons blad over het laatste Bijbelboek een groot aantal artikelen schreef (in drie brochures door ons uit­gegeven) die voor velen tot grote zegen waren, verwachten wij ook nu dat dat de kennis en het in­zicht van het begin van Gods Woord, door het le­zen van deze serie, bij velen zal toenemen. Te­recht maakt broeder Go­verts in zijn eerste arti­kel de opmerking dat als je het boek Genesis be­grijpt, je in feite de sleutels van de hele Bijbel in handen hebt, want in dit boek zit het hele heilsplan van God reeds besloten!

Sponsors gevraagd

Vrijwel vanaf het begin dat “Levend Geloof” ver­scheen, zijn er sponsors geweest: lezers en lezeressen die de “Levend Geloof”-arbeid periodiek – bijvoorbeeld maandelijks – met een vaste bijdrage ondersteunden. We zijn daar altijd erg blij en dankbaar voor geweest, want onze arbeid is een geloofsarbeid. We ontvan­gen geen enkele vorm van subsidie, ondersteuning, uitkering of wat dan ook, maar zijn Voor een groot deel aangewezen op wat er via extra bijdragen binnenkomt. Iedere gift, is dan ook altijd hartelijk welkom!

Het mooiste is natuurlijk als er lezers en lezeres­sen zijn die regelmatig een bijdrage overmaken. Dat geeft een zekere ba­sis aan ons werk, zodat wij op financieel gezonde wijze kunnen functioneren. Helaas is het aantal ”sponsors’ altijd te be­perkt gebleven, vandaar in dit nummer de oproep om eens te overwegen sponsor te worden. U steunt daarmee een werk dat nog steeds rijke vruchten afwerpt voor Gods Koninkrijk!

Voor één maand wordt de rubriek “Levend Geloof voor jonge mensen” door Liesbeth Seepma, onder­broken. Volgende maand treft u deze veel gelezen en gewaardeerde rubriek weer aan.

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (1)

Inleiding

Het boek Genesis is een van de meest unieke en onuitputtelijke Bijbelboeken. Als je het boek Genesis te pakken hebt, heb je in feite de sleutels van de hele Bijbel in handen. In dit boek zit in feite het hele heilsplan van God reeds besloten. Alles wat er verder in de Bijbel gaat komen, is een ontvouwing van het boek Genesis. We gaan in deze serie artikelen ook speciaal aandacht besteden aan de opbouw en structuur van het boek Genesis.

De betekenis van de titel ‘Genesis’

Genesis is de Griekse titel van dit Bijbelboek. Het betekent: wording of geboorte. Het gaat ook om de wording. De hoofdlijn van het boek Genesis is de wording van het volk van God temidden van de volkeren.

Ook voor onze tijd is het bijzonder actueel, want wij leven ook in een tijd van wording. Er is een diepe overeenkomst tussen oertijd en eindtijd. We kunnen de boeken Genesis en Openbaring naast elkaar leggen. Hoe meer je van het boek Genesis gaat ontdekken, des temeer ga je begrijpen van hetgeen God in de eindtijd gaat uitvoeren. Schepping en herschepping dekken elkaar en vormen één geheel.

In de Hebreeuwse kanon heeft het boek Genesis een andere titel. Genesis is het boek: In den beginne. De eerste vijf Hebreeuwse Bijbelboeken van Mozes werden genoemd naar de eerste woorden van het desbetreffende boek. Het gaat ook om het begin. Het woord ‘begin’ zou je ook kunnen vertalen met ‘oorsprong’, want het gaat om de oorsprong, de herkomst van alle dingen.

Spreken en lezen in het Hebreeuws

Er is echter één begrip waar het hele boek op gebouwd is. In dit verband is het van belang te weten hóe men in het Hebreeuws gewend is te spreken. Er wordt vaak gewerkt met woordherhalingen, met het herhalen van bepaalde kernwoorden. Het kan een kernwoord zijn in een perikoop; in een hoofdstuk of in een      aantal hoofdstukken; in een Bijbelboek of in een aantal Bijbelboeken.

Als een woord in een bepaald gedeelte een aantal keren herhaald wordt, doet de schrijver dit niet omdat hij geen ander woord ter beschikking zou hebben, maar hij wil door middel van de woordherhaling een stuk verkondiging benadrukken. De woordherhaling is een stuk van de boodschap; hiermee wordt een accent gelegd. Een bepaald woord springt eruit.

De Bijbel is oorspronkelijk bedoel om hardop gelezen te worden. De manier waarop wij gewend zijn te lezen is de oosterling vreemd.

‘Lezen’ in het Latijn, Grieks en Hebreeuws

De betekenis van het woord ‘lezen’ in het latijn (legere) is: aren lezen, bijeen zamelen. Je ziet alle letters op papier en je gaat de woorden bij elkaar zamelen. Aanvankelijk schreef men alle woorden achter elkaar, zonder tussenruimte en leestekens. Je moest bekijken waar het woord begon en waar het ophield. Het woord ‘lezen’ in het Grieks (anaginoskein) betekent: herkennen. Als een Griek over ‘lezen’ spreekt, zegt hij: ‘Ik herken de woorden’.

En in het Hebreeuws betekent ‘lezen’ (qara’) : roepen. Alles komt oorspronkelijk uit het Hebreeuws vandaan. U zult steeds meer gaan ontdekken dat begrippen vanuit het Grieks hun oorsprong hebben in het Hebreeuws. Als iemand zit te lezen, zeg je hiervan in het Hebreeuws: Hij zit te roepen’. Je gaat de Schrift niet lézen maar roepen: proclameren, verkondigen. De woorden Gods worden uitgeroepen. De meest oorspronkelijke benaming van wat wij ‘de Schrift’ noemen is: migra. De Schrift is datgene wat geroepen wordt en is bestemd om gehóórd te worden.

Dat zit er van meet af aan al in. Daarom zegt Paulus dat het geloof uit het gehóór is. Hij zegt niet: ‘Het geloof is uit het lezen’. Je hoort de woorden Gods. Als de mensen op een gegeven moment een bepaald woord hoorden, hoorden zij tegelijkertijd een woord dat zij al kenden. Zij, wisten op welke plaats het betreffende woord voorkwam. Door het horen gingen zij teksten combineren. Er is bijvoorbeeld een woord dat slechts tweemaal voorkomt in de Bijbel: in Genesis 1 en in Deuteronomium 32. Als de mensen de tekst uit Deuteronomium hoorden, hoorden ze tegelijk de tekst uit Genesis 1 klinken. Het klonk samen. De oosterse mens kende veel meer uit het hoofd dan wij; hij was gewend om te memoriseren. Dit is tot op deze dag het geval.

Hoe komt de wording tot stand?

Het kernwoord van het boek Genesis is in het Hebreeuws: ’toledot’. Het probleem is dat het in onze vertaling niet exact is weergegeven. De ene keer is het woord anders vertaald dan de andere keer. De letterlijke vertaling van ’toledot’ is: verwekkingen. Het komt alleen in het meervoud voor. De uitgang ‘ot’ is vrouwelijk meervoud.

Dit is het hoofdthema uit de Bijbel, want het gaat om de wording. De wording gaat tot stand komen via verwekkingen. Het nieuwe testament begint ook met een verwekking, namelijk de verwekking van de Zoon.

Uiteindelijk herkennen we hierin het  thema voor de eindtijd: de verwekking van de zoon: het feit dat de zonen Gods tevoorschijn gaan komen! Aan het woord ’toledot’ zitten twee kanten: aan de ene kant ‘de verwekking van de vader’ en aan de andere kant ‘de geboorte van de zoon’. De Vader verwekt en de Zoon wordt geboren.

De zeven delen van het boek Genesis

Aan de hand van het woord ’toledot’ kunnen we het boek Genesis gaan indelen in zeven delen. Het woord ’toledot’ komt een aantal keren meer voor, doch dit zijn de hoofdpunten. Als u het volgende te pakken hebt, hebt u de grondgedachte van het boek Genesis.

Hemel en aarde.

“Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden” Genesis 2 vers 4 a (Gen. 02:04a). Men heeft vertaald met ‘geschiedenis’, doch letterlijk staat er: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van de hemel en van de aarde”. Alles begint met het feit dat God de hemel en de aarde verwekt. Hiermee wordt het eerste scheppingsverhaal afgesloten Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4 (Gen. 01:01 tot en met Gen. 02:04a). Het tweede scheppingsverhaal begint bij Genesis 2 vers 4 b (Gen. 02:04b) tot en met hoofdstuk 4. We komen hier nader op terug.

Adam.

“Dit is het geslachtsregister van Adam” Genesis 5 vers 1 a (Gen. 05:01a). Letterlijk staat er: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Adam”. Het eigenlijke verhaal begint bij Genesis 5. De eerste vier hoofdstukken vormen een woord vooraf. Boven de rest van Genesis (hoofdstuk 5 tot en met 50) staat als opschrift: ‘Dit zijn de verwekkingen van Adam’. Je kunt ook zeggen: ‘Dit zijn de verwekkingen van de mens’. Adam betekent gewoon ‘mens’.

Noach

Dit is de geschiedenis van Noach” “Dit zijn de verwekkingen Je gaat nu zo prachtig de perioden in het plan van God ontdekken. In iedere fase springt een bepaalde naam eruit en maakt weer geschiedenis. Het verhaal van de zondvloed is hierbij inbegrepen.

De zonen van Noach.

“Dit zijn de nakomelingen van de zonen van Noach” Genesis 10 vers 1 a (Gen. 10:01a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van de zonen van Noach. Hier is het woord ’toledot’ wéér anders vertaald, namelijk met nakomelingen. Het probleem bij sommige Bijbelvertalingen is, dat er niet consequent vertaald wordt. Na de vloed krijgen we ‘de zonen van Noach’. Ook deze zonen krijgen hun verwekkingen.

Terach.

(Hier begint een nieuw gedeelte!). “En dit zijn de nakomelingen van Terach” Genesis 11 vers 27a (Gen. 11:27a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Terach”.

Izak.

“Dit is de geschiedenis van Izak, de zoon van Abraham” Genseis 25 vers 19 a (Gen. 25:19a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Izak, de zoon van Abraham”.

Jakob.

“Dit is de geschiedenis van Jakob” Genesis 37 vers 2a (Gen. 37:02a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Jakob”.

We bemerken dat in deze zeven punten Abraham ontbreekt. Nergens staat: Dit zijn de verwekkingen van Abraham. Dit heeft een bepaalde opzet. Abraham wordt behandeld onder punt 5, bij de verwekkingen van Terach. Dit gebeurt omdat Abrahams leven bepaald wordt door de breuk met zijn vader. Hij moest breken met ‘zijns vaders huis’. De tweede reden is dat het verhaal niet kón beginnen met: Dit zijn de verwekkingen van Abraham. Het probleem was, dat er bij Abraham steeds geen zóón kwam. De ‘verwekkingen van Abraham’ vormen de geloofsstrijd waar hij doorheen moest. In ons artikel van volgende maand gaan we wat verder kijken naar de opbouw van het boek Genesis.

 

Intermezzo door Gerry Velema

De ‘schoot’ van God

“Mama, hij plaagt me en heeft me ook nog een schop gegeven”.

Wat huilend en pruilend probeert mijn zoontje bij me op schoot te kruipen.

Want die schoot van mama is zo’n eindeloos plekje om wat troost en steun te ontvangen, als je broertje eens vervelend tegen je doet.

Twee warme armen komen veilig om je heen. Lieve, troostende woordjes, tja, wat wil je dan nog meer.

Laatst verlangde ikzelf naar dat veilige plekje. Maar dan bij mijn hemelse Vader. Ik voelde me verdrietig, omdat een geestelijk ‘vervelend’ broertje me had geplaagd en pijn gedaan. En ik zocht, zoals een kind, de schoot van mijn hemelse Vader. Zijn liefde en troost zouden als warme armen om me heen kunnen zijn. Hij had die lieve woorden voor me, die me vertroosten zouden.

Terwijl ik bij mijn Vader op schoot probeerde te komen, maakt Hij me iets duidelijk. Zijn armen waren vol liefde voor mij geopend, maar Hij zei daarbij: “Natuurlijk mag je bij me komen, mijn kind. Ik heb nog net één knie vrij. Op die andere knie van me, zit wel dat broertje van je. Want die heb Ik net zo lief, als dat Ik jou heb”.

Even aarzelde ik. Wou ik nu nog wel op schoot?

Dicht bij de Vader zijn, daar verlangde ik heel erg naar, maar dat hield in, dat ik ook dicht bij die ander zou zitten. Als ik op de schoot van God een plaatsje wilde, zou ik bereid moeten zijn, diezelfde warme plaats te delen met de ander.

Wilde ik dat ook? Wilde ik vergeven en die ander daar in de armen van God aanvaarden? Alleen zo kon ik dicht bij het hart van Vader komen. Anders ging het niet; anders gaat het niet.

Toen ik dat goed begreep, ben ik toch op de ‘schoot’ van God gekropen. Door de klauterpartij van echt vergeven en aanvaarden van die ander. En zo werd mijn hart beschermd tegen welke vorm dan ook, van bitterheid of vijandschap tegen mijn broeder. Zo blijft je hart vrij van zelfmedelijden en van valse troost.

Een vrij hart, voor een vrij kind van de Heer, dat na een tijdje bij Vader te hebben gezeten weer fijn gaat spelen met haar broertjes en zusjes.

 

Van verwerping naar verhoging

geesten van verwerping

Geest van hysterie

De laatste jaren is er in verschillende gemeenten veel gesproken en ge­dacht over ‘de geest van verwerping’, met in zijn kielzog twee andere ‘over­heden in de lucht, name­lijk ‘de geest van weer­spannigheid’ en de ‘geest van hysterie’. Het is ge­bleken dat de grote verwerper, satan, die zelf door God verworpen werd vanwege zijn hoogmoed en weerspannigheid, probeert de mens aan te tasten door bovengenoemde machten.

Door de gave van onder­scheiding die wij, door de Heilige Geest geleid, kunnen gebruiken, mogen we dit ontdekken. We kunnen deze machten, die door onze Here Jezus zijn ontmaskerd, ontwapend en openlijk tentoongesteld, afleggen, er aan ontko­men. Dit brengt strijd mee, maar ook en juist gelóóf en volharding.

Allereerst moeten we er voor oppassen, dat de verwerper aller tijden géén eer ontvangt. Wij stellen iets vast, noemen de macht bij zijn naam en maken ons er los van in Jezus’ Naam. Vervolgens gaan we geloven in her­stel van puinhopen in ons leven, we geloven in genezing van beschadigd gevoelsleven en we zeggen dank voor wat Je­zus, onze Voorstander en Voleinder in het geloof, heeft gedaan, gaat doen en doet! Hij verhoogt! Hij trekt ons omhoog en plaatst ons in Zijn eeuwig Koninkrijk, dat van het licht!

Het gevaar van het onder­scheiden van deze geesten is, dat we bang worden, gaan peuteren in onszelf… of anderen… en ons verkeerd opstellen. Dit is geen goede houding en benadering. Het kan de vijand zelfs voet geven terrein terug te winnen.

We dienen ons daarom vóór alles bewust te zijn van de geestesgave: geloof, die in ons is, in ons geval positief geloof, omdat het uit de Heilige Geest komt, waarin we zijn gedoopt. Gelóven in een herstellend God, gelóven in onszelf als Zijn schepping, gelóóf in een almachtig God, ge­lóóf dat de overwinning door Jezus ons deel is, gelóóf in eeuwig leven! Zo werken we door Gods kracht de verhoging uit, die God wil voor al Zijn schepselen!

Want “Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat leven en godsvrucht strekt, be­giftigd door de kennis van Hem, die ons geroe­pen heeft door Zijn heer­lijkheid en macht; door deze zijn wij met kostba­re en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daar­door deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst.

Maar schraagt om deze re­den met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de vol­harding, door de volhar­ding de godsvrucht, door de godsvrucht de broeder­liefde en door de broeder­liefde de liefde jegens al­len.

Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en over­vloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus. Want bij wie ze niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten.

Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet zult gij nimmer struikelen. Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwig koninkrijk van onze Heer en Heiland, Jezus Christus” 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11 (2 Petr. 01:03-11).

Tea Keuper-Dijk

 

In God is niets ongerijmds door Ada Karst

“… doch God slaat geen acht op het gebed”

Job 24 vers 12b (Job 24:12b, N. B. G, vert. ).

Dat is toch ook wat! Je zult toch zo’n God hebben. Hij luistert niet eens!

We zullen eens nauw­keuriger bekijken wat Job bedoelt. En als we Job 24 er op naslaan, valt het op dat Job het in dit hoofd­stuk helemaal niet heeft over al of niet verhoorde gebeden. Dat is zijn thema niet. Hoewel erboven staat: “Slaat God acht op het lot der verdrukten?” is deze vraag echt niet de kern­gedachte, al lijkt vers 12b hier een antwoord op te zijn! Nee, Job is met heel andere zaken bezig. Hij vraagt zich in dit hoofd­stuk af, waarom toch de mensen die God kennen, zijn spreken vaak zo slecht opmerken. “Waarom zien zij die Hem kennen zijn gerichtsdagen niet?” Job 24 vers 1b (Job 24:01b).

En in de verzen daarna beschrijft Job de gevolgen waarvan. Job ziet allerlei praktijken die het daglicht niet kunnen verdragen, uitgeoefend door mensen die God (menen te) ken­nen.

Wij zouden in onze dagen zeggen: Leer en leven stemmen niet overeen waardoor men een bedek­king over het leven haalt. Men kan in het gemeente- leven dan niet meer onder­scheiden waar het op aan komt, omdat men in het persoonlijk leven het spre­ken van God voorbij laat gaan. Zoals ook in vers 15b staat: ‘Geen oog mag mij zien; en hij legt een bedekking op zijn gezicht”. En ondertussen wordt de nood van wezen, weduwen, naakten en gewonden niet opgemerkt.

En dan ineens staat daar in vers 12: “Uit de stad stijgt het gekerm van stervenden op en roept de ziel van gewonden om hulp, doch God slaat geen acht op het gebed”.

Dezelfde Job die in Job 1 vers 22 (Job 01:22), temidden van zijn nood, “Gode niets ongerijmds toeschreef” moet nu toch wel van gedachten veran­derd zijn!

Of God, óf Job doet hier iets ongerijmds! óf…

Precies! Noch God, noch Job doet hier iets onge­rijmds, maar… de verta­ler! De vertaling doet voorkomen alsof God iets ongerijmds in zijn karak­ter bezit. Want wie sluit bij zoveel leed zijn ogen om niet te zien en zijn oren om niet te horen ? Alsof God, de Vader van Jezus Christus, die ook onze Vader is, wreed zou zijn!

In de Statenvertaling is dit hoofdstuk natuurlijk ook te vinden. En daarin

staat het geweldige karak­ter van God overeind! In tegenstelling tot: “doch God slaat geen acht op het gebed”, staat hier in vers 12b: “Nochtans beschikt God niets ongerijmds”!

Wat fijn dat we zo’n God hebben leren kennen. Een God die bezig is alles wat ongerijmds is, uit Zijn schepping te verwijderen. En daar mogen zijn kinde­ren. in wier leven niets ongerijmds past, aan meewerken.

Als een gedicht niet goed loopt, dan zeggen we wel eens: Dat loopt niet, of: dat rijmt niet, of: dat stokt een beetje.

Nu gaan we ons leven ook even vergelijken met een gedicht. Is het een goed maaksel? Loopt het goed? Komt het overeen met on­ze Maker? Ja? Dan rijmt het. Niets ongerijmds!

In Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) staat: “Want zijn maaksel zijn wij”.

Ik hoorde een predikant zeggen dat in het oor­spronkelijke woord voor maaksel het woord gedicht terug te vinden is. Nu kan ik dat zelf niet controleren, maar geloven wil ik het graag, want: Zijn gedicht zijn wij! Het rijmt!

 

De geestelijke werkelijkheid door Wim te  Dorsthorst

Het ene lichaam met een Geest

Van deze eerstgeborenen is een deel die bij de Heer hun intrek hebben genomen, die in Christus gestorven zijn 1 Thessalonicenzen 4 vers 16 (1 Thess. 04:16), en een deel die nog leven en dus in de gemeente functioneren. Wij kunnen geen plaats situeren voor deze gestorven heiligen, maar door het geloof weten wij zeker, dat ze bij de Heer hun intrek hebben genomen en bij Zijn komst met Hem terugkomen 1 Thessalonicenzen 4 vers 14 tot en met 16 (1 Thess. 04:14-16). Paulus zegt: zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, zijn wij ver van de Here in de vreemde. Als we ons verblijf in het lichaam verlaten – of zoals een andere vertaling zegt: “uit het lichaam uit gaan wonen” – nemen we onze intrek (inwoning) bij de Heer 2 Korinthe 5 vers 6b tot en met 8 en Filippenzen 1 vers 23 (2 Kor. 05:06b-08; zie ook Filip. 01:23). Wij die nog niet gestorven zijn, hebben met onze innerlijke mens deel aan het leven in de hemelse gewesten in Jezus Christus Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06) en zijn medeburgers van de heiligen en huisgenoten Gods, Efeze 2 vers 19 (Ef. 02:19), terwijl de gestorvenen er met geest, ziel en (geestelijk) lichaam hun intrek hebben genomen. Ondanks dat wij geen gemeenschap hebben of zoeken met gestorven heiligen, vormen wij – de levenden – wel een geestelijke eenheid met de in de Heer ontslapenen. Wij vormen één lichaam met één Geest en wij hebben één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen Efeze 4 vers 4 tot en met 6 (Ef. 04:04-06).

Hij is het die mijn stad herbouwen zal.

Jezus Christus is de bouwer van de stad Hebreeën 3 vers 4 en Jesaja 45 vers 13 (Heb. 03:04; Jes. 45:13), maar ook van de tempel, want Hij is ook de doper met de Heilige Geest Markus 1 vers 8 en Handelingen 2 vers 33 (Mark. 01:08; Hand. 02:33). Hij was naast God (op de troon) ook de eerste inwoner van de stad en de hoeksteen of hoofdsteen van de tempel 1 Petrus 2 vers 6 en 7 en Efeze 2 vers 20 en Jesaja 18 vers 16 (1 Petr. 02:06-07; Ef. 02:20; Jes. 28:16). Paulus zegt van Hem: “Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is” Kolossenzen 1 vers 18 (Kol. 01:18).

De eerste inwoners van het hemelse Jeruzalem zouden we dan kunnen noemen:

De misdadiger die met Jezus mee gekruisigd werd en tot wie Jezus zei: “Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs (dit is het hemelse Jeruzalem) zijn” Lucas 23 vers 43 (Luc. 23:43).

De rechtvaardigen van het oude verbond, die Jezus bij zijn triomftocht door het dodenrijk als krijgsgevangenen meevoerde Matteus 27 vers 52 en 53 en efeze 4 vers 8a (Matt. 27:52-53; Ef. 04:08a).

De 120 discipelen die ook op de eerste Pinksterdag vervuld werden met de Heilige Geest en zo de eerste levende (fundament) stenen voor de tempel vormden Handelingen 1 vers 15 en Handelingen 2 vers 1 tot en met 4 (Hand. 01:15; Hand. 02:01-04).

De krijgsgevangenen die Jezus meevoerde

Toen Jezus dood was, gestorven op het kruis, daalde Hij neer in het dodenrijk, in het hart der aarde, zegt Hij zelf Matteüs 12 vers 40 en Efeze 4 vers 9 (Matt. 12:40; Ef. 04:09) en predikte ook daar het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Het hart der aarde is niet letterlijk in het midden van de aardbol, maar als tegenstelling tot het hart of centrum van de hemel, waar de troon van God is. Hij was niet in het dodenrijk als een gevangene, maar als triomfator. Hij begon zijn zegetocht in het dodenrijk. Hij die gedood was naar het vlees, maar levend gemaakt naar de Geest, heeft in het dodenrijk gepredikt aan de geesten in de gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, zegt 1 Petrus vers 18b en 19 (1 Petr. 03:18b-19).

Allen in het dodenrijk hebben de blijde tijding gehoord en ook voor hen is er weer hoop. De rechtvaardigen van het oude verbond echter, die hun hoop en verwachting al tijdens hun leven op Christus hadden gebouwd Efeze 1 vers 12 (Ef. 01:12) en naar een beter, dat is een hemels vaderland verlangden Hebreeën 11 vers 16a (Heb. 11:16a), zijn met Jezus Christus uit het dodenrijk opgestaan. Deze heeft de Heer als gevangenen buitgemaakt Efeze 4 vers 8 naar de Petrus Canisius vertaling (Ef. 04:08). Ook voor deze rechtvaardige gelovigen geldt: dat ze mede levend gemaakt zijn met Christus. Zij zijn mede opgewekt en hebben mede een plaats gekregen in de hemelse gewesten, in Christus Jezus Efeze 2 vers 5 tot en met 6 (Ef. 02:05-06).

Zij zijn gekomen in de heilige stad, het hemelse Jeruzalem. Voor hen was er nu ook volmaakte rechtvaardiging door het bloed van het Lam. Matteüs 27 vers 51 tot en met 53 (Matt. 27:51-53) beschrijft deze geweldige gebeurtenis als volgt: “En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven naar beneden in tweeën en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad, waar zij aan velen verschenen” (“En zijn velen verschenen”, Statenvert. ).

Of er in de zichtbare wereld letterlijk graven van oudtestamentische rechtvaardigen zijn opengegaan, daar vermeldt de Bijbel verder niets over. Petrus bijvoorbeeld maakt geen enkele zinspeling op een dergelijke – toch wel aandacht trekkende gebeurtenis – als hij op de eerste Pinksterdag spreekt over de opstanding van Jezus Christus. Hij zegt in Handelingen 2 vers 29 (Hand. 02:29) het volgende: “Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is en zijn graf is bij ons tot op deze dag”. Kennelijk was het graf van David nog in ongewijzigde toestand aanwezig. Ook Paulus zinspeelt er niet op als hij over deze dingen spreekt in Handelingen 13 vers 36 en 37 (Hand. 13:36-37).

Wij weten echter dat voor het opstaan uit de dood geen graf open hoeft te gaan, want wat begraven is staat niet meer op, maar ontbindt 1 Korinthe 15 vers 36 (1 Kor. 15:36). Paulus zegt: “Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid en een geestelijk lichaam opgewekt” 1 Korinthe 15 vers 44 (1 Kor. 15:44). Deze gebeurtenis moeten we dan ook geestelijk zien en is een letterlijke vervulling (in de geestelijke wereld) van wat Jezus zegt in Johannes 5 vers 25 (Joh. 05:25): “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu dat de doden naar de stem van de zoon van God zullen horen en die haar horen, zullen leven”.

Kunnen wij van deze opgestane rechtvaardigen zeggen: dat is de groep (nr. 5 uit hoofdstuk 1) die de Hebreeënschrijver noemt:        “de geesten der

rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben”? Ik geloof het niet. In Hebreeën 11 vers 39 en 40 (Heb. 11:39-40) wordt van deze geloofsgetuigen gezegd: “Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen”.

De geesten der volmaakte rechtvaardigen.

De voleinding duidt op het eindpunt of het hoogste wat te bereiken valt. Zie bijvoorbeeld Matteüs 29 vers 29 en Hebreeën 12 vers 2 (Matt. 28:29 en Heb. 12:02). Zo heeft Jezus het oudtestamentische tijdperk voleindigd. “Maar thans is Hij éénmaal bij de ‘voleinding’ der eeuwen verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen” Hebreeën 9 vers 26 (Heb. 09:26).

De voleinding van de mens is: wanneer hij onberispelijk is naar geest, ziel en lichaam en beschikt over een verheerlijkt- of opstandingslichaam, wat – evenals bij Jezus na zijn opstanding – niet meer onderhevig is aan natuurlijke wetten, maar aan geestelijke Handelingen 3 vers 13 en Filippenzen 3 vers 21 (Hand. 03:13; Filip. 03:21). Deze mens kan volledig functioneren in zowel de geestelijke als de natuurlijke wereld. Dit kan de schrijver van de brief aan de Hebreeën niet bedoelen. Zoals vaker geven de oude vertalingen (Statenvertaling, Lutherse vertaling en Leidse vertaling) hier veel meer duidelijkheid. Zo spreekt de Statenvertaling over de geesten der volmaakte rechtvaardigen. De voleinding’ slaat dus niet op het eindpunt (volmaakt naar geest, ziel en lichaam) van de mens, maar op zijn ‘rechtvaardiging’. Het oude verbond kende rechtvaardiging naar de wet, maar dat was onvolmaakt en er moest altijd weer opnieuw geofferd worden, terwijl dit niet toereikend was om zonden weg te nemen Hebreeën 10 vers 4 (Heb. 10:04). Daarom lezen we in Hebreeën 9 vers 26b (Heb. 09:26b): “maar thans is Hij éénmaal bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen”. En Hebreeën 10 vers 14 (Heb. 10:14) zegt: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden”. Dat is dus de ‘voleinding’ van de ‘rechtvaardigen’.

Wie Jezus Christus aanneemt als zijn persoonlijke Heiland en Verlosser, dat offer dus erkent als voldoende om hem te reinigen van alle zonde, is weer verzoend met God, is opgestaan uit de dood en overgegaan in het leven, dat is m het hemelse Jeruzalem. Zo iemand is volmaakt gerechtvaardigd of, zoals de Lutherse vertaling zegt: “in eeuwigheid voleindigd degenen die geheiligd worden” Hebreeën 10 vers 14  (Heb. 10:14). Op deze volmaakte rechtvaardiging moet dus de heiliging volgen (“die geheiligd worden”).

Er is een enorme grote groep christenen die dit wel geloven, of soms ten dele, maar die geen wandel in de hemelse gewesten hebben. Johannes 1 vers 12 (Joh. 01:12) zegt, dat allen die Hem (Jezus Christus) aangenomen hebben, macht hebben gekregen om kinderen Gods te worden. Deze macht hebben ze, om verschillende redenen, nooit gebruikt en ze zijn dan ook niet in heiliging. Naar de geest zijn deze mensen gerechtvaardigd. Het meest wezenlijke van de mens, de geest die Hij in ons deed wonen, en die God met jaloersheid begeert Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05), is opgestaan uit de dood en overgeplaatst naar het hemelse Jeruzalem, dus teruggekeerd tot God, waar hij ook vanuit is gegaan Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Maar wat hun levensinstelling betreft, zijn ze volkomen aards gericht, evenals hun belijdenissen en godsdiensten. Daarom spreekt de Hebreeënbrief ook over ‘de geesten der rechtvaardigen’ in tegenstelling met de ‘eerstgebo­renen’.

God wil de behoudenis van de totale mens naar geest, ziel en lichaam, maar ook de geredde zondaar zal de dood niet zien, want hij is overgegaan uit de dood in het leven Johannes 5 vers 25 (Joh. 05:25).

Zo zijn dus de inwoners van het hemelse Jeruzalem, met in het centrum de berg Sion (beeld van de Heilige Geest) waar de tempel gebouwd is, en waai Jezus Christus de hoeksteen van is:

God, de eeuwige koning en rechter over allen.

Jezus Christus, het Lam Gods, die reinigt met zijn bloed en stad en tempel bouwt.

De ontelbare scharen heilige engelen.

De gemeente van Jezus Christus, de met de Geest vervulde christenen.

De volmaakte rechtvaardigen.

(wordt vervolgd).

 

 

et Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

De grote opdracht voor de gemeente

Matteüs 24 is een veel geciteerd hoofdstuk uit de bijbel. Vooral schrijvers over de eindtijd nemen dit hoofdstuk vaak zeer uitvoerig onder de loep. Opvallend daarbij is dat de uitspraak van Jezus over de prediking van het evangelie van het Koninkrijk vaak weinig of geen aandacht krijgt. Terwijl dit juist de grote en aller belangrijkste opdracht is van de eindtijdgemeente. Want temidden van alle duisternis, destructie en verwarring blijft God zijn grote liefde jegens de mens de kroon   der schepping – betonen. God wil niet “dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen” 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09).

Onze God is een goede God en zoals Hij eens zijn Volmaakte goedheid tot openbaring bracht in zijn Zoon, die is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren” Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38), zo doet Hij thans via de gemeente. Maar deze gemeente is  dan ook geroepen hetzelfde evangelie openbaar te maken wat Jezus deed: het evangelie van het Koninkrijk; het volle evangelie.

Een andere evangelieverkondiging is nooit Gods bedoeling geweest. Er is maar één werkelijk, Gode welgevallig evangelie: het evangelie, dat de mens die er op ingaat, werkelijk verlost uit satans macht en hem overplaatst in Gods Koninkrijk.

Het brengen van dit evangelie brengt als consequentie mee dat verdrukking en vervolging ons niet bespaard zullen blijven, want de duivel haat de verkondiging en beleving van dit evangelie. Daarbij zullen we er rekening mee moeten houden dat deze verdrukking niet alleen komt vanuit de wereld en het naam-christendom, maar ook via christenen die het volle evangelie afwijzen. Immers zolang we het echte evangelie afwijzen zitten we nog in verkeerd vaarwater en heeft satan een vinger in de pap.

Het evangelie zonder compromis

Jezus was altijd bezig op radicale en compromisloze wijze het evangelie te verkondigen. Voor Hem bestond er geen halfslachtigheid of vaagheid. Hij wist hoe geraffineerd en listig satan de mensen gebonden probeerde te houden. Maar in gehoorzaamheid aan de opdracht van de Vader was Hij ten alle tijde bezig satan te ontmaskeren en te overwinnen.

Het evangelie van het Koninkrijk is een geestelijk evangelie, daarom kan het nooit op één lijn gesteld worden met veel hedendaags evangelie, wat horizontalistisch is of allerlei theorieën naar voren brengt van wat er op deze aarde kan gaan gebeuren. Jezus sprak: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” Johannes 18 vers 36 (Joh. 18:36). Het volle evangelie maakt ons juist los van deze wereld. Het bindt ons aan de Vader, dat wil zeggen maakt ons één met Hem. Johannes schrijft: “Onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” 1 Johannes 1 vers 3b (1 Joh. 01:03b).

Het bewerkt dat we de dingen gaan zoeken, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods en dat we de dingen bedenken die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 1 (Kol. 03:01). Het maakt ons bewust dat we hemelburgers zijn die, vanuit onze plaats in de hemelse gewesten, leren strijden en overwinnen.

Het is een heerlijke zaak betrokken te zijn bij de verkondiging van dit evangelie. Daarbij wordt niet van ons gevraagd of wij een speciale bediening of ambt hebben, maar ieder kind van God, dat door Gods Woord en Geest de ogen voor dit evangelie geopend zijn, is geroepen dit evangelie door woord en daad openbaar te maken. Wie trouwens eenmaal dit evangelie heeft leren kennen zal ook niet anders meer kunnen en willen. God heeft zo’n grote liefde jegens ons gehad dat Hij zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor ons allen overgegeven heeft, en heeft ons met en in Hem alle dingen geschonken Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32).

Deze liefde zal bij een waarachtig kind van God nooit onbeantwoord blijven. Hij heeft zijn liefde in onze harten uitgestort door de Heilige Geest Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05). Daarom zullen wij als eindtijdchristen niet zwijgen, maar het volle heil proclameren, dwars tegen alle tegenstand in. God zal ons er voor bewaren dat de vijand ons er toe zal brengen een ander evangelie te verkondigen, want er maar één evangelie! Aan dat evangelie willen wij trouw blijven! En al worden wij dan door allen gehaat om zijns naams wil, het is als een rotsvaste zekerheid gegrift in onze harten dat wie volhardt tot het einde behouden zal worden!

 

De mens Gods wordt voltooid door Jan W. Companjen

 

Lezen: Jesaja 11 vers 1 tot en met 10 (Jes. 11:01-10). Vanaf Jesaja 11 vers 9 (Jes. 11:09) staat daar: “Men zal geen kwaad doen noch ver­derf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren, zoals de wateren de bodem van de zee bedek­ken. En het zal te dien da­ge geschieden, dat de vol­ken de wortel van Isaï’ zul­len zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn”.

De groei naar de volwassenheid

Opwassen tot het zoonschap houdt in dat wij de manne­lijke volwassenheid zullen bereiken. Dat wij geestelijk volwassen zullen worden is een geweldig perspectief. In 1 Korinthiërs 13 (het hooglied van de liefde) staat: “Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en re­deneerde ik als een kind; eenmaal man geworden legde ik mijn kinderlijke manier van doen af.

Wat we nu nog zien zijn de vage beelden in een spiegel, maar dan (als we volwassen zijn) staan we oog in oog. Nu is mijn kennis beperkt, maar dan zal ik kennen zo­als God mij kent”.

Paulus doelt hier op de gro­te gave van het nieuwe ver­bond in Jezus Christus, dat wij God leren kennen zoals Hij in werkelijkheid is en dat wij de Zoon Gods gelijk­vormig zullen worden.

Het Woord Gods zal ook in het lichaam van Christus, de gemeente, vlees worden. Dat wil zeggen dat wij als gemeente van Christus tot één Geest zullen gaan samengroeien met de Vader en de Zoon opdat wij één zijn zoals de Vader en de Zoon reeds een samen ge­smolten eenheid is. Deze eenheid van God en Jezus is het voorbeeld voor de eenheid van de gemeente en die eenheid komt voort en wordt mogelijk gemaakt door de doop in de Heilige Geest. Christus in ons, de hoop der heerlijkheid is daarbij ons devies. Gods Geest moet en zal aldus gestalte krijgen in ons vlees en le­ven. Alles wat daarvoor no­dig is, is volbracht op het kruis van Golgotha. De ak­ker is de wereld, daarop speelt zich alles af. Die ak­ker, de wereld dus, is ge­kocht en betaald met het leven van Jezus Christus. Hij heeft ons gekocht voor God met zijn bloed uit elke stam, taal, volk en natie Openbaring 5 vers 9 (Openb. 05:09).

Vermeerdering van de geestelijke kennis

Het opwassen tot het zoon­schap houdt in dat onze Geestelijke kennis vermeerderd wordt. Er zijn zo in de loop der jaren nogal wat leerstukken ontstaan die zeer belemmerend werken op het goed verstaan van Gods Woord en daardoor de groei van de kennis Gods in de weg staan. Het is de duivel gelukt om dusdanige barricades op te bouwen dat het zuivere uitzicht vol­komen verloren is gegaan.

Eén daarvan is het leerstuk van de drie-eenheid. Het geloven in een eenheid die bestaat uit God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Wie Jezus wil gaan volgen en zich wil gaan uitstrekken naar zijn beeld, zal bij het leerstuk van de drie-eenheid al spoedig merken dat dit leerstuk een geweldig ob­stakel is naar de ‘volheid Gods’. Uit dit dogma komt toch immers naar voren dat Jezus toch eigenlijk God zelf is/was, en geen mens van vlees en bloed zoals u en ik. Hij wordt boven het algemeen menselijke gesteld en zijn inspirerend voorbeeld, wat Gods Geest in een mens van vlees en bloed vermag, gaat volkomen verloren. Hij was God, handelde Goddelijk, maar wij, wij zijn maar mensen. Mensen van vlees en bloed, weliswaar ge­doopt met de Heilige Geest, maar toch… ergens zon­daars en mensen met een mankement die niet geheel de weg Gods kunnen gaan.

Nu, geliefde broeders en zusters, ik kan u verzeke­ren dat, als u zo denkt, uw denken nog kinderlijk is en/of door de duivel gebeten bent. (Drie-eenheid)De slang, die hielenbijter, is er de oorzaak van dat uw gang op het geestelijke pad nog niet vast en zeker is.

God is Geest en Hij open­baarde zich in Christus. Hij schiep na de eerste Adam een nieuwe Adam en zijn Woord, dat gesproken was voor het gehele menselijke geslacht, werd vlees, werd zichtbaar in deze wereld. Hij werd aldus de eerstgeborene van een nieuw menselijk ge­slacht waarmee God de Va­der van al het Geestelijke leven, contact kon onder­houden. Dé Heilige Geest is de Geest van God en die Geest van kracht, liefde, volheid en oneindige goed­heid, die alles wat door de duivel overweldigd is, weer wil herstellen, wil wonen in mensen, waarvan Jezus Christus de eerste was. Zo­als reeds eerder gezegd kunnen wij dit het beste vergelijken met het menselij­ke lichaam, dat ook een drie-eenheid is, namelijk geest, ziel en lichaam. Die drie zijn ook één en niet te scheiden.

Jezus koos bewust voor de weg Gods

Jezus, in wie het Woord Gods als eerste gestalte kreeg, was een mens zoals u en ik. Hij had een eigen vrije wil. Hij kon wel en ook niet naar Golgotha gaan. Hij wist dat God zijn Vader was en koos bewust voor de weg Gods. Hij kocht ons aldus vrij uit de macht van satan. Hij be­dacht de dingen die boven zijn. Hij was de eerste met een volkomen geestelijk le­ven die kon zeggen: Ik doe geen ding of de Vader heeft het mij gezegd, ge­leerd. Zijn kennis was vol­komen. Hij wist dat Gods Geest alles in Hem was en daarom kon Hij zeggen: Voor de wereld er was, was Ik. Zoals Ik, Jezus, ben zo heeft God, de Vader van de ganse schepping, zich de mens vanaf de schep­ping gedacht.

Wij zijn, door geloof in Hem, mede opgenomen in dat grote plan Gods en met Christus mede gezet in de hemelse gewesten om daar het plan Gods te gaan uit­voeren. Daarvoor is ken­nis, Goddelijke kennis no­dig. Door de eeuwen heen is er steeds een strijd ge­weest tussen de mens die de zintuigen (hetgeen je zag, voelde, hoorde, enz.) lieten meewerken bij hun inzicht betreffende de ‘wa­re kennis’ en hen die het werk van de zintuigen op een laag pitje hielden. Menigmaal is in de geschie­denis gebleken dat bepaal­de kennis radicaal omver werd gegooid. Onder andere vond dit plaats door de steeds verdere ontwikkeling van de techniek. Na alle onderzoek kwam men uitein­delijk tot de Bijbelse conclusie dat ons kennen als mens, ten dele is. Ware kennis, zowel in het Geeste­lijke als in het natuurlijke, is slechts mogelijk door communicatie met God de Vader en Schepper van al­les waarover wij als mens, als kroon der schepping, gesteld zijn. Zijn Geest zal ons leiden naar het juiste inzicht en daardoor tot de ware kennis, namelijk Gods plan met deze wereld.

In 2 Korinthe 2 vers 6 tot en met 16 (2 Kor. 02:06-16) lezen wij een duide­lijke uiteenzetting betreffen­de deze Goddelijke wijsheid. Het geweldige plan Gods, waarbij het gehele volk Gods dat door Christus gered is, betrokken is. Paulus zegt daarvan in het genoemde Schriftgedeelte dat het een wijsheid is bedoeld voor in­gewijden. Het is niet een wijsheid van deze wereld of van de machtigen van deze wereld, want aan hun macht komt een einde. Nee, wat wij verkondigen is Goddelij­ke wijsheid die zal dienen tot glorie van de ganse schepping. Zouden de anti- goddelijke machten die de kruisiging van Jezus uitein­delijk hebben bewerkstel­ligd, van dit plan op de hoogte zijn geweest, dan hadden zij Christus niet la­ten kruisigen. Zij hebben zich namelijk aldus zelf van hun macht beroofd.

God zelf wijst ons de weg

Het is daarom dan ook zo’n harde noodzaak dat wij in deze eindtijd door God zelf geleerd worden. Wij zullen er voor moeten komen open te staan dat Hij ons ook heden, vandaag, iets te zeggen heeft op de weg naar het herstel van alle dingen. Daarvoor is het openbaar worden van de zonen Gods noodzakelijk en dat de gaven van de Geest weer goed gaan functioneren. Ook is het belangrijk dat wij door profeten en leraars weer op het juiste pad, de hoge weg, worden gezet.

Voor een ieder die geloof heeft en met ons belijdt dat de toekomst, ook van deze wereld, des Heren is, gaan de deuren open, gaat de hemel open en wordt de boekrol geopend. Een rol tot de eindtijd bewaard voor hen die daartoe zijn opgeklommen.

In dat Messiaanse vrederijk zal men geen kwaad doen, noch verderf stichten, want de aarde zal vol wor­den van de kennis des He­ren. En het zal te dien dage geschieden dat de volken de wortel van Isaï (Jezus Christus) zullen zoeken. Dan zal Jezus in het middel­punt staan, als een banier van de natiën en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.

Jezus komt alle eer toe, Hem het hoogste eerbetoon. Hij vervult Gods raads­besluit.

De mens Gods wordt in ons voltooid!

 

 

 

Het nieuwe Jeruzalem (gedicht) Piet Snaphaan

Een Stad onwankelbaar gebouwd.

Met kostbare talenten,

Als Gods stad werd zij eens ontvouwd,

Johannes had haar reeds aanschouwd,

Als Stad met fundamenten.

 

Een Stad van ruimte, levend Licht,

Versierd met edele soorten,

Jeruzalem door God gesticht,

Zij krijgt gestalte, komt in ’t zicht,

Als stad met open poorten.

 

Jeruzalem gij Stad in wien,

Geen zon zich hoeft te tonen,

Waar ook geen tempel is te zien,

God is haar Licht, en bovendien,

Is zij als Stad volkomen.

 

O, heil’ge Stad, die vol zal zijn,

Van heerlijkheid en luister,

Met hemelburgers, groot en klein,

Die door het bloed gereinigd zijn,

Ontkomen aan het duister.

 

De profeet Zacharia door Klaas Goverts – 6 –

Het gesprek wordt hersteld

Het thema van Zacharia 3 zouden we als volgt kunnen formuleren: het herstel van het gesprek. “Vervolgens deed Hij de hogepriester Jozua zien, staande voor de Engel des Heren, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen” Zacharia 3 vers 2 (Zach. 03:02). De gestalte die hier in het middelpunt staat, is de hogepriester; hij vertegenwoordigt het priesterschap. Zijn naam is veelbetekenend: Jozua wil zeggen: de Here bevrijdt. Dit is God op het hart geschreven; zo is zijn wezen: Hij doet niets liever dan bevrijden, in de ruimte zetten, zoals de oorspronkelijke zin van het woord is. Maar in welke ruimte zet God de mens? In de ruimte van het gesprek. Mens zijn is aangesproken zijn. Mens zijn is antwoord geven, nog dieper, nog intenser: antwoord worden aan God. God wil dat we onszelf leren zien: jij bent antwoord, waar Hij op wacht.

Er is nog een gedachte die door de naam Jozua wordt opgeroepen: de herinnering aan de oeroude daden van bevrijding ten tijde van de intocht in Kanaän wordt erdoor wakker gemaakt. Eenmaal was daar een Jozua die het volk voorging en die ruimte maakte in het land. Derhalve, wanneer hier opnieuw de naam Jozua klinkt, dan gaat er een heimwee leven, een diep verlangen, een hunkering naar die daden Gods van het begin, Jozua, die zoete naam met zijn verborgen schatten: zou die naam nog eens opnieuw door de hemelen gaan ruisen, zou die naam nog weer de geestelijke wereld in beweging kunnen zetten, zou de Here nog weer eens als in de dagen van de oertijd, als in de dagen van het begin, als in de morgenstond van de geschiedenis, een God van bevrijding kunnen worden?

De heenwijzing naar de volkomen mens

Jozua, naam die oertijd en eindtijd verbindt, want tegelijk is deze naam een heenwijzing naar de naam Jezus, de volkomen mens, de laatste Adam, dat wil zeggen de laatste Mens, of wel de mens van het eindstadium, de mens in wie alle bevrijdende daden van God hun concentratiepunt, hun realisering, hun eindvervulling vinden.

Zo staat daar deze Jozua, gestalte van priesterschap en bevrijding. Een priester is een oprichter, want het Hebreeuwse woord ‘cohen’ hangt samen met een werkwoord dat op richten betekent. Een heel diep verband, want daarin ontdekken we dat een priester in wezen betrokken is bij de wederoprichting van alle dingen. Zoals God oprichter is, wederoprichter, zo zal de ware mens daarin deelgenoot zijn; een priester is iemand die het gevallene opricht, het neergebogene opheft, het verdrukte doet opstaan, opdat het weer mens zal zijn.

De aangetaste identiteit

Zo zien we deze Jozua daar staan, maar er is iets met hem aan de hand, het beeld wordt verduisterd, zijn gestalte is niet helder, zijn identiteit is aangetast, zijn oog omfloerst. Er staat een aanklager aan zijn rechterhand; niet Jozua is degene die spreekt, maar die aanklager heeft het woord. Zo is er geen gesprek, datgene waar de hele geschiedenis op gebouwd is, het gesprek tussen God en mens, dat is geblokkeerd. We komen hier tot het hart van de zaak, het hart van de wereldhistorie: als er geen priesterschap is, staat de geschiedenis stil. Dan is er geen heling van de tijd. Zo priester, zo volk: dat wil ook zeggen: als de priester verstomt, als de priester faalt, geremd is, met beschaamd gelaat staat, dan is er geen hoop voor het volk, geen hoop voor de schepping, geen uitkomst voor de geschiedenis, dan is de historie niets anders dan een langzaam doodbloeden van de tijd, een sterven van volkeren.

Herkennen we hierin niet het beeld van de gemeente door vele eeuwen heen, in het verleden en nu nog? De aanklager staat aan haar rechterhand. In naam van God zijn heel vaak geen daden van bevrijding verricht, maar integendeel, juist daden van knechting. Zo lezen we bijvoorbeeld: ‘Geregeld doken er karavanen met witte vlaggen uit de woestijn op. De kamelen zwaar bepakt met ivoor en gom, en gevolgd door troepen aan elkaar gebonden negers. Een neger kostte een halve schepel tarwe en bracht in Portugal in onze waarde twee a drie duizend gulden op. De Portugezen vonden dat het fortuin hun zo langzamerhand wel toekwam. In een reisverslag staat ronduit: Eindelijk behaagde het God, de Beloner van alle goede daden, voor de menigvuldige in zijn dienst geleden tegenspoeden, hun roem voor hun moeiten en vergoeding voor de onkosten te geven, want aan mannen, vrouwen en kinderen werden tezamen 165 stuks gevangen’.

Zo werd het priesterschap verdonkerd; de bevrijding bleef uit. Aanklacht na aanklacht stapelde zich op. Wat gemeente moest heten, werkte niet mee met de Bevrijder, doch maakte gemene zaak met de slavendrijver. Zo staat de gemeente daar, met vuile klederen, een gestalte, belast en besmet, niet meer in staat tot gesprek, want de aanklager heeft gelijk.

Wie kan het gesprek herstellen

Is er dan nog een wending mogelijk? Kan priesterschap hersteld worden? Alleen als God een brandhout uit het vuur rukt. Het vuur woedt, het vuur spaart niets en niemand, het vuur kent geen mededogen; zo is de grimmigheid van de boze. De priesters hadden hun positie verspeeld en ballingschap was het resultaat, als een vuur had Babel het heiligdom en de dienst des Heren verteerd, de dienaren ontluisterd. De wegen naar Sion treuren, haar priesters zuchten, zo horen we in Klaagliederen.

Alleen God kan de aanklacht tot zwijgen brengen en het gesprek herstellen. “De Here echter zeide tot de satan: De Here bestrafte u, satan, ja, de Here, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u” Zacharia 3 vers 2 (Zach. 03:02). Heel sterk komt in de wijze van formuleren naar voren: de vrijspraak gaat van God zelf uit. De Here, dat is zijn exodus- naam, Hij is de God van de vrijspraak, de God die er immer weer op uit is, het gesprek weer op gang te brengen. Door vrijspraak wordt het gesprek weer geopend. Het woord ‘bestraffen’ betekent eigenlijk: schelden. God scheldt de satan, dat is de hinderaar, de dwarsligger.

Dan gaat er iets veranderen. Dan is het niet meer: de satan aan mijn rechterhand, maar: de Here is aan mijn rechterhand, en daarom wankel ik niet Psalm 16 vers 8 (Ps. 016:008). Eerst zou de mens wankelen en vallen, hij kon niet staande blijven in het gericht, maar nu wankelt hij niet langer, hij kan staan te midden van de gerichten. Zo werd Jezus de eerste mens die stand hield in het gericht, zodat van Hem gezegd kon worden: “Want Hij (de Vader) is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou” Handelingen 2 vers 25 (Hand. 02:25), waar Petrus de genoemde psalm citeert en toepast op Jezus) .

De verwrongenheid gaat verdwijnen

Jozua was met vuile klederen bekleed, terwijl hij voor de Engel stond. Toen nam deze het woord en zeide tot hen die voor Hem stonden: Doet hem de vuile klederen uit” Zacharia 3 vers 3 en 4a (Zach. 03:03-04a). Er staan dienstengelen gereed en zij worden ingeschakeld om Jozua te ontdoen van de oude klederen. Dan komt het woord tot hem: “Zie, Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestkleren aan” Zacharia 3 vers 4b (Zach. 03:04b). Het begrip ‘ongerechtigheid’ heeft als grondbetekenis: verwrongenheid. Zonde maakt het wezen van de mens verwrongen. Hij kan zichzelf niet meer zijn. Letterlijk staat er: Ik doe uw verwrongenheid van boven u overtrekken. Zoals een nevel boven het hoofd van een mens wegtrekt. De verwrongenheid moet plaats maken voor feestdracht. Het hier gebezigde woord voor feestkleren komt slechts tweemaal in Tenakh voor en duidt, vanuit het Arabisch afgeleid, op geschonken erekledij.

Nu is het frappant dat we in vers 5 lezen: “Ik nu zeide” . We bemerken dat de profeet hier zelf een aandeel krijgt in het restaureren van het priesterschap. Hij raakt betrokken in het gesprek. Hij geeft aan wat er nodig is om Jozua in zijn ambt te herstellen. God wil niet dat de mens maar gelaten alles over zich heen laat komen, maar dat hij bewust en met inschakeling van zijn denkvermogen meedoet. Van Zacharia als profetisch mens wordt verwacht dat hij gedachten aandraagt die in het herstelplan van God passen. God zoekt de mens die met Hem meedenkt, met Hem meeleeft, met Hem meevoelt. Die mens zal meer en meer gaan aanvoelen wat er nodig is voor de realisering van Gods bedoelingen.

“Ik nu zeide: Laat ze een reine tulband op zijn hoofd zetten” Zacharia 3 vers 5a (Zach. 03:05a). Met de tulband wordt aangeduid een doek die meermalen om het hoofd gewikkeld wordt, het teken van de hogepriesterlijke waardigheid. Toen Jozua daar stond voor God, was hij derhalve ook zijn waardigheid kwijt. Wat Zacharia hier naar voren brengt, is dus van de hoogste importantie; hij beseft dat er één ding urgent is: het herstel van de waardigheid. “Toen zetten zij een reine tulband op zijn hoofd en trokken hem een staatsiegewaad aan, terwijl de Engel des Heren erbij stond” Zacharia 3 vers 5b (Zach. 03:05b). Letterlijk staat er: ze bekleedden hem met gewaden. Speciaal wordt erbij vermeld dat de engel of bode des Heren tijdens deze plechtigheid stond, dat houdt dus in dat hij van zijn zetel opgestaan was. Staan duidt op een strijdbare houding. Het is een strategisch moment. Wanneer het priesterschap hersteld wordt, staan de engelen op. We bespeuren hier een geestelijke wet: wanneer de priesters weer tot waardigheid komen, heeft dat zijn uitwerking in de geestelijke wereld; de engelen verheffen zich dan om tot actie over te gaan.

De bewaring des Heren

“Hierop vermaande de Engel des Heren Jozua: Zo zegt de Here der heerscharen: Indien gij in mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zult gij zowel mijn huis richten als mijn voorhoven bewaken, en Ik zal u doen verkeren onder hen die hier staan” Zacharia 3 vers 6 en 7 (Zach. 03:06-07) . Nauwkeurig vertaald staat er niet: hij vermaande Jozua, maar hij betuigde Jozua.

Vervolgens is er sprake van twee voorwaarden en drie beloften. De voorwaarden zijn: in mijn wegen gaan, en de opgedragen taak waarnemen, letterlijk staat er een uitdrukking die met name in Numeri nogal een rol speelt: mijn bewaring bewaren. Dit mogen we niet zomaar slordig vertalen; dan gaat de kracht eruit. Van Abraham zegt God in Genesis 26: “hij heeft bewaard mijn bewaringen” . In Leviticus 8 klinkt de oproep tot Aaron en zijn zonen: “bewaart de bewaring des Heren” Leviticus 8 vers 35 (Lev. 08:35) . Dat gaat dieper dan wat het NBG noteert: “gij zult het u door de Here gegeven voorschrift in acht nemen” . Het gaat hier om de bewaring des Heren. Dat wil zeggen: het gaat erom, wat God bewaart. Hij is principieel degene die bewaart. Wat bewaart Hij? Hij is de bewaarder Israëls, Hij bewaart de mens, de schepping die Hij gemaakt heeft. Nu ontvangt de mens de opdracht, te bewaren de bewaring Gods, anders gezegd: hij moet bewaren wat God bewaart. Hij is dus geroepen om navolger van God te zijn. Juist tegen de achtergrond van de ballingschap, waar immers zovele kostbare waarden verloren gingen, krijgt deze opdracht die Jozua ontvangt, zijn bijzondere reliëf.

Zo ook nu, in onze dagen: God plaatst ook ons als priesters voor de taak, te bewaren wat Hij bewaart. De gemeente heeft de roeping, te bewaren; wat zal zij bewaren? Het waarachtige mens zijn, de waarde van het bestaan, zo aangevochten in deze tijd waarin de mens gelijk gesteld wordt met een machine, een onpersoonlijk voorwerp. De gemeente zal bewaren de waarde van God, in een tijd waarin zovelen het kwade aan Hem toeschrijven. De gemeente zal bewaren de waarde van de schepping, in een tijd waarin zovelen zeggen: alles, hoe schoon ook, zal eenmaal vergaan; in een tijd waarin velen de aarde afschrijven als ‘wijlen de planeet aarde’ (the late planet earth) . De gemeente zal bewaren alles wat haar Meester bewaart.

De mannen van het wonderteken

Dan zijn er drie beloften: ten eerste, gij zult mijn huis richten, ten tweede, ge zult mijn voorhoven bewaren (weer dat woord ‘bewaren’), en ten derde, Ik zal u doen verkeren, letterlijk: Ik zal u toegangen geven tussen hen die hier staan. Dus hem wordt toegezegd de entree in de geestelijke wereld, de toegangen tussen de hemelse heerscharen zullen voor hem openliggen.

“Hoor toch, Jozua, hogepriester, gij en uw gezellen die voor u zitten – zij zijn immers mannen die ten wonderteken dienen – ”            Zacharia 3 vers 8a (Zach. 03:08a). Nu wordt hij aangesproken met zijn gezellen, er staat eigenlijk: uw genoten, dat wil zeggen uw deelgenoten, uw lotgenoten, uw reisgenoten of volksgenoten. Een mens is nooit alleen; hij is er altijd samen met zijn genoten, hij staat altijd in een gesprek. De mannen die hier met Jozua verbonden optreden, zijn de priesters. Zij zijn mannen van het wonderteken, dat houdt in dat zij zelf door hun aanwezigheid een teken vormen, een teken dat naar Gods toekomst wijst, teken van een nieuwe tijd, keerpunt in de geschiedenis.

De genezer van de eenzaamheid

“Voorwaar, zie. Ik zal mijn knecht, de Spruit doen komen” Zacharia 3 vers 8b (Zach. 03:08b).

We hebben hier te maken met een naam van de Messias; ook Jeremia sprak reeds over de Spruit: “Zie, dagen komen, is de uitspraak des Heren, dat Ik zal doen opstaan voor David een rechtvaardige (eigenlijk waarachtige) Spruit” Jeremia 23 vers 5 (Jer. 23:05). Trouwens we kunnen nog verder teruggaan: Jesaja heeft al een dergelijke gedachte doorgegeven: “Te dien dage zal wat de Here doet uitspruiten (letterlijk: de Spruit des Heren) tot sieraad en tot heerlijkheid zijn” Jesaja 4 vers 2 (Jes. 04:02). Een uitermate verkwikkend woord, juist tegen de achtergrond van de doorstane ballingschap. Na de dorheid en doodsheid, de jaren van onvruchtbare aarde, van vruchteloze moeite, van zinloosheid, eindelijk weer een sprietje boven de grond. Wat een vreugde na een lange barre winter, als er op de wijde kale vlakte weer iets groens opschiet.

Wanneer Jesaja het herstel van de ballingschap wil typeren, gebruikt hij maar liefst negen keer de woorden spruit of uitspruiten. Zo bijvoorbeeld in dat prachtige slotvers van Jesaja 61, dat letterlijk vertaald aldus luidt: Want zoals de aarde haar spruit doet uitgaan, en zoals een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here Here waarachtigheid en lof doen uitspruiten ten overstaan van alle volken.

Wat is die Spruit? Een mens, een knecht van God; een mens in gesprek met de hemel en in gesprek met de aarde. Zacharia ziet hem komen. Zo zal Jezus straks zijn; hij wordt de mens die volledig staat in het gesprek met zijn Vader, en die daarom het gesprek met de aarde aankan. Zo is Hij knecht, Hij dient de hemel en de aarde. Zo geneest Hij de eenzaamheid van de geschiedenis.     (wordt vervolgd) .

 

In de voetstappen van Jezus door G. J. R. Doornink

 

“Want hiertoe zijt gij geroe­pen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Als gemeente van de eindtijd zijn wij geroepen de volheid van Jezus te openbaren. Soms lijkt het wel dat we hiervan nog ver verwijderd zijn, als we zien op de ver­deeldheid , krachteloosheid en liefdeloosheid, die zich in de gemeente vaak nog openbaart, in plaats van de overwinning van Jezus.

Toch mogen we er zeker van zijn dat God die in ons een goed werk is begonnen dit ook zal voortzetten! Alle op­rechte kinderen Gods die het verlangen hebben meer en meer de heerlijkheid van God door hun leven heen tot openbaring te brengen, zullen ervaren dat God dit door zijn Geest ook be­werkt. Wie de weg met Je­zus in geloof en gehoor­zaamheid bewandelt, gaat ook steeds meer het beeld van Jezus openbaren. Hij laat zich niet afremmen door welke tegenwerkende macht uit het rijk der duis­ternis ook, maar heeft slechts één doel voor ogen: Gods wil te doen. En Gods wil is “het goede, welge­vallige en volkomene” Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02). Gods Geest is de grote inspiratiebron in zijn leven. En daardoor is het mogelijk ten volle Jezus als voorbeeld te volgen, daardoor is het iedere dag opnieuw mogelijk in zijn voetstappen te treden.

Vijf redenen om Jezus te volgen

Wij willen nu vijf redenen bespreken waarom wij in de voetstappen van Jezus behoren te treden.

– Omdat God liefde is.

God zond het allerliefste wat Hij bezat, zijn eniggeboren Zoon, naar deze wereld. Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) zegt: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verlo­ren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Toen Jezus op aarde was openbaarde Hij in ieder opzicht wat Goddelijke liefde was. Hij vergaf de zondaren hun zonde, Hij genas de zieken en bevrijdde de gebondenen. Hij toonde wat er leefde in het vaderhart van God. Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dan ook van Hem dat Hij de afstraling van Gods heerlijk­heid was en de afdruk van zijn wezen. Niet alleen in het doen van wonderen en tekenen bewees Hij Gods liefde jegens de mensen, maar het kwam door heel zijn leven tot openbaring. Petrus schrijft dat als Hij gescholden werd, niet te­rugschold en als Hij leed niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaar­dig oordeelt 1 Petrus 2 vers 23 (1 Petr. 02:23).

Nu Jezus niet meer lichame­lijk op aarde is, heeft de gemeente tot taak deze God­delijke liefde te openbaren. Wij zijn nu het lichaam van Christus. Wij mogen dezelf­de dingen doen die Hij deed, maar ook zullen we er rekening mee moeten houden, dat ook wij veel onrecht zullen moeten ver­duren. Maar een waarachtig kind van God weet dat niets en niemand hem kan scheiden van de liefde Gods geopenbaard in Jezus Christus. Hij brengt niet alleen de gaven maar ook de vrucht van de Geest tot openbaring, want zóu dat niet het geval zijn, dan zou de wereld niets kunnen bemerken van het feit dat God een God van liefde is. Daarom willen wij treden in de voetstappen van Jezus!

– Omdat Christus een volkomen Verlosser is.

Jezus is de Verlosser naar lichaam, ziel en geest. Pe­trus schrijft van Hem dat Hij onze zonden in zijn li­chaam op het hout ge­bracht heeft, opdat wij aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zou­den leven; en door zijn striemen zijt gij genezen” 1 Petrus 2 vers 24 (1 Petr. 02:24). Dit werd reeds door de profeet Jesaja geprofeteerd en later ook door Matthéüs aan ge­haald als Jezus zieken ge­neest en boze geesten uit­drijft Matteüs 8 vers 16 en 17

(Matt. 08:16-17).

De gemeente van Jezus Christus zal daarom ook op dit punt nooit water in de wijn mogen doen, zoals he­laas hier en daar is gebeurd. We kunnen ons daarbij niet verschuilen achter fouten en fanatieke handelingen die door sommigen gemaakt zijn in het verleden. De gene­zing en bevrijding behoort altijd een wezenlijk onder­deel van de prediking van het evangelie te blijven.

Ook in dit opzicht mogen wij het nooit anders doen dan Jezus deed.

– Omdat Hij ons voorbeeld is .

Petrus zegt dat Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten. Dat spreekt helemaal voor zichzelf. Hij deed voor, zo­als wij het ook behoren te doen. Zoals een onderwij­zer op school de kinderen voorbeelden geeft, die zij moeten navolgen, zo is Je­zus ons grote geestelijke voorbeeld. Van Hem zegt Hand. 10:38 dat Hij is rondgegaan, weldoen­de (goeddoende) en gene­zende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem”.

Zo zal God ook met ons zijn als we dit levende voor­beeld volgen. Zoals satan aan Jezus niets had, zal hij ook aan ons niets hebben, als we door het voorbeeld van Jezus te volgen, wan­delen in zijn voetstappen.

– Omdat wij door geloof moeten leven.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17) dat wie in Christus is een nieuwe schepping is, en dat het oude voorbij is. Het nieuwe leven van Jezus is in ons. We leven nu door het ge­loof, zoals we ook door het geloof een kind van God zijn geworden. In Galaten 2 beschrijft Paulus dat op zo’n duidelijke wijze: “Ik leef, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God”.

Wij behoren ons veel meer te realiseren dat wij door het geloof moeten leven. Niet op de omstandigheden zien, niet vertrouwen op de zintuigen, geestelijk gesproken uiteraard, maar alleen zien en vertrouwen op Gods beloften geopen­baard in Jezus Christus. 1 Johannes 5 vers 4 (1 Joh. 05:04) zegt: “Dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof”. In de voetstappen van Jezus gaan is alleen maar moge­lijk als we de geloofsweg willen bewandelen.

– Omdat wij er toe geroepen zijn

Met dit facet begint onze aanvangstekst. Feitelijk is deze reden de meest belang­rijke. In het natuurlijke le­ven is het een vanzelfspre­kende zaak dat wanneer ie­mand door een autoriteit geroepen wordt om bijvoor­beeld bij hem te komen voor een bespreking of opdracht, hij ook daaraan gevolg geeft. Hoeveel te meer zullen wij gevolg moeten geven als God ons roept om in de voetstappen van Jezus te treden!

Daarom mag geen enkel kind van God deze oproep van Petrus naast zich neerleg­gen en voor kennisgeving aannemen. Wij zijn geroepen om in de voetstappen van Jezus te treden. Hij heeft voor ons geleden, Hij heeft de volle prijs voor on­ze verlossing betaald. Hij heeft ons een voorbeeld nagelaten, opdat…

Het gaat in deze eindtijd om de waarachtige navolging van Jezus. Ieder compromis, iedere halfslachtigheid is uit de boze. Wie deelgenoot wil zijn van Gods grote her­stelplan met zijn schepping behoort zich volledig te la­ten inschakelen. God zoekt in deze tijd naar oprechte arbeiders. Het enige wat waardevol is in deze materialistische en occulte wereld is ingeschakeld zijn in dit grote plan van God.

Daarbij mogen we bedenken dat God niet iets van ons vraagt wat wij niet zouden kunnen verwezenlijken. Als Hij iets van ons vraagt geeft Hij ons ook de moge­lijkheden en de middelen om het te kunnen doen. Dat geldt ook ten opzichte van het gaan in de voet­stappen van Jezus. Hij heeft ons zijn Woord gege­ven en niet te vergeten de Heilige Geest. Zij bepalen de weg die wij hebben te gaan.

En deze weg, dit treden in de voetstappen van Jezus, is een geestelijke aangele­genheid, maar waarvan de resultaten op aarde zicht­baar worden. Onze plaats is met Jezus in de hemelse gewesten. Van daaruit opereren wij als vertegenwoordigers van Gods Ko­ninkrijk .

Wie in eigen kracht of door eigen inspanning in de voetstappen van Jezus wil treden zal al spoedig falen. Maar wie zich door Gods Woord en Geest laat leiden, zal ontdekken dat er niets heerlijkers denk­baar is dan Jezus als voorbeeld te volgen en in zijn voetstappen te gaan. Want hij is daardoor voor anderen een levende wegwijzer naar het Konink­rijk van God.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 6 –

De vervulling van Daniël 2

Bij de opening van het zevende zegel gebeurt er niet plotseling iets, maar alles wat in de vorige zegels op gang is gekomen, zal ten tijde van het zevende zegel voltooid worden. Het zal tot volheid komen. Het zevende zegel wordt onderverdeeld in de zeven bazuinen, de drie weeën en de zeven schalen. Deze periode wordt beschreven in Openbaring 8 tot en met 19. Al de profeten spreken er van. Ook Jezus heeft vaak over deze dingen gesproken. In het bijzonder in Matthéüs 24 en 25, wat daar genoemd wordt: ‘Rede over de laatste dingen’ (zie ook Markus 13 en Lucas 21).

Twee zaken komen nu tot volheid. In de eerste plaats de gemeente van Jezus Christus, het geheimenis Gods Openbaring 10 vers 5 tot en met 7 (Openb. 10:05-07) , wat dan uitloopt op het koningschap. In Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15) wordt de zevende bazuin geblazen en met gejubel in de hemel wordt met luide stem geproclameerd: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heer en aan zijn Gezalfde en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden” . Hier zien we de vervulling van de profetie in Daniël 2 waar gesproken wordt over de steen, die zonder toedoen van mensenhanden losraakt, het beeld (Babel) verbrijzeld, en wordt tot een grote berg, die de gehele aarde vulde Daniel 2 vers 34 en 35 (Dan. 02:34-35) . De God des hemels richt een eeuwig Koninkrijk op, dat in eeuwigheid niet onder zal gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan Daniel 2 vers 44 en 45 (Dan. 02:44-45) . Het is een Koninkrijk gegrondvest op waarheid en recht Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Het tweede dat tot volheid komt is ‘Babel’. Ook Babel komt tot volheid, tot vrucht dragen. Die vrucht is ook een koningschap, namelijk de antichrist met zijn gemeente: de zonen des verderfs. Ook dit vindt in het verborgene plaats, tenminste voor de ongeestelijke mensheid. Paulus spreekt ook over “het geheimenis der wetteloosheid, wat reeds in werking is” 2 Thess. 2 vers 7

(2 Thess. 02:07). Hij zegt over de antichrist in 2 Thessalonicenzen 2 vers 4

(2 Thess. 02:04): “De zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een God is”.

Dit is het koningschap wat Babel voortbrengt, gegrondvest op de vader der leugen, de duivel. Het is het beeld uit Daniël 2, groot en indrukwekkend, vol van geweldenarij. Maar het fundament is een vermenging van waarheid en leugen – wat in wezen niet te vermengen is – wat we in het paradijs al zien in de boom van kennis van goed en kwaad Genesis 2 vers 9b (Gen. 02:09b). Het heeft wel altijd een schijn van godsvrucht gehad, maar in de dag des Heren zal blijken, dat het waardeloos is en in diepste wezen altijd antichristelijk is geweest, met als volle vrucht de antichrist.

Het zal ondergaan als het beeld in Daniël 2, wat getroffen wordt door de steen – beeld van Jezus Christus en de gemeente en later de herstelde volkeren – en het zal zijn als kaf op de dorsvloer in de zomer en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was Daniel 2 vers 34 en 35 (Dan. 02:34-35) . Ook in Openb. 18:20-24 lezen we van de totale ondergang van deze grote stad. En weer is er dan gejuich in de hemel en wordt er iets geproclameerd met een luide stem: “halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht van onze God, want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist” Openbaring 19 vers 1 en 2 (Openb. 19:01-02).

Dit is het kerngebeuren in de hele eindtijd: het openbaar komen van de waarheid, de waardigheid en rechtvaardigheid van God in een volk wat Hem toebehoort. Dat is dus de gemeente van Jezus Christus: “Een volk Gode ten eigendom. U eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen”. “Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie” 1 Petrus 2 vers 9 en 10 (1 Petr. 02:09-10) . Daarnaast het openbaar worden van de zoon en de zonen des verderfs in de gemeente van de antichrist, met als fundament: leugen en verwarring, dus Babylon. Hierin is geen enkele waardigheid, maar volkomen wetteloosheid en duisternis. Het is een volk wat het merkteken van het beest draagt Openbaring 13 vers 17 (Openb. 13:17) .

Het half uur stilte in de hemel

“En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang” Openbaring 8 vers 1 (Openb. 08:01). Ten tijde van de stilte gaat de gemeente tot volle wasdom komen. Het is niet een tijd waarin niets gebeurt, maar tarwe en onkruid groeien naast elkaar op. Niemand ziet het, want het vindt plaats in de hemel, in het verborgene. De vrucht begint zich te zetten en dan zal ook het onkruid duidelijk afsteken tegen de steeds helder wordende hemel van de zonen Gods. Jezus tekent dit geheel in Matteus 13 vers 24 tot en met 30 (Matt. 13:24-30).

In Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) lezen wij: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. De heiliging van het volk van God gaat door. De Heilige Geest werkt met steeds meer kracht via de geestesgaven. Werkingen van boze geesten worden door de Heilige Geest meer en meer geopenbaard en bij degenen die zich laten bevrijden “komt er een einde aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk” Daniel 12 vers 7b (Dan. 12:07b). De blik in de hemelse gewesten wordt helderder en de enkel goedheid en waardigheid van God wordt steeds dieper verstaan. Van de andere kant trekt de duivel al zijn troepen samen om het volk van God te benauwen en de ontwikkeling van het zoonschap te blokkeren.

De vroege en de late regen

De gemeente die op dit niveau bezig is – dus in de hemelse gewesten – gaat bidden om de late of spade regen. Veel wordt in deze tijd gebeden om opwekkingen: Heer geef ons een Elia! Geef ons een Johannes de Doper! Heel goed bedoeld en voortkomend uit een bewogenheid voor de nood in de wereld, maar met Jezus Christus en de gemeente hebben we zoveel meer dan een Elia of Johannes de Doper. God laat de profeet Zacharia opschrijven: “Vraagt van de Here regen ten tijde van de late – regen. De Here maakt de bliksemschichten, een stortregen zal Hij hun geven, voor ieder gewas op het veld” Zacharia 10 vers 1 (Zach. 10:01) . Opvallend is dat Zacharia hier ook gelijk een groepering noemt, die we in het christendom kunnen typeren met de verontrusten. Ze zoeken het overal, ze letten op alles wat er gebeurt in de wereld, maar ze vinden geen troost. Er is geen herder die hen leidt en vertroost met de woorden Gods. In Zacharia 10 vers 2 (Zach. 10:02) volgt dan ook onmiddellijk: “Want de serafim (huisgoden) spreken ijdelheid, de waarzeggers schouwen leugen, bedrieglijke dromen spreken zij, nietswaardige troost bieden zij. Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft”.

Deze mensen worden niet afgeschreven, maar ze zullen straks van de zonen Gods het evangelie van verlossing en herstel horen. Jezus was ook vol van ontferming over de schare die zo voortgejaagd werd. Markus 6 vers 34 (Mark. 06:34) zegt: “En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hen vele dingen te leren” . En zo kwam Hij in het leven van deze mensen als de leraar ter gerechtigheid, waarvan de profeet Joël reeds profeteerde.

Het begrip van de vroege en de late regen is in Israël wel bekend. Wij komen het nog al eens tegen vooral in het oude testament. Het heeft dan een diep geestelijke betekenis.

Regen is onontbeerlijk voor leven, ontwikkeling en vrucht dragen. Jezus spreekt dan ook over ‘het levende water’ dat zal gaan stromen uit het binnenste van een gelovige, die vervuld is met de Heilige Geest Johannes 7 vers 38 en 39 (Joh. 07:38-39) .

De profeet Joël geeft zo prachtig de geestelijke betekenis weer. Hij zegt: “En gij kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Here, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege en late regen, zoals voorheen” Joël 2 vers 23 (Joël 02:23). Die regenstromen hebben dus te maken met onderwijzing. “Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja regenstromen…” Voor wie? Voor de kinderen Sion, die zich verheugen en juichen! Joël profeteert ook hier weer “over de voor ons bestemde genade” en niet zoals vele ongeestelijke christenen zeggen dat de woestijnen, de zandvlakten weer gedrenkt zullen worden met water en zullen veranderen in oases. (Dit komt nog wel eens bij het herstel van de aarde, maar dat is hier niet aan de orde) . God gebruikt dit beeld altijd in dezelfde betekenis. Dat is interessant om daar op te letten. God legt niet alleen de woorden in de mond van de profeet, maar zorgt ook dat een bepaald beeld altijd dezelfde betekenis houdt.

Regen houdt altijd verband met de onderwijzing of de openbaring van Gods woord en heerlijkheid. Deuteronomium 32 vers 1 en 2 (Deut. 32:01-02) zegt dan ook: “Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken en de aarde hore naar de woorden van mijn mond. Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppelt als dauw, als regenbuien op het jonge groen en als regenstromen op het kruit”. Zie ook Deuteronomium 11 vers 10 tot en met 12; Spreuken 16 vers 15; 1 Koningen 8 vers 36 (Deut. 11:10-12; Spr.16:15; 1 Kon. 08:36).

In Joël 1 vers 10 tot en met 12 (Joël 01:10-12) ontbreekt duidelijk de regen en is er dientengevolge kaalheid en dorheid in het leven van de mensen. “Voorwaar, de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht” (12b).

In de landen van het Midden-Oosten valt in oktober en begin november de vroege regen. De grond die hard geworden is, wordt dan week gemaakt, zodat het bewerkt kan worden en het koren gezaaid. Psalm 65 vers 11 (Ps. 065:011) zegt: “Gij drenkt zijn voren. Gij verzadigt zijn kluiten, door regenstromen maakt Gij het week”. Dan volgen de winterregens, waardoor de grond tot diep toe met water verzadigt wordt Hooglied 2 vers 11 (Hoogl. 02:11). In de lente wordt het snel weer warmer en droger en er zou geen oogst komen als de late regen niet zou vallen. Als dit uitblijft, dan verschrompelt het gewas en kan de vrucht zich niet ontwikkelen. Daarom behoort omstreeks april, als de vrucht zich gezet heeft, de late of spade regen te vallen, waardoor het koren dat zich in de aar gezet heeft, tot volle rijpheid komt, waarna de oogst volgt.

Het is nodig dit beeld geestelijk te verstaan. Door de doop in de Heilige Geest krijgt een gelovige deel aan de vroege regen. Zo vaak iemand tot geloof komt en gedoopt wordt in de Heilige Geest valt dus de vroege regen in dat leven. Het is niet zo dat er een bepaalde tijd is, dat de vroege regen valt en dan niet meer. Nee, dat gaat altijd door, zolang mensen tot geloof komen. Door de doop in de Heilige Geest wordt de harde grond weer week gemaakt, zodat het goede zaad, dat is de leer van Jezus Christus over het Koninkrijk der hemelen, kan ontkiemen, opwassen en tot vrucht dragen kan komen. De Heilige Geest leert en onderwijst, zoals Jezus Christus zijn discipelen onderwees. Hij was de leraar ter gerechtigheid. De Vader getuigde van de Zoon en zei: “Hoor naar Hem”.

En Jezus zegt van de leraar ter gerechtigheid die wij ontvangen: “De Geest der waarheid zal u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen” Johannes 16 vers 13 en 14 (Joh. 16:13-14) . En zoals de eerste regen valt in ieders leven, zo behoort ook die late regen te vallen in ieders leven. Dat is dus ook individueel. De volle vrucht, die nu tot stand moet komen is het volle zoonschap. Bij het vallen van de vroege regen geldt Joël 2 vers 19 (Joël 02:19): “Zie, Ik zal u koren, most en olie zenden, zodat gij daarmee verzadigd wordt”. En bij het vallen van de late regen geldt vers 24: “De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen” .

Voor het volk van God is de tijd van geestelijke hongersnood voorgoed voorbij. Wat gezaaid is, heeft vrucht voortgebracht en er is een overvloedige oogst zodat we uitdelers kunnen zijn van de menigerlei genade Gods! 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10). Deuteronomium 28 vers 12 (Deut. 28:12) zegt dan ook: “De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen” . Wij zullen uitdelen aan de volken als wij het zelf hebben! De profeet Zacharia zei: “Vraag de Here regen ten tijde van de late regen” . Door de Heilige Geest zal verstaan worden: dit is de tijd, en de bede is:’ ‘Heer, geef ons de late regen!’

De mens Gods komt tot openbaring

De late regen zal als een extra krachtige uitstorting – doorwerking – van de Heilige Geest ervaren worden, waardoor in de gemeente de volle vrucht te voorschijn zal komen. Het proces van heiliging en reiniging zal met grote kracht van de Heilige Geest (niet met geweld) voortgang vinden. Alle banden zullen verbroken moeten worden. De heerlijkheid van God kan niet doorbreken als er gebondenheden zijn. Er zal een duidelijk evenwicht moeten zijn tussen vrijheid en openbaring van heerlijkheid en kracht.

In de gemeente zullen mannen en vrouwen Gods openbaar worden. Paulus spreekt in 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17) over “volmaakte mensen Gods, tot alle goed werk volkomen toegerust”. Het is het begin van de nieuwe dag, een nieuwe fase in het heilsplan van God. De nacht loopt ten einde. Nu is het niet zo dat de nacht zomaar ineens overgaat in de dag. Daar is dan eerst de dageraad.

De dageraad luidt het definitieve einde van de nacht in en het begin van de nieuwe dag Jesaja 52 vers 8 (Jes. 52:08).

Hosea brengt het vallen van de late regen en het aanbreken van de nieuwe dag ook met elkaar in verband. Hij zegt in Hosea 6 vers 3 (Hos. 06:03): “Ja wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de late regen, als de late regen die het land besproeit”. Het is de tijd van het ochtendgloren, waarin de morgenster schittert. Jezus Christus is de blinkende morgenster Openbaring 22 vers 16 (Openb. 22:16) en Petrus zegt: “totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten” . Het oude is voorbij. Het nieuwe breekt baan. Er moet inderdaad iets doorbroken worden. Het is een fase van geboren worden. David bezingt in Psalm 110 de dageraad en hij zegt in Psalm 110 vers 3 (Ps. 110:003): “Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op” .

In deze fase bevinden wij ons bij de opening van het zevende zegel. Het is inderdaad een fase waar we door moeten trekken de dag tegemoet.   (wordt vervolgd).

 

Bidden (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Bidden is – als je de Heer nog amper kent –

zoals een kind, hulpeloos en klein,

enkel een vragen… met een refrein…

omdat je wéét, dat je bij God veilig bent.

 

Bidden is – als je zijn Rijk bent ingegaan –

ontdekken dat je met de Vader spreekt,

Die naar je luistert, geeft waar ontbreekt,

Die je leert mét Hem vast in ’t leven te staan!

 

Bidden is – als je zélf zijn heling ervaart –

strijden voor and’ren, volhardend gebed,

waar je je leven voor vrienden inzet

door de kracht Gods, die zijn volk redt en bewaart.