Selecteer een pagina

Levend Geloof – 237

Levend geloof 1983. 05 nr. 237

Wees vol van de Heilige Geest door Gert Jan Doornink

De beleving van Pinksteren

Zonder ook maar iets afbreuk te willen doen aan de andere feesten, die wij als Gemeente van Chris­tus vieren, is het Pinksterfeest ongetwijfeld één van de belangrijkste van de cyclus. Immers de be­leving van Pinksteren maakt het mogelijk dat we als christenen kunnen functioneren in overeenstemming met de wil van God. En met de ‘beleving van Pinksteren’ bedoelen we dan de doop- en vervulling met de Heilige Geest.

Wie als gelovige niet vervuld is met de Heilige Geest, kan ook niet beantwoorden aan het plan en doel wat God met ieder kind van Hem voor heeft. Dat plan is de groei naar de volkomenheid in Christus. Hoe meer het leven van Christus in ons tot ontwikkeling komt, hoe meer wij ook bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk. Want dan wor­den wij ook meer en meer immuun voor de aanvallen uit het rijk der duisternis, dan sluiten wij ons af voor allerlei (dwaal)leringen die de openba­ring van Gods heerlijkheid in ons leven belemme­ren. En dan krijgt de boodschap van het Koninkrijk Gods – de enig juiste boodschap – ten volle de gelegenheid om door te werken in ons leven. En wanneer de boodschap die Jezus “bracht – en later de apostelen – ten volle tot wasdom komt in ons leven, heeft dat ook uitwerking naar buiten toe, dat wil zeggen: anderen bemerken aan ons leven dat we ‘ware christenen’ zijn en zullen zich ook bij ons aan willen sluiten.

Handelingen 1 vers 8 (Hand 01:08)is ongetwijfeld één van de sleutelteksten in dit opzicht. Daar wordt gespro­ken over het getuige zijn in deze wereld, maar in combinatie met het vervuld zijn met de Heilige Geest. Jezus sprak: (1) “Gij zult kracht ontvan­gen wanneer de Heilige Geest over u komt. . . ” en (2) “Gij zult Mijn getuigen zijn. . . ” Het één is ondenkbaar zonder het andere. Daarom zien wij ook in de beschrijving van de gebeurtenissen op de Pinksterdag te Jeruzalem (Handelingen 2), dat voor dat Petrus zijn grote rede hield, waardoor ongeveer 3000 mensen tot geloof kwamen, hij – evenals de andere discipelen – eerst werd ver­vuld met de Heilige Geest. Handelingen 2 vers 4 (Hand 02:04) zegt: “Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken in nieuwe tongen”. Dat laatste staat er uitdrukkelijk bij, want het spreken in tongen zou één van de tekenen zijn die de gelovi­gen zouden volgen, had Jezus gezegd Markus 16 vers 17 (Mark. 16:17).

Het spreken in tongen

Eén van de meest geraffineerde leugens die de sa­tan verspreidt, is dat dit spreken in tongen niet als één van de kenmerken van het vervuld zijn met de Heilige Geest zou gelden. Helaas zijn er vele wedergeboren christenen die zich in dit opzicht door de satan hebben laten verblinden. Zij geloven niet in de noodzakelijkheid van het gedoopt worden met de Heilige Geest, gepaard gaande met het spreken in tongen. Talrijk zijn de afwijzende argumenten die zij gebruiken, bijvoorbeeld de ge­dachte dat iemand die wedergeboren wordt tegelij­kertijd ook reeds vervuld is met de Heilige Geest. De Bijbel toont echter duidelijk aan, dat de doop met Gods Geest een aparte en noodzakelijke ervaring is die ieder kind ‘ van God nodig heeft om tot een leven van overwinning te komen en ten volle bruikbaar te zijn in dienst van de Meester. Denk bijvoorbeeld eens aan Jezus zelf. Wederge­boorte was bij Hem niet noodzakelijk, omdat Hij reeds bij Zijn geboorte verwekt was door de Heilige Geest, maar dat betekende nog niet dat Hij daardoor ook automatisch vervuld was met de Hei­lige Geest. Daarom lezen wij dat ook Hij de Geest ontving: “En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde . . . “Lucas 3 vers 21 en 22 (Luc. 03:21-22) . Alle evangeliën vermelden deze gebeurtenis!

Denk ook aan de geschiedenis in Handelingen 19, waar Paulus te Efeze enige discipelen ontmoet en hen de vraag stelt: “Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot geloof kwam?” Hun ant­woord is: “Wij hebben zelfs niet gehoord dat er een Heilige Geest is”, Dan lezen wij hoe Paulus hen de handen oplegt en de Heilige Geest over hen komt, waardoor zij in tongen gaan spreken en pro­feteren Handelingen 19 vers 6 (Hand. 19:06).

Een ander argument wat nog al eens gebruikt wordt, om de doop met Gods Geest in een negatief dag­licht te stellen, is de opmerking dat velen, die zeggen gedoopt te zijn met de Heilige Geest, toch geen overwinningsleven hebben. Hier willen wij bij opmerken, dat dit geen argument is om zelf daarom niet in de doop met de Geest te geloven. Natuurlijk is het waar dat deze doop géén garan­tie is dat iemand nu ook verder ten allen tijde vol is van de Heilige Geest. Na de doop in de Heilige Geest behoort een verdere groei in de Geest te volgen. De Geestesdoop is geen eindsta­tion, maar een begin! Het begin van een leven dat – mits mende weg van geloof en gehoorzaamheid blijft bewandelen – ten gevolge heeft dat de gaven en de vrucht van de Geest gaan functioneren en uiteindelijk voert naar grote heerlijkheid: de openbaring van Christus in en door ons leven! Iemand die daarom de Geestesdoop heeft ontvangen, zal niet kunnen leven op deze ervaring alleen, het zal een dagelijkse realiteit in zijn leven moeten zijn! Iedere dag opnieuw zal hij moeten bidden: “Heer, maak mij deze dag vol van Uw Geest” en tegelijkertijd ook moeten danken: “Heer, ik dank u, dat ik ook vandaag vol mag zijn van uw Geest!” Want God wil niets liever dan dat wij ten allen tijde vervuld zullen zijn met Zijn Geest!

Functioneren naar de wil van God

Het kardinale punt voor het naar de wil van God functioneren als eindtijdgelovige is het vol zijn van Zijn Geest! Alleen dan zullen natuurlijke, aardsgerichte leringen het veld moeten ruimen voor de ene, werkelijke leer: die van het Konink­rijk Gods. Alleen dan zullen de ‘werken van het vlees’ plaats maken voor de ‘vrucht van de Geest’. Alleen dan zal er geen plaats meer zijn voor gebondenheden, twijfel, angst, ziekte en al­lerlei andere uit het rijk van satan afkomstige negatieve dingen. En alleen dan zal de volmaakte vrijheid en de volkomen overwinning van Jezus werkelijkheid gaan worden in de ware gelovigen!

Zij die deze weg reeds hebben ontdekt en bewande­len, hebben de geweldige taak deze belangrijke facetten van de volle evangelie boodschap uit te dragen ook door de verkondiging daarvan! Dat zal ons niet door iedereen in dank worden afgenomen, maar we mogen en kunnen niet zwijgen van de grote Leidsman – de Heilige Geest – die in ons is! Wat hebben we alleen reeds een grote opdracht ten opzichte van de ‘evangelische wereld’ die dit af­wijst. Ik schrijf dit niet uit een soort hoogmoed gedachte van: “wij geloven in de doop met Gods Geest en jullie niet en dus zijn we méér dan jullie…”, maar wel uit liefde en bewogenheid jegens hen die dit missen. En ook uit gehoorzaamheid aan de woorden van Jezus, die ondubbelzinnig de Heilige Geest aanduidde als Degene die ons de weg wil aanwijzen naar de volle waarheid.

Johannes 16 vers 13 (Joh. 16:13).

Waarom zouden we met minder dan de volle waarheid tevreden zijn? Dat is spelen met vuur, want dan bevinden wij ons op vijandelijk terrein en een kind van God behoort zich bewust te zijn dat daar zijn plaats niet is. We zijn immers overgeplaatst vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus! We zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit we ook onze Verlosser ver­wachten. Filippenzen 3 vers 20 (Filip. 03:20). Dat ‘verwachten’ begint met het meer en meer zichtbaar worden van Hem in ons leven, wat gebeurt als we geestelijk groeien. En dat is alleen mogelijk door vol te zijn van de Heilige Geest!

 

Reacties van lezers Door Gert Jan Doornink

Positieve en negatieve reacties

In deze veelgelezen rubriek publiceren wij zoals bekend een bloemlezing van de reacties uit de lezerskring. Om­dat wij hierover enkele vra­gen en opmerkingen kregen, volgt hier een korte redactionele toelichting.

– De inhoud van de reacties is voor verantwoorde­lijkheid van de schrijvers.

– Wij behouden ons het recht voor brieven te bekor­ten of te weigeren.

– Anonieme brieven worden niet gepubliceerd.

– Brieven van persoonlijke of vertrouwelijke aard wor­den ook niet gepubliceerd, en door ons persoonlijk be­antwoord, al kan dit wel eens even op zich laten wachten [zie de rubriek ‘Van de redactie’ in “Le­vend Geloof” van april).

– Wanneer lezers ons blad aanprijzen en wij dit pu­bliceren, doen wij dit niet om onszelf daarmee een pluim op de hoed te steken alsof wij het alléén bij het rechte eind zouden hebben. Meermalen schrijven we daarom ook dat “Levend Geloof” geen doel, maar middel is, één van de vele die de Heer gebruikt om Zijn Koninkrijk tot openbaring te brengen. Wel zetten wij onze lamp niet onder de ko­renmaat, dat wil zeggen: we zijn ons bewust van onze taak en opdracht: de ver­kondiging van het volle evangelie in al zij facet­ten en willen daarvan niet afwijken. Dat vele van onze lezers en lezeressen wat dat betreft op dezelfde golflengte zitten verblijdt en bemoedigt ons!

Natuurlijk ontvangen wij ook negatieve reacties, het zou abnormaal zijn als dit niet geval was. In dit verband willen we nog eens vragen over het algemeen bij de op­gave van proefadressen of geschenkabonnementen, geen adressen op te geven waarvan met niet zeker weet of men de toezending van “Levend Geloof” op prijs stelt. Men kan beter vooraf informeren. Dan blijven opmerken, die we soms op de enveloppen aantreffen van de bladen die teruggezonden worden, ach­terwege, zoals: “Houd die rotzooi bij u. . . ” “Verdwijnt de volgende keer in het vuilnisvat. . . ” of “Wenst geen psychische porno te ontvangen. . . ”

Radicale en Bijbelse opstelling

Broeder B. de B. te Lopikerkapel, schrijft: “Vanaf ja­nuari van dit jaar ontvang ik nu “Levend Geloof”, tot mijn genoegen mag ik wel zeggen. Ik ben het roerend eens met de radicale en Bij­belse opstelling die over­komt en die helaas weinig meer voorkomt in de heden­daagse literatuur. Ik heb enkele jaren geleden eens een gedichtje gemaakt over Pinksteren en wil dat aan u doorgeven. (Wordt op de volgende bladzijde gepubli­ceerd. -red. ) Ik wens u verder Gods zegen op uw mooie, maar neem ik aan, ook wel eens moeilijke ar­beid in het Koninkrijk van God” .

Dienen op aarde en heersen in de hemel

De familie J. de W. te Kampen zond ons een brief waaruit wij het volgende publiceren: “De brief is eigenlijk bedoeld om u aan te moedigen op de ingesla­gen weg verder te gaan.

Want die is goed! En ik be­twijfel het ook niet of u zult dat zeker doen. ’t Zijn er weinigen die hem vinden. Maar als je hem eenmaal ge­vonden hebt, wil je niets anders meer. Dit evangelie biedt je de mogelijkheid om weer te worden zoals God het bedoeld had. Je leert om te dienen op aarde en te heersen in de hemel. En je leert om in de hemel ook steeds meer op je rechten te gaan staan. Ik vind het fijn om helemaal mezelf te worden. En ook om in mijn eigen leven scheiding aan te brengen. En als je rela­tie goed is met de Heer, dan blijf je op de goede weg en als er iets in je ge­dachten fout gaat, dan wijst mijn geest me op een rustige manier aan waar ’t fout is. En zeker niet met een beschuldigende vinger! En elke oprechte christen zal er naar luisteren. We zijn zelf erg blij met dit evangelie. We worden opgebouwd en ver- heugen ons in de schatten van het Koninkrijk van onze Vader. De mogelijkheden die hieruit voortkomen nemen we met graagte aan”.

Verteerbaar voor Vlaamse mensen

Broeder A. V. te Asse, [België], schrijft: “liet deze wil ik u hartelijk danken, en vooral God de eer geven, voor het blad “Levend Geloof” dat wij regelmatig ontvangen. Wij hebben voor onze gemeente hier in Aalst (België) een gezamenlijk abonnement. (32 exemplaren). Ieder gezin heeft en krijgt zijn eigen blad. Het is fijn om het levend Woord, dat daarin beschreven wordt, ons allen opbouwt en dat het voor onze Vlaamse mensen verteerbaar is. “Levend Ge­loof” wordt door onze leden, na het lezen, ook doorgege­ven aan vrienden en buren. Sommigen hebben zelfs een persoonlijk abonnement. Het feest gaat door!

Ook de brochures van Nico Goverts en G. J. R. Doornink worden door iedereen in de gemeente gelezen. Daarom ook nu weer een nieuwe be­stelling . . . ” Doop en vervulling met de Heilige Geest

Broeder G. v. d. H, te Bilthoven, schrijft: “Hoewel het blad van vreemde woorden ‘vrij’ is, vraag ik mij af of er veel lezers zijn, die begrijpen wat u bedoelt met: “De doop c. q. vervulling met de Heilige Geest. . . ” (“Le­vend Geloof – aprilnummer). C. q. betekent ‘casu quo’, dat is: in geval, eventueel. Of bedoelt u dat doop en ver­vulling met de Heilige Geest nodig zijn om dit evangelie te kunnen beleven?”

Naschrift redactie

Inder­daad werd door ons bedoeld: doop- en vervulling met de Heilige Geest en gebruikten wij dus ten onrechte de afkorting c. q. Overigens ge­bruiken sommigen liever de uitdrukking ‘doop in de Heilige Geest’ in plaats van ‘doop met de Heilige Geest’. Welke uitdrukking men ook gebruikt, het be­langrijkste is dat we ook werkelijk vol zijn van de Heilige Geest. (Zie ons hoofdartikel).

Niet laten weerhouden door de machten

Zuster A. G. N. te Oude Tonge gaf een nieuwe abon­nee op en schreef: “Ik wens u Gods zegen toe met dit fijne, gezegende blad. De strijd die het werk wat u voor Hem doet met zich mee­brengt, zal niet gering zijn. Naar Jezus zal u daar rijkelijk voor belonen.

Laat u daarom niet weerhou­den door geen enkele macht der duisternis. God is goed en wij zijn ook goed”.

Geen vernietiging maar vernieuwing

Zuster A. T. K. – H. te Am­sterdam schrijft: “Dat de Here u allen en al uw dier­baren zegene en bescherme en het werk dat u voor Hem mag verrichten. En dat dit werk voorspoedig zij. in al datgene waar de Heer het voor uitgestuurd heeft en dat Zijn Woord niet ledig tot Hem wederkere, zodat de Heiland er welbehagen in heeft.

Voor ik het vergeet wil ik u allen bedanken voor al hetgeen waar u ons in onder­wezen heb. Vele dingen zijn voor mij veel duidelijker geworden. Vooral de stukken van broeder Nico Goverts hebben mijn geloofs-gedachten in vele dingen totaal veranderd. Bijvoorbeeld dat God de Here deze aarde wil vernieuwen en niet totaal vernietigen.

Dat we niet alleen in witte klederen, palmtakken, zwaai­en en zingen moeten, maar dat we straks door ’s Heren ge­nade mee mogen doen met re­geren, enz. Ieder met het talent dat we nu al hebben en het laten groeien. We mo­gen onze talenten niet rente­loos in de grond stoppen maar gebruiken om Hem te lo­ven en te eren.

En dan het boek Job, dat ik nog nooit heb kunnen lezen, zo moeilijk was het toen voor mij.

Ook heeft de Heilige Geest mij door broeder Jan Noë ge­leerd, dat de Heer onze eni­ge echte Geneesheer is. Die alles maar dan ook alles ge­nezen kan.

Ook schreef broeder Noë dat een gebed soms verstoord wordt door verschillende ge­dachten die soms door je hoofd gaan (gebondenheden). In ’t begin maakte het me heel erg bang, nu niet meer, want: “Ja, slechts Hem door geloven te eren, onze God die ons helpt in de strijd. Zijn zaak is het ons te be­waren. Hij doet ’t door Zijn Geest ’t allen tijd”. En dan nog twee regels uit een an­der lied over de liefde van Jezus: “En komt de vijand mij soms tarten, ’k Mag dan Zijn voorhof binnentreden”. Het is zo fijn dat broeder Noë ons voor dat gevaar had gewaarschuwd, we zouden het misschien te gemakkelijk over het hoofd zien”.

 

Gij zult kracht ontvangen! (gedicht) Door Bas de Bruin

Wij danken u, Heiland, dat G’ ons Uw Geest hebt gezonden, Zodat we nu altijd met U zijn verbonden.

Wij werden van bovenaf opnieuw geboren,

Gij leidt ons nu in rechte sporen.

In Uw kracht kunnen wij zelfs de boze weerstaan,

Moed en vertrouwen daar komt het op aan.

Gij wilt ook onze kwalen genezen,

Zodat we ook daarvoor niet hoeven te vrezen.

Het is een volheid die de wereld nooit biedt,

Want een grotere Gave bestaat er niet.

Uw vrede gaat alle verstand te boven,

Daardoor kunnen wij U ook voortdurend loven.

Uw hemels licht is blinkend en groots,

Verdrijft dan ook de schaduw des doods.

Wie hierdoor wordt geraakt en beschenen,

Vormt Gij om tot levende stenen,

Voor ’t onzichtbare Jeruzalem,

Dat nu verrijst tot eer van Hem,

Die ons oproept tot de laatste strijd,

Waar de overwinning ons is bereid.

Ons hart is U steeds toegewijd,

Terwijl het ook Uw komst verbeidt.

Een waar geloof zult U nooit beschamen,

U zij de glorie, voor eeuwig, Amen!

 

 

 

Hartelijk dank’. Redactie

We zijn blij en dankbaar dat steeds meer lezers en lezeressen onze geloofsarbeid ook financieel on­dersteunen. Heel veel dank voor de extra giften welke wij de afgelopen maanden ontvingen.

Wilt u een kwitantie ontvangen dan s. v. p. even vermelden. Ons gironummer ten name van “Levend Geloof”, Wapenveld.

Bij betaling van nota’s niet vergeten het notanummer te vermelden’. Bij voorbaat hartelijk dank!

 

Gods heiligheid en onze heiliging door Jan Noë

God wil ons betrekken bij Zijn heiligheid

God is heilig! Jesaja 6 vers 3 (Jes. 06:03) zegt: “Heilig, heilig, heilig is de Here der heer­scharen, de ganse aarde is vol van zijn heerlijkheid”. Over deze heiligheid gaat dit artikel, maar vooral ook over onze betrokkenheid daarbij. Want God wil dat wij deelgenoten zijn van Zijn heiligheid.

Toen Jesaja Gods heerlijk­heid zag, riep hij uit: “Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon temidden van een volk dat onrein van lip­pen is, – en mijn ogen heb­ben de Koning, de Here der heerscharen, gezien” Jesaja 6 vers 5 (Jes. 06:05). Maar dan lezen wij ook wat er verder gebeurde: “Eén der serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had; hij raakte mijn mond daarmee aan en zei: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt: nu is uw ongerechtigheid geweken en uw zonde verzoend” Jesaja 6 vers 6 en 7 (Jes. 06:06-07).

Toen Mozes op de Sinaï een tijdlang met God vertoefd had, straalde zijn gelaat zo de heerlijkheid Gods uit, dat hij, toen hij van de berg kwam, zijn gelaat moest bedekken. Wat is het heer­lijk zo’n omgang met God te hebben.

De Bijbelse encyclopedie zegt het volgende over hei­ligheid: “De afleiding van de Hebreeuwse woorden voor heilig, heiligheid, zich heiligen is onzeker. Sommi­gen zien verband met een stam, die snijden, scheiden, afzonderen betekent; anderen denken aan verwantschap met het Babylonische woord dat de betekenis heeft van: glanzen, schitteren, vreselijk zijn”.

Beide uitleggingen zien wij duidelijk in Gods Woord als een realiteit. Heiligheid en heerlijkheid zijn nauw ver­bonden met onberispelijk­heid en reinheid.

Bijbelse voorbeelden van heiligheid

In het Oude Testament zien wij in de boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, hoe God duidelijk richtlijnen (geboden, voor­waarden) geeft, waaraan Is­raël zich diende te houden, teneinde deel te krijgen aan Gods heiligheid.

In Exodus 19 vers 5 (Ex. 19:05) staat bijvoorbeeld: “Nu dan, in­dien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond be­waart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk”.

En in Leviticus 11 vers 44 (Lev. 11:44) lezen wij: “Want Ik ben de Here, uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben een heilig”.

Zo zijn er vele Schriftge­deelten, waarin God ernstige waarschuwingen geeft aan Is­raël, maar we weten dat het volk zich daaraan niet ge­houden heeft met alle gevol­gen van dien.

In het Nieuwe Testament is Jezus Christus als Zoon van God, vereenzelvigd met Gods heiligheid. Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dat Hij de afstraling is van Zijn heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen.

Hij is onze Heer en Heiland, die de opdracht van de Vader vervuld heeft om vele zonen (en dochters) af te zonderen teneinde deze aan de heilig­heid en heerlijkheid Gods deelachtig te doen worden Hebreeën 2 vers 10 (Heb. 02:10).

In Johannes 17 vers 17 tot en met 19 (Joh. 17:17-19) (het Hogepriester­lijk gebed) bidt Jezus: “Heilig hen in Uw waarheid; uw woord is de waarheid. Ge­lijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook ik hen gezonden in de wereld; en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid”.

Lees ook Efeziërs 1 vers 1 tot en met 14 (Ef. 01:1-14) (de rijkdom der uitverkorenen) ééns aan­dachtig door, waarbij ik u speciaal attent wil maken op de volgende woorden: “aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus”(vers 1).

Vers 3 tot en met vers 6 zegt: “Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten (wij zijn burgers en ingezetenen in dé hemelse gewesten; zie ook hoofdstuk 2 vers 6 en 7 en vers 19) gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons im­mers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren er toe be­stemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbeha­gen van Zijn wil, tot lof en heerlijkheid zijner genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde”!

Is dit niet geweldig, broe­ders en zusters? Dat is dus deel hebben aan Gods heilig­heid en heerlijkheid, deel hebben aan de Goddelijke natuur, in volkomen gemeen­schap daarin levend. Halle­luja!

Voorwaarden om te delen in Gods heiligheid

Maar zoals de Israëlieten aan bepaalde voorwaarden moesten voldoen om deel te krijgen aan Gods heiligheid, zo is het ook met ons ge­steld. Zijn wij reeds ge­doopt door onderdompeling? Ons oude leven met al zijn zonden, ongerechtigheden en zwakheden dient begraven te worden, zodat wij in nieuw­heid des levens met Christus kunnen wandelen Romeinen 6 vers 1 tot en met 4 (Rom. 6:1-4). “Lees in verband hier­mee ook Efeziërs 4 vers 14 tot en met 32 (Ef. 06:14-32). Dit gedeelte laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Hier wordt gesproken over de nieuwe levenswandel. Wij zijn geheel anders, omdat we Jezus hebben leren ken­nen (vers 20). Daarom zul­len we in volkomen gemeen­schap met Hem moeten leven en ons door Hem moeten la­ten leiden door de Heilige Geest. Vers 23 spreekt over het verjongd worden door de geest van ons den­ken, zodat de nieuwe mens in ons zichtbaar wordt, die “naar de wil van God ge­schapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid”.

Het komt er dus op aan, dat wij afstand doen van al datgene wat een belemmering zou kunnen zijn tot de juiste verhouding met God. Dat kunnen soms in onze ogen onbelangrijke en on­schuldige dingen lijken, maar die door God niet geaccepteerd worden en waar­door wij dus geen deel krijgen aan Zijn heilig­heid.

In 1 Korinthiërs 3 vers 16 en 17 (1 Kor. 03:16-17) (fundament en gebouw) staat: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schen­den. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig”!

Zoals reeds gezegd is het Gods wil dat wij deel krij­gen aan Zijn heiligheid en daarom voedt Hij ons op en loutert Hij ons door Zijn Geest. Zo kunnen wij stand houden tijdens verzoekingen van de duivel en zijn tra­wanten. (Zie Jacobus 1 en 1 Petrus 1 vers 6 tot 8 en hoofdstuk 4 vers 12 tot en met 14).

Wat bedoelt de Bijbel met tuchtiging?

Ook wil ik uw aandacht ves­tigen op Hebreeën 12 vers 4 (Heb. 12:04) tot en met 14, het gedeel­te over de tuchtiging. Hier­bij is echter een toelich­ting noodzakelijk, omdat dit voor misverstand vatbaar is. In kleine lettertjes onder het 17e vers wordt verwezen naar Spreuken 3 vers 11 en 12 (Spr. 03:11-12), waar over bestraffing en tuchtiging wordt gesproken. Het Griekse woord ‘padeia’ wordt hier vertaald met tuchtiging, wat in ons taalgebruik ook betekenis heeft gekregen van lichamelijke tuchtiging en kastijding. Na een dienst welke ik hield, werd mij de vraag gesteld of God dan straft en kas­tijdt met bijvoorbeeld ziek­ten. . . u ziet het gevaar van wanbegrip. Ik heb toen het één en ander duidelijk ge­maakt. ‘Padeia’ betekent na­melijk ook training, oefe­ning, onderwijzing en opvoe­ding! 2 Timoteüs 3 vers 16 en 17 en Titus 2 vers 11 tot en met 15 (2 Tim. 3:16-17; Titus 2:11-15). En dat is ook in Hebreeën 12 van toepassing! Wij krijgen als kinderen Gods een  door de Heilige Geest tot opbouw van ons geloof en ten einde het niveau te be­reiken waar God ons hebben wil, namelijk deel te krij­gen aan Zijn heiligheid Hebreeen 12 vers 9 en 10 (Heb. 12:09-10).

De duivel en zijn trawanten stellen alles in het werk dit te voorkomen en gaan telkens weer tot de aanval over in wat voor vorm ook, dat kan in het lichaam zijn of door allerlei andere om­standigheden. Dat betekent een geestelijke strijd, die zich dus afspeelt in de he­melse gewesten (Efeze 6), maar we zijn in Jezus Chris­tus meer dan overwinnaars Hebreeen 12 vers 12 en 13 (Heb. 12:12-13). Halleluja! Vers 14 vermaant dan nog eens: “Jaagt’ naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien”.

Tenslotte ter verduidelij­king van bovenstaande nog dit voorbeeld. Als een jonge man opgeroepen wordt voor militaire dienst moet hij een training ondergaan om een goed soldaat te worden. Hij komt onder militaire tucht te staan, dat houdt in: discipline en gehoorzaam­heid. Zo is het ook met ons, kinderen Gods, maar dan gees­telijk bedoeld uiteraard. Als wij goede getuigen en ware medearbeiders van Jezus Christus willen zijn en open­baar willen worden als zonen Gods, moeten wij een inten­sieve geestelijke training ondergaan. Dan zullen wij ook bestand zijn tegen alle aanvallen van de machten der duisternis.

Ik eindig nu met 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 24 (1 Thess. 05:23-24): “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Chris­tus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept is getrouw; Hij zal het ook doen”!

God zegene u allen!

 

Boom en vrucht (gedicht) door Judith Jacobs

“Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de slechte boom brengt slechte vruchten voort” Matteus 7 vers 17 (Matt. 07:17).

Als je een kind bent geworden van God,

Je hart Hem alleen toebehoort,

Dan zal je geloofsleven zijn als een boom:

Het brengt goede vruchten voort.

 

De mensen, zij letten op ‘woord én gedrag,

Die worden door hen opgemerkt;

Uit je handel en wandel moet blijken of God

Door Zijn Heil’ge Geest in je werkt.

 

Zie om je heen en neem Gods Woord in acht:

Al lijkt iemand nog zo vroom,

’t Is bekend dat een doren en druif niet bestaan

Aan één en dezelfde boom.

 

Je kunt het wel zeggen: ” ’k Ben een kind van de Heer”

Dat is niet waar het om gaat;

Maar wel wat je tóónt, hetzij goed, hetzij kwaad:

’t Is de vrucht die de boomsoort verraadt.

 

Onvervalste melk door Gert Jan Doornink

Het dagboek van Hitler

Het Duitse weekblad “Stem” was, evenals verschillende andere bladen in de wereld, begonnen met de publicatie van het dagboek van Adolf Hitler. De grootste dictator aller tijden zou een dagboek hebben bijgehouden van midden 1932 tot twee weken voor zijn dood in 1946. De notities werden gemaakt in zwarte opschrijf­boekjes met hard kaft, die dan verzegeld werden met ro­de lak, met daarop de ade­laar en het hakenkruis. Vlak voor de totale ondergang van Nazi-Duitsland probeerde men de boekjes vanuit Ber­lijn in veiligheid te brengen, maar het vliegtuigje waarmee dit gebeurde stortte neer in het huidige Oost- Duitsland. Bij een boer in een klein dorpje werden de boekjes op een hooizolder opgeborgen, tot een verslag­gever van het weekblad na langdurige speurtochten en met behulp van tipgevers er in slaagde de boeken op te sporen en te bemachtigen.

Verschillende autoriteiten op het gebied van de ge­schiedenis van Nazi-Duits­land en Hitler trokken ech­ter de authenticiteit van het dagboek in twijfel. Er ontstond zelfs een hevige discussie tussen hen die de echtheid van het dag­boek verdedigden en hen die zeiden dat het vals was. . .

Gods woord is onvervalst

Het deed ons denken aan de discussie die theologen voeren over de echtheid van de Bijbel. Ook daar zien wij hoe verschillende opvat­tingen tegenover elkaar staan en hoe verschillende moderne theologen de inhoud van de Bijbel proberen te ontkrachten.

Voor de waarachtige gelovige schept dit echter geen enkel probleem. Hij gelooft in de gehele Bijbel als het Woord van God, maar weet tegelij­kertijd ook dat de Bijbel zich onderscheidt van alle andere boeken. Omdat het Gods Woord is, is het een geestelijk boek en kan daar­om ook alleen geestelijk verstaan en beleefd worden.

Het is zeer belangrijk dat wij dit goed voor ogen hou­den, want er zijn in de loop der eeuwen al heet wat kinderen Gods op dwaalwegen terecht gekomen doordat men dit principe liet varen.

“De letter doodt, maar de Geest maakt levend”, schreef Paulus reeds aan de Korinthiërs 2 Korinthe 3 vers 6 (2 Kor. 3:6). Alleen door de Heilige Geest kunnen we Gods Woord op de juiste wijze inter­preteren. Zijn Geest wil ons leiden in alle waarheid en vermeerdert onze kennis en inzicht van Zijn Woord, zodat wij kunnen onder­scheiden waarop het aankomt !

Hitlers dagboek bleek, zoals onderzoeken uitwezen, geheel vervalst te zijn; onvervalst is het levende en blijvende Woord van God. Laten wij on­ze harten steeds weer wagen­wijd openstellen om dat Woord te verstaan en te groeien in ‘dat Woord. En dat betekent óók: groeien in het vleesgeworden Woord: Jezus Christus. Petrus gaf aan de pasbekeerden van zijn tijd het advies: “Verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt op­wassen tot zaligheid” 1 Petrus 2 vers 2 (1 Petr. 02:02). En dit advies is nog steeds actueel’.

 

Blijdschap (gedicht) door Piet Snaphaan

Mijn blijdschap, zegt de Heer,

Waar naar gij steeds zult streven,

Die heb Ik u gegeven,

Opdat gij telkens weer,

Door blijdschap wordt gedreven,

Mijn rijkdom zult beleven.

 

Behoedt u voor een zucht,

Door zorgen of problemen,

Laat blijdschap nooit ontnemen,

Want, slaat zij op de vlucht,

Door duisternis beschenen,

Beschamend gaat zij henen.

 

God wil dat blijdschap in ons blijve,

’t Schept vreugde, ’t maakt ook vrij,

Zijn waarheid maakt ons blij.

Wat duister is, zal Hij verdrijven,

Opdat het eens volkomen zij,

Volmaakt voor u en mij.

 

Herboren tot een leven vol hoop door Jan W. Companjen

“Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Chris­tus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de op­standing van Jezus Christus uit de doden heeft doen we­dergeboren worden tot een levende hoop, tot een onver­gankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopen­baard te worden in de laat­ste tijd” 1 Petrus 1 vers 3 tot en met 5 (1 Petr. 01:03-05).

Op weg naar de volheid

Duidelijk en zakelijk kort wordt ons het heil getoond wat ons is toegezegd op grond van Jezus’ dood en op­standing. Het begint met een loflied en dank aan God de Vader, die ons in zijn grote barmhartigheid heeft doen wedergeboren worden tot een leven vol hoop. Hij deed dit door Jezus uit de dood op te wekken en aan zijn rechterhand te plaatsen. Om Hem alle macht toe te ver­trouwen, waardoor Hij als Koning kan heersen. Daardoor staat er voor u en mij in de hemel een erfenis te wachten die ten eerste niet vergaat en ten tweede ons niet ont­gaan zal. Halleluja’. Want God heeft ons onder zijn machti­ge bescherming genomen en Hij wil ons langs de weg van het geloof brengen naar het heil dat klaar ligt om aan ons in het einde van de tijd te worden onthuld.

Na de opstanding van Chris­tus zijn twee Godsdagen voorbij gegaan (2000 jaar). De derde dag breekt aan en dan zal Hij gereed zijn. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw (‘. ) nam en in drie (!) maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was. Het zal alles eens doortrokken worden van de volheid Gods.

Uiteraard is er in de loop der tijden, en ook nu, een loutering en beproeving ge­weest. Goud, dat vergaat, moet al een vuurproef onder­gaan, hoeveel te meer moet dan ook ons geloof, dat zo­veel kostbaarder is, op zijn deugdelijkheid beproefd wor­den. Maar het zal ons (!) tot lof en roem strekken wanneer Jezus Christus zich in ons zal manifesteren.

1 Petrus 1 vers 6 en 7 (1 Petr. 01:06-07).

Geloof geeft nieuwe visie

Optimist zijn en visie heb­ben hangt af van je geloof. Nieuwe visie en verder op­bouwende visie krijg je door geloof in Jezus Christus. Zijn toekomst is onze toe­komst, omdat wij tot één lichaam behoren en door één Geest tot elkander zijn ge­bracht. In de beginne (bij de schepping) was alles goed, ja zeer goed. Het was zoals God het bedoeld had. Christus voert ons daar naar terug. God schiep de mens als heer over de schepping. Niet alleen om te heersen, maar ook om zelf te schep­pen. God heeft geloof in Zijn schepping en daarom worden wij met Christus te­rug gevoerd naar het doel van de schepping Gods. De weg en de waarheid daartoe zal Hij ons dan ook van dag tot dag (hemels manna) open­baren. En wij, wij zullen spreken, schrijven en doen alles wat Hij zegt. Daarbij moet uit ons midden worden weggedaan de gedachte dat de doop in de Heilige Geest daarbij niet nodig zou zijn. Zoals Christus moest worden aangedaan met kracht van omhoog toen Hij op aarde was, zo zullen ook wij met die kracht aangedaan moeten wor­den. Dan zullen wij ons ook uit kunnen strekken naar al­les wat Hij ons te geven heeft en zal Hij ons leiden naar de volle waarheid.

De geestelijke weg

Als u de studies leest van Nico Goverts over de eind­tijd (“Verkenningen rond het boek Openbaring”), zie je daar onze toekomst uitge­beeld als gemeente des He­ren. Zelf heb ik met de bro­chure “Het boek Ruth als profetie” een opbouwend en lerend inzicht gekregen voor u en mij, over het Geeste­lijk leven zoals dat thans en in de toekomst voor ons bedoeld is.

De mens zal langs die Gees­telijke weg (dat is onze wolkkolom) geleid worden en tot zijn doel komen. Dat wil zeggen dat Gods plan met de mens vervuld wordt. In het natuurlijke leven, wat betreft onze dagelijkse bele­ving van de gang van zaken, staan veel dingen onder sterke druk. De geest van anarchisme, die iedere regel of wet wil zien verdwijnen, wordt steeds erger als een bedreiging ervaren van onze maatschappij, die juist door regels en wetten in stand wordt gehouden. Ook het com­munisme (steeds meer onder een andere naam, maar met een zelfde geest) wordt steeds meer openbaar. Dit maatschappelijke stelsel dat de productiemodellen als een gemeenschappelijk eigendom wil zien (een gedachte net zo oud als onze beschaving) komt steeds meer naar voren als een macht die alles on­dergeschikt maakt aan dat belang. Men wenst zonder tegenspraak, dat alles on­dergeschikt moet zijn aan gemeenschappelijk belang. Indien men anders denkt of gelooft ben je meteen rijp voor de psychiater. Kijk eens om je heen, hoeveel van deze trekken zie je niet. Het zijn allemaal krachten die de mens tot slaven maakt van angsten en systemen.

Christus is het fundament

De wet, die de mens die niet door de Geest Gods geleid wordt, in bewaring houdt, is niet ver meer van zijn ver­dwijning. De wet van Mozes, waaruit onze wetgeving voortvloeide, was/is een tuchtmeester om ons tot Christus te leiden. Wet doet zonde kennen. Helaas blijven velen, zowel jood als niet- jood, in dit wettische leven steken. Men zal moeten gaan inzien dat de wet uiteinde­lijk alleen maar de dood brengt en dat daarom de komst van Christus en zijn offer noodzakelijk was.

Tegenover het oude verbond staat het nieuwe verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. 2 Korinthe 3 vers 6 (2 Kor. 03:06). De ware betekenis van het oude testa­ment, de wet, kan dan ook alleen vanuit Christus op de juiste wijze worden ver­staan. Het is dan ook, nu de eindtijd nadert, een nood­zaak dat alle menselijke ze­kerheden die niet gerond zijn op het fundament: ‘Christus’, verdwijnen. Zie om u heen en u ziet dat al­les wat zich christelijk noemt, maar niet verbonden is met Christus (Hij is de wijnstok en wij zijn de ran­ken) schudt op zijn grond­vesten en op instorten staat.

Bij zijn komst op aarde aan­vaardde Jezus zijn roeping. Hij werd door de Vader ver­heerlijkt en Gods Zoon ge­noemd. Daarom is zijn lei­derschap van zo’n groot belang. De Vader heeft Hem al­les in handen gegeven en Je­zus zegt ook nu, heden ten t» dage, wat Hij ons te zeggen heeft. Hij heeft ons niet als wezen achtergelaten, maar gaf ons daartoe zijn Geest. Want God onthult het ons door zijn Geest.

De inwoning van de Geest

De Heilige Geest doorgrondt alles, ook de diepste gehei­men van God. Wie weet wat er in de mens omgaat? Dat weet alleen zijn eigen geest. Nu hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt en daarom weten wij wat God ons in zijn genade gegeven heeft. Zie 1 Korinthe 2 vers 10 tot en met 12 (1 Kor. 02:10-12).

Jezus ging bij zijn hemel­vaart naar zijn Vader en zijn volgelingen bleven in deze wereld achter. Maar het was geen afscheid. De ge­meenschap tussen Jezus en zijn volgelingen, zijn han­delend lichaam hier op aar­de, de gemeente, kreeg een nieuwe wereldomvattende vorm. Hij kwam naar zijn volgelingen terug en blijft bij hen door de inwonende Heilige Geest. Kolossenzen 1 vers 26 tot 29 (Kol. 01:26-29) spreekt daar­van en ook het blad “Levend Geloof” is daarop gericht: dat de boodschap, die God door alle eeuwen heen voor het mensdom verborgen gehou­den heeft, nu gaat onthullen aan zijn volk. Aan hen heeft Hij bekend gemaakt hoe rijk en heerlijk dit geheim is dat onder de heidenen wordt verspreid en dat luidt: “Christus woont in u, Hij is de hoop op uw eeuwige glo­rie. Christus is het die wij bekend maken, en daarbij waarschuwen en leren wij iedereen zonder uitzondering met al de wijsheid die ons gegeven is, want wij willen iedereen tot volmaaktheid brengen in Christus”.

Wij willen (zie tekst boven dit artikel) dank brengen aan God, de Vader van onze Here Jezus Christus, want Hij heeft ons doen herboren worden tot een leven vol hoop. De erfenis staat op ons te wachten en hij zal ons niet ontgaan omdat God zelf ons onder zijn bescher­ming heeft genomen.

Is dit niet een geweldig Goddelijk evangelie? Chris­tenen die Hem toebehoren en weten dat zij Zijn Lichaam zijn, hebben echt geen reden om moedeloos te zijn of te worden. Zij zijn in het be­zit van Gods beloften en hebben een groot doel voor ogen in gemeenschap met God.

 

Wat is opwekking? Door Cees Korver

Verlangen en gebed

Meerderen (oud en jong) ver­langen naar en bidden voor een opwekking.

Zoals Charles G. Finney reeds in de vorige eeuw liet weten, is opwekking echter een natuurlijk gevolg van het vervullen door ons van Gods beloften daarvoor.

Het is niet een of ander spe­ciaal mystiek gebeuren, dat ons als resultaat van lang bidden en vasten plotseling overvalt.

Herkennen en herstellen

Trouwens Wat is ‘opwekking’? Betekent het niet het op­nieuw herkennen en in ere (waarde) herstellen van het evangelie dat Jezus en Zijn apostelen brachten?

Dat was het evangelie van het Koninkrijk Gods, het evangelie van Zijn macht en heerschappij.

Het is dat evangelie, dat openbaart dat God onze Va­der wil zijn, en dat tevens openbaart wie de bron is van alle ongerechtigheid en ziekte.

Verbreken is ongedaan maken

Maar daar houdt het niet mee op’. Johannes weet ons te vertellen dat het doel, dat God had met de openba­ring van Jezus Christus, was (en is!) ‘het verbreken van de werken des duivels” 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08).

De Portugese Bijbel ge­bruikt bij verbreken het woord ‘desfazer’, hetgeen betekent: ongedaan maken!

Indien christenen werkelijk op pad gaan om in het voet­spoor van hun Heer de wer­ken des duivels ongedaan te maken, (natuurlijk te be­ginnen in eigen leven) dan ontstaat er automatisch een opwekking’.

 

Hart en hoofdthema

“Het hart van de boodschap van Jezus was: “het Ko­ninkrijk Gods is nabij gekomen” Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15) en het hoofdthema van heel zijn prediking was de mensen tot begrip te leiden van hetgeen deze boodschap betekende” . (Uit: “De wereld van het Nieuwe Testament” van Howard C. Kee en Franklin W. Young).

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts -8b-

(Boven de vorige aflevering in deze serie stond abusievelijk vermeld: 7-a. Dit moest zijn: 8-a).

De visie van Job op de schepping

Als tweede punt komt in Job 26 vers 7 (Job 26:07) aan de orde: “Hij spant het noorden uit over de baaierd”. Dit laatste woord treffen we ook aan in het scheppingsverhaal: “de aarde nu was woest of: baaierd) en ledig”. Woest en ledig is nauwkeurig ver­taald: ordeloos en vormeloos. Ook Jesaja bezigt diezelfde omschrijving: “Niet tot een baaierd heeft Hij haar (de aar­de) geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd” Jesaja 45 vers 18 (Jes. 45:18).

Job grijpt terug op het scheppingswerk en hij verklaart: God heerst over de chaos. Wat doet de Here namelijk? Hij spant het noorden uit, en hier wordt gebruikt het woord ‘Tsaphon’, een naam waarmee men vanouds de berg der góden aanduidde, en dan ook de hemelen, als woonplaats der góden. Zo is in Psalm 48 sprake van de berg Sion ver in het noorden, of aan de zijde van het noorden, en zo vertelt Jesaja 14 vers 13 (Jes. 14:13) over de berg der samenkomst ver in het noorden. Het noorden is hier dus eigenlijk beeld van de hemelse gewesten, alwaar de berg des Heren het verste of hoogste punt vormt. Het werk­woord ‘uitspannen’ wordt in het Oude Testament steeds gehan­teerd om het uitbreiden van de hemel te schetsen. Zo onder andere in Job 9 vers 8 (Job 09:08): “Hij spant geheel alleen de hemel uit”.

Zo is God hier degene die zijn troonhemel, zijn troonzetel, de tent van zijn verhevenheid uitspant boven de chaos, ten einde aldus de baaierd aan zich te onderwerpen.

Dan vervolgt de tekst: “Hij hangt de aarde op aan (of boven) het niet”. Job geeft hier het beeld van een oneindige ruim­te, waarin de aarde zich bevindt, een heenwijzing naar de onbegrensdheid van een oneindig God. “Hij bindt de wateren bijeen in zijn wolken, zonder dat het wolkendek daaronder scheurt”(Job 9 vers 8); hiermee komt overeen wat we lezen in Genesis over de scheiding tussen wateren boven en wateren beneden. De geestelijke wereld wordt in tweeën gedeeld.

“Hij bedekt de aanblik van zijn troon door daarover zijn wolken uit te spreiden” Job 9 vers 9 (Job 09:09)); nu is de troon beeld van Gods regiment, waarvan de psalmist kan zeggen: Onder uw beleid heerst gerechtigheid; uw verbond heeft leven aan uw volk ge­geven. De troon, dat is de status van God in de onzienlijke wereld. Vanuit de troon komt zijn beleid.

Wat is een mens die de troon niet meer kent? Dan vindt hij nergens meer een oriëntatiepunt; dan is de horizon een nevel en de einder nacht. Wat is een schepping waar de troon niet staat? Dan is daar lege ruimte, woest en ledig, eenzaam zonder ankergrond. Maar nu heeft Job het beseft: die troon is verborgen. Het oog neemt die troon niet waar in de zicht­bare wereld. De aanblik van die troon is bedekt, door wol­ken verhuld.

Gods troon in de verborgen wereld

Maar nu heeft Job het beseft: die troon is verborgen. Het oog neemt die troon niet waar in de zichtbare wereld. De aanblik van die troon is bedekt, door wolken verhuld.

Hier spreekt Job een fundamenteel geheimenis uit; voor de vrienden is alles zonneklaar, voor hen is het godsbestuur als een breiwerk: één recht, één averecht. Het is precies voorspelbaar. Maar voor Job ligt het anders: hij realiseert zich dat de troon Gods niet op aarde aanwijsbaar is; de godsregering behoort tot een verborgen wereld. De mens zal door een wolkendek heen moeten om in dat gebied te komen. Voor de natuurlijke mens is die troon een onbereikbaar ter­rein.

“Hij trok (of trekt) een kring (of perk, een grens) over het watervlak, tot waar het licht aan de duisternis grenst” (eigenlijk: tot waar het licht zich aan de duisternis voleindigt) (vs. 10). Dit beeld herinnert aan het begin van Genesis, waar vermeld wordt dat de Geest zweeft boven de wateren; zowel in het scheppingsverhaal als hier in Job wordt dezelfde uitdrukking gebruikt: boven of over het aan­gezicht der wateren. God perkt de wateren met hun chaoti­sche kracht in; licht en duister worden tegen elkaar afge­grensd.

Beelden van de eindstrijd treden naar voren

Hier komen beelden naar voren uit de oer strijd, die tege­lijk beelden zijn van de eindstrijd: God gaat grenzen stel­len, Hij stelt paal en perk, wateren en duisternis worden ingesnoerd. En wanneer is Gods doel bereikt? Als het licht voleindigd is. Die gedachte vinden we immers ook bij de profeten: de eindtijd is de voleinding van het licht. Zo spreekt Jesaja: “Dan zal het geschieden: het licht van de bleke maan is als het licht van de gloeiende zon, en het licht van de gloeiende zon zal zevenvoudig zijn als het licht van de zeven dagen, op de dag dat de Here de breuk van zijn volk verbindt, de wond waarmee het geslagen is, geneest” Job 30 vers 26 (Job 30:26).  Het licht van de zeven dagen, dat is het voleindigde licht, dan staan we, met de woorden van Da Costa, aan de eindpaal van de tijden. Het is trouwens opmerkelijk dat er staat: de zeven dagen, met het bepaalde lidwoord, aanduiding van de zeven scheppingsdagen, tegelijk ook de symboliek oproepend van het Loofhuttenfeest, waarbij het volk zeven dagen in hutten woonde; het zijn de zeven dagen waarin Jericho ver­overd werd.

Zo getuigt later ook de profeet Zacharia hiervan: “En het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal we­zen” . Begon ook de schepping der wereld niet met de avond­stond? “Toen was het avond geweest en het was morgen ge­weest, de eerste dag” (letterlijk: één dag). Zo is dan de avond in wezen het begin van de komende dag. Zo is de avond van de tijd prelude van de dag des Heren. Veelzeggend is dat Zacharia exact de uitdrukking uit Genesis overneemt: “En het zal zijn: één dag” Zacharia 14 vers 7 (Zach. 14:07).

Job spreekt zijn geloof uit

Job spreekt zijn geloof uit: God zal een grens stellen aan de duisternis, God zal het licht voleindigen. Zo was God in den beginne, zo zal Hij toch ook zeker in het einde zijn.

Job vervolgt: “De pilaren des hemels sidderen, en ontzetten zich voor zijn schelden”(Vs. 11, Statenvertaling). De zuilen des hemels: sommigen denken hierbij aan de bergen die zich aan de rand van de aarde bevinden en die de hemelkoepel dra­gen. Zuilen zijn in de geestelijke wereld steunpilaren, zo­als we lezen: “Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil”. De pilaren des hemels, dat zijn de grootvorsten van de he­melse gewesten. Zij zullen wankelen, zij zullen zich ontzet­ten, zoals ook Jezus het in verband met de eindtijd aankondigt: “de machten der hemelen zullen wankelen” Matteüs 24 vers 29 (Matt. 24:29).

“Met zijn kracht kalmeert Hij de zee en met zijn inzicht (of beleid) klieft (of splijt) Hij Rahab”(vs. 12). Ook in dit beeld gaan oer strijd en eindstrijd in elkaar over: Rahab is een oer monster, dat door de Schepper bedwongen wordt, waar ook Jesaja over spreekt: “Waart Gij het niet die Rahab doorkliefd, de zeedraak doorboord hebt? Waart Gij het niet die de zee hebt verdroogd, de wateren van de grote oer vloed?” Jesaja 51 vers 9 en 10 (Jes. 51:09-10).

Als Job wil zingen over God, dan kan hij niet anders dan te­recht komen bij dit oeroude grondthema: de schepping als bevrijding. De schepping is Gods gevecht voor de vrijheid van zijn mens tegen al wat diens leven bedreigt.

De macht van Gods liefde

Vaak neemt men, wanneer men tracht na te denken over Gods beleid, als uitgangspunt: zijn almacht. Het is echter de vraag of we hier met een authentiek bijbels begrip te doen hebben. Wanneer Job iets wil belichten van Gods scheppende daden, brengt hij deze werken niet onder de noemer: almacht, maar dan hanteert hij de termen: kracht en inzicht.

God is niet een God die gekenmerkt wordt door macht zonder meer; zijn meest wezenlijke kenmerk is: karakter. God be­schikt niet over macht, los van zijn wezen. Wanneer we het derhalve over Gods macht zouden willen hebben, dan zullen we dienen te spreken over de macht van zijn liefde. Liefde kan veel, machtig veel, maar één ding kan zij niet: zij kan niet dwingen.

Dat is de kwetsbaarheid van God: liefde te geven en niet be­antwoord te worden. Het is als in de gelijkenis van onkruid en tarwe. Almacht zou kunnen zeggen: Geen probleem, wij trekken dat onkruid uit. Maar liefde spreekt een andere taal: Laat ze samen opgroeien tot de oogst, want anders zou je met het onkruid ook de tarwe uitrukken.

En soms zijn mens en duisternis zo met elkaar verweven, dat alleen oneindige liefde de knoop vermag te ontwarren. De knoop doorhakken zou in dat geval onherstelbare schade aan­richten. Almacht zou daar niets vermogen, maar tederheid wel. Een zwaar gehavende patiënt heeft geen behoefte aan een bokser met zijn spierkracht, maar veeleer aan de tedere han­den en het liefdevol geduld van een verpleegster.

Machten zullen beschaamd worden door de tederheid Gods. Kracht zonder inzicht kan gevaarlijk zijn; kracht zonder karakter kan meer kapot maken dan herstellen.

Gods weg is: Karakter

God heeft gekozen voor karakter; dat is zijn weg. Niet de weg van wat men veelal onder almacht verstaat. Daarom bindt Hij dan ook juist de strijd aan tegen al datgene wat zich op louter brute macht baseert: de zee, de oer vloed, het oer monster. In het dertiende vers geeft Job in dit verband nog een prachtig beeld: “Door zijn adem (of Geest) wordt de he­mel helder, zijn hand doorboort de snelle (of vluchtige) slang”. Hoe werkt God? Niet door geweld, maar door zijn adem, door zijn Geest. En wat is zijn doel? Dat de hemel helder zal worden. En daartoe is het noodzakelijk dat de slang wordt doorboord; men denkt bij deze snelle slang wel aan het sterrenbeeld van de draak, Draco. In de oudheid stond dit sterrenbeeld, van Palestina, Griekenland en Rome uit bezien, des nachts zeer duidelijk in het zenit. Omdat de draak het middelpunt vormde van de donkere nachtelijke hemel, werd hij beschouwd als de macht der duisternis. De draak als sterrenbeeld maakte de indruk, onder de horizon te willen wegduiken, wanneer hij boven de noordpool stond; daarom sprak men van de vluchtige slang, of ook van de kronkelende slang Jesaja 27 vers 1 (Jes. 27:01), omdat de draak zich kronkelt tussen de Grote en de Kleine Beer. Tussen 2500 en 500 voor Christus werd de kop van de draak bij zijn doorgang door de noordelijkste punt van de horizon gehalveerd: de kop werd doorboord. Als de kop doorboord is, gehalveerd, dan is het donkerste deel van de nacht voorbij.

In de eindtijd zal de hemel weer helder worden

We zien hierin een schitterende illustratie van wat zich in de geestelijke wereld voltrekt. De slang, de draak, heeft zich gezet in het middelpunt, in het zenit van de hemelse gewesten. Maar nu komt de hand, de Geest van God, om de kop van de slang te doorboren; pas als dat gebeurd is, kan de hemel helder worden. In Openbaring 12 wordt dit beschreven: hoe de draak, de oude slang door middel van de gemeente uit de hemel wordt geworpen; dan wordt de hemel helder.

Zoveel heeft Job in elk geval van het wezen Gods verstaan: waar de Geest des Heren komt, daar zal helderheid ontstaan.

Paulus zal later dit zelfde beeld overnemen, sprekend over de mens der wetteloosheid: de Here zal hem verdoen door de Geest (het NBG vertaalt: door de adem) van zijn mond 2 Thessalonicenzen 2 vers 8 (2 Thess. 02:08). Wat Job hier bezingt, is puur profetisch: in de eindtijd zal de hemel helder worden.

Dan zal Gods adem gaan door zijn volk, en dat volk leeft op de adem Gods, dat zal een heerbaan toebereiden in de heme­len. Dat volk zal de hand zijn waarmee God de slang door­boort .

Job eindigt zijn lied met de slotsom: “Zie, dit zijn nog maar de uitlopers zijner wegen, en slechts een fluisterend woord vernemen wij van Hem. Wie zou dan de donder zijner kracht kunnen verstaan?” Job 26 vers 14 (Job 26:14). Job erkent: ik heb alleen nog maar de uiterste zomen gezien van de wegen Gods. Deze mens is zich bewust: ik sta aan de rand van de geestelijke wereld. Zoals de vrouw de zoom van Jezus’ kleed aanraakte, zo raakt Job de zoom van Gods wegen aan.

En dan stelt hij tegenover elkaar: fluisterend woord, en donder van zijn machtsdaden. Job beseft: ik heb alleen nog maar fluisterend iets opgevangen. Hoe zou een mens ooit de donder, dat is de volle kracht, van Gods mogendheden kunnen verwerken?

Maar Job is meer onder de indruk van de fluistering Gods dan van al het geschreeuw dat de vrienden produceren. De mens die het fluisterend woord van God heeft weten te ver­nemen, die wordt daartoe toebereid om in te gaan in de sfeer van Gods majestueuze daden. Wie het fluisterend woord nooit opmerkt, zal nimmer rijpen in zijn geest tot het ni­veau van Gods majesteit.

Er staat eigenlijk: de donder van zijn heldenkracht, of van zijn mannelijke kracht. Ditzelfde woord komt in nog enkele opmerkelijke tekstverbanden voor. In Psalm 66 wordt van God gezegd: “die door zijn sterkte (heldenkracht) voor eeuwig heerst. Nu duidt het begrip ‘held’ in de Schrift niet op een krachtpatser, maar op een ‘man’ in de ware betekenis van het woord. Het essentiële kenmerk van zulk een ‘man’ is karaktervastheid, welnu, zo regeert God, zo heerst Hij over de machten, ook over de krachtpatsers der duisternis: door zijn karaktervastheid.

En dan zegt het lied van Debora: “zij die Hem liefhebben, zijn als de opgaande zon in zijn heldenkracht” Richteren 5 vers 31 (Richt. 05:31). Zij beginnen met een fluisterend woord, maar zij zullen tenslotte eindigen in de karaktervastheid van Gods diepste wezen. Het is wat Amy Carmichael genoemd heeft: fortitude, vastberaden dapperheid. Het is in wezen Gods onvermoeibare, moedige liefde. Zo is God. Daarheen is Job op weg.

(wordt vervolgd) .

 

Mededeling door redactie

Het op bladzijde 23 geplaatste korte artikel “Wat is opwekking?” werd oorspronkelijk gepubliceerd in de contactbrief van de stichting “Portugal-zending”.

De schrijver, broeder Cees Korver werd enkele jaren gele­den als zendeling naar Portugal uitgezonden door de volle evangelie gemeente te Harderwijk.