Selecteer een pagina

Levend Geloof – 386

Levend geloof 1997.01-02 nr. 386

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Deze er dagen was ze iets aan het opzoeken in het Levend geloof archief en kwam daarbij een aantal aantekeningen tegen die mij bijzonder aanspraken. Er stond geen datum bij en ze zijn daarom misschien wel van 20 jaar geleden. Wat ik toen genoteerd had, was dit: De grote nood in de gemeente van Jezus Christus is niet dat het evangelie niet gepredikt wordt, maar dat daarna hiervan wordt afgeweken. Daardoor ontstaat veel scheefgroei, ja zelfs verzet tegen het evangelie, zoals Jezus en de apostelen dat predikten. Wat wij in onze dagen broodnodig hebben, zijn leraars die Gods woord recht durven te snijden, dat wil zeggen het volle evangelie in al zijn facetten verkondigen en uitleggen punten. Die de gemeente leren dat onze strijd is In de hemelse gewesten en dat wij vanuit onze geestelijke plaats met Christus kunnen overwinnen. Ook zal er veel meer de nadruk behoren te worden gelegd op het doel van God met ons leven: de groei naar de volkomenheid in Christus. Jezus sprak: gij dan zult volmaakt zijn, zoals uw hemelse Vader volmaakt is. Is dit niet nog steeds actueel?

Velen willen iets anders, iets nieuws, maar ga voorbij aan het geweldige feit dat het evangelie van het Koninkrijk der Hemelen alles al in zich heeft! Natuurlijk hebben we nog niet alles daarvan ontdekt. Onze kennis en inzicht is nog groeiende en de wijsheid van Gods geest daarbij is onontbeerlijk. En ook aan de praktische beleving van alles wat met Gods Koninkrijk te maken heeft, hapert nog wel het een en ander. We willen geen andere weggaan dan de weg die Jezus en de apostelen. Ook gingen: de weg van het Koninkrijk. Van dat Koninkrijk is Jezus de koning en Paulus maakte eens in zijn brief aan de gemeente te Kolosse (Kol. 02:09-10) over die koning al de volgende opmerking: In hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; En gij hebt de volheid verkregen in hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. In dit nieuwe nummer belichten wij weer allerlei facetten van deze volheid, zowel wat Christus betreft. Alsmede onze betrokkenheid daarbij, want zoals hoofd en lichaam bij elkaar horen, geldt dat ook voor Christus in zijn gemeente. En naarmate we daarbij geestelijk groeien, gaan we meer en meer de heerlijkheid van Gods Koninkrijk beleven en doorgeven.

 

Bij de voorplaat door de redactie

Hoewel Gustave Dore is slechts ruim 50 jaar werd, heeft hij tijdens zijn leven vele honderden tekeningen gemaakt over onderwerpen uit de bijbel. Tekeningen veelal met grote zeggingskracht Omdat de onderwerpen zo natuurgetrouw werden weergegeven. Een voorbeeld hiervan is de tekening Jakob bij Laban, naar aanleiding van het verhaal uit Genesis 29, waarbij Jacob in contact komt met Rachel, één van de dochters van Laban.

 

35 jaar Levend Geloof.

Ja, u leest het goed: levend geloof bestaat alweer 35 jaar! Dit is namelijk het eerste nummer van de, 36e jaargang van ons blad. We zijn blij voor de inzet en de trouw van allen die In het blad schrijven, en voor de talrijke lezers en lezeressen. Die n de loop der jaren veel zegen en geloofsopbouw hebben ontvangen door de inhoud. Met velen, is een band ontstaan, vooral ook als we bemerken dat we op dezelfde geestelijke golflengte zitten wat betreft het evangelie, wat ons zo lief is.

In dit jubileumjaar verwachten wij dat het aantal lezers en lezeressen verder zal toenemen. Hoe het blad leeft bij onze achterban hebben we ook de afgelopen weken weer bemerkt nu de abonnementsgelden voor 1997 binnenkomen en velen een extra bijdrage over maakten. Uiteraard zijn we daarvoor bijzonder dankbaar. Het geeft ons de mogelijkheden om ook op financieel gezonde wijze het blad te blijven uitgeven en de grootst mogelijke aandacht te kunnen schenken aan inhoud en uitvoering. Wat we tenslotte nog aan Iedereen die instemt met ons werk willen vragen. Het is niet te vergeten ervoor te bidden. Het gebed is een motor die alles draaiende houdt komen om het zo maar eens uit te drukken. Daardoor blijft Iedereen die in ons blad schrijft op de juiste wijze door Gods geest geïnspireerd om juist over datgene te schrijven. Wat nodig is. We willen ons daarbij blijven richten op het einddoel: de volkomenheid in Christus, dus. Vol van zijn kracht en liefde gaan we Daarom met blijdschap en toewijding verder met de samenstelling en uitgaven van levend geloof.

 

Het evangelie: bedreigend of bevrijdend? Door Gert-Jan Doornink

Het woord ‘evangelie’ (in het Grieks eu-angelion en in het Latijns evangelium) betekent letterlijk: goede boodschap, vreugdevol bericht. Vanaf het ontstaan van de gemeente van Christus wordt het als zodanig gebruikt, waarbij in de eerste plaats gedacht wordt aan het in Christus verschenen heil, maar het duidt ook het op het doorgeven van dat heil.
In de theologie en dogmatiek stelt men het ‘evangelie’ vaak tegenover de ‘wet’, om daarmee aan te geven, dat de strenge eisen die de wet stelt heeft plaatsgemaakt voor het bevrijdend handelen van God. Johannes formuleerde het later zo: “De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” (Joh. 01:17).
In dit artikel wordt speciaal de nadruk gelegd dat het niet alleen gaat om de verkondiging van het evangelie, maar vooral ook om de beleving ervan. Want zonder een echte geloofsbeleving heeft de verkondiging geen uitwerking.
Een bevrijdende boodschap
Het evangelie van Jezus Christus is een bevrijdende boodschap. Dat is zonneklaar voor iedereen die ingegaan is op de inhoud van het evangelie: de blijde boodschap dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken. Hij stierf aan het kruis van Golgotha voor onze zonden. Wij stonden schuldig voor God, maar door Zijn volbrachte werk aan het kruis van Golgotha zijn wij vrijgesproken, vrij verklaard, teruggekeerd in de gemeenschap van de Vader.
Zo had God het oorspronkelijk in gedachten gehad, zo had Hij het ook bedoeld: de mens levend in volkomen gemeenschap met Hem, met als taak de beheerder en onderhouder van Zijn schepping.
Van dit plan is God in feite nooit afgeweken. God schreef de mens niet af toen die Hem de rug toekeerde. Integendeel Hij bleef de mens liefhebben met een oneindige liefde. Daarom zond Hij ook het allerliefste wat Hij bezat naar deze wereld: Zijn eniggeboren Zoon. En lezen wij in Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.
Voorwaarde: geloof
De voorwaarde om terug te keren in de gemeenschap met God is dus ‘geloof’. Wat de vraag met zich meebrengt waarom God de mens niet automatisch terug in bracht Zijn gemeenschap? Dat was toch veel gemakkelijker geweest, zou je kunnen denken. Het was voor Hem toch een koud kunstje geweest de mens zonder enige voorwaarde terug te brengen in Zijn gemeenschap? Hij is immers, zoals zo vaak gezegd wordt: souverein, almachtig?
Dit is minder logisch dan het zo in eerste instantie lijkt. De mens werd namelijk niet gemaakt als een soort marionet, een pion in het schaakspel van God, een willoos wezen dat door één druk op de knop ging doen wat de Schepper behaagde…
Nee, zo werd de mens niet geschapen. De mens werd juist geschapen naar het beeld van God, volmaakt goed en volkomen, met een eigen denkwereld en een eigen verantwoordelijkheid.
En toen God de mens de mogelijkheid ging geven, via het geloof in Zijn Zoon Jezus Christus, terug te kunnen keren in Zijn gemeenschap, ging God de mens niet bepaalde eigenschappen afnemen. Dat zou ook niet kunnen. Dan zou God Zijn eigen wezen en karakter aan gaan tasten en beschadigen. Want God had juist Zijn beeld, Zijn wezen, Zijn karaktereigenschappen in de mens gelegd.
Toen de eerste Adam gefaald had, openbaarde God nog eens uitdrukkelijk dat de laatste Adam -Jezus Christus- volkomen Zijn eigenschappen in zich had. Daarom zegt Hebreeën 1 vers 3 ook dat Hij de afstraling van Gods heerlijkheid is, en de afdruk van Gods wezen. En dat betekent dat Zijn volgelingen, dus allen die in Hem geloven, ook geroepen zijn die heerlijkheid en dat wezen van God te gaan openbaren.
De grote doelstelling
Deze grote doelstelling mag nooit uit het oog worden verloren. Helaas leeft dit slechts bij een deel van Zijn volgelingen. Een groot deel van de christenen leeft alleen maar met de gedachte: door geloof in Jezus Christus ben ik behouden en dus kom ik later in de hemel… Nu praten we nog niet eens over het deel van de christenheid dat zelfs dát nog niet kan geloven en leeft met de gedachte: Als ik misschien uitverkoren ben, dan ben ik behouden en anders ga ik verloren.
Bij velen is niet alleen een vertekend Godsbeeld ontstaan, en daardoor een vertekend Christusbeeld, en daardoor ook een vertekend beeld van zichzelf als christen. Dat beeld is vaak verminkt, beschadigd.
Waartoe zijn wij geroepen?
Waarom is het zo belangrijk dat we dit onder ogen zien en eventueel maatregelen nemen om hierin verandering aan te brengen? Het antwoord is: Omdat wij geroepen zijn om het evangelie uit te dragen, bekend te maken, te proclameren aan allen die nog leven buiten Gods Koninkrijk.
Jezus sprak: “Gaat heen in de gehele wereld en predikt het evangelie aan de gehele schepping” (Mark. 16:15; zie ook Matt. 28:19, Mark. 01:15 en Mark. 10:29).
Bij het woord prediken denken wij vooral aan verkondigen, doorgeven, er over spreken, maar het woord ‘prediken’ omvat veel meer dan dat. Het is ook beleven, openbaren, tonen wat het in eigen leven heeft gedaan en nog doet.
Als je de Bijbel, en dan speciaal het Nieuwe Testament, goed leest, weet je dat er eigenlijk veel meer over dat laatste gesproken wordt, dan over het eerste. Ik bedoel dit: Als iemand het evangelie predikt en tegelijkertijd in zonde en gebondenheid leeft, is datgene wat Hij predikt op zich misschien wel waar, maar het heeft geen ingang in eigen leven gevonden, het is daardoor

a-productief, nietszeggend, heeft geen werkelijke uitwerking.
Paulus zegt niet alleen dat het gaat om het ‘belijden met de mond’, maar ook om het ‘geloven met het hart’. Die twee gaan altijd samen. Gaan ze niet samen dan komt de evangelieverkondiging voor de buitenwereld, eerder bedreigend dan bevrijdend over.
Kenmerken van het evangelie
Wat zijn nu de voornaamste kenmerken van een evangelie dat werkelijk bevrijd, dat dus in overeenstemming is met de wil en de bedoeling van God?
1. Het heeft in eigen leven een positieve uitwerking. Het vormt ons om van baby’s in het geloof, naar volwassenen in het geloof. Er is geestelijke groei dat zich richt op geestelijke volwassenheid. Het verlangen om het einddoel des geloofs ‘de volkomenheid in Christus’ te bereiken is continu aanwezig.
2. Het is het evangelie zoals Jezus dat bracht in overeenstemming met de wil van de Vader: het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. In Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14) lezen we dat Jezus, sprekende over de gebeurtenissen in de eindtijd, zegt: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”. Jezus wil hiermee zeggen: dit is het enige evangelie wat echt is, al het andere is surrogaat. Waarom? Omdat het ‘een getuigenis is voor alle volken’, met andere woorden het heeft het getuigenis in zich. Of , zoals Paulus het formuleert, het heeft een ‘eigen aanbeveling’ (2 Kor. 04:02). De mensen die het uitdragen beleven het zelf ook, het is in hun eigen leven ‘vlees en bloed’ geworden.
Het zijn niet alleen woorden, maar het wordt omgezet in daden. Daarom spreekt Jezus hier ook uitdrukkelijk van ‘het evangelie van het Koninkrijk’. En wat had Hij in de eerste grote rede vanaf de berg reeds gezegd: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is” (Matt. 07:21). Zeggen is één, doen is twee! Zonder deze twee-eenheid is het evangelie niet compleet, niet volledig.
En zonder deze evangelieverkondiging (dus inclusief de beleving) is het einde nog niet gekomen, zegt Jezus. Dan pas kan het grote plan van de Vader afgerond worden en is de schepping en alles wat met de scheppingsorde te maken voltooid.
Daarom geloof ik dat de waarachtige gemeente nog volkomen zich zal openbaren. Niet nádat Christus is weergekomen, maar nog vóór die tijd! Waarom is er vaak wel geloof voor de ‘afgang’ van de wereld en niet voor de ‘opgang’ van de gemeente? Omdat we met natuurlijke ogen de dingen vaak bekijken en niet de geestelijke weg bewandeld wordt.
Een vrijwillige aangelegenheid
Een ander facet waardoor het evangelie ‘bedreigend’ overkomt en daardoor wordt afgewezen, is dat men, zoals Jezus ook al formuleerde, men de duisternis liever heeft dan het licht. Paulus spreekt over ‘ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw (Satan) met blindheid heeft geslagen’ (2 Kor. 04:04).
De persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens speelt hierin weer een grote rol. God dwingt niemand het rijk der duisternis te verlaten, het is een vrijwillige aangelegenheid. Ik denk dat er veel mensen zijn die juist daarom de duisternis liever hebben dan het licht, omdat ze vaak nog zoveel duisternis zien bij kinderen Gods. Ze worden niet jaloers op kinderen Gods, die meer liefdeloosheid, krachteloosheid, haat en tweedracht openbaren maken, dan echte liefde, echte kracht, echte eenheid, enz. Ook dit gegeven brengt voor ons weer de verantwoordelijkheid mee om ernst te maken, met ons ‘beelddrager van Christus’ zijn.
Persoonlijke verantwoordelijkheid
Iedereen die kennis heeft gemaakt met de bevrijdende kracht van het werkelijke evangelie, zal zich ook bewust behoren te zijn dat deze vrijheid een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Wanneer wij een heerlijke tekst lezen, zoals “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt” (Gal. 05:01), springt ons hart op van vreugde en terecht. Maar de volgende woorden horen er ook bij: “Houd dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen”.
Bij een slavenjuk denken wij vaak alleen aan wettische dingen, we willen vrij zijn, vrij van wetten en geboden. Maar als de duivel door de voordeur is verdwenen, moeten we altijd op onze hoede blijven dat hij niet door de achterdeur weer binnenkomt.
In vers 13 van Galaten 5 (Gal. 05:13) wijst Paulus op onze roeping; We zijn geroepen om vrij te zijn, maar, zegt hij, gebruikt echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees. Met andere woorden: houd de deur voor de vijand gesloten, laat niet toe dat hij in je leven nog infiltreert.
Daarvoor is ‘geloof en gehoorzaamheid’ vereist. Ik las eens van een zendeling, die in Zijn tijd machtig door de Heer werd gebruikt, en zei: ‘Vele christenen denken dat vrijheid het hoogste goed is, maar feitelijk staan geloof en gehoorzaamheid daar nog boven’. Want zonder deze laatste twee functioneert ‘vrijheid’ niet, dan kan het gemakkelijk overgaan in onvrijheid, surrogaat-vrijheid, en heeft het niets te maken met de werkelijke vrijheid zoals God die bedoelt.
Laten we ook dat als vandaag, in deze eindtijd, levende christenen goed bedenken. En ook dit voor de buitenwereld bedreigend facet van het evangelie gaan wegnemen.
Bedreigend of bevrijdend?
Glashelder is het dat het gaat om de werkelijke bevrijding die Christus in ons leven heeft aangebracht, maar die dan ook werkelijk gestalte behoort te krijgen. Alleen daardoor wordt ieder facet van ‘bedreiging’ weggenomen voor allen die nog buiten Gods Koninkrijk leven. Dat betreft dus niet alleen de vele niet-christenen, maar ook de vele naamchristenen, die een totaal verkeerde voorstelling van zaken er op na houden, omdat Satan hen met dwaalleringen heeft verblind.
Wat een taak en wat een opdracht voor allen die nu al leven in- en vanuit Gods Koninkrijk! Laat het ons verlangen zijn dat we ons op geen enkele wijze nog laten afremmen of uitschakelen door de vijand. En laten we God iedere dag opnieuw danken dat wij ingeschakeld zijn in Zijn grote heilsplan. En weet u wat zo geweldig is? Hij maakt ons steeds meer bekwaam om, met alle vermogens die in ons zijn, mee te mogen werken aan de voltooiing daarvan. Als eerstgeborenen van een nieuwe schepping volgen wij de Eerstgeborene en openbaren ons zo als zonen Gods!

 

Vluchtheuvel en zuil Door Jildert de Boer

‘Wees als een vluchtheuvel, word als een zuil’.
U kent ze wel vanuit het verkeer: vluchtheuvels in het midden van een weg. Ze zijn een hulp bij het oversteken. Even een veilig plekje temidden van het voortrazende verkeer. Een moment om op adem te komen, nog eens extra scherp op te letten en uit te kijken, om daarna de overtocht voort te zetten.
Ook onder ons kunnen er mensen zijn die bijna ‘overreden’ worden door gevaarlijk verkeer vanuit de geestelijke wereld. De machten der duisternis gaan als razenden tekeer om te beschadigen en te vernielen waar zij maar kunnen.
De vluchtheuvel
Temidden van dit geweld is de gemeente een ‘vluchtheuvel’, waar veiligheid en geborgenheid aanwezig is. We verheugen ons in de samenkomsten en kringen, waar we ‘adem scheppen’ vanuit God, om in onze dagelijkse levenssituaties te overwinnen.
Sommigen onder ons zijn, vooral als ze alleen zijn, nog zwak en misschien kennen we -als we heel eerlijk zijn- allemaal nog wel onze zwakke momenten en plekken. Ook door de week behoren we daarom veel voor elkaar te betekenen! We staan allen in de strijd tegen de boze, maar er zijn er die extra aangevallen worden. Die het in hun eentje bijna niet redden tegen de zich opdringende machten der duisternis die hun leven ‘plat’ willen walsen. Dan geldt: “Wees hun een toevlucht tegen de verwoester”(Jes. 16:04) Ons leven, ons gezin mag zo’n ‘vluchtheuvel’ zijn, waar iemand even ‘bij’ kan komen van de strijd tegen geesten der duisternis. Bij ons mag er verademing zijn, bemoediging, hulp, kracht en gebed.
Er kunnen onder ons zware noden zijn, worstelingen misschien al van jaren her. Misschien voel je je alleen staan net als in Psalm 142 vers 5

(Ps. 142:005) : “Schouw ik naar rechts en zie ik uit-niemand ziet naar mij om; is mij de toevlucht ontvallen- niemand vraagt naar mij”.
De zuil

Op een vluchtheuvel staat een verkeerszuil. We kennen de belofte: “Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods…” (Openb. 03:12).
Zuilen zijn steunpilaren. Het zijn ‘dragers’ met geduld, volharding en hoop voor die ander. Zij worden niet moe het goede te doen! Anderen kunnen op hen aan, op hen steunen, zonodig zelfs een poosje tegen hen aanleunen. Het is mooi als men z’n toevlucht vindt in God en bij de (aankomende) zonen Gods (Jes. 32:01-02).
In het verkeer geldt: bij twijfel niet oversteken. Gelukkig leren we in de gemeente gaandeweg ook het ‘geestelijke verkeer’ uit de onzienlijke wereld steeds scherper te onderscheiden. Er is hoop voor ‘overoude puinhopen’ (Jes. 58:12; Jes. 61:04), als we blijvend voor hen op de bres gaan staan! Zij hebben ‘vluchtheuvels’ nodig en dat doet een beroep op onze beschikbaarheid, ons hart voor de enkeling die nood heeft in zijn of haar leven. Zijn wij bereid om mee te dragen in de noden der heiligen?
Voor ons eigen leven geldt allereerst vernieuwing van denken-spreken-handelen. We zijn dankbaar voor de onmisbare ondersteuning vanuit de gemeente, die we allen hard nodig hebben. Daarbij mogen we ons verlangend uitstrekken naar meer goddelijke draagkracht in ons midden ten dienste van elkaar en speciaal voor de zwakken, de geslotenen, enz., opdat Gods sterkte en bevrijding openbaar komt. De ‘zuilen’ worden opgericht tot herstel! Prijst de Heer!

 

Voorproef van het Vrederijk door Cees Maliepaard

De hemelen 27

“Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van God, de Vader, en van de Heer Jezus Christus. De genade zij met allen die onze Heer Jezus Christus van harte liefhebben” (Ef. 06:23-24).
Over het Vrederijk van de Heer wordt onder kinderen Gods alleen maar positief gedacht, want daar zal alles in volledige harmonie met het plan van de Vader zijn. Niemand zal daar enige twijfel over hebben, maar velen zullen er onmiddellijk in mee laten wegen: ’t Is evengoed nog ver van ons verwijderd!
Vrede in de broederschap
Wat voor vrede denken we onder broeders en zusters deelachtig te wezen: vrede vanuit een natuurlijke beleving, puur menselijke vrede dus? Welnu, ook wanneer zo’n soort vrede rechtstreeks uit een goedbedoelend menselijk hart komt, zal deze toch duidelijk in de geestelijke strijd tekort schieten. Als de onderlinge vrede op een natuurlijke basis opgetrokken is, houdt deze geen stand tegen de aanvallen van Satans demonenlegers. Satans krijgsmacht zal natuurlijke mensen dusdanig onder druk zetten dat ze (soms om vrij simpele dingen) tegen elkaar in het harnas gejaagd worden. De strijd ontaardt dan in een vleselijk treffen en de broederschap is daarmee ver te zoeken.
Ook wanneer er geschilpunten zijn, zullen we als geestelijke mensen niet buiten onze hemel treden. We dienen onder alles een geestelijke strijd te voeren, niet tegen vlees en bloed derhalve, maar tegen de wereldbeheersers dezer duisternis. Het zal nooit een strijd tegen mensen mogen wezen, maar steeds tegen de machten die anderen (en onszelf) belagen. Als iedereen de hem of haar van Godswege toebedeelde plaats inneemt, zal (ook al ben je het op onderdelen met elkaar oneens) toch de één voor de ander in de bres kunnen springen.
Als je elkaar vanuit de liefde Gods in het hart sluit, is dat niet omdat je in alle facetten op één lijn ligt, maar omdat je het beeld van de eeuwige God in de ander hebt ontwaard. Je weet dat je samen Gods eigendom bent en dat je gezamenlijk delen mag in de vrede Gods die gevonden wordt bij mensen die Hem toebehoren. Die vrede wenst Paulus de Efeziërs toe. En via hen ons.
Liefde met geloof
Liefde is een door God ingeschapen gegeven en is derhalve onder alle omstandigheden positief. Daar zijn geen uitzonderingen op. Wanneer er in iemand liefde tot het kwade wordt gevonden, wil dat derhalve zeggen dat zo’n persoon positief ten opzichte van verkeerde dingen staat. Hij zal daar dus ‘ja!’ tegen zeggen en ze gaan bedrijven met alle gevolgen van dien. Vandaar dat Paulus de liefde heel nadrukkelijk met geloof verbindt. De onderlinge vrede en de liefde Gods die uit geloof voortvloeit, komen van de hemelse Vader en van onze Heer Jezus Christus. De vrede, de liefde en de genaderijke gerechtigheid van onze God geven zin en inhoud aan het leven in de hemel. Zonder deze Goddelijk-goede ingrediënten zouden in ons domein in de hemel allerlei negatieve geesten uit het rijk van Satan de toegang hebben.
In de kerstnacht zongen de engelen van de vrede die de mensen op aarde deelachtig zouden worden. Die vrede heeft God voor alle mensen bedoeld – daarvan heeft Hij niemand uitgezonderd. Maar deze vrede resulteert niet in een automatisme naar alle mensen toe: Goddelijke vrede begint in het huisgezin Gods. In een goed geestelijk klimaat, waar ieder gericht is op de heilsgedachten van de ons liefhebbende hemelse Vader, zal de liefde naar de broeders en zusters een gezonde voedingsbodem hebben.
Gods genade in een onvergankelijk rijk
Als de apostel opmerkt: “De genade zij met allen die onze Heer Jezus Christus onvergankelijke liefhebben”, dienen we ons goed te realiseren dat Goddelijke genade ons niet tot afhankelijke zwakkelingen maakt. We zijn ons er wel terdege van bewust dat we zonder Gods vaderlijke goedgunstigheid geen schijn van overlevingskans in de hemel zouden hebben, maar dat betekent allerminst dat we niet (naar Gods plan) als creatieve schepselen bezig zouden kunnen zijn.
Gods genade wordt ons verleend in kracht – in Zijn kracht wel te verstaan. Daarom maakt die genade ons niet tot puur hulpbehoevende zielenpoten, maar (integendeel!) tot mensen die sterk zijn geworden naar het beeld van de Christus.
Paulus merkt in 2 Timotheüs 2 vers 1 (2 Tim. 02:01) op: “Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade in Christus Jezus”. Het ontvangen van een ruim deel van de velerlei genade Gods, schept dus geen verwende geestelijke kinderen, maar brengt juist mensen voort die met Gods genadegaven krachtig aan de slag gaan in hun hemel. Dat kan slechts op basis van Goddelijke liefde. Daarom zal de volheid van Gods genade niet zomaar lukraak in het rond gestrooid worden; het is een selectief gezelschap dat Gods genade in z’n totaliteit ontvangen gaat. Die selectie is van Godswege zo gesteld, maar heeft in de verste verte niets te maken met enig hemels vooroordeel. De volheid van Gods genade komt krachtig tot uiting in allen die onze Heer Jezus Christus onvergankelijk liefhebben. Dat is vereist voor leven met de Heer in de hemel.

 

Dicht nabij (gedicht) Door Piet Snaphaan

Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. (Rom. 10:04).

Wij hoeven echt niet hoog te stijgen

om ’t woord te halen, te verkrijgen.

’t Is ook niet ver van ons vandaan,

niet overzee of waar te gaan,

doch heel nabij in mond en hart.

Slechts door geloof een nieuwe start:

Wie Hem belijdt, met hart en stem

zal eeuwig leven saam met Hem.

God heeft voorzien, het ons doen horen:

in Christus zijn we uitverkoren!

 

De geloofwaardigheid van onze liefde door Duurt Sikkens

Gedachten over liefde
Liefde is geen theorie, zomin als God theorie is, Hij is liefde. Dat wil onder meer zeggen dat God iemand is die liefheeft, dat Hij het verlangen kent naar degene die Hem wil liefhebben, zoals een man naar een vrouw verlangt, en andersom, zoals een vrouw ernaar verlangt, bemind te zijn. Beiden kennen het diepe verlangen om elkaars geliefden te zijn. Dit is een geheim dat alleen degenen die elkaar liefhebben met elkaar delen.
Het is niet goed dat een mens alleen is, zomin als het niet goed is dat God alleen is. Daarom zoeken zij elkaar.
Het eeuwigheidsverlangen dat elk mens van nature in zich heeft, vraagt om een antwoord; het zoeken naar echt leven, naar ware liefde, vraagt om elkaar. Echt leven is in relatie met een ander, de Ander. En de tegenstander, de oude slang, de relatie-verbreker vanaf het begin, is het erom te doen om alles wat bij elkaar hoort uit elkaar te trekken. Om allen die bij elkaar horen van elkaar te scheiden.
Origineel hoort God bij de mens en de mens bij God. Dat is een hecht verbond. Jezus’ werk is erop gericht geweest om die kapotgeslagen verbinding weer te overbruggen en dat is Hem gelukt. Hij moest er heel diep voor gaan, tot in het dodenrijk, omdat de dood een schijnbaar onoverkomelijke kloof was tussen God en mensheid. Jezus is daarvoor tot zonde gemaakt en zelfs vervloekt geweest, ver van de tegenwoordigheid van zijn Vader, het ‘aangezicht Gods’. Dat moest wel, omdat die mens zo ver weg was, zo diep zat…
Terug in Gods nabijheid
God had al Zijn verlangen en al Zijn liefde op één mensenkind gezet en deze de boze en verscheurde wereld ingestuurd. Wie Jezus’ boodschap gelooft komt dus weer in de nabijheid van God zelf. “Vader zelf heeft jullie lief”, zei Hij. Jezus vervulde het oer verlangen zowel van God als van de mens, zodat de twee weer één konden worden. Dat is de kern, het warme hart van wat Hij te vertellen had, van zijn boodschap: bijeenbrengen, bij Eén brengen.
Wanneer je als volgelingen van Hem, ook daarvan bent doordrongen, dan ben je toch de laatste die uit elkaar trekt? Hoe je dat doet? Door oordelen te vellen over mensen die door God gekend zijn, door uitsluiting, uitzetting, ban, verwerping en wat dies meer zij. Het kan immers heel gemakkelijk in je gedachten opkomen om de ander minder te achten dan jezelf, of jezelf minder te achten dan een ander? Min-achten heet dat.
Veel mensen hebben het geloof in de liefde verloren. Het hoeft voor hun niet meer. In het ergste geval zijn ze ‘ontwend’ om geliefd(e) te zijn, ze zijn argwanend of cynisch geworden, of zelfs lamgeslagen. Diepe teleurstellingen liggen voor het oprapen in het relationele vlak. Geforceerd positief lopen doen, al of niet met een Bijbel in de hand of ‘eraan werken’ levert vroeg of laat een nieuwe teleurstelling op, een dode kater. Waarom? Omdat dat niet natuurlijk is, noch geestelijk.
Ook het afschuwelijke mechanisme-denken in hoog en laag, meer en minder (het gaat over mensen!) heeft de wereld in zijn greep, vooral binnen politieke en godsdienstige structuren. Altijd is de minderheid de dupe. En wie is de meeste onder ons?
Waarom we elkaar nodig hebben
Met woorden kun je heel wat aanrichten en heel wat verrichten. Je kunt er iemand mee verwonden en mee genezen, je kan scheiden en verbinden, doden en doen opstaan. ’t Is maar van welke gedachtewereld je uitgaat, of, om het met Jezus te zeggen: ‘van hoedanige geest je bent’.
Daarom is het zo wezenlijk te beseffen dat we elkaar nodig hebben om de liefde van God gestalte te geven, om aan Zijn medeleven handen en voeten te geven. Dat zijn jouw broers en zusters in wie het welbehagen van God aan het licht komt, waarin jij tot je recht komt: geliefde van Hem te zijn.
Herken je dat in elkaar? Of heb je alleen ‘een relatie met de Heer’ zoals dat dan heet, exclusief je medemens? Je functioneert immers pas als deel van een lichaam? Anders functioneer je niet. Want wat heeft een ander aan een losse hand wanneer die niet op zijn schouder kan worden gelegd? Of aan een oog zonder hoofd en lichaam? Wie echt liefheeft heeft een heldere en barmhartige kijk.
Kijk zo naar je broer en zuster, naar de medemens in de wereld; niet om ongerechtigheden te signaleren (trouwens, wat is je norm?), maar als jouw gezinslid, jouw medemens van wie jij afhankelijk bent als het er op aankomt. Durf je dat? Durf je de liefde van God, die werkzaam is in medechristenen, in jou toe te laten? Zoek maar rustig in die ander het aangezicht van God. En als je Hem vindt, dan zal dat ‘over jou lichten en is je genadig’. Zo zullen we dan, samen met God, met elkaar, dus met z’n allen, Gods liefde kunnen tonen aan de gebroken mensen.
Uiteindelijk betekent dit genezing; genezing voor je geest die uiteindelijk zal worden bevrijd van de leugens waarin deze verstrikt geraakt kan zijn met de daarmee gepaard gaande denkfouten; genezing voor je ziel van de vele toegebrachte wonden, de misvormingen, de gestolen waarden; genezing van je lichaam. De grondbetekenis van het werkwoord genezen is ‘behouden thuiskomen’. Als je dat overdenkt gaat er een wereld voor je open.
Echte liefde is geloofwaardig
Wanneer je anderen de kans hebt gegeven jouw naaste te zijn, dan zul je in staat zijn zelf de naaste te zijn van anderen. Anders ben je toch niet geloofwaardig? En dat kost geen inspanning, daar ‘werk’ je niet aan, maar dat gaat nou vanzelf, van zelf, als een bron die uit zichzelf water doet stromen. Want degenen in wie te zien is dat ze geliefden van de Vader zijn zullen herkend worden door degenen die Hem zoeken, maar ook verworpen worden door degenen die Hem verwerpen.
Zo maakt de liefde scheiding tussen waar en nietwaar. Laten we daarom nooit verdeeldheid zaaien, want dat onkruid komt op.
Ik herinner me een verhaal: Een rabbi vroeg aan zijn leerlingen: “Waar ligt de grens tussen dag en nacht?” Er kwamen allerlei antwoorden: “Als de hanen kraaien”, “Als de honden gaan blaffen”, “Als je de bomen kunt zien”, “Als de dingen zichtbaar worden”.
De rabbi antwoordde: “In alle antwoorden zit een beetje waarheid, maar zelf zeg ik: Als er zoveel licht is dat je in het gezicht van een mens een broer of een zus of een medemens herkent. Dan wordt het dag in jouw ziel”.
Laten we leren zien met de ogen van God, Zijn handen en voeten zijn, Zijn warme hart, dat naar elk mens uitgaat en verlangt. Dat is, denk ik, “Uw Koninkrijk kome”, in zachtmoedigheid, in helderheid, in eenvoud. Zo ben je waar en begin je op Jezus te lijken: vol van genade.
Zie je?

 

De verlamde in het badhuis Door Peter Koumans

Als we het evangelie van Johannes met de andere evangeliën vergelijken valt het op dat er in Johannes slechts vier genezingswonderen worden besproken, waaronder die van Lazarus. Toch is het juist Johannes, die aan het eind van zijn evangelie verklaart dat als men al de dingen, die Jezus gedaan heeft, zou willen beschrijven in boeken dat het er dan zoveel zouden worden dat de wereld ze niet zou kunnen bevatten (Joh. 21:25). Johannes heeft zich dus bewust beperkt en een keuze daaruit gemaakt. Daarover zegt hij in Johannes 20 vers 31 (Joh. 20:31): “Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam”. Johannes heeft dus de getuigenissen over genezing met een bedoeling gekozen. Hiervan is, denk ik, die over de verlamde man in het badhuis ‘Bethesda’ wel het moeilijkst te begrijpen (Joh. 05:01-18).
De zieken in Bethesda
In dit gedeelte wordt beschreven dat Jezus naar een plaats ging, waar vele zieken waren. Die plaats heeft als bijnaam ‘Bethesda’. Dat betekent eigenlijk: ‘huis van barmhartigheid’. Maar dat is toch geen goede naam, omdat er op deze plaats dingen gebeurden, die niet eerlijk en rechtvaardig waren.
Ik stel mij voor dat er een ronde vijver was, die laag lag. Er omheen waren vijf zuilengangen. Ze zullen oplopend zijn gebouwd en overdekt zijn tegen de zon. In al die gangen lagen allerlei zieken en gehandicapten. Ze werden er ’s morgens gebracht en ’s avonds weer opgehaald. Het waren zeker geen arme mensen. Want er was geen uitkering voor gehandicapten. De armen onder hen, als zij dat konden, moesten werken voor de kost: bedelen om een aalmoes! De mensen in het badhuis hoefden de hele dag niets te doen. Maar of dat nu prettig was?
Wachten op een wonder
Ze lagen daar te wachten tot een engel het water deed bewegen. En als dat het geval was, dan zou degene, die daarna het eerst in het water kwam, genezen van welke kwaal hij ook had.
In dit bad gebeurden dus van tijd tot tijd wonderen. Daarom waren er zoveel mensen, die genezen wilden worden. Ze lagen de hele dag te kijken naar het water. Nee, niet naar een engel, want die konden ze niet zien, maar naar het water of daar misschien enige beweging in kwam. Ik denk dat soms een zacht windje het water deed rimpelen en dat dan ook mensen in het water sprongen. Als dan de eerste niet werd genezen, was het dus geen engel geweest, maar de wind.
Het ging er zeker niet eerlijk aan toe. Alleen degenen, die niet verlamd waren en dicht bij de waterkant zaten of lagen maakten een kans. Er werd geen rekening gehouden hoe vaak je al naar dat bad geweest was. Wie ’s morgens het eerste binnen was kreeg de beste plaats.
In de N.B.G.-vertaling staat het gedeelte over het bewegen van het water en de engel tussen haakjes. Dat is gedaan omdat in vele belangrijke vroege bijbelhandschriften deze regels niet voorkwamen. Maar zonder die regels wordt het onduidelijk waarom al die zieken daar waren en waarom die ene man zei dat hij in het water zou willen worden geworpen als daar beweging in zou komen (Joh. 05:07).
De N.B.G.-vertaling spreekt over een “engel des Heren”. Daarmee wordt de indruk gewekt dat dit een wonder van God zou zijn. Misschien is dat wel de reden dat een sommige uitleggers van de Bijbel menen dat dit gedeelte onjuist is. Zij geloven niet, en mijn inziens terecht, dat zo’n engel zo nu en dan komt om wonderen te doen plaats vinden. In andere Bijbelvertalingen wordt niet gesproken van een “engel des Heren”, maar alleen van een “engel”. Het Griekse woord dat hier werd vertaald is “angelos”. Dat wordt op vele plaatsen inderdaad gebruikt om een engel van God aan te duiden. Maar het wordt ook op enkele plaatsen gebruikt waar sprake is van engelen van de duivel, bijv. in (2 Kor. 11:14; 2 Kor. 12:07; 2 Petr. 02:04; Judas 01:06; Openb. 12:07 en Openb. 12:09.
Genezingen door verkeerde machten
Er is hier geen sprake van genezingen door de hand van God. God is immers goed en rechtvaardig.
Ik las ergens dat het bad geneeskrachtig bronwater zou hebben. De bron zou zo nu en dan een verse portie water aanvoeren waardoor het wateroppervlak in beweging kwam en mensen door de nieuwe toevoer van het geneeskrachtige water zouden worden genezen. Het zou dan dus eigenlijk geen wonder zijn.
Er zijn mensen, die het werk van helderzienden, spiritisten en andere occulte wonderdoeners onderzoeken en proberen te bewijzen dat het allemaal bedrog en voor-de-gek-houderij is. Ze zijn tegen al deze praktijken. Dat lijkt erg positief. Maar ze doen voorkomen of dat allemaal onschuldig is en geen kwaad kan. Maar het is niet zo onschuldig en het blijkt helaas dat boze machten ofwel gevallen engelen en mensen, die zich in hun dienst stellen, wel wonderen kunnen doen. De Bijbel waarschuwt hier sterk voor: “Indien dan iemand tot u zegt: Zie hier is de Christus of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkoren zouden verleiden” (Matt. 24:23-25).
Helaas is er niet veel nieuws onder de zon. Ook nu, in onze moderne maatschappij met al zijn wetenschappen, zijn vele mensen bezig met het zoeken naar genezing langs een bovennatuurlijke weg. Ze zijn teleurgesteld in doctoren en ziekenhuizen. Allerlei alternatieve genezers bieden genezingsmethoden aan. Zo zijn er natuurgeneeswijzen met op bijzondere wijze behandelde kruiden, yoga, acupunctuur, voetzooltherapie, iriscopie, behandelingen door magnetiseurs. Vele mensen, ook christenen, gaan ervan uit dat als je maar wordt genezen, het goed is. Ze denken vaak zelfs dat God op deze wijze geneest. Maar de weg tot God gaat altijd via Jezus Christus. Alleen door Hem te aanvaarden als onze Heiland en Verlosser en te geloven dat Hij voor onze zonden is gestorven kunnen we tot God gaan. Wie langs een andere wijze krachten en dus ook genezing via een bovennatuurlijke weg probeert te krijgen is verkeerd bezig.
Het gevaarlijke is dat de boze en zijn demonen rechtstreeks en soms door mensen genezingen verricht. Maar de boze kent geen genade. Hij geeft nooit iets voor niets. Hij krijgt dan macht over de mens, die zich voor hem heeft opengesteld. En daardoor wordt zo’n mens beïnvloed. Er komt een sluier over zijn denken. Zijn geloofsleven wordt geremd. De blijdschap wordt geroofd. Het wordt vaak zoals in Jesaja 8 vers 19 tot 22 (Jes. 08:19-22) staat: ” En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen – zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden vragen? Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreek naar dit woord is er geen dageraad. Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, en wanneer men hongert, zal men in woede uitbarsten, en zijn koning en zijn God vervloeken; en men zal de blik omhoog richten en men zal naar de aarde schouwen, en zie, benauwdheid en duisternis, beangstigende donkerheid, en in duisternis is men verstoten”. Gelukkig hoeft dit niet blijvend te zijn. Het evangelie van het Koninkrijk Gods spreekt over bevrijding van gebondenen in de Naam van Jezus Christus.
Bij het bad waren allen gebonden door de wens om op deze wijze te worden genezen. Iets anders was niet belangrijk voor hen in hun leven.
Geen hoop meer op genezing
Maar daar was een man die de moed had opgegeven. Hij was al 38 jaar verlamd. En dat was hij niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Voor hem was alles zinloos. Zijn familie bracht hem misschien alleen nog maar om hem overdag even kwijt te zijn en ze konden zo hun geweten sussen met de gedachte dat ze hem toch maar iedere dag naar het bad gebracht hadden. Niemand zou hen kunnen verwijten dat zij zich niet hadden ingezet voor zijn genezing. Maar ik denk niet dat ze nog iedere dag probeerden de eersten te zijn om hem een kansrijke plaats vlak bij het water te geven.
Toen we pas in aanraking kwamen met het ‘volle evangelie’ en hoorden van genezingen door geloof in Jezus Christus ontmoetten we wel eens iemand, die vond dat we maar in het geloof naar ziekenhuizen moesten gaan en daar de zieken moesten genezen.
In de Bijbel kunnen we lezen dat haast alle zieken, die door Jezus werden genezen, naar Hem waren gebracht. Jezus zocht haast nooit zieken op zonder dat zij of hun familie Hem dat hadden gevraagd. In ons Bijbelgedeelte wordt één van de uitzonderingen behandeld. Daar gaat Jezus in dat badhuis vol zieken naar één zieke toe. Jezus wist hoe lang die man al verlamd was. En dan zou je verwachten dat Jezus tot die man zei: “Wat doe je hier en waarom verwacht je dingen, die niet van God zijn. Verwacht het van Hem!”. Jezus verweet hem niets, Hij raadde hem ook niet aan om naar de tempel te gaan. Hij stelde hem maar één vraag. En dat lijkt nu juist de meest zinloze vraag om te stellen aan een verlamde, die ligt te wachten op genezing: “Wilt gij gezond worden?”.
Het verlangen naar genezing
Voor iemand die heel lang verlamd is geweest is gezond worden meer dan een lichamelijk herstel. Gezond worden betekent een geweldige wijziging van de positie, die men heeft in de maatschappij waarin men leeft. Het brengt met zich mee dat er een totale verandering in van denken moet plaatsvinden. Men dient niet meer op zichzelf gericht te leven. Men is niet langer afhankelijk van de hulp van anderen. De belangstelling en het medelijden van anderen voor je situatie zijn voorbij. Er wordt nu verwacht dat men gaat functioneren als een gezond mens. Dat houdt dan in dat men gaat werken voor de kost en dat men nu belangstelling gaat tonen voor anderen. Uit het antwoord van de verlamde blijkt dat hij wel gezond zou willen worden, maar dat hij geen schijn van kans had om als eerste in het water te komen. Die hoop had hij losgelaten.
En toen zei Jezus tot hem de bekende woorden: “Sta op, neem uw matras op en wandel”. En dan verwachten we natuurlijk dat die man dat meteen deed. Het is immers gemakkelijk om iets te doen dat Jezus je rechtstreeks gebiedt! Maar hier was het anders. Die man wist niet dat het Jezus was die daar bij hem stond. Een voor hem onbekende man kwam bij hem en vroeg: “Wil je genezen worden?”. De verlamde man had geen geloof dat hij door het bad zou worden genezen, waarom zou hij dat wel hebben bij een onbekende man?
We praten, denk ik, te vaak over het geloof dat een zieke zou moeten hebben om door God te worden genezen en te weinig over het geloof dat de gezonde christenen zouden moeten hebben als zij voorbede doen voor zieken. De verlamde man stond niet op vanwege zijn geloof, maar omdat hij merkte dat hij was genezen! Er staat immers als volgende zinsnede: “En terstond werd de man gezond”. De man voelde op een of andere wijze dat krachten tot genezing in zijn lichaam kwamen en merkte dat hij opeens gezond was. En daardoor stond hij op en nam zijn matras en ging zijns weegs. Natuurlijk had hij ook die matras kunnen laten liggen met de gedachte: “Die haal ik vanavond wel op. Eerst wil ik mijn familie en vrienden laten zien dat ik genezen ben”. Jezus houdt van opruimen van hetgeen geweest is. De matras op die plaats houdt een herinnering in aan de moeilijke jaren die geweest zijn. De Heer wil dat we niet meer omzien en niet meer terugkomen op plaatsen waar het fout was. Daarom is opruimen nodig!
Er wordt niets gezegd over wat anderen daar in dat badhuis deden. Misschien hadden zij helemaal niets in de gaten. De man had ook niet luidkeels geschreeuwd: “Ik ben genezen, eerst was ik verlamd en nu kan ik lopen”. Misschien had Jezus wel hem geboden om het daar niet te vertellen, zoals Hij wel bij meer mensen, die genezen waren had gedaan. Jezus wilde niet worden gevolgd als een wonderdoener, maar het ging Hem in de eerste plaats dat Zijn Vader de eer zou krijgen en het Koninkrijk van God zichtbaar zou worden. Het kan ook zijn dat het wel iemand was opgevallen dat de verlamde ineens liep. Die zal dan wel hebben gedacht: “Als die man nu loopt was hij zeker niet echt verlamd, maar deed hij maar alsof”.
Jezus genas maar één zieke
De genezingen door dat bewegende badwater waren occult, niet van God, maar van de boze en dat was omdat er maar één zieke van tijd tot tijd werd genezen en dat gebeurde ook nog op een onrechtvaardige manier. Maar Jezus genas toch ook maar één zieke. Is dat dan wel goed? Het bijzondere was dat Jezus wist wat die man had meegemaakt. Hij kende zijn wanhoop, maar ook zijn gesteldheid. Hij genas die man zonder dat die man wist dat het Jezus was die het deed. Jezus maakte zich ook niet na de genezing bekend aan die man. Toch aanvaardde de man zijn genezing als uit de hand van God. Dat bleek wel uit het feit dat de man naar de tempel ging.
Dat was een heel andere gesteldheid dan bijvoorbeeld van die 10 melaatsen uit Lucas 17. Die werden allen genezen, maar slechts één keerde terug naar Jezus om God te danken en dat was zelfs een Samaritaan. En tot hem zei Jezus: “Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden”. Pas toen de man in de tempel kwam om God te danken openbaarde Jezus Zich aan hem. Hij zei tot hem: “Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niets ergers overkomen” (vs. 14).
De zonden van de verlamde
Wat de zonden waren van die man wordt niet verklaard. Er zijn wel bijbeluitleggers, die beweren dat de man ziek geworden is vanwege zijn zonden, maar dat is hier niet gezegd. Toen dachten de meeste mensen dat ziekte en tegenspoed altijd het gevolg zijn van zonden en vandaag zijn er nog zulke mensen. Jezus zei van de blindgeborene dat het niet zijn schuld was en ook niet van zijn ouders dat hij blind was.
Jezus waarschuwde de man om niet te zondigen omdat anders wat ergers zou gebeuren. Wat is erger? Dat men door zijn zonden voor eeuwig verloren gaat. Ziekte is erg, maar het leven hier is tijdelijk. Men wordt alleen behouden door Jezus Christus te aanvaarden als Verlosser en in Hem te geloven.
“Sta op en leef” geldt ook ons
Die verlamde man had de bijzondere ervaring dat Jezus in zijn leven ingreep, terwijl hij Jezus niet kende. Er zijn, denk ik, velen onder ons die ook kunnen getuigen dat God in hun leven ingreep voordat zij zich hadden bekeerd en Jezus hadden aanvaard als hun Heiland. God zoekt wegen om Zich te openbaren. Hij wil immers niet dat iemand verloren gaat, maar dat allen worden behouden. Maar ook voor de gelovigen blijft het woord van de Heer zijn kracht houden als Hij tot ons zegt: “Sta op en wandel”. En dan mag men het woord ‘wandel’ ruimer zien dan de mogelijkheid om te kunnen lopen. Het gaat hier om als geestelijk gezond mens te gaan leven. De Heer wil dat we leven voor Zijn Aangezicht en dat we niet langer op bepaalde terreinen van ons leven verlamd zijn door welke oorzaak dan ook. Het kunnen problemen zijn, zorgen, die ons kwellen, gevoelens van minderwaardigheid, angsten. Misschien zijn we wat ingeslapen. Het enthousiasme om de Heer te dienen is versleten. Er zijn teveel teleurstellingen gekomen.
Nu is voor ons de Heer geen onbekende meer, die langs komt. Hij is de goede Herder. Hij richt op, Hij verwijt niet, maar roept ons op om op te staan en te leven en niet terug te keren waar we uit kwamen. Efeze 5 vers 14 (Ef. 05:14) zegt hetzelfde wat anders: “Ontwaakt, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten”.

 

Vragen over de Heilige Geest  door Wim te Dorsthorst

Br. Chr. Demeyere te Oeselgem (België), heeft vragen over het ontvangen van de Heilige Geest en het spreken in nieuwe tongen. Zijn er voorwaarden om de Heilige Geest te ontvangen en hoe werkt dat alles dan?
Ik citeer uit zijn brief: “Is de Heilige Geest een voelbare ervaring of moet men gewoon geloven dat men de Heilige Geest ontvangen heeft? Voor mij is dit een zeer belangrijke vraag. Mijn grootste bede is om Gods stem duidelijk te horen en te verstaan. Omdat men in de dagelijkse bezigheden zoveel vragen heeft, moet het toch mogelijk zijn om antwoord te krijgen van de Heilige Geest”.
Verder is de vraag over het spreken in nieuwe tongen: “Wat is dat?, voor wie is dat en hoe werkt dat dan? Welke betekenis heeft het?”
Dit zijn vragen, die waarschijnlijk meer christenen bezig houden.
Wij zullen, vanuit de Schrift, eerst de vraag over de Heilige Geest beantwoorden en in een volgend nummer van Levend Geloof ingaan op het spreken in nieuwe tongen.
De Heilige Geest is niet zichtbaar of tastbaar. Toen de Heer Jezus gedoopt werd, zag Johannes de Doper de Heilige Geest als een duif op Hem neerdalen. Toen voor het eerst de Geest werd uitgestort op de Pinksterdag, ging dit gepaard met tekenen van een geweldige windvlaag en tongen als van vuur (Matt. 03:16 en Hand. 02:02-03). Het waren ’tekenen’! De Heilige Geest is geen duif of een geweldige windvlaag of tongen als van vuur.
Gods grote belofte
God schenkt, op de Naam van Jezus, Zijn Geest aan de mensen die Hem gehoorzamen (Hand. 05:32). Het is een ‘gave’, een ‘geschenk’. Petrus zegt: “… en gij zult ‘de gave’ des Heiligen Geestes ontvangen” (Hand. 02:38).
Het is dé ‘grote belofte’ voor het nieuwe verbond waarvan Jesaja profeteerde: “Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge; Ik zal Mijn Geest uitgieten op uw nakroost en Mijn zegen op uw nakomelingen” (Jes. 44:03). Zo is dit grote heilrijke gebeuren steeds weer aangekondigd. In Ezechiël 36 vers 27 (Ez. 36:27) staat: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar Mijn inzettingen wandelt en naarstig Mijn verordeningen onderhoudt”. En de Heer Jezus zegt tot Zijn discipelen: “En zie, Ik doe de belofte van Mijn Vader op u komen” (Luc. 24:49 en Hand. 01:04).
Het is niet een zaak van de natuurlijke, zichtbare wereld, maar het is bovennatuurlijk, geestelijk. De waterdoop is zichtbaar voor iedereen. Het symboliseert het sterven en begraven worden met Jezus en ook het weer opstaan uit de dood met Hem (zie hiervoor Rom. 06:01-14 en Kol. 02:11-13). In die zichtbare waterdoop wordt uitgedrukt, wat in de geestelijke wereld op dat moment een geestelijke werkelijkheid wordt. Dat is door het geloof!
Een onlosmakelijke eenheid
De waterdoop en de Geestesdoop horen, bijbels gezien, onlosmakelijk bij elkaar. Je staat uit het ‘water-graf’ (uit de dood dus) op als een nieuwe schepping en daar behoort bij het ontvangen van de Heilige Geest, de levensgeest van het nieuwe leven. Van de nieuwe mens in Christus. Petrus zegt daarom: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” (Hand. 01:38). Eerst reiniging van zonden en dan het ontvangen van de Heilige Geest. Daar is geen twijfel over mogelijk! Zo heeft God het aan de mensen beloofd én gegeven. Zo is het dus vanaf het begin van de Nieuwtestamentische tijd geweest.
Als op de eerste Pinksterdag 3000 mensen zich laten dopen, zullen die ook allen de Heilige Geest ontvangen hebben. Het was de vervulling van de profetieën die daarvan spraken. Met vreugde stelt Petrus in zijn eerste openbare preek vast: “Dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees” (zie Hand. 02:17 en Joël 02:28). Het geheel van ‘bekering- waterdoop- Geestesdoop’, heeft God aan elkaar verbonden en dat mag de mens niet scheiden. Alleen ‘bekering’ is dus onvolledig en ongehoorzaam. Alleen ‘bekering en waterdoop’, zonder besef van het ontvangen van de Heilige Geest, is onvolledig. Zo’n leven kan onmogelijk tot geestelijke ontwikkeling en vrucht dragen komen.
De apostel Paulus zegt: “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Rom. 08:09b). Als Paulus in Efeze enige discipelen ontmoet, dan is zijn eerste vraag: “Hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen gij tot geloof kwaamt?”. Als het antwoord dan is: “Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest is”, dan geeft Paulus het nodige onderricht, doopt hen in water, legt hen vervolgens de handen op en allen ontvangen de Heilige Geest, overeenkomstig de belofte Gods (Hand. 19:01-06). Het is in de loop van de eeuwen uit elkaar gehaald, maar God heeft het als bij elkaar behorend gegeven: bekering- waterdoop – Geestesdoop.
De Geest maakt woning

De doop met de Heilige Geest is in ieder geval iets van de geestelijke, onzienlijke wereld. Als iemand de Heilige Geest ontvangt, spontaan bij de waterdoop, óf op persoonlijk gebed, óf door oplegging der handen in de gemeente, dan is dat in de eerste plaats een zaak van geloof, op grond van Gods belofte. Er is geen zichtbaar teken als bewijs en het hoeft ook niet met een gevoelservaring gepaard te gaan. Er is wel een hoorbaar teken namelijk het spreken in nieuwe tongen (zie Hand. 02:04). Maar als er zoiets wonderbaar groots in je leven plaatsvindt zou je dat dan niet ervaren of gaan ervaren? Het is het meest markantste en heiligste moment in het leven van een mens. Het is de Geest van de Vader en Zoon die op dat moment woning maakt in de mens. De Heer Jezus zegt hiervan: “Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren (dat is dus gehoorzamen aan Zijn opdracht: geloven en zich laten dopen; Mark. 16:16) en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen (Joh. 14:23). In het lichaam woont dan de eigen menselijke geest maar ook de Heilige Geest.

Het lichaam is dan een tempel van de Heilige Geest. “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?” (1 Kor. 03:16). “Want de tempel Gods, en dat zijt gij is heilig!” (vs. 17).
Wat de Geest in ons bewerkt
God zelf, de Heilige, de Almachtige , de Schepper van hemel en aarde, verkiest de mens tot Zijn woning, tot Zijn huis (Heb. 03:06). Zouden we daar dan niets van merken of gaan merken? Zou dat een mensenleven niet totaal veranderen en vernieuwen?

Het is de Geest die in ons getuigt van Jezus Christus, van Zijn werk en heerlijkheid (Joh. 15:26).
Het is de Geest die met onze geest getuigt dat we kinderen Gods zijn en door Wie wij roepen Abba, Vader (Rom. 08:15-16).
Het is de Geest der waarheid die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:08).
Het is de Geest der waarheid die ons leidt in de volle waarheid en ons de toekomst verkondigt (Joh. 16:13).
Het is de Geest waardoor de wetten Gods in het verstand gelegd en in het hart geschreven worden (Jer. 31:33; Heb. 08:10).
Het is de Geest waardoor stromen van levend water uit ons binnenste vloeien (Joh. 07:38-39).
Hij is de fontein die springt ten eeuwigen leven (Joh. 04:14).
Het is de Geest die ons de diepste diepten van Gods wezen openbaart (1 Kor. 02:10-11).
Het is de Geest waardoor wij veranderen naar het beeld van onze Heer en gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid (2 Kor. 03:18).
Het is de Geest die ons in onze zwakheid te hulp komt bij het bidden (Rom. 08:26).
Door de Geest ontwikkelt zich de vrucht van de Geest en krijgen wij deel aan de gaven van de Geest (Gal. 05:22; 1 Kor. 12:01-11; Rom. 12:06-08).

En nog veel en veel meer!
Het teken van Gods Geest
De werking van de Heilige Geest omvat ons hele menselijke bestaan. Het gaat niet buiten ons om, maar de mens heeft daar vrijwillig en heel bewust deel aan. Eenmaal de Heilige Geest ontvangen, door het geloof, wordt dus veel meer dan alleen maar geloven, dat je Hem ontvangen hebt.
De doop in de Heilige Geest hoeft dus niet gepaard te gaan met gevoelservaringen, hoewel het natuurlijk wel mogelijk is. Maar het is zó groots, zó allesomvattend in het leven dat het niet onopgemerkt kan blijven. En als teken mag je en kun je, door de Geest, in nieuwe tongen spreken. Dat is wat de Heer Jezus zegt in Markus 16 vers 17 (Mark. 16:17). Het is dan niet meer alleen maar geloven dat je de Geest ontvangen hebt, maar je hebt ook een teken van de Heer, want het is de Geest die in je en door je spreekt.
Zo begint het levende water al uit het binnenste te vloeien, want dit zei Jezus van de Heilige Geest (Joh. 07:38-39).
Het verstaan van Gods stem
God kent een ieders hart en Hij kent ook het verlangen om Zijn stem en leiding in het leven te verstaan. Een ieder die oprecht hierin is, komt de Heer in zijn grote liefde tegemoet.
Ieder mens die tot bekering komt is, dat mag ik geloof ik wel stellen, wel heel ver van God, en alles wat met het bovennatuurlijke te maken heeft vervreemd. Met blindheid geslagen door de god dezer eeuw, de duivel, zegt Paulus (2 Kor. 04:04). Wat belangrijk is, na de wedergeboorte, is dat al deze versluieringen vernietigd worden. Dat er, waar nodig, bevrijding plaats vindt van gebondenheden. Dat er naast het persoonlijk lezen en bestuderen van Gods woord, de Bijbel, goed onderricht gegeven wordt in de gemeente. De werkelijke Bijbelse waarheid dient verkondigd te worden. De Heer Jezus zegt immers dat de waarheid de mens vrij zal maken (Joh. 08:32).
Zo zal de mens weer vertrouwd raken met Gods wil en bedoeling voor het leven en ook ‘met Zijn wijze van spreken’. De Heilige Geest werkt en getuigt in het hart en wil niets liever dan de leiding in alle delen van het bestaan.
Herstel en genezing
Er is na de wedergeboorte een periode van herstel en innerlijke genezing nodig. Een periode van studeren, luisteren en overgave, en vooral ook van levensheiliging, voordat er gesproken kan worden van leiding in het leven door de Heilige Geest. Dat wil niet zeggen dat de Heer in die tijd de mens aan z’n lot overlaat. Integendeel, Hij zal tegemoet komen door het spreken in Zijn Woord en vooral ook door de prediking en gesprekken met broeders en zusters.
Het werkelijk geleid worden, waar broeder en zuster Demeyere ook zo vurig naar verlangen, is niet zozeer een kwestie van er om bidden, maar veel meer een nauwgezette levenswandel, afgestemd op- en in een eerlijke open omgang met de Heer.
Op de vraag, of er goede boeken zijn op dit terrein, zou ik willen zeggen dat de Bijbel zelf, gelezen met verlichte ogen des harten en een geopend verstand, verre weg het beste en betrouwbaarste boek is, om de weg ten leven te onderwijzen.

 

Pech gehad! Door Cees Maliepaard

De apostel Paulus was iemand die de mensen heden ten dage zouden omschrijven als een notoire pechvogel. Bij tijd en wijlen zat hem nu ook echt álles tegen (2 Kor. 11:23-28). Zulke mensen kun je ook nu wel tegenkomen: alles breekt hun onder de handen af, en ze schijnen het onheil op de onwaarschijnlijkste manieren naar zich toe te trekken.
Uit welke bron?
Alle rampspoed die Paulus overkwam, is terug te voeren tot een engel uit het rijk van Satan, die hem met vuisten sloeg (2 Kor. 12:07). Het was overduidelijk geen engel van de Heer, want de heilige engel uit het rijk van de Vader zijn nimmer slaande wezens: in de Schrift worden ze omschreven als dienende geesten. En deze de Here God dienende schepselen, worden door Hem naar de mensen gestuurd om zich (op Zijn aanwijzingen) naar ‘de kroon op de schepping’ dienstbaar op te stellen.
De slaande vuisten van het door Satan naar Paulus gezonden geestelijke wangedrocht, bewerkten nogal wat natuurlijk onheil in Paulus’ leven. Zij brachten hem vaak ‘in moeiten’, dat wil zeggen: zij probeerden hem in het vele werk te laten omkomen. Zulk soort aanvallen oogden wellicht nog het onschuldigst in de indrukwekkende rij uit het rijk der duisternis afkomstige narigheden. Maar ik denk dat juist de vele besognes bij het werk in de gemeenten, Paulus op gezette tijden boven het hoofd dreigden te groeien. De problematiek van het leidinggeven aan hen die zich er bewust van waren in Christus vrije mensen te zijn, loog er niet om. Want sommigen legden meer nadruk op het vrij zijn, dan op het in Christus zijn.
De bron van verzet tegen door God gegeven bedieningen, ligt uiteraard bij Diens tegenstander. Dat geldt vanzelfsprekend voor alle bedieningen – niet alleen voor het leidinggevend, maar ook voor het profetisch en het herderlijk bezig zijn. Soms zie je hoe geweldsmachten iemand die in een bediening staat overweldigen. Zo’n mens grijpt dan op een ongelimiteerde manier naar de macht, en wordt zodoende het slachtoffer van rebelse geesten. Veel vaker echter, rebelleren mensen tegen degenen die in een bediening staan. Niet zelden is jaloezie er de drijfveer van, heeft een jarenlange ervaring ons geleerd. En de herkomst van jaloerse impulsen is zonder meer in het vijandelijke kamp te traceren.
De goede bron
God is ook een bron; Hij is de bron van alle goed. De psalmdichter roept ons daarom op: “Smaakt en ziet dat de Here goed is” (Ps. 034:009). De uitwerkingen van treiterende kwelgeesten kunnen derhalve nooit op het conto van de Here God geschreven worden. Hij bewijst ons immers genade – de Schrift vermeldt in Romeinen 5 vers 17 (Rom. 05:17) dat dat zelfs een overvloed van genade is.
God is een goede bron; uit Hem welt al het goede op, meer dan we verwerken kunnen. Dat betekent dat we nooit van de stelling uit kunnen gaan dat de mens slechts zwak en onvolkomen is, en dat deze dan ook alleen maar bestaan kan omdat God aan zondige aardse stervelingen dagelijks pure genade betoont.
God is namelijk écht een goede bron. Zijn goedheid bestaat niet in het negeren van onze tekortkomingen en in het voorbijzien van ons dagelijkse falen, maar in het uitdelgen ervan en het ten diepste vernieuwen naar het innerlijk.
Daarvoor heeft Christus Jezus ons met de prijs van Zijn leven uit de macht van de boze vrijgekocht. Grondig, zoals al Zijn werken tot op de bodem gaan. En voor altijd, zoals Hij steeds vanuit een eeuwigheidsvisie te werk gaat. Daarom kunnen we met volle vrijmoedigheid toetreden tot de Bron van alle genade, want Die zal ons nimmer teleurstellen in bijbels gefundeerde verwachtingen.
Het ontvangen van genade is de normaalste zaak in Gods hemel… en op Gods aarde! Want Jezus Christus heeft daarvoor op Golgotha de basis gelegd. Een ieder die in Hem gelooft en de intentie heeft met een aards denken te breken, zal Gods genade zeker in volle omvang ervaren.
Pech gehad!
Wie dagelijks onvrijwillig onderdak aan een pechduivel verleent, behoeft zich niet langer in z’n waardigheid aangetast te voelen. Want, in Christus ingevoegd zijnde, mag je je de meerdere van Satans ontluisterende werkingen weten. Als alles je altijd tegen schijnt te zitten, kun je wel denken een repeterende pechvogel te zijn, maar dat is ene leugen uit het rijk der duisternis. Niet jij hannest als een onverbeterlijke sufkop, die nu eenmaal alles uit z’n handen laat vallen… maar het is de boze die je onzeker maakt, en dat dusdanig dat je regelmatig de controle verliest over je bezig zijn in de natuurlijke wereld. Bij Paulus lag dat trouwens anders: hij was geen aan concentratieverlies lijdend mensenkind, maar een mens Gods, die ervoer dat een satanische kwelgeest regelmatig mensen tegen hem opjutte en die zelfs de natuurlijke elementen hem naar het leven deed staan.
Wanneer we de ons van God gegeven levensterreinen onder Satans beïnvloeding moeten prijsgeven, zullen we niet langer moeten denken in termen als ‘pech gehad!’, maar zal onze intentie dienen te zijn: ‘pech gehad!’ In Christus ingevoegd zijnde, zullen we alle onzekerheden in ons leven mogen ontmaskeren als duivelse beïnvloeding. En daar is in alle gevallen bevrijding van mogelijk. Daarna zal zelfs het onhandigste stoethaspel, zich mogen gaan ontwikkelen tot de handigheid zelve! Wellicht via een lange weg, maar het zich daarop begeven is de moeite meer dan waard!

 

Mag God ons hart zien?  Door Tea Keuper

“Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, o Here, mijn rots en mijn Verlosser!”
(Ps. 019:013-015).
“Mijn zoon, geef mij uw hart”
(Spr. 23:26).
Er staan in de Bijbel heel wat teksten, uitspraken, waarin het hart ter sprake komt. In mijn concordantie bijna twee bladzijden vol. Twee ervan staan hierboven.
In het natuurlijk leven van een mens is het biologisch orgaan het hart de pomp, die het bloed, het leven door het lichaam laat stromen door een ader net als in ons lichaam. Ook is er een zuiveringsinstallatie in ons lichaam aanwezig, die het bloed zuivert.
Het onzichtbare hart
Je zou een reeks van beelden kunnen noemen, waarin we het hart ook kunnen zien als de weergave van de innerlijke mens, abstract maar toch terdege aanwezig. En dit onzichtbare, ontastbare hart heeft God ook in de mens gelegd, evenals het natuurlijk hart. Dit innerlijk is een plaats waar God graag wil wonen! In Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05) staat dat God onze geest begeert met jaloersheid. Dat is ons denken, de geest, waarmee ook wij kunnen begeren! Hart en geest zijn als het ware componenten, (Van Dale: ‘samenstellend deel van het geheel’). Over ‘geest’ staan ook veel teksten aangegeven in de concordantie, (plm. 2 bladzijden).
Wanneer twee mensen, man en vrouw, elkaar leren kennen, hebben ze een tijd lang ‘verkering’. In mijn jonge jaren was dat een begrip. Men verloofde zich meestal door ringen te kopen, dikwijls een feestje te geven of ook in alle stilte dit te vieren. Het begrip ‘verkering’ hoor je niet meer zo noemen. Meestal wordt dit vervangen door ‘relatie’, met je vriend of vriendin ga je een tijdje samenwonen en als man en vrouw leven. Gaat dit goed dan besluit men wel, maar soms ook niet, te trouwen; dit is trouw te beloven aan elkaar in goede en slechte tijden… Het hart, twee harten, zijn symbolen van liefde; dikwijls staan ze op trouwkaarten afgedrukt. Hartsgesteldheid!

Helaas worden deze beloften veel te vaak verbroken, met alle nare gevolgen van dien. Verbroken relaties of echtscheidingen hebben al zoveel leed gebracht, ondanks dat het bij sommigen ook bevrijding gaf.
Hartsgesteldheid
Waarop wordt een relatie gebouwd? Wat is een goed fundament? Is het alleen iets van het gevoel, gebaseerd op natuurlijke zaken en seksuele bevrediging? Wil men nog het innerlijk van elkaar leren kennen en daarvoor het geduld opbrengen? Hoe is de hart gesteldheid van je relatie, wat leeft erin? Kent men de diepten van het innerlijk denken? Neemt men daarvoor de tijd en heeft men geduld om de ander juist daarin te leren kennen?
Ons denken en voelen is nog niet volmaakt; wij kunnen elkaar pijn doen door uitingen, het zeggen van onze gedachten, soms onbewust. Ook onze handelingen vanuit ons gevoel kunnen kwetsend zijn, overheersend. In goede boeken kun je erover lezen, zoals het gebeurt. Maar ook dat er heling en verzoening kan zijn door samen schuld te belijden en naar Jezus te gaan. Hij kent ons hart, Hij begrijpt iemands gevoel. Hij heeft ook pijn geleden en verdriet gehad over mensen, die Hem ontrouw werden!
Wat deed Jezus? Hij ging naar Vader-God en zocht Vaders hart! Daar ontving Hij troost en moed. Vrede en rust om Zijn enorme taak in de wereld, om voor de misleidde mensheid te lijden, te volbrengen.
Liefdesverhouding
De intense liefdesverhouding tussen Jezus en Zijn Vader resulteerde in de volmaakte liefde van Jezus voor Zijn Gemeente, Zijn Bruid, die Hij zonder vlek of rimpel voor de Vader als Zijn vrouw wil en zal stellen! Daar is Jezus mee bezig! Hierin hebben wij, als het volk van God, Zijn Gemeente, vrouw van Christus, een wil nodig, een inzet, een jawoord aan de Bruidegom, Jezus Christus! Zonder trouwbelofte vanuit ons hart, naar God toe, is onze relatie niet hecht, kan die relatie gauw aangevallen worden en ondermijnd, zodat het geen eenheid meer is maar vaak een schijnvertoning.
Jezus bad: “Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn” (Joh. 17:21). Deze woorden van Jezus drukken de heerlijkheid van Gods wezen uit, Zijn hart voor Jezus en… voor ons!
Als ik dit schrijf en overdenk, komt die diepe vrede en blijdschap, die alle verstand te boven gaat, mijn hart binnen en doorstroomt mijn ziel, geest en lichaam en dan stem ik in met dat heerlijke lied van aanbidding:

Als ik opzie naar Uw heiligheid,
mij verbaas over Uw lieflijkheid,
dan vervagen de dingen rondom mij door Uw helder licht.

Als ik vreugde vind heel dicht bij Uw hart,
als Uw liefde mijn wil heeft omvat,
dan vervagen de dingen rondom mij in Uw helder licht:

Heer, ik aanbid U, Heer, ik aanbid U.
U schiep mij om U te aanbidden, Heer!
Heer, ik aanbid U, Heer, ik aanbid U,
Ik leef nu om U te aanbidden, Heer!

Door God ons hart te laten zien, kunnen wij een relatie met Hem hebben, op het fundament van Jezus Christus, Zijn Zoon. Hij kwam voor ons naar de aarde om te lijden en bewerkte onze verzoening met God. Halleluja!

 

Schaduwen en licht door Truus van Kaam
De lucht is zo donker. Toch, zo hier en daar aan de zijkanten is er licht te ontdekken.
De lucht verandert en het is boeiend deze verandering te volgen.
Je kunt zien dat de duisternis steeds meer plaats moet maken voor het licht.
Zelfs tussen de schaduwen komen lichtstralen totdat het tenslotte helemaal licht is geworden.
Licht en leven kenmerken een kind van God.
Toch gaat het vaak nog moeizaam de schaduwen in ons hart te doorbreken.
Hoe doen we dat?
Waar zoeken we naar een oplossing?
Raadgevers zijn er genoeg, maar raken ze ook ons hart?
Zou de Bijbel ons licht kunnen geven?
Intussen gaat de tijd verder.
Door het geloof bemerken we verandering.
Want, zoals de zon door haar licht en warmte de schaduwen oplost, zo gebeurt dat ook in ons hart.
En uiteindelijk worden we een lichtstraal voor ieder die met ons in aanraking komt.
Een lichtende stad op een berg, die haar schijnsel werpt op een wereld die steeds donkerder wordt.
Laten we ons licht bundelen om zo een schijnwerper van licht te worden, tot heil en glorie van onze Schepper, die ons heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

God is Vader en vader dus God…

Het is algemeen bekend dat de prediking vanuit de zware orthodoxe hoek velen ervan weerhoudt om het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Niet de genade en de waarheid door Jezus Christus staat centraal, maar leringen over uitverkiezing. En zondaar zijn tot de dood, om maar enkele facetten te noemen; beïnvloeden en bepalen het leven van velen. Satan, de grote verleider en manipulator, heeft zovelen verblind en krijgt dan vaak op allerlei terreinen vrij spel. Daaraan moesten we nog eens weer denken toen we een interview in De Telegraaf lazen met Janneke kroon, pastoraal psychosociaal, hulpverleenster. Zij is gespecialiseerd in begeleiding van vrouwen met een godsdienst trauma. Ze heeft inmiddels een eigen praktijk, na eerst een aantal jaren verbonden te zijn geweest aan het landelijk werkverband godsdienst en incest. De vrouwen die bij mij komen hebben absoluut geen zelfrespect meer. Over het algemeen zijn ze en incest slachtoffer en streng gelovig opgevoed. Hen is geleerd dat God de vader is. Waar moet je dan naartoe als die vader je pijn doet? Als God het niet eens was geweest met papa ’s handelingen, dan had hij hem immers wel gestraft. Janneke kroon vertelt verder: In de kerk wordt de meisjes geleerd onderdanig te zijn aan de man. Zeker in zwaar christelijke gezinnen wordt met de hand op de Bijbel absolute gehoorzaamheid en zwijgzaamheid geëist van de dochters. Zelfs als je vader je misbruikt, heb je dat lijdzaam te ondergaan, want God staat naast je. En moeders kunnen niet ingrijpen. Hen is die onderdanigheid aan de man immers ook met de paplepel ingegeven. Verder vertelt Janneke Kroon dat ze niet probeert vrouwen die bij haar komen om hulp, van hun geloof af te praten.: als een vrouw haar identiteit kan ontlenen aan haar god, mag ik haar dat niet afnemen. Wat is erop tegen? Wij zijn naar Gods beeld geschapen en het goddelijke licht in onszelf. Als ze die inzichten kan aanreiken, zijn we al een eind op weg. Maar ik maak het absolute geloof wel bespreekbaar. Ooit kwam er een vrouw bij mij die helemaal in paniek was. Ik ben zo bang voor de dood, zei ze, want Ik ben schuldig en dus ga ik naar de hel. Maar mijn vader is ook schuldig. En dan kom ik hem dus daar weer tegen een punt of God moet me mij zonden vergeven. En me wel toelaten in de hemel. Maar dan vergeeft hij mijn vader het misschien ook wel. Wat dan? Ik heb haar toen gevraagd: Waarom ze zo graag een kind van God wil zijn. Als je nu immers al in een hel leeft, kan alles wat je bespreekbaar maakt een stukje hemel betekenen.

De bedreiging van de natuur?

Vrijwel dagelijks verschijnen er berichten In de media over de achteruitgang van de natuur en alles wat met milieu en leven te maken heeft. Enkele berichten van de laatste tijd een punt. Het ministerie van Landbouw, een natuurbeheer en visserij, slaat alarm over het verdwijnen van onder meer het knoflookpad. De muurhagedis is de gladde slang, de boomkikker en de geelbuikvuurpad uit ons land. De beesten komen in het nauw door verzuring vergrassing en verdroging van de natuurgebieden. Twee punten van de zwammen in Nederland zijn er deze eeuw al 202 soorten verdwenen, waaronder de blozende stekelzwam, de spatelzwam, de bloemkool zwam en de roze slijmprop. 352 andere soorten worden ernstig bedreigd, zoals de geschubde stekelzwam, de grijze voorplaat en de purper bruine aardtong. Moeten wij als christenen ons daar nu druk om maken? Zullen sommigen zich afvragen. Alles gaat toch naar het einde toe en we verwachten toch een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? Toch geloven wij dat wij ook altijd christenen ja, juist omdat we christenen zijn ook hierin een belangrijke taak hebben een punt onverschilligheid ten aanzien van het gewone leven verraadt een gebrek aan werkelijkheidszin, want juist In het alledaagse leven. Behoort openbaar te worden dat ons nieuwe schepping zijn. Geen theorie is, maar ook verweven is met onze dagelijks bestaan. Daarom zal een waarachtig christen een positieve houding die net hebben ten opzichte van alles wat met de natuur, En dus met Gods schepping, te maken, heeft. Laten we dankbaar zijn voor alles wat er gedaan wordt door bijvoorbeeld instellingen Als het Wereld Natuur Fonds, landschaps en natuurbehoud, Natuurmonumenten, en enzovoort en zelfs zoveel als in ons vermogen ligt te doen om aan te tonen dat ons christen zijn ook in dit opzicht praktisch gericht is.

Het einde van de dood?

Het Algemeen Dagblad kwam onlangs met een opzienbarend bericht onder de kop: herleving, eigen leven straks mogelijk. Het blad schrijft: binnen 30 jaar is er een geheugenchip die iemands gedachten en ervaringen bewaart. Dat beweren wetenschappers van het British Telecom. Deze zogenaamde Soul catcher zal Mensen in staat stellen hun eigen ervaringen te herleven en zelfs over te plaatsen naar de hersenen van iemand anders. De geheugenchip zou verbonden moeten worden. Met de optische zenuwen In het oog en met andere zintuiglijke zenuwen. Het apparaat slaat vervolgens de waarnemingen zoals zicht, reuk en geluid op in de vorm van zenuwimpulsen die dan worden vertaald door een computer. Volgens dokter Chris winter, Hoofd van het onderzoeksteam van British Telecom zou dit het einde betekenen van de dood, en onsterfelijkheid In de ware betekenis. We leven in een tijd dat de ontdekkingen en ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied in razendsnel tempo verdergaan. Wat vandaag nieuw is, is morgen vaak al weer achterhaald. Toch blijkt ook in onze tijd dat vele wetenschappers zichzelf dikwijls overschatten Als het aankomt op de materie, leven en dood punt. Het klare antwoord dat In de Bijbel te vinden is. Wordt volkomen genegeerd. De dood is de laatste vijand die overwonnen zal worden, zegt Paulus. Als eerste heeft de zoon van God Jezus Christus, hem al overwonnen door uit de dood van tussen de doder uit op te staan. Het laatste Bijbelboek laat duidelijk zien dat er uiteindelijk een totale overwinning over de dood zal zijn. Punt de dood is nu nog de grootste troef in handen van de vorst der duisternis, maar zijn eind afgang is zeker. En voor allen die geloven In het volbrachte werk van Jezus Christus. Ja dood, het lichamelijk sterven, geen angst meer aan. De zekerheid van het nieuwe, eeuwige leven is immers iets wat onaantastbaar is en veiliggesteld voor het rijk der duisternis. Het Koninkrijk Gods, waartoe iedere nieuwe schepping behoort, is onwankelbaar Koninkrijk wat blijft bestaan tot in alle eeuwigheid.

 

Pastor zijn op authentieke wijze door Evert van de Kamp

 

Met wat ‘pennenstreken’ wil ik iets schrijven over het hoek ‘Dragende Delen’, omdat ik vind dat het een fijn en waardevol boek is.

Wim Bouw, voorzitter werkgroep ‘Gebed’ (EA), schrijft: “Eigenlijk had dit boek in Nederland al twintig of dertig jaar eerder moeten verschijnen. Ik ben er immers van overtuigd, dat dit zeer kostbare boek -als het goed is- een totale revolutie in het leven en werken kan, maar ook zal veroorza­ken”.

De ondertitel vermeldt dat het een boek voor de pastor is. In principe behoren wij dat allemaal te zijn. Daarom is het een boek voor iedere geïnteresseerde christen en vooral voor hen die een taak in de gemeente heb­ben of dat ambiëren, de ‘dragende delen’.

De schrijver van ‘Dragende Delen’ is Eugene H. Peterson. Hij werkte in de USA 29 jaar binnen de Presbyteriaanse kerken. Nu is hij hoogleraar spirituele theologie aan het Regent College in Vancouver, Canada. Peterson is bepaald niet de zogenaamde studeerkamergeleerde, maar een man die in zijn persoonlijk leven en zijn leven in de gemeente de Bijbelse principes van leiding geven gestalte geeft. Het boek is uit­gebracht door Ekklesia, de uitgever van theologische verzendboekhandel. Paraklesis Boeken in Gorinchem.

Driedeling

Voor hen die in de gemeente leiding geven zijn drie aspecten fundamen­teel. Peterson benadrukt dat deze drie de vorm bepalen van alles wat eruit voorkomt. Deze drie aandachtsvelden zijn: het gebed, het lezen – van de Schrift en het geven van geestelij­ke begeleiding. Deze drie zaken zijn fundamenteel, maar spelen zich ook in het verborgene af.

Dat doet ons natuurlijk meteen den­ken aan de woorden van de aposte­len in Handelingen 6 vers 5: (Hand. 06:05) Wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het Woord .

Peterson: “De drie gebieden waar ik het over heb, hebben alles te maken met aandacht. Bidden wil zeggen dat ik vol aandacht voor God zelf pro­beer te staan. Door het lezen van de Bijbel richt ik mijn aandacht op God en hoe Hij zich openbaart in woord en daad. Wanneer ik geestelijke begeleiding geef, richt ik mijn aan­dacht op wat God aan het doen is in de persoon die ik op dat moment voor me heb. Steeds is het God op wie we onze aandacht proberen te richten. De context waarbinnen dit gebeurt, verschilt: in gebed ben ik dat zelf; in het bezig zijn met de Bijbel is het de gemeenschap der heiligen, de eeuwen door; wanneer we geestelijke begeleiding geven, is het de persoon die we voor ons heb­ben. God is degene op wie we in de eerste plaats onze aandacht richten binnen deze verschillende situaties. Toch gaat het nooit om God-op-zich- zelf. Het gaat altijd om God in relatie tot: tot mij, tot zijn volk, tot deze per­soon”.

Peterson komt niet met de zoveelste cursus over gebed, over omgaan met de Bijbel of over het geven van geestelijke begeleiding. Wel vraagt hij indringend bezig te zijn met deze drie aandachtspunten. Anders verlie­zen we het allerbelangrijkste in taak, roeping en bediening.

Daarom laat hij ons kijken in zijn eigen keuken, in de dagelijkse prak­tijk van een werker in de gemeente.

Gebed

Bidden is een gedurfde bezigheid. We plaatsen onze eigen woorden naast woorden van een geheel ande­re orde.

Een citaat: “Wanneer we bidden, gebruiken we woorden die ons in contact brengen met woorden die ceders doen breken, die de wildernis doen beven, die eiken laten schud­den, en die hele bossen ontschorsen (Ps. 025:005-009).

Wanneer we bidden, gebruiken we woorden die tot gevolg kunnen heb­ben dat we bevend uitroepen: ‘Wee mij! Ik ga ten onder; want ik ben een man onrein van lippen’ (Jes. 06:05). Wanneer we bidden, lopen we een meer dan gemiddelde kans dat we, onder protest, uitkomen op een plek waar we nooit hadden willen zijn, waarbij we liever dood zouden willen zijn dan dat we het leven oppakken waar God ons in onderdompelt. ‘Nu dan Here, neem toch mijn leven van mij, want het is mij beter te sterven dan te leven’ (Jona 04:03). Wij willen leven op onze voorwaarden en niet op die van God. Maar wanneer we bidden, lopen we het risico dat we betrokken raken bij Gods voorwaar­den”.

Bidden is het mooiste wat er is. Toch is veel gebed slap en oppervlakkig, dus onbeduidend. Daar moeten we vanaf. Daarom houdt Peterson een vurig pleidooi voor krachtig gebed en dus voor het herstel van het Psalmboek. De Psalmen zijn in de marge verdwenen, belandden in de coulissen van het historisch toneel. En daarmee de aanbidding en de profetie, stelt Peterson.

Ik hoorde een voorganger, die een poosje in de luwte moest omdat zijn kracht op was, zeggen: “Ik ben de Psalmen weer eens gaan lezen. Wat een kracht en troost bood God mij daardoor”! De Psalmen zijn eigenlijk de antwoorden van de mens naar God toe. Zij antwoorden God die redding en heil (heling) in ons tot aanzijn roept. De Psalmen geven woorden aan ieder aspect van het leven van gelovigen.

“Ja”, zegt Peterson, “de mens in gebed geeft vanuit zijn hele, diep doorleefde, concrete dagelijkse bestaan, antwoord op de totaliteit van Gods aanwezigheid”. Onze Heer ver­wacht dat wij er zijn, voor Hem. In werkelijke aanbidding, in Geest en Waarheid, komt dat tot uiting. Daar moet je de tijd voor nemen!

De Schrift

Christenen hebben altijd belangstel­ling voor de Schrift. Ze willen God horen spreken en niet omdat ze allerlei opmerkelijke beweringen wil­len analyseren. Als Peterson dit zegt, komt hij meteen met de waarschu­wing dat het lezen van de Schrift niet hetzelfde is als het luisteren naar God. Dat je het ene doet, houdt niet automatisch in dat je het andere ook doet. Vaak veronderstellen we dat dit wel zo is. Het gebeurt, wanneer we de Schrift lezen en uitleggen of ero­ver spreken, we er niet meer naar luisteren. Lezen is nog geen luiste­ren naar en… gehoorzamen.

Luisteren en lezen zijn twee verschil­lende dingen.

Peterson: “Omdat het luisteren naar het Woord van God zo verraderlijk makkelijk afglijdt naar alleen maar het lezen van het Woord van God, moeten we een analytische waak­zaamheid aan de dag leggen. Het is belangrijk om met al onze energie onze oren weer te spitsen”.

Ezra Pound dichtte: “Vertel het mij, laat het me allemaal weten, ik schrok het op met uitgestrekte oren”!

Lezen moet overgaan in luisteren. We saboteren de Bijbel als we de Schrift op dezelfde manier lezen als ons ochtendblad, zonder de stem van de mens die de krant schreef nog te horen. Lezen kan luisteren worden. De Geest maakt levend! Gebed en Woord brengt Hij bij elkaar. Uw Woord is in mijn ‘binnenste.

Geestelijke begeleiding

Geestelijke begeleiding is het derde aspect van dit boek en zeker niet het gemakkelijkste. Peterson verhaalt van een man, op zoek naar God, die gedurende enige maanden bij vijf voorgangers te rade ging.

Ze faalden alle vijf. Dat was geen ver­rassing. De persoonlijkheid van de man was zeer complex. Het illus­treert hoe moeilijk het is om een geestelijk begeleider te zijn en dat pastorale wijsheid niet op recept ver­krijgbaar is. Er zijn geen standaard ‘succes-verzekerd’-formules. Door de fouten leren we in ieder geval hoe het niet moet.

Peterson probeert ons wel op het goede been te zetten (sterk verkort een paar aanwijzingen):

1.

Werk aan een houding van ontzag. Wees bereid om je te verwonderen. Degene die voor je zit draagt toch, hoe verfomfaaid ook, het beeld van God in zich. Hij of zij is een tempel van de Heilige Geest. Ben ik bereid om vol verbazing te zijn over wat God heeft gemaakt, of ben ik alleen keihard bezig om mijn observaties te rubriceren en in hokjes te stoppen (biologie, psychologie, sociologie)? Mijn basisoriëntatie zal zijn dat de betekenis van wat ik voor me zie niet ligt in wat ik zie, maar in wat Christus heeft gezegd en gedaan. Wat ik voel of denk en wat deze mens voelt of denkt, is veel minder relevant dan wat Christus heeft gezegd en gedaan. Voor deze mens is Christus gestorven, naar deze mens gaat zijn liefde uit: een ontzag­wekkend feit!

2.

Ik kan het bewustzijn van mijn onwe­tendheid cultiveren.

Er is zoveel wat ik niet weet wanneer ik een mens voor mij heb. ik heb geen toegang tot al diens jaren en opeenstapeling van ervaringen. Het grootste gedeelte van dit territorium zal mogelijk nooit in kaart gebracht worden. Maar stukje bij beetje zal er iets aan de orde komen tijdens een gesprek. Het is moeilijk om me bewust te blijven van mijn onwe­tendheid. Je kunt al gauw een pose van alwetendheid aannemen. Maar er is zoveel meer dat we niet weten. Een dimensie aan mijn onwetend­heid die tot nog meer nuchterheid stemt, betreft God. Welke weg is God met deze mens gegaan, voordat hij of zij bij mij terecht kwam?

God wil deze mens ontmoeten; deze mens wil, hoe ongericht dat verlan­gen ook mag zijn, God ontmoeten. Ik moet dit gesprek niet manipule­ren en ik mag de omstandigheden niet zo vormgeven, dat het de schijn wekt dat ik de regisseur ben; dan loop ik God voor de voeten.

3.

Mijn gerichtheid kan ik op gebed culti­veren.

Ik ga uit van de veronderstelling dat de mens ten diepste van mij wil leren hoe hij moet bidden of toe kan groeien naar volwassenheid in gebed.

Maar als een mens werkelijk op zoek is naar het gesprek met God, ben ik verkeerd bezig, als ik mijzelf de eer­ste plaats toeken in dat gesprek. Als ik in het gesprek overheersend bezig ben, door geen aandacht te geven aan het Woord van God en Zijn aan­wezigheid en genade, of door Hem slechts een ceremoniële positie te geven, loop ik in de weg.

Er moet een basisgerichtheid op gebed zijn, een bereidheid om te bid­den. Dan kunnen we geestelijk rich­ting geven vanuit het besef, dat het plaats vindt in de actieve aanwezigheid van God. Ons spreken krijgt zijn vorm doordat Hij spreekt en luistert, doordat Hij er is.

Clemens van Alexandrië noemde bidden: ‘God gezelschap houden’.

Tenslotte

Met een hap en een snap heb ik geprobeerd u een heel klein ietsje, niet meer dan dat, van dit indrukwekkende boek te laten proeven. U moet het uiteraard zelf lezen; luiste­rend lezen een en andermaal, er niet door heen jagen. Het verdient eerlij­ke aandacht. Zo geeft het ^el zegen! Drs. J. van der Linden in het werk­schrift ‘Spiritualiteit’: “Door zijn stijl is ‘Dragende Delen’ een genoegen om te lezen. Het daagt je uit om opnieuw na te denken over je eigen motivatie en identiteit”.

 

 

 

Het geestelijke internet door Jan H Weerd

 

“Hij zal u de weg wijzen tot de volle waarheid” (Joh. 16:13).

Internet, een nieuw fenomeen! Al mee kennis gemaakt? Nee?

Dan wordt het toch tijd! Kortgezegd: Een netwerk van computers over de hele wereld, die met elkaar verbon­den zijn. Als je er op aangesloten bent, dan kun je, thuis vanachter je computer de opgeslagen informatie raadplegen. Je kunt internet ook gebruiken om post te versturen, de zogenaamde e-mail. Een waardevolle aanvulling op de andere communicatiemiddelen in dit zogenaamde communicatie-tijdperk, met voor- en nadelen! Maar om te kunnen inter­netten heb je wel een zogenaamd modem nodig. Dit modem verbindt je eigen computer via de telefoonlijn met andere computers overal ter wereld en zet elektronische signalen om in bruikbare informatie.

Je zou een modem misschien kun­nen vergelijken met onze menselijke geest. Met onze geest ontvangen we signalen op en zetten deze om in bruikbare, onbruikbare, goede of slechte informatie.

Internet is zeer praktisch. Vanachter je computer kun je op ontdekkings­reis gaan en contact leggen met de andere kant van de wereld en met elkaar communiceren. Een nadeel is, dat er via internet ook negatieve informatie wordt verspreid en dus ook kan worden opgevraagd, zoals bijvoorbeeld geweldvideo’s, discrimi­nerende teksten, (kinder)porno, enz. Echte fanatiekelingen brengen menig uurtje achter hun computer door met internetten. Er zijn bijna onbeperkte mogelijkheden.

Maar met onze geest kunnen we ook op ontdekkingsreis gaan, echter dan in de geestelijke wereld. Zowel in positieve als negatieve zin. Op zoek naar bruikbare informatie, op zoek naar de waarheid.

We kunnen ons openstellen voor de geestelijke rijkdommen, die God ons wil schenken, zoals bijvoorbeeld lief­de, wijsheid, kracht, hoop, genezing, herstel, bemoediging, vertroosting en nog veel meer! Deze dingen verrij­ken ons!

Maar het is ook mogelijk je open te stellen voor allerlei verkeerde occulte zaken vanuit het rijk der duisternis, zoals bijvoorbeeld helderziendheid, het raadplegen van geesten van over­ledenen, waarzeggerij, enz., of ande­re negatieve invloeden, zoals bijvoor­beeld gedachten van minderwaar­digheid, haat, liefdeloosheid, egoïs­me, enz. Deze dingen brengen men­sen in gevaar en zorgen ervoor, dat ze verduisterd raken in hun ver­stand, zodat ze Gods liefde niet meer ervaren en de waarheid niet meer onderkennen. Ze brengen scheiding tussen God en mens.

Toegang tot Gods hart

Als christen kunnen we met onze geest door gebed toegang hebben tot het hart van God. Onze geest nemen we overal mee naar toe. We kunnen dus overal gelijk inschakelen. We kunnen gemeenschap hebben met de Geest Gods, de Heilige Geest. Hij kan ons tonen, wat er in het hart van God leeft, hoe Hij over ons denkt en ons laten delen in Zijn heerlijkheid. De waarheid komt dan aan het licht. En dus ook de plannen van God met de mens. We krijgen inzicht in de geestelijke realiteit. Als we naar Jezus kijken, dan zien we dat zijn geest voortdurend verbonden was met zijn Vader. Hij nam de tijd om de grootste informatie- en inspi­ratiebron aller tijden te raadplegen. Jezus ontdekte al op jonge leeftijd hoe onuitputtelijk deze bron is. Daarom rijst de vraag: Hoe functio­neert onze modem(geest)? Is het aangesloten op de grootste inspiratie­bron aller tijden? Hoe vaak schake­len we in en brengen we tijd door met de Heer? Wat weten we al van Gods waarheid en realiteit? Wat wil­len we weten en hoe kunnen we dat te weten komen? En wat doen we met de verkregen informatie? Worden we er door geprikkeld? En zet het ons in beweging?

Als je aan het internetten bent krijg je soms een kick, als je leuke dingen ontdekt. Je zoekt verder, om meer te weten te komen. Zo kunnen we ook geestelijk verder zoeken naar de levensbronnen van God en de rijk­dommen van Gods woord ontdekken en navolgers worden van Jezus Christus.

Eén ding staat vast als we voortdu­rend contact zoeken met het hart van God, zijn Heilige Geest, dan zullen we de waarheid gaan verstaan, ont­dekken wat God voor ons klaar heeft liggen en begrijpen hoe Hij in ons leven tot zijn doel wil komen. Het zal ons prikkelen en in beweging zet­ten!

We worden namelijk opgeroepen om openbaar te worden als zonen Gods, om gelijk we het beeld van de stoffe­lijke, aardse mens (Adam) hebben gedragen, ook het beeld van de hemelse mens (Jezus Christus) te gaan dragen.

 

Eén God en één Christus door Gert Jan Doornink

“Er is geen (ander) God dan Eén” (1 Kor. 08:04b).
Binnen de gemeente van Jezus Christus is vooral de laatste jaren een felle discussie aan de gang over de plaats en positie van Christus in ons geloofsleven. Nu is een discussie op zich niet erg. Integendeel: op gezonde wijze discussiëren werkt vaak erg verhelderend. Standpunten worden herzien of gecorrigeerd. We kunnen leren van elkaar en wanneer er respect is voor de mening van de ander kunnen wij verder praten en openbaren daarmee de gezindheid van Christus.
Bij veel discussies schuilt echter een gevaarlijk addertje onder het gras: de duivel probeert meningen te laten escaleren en zal niet nalaten dat het discussiëren overgaat in het elkaar bestrijden en in een verkeerd daglicht te stellen. Gevolg: verwijdering van elkaar, het niet meer openstaan voor de mening van de ander, de ander het etiket ‘dwaalleer’ opplakken, etc.
Dit valt ook op te merken ten aanzien van de discussie over Jezus, de Zoon van God, zoals die de laatste jaren gevoerd wordt. In de ogen van sommigen wordt het zelfs als een soort misdaad gezien als men ook maar iets afwijkt van de gevestigde en vastgeroeste meningen zoals die eeuwen hebben bestaan, met name in de traditionele kerken, maar ook in vele andere gemeenschappen. Meningen die niet het ‘goddelijke leven’ in zich hebben, maar veel meer als kenmerk dragen: ‘de dood in de pot’.
Nieuwe inzichten breken baan
Nu in onze dagen de waarachtige gemeente tot ontwaken is gekomen en door geestelijke groei vele christenen zich ontwikkelen tot stabiele, volwassen christenen, ontstaat er openheid voor nieuwe inzichten en worden oude inzichten overboord gezet. Deze ‘nieuwe inzichten’ werden eeuwenlang door de vorst der duisternis onder de dekmantel gehouden, maar naarmate de kracht en het inzicht in de waarachtige gelovigen, door de werking van Gods Geest, gaat toenemen, moet de duivel ook in dit opzicht gelukkig terrein prijsgeven.
Eén van deze inzichten, waarvoor wij onze ogen behoren te openen, is het duidelijke onderscheid dat er bestaat tussen God en Jezus Christus. Wie dit onderscheid weg wil vlakken en bijvoorbeeld de Zoon van God op één lijn wil stellen met God de Vader, door Hem als een soort ’tweede God’ te gaan beschouwen, doet afbreuk aan de duidelijke gegevens hierover zoals bijvoorbeeld de apostel Paulus die in zijn brieven heeft genoteerd.
In 1 Korinthiërs 8 vers 5 (1 Kor. 08:05) schrijft hij dat er maar één God, de Vader is, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn. Maar daarnaast, schrijft Paulus, is er ook maar één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.
En in 1 Timótheüs 2 vers 5 (1 Tim. 02:05) schrijft hij: “Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus”.
In Johannes 8 vers 40 (Joh. 08:40)noemt Jezus zichzelf mens.
Een duidelijk onderscheid
Er is dus een duidelijk onderscheid. En waaruit bestaat dat onderscheid? God is ‘God’ en Jezus Christus is ‘mens’. Door de opmerking die Paulus aan Timótheüs maakte, blijkt echter dat Jezus wel een bijzonder mens was: Hij was de eniggeboren Zoon van God die op bijzondere wijze geschapen was. Uit God de Vader en de mens Maria geboren was Hij niet God zelf, maar mens Gods. De echte mens, zoals die de Vader voor ogen stond al van voor de grondlegging der wereld. Uit de Vader en als de Vader. Niet de Vader zelf.
Als Jezus geen mens was zou Hij ook nooit de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Gods wezen, zoals Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt, kunnen zijn! Betekent dit nu dat we afbreuk doen aan de waarde van het verlossingswerk van Jezus Christus? Integendeel! Juist het omgekeerde is het geval. De werkelijke betekenis van deze Godsdaad krijgt juist veel meer waarde als wij daarvoor oog gaan krijgen. Hoe oneindig groot en hoe onuitsprekelijk heerlijk komt hierdoor Gods grote liefde jegens de mens -de kroon van Zijn schepping- tot uitdrukking!
Als enig geschapen Zoon van God was Hij de volmaakte beelddrager van God. Wie hier eenmaal oog voor krijgt ontdekt de geweldige liefde en wijsheid die God openbaarde ten aanzien van de mensheid.
Niet afstand scheppend
Het onderscheid tussen God en Jezus Christus, is daarom ook geen afstand scheppend onderscheid. Want de mens is de hoogste vorm van Gods scheppingswerk: de kroon van Zijn schepping. En God heeft de mens nooit los- of in de steek gelaten. Jezus Christus was de ‘middelaar’ tussen God en mensen en Hij kon dit alleen zijn omdat Hijzelf mens was (1 Tim. 02:05) zegt Paulus! Juist daardoor kon Hij ook verzoening teweegbrengen tussen de mens die in zonde was gevallen en de heilige God. Hij werd voor ons tot zonde gemaakt (2 Kor. 05:21).
Daardoor was ook de ‘geestelijke waarde’ van Jezus Christus even groot als die van God zelf. Paulus schrijft zelfs dat Hij ‘aan God gelijk was’ en ook lezen wij op enkele plaatsen dat Hij ‘God’ genoemd wordt. Maar net zo min als wij ons ‘Christus’ kunnen noemen, ook niet wanneer wij ooit gelijkvormig aan Hem zullen zijn, geldt dit ook voor het feit dat Christus zich niet ‘God’ kon laten noemen. Hij deed dat trouwens zelf ook geen enkele keer!
Een grote leugen
De afstand die er in de loop der eeuwen ontstaan is en waardoor het wordt voorgesteld dat God ergens vanaf een hoog verheven troon aan de touwtjes trekt, waarbij de nietige mens machteloos mag toekijken, is één van de grootste leugens uit het rijk der duisternis. Miljoenen mensen zijn daardoor verstoken gebleven van de heerlijkheid Gods, zoals die in het nieuwe leven in Christus tot ons komt. En dat terwijl God wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen (1 Tim. 02:04).
Bovendien werd het ‘behouden worden’ voorgesteld als ‘een later in de hemel komen’, terwijl nu al onze plaats met Christus in de hemel is! Ook weer zo’n leugen uit het rijk der duisternis. Volwassen christenen leren hem echter steeds meer te ontmaskeren en te overwinnen.
Door het geweldige feit dat Jezus als mens -vol van de Geest van God- uiteindelijk de duivel volledig heeft overwonnen en onttroond, heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken! (Filip. 02:09).
Dat was dus geen automatisme, zoals wel eens wordt voorgesteld: ‘Hij was immers God en dus was het voor Hem een koud kunstje…’ Wat een verdraaiing van de waarheid en wat een miskenning van het verlossingswerk van Jezus Christus. Terecht komt Paulus in zijn brief aan de Filippenzen tot de uitroep: “Jezus Christus is Here, tot eer van God de Vader!” (Filip. 02:11).
Hoge positie
De hoge positie die Jezus Christus nu heeft, gezeten aan de rechterhand van de troon van de Vader, is echter ook weggelegd voor allen die in Zijn voetsporen gaan. Zo lezen wij in Openbaring 3 vers 21(Openb. 03:21): “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon”
Hoe meer wij oog gaan krijgen voor het geweldige perspectief van het heilsplan van God, hoe meer wij afstand gaan nemen van dode dogma’s en formules. Zij hebben nooit gewerkt en zullen nooit gaan werken, ook al zijn of worden ze vastgesteld en vastgelegd na vaak eindeloze en oeverloze discussies op allerlei officiële kerkvergaderingen. Zij hebben geen zeggingskracht in de ogen van God omdat zij de geestelijke invulling missen, want de letter doodt, maar de Geest (het ‘werkzame onderdeel’ van God) maakt levend!
Ingevoegd in de Christus
Er is één God en één Christus. Beiden hebben hun eigen plaats in het grote plan van God tot voltooiing van Zijn schepping, zoals ook wij die hebben. Want het heerlijke is dat wij, door het geloof in het volbrachte verlossingswerk van Christus, daar volledig bij zijn ingevoegd. In Christus zijn wij nieuwe scheppingen. In Hem zijn wij ten volle betrokken en ingeschakeld in Gods plan. En wij mogen delen in Zijn volle heerlijkheid. Opnieuw willen wij de apostel Paulus citeren die dat zo prachtig en duidelijk onder woorden brengt: “In Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht” (Kol. 02:09-10).
Zoals Christus één was met de Vader, waardoor Hij immuun was voor de infiltratiepogingen uit het rijk der duisternis, mogen ook wij dat zijn. In ieder geval gaan wij dat ook hoe langer hoe meer leren. God wil niets liever dan dat, want Zijn wil is “het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02b).
Zoals Christus de volmaakte beelddrager was van de Vader (Kol. 01:15; 2 Kor. 04:04b), mogen ook wij dat zijn. En omdat wij daartoe geroepen zijn zal dat zeer zeker ook in ons leven gerealiseerd worden. Wij zijn immers bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Christus (Rom. 8:29)? Daarom geloven wij met heel ons hart dat wij dat gaan beleven, want:

God heeft ons een doel geven,
God heeft ons oneindig lief.
Heerlijk is het nieuwe leven,
onbegrensd ons perspectief.

Hoog en hoger voert de weg ons,
wij gaan voort in ’s Heren kracht,
als verlosten en bevrijden,
roemend in Gods wond’re macht!

 

Mag God ons hart zien? door Tea Keuper

“Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U wel­gevallig zijn, o Here, mijn rots en mijn Verlosser!’’ (Psalm 019:013-015)- “Mijn zoon, geef mij uw hart’’ Spreuken 23 vers 26 (Spr. 23:26).

Er staan in de Bijbel heel wat tek­sten, uitspraken, waarin het hart ter sprake komt. In mijn concordantie bijna twee bladzijden vol. Twee ervan staan hierboven. In het natuur­lijk leven van een mens is het biolo­gisch orgaan het hart de pomp, die het bloed, het leven door het lichaam laat stromen door een adernet in ons lichaam. Ook is er een zuiveringsin­stallatie in ons lichaam aanwezig, die het bloed zuivert.

Het onzichtbare hart

Je zou een reeks van beelden kunnen noemen, waarin we het hart ook kunnen zien als de weergave van de innerlijke mens, abstract maar toch terdege aanwezig. En dit onzichtba­re, ontastbare hart heeft God ook in de mens gelegd, evenals het natuur­lijk hart. Dit innerlijk is een plaats waar God graag wil wonen! In Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05) staat dat God onze geest begeert met jaloersheid. Dat is ons denken, de geest, waarmee ook wij kunnen begeren! Hart en geest zijn als het ware componenten, (Van Dale: ‘samenstellend deel van het geheel’). Over ‘geest’ staan ook veel teksten aangegeven in de concordan­tie, (plm. 2 bladzijden).

Wanneer twee mensen, man en vrouw, elkaar leren kennen, hebben ze een tijd lang ‘verkering’. In mijn jonge jaren was dat een begrip. Men verloofde zich meestal door ringen te kopen, dikwijls een feestje te geven of ook in alle stilte dit te vieren. Het begrip ‘verkering’ hoor je niet meer zo noemen. Meestal wordt dit ver- vangen door ‘relatie’, met je vriend of vriendin ga je een tijdje samenwo­nen en als man en vrouw leven. Gaat dit goed dan besluit men wel, maar soms ook niet, te trouwen; dit is trouw te beloven aan elkaar in goede en slechte tijden… Het hart, twee harten, zijn symbolen van liefde; dik­wijls staan ze op trouwkaarten afge­drukt. Hartsgesteldheid!

Helaas worden deze beloften vee! te vaak verbroken, met alle nare gevol­gen van dien. Verbroken relaties of echtscheidingen hebben al zoveel leed gebracht, ondanks dat het bij sommigen ook bevrijding gaf.

Hartsgesteldheid

Waarop wordt een relatie gebouwd? Wat is een goed fundament? Is het alleen iets van het gevoel, gebaseerd op natuurlijke zaken en seksuele bevrediging? Wil men nog het inner­lijk van elkaar leren kennen en daar­voor het geduld opbrengen? Hoe is de hart gesteldheid van je relatie, wat leeft erin? Kent men de diepten van het innerlijk denken? Neemt men daarvoor de tijd en heeft men geduld om de ander juist daarin te leren kennen?

Ons denken en voelen is nog niet volmaakt; wij kunnen elkaar pijn doen door uitingen, het zeggen van onze gedachten, soms onbewust Ook onze handelingen vanuit ons gevoel kunnen kwetsend zijn, over- heersend. In goede boeken kun je erover lezen, zoals het gebeurt. Maar ook dat er heling en verzoening kan zijn door samen schuld te belijden en naar Jezus te gaan. Hij kent ons hart, Hij begrijpt iemands gevoel Hij heeft ook pijn geleden en ver­driet gehad over mensen, die Hem ontrouw werden!

Wat deed Jezus? Hij ging naar Vader-God en zocht Vaders hart^ . Daar ontving Hij troost en moed. Vrede en rust om Zijn enorme taak in de wereld, om voor de misleidde mensheid te lijden, te volbrengen.

Liefdesverhouding

De intense liefdesverhouding tussen Jezus en Zijn Vader resulteerde in de volmaakte liefde van Jezus voor Zijn Gemeente, Zijn Bruid, die Hij zonder vlek of rimpel voor de Vader als Zijn vrouw wil en zal stellen! Daar is Jezus mee bezig! Hierin heb­ben wij, als het volk van God, Zijn Gemeente, vrouw van Christus, een wil nodig, een inzet, een jawoord aan de Bruidegom, Jezus Christus! Zonder trouwbelofte vanuit ons hart, naar God toe, is onze relatie niet hecht, kan die relatie gauw aangevallen worden en ondermijnd, zodat ze geen eenheid meer is maar vaak een schijnvertoning.

Jezus bad: “Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn” (Joh. 17.21). Deze woorden van Jezus drukken de heerlijkheid van Gods wezen uit, Zijn hart voor Jezus en… voor ons! Als ik dit schrijf en overdenk, komt die diepe vrede en blijdschap, die alle verstand te boven gaat, mijn hart binnen en doorstroomt mijn ziel, geest en lichaam en dan stem ik in met dat heerlijke lied van aanbidding:

Als ik opzie naar Uw heiligheid, mij verbaas over Uw lieflijkheid, dan vervagen de dingen rondom mij door Uw helder licht.

Als ik vreugde vind heel dicht bij Uw hart,

als Uw liefde mijn wil heeft omvat, dan vervagen de dingen rondom mij in Uw helder licht:

Heer, ik aanbid U, Heer, ik aanbid U. U schiep mij om U te aanbidden, Heer! Heer, ik aanbid U, Heer, ik aanbid U, Ik leef nu om U te aanbidden, Heer!

Door God ons hart te laten zien, kunnen wij een relatie met Hem hebben, op het fundament van Jezus Christus, Zijn Zoon. Hij kwam voor ons naar de aarde om te lijden en bewerkte onze verzoening met God. Halleluja!

 

 

Project Engelse lectuur door Hessel Hoefnagel

 

Hessel Hoefnagel schrijft: “Graag wil ik langs deze weg de lezers van Levend Geloof informeren aangaande het begin vorig jaar opge­starte project met betrekking tot het vertalen en verzenden van Bijbelstudie-materiaal naar leiders van evan­gelisch georiënteerde gemeenten in Afrikaanse landen.

In de maanden februari en mei zond ik een brief aan de leiding van alle gemeenten en groepen in Nederland en België, waar ik min of meer con­tact mee onderhield, met de vraag om dit project te beoordelen en zich zo mogelijk in geestelijke en finan­ciële zin hierachter te willen stellen. Een aantal gemeenten en ook enkele individuele personen, hebben sindsdien op dit verzoek positief gereageerd door hun ondersteuning te laten blijken. Ook werden op mijn verzoek namen van broeders en zus­ters aangeleverd voor de samenstel­ling van een stuurgroep. Deze stuur­groep is in het voorjaar samengesteld en heeft inmiddels in enkele bespre­kingen de eerste stappen tot de reali­satie van het project gezet.

Als doel heeft de projectgroep gesteld dat de bijbelstudieseries-in- les vorm ‘Op weg naar de volkomen­heid’ (fundamenteel) en de vervolg- serie ‘De Geest van de Gemeente’ vooreerst zouden worden vertaald in het Engels en gedrukt in een oplage van 2000 exemplaren per serie. De eerste (proef)druk van 500 stuks van ‘Op weg naar de volkomenheid’ is inmiddels via de Stichting ‘Oogstveld’ (Hans en Fiet van Boven) aan contactadressen van een aantal gemeenten in Kenia, Ghana en Zaïre gezonden, alsmede naar het zendingsechtpaar Ulbe en Vera Smit (Indianenzending Noord-Amerika) en enkele andere adressen.

Deze eerste zending heeft tot positie­ve reacties geleid en men is zeer ver­heugd over de geboden mogelijkheid inzake doelgericht bijbelonderwijs. De vele (snelgroeiende, maar tevens ook financieel-arme) gemeenten kampen namelijk met een groot tekort aan gedegen studiemateriaal, waarmee men structureel kan wer­ken tot opbouw van (nieuwe) gelovi­gen.

Onlangs zijn de (deels her-)gedrukte boekjes van beide titels (totaal 3500 stuks) door de drukker afgeleverd. De stuurgroep zal nu de wegen bepa­len waarlangs ze op de juiste bestem­ming zullen komen, zodat ze bin­nenkort verzonden kunnen worden. (N.B. – Als u dit leest, zal de verzen­ding naar verwachting al hebben plaatsgevonden).

Voor de financiering van dit project (geraamd op ca. fl. 10.000,- a fl. 12.000,-) is ca. fl. 8000,- binnenge­komen. Er ontbreekt dus nog onge­veer fl. 2000,- a fl. 4000,-. Als stuur­groep hebben we de verwachting, dat dit ‘gat’ middels bijdragen nog opge­vuld zal worden en er geleidelijk zelfs geld zal binnenkomen voor een vervolg in vertaling, druk en verzen­ding van meer materiaal, zo mogelijk ook in andere talen. Inderdaad zijn ‘de velden wit om te oogsten’ en het aanleveren van ‘oogstmateriaal’ is een actuele zaak, om zodoende de ‘arbei­ders’ van ‘gereedschap’ te kunnen voorzien.

Met vrijmoedigheid, vanwege het gebleken belang, beveel ik dit projekt allereerst in uw gebeds- en aanslui­tend in uw mogelijke financiële steun aan. Zo gewenst kunt u bij mij meer informatie verkrijgen”.

Naschrift redactie

Wij kunnen dit zendingswerk, dat op initiatief van onze mederedacteur Hessel Hoefnagel is ontstaan, van harte bij onze lezers en lezeressen aanbevelen! De boekjes zijn niet alleen inhoudelijk van hoge ‘geeste­lijke kwaliteit’, maar zien er ook wat uitvoering betreft aantrekkelijk uit.

Bijdragen kunnen gestort worden ten name van: Penningmeester V. E. G. Emmen e. o., Emmen, met vermelding: ‘Fonds Lectuur Project’.

 

Als ziende de Onzienlijke door Gert-Jan Doornink

Wie enigszins thuis is in de Bijbel heeft ongetwijfeld de tekst wel eens gelezen in de brief aan de Hebreeën waar gesproken wordt over Mozes, die standvastig bleef, “als ziende de Onzienlijke’’ (Heb. 11:27). We waren dan ook nieuwsgierig wat er in NRC- Handelsblad geschreven stond toen we een stukje tegenkwamen onder bovenstaande titel. Uit de subtitel ‘Bijbelplaats’ bleek al dat het hier zou gaan om een ‘geestelijke bijdra­ge’. Het begint zo: “Mijn zoontje vroeg mij op peinzende toon: ‘Mam, hoe zou God er nou uitzien?’ Voor theologische vragen van vierjarigen heeft de studie in de godgeleerdheid mij niet uitgerust, constateer ik eens te meer. ‘Nou’, probeer ik, ‘dat weten we niet precies, want God is eigen­lijk een geheim’. Hoewel hij erg op geheimpjes is, kan dit hem niet bekoren. Op deze vraag wenst hij een ondubbelzinnig antwoord. ‘Ja, maar ik wil het echt graag weten hoor!’, zegt hij gebiedend. ‘Ik denk dat hij van licht is en wit en heel groot, zoiets’. Tot mijn opluchting ontspant zijn gezichtje; hier kan hij voorlopig wel mee leven”, schrijft Marieke Brouwer.

Gods heerlijkheid

Zij vervolgt dan met de opmerking dat ze naderhand beseft waar ze de beelden ‘licht, wit en groot’ vandaan haalde, namelijk uit het boek Exodus, waar Mozes op de berg Horeb op een gegeven moment aan God vraagt: “Laat mij toch Uw heer­lijkheid zien”. Dit blijkt niet moge­lijk, althans wat Zijn gelaat betreft, getuige de opmerking: “Geen mens kan Mijn gelaat zien en in leven blij ven”. Uiteindelijk wordt Mozes opge­roepen om op de rots te komen staan, zodat wanneer Gods heerlijk­heid voorbij zou gaan, Mozes kon schuilen en beschermd zou worden door Gods Hand. Zou God dan Zijn hand terugtrekken dan kan Mozes God van achteren zien, maar Gods aangezicht zien is onmogelijk.

Marieke Brouwer komt dan met een aantal vragen. Ze schrijft namelijk: “Wie zou God niet in de ogen willen kijken? Dat betekent toch zoiets als willen weten waar we vandaan komen en waar we heengaan, en wat we in de tussentijd hier geacht wor­den te doen. Als we tenminste een herkomst en een bestemming heb­ben, want dat is nog maar de vraag. Zit er wel enig doel en samenhang in je eigen leven, loopt er een rode draad door, en al dat pijnlijke getob van ons, is dat nog ergens goed voor?”

Verder komt ze tot de conclusie: “Het hele raadselachtige bestaan van alles en iedereen, van zonnestelsels en planeten tot aan het geheim van het eerste beste miertje, de antwoor­den op levensvragen en de eeuwige mysteries ontsluierd, soms zoude., we dat wanhopig graag willen”. Maar dit is teveel gevraagd, is haar gevolg­trekking, dat “weten wij evengoed als de onbekende auteur van dit verhaal: hoe zouden wij die nog niet eens in de zon kunnen kijken, God kunnen verdragen?”

Dat God zich toch ten dele laat zien, vindt zij “een prachtig beeld voor de ervaring die veel mensen hebben: naderhand, terugblikkend op bepaal­de gebeurtenissen in hun leven zeggen zij dat deze geen toeval waren, ‘dat het zo moest zijn’, dat zelf het grootste verdriet toch een zin in zich borg. En in geloofstaal zeggen som­migen dan dat zij daarin een glimlach van God ontwaren”.

Zij komt tot de slotsom: “Daar moeten we het mee doen zolang, met fragmentarische en voorlopige impressies van de Onzienlijke. Daar moet mijn zoontje het mee doen als hij ouder wordt, met die geborgen­heid en geheimzinnigheid van die oeroude geloofsverhalen. Dat zal genoeg moeten zijn”.

Geen mysterie meer

Wat teleurstellend was in dit artikel, is dat Marieke Brouwer het Nieuwe Testament geheel buiten beschou­wing laat. Juist in het Nieuwe Testament wordt geopenbaard dat God zich niet verborgen heeft gehou­den, maar dat Zijn Zoon heeft geopenbaard wie Hij is en wat Zijn wil is: “het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02b). In het evangelie van Johannes kunnen we lezen dat niemand ooit God heeft gezien…, maar dat de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, Hem heeft doen kennen (Joh. 01:18). En in dezelfde brief die spreekt over ‘als ziende de Onzienlijke’, kunnen we lezen dat Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Gods wezen (Heb. 01:03a). Elk mysterie, elke geheimzinnigheid gaat verdwijnen als we Hem toelaten in ons leven en zo deelgenoten wor­den van Gods heerlijkheid.

 

Heer in het verkeer Door Froukje Huis

Er zijn wel eens van die dagen dat ik zo in beslag genomen wordt door allerlei ‘aardse’ dingen, dat ik me ’s avonds afvraag: was ik wel voldoende in de ‘hemel’ bezig? Een verkeerde vraag, want het gaat er niet om waarméé ik bezig ben, maar hoe mijn gesteldheid ten opzichte van de Heer is, terwijl ik mijn werk doe. Zingend strijken is beter dan met een boos hart bidden! En als ons hart op de Heer gericht is, kan Hij tot ons spreken door de meest alledaagse dingen.
Een paar weken geleden reden we op de Leidse straatweg en met grote aandacht bekeek ik de verkeersborden. Een vorige maal had ik namelijk iets bijzonders opgemerkt en daar zocht ik naar. Ja hoor, daar stonden ze. Twee heel gewone verkeersborden boven elkaar.
Het bovenste bord staat meestal bij ’t einde van de bebouwde kom, het onderste bij het begin daarvan. Ik vond het maar een vreemde combinatie. “Einde alle verboden”, mompelde ik, en dan… “een nieuw gebod”.
Een nieuw gebod? Opeens zat ik ‘boven’, want ik herinnerde me het bijbelwoord: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt” (Joh. 13:34). Dit zei Jezus tot zijn discipelen kort voordat Hij gekruisigd werd. Hij wist dat door zijn dood en opstanding de wet van Mozes had afgedaan om plaats te maken voor de genade en de waarheid door Jezus Christus (Joh. 01:17).
Einde alle verboden: de wet, het oude is voorbij en het nieuwe gebod: ‘elkaar liefhebben’, is door de Heilige Geest in onze harten gelegd.
Maximaal 50 km per uur, staat op het andere bord, omdat op deze weg veel ernstige ongelukken zijn gebeurd door inhalen, te hard rijden, door te weinig te letten op andere weggebruikers. Bij een snelheid van 50 km heb je de tijd om acht te geven op de ander. Al scheurt iemand vlak bij je langs: geef hem de ruimte. Help die invoeger even en laat die bejaarde rustig oversteken.
Misschien moeten we ook in onze gemeenten af en toe verkeersborden plaatsen: ‘Einde alle verboden’: we leven niet meer onder de wet, maar onder de genade, prijs de Heer! ’50 km per uur’: we ‘jagen’ allemaal naar het doel, maar laten we acht op elkaar geven om elkaar aan te vuren… (Heb. 12:24), zodat de knikkende knieën gestrekt kunnen worden en hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, maar veeleer geneze.
Wie ‘rijdt’ er mee?