Selecteer een pagina

Levend Geloof – 337

Levend geloof 1992.05 nr. 337

Leiding of misleiding? door Gert Jan Doornink

“Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan on­derkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling” (1 Joh. 04:06).

Het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, zoals Jezus dat verkondigde en in praktijk bracht, is een evangelie dat ons tot mondige, volwassen christenen maakt. Tenminste als wij erin geloven en het accepteren als het éne ware evangelie. Wij mogen rustig stellen dat ieder ander evan­gelie beneden de maat is en niet in overeenstemming met de wil van God.

Paulus had er geen moeite mee dit met grote nadruk naar voren te brengen. Denk aan wat hij daarover schrijft aan de gemeen­ten van Galatië. Daar was het echte evangelie gebracht en aanvaard. Maar Paulus is verbaasd dat men niet vasthoudt aan dat evangelie maar in een ‘ander evangelie’ gaat geloven. Hij stelt het heel duidelijk: “Dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkon­digen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!” (Gal. 01:07-08).

Scherp en radicaal brengt Paulus zijn verbazing onder woorden over deze misleiding van zijn medebroeders en zusters. En als er één recht van spreken had dan was hij het wel; hij was immers voor zijn bekering een fel bestrijder geweest van de gemeente van Jezus Christus. Daar maakt hij de gelovigen in

Galatië ook nog eens weer op attent (Gal. 01:13).

In onze dagen is het weinig anders. Aan de ene kant zien wij dat kinderen Gods die één keer het werkelijke evangelie hebben ontdekt, het voortdurende verlangen hebben verder te groeien en steeds meer gaan ontdekken van de volle rijkdom ervan.

Maar aan de andere kant zien we ook dat sommigen afhaken en niet verder gehoorzaam willen zijn aan de oproep die Paulus oorspronkelijk schreef aan de gemeente te Filippi, maar die ook vandaag nog ten volle rechtsgeldig is: “Hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!” (Filip. 03:16).

Nieuwe dingen

Eén van de redenen waarom sommigen het volle evangelie de rug toekeren is dat men ‘nieuwe dingen’ hoort en deze direct als misleidend verwerpt. De deur wordt dan gemakkelijk opengezet voor de vijand, die ook ten aanzien van andere geloofszekerheden die men heeft leren kennen, het zaad van de twijfel gaat zaaien. Men raakt daardoor op een hellend vlak en uiteindelijk kan men geheel verward raken in de strikken van de vijand.

Nu hoeven we alles wat we ‘nieuw’ horen niet direct klakkeloos te accepteren. Laten we het rustig met andere (betrouwbare) broeders en zusters bespreken en onder­zoeken, maar altijd weer mogen we bedenken dat God het goede met ons voor heeft. Hij geeft geen stenen voor brood! Hij wil ons leven en overvloed geven! En zoals de koningin van Sheba eens zei ten aanzien van de rijkdom en wijsheid van Salomo, mogen ook wij het zeggen: de helft is ons nog niet aangezegd!

Natuurlijk gebeurt het wel eens dat bepaalde waarheden, die eeuwenlang onder het stof verborgen zijn geweest, bij herontdekking over geaccentueerd worden. Dit is echter veel minder gevaarlijk dan afzwakking, terug schakeling en nivellering, die ons de weg terug doen gaan.

Geestelijke groei

Wat is het een onvoorstelbaar heerlijke gedachte en waarheid dat het evangelie, wat wij hebben leren kennen, een evangelie is ‘zonder plafond’. Wie op een gegeven moment zou zeggen: ‘Ziezo, nu weet ik alles wel, nu hoef ik geen enkele aanvulling meer, ik ben gearriveerd’, beseft op dat moment niet dat hij bezig is de verkeerde knop om te draaien. Hij schakelt zichzelf uit om gees­telijk verder te groeien.

En juist geestelijke groei is de basis om het doel wat God met ons voor ogen heeft, te bereiken: de mannelijke rijpheid, het volwassen christen-zijn, de openbaring van het zoonschap. Vanzelfsprekend is geestelijke groei geen doel op zichzelf, maar wel de weg om het doel te bereiken.

Door ons te richten op dit doel gaan we ook steeds meer en beter functioneren in dienst van Gods Koninkrijk. Want dit mogen we nooit vergeten: het gaat er niet alleen om dat we zélf het einddoel bereiken, maar ook dat we déérdoor anderen ervan deelgenoot maken.

En met die ‘anderen’ bedoelen we niet alleen onbekeerden, maar ook hen die wél weten een kind van God te zijn maar in een beginstadium van hun geestelijke groei zijn blijven steken. Zij weten ‘behouden te zijn voor de eeuwigheid’, wat zij daarbij dan ook voorstellen, maar voor de rest is er een ontstellend gebrek aan geestelijke kennis en inzicht. Het gevolg is dat allerlei hele en halve dwalingen vanuit het rijk der duisternis konden infiltreren, het ontbreekt hen ten enen male aan juiste leiding.

De Geest der waarheid

Maar wat is leiding? En wanneer is er sprake van misleiding? Dat is iets wat voor elk kind van God uiteraard belangrijk is, ongeacht in welk stadium van zijn geestelijke ontwikkeling hij zich ook bevindt. Gelukkig hoeft een waarachtig kind van God zich op dit punt geen zorgen te maken, als hij maar waakzaam is en vol van Gods Geest.

En wat dit laatste betreft: dit is ongetwijfeld de sleutel om niet misleid te worden, maar te onderkennen wat van de ‘goede’ en wat van de ‘verkeerde’ kant komt. Paulus zegt: “Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden” (Gal. 05:25). En Jezus zegt dat de Geest der waarheid ons de weg zal wijzen naar de volle waarheid (Joh. 16:13).

Geen enkel kind van God kan leven en functioneren in en vanuit Gods Koninkrijk zonder vol te zijn van de Geest van God. Na de doop met heilige Geest zullen we ons dan ook voortdurend daarvoor open moeten stellen. Dit is dus primair een bewuste daad van de gelovige, maar God zal dit steeds op positieve wijze beantwoorden door er ‘invulling’ aan te geven. Hij wil immers niets liever dan dat wij vol zullen zijn van Zijn Geest opdat de ‘vrucht’ van de Geest gaat doorwerken in ons leven en ook de ‘gaven’ zich gaan manifesteren.

Bij het vol zijn met Gods Geest wordt onze eigen geest ook ten volle ingeschakeld. Het is een mis­leidende gedachte dat onze geest uitgeschakeld zou zijn. Satan zou niets liever willen, zo in de trant ( van: ‘Het verstand op nul en de blik op oneindig…’ Maar juist door de optimale inschakeling van onze eigen geest -in samenwerking met Gods Geest- kunnen ook de ’talenten’ die in ons aanwezig zijn, ten volle tot ontplooiing komen en worden we daardoor volledig ‘bruikbaar’ voor Zijn Koninkrijk.

Het Woord van God

Een ander belangrijk gegeven om niet misleid te worden, is het op de juiste wijze ‘verstaan’ van het Woord van God. Als er één terrein is waarop de satan op grandioze wijze succes heeft geboekt, dan is het wel de uitleg van Gods Woord. Op geen enkel gebied is er zoveel misleiding, onkunde en verdraaiing. De vele dwaallerin­gen baseren zich vrijwel allemaal op gedeelten en teksten uit de Bijbel.

Nu is de Bijbel uiteraard voor ieder kind van God gezaghebbend, maar dan wel onder de leiding’ van de heilige Geest. Anders gaan we Gods Woord als een soort wetboek hanteren met allerlei op­gelegde regels en voorschriften, terwijl juist in Gods Woord zelf er duidelijk op wordt geattendeerd dat de letter doodt, maar de Geest levend maakt (2 Kor. 03:06b).

Ons grote voorbeeld

Jezus was de eerste volmaakte mens die zich niet liet misleiden door de duivel en is daarom ons grote voorbeeld om na te volgen Niet voor niets wordt Hij in het Nieuwe Testament minstens zeven keer ‘Leidsman’ genoemd. De schrijver van de Hebreeënbrief brengt het op deze wijze onder woorden: “Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder van ons geloof’ (Heb. 12:02).

Daarbij behoren we ook altijd bewust te zijn dat Jezus onlosmakelijk verbonden is met de boodschap die Hij bracht: het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Wie deze twee gaat scheiden speelt de duivel in de kaart. We zien hoe ook op dit punt in onze dagen velen misleid worden door wel te spreken over ‘eenheid in Jezus’, maar tegelijker­tijd het evangelie van het Koninkrijk niet aanvaarden.

We hebben enkele voorbeelden van misleiding aangehaald, die nog met andere aan te vullen zijn. Gelukkig hoeven we, als we werkelijk de geestelijke weg bewandelen, niet bang te zijn op welke wijze dan ook misleid te worden. Met Johannes weten wij dat “onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” (1 Joh. 01:03b). En die gemeenschap wordt een steeds hechtere gemeenschap van waaruit de volle heerlijkheid van God tot openbaring komt.

 

In de Geest van Christus door Jan W. Companjen

“Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt” (1 Kor. 12:13).

“Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?” (1 Kor. 03:16).

“Want Hij, die heiligt, en zij die geheiligd worden, zijn allen uit één” (Heb. 02:11a).

Bovenstaande teksten hebben allen betrekking op het geweldige gegeven dat wij, in Christus zijnde, Zijn lichaam zijn. Dat is dé tempel Gods waarvan Hijzelf de bouwmeester is. Steeds meer worden wij doordrongen van het feit dat er zoveel dingen onbegrepen zijn blijven liggen. In de loop van 6000 jaar Bijbelse geschiedenis is de fakkel doorgegeven, het licht is blijven branden, maar tot een volle doorbraak is het nog steeds niet gekomen. Nog wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods. Maar, houdt goede moed, die doorbraak is komende! Wereldwijd ziet men de tekenen dat de Gemeente Van Jezus Chris­tus gestalte krijgt. Samen opwassen tot alle volheid Gods, wordt overal gehoord.

Verantwoordelijkheid

In de afgelopen jaren is de mens op zichzelf teruggeworpen. De eigen verantwoording breekt zich overal baan. De kerk, de voorganger, de pastoor, de dominee, de baas op het werk, hebben niet meer altijd gelijk, maar men wil zelf oordelen wat goed of kwaad is, wat zinvol of niet zinvol is. Alles en iedereen, spreekt mee als men erbij betrokken is en dat is een heel goede zaak.

Verantwoordelijkheid is er voor nodig om tot de doorbraak van het Koninkrijk Gods te komen. De mens behoort persoonlijke beslissingen te nemen en tot een persoonlijk contact met Jezus Christus te komen. Zonen Gods worden door dat persoonlijke contact tot de volle waarheid geleid.

Maar daartoe is het nodig dat wij open komen te staan voor alles wat de Heer, ons Hoofd, heden doen wil. Nog nooit is het woord: ‘Heden, als gij Zijn stem hoort, verhardt u dan niet’, zó actueel geweest.

Jezus Christus, onze Heer, zoekt arbeiders voor Zijn wijngaard. Hij zoekt mensen met inzicht die weten dat zij in de Geest van Christus zijn. Jarenlang is het Lichaam van Christus machteloos geweest doordat het opgesloten was in kerkers. Denk in dit verband eens aan de geschiedenis van Jozef die ook opgesloten was en alleen zijn medegevangenen dienen kon. Maar -prijs de Heer- de kerkers zijn opengegaan. Jozef, een beeld van Jezus Christus en de gemeente, is vrij en kan de wereld dienen op een wijze dat zelfs zijn broeders tot hem terug­keren.

Dienstbaarheid

In dit nieuwe leven geldt slechts één voorwaarde: De Geest van Christus bezitten, want anders ben je verwerpelijk, dat wil zeggen niet in staat om tot volle dienstbaarheid te komen. God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf.

Onze kennis zal vermeerderd worden en wij zullen gaan begrijpen wie wij zijn in Christus. Dat wij uit de Geest zijn en dat wij net als Hij zullen kunnen zeggen dat wij er al waren vanaf het begin.

Bij de schepping sprak God uit wat Hij reeds lang gedacht had: ‘Komt laat ons mensen maken zoals wij’. Vanaf dat moment ging God Zijn Geest delen met de mens die Hem op aarde zou vertegenwoordigen. Adam kreeg heerschappij over alles wat God geschapen had en Hij zou, als gezalfde Gods, gaan opwassen tot alle volheid Gods. God vroeg slechts gehoorzaamheid, dat wil zeggen kameraadschap, afspraak is afspraak, weten wat je aan elkaar hebt en eigen verantwoor­delijkheid.

Omweg

De zondeval, het kiezen van een eigen weg, gaf een geweldige omweg door hete woestijnen, enz. Maar bij de geboorte van Christus werd de weg terug gevonden. Hij werd de laatste Adam van een oud verbond en de eerste in een nieuw verbond. Een mens van vlees en bloed, geboren uit de maagd Maria, verwekt door het Woord Gods.

Wat maakte Jezus Gods Zoon? De Geest die in Hem woonde. Hij werd de Messias (de Gezalfde) doordat Hij de Geest Gods, die ook al voor de eerste Adam bestemd was geweest, in zijn hele volheid ontving. Hij kon ons daardoor God laten kennen zoals Hij werkelijk is, namelijk vol liefde en trouw aan alles wat hij geschapen heeft.

Invulling

God heeft de wereld lief. Niet alleen de Gemeente, dat is Zijn Lichaam met Jezus als Hoofd. Dat Lichaam zal Zijn liefde en trouw bekend moeten gaan maken op een wijze zoals Jezus dat begonnen is te doen. (Zie Handelingen 1 vers 1; Hand. 01:01).

Indien wij Jezus alleen maar zien als Zoon Gods, doen wij tekort aan Gods scheppingswerk. Hij, de grote Schepper aller dingen, heeft zich u en mij gedacht zoals Christus was en is en blijven zal. Hij wist die invulling en leefde, wandelde en handelde op gezag van die Geest die Hem daartoe gegeven was.

Die Geest heeft de mens steeds begeleid, onder andere zijn daarvan Henoch, de aartsvaders, het volk Israël, enz. de voor­beelden. Denk bijvoorbeeld aan de rots in de woestijn die met het volk Israël meetrok en van water voorzag.

Roeping

Dat deze dingen uitermate belangrijk zijn is niet alleen nodig voor een goed inzicht in onze eindtijd, maar is ook nodig voor onze roeping Christus gelijkvor­mig te zijn. Wij moeten volkomen open komen te staan voor het Woord, dat die Geest van Chris­tus ook ons tot gezalfden heeft gemaakt. Dat die Geest ook in ons zal doen, meer dan wij kunnen beseffen.

Dan gaan wij er om bidden en zullen wij het Maria na zeggen: ‘Ons geschiede, grote Schepper, alles naar uw Woord’. Dan staan wij, broeders en zusters, open voor het grote wonder dat Hij ons voor dat doel -zonen Gods zijn- geschapen en geroepen heeft. Jezus Christus heeft, als eerste Adam van dit nieuwe volk van God, alles volbracht. Het voor­hangsel is gescheurd, de deur staat open. Geef u over aan al dat heil en ontvang die Geest die alles in u zal volmaken. Is dat niet de volheid der heidenen?

Samenkomst

Ik was één dezer dagen in Thessaloniki. In een samenkomst aldaar sprak een zwarte broeder uit Nigeria. Niet belast met, allerlei leringen, zei hij: ‘In het oude verbond waren wij mensen na de zondeval niets meer en niets minder dan schepselen Gods. Met het volk Israël had Hij een bijzondere binding en via dat volk gaf Hij de fakkel door. Maar nu, in het nieuwe verbond in Jezus Christus, zijn wij zonen Gods. Vanuit dat laatste gaf hij zijn boodschap door.

Hetzelfde overkwam ons verleden jaar in Oostenrijk waar een rondreizend spreker zijn toehoorders opriep zich uit te strekken naar gelijkvormigheid aan het beeld van Christus waartoe wij geroepen zijn.

Is het op zich al geen wonder dat overal dergelijke gemeenten zijn ontstaan en gaan ontstaan?

God werkt door Zijn Geest, maar Hij heeft u en mij daarbij nodig als Zijn Lichaam. Hij bouwt Zijn Gemeente en dat is een volk tot Zijn dienst bereid. Jezus komt ons tegemoet. Hij is met Zijn Geest volop aan het werk. Zijn Lichaam komt tot leven.

Een Lichaam dat zoveel eeuwen gebonden ter aarde lag zal opstaan en gaan verkondigen dat God goed is. Komende is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Die nieuwe hemel zullen wij binnengaan en steeds duidelij­ker gaan verstaan dat Hij alles nieuw maakt en dat wij daarin werkzaam mogen en kunnen zijn.

God, hoe groot bent U,

hoe groot Uw zorg,

Uw liefde voor de mens.

Hoe geweldig is Uw trouw

aan uw eigen scheppingswerk.

O God, hoe groot bent U.

 

God, U legt in mij

de schatten van uw heerlijk Koninkrijk.

Het verlangen om te zijn

als Uw eerstgeboren Zoon,

O Heer, wat ben ik rijk.

 

God, als wij in geloof

de weg blijven gaan die U ons hebt bereid,

Wordt verwezenlijkt in ons

wat U hebt bedoeld:

Uw beeld vol heerlijkheid.

 

O God, mijn wezen juicht,

mijn hart is blij, verheugd in U, mijn Heer.

De schepping zal het zien

en zingen U ter eer,

O God, wat bent U groot!

 

De komst van de Zoon des mensen door Hessel Hoefnagel

Wat is de basis van onze verwachting?

Het belangrijkste heilsfeit, dat ons als christenen staat te wachten, betreft de komst of openbaring van Jezus Christus. Niet als ‘kind in de kribbe’, maar in en met Zijn ‘heiligen’. Deze komst betreft de hele schepping, met centraal daarin de mens.

Niet iedereen, ook niet het gros van de christenen, is zich daarvan ten volle bewust, al moet dit eigenlijk wel voor de hand liggen. In de loop van de vele eeuwen christendom is ten aanzien van de komst van de Heer een ontstel­lend gebrek aan inzicht op­getreden. Voornamelijk is dit het gevolg van de misleidingen door de duivel, die de uitstrooier is van het veelsoortige onkruid tussen het goede zaad, zodat dit niet optimaal tot ontwikkeling komt (Matt. 13:24 e.v.).

Veel, doorgaans, goedwillende en oprechte mensen, zitten gevangen in één van de vele systemen van godsdienst, de noodzaak van persoonlijke bekering, weder­geboorte, vervulling met en leiding door de Geest van God, worden daarin niet benadrukt of als onmogelijkheid weergegeven.

Het is een grote noodzaak, dat iedere christen weet wat de uitgangspunten en het doel van het leven zijn. Het is eveneens noodzakelijk, dat men persoonlijk zuiver gebaseerd is op deze uitgangspunten en gericht op de , juiste doelstelling. Het gaat niet om het ‘gelijk’ tegenover het ‘ongelijk’, zoals dat in een wederzijdse discussie naar voren kan komen, maar het gaat er om dat de ‘mens Gods’, dus de mens, zoals de Schepper die van oorsprong af bedoelt en waarvan onze Heer Jezus het ‘prototype’ is, openbaar komt.

De mens naar Gods beeld

De best bedachte benaming van kerk of groep dekt niet als vanzelfsprekend de hoogte van het geestelijke peil van de persoonlijke gelovige daarin. Het is een absolute noodzaak, dat de mens een radicale, persoon­lijke beslissing neemt ten aanzien van zijn godsdienstig leven. Deze beslissing moet erop gericht zijn, dat er een ontwikkeling plaatsvindt naar het niveau waarop God de mens wil hebben. Het begin van deze ontwikkeling ligt bij de reeds genoemde wedergeboorte, welke een innerlijke verandering betekent, een totale ‘vernieuwing van denkpatroon’.

De Bijbel noemt als aanduiding van deze verandering tegenges­telde uitersten als dood en leven, duisternis en licht. Een bekende tekst die de noodzaak van weder­geboorte aangeeft, is Efeziërs 5 vers 14 (Ef. 05:14); “Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doden (letterlijk: van tussen de doden uit!) en Christus zal over u lichten”. Dit geeft de mens weer, die na de bekering in het proces van de wedergeboorte wordt ‘vernieuwd’ door de Geest van Christus. Een andere weg om het ‘beeld van de Zoon’ gelijkvormig te worden is er niet.

‘Ontwaken uit de slaap’ doet de mens op het horen van ‘het Woord van Christus’. Dat is niet zo maar één van de vele interpretaties van de Bijbelse boodschap, maar de verkondiging van datgene waar de innerlijke mens naar hunkert, namelijk ‘vrede met God’, dat wil zeggen: komen en blijven in de lijn van de ontwikkeling die de ‘eeuwige Schepper’ voor de mens heeft bedacht.

Het wezen van de mens is ‘van nature’ gericht op het tot ontplooiing komen van kind tot volwassene met de mogelijkheden die het leven te bieden heeft. Dit geldt niet slechts het uiterlijke leven, maar veel meer het innerlijke, dat de grenzen van het waarneembare en tastbare overschrijdt. De mens is een geestelijk wezen en hierin afgestemd op het doel van zijn Schepper, wiens beeld hij draagt. ‘Beeld van God’ zijn houdt in dat de mens uitdrukking geeft aan het wezen van God, die zelf geest is en een ‘lichaam’ zoekt in de mens.

Deze waarheid is bij vele gelovigen nog geheel of gedeel­telijk bedekt, vanwege ongeïn­teresseerdheid of verblinding door de vele zorgen van het aardse leven en het bedrog van aardse rijkdom (vgl. Matt. 13:22 en Luc. 21:34).

Het doel van de Schepper

Het doel van de Schepper is dat de mens volkomen zal zijn en tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Tim. 03:17). ‘Alle goed werk’ is invulling geven aan de onbegrensde potenties van God. Dat begint in het persoonlijke leven, maar zet zich voort in het volkomen ‘medearbeider Gods’ zijn in het tot ontwikkeling en volheid brengen van de totale schepping, inclusief alles wat nog tot openbaring moet komen. Dit geldt niet slechts de gelovige, maar is feitelijk de bestemming van ieder mens. Deze bestemming kan de mens echter alleen bereiken door vrij te komen uit de klemmende greep van innerlijke dood en onvruchtbaarheid. Dit kan alleen het evangelie van (niet slechts óver) Jezus Christus be­werken. Daarom is het nood­zakelijk dat dit gepredikt wordt, op wat voor manier dan ook.

Wanneer de mens ingaat op de roep van dit evangelie, zal hij opstaan van tussen de doden uit. Net als een pasgeboren kind zal hij intuïtief honger krijgen naar het geschikte voedsel om te groeien. Naar de mate waarin hij dit vindt, zal hij ontwikkelen tot het mens­zijn, zoals de Schepper dat voor ogen heeft. Over deze mens zal ‘Christus’ gaan ‘lichten’, dat wil zeggen: hij wordt als gevolg van geloof en gebed vervuld met het wezen van God. Hij is dan ‘mens Gods’ en bruikbaar voor het doel van God.

Enkele belangrijke aanwijzingen uit de Bijbel die in dit verband gelden, zijn:

Romeinen 5 vers 14 (Rom. 05:14): De eerste Adam (mens) is een beeld van de komende.

Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29): Wie God liefhebben, zijn tevoren bestemd om het beeld van de Zoon gelijkvormig te zijn, om samen met Hem één lichaam te vormen, waarin God kan ‘wonen’.

1 Korinthiërs 15 vers 49 (1 Kor. 15:49): Zoals de mens in natuurlijke zin het ‘beeld van de stoffelijke’ Adam draagt, zo zal deze door het proces van wedergeboorte het ‘beeld van de hemelse’ Adam dragen.

1 Korinthiërs 11 vers 7 (1 Kor. 11:07): In het beeld van het huwelijk is de man (mens) het ‘beeld van de heerlijkheid’ van God en de vrouw het ‘beeld en de heerlijkheid’ van de ware mens, zoals God bedoelt, Kolossenzen 3 vers 10(Kol. 03:10) : De nieuwe mens (vanwege de wedergeboorte) moet ‘aangedaan’ worden (verantwoordelijkheid van de mens) en ‘wordt vernieuwd’ (verantwoordelijkheid van God) tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.

Vanaf de wedergeboorte moet de innerlijke mens dus als gevolg van een persoonlijke honger naar en regelmatige voeding door het Woord van God (waarbij de Bijbel een richtinggevend hulpmiddel is), opgroeien tot volwassenheid en bruikbaarheid voor het plan van God.

De schepping zucht

De apostel en profeet Paulus van Tarsen heeft een groot deel van het Nieuwe Testament van de Bijbel op zijn naam staan. Hij sprak onder andere over het zuchten en de barensnood van de hele schepping, de mens voorop (Rom.8). Dit al of niet in woorden uitgesproken verlangen naar echte vrede, dat diep verborgen in de mens aanwezig is, is ook na deze constatering door de apostel alleen maar sterker geworden.

In de snel voortgaande tijd waarin we leven is het ‘zuchten’ van de schepping, niet alleen van de mens, maar ook de dieren- en wellicht zelfs de plantenwereld, steeds meer ‘hoorbaar’.

Het ‘lijden van de tegenwoordige tijd’ krijgt, mede door de moderne media zoals radio en televisie, een door ieder te constateren aanzien. Dit geldt niet slechts het door oorlogen, hongersnood, verdrukking en openlijke vernedering geknechte deel van de mensheid, maar ook in de zogenoemde ‘vrije’ en ‘rijke’ wereld met haar ongekende mogelijkheden, wordt het ‘zuchten’ van de schepping steeds meer gehoord. Dit betreft dan niet in de eerste plaats de uiterlijke, maar veel meer de innerlijke mens.

In Lukas 21 onder andere lezen we de voorspelling van de Heer Jezus over de tijd, waarin we steeds sneller terecht komen. Hij sprak over ‘radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding’, ziekten, aardbevingen, hongersnoden en andere vreselijke dingen en grote tekenen van de hemel.

Dit zijn alle aanduidingen van de enorme beroering in de geestelijke wereld vanwege de toenemende invloed van duistere machten op het denken en handelen van de mens.

Omdat de mens echter als ‘hoofd’ van de schepping geldt, gaat deze invloed ook door naar de overige biotische en zelfs de abiotische schepping, want de ‘aardbodem’ is als gevolg van de zondeval van de eerste mens ‘vervloekt’, dat wil zeggen: onder de ‘leugen’- heerschappij van de duivel gekomen en daardoor aan verderf (de claim van de Dood als ‘engel van de afgrond’ – Openb. 09:11) onderhevig (Gen. 03:17-19).

Met betrekking tot de mens sprak de Heer ook over het ‘bezwijmen van vrees en angst voor de dingen die over de wereld komen’, omdat de ‘machten der hemelen zullen wankelen’. Dit geldt dan met name de mens, die niet geborgen is in het geloof in Jezus Christus.

De komst van de Zoon des mensen

Direct met deze dingen samen­hangend sprak de Heer Jezus over de Zoon des mensen welke diegenen, die feitelijk geen rekening houden met de Heer, zullen zien komen op, of beter gezegd in, een ‘wolk, met grote macht en heerlijkheid’.

Bij het lezen over de komst van de ‘Zoon des mensen’ denken velen uitsluitend aan de Heer Jezus als individu. Ook denkt men dan doorgaans aan een wolk van waterdamp in de atmosfeer, waarop deze ‘Zoon’ dan zou komen aandrijven, alhoewel men dit niet goed kan verklaren vanwege de strijdigheden met de scheppingsorde. Dit wereldomvat­tend gebeuren zou dan bovendien»’ nog opgemerkt worden door de van angst en radeloosheid verteerde ongelovige mensen, die totaal niet georiënteerd zijn op deze dingen (Luc. 21:27).

De komst of openbaring van de Heer zal inderdaad ‘in een wolk van getuigen’ (vgl. Heb. 12:01) wereldwijd gezien worden, ook door degenen die ‘Hem hebben doorstoken’ en nog ‘doorsteken’ dus als waardeloos voor God en mensen beschouwen. De aan de (ondergaande) aarde gekluisterde mensen bedrijven vreugde over hun dood, omdat deze schijnbaar een einde brengt aan de ‘pijniging’ die hun waarschuwend getuigenis teweeg brengt.

In deze ‘wolk’ zal echter vanwege de weerkaatsing van het licht van de ‘Zon der gerechtigheid’ de veelkleurige ‘regenboog’ gezien worden als een symbool van vrede, harmonie, waarheid en trouw.

Op deze wijze zal ‘aller oog Hem (Jezus Christus als Hoofd van Zijn totale ‘Lichaam’) zien’. Over de hele aarde zal deze openbaring plaatsvinden en de vijanden van God en Jezus Christus zullen haar met grote vrees en schrik zien voltrekken (vgl. Openb. 01:07 en Openb. 11:12).

Tegen de ware gelovigen (en dit geldt zeker voor onze tijd) zei de Heer dat ze bij het zien (= opmerken) van de vreselijke ’tekenen der tijden’, al vanaf het begin, dus wellicht nog niet in details al volop duidelijk, hun hoofden moeten ‘opheffen’, omdat de verlossing dan ‘nabij’ is. Enerzijds lijden de ware gelovigen mee met de medemensen, maar tegelijkertijd verkondigen zij het Evangelie van de verlossing, dat voor alle mensen bereid is.

Als de Heer Jezus, de Christus, dus gezalfd met heilige Geest en met kracht, zich openbaart, is dat nooit los van Zijn Lichaam’. Deze ‘feestelijke en plechtige ver­gadering van eerstgeborenen’, die in de hemelen zijn ‘ingeschreven’ in het ‘Boek des levens’ en ook haar wandel ‘in de hemelen’ heeft, wordt op duidelijke wijze openbaar als het ‘Lichaam’ van God, tegelijkertijd met het Hoofd van dit Lichaam, Jezus Christus (Heb. 12:05-11; Heb. 12:23). In dit ‘Lichaam’ wil de eeuwige God woning maken en Zijn heerlijkheid zal in deze ’tempel’ over de gehele aarde gezien worden.

De meest efficiënte manier om dit geestelijk lichaam te vormen, is de ‘plaatselijke’ gemeentestructuur, waarin de mensen met elkaar optrekken. Ze zijn aan elkaar gegeven tot een ‘hand en een voet’, in staat elkaar te helpen en zo nodig te corrigeren of bij te sturen.

Horen en zien

De innerlijke mens, die door geloof en bekering tot nieuwe geboorte gekomen is, heeft als een pasgeboren kind behoefte aan ‘redelijke, onvervalste melk’ om op te groeien tot het doel van het (geestelijke) leven (1 Petr. 02:02-03). Met deze ‘melk’ wordt het Woord van God bedoeld. Deze is redelijk dat wil zeggen: direct aansluitend bij de innerlijke structuur van de mens en met het verstand (rede) ook als zodanig te onderkennen. Deze ‘melk’ is ook onvervalst, dus zonder enige bijmenging van allerlei geboden en verboden en men­selijke redeneringen, hoe goed ze ook bedoeld zijn.

De innerlijke mens is met zijn ingeschapen verstandelijke vermogens in staat informatie te ontvangen en te onderkennen als al of niet bevorderlijk voor zijn ontwikkeling. De belangrijkste ingangen om deze informatie te ontvangen, zijn het gehoor en het gezicht. Deze beide zintuigen werken sturend in de ‘overleggin­gen van het hart’. ‘Hart’ is een synoniem voor ‘ziel’ en duidt het centrum van het mens-zijn aan. In dit centrum wordt het geloof ontwikkeld. Geloof is daarom een volkomen bij het wezen ‘mens’ passende eigenschap. Deze kan zowel positief als negatief tot uiting komen. In negatieve zin spreken we dan over ‘ongeloof.

Dit kan ook weergegeven worden als geloven, dat iets niet waar is.

Met betrekking tot de zintuigen horen en zien in relatie met geloof lezen we in de Bijbel onder andere:

a.Wie oren heeft, die hore (o.a. Matt. 11:15).

b.Ziende niet zien en horende niet horen (Matt. 13:13).

c.Ziet toe, wat gij hoort (o.a. Mark. 04:24).

d.Het geloof is uit het gehoor en horen door het ‘Woord van Christus’ (Rom. 10:17).

De natuurlijke innerlijke mens, die door de zonde nog in de macht van de Dood is, heeft door deze verstandelijke vermogens dus de fundamentele mogelijkheden om tot het doel van God te komen. Voor deze mens geldt de oproep:

* ‘Bekeert u’, dat wil zeggen: breek radicaal met zonde en ongerechtigheid.

* ‘Geloof in Jezus Christus’, die de macht (claim) van de Dood (ook over uw leven( heeft verbroken.

* ‘Ontwaak, gij die slaapt en sta op van tussen de doden uit’, (zoals Efeziërs 5 vers 14 (Ef. 05:14) gelezen kan worden vanuit de Griekse vertaling).

* ‘Laat u dopen’ als getuigenis van de ‘wedergeboorte’ van uw innerlijke mens.

* Bidt om de vervulling met de Geest van God, die de Vader geeft aan ieder, die Hem daarom vraagt.          ,

Bij al deze van de mens uitgaande activiteiten staat een persoonlijk geloof centraal, terwijl de genoemde zintuigen de nood­zakelijke hulpmiddelen zijn.

Het gevolg van het gelovig gebed zal zijn, dat de innerlijke mens los komt uit de ‘gevangenis’ en gaat leven, zoals hierboven omschreven, dagelijks zich voedend met het ‘Woord van God’. Hierbij is de Bijbel een belangrijk hulpmiddel, maar de Geest van God zal ook op andere manieren tot de ‘nieuwe mens’ kunnen spreken. Hierbij fungeren ‘gehoor’ en ‘gezicht’, als ingangen voor het ‘hart’.

Volharden

Naarmate de tijd en de ontwik­kelingen daarin voortgaan, zal het belang van deze goddelijke opdracht zich meer doen gelden. Om vast te houden aan de uitgangspunten van het evangelie is daarbij allereerst nodig, dat men in het persoonlijk leven deze uitgangspunten terdege kent. Zonder bewuste daadstelling in persoonlijke bekering en breuk met uiterlijke godsdienstpatronen, die als noodzakelijk ceremonieel worden gehanteerd, is het niet mogelijk stand te houden in de ‘hitte van de dag’ of de ‘dreiging van de nacht’.

Slechts het in de Bijbel en boven omschreven ‘fundament’ is de basis, waar vanuit standhouden in de geestelijke strijd mogelijk is. De apostel Paulus benadrukte daarom het belang van dit fundament, zoals dit onder andere beschreven is in zijn brief aan de gemeente te Efeze ( hoofdstuk 5 en 6).

Volharden is vooral van belang in geval van voortdurende tegen­werking bij het wandelen in het goede spoor. De christen zal zich bewust moeten zijn, waar deze tegenwerking vandaan komt. Heel vaak zijn hier namelijk mensen bij betrokken; mensen die soms (vaak) heel dicht bij je ‘in de buurt’ leven. Het kunnen mogelijk mensen zijn die deel uitmaken van je gezin, familie, werkkring of gemeente. We kunnen van onze vijand, de duivel, verwachten, dat hij juist deze mensen tracht in te schakelen voor zijn doelstelling, namelijk het verhinderen van de openbaring van het ‘Lichaam van Jezus Christus’. Niet voor niets waarschuwde de apostel Petrus, dat de duivel rondgaat als een ‘briesende leeuw’, die zoekt om te kunnen ‘verslinden’ (1 Petr. 05:08).

Overwinnen

Overwinnen houdt niet zozeer een prestatie in met betrekking tot de voortdurende strijd tegen de ‘boze geesten in de hemelse gewesten’, als wel het in volharding rekening houden met de belofte van de Heer aan Zijn eerste discipelen gedaan. Hij zei tegen hen alvorens Hij van hen scheidde: ‘Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Matt. 28:20).

Deze belofte heeft alles te maken met de uitstorting van de heilige Geest in ieder die dat gelooft en daar in vrijmoedigheid om vraagt. Alleen door deze Geest is overwinnen mogelijk. Naarmate de tijd verstrijkt en de ‘voleinding der wereld’ dichterbij komt, wordt ook het geloof op de proef gesteld.

Hoezeer is het nodig, dat de ‘lendenen omgord zijn en de lampen brandende’ ook in de ’tweede en derde nachtwake’ als de Heer schijnbaar vertoeft te komen (Luc. 12:35 e.v.).

De ‘komst des Heren is nabij!’, schreef de apostel Jakobus al (5:8). Dat geldt dus zeker voor ons. En er is alle reden voor om je daarover te verblijden en met des te meer ijver voort te gaan en te overwinnen. Jezus Christus is Heer, tot eer van onze God en Vader!

 

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

In de afgelopen weken hebben wij tientallen boekjes “Het wonder van het leven’ toegestuurd aan allen die hebben meegedaan met onze jubileumactie om nieuwe abonnees te winnen voor “Levend Geloof’. Het resultaat van deze actie heeft onze verwachting ver overtroffen en we heten dan ook de vele nieuwe abonnees hartelijk welkom!

De actie is thans beëindigd, maar dat betekent niet dat nieuwe abonnees niet meer welkom zouden zijn! Integen­deel, wij verwachten dat ook in de komende maanden vele nieuwe lezers en lezeressen zullen toetreden tot onze lezerskring. Daarbij blijven we rekenen op uw medewerking! Laten we ons gezamenlijk blijven inzetten om aan “Levend Geloof’ -het maandblad dat zich duidelijk uitspreekt voor het volle evangelie- op zo groot mogelijke schaal bekendheid te geven. Behalve door het winnen van nieuwe abonnees kunt u natuurlijk ook altijd iemand opgeven voor een geschenkabonnement of uzelf opgeven voor een tweede abonnement.

 

De kwade hoek door Ron Gast

Vandaag ben ik gaan wandelen in een schitterend natuurgebied: ‘de Kwade hoek’. Wat een naam! Waar komt die naargeestige aanduiding vandaan?

In vroegere tijden gebeurde het nogal eens dat de kapitein van een vis­sersschip op weg naar de thuishaven in problemen raakte in dit gebied vol gevaarlijke stromingen en zandbanken. Met de haven in zicht, kon zo’n klein vissersscheepje aan de grond lopen. Menig ongeluk geschiedde in die ‘kwade hoek’, vandaar…

Tegenwoordig is de haven veilig bereikbaar door een speciaal op diepte gehouden vaargeul. De stroming is voor een belangrijk deel beteugeld door de Deltawerken. En de Kwade Hoek is een fantastisch gebied voor natuurliefhebbers en wandelaars.

Toch heeft het gebied nog niets van z’n karakter verloren. De onbekende wandelaar raakt al gauw de precieze weg kwijt in dit stukje wildernis. En voordat hij het weet, staat hij voor een waterpartij. Het wandelspoor houdt hier op en gaat aan de overzijde verder. Dat wordt kiezen uit twee ‘kwaden’: of terugkeren, of met natte voeten verder.

Menig wandelaar voelt zich tegenwoordig als de in de knel geraakte kapitein vroeger.

Toch waren er vroeger al voldoende signalen om uit de moeilijkheden te blijven. Diverse bakens in zee en op het land markeerden de veilige weg.

Wie zijn oog gericht hield op de zorgvuldig aangebrachte bakens, kwam veilig thuis.

Wie zich liet afleiden, niet oplette of niet vertrouwde op de bakens, kwam in problemen.

Ook nu geven allerlei markeringstekens de betrouwbare route aan. Als je daar langs wandelt, kom je -na een prachtige wandeling- weer prima uit. Als je door het leven gaat en Jezus als baken hebt, dan zal je hetzelfde bemerken: je hebt èn een ‘heerlijke’ wandeling met Hem èn je komt goed uit: uit de Kwade Hoek in het Koninkrijk der Hemelen.

 

Hoe wordt ons gebedsleven vruchtbaar? Door Wim te Dorsthorst

God en de afgoden

Als een heiden tot zijn god bidt, tracht hij hem met vele rituelen en offers te beïnvloeden en gunstig te stemmen. Een gelovige echter bidt tot de levende God die Zich onderscheidt doordat Hij hoort en uit liefde antwoord geeft.

Een geweldig voorbeeld hiervan lezen we in het verhaal over Elia die alleen als profeet des Heren staat tegenover 450 profeten van de Baal. Deze roepen van de morgen tot de middag de naam van de Baal aan waarbij ze hinkend om het altaar gaan. Als er dan geen antwoord komt, gaan ze nog luider roepen en maken naar hun gewoonte insnijdingen in hun lichaam totdat ze druipen van het bloed. Ze raken daarbij in geestvervoering, maar er komt geen antwoord van hun god! (1 Kon. 18:26-29).

Heel scherp is dan de tegenstel­ling als Elia bidt tot zijn God, de levende God, die op één roep van zijn knecht antwoordt (1 Kon. 18:36-39).

Zo kan het ook bij christenen, die uit het heidendom of bijvoorbeeld uit het rooms-katholicisme komen, een diep ingewortelde gedachte zijn dat God door gebeden en rituelen te beïnvloeden zou zijn. Dit zijn altijd inspiraties van boze (vrome) geesten. Ook wanneer bij het bidden ineens met een andere stem gesproken wordt.

God heeft de behoefte tot gemeenschap met Hem, in het gebed, ingeschapen en Hij wil de gelovigen leren volgens Zijn wetten te bidden in liefde, in geest en in waarheid. Dat is in Goddelijke waardigheid, heiligheid, eerbied en af­hankelijkheid, zonder allerlei mensonwaardige inspanningen of praktijken.

Jezus leert ons tot God te bidden als Vader

Het eerste wat Jezus ons daarom wil leren in het gebed is om tot God te gaan als Vader. Hij zegt: “Wanneer gij bidt, zegt dan: Vader, Uw naam worde geheiligd” (Luc. 11:02). En in Matteüs 6 vers 9b (Matt. 06:09b)leert de Heer te zeggen: “Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd”.

Als een kind mag de gelovige naderen tot zijn Vader in de hemel. Dat geeft gelijk al een intieme en vertrouwelijke omgang weer. En zoals Jezus zelf het zeer vertrouwelijke Aramese woord ‘Abba’ (wat toen de betekenis had van het kind dat ‘papa’ zei) gebruikte (Mark. 14:36), zo wordt de gelovigen geleerd dat ook te gebruiken.

Het is Gods Geest die te hulp komt en leert te denken en te spreken als kind tot Vader. Zo zegt Paulus in Romeinen 8 vers 15b en 16 (Rom. 08:15b-16): “Gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: ‘Abba, Vader’. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn”.

In Galaten 4 vers 6 (Gal. 04:06) schrijft Paulus: “En dat gij zonen zijt – God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten die roept: Abba, Vader”. Zo getuigt, onderwijst en spreekt Gods Geest in de harten van de gelovigen.

In Hem, Jezus Christus, zijn wij door de grote liefde en genade van God als zonen van Hem aangenomen naar Zijn eeuwig voornemen en naar het wel­behagen van Zijn wil (Ef. 01:05). Daarom mogen wij biddend naderen tot die God die in Zijn Zoon als Vader gekend en aangesproken mag worden.

Als we bedenken hoe juist de naam van God gelasterd en ontheiligd is door de vader der leugen, de duivel, dan begrijpen we dat Jezus zegt: “Uw Naam worde geheiligd”. Zeker als je in gebed tot God als Vader komt, zul je die naam moeten heiligen, dat wil zeggen: aan God niets ongerijmds meer toeschrijven. Hij is licht en in Hem is geen enkele duisternis (1 Joh. 01:05).

Jezus wil ons leren vrijmoedig tot de Vader te gaan

Wat de Heer ons ook wil leren, is om met vrijmoedigheid tot de Vader te gaan. Al gauw wordt bij dat woord gedacht aan een gevoel van: ‘durf het maar gerust’. Het is echter veel meer dan dat. De grondbetekenis van het Griekse woord ‘Parresia’, wat over het algemeen met ‘vrijmoedigheid’ vertaald wordt, is: ‘het recht van de vrije burger van een stad om op een volksvergadering zijn mening naar voren te brengen’.

Voor de gelovige wil dat zeggen: ‘een recht ons van Godswege geschonken in zijn Zoon Jezus Christus’. Iedere gelovige mag van dit recht gebruik maken, wat hem dan typeert als een burger van het hemelse Koninkrijk, een inwoner van de heilige stad Jeruzalem. Als hemelburgers en huisgenoten Gods (zie Filip. 03:20 en Ef. 02:19) hebben wij dus burgerrechten en mogen wij tot onze Koning en Heer gaan zonder enige schroom of minderwaardigheidsgevoel.

Hebreeën 4 vers 16 (Heb. 04:16) zegt: “Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvan­gen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd”. Het is een recht ons door God gegeven en steunt nooit op enige vorm van eigen gerechtigheid, maar op de genade Gods in Jezus Christus. “Het is naar het eeuwige voornemen van God dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd, in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem” (Ef. 03:11-12).

Bidden zonder geloof is on­mogelijk

De belangrijkste pijler van het gebedsleven is het geloof. Er kan geen gebed zijn zonder geloof. Als er gebeden wordt zonder geloof, en dat gebeurt helaas nog wel eens bijvoorbeeld uit gewoonte of voor de vorm of uit verplichting, dan kan God daar niets mee en is het eigenlijk Gode onwaardig. Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) leert ons dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. En ook: “Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”. Geloven dat Hij bestaat, dat Hij er is, om te helpen, om Zijn beloften te vervullen, om te antwoorden op het gebed.

Dat is dus geloven dat Hij er voor u persoonlijk is, dat Hij hoort als een Vader naar Zijn kind, dat Hij zal geven wat Hij belooft en naar Zijn rijkdom. Ja, dat Hij bij machte is oneindig veel meer te doen en te geven dan wij bidden of beseffen (Ef. 03:20).

Dat is het geloof dat God welgevallig is. Dat is geloof wat het verstand niet uitschakelt maar er ver boven uitstijgt. Dat is het geloof waardoor gebeden verhoord worden.

De man van de praktijk -Jakobus- schrijft als hij het heeft over bidden om wijsheid (maar dat kan evengoed iets anders zijn): “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen” (Jak. 01:05-07).

Zo’n woord zou kunnen ontmoedigen, maar daar heeft de Geest het niet voor op laten schrijven. Het roept op om serieus met het gebed bezig te zijn, om na te denken en niet zomaar wat aan te doen en om het -indien nodig- anders te gaan doen.

Het geloof is het kanaal waardoor Gods kracht zich openbaart, waardoor genezing tot stand komt, waardoor God Zijn beloften aan ons kan vervullen, ja, waardoor alle dingen mogelijk worden, omdat alles mogelijk is bij God (Mark. 10:27).

Jezus zegt: “Indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad… niets zal u onmogelijk zijn” (Matt. 17:20).

En in Markus 9 vers 23 (Mark. 09:23): “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft”.

“Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal u geschieden” (Mark. 11:24). “En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen” (Matt. 21:22).

Bidden betekent veel meer dan alleen vragen

De indruk zou gewekt kunnen worden dat het bij het bidden van de gelovigen alleen maar gaat om van alles van God te ontvangen. Het Griekse grondwoord ‘Aiteö’, wat ‘vragen’ betekent, wordt inderdaad in de meeste gevallen gebruikt als er over bidden gesproken wordt. Toch is bidden veel meer.

Bidden is bewust de troonzaal van het hemelse heiligdom binnengaan om gemeenschap te oefenen met de Vader en de Zoon. “Om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen en om te onder­zoeken (te overpeinzen) in zijn tempel”, zegt David (Ps. 027:004c). Jezus spreekt over in de binnenkamer gaan (Matt. 06:06; zie ook Jes. 26:20) en over maaltijd houden met Hem en Hij met ons (Openb. 03:20).

In de Bijbel is maaltijd houden een intieme en gelukkige gemeenschap waar een uitwis­seling plaatsvindt van hart tot hart. Wij maken de Heer deelgenoot van alles in ons leven en Hij opent zichzelf voor ons om ons deelgenoot te maken van alles in Hem. Het is een leren kennen van elkaar tot in het diepst van het wezen.

In dit bidden wordt een intieme relatie opgebouwd, waaruit het hele leven geleefd en gekenmerkt wordt, zoals we dat ook zien bij Jezus en een man als Paulus. Dit bidden is geen natuurlijke verrichting maar een puur geestelijke aangelegenheid. God is Geest en Hij begeert onze geest met jaloersheid (Jak.4:5). Het is een gemeenschap hebben in de geest met God en Jezus Christus.

Bidden wij in geest en in waarheid?

Iedere vorm van onwaarachtigheid is bij het bidden uit de boze.

Bidden als een verplichting of omdat het nu eenmaal zo hoort, heeft niets met bidden te maken. Lang bidden om een prestatie te leveren of om gehoord en gezien te worden, heeft geen enkele uitwerking in het Koninkrijk Gods want het is vlees en bloed. (Lees Matt. 06:05-08).

God kent tot in het diepst de hart gesteldheid als iemand bidt. Als daar wat zit bijvoorbeeld met een broeder of zuster, man of vrouw, wat moet God daar dan mee? Hij kan niet mee huichelen. Daarom leert Jezus dat alles vergeven en op orde moet zijn al­vorens men gaat bidden (Matt. 06:14-15; Matt. 05:23-24;

Mark. 11:25-26).

Durf uzelf te onderzoeken of uw / gebeden geen ijdele woorden zijn en of u zich voor God, en misschien ook voor de toehoor­ders, niet mooier voor wilt doen dan u bent. Zo ja, dan reiken die gebeden niet tot in de hemel. Wat moet God met al die nonchalante gebeden die uitgesproken worden? Vandaag al niet meer weten waar gisteren of misschien een uur geleden voor gebeden is. Bidden, maar nauwelijks bewust zijn wat dit zeggen wil.

De Bijbel spreekt over ‘biddende begeren’, ‘ernstig zoeken’, ‘het gelovige gebed’, ‘volharden in het gebed’. Uitspraken die aangeven hoe de hele mens erbij betrokken dient te zijn en hoe er een ontvankelijk hart nodig is om te ontvangen. De Heer vraagt om aanhoudend te bidden en niet te verslappen (Luk. 18:01).

Paulus schrijft over bidden met opheffing van heilige handen (1 Tim. 02:08). Petrus zegt: “Maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt zo ook gij zelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig” (1 Petr. 01:15-16); Lev. 11:44-45).

Zo is er nog heel wat aan te voeren wat de Bijbel ons leert om te komen tot waarachtig bidden in geest en in waarheid. Iemand die niet bidt is in wezen on­gehoorzaam aan Gods opdracht, maar openbaart daarmee tevens een fundamentele hart gesteldheid. Misschien zou je zelfs kunnen zeggen: wie niet bidt, gelooft niet maar is bezig een eigen leven te leiden volgens eigen denkbeelden, zienswijzen, enz.

Als Jakobus zegt: “Gij hebt niets, omdat gij niet bidt” (Jak. 04:02c), dan geeft hij daarmee de grote geestelijke armoede weer van zo iemand die het belang van het bidden niet ziet. Het bidden is niet uit de mens, maar het is ons van God gegeven als een kostbaar geschenk.

Alleszins dus de moeite waard het in dank te aanvaarden en er ernst mee te maken om het van Hem te leren en zo te komen tot een vruchtbaar persoonlijk gebedsleven.

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God. – 5 –

Kenmerken van de eindtijdgemeente

(Openb. 12:01-02, Openb. 12:06; Openb. 12:13-15 (over de vrouw); Openb. 08:03-05; Openb. 11:01-02; Openb. 11:19 (over de tempel). Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Waarom een vrouw?

De bedoeling van God met de mensheid is: gemeenschap hebben. Het beeld van de vrouw geeft daar op een natuurlijke wijze uitdrukking aan: God zoekt een partner met wie Hij op alle wijzen één kan zijn. Een vrouw, alleen voor Hem, wier begeerte alleen naar Hem uitgaat.

In Hooglied(eren) bezingen ze het verlangen naar elkaar! Elk mens is in principe beelddrager van de vrouw, bestemd tot gemeenschap met haar Heer; ieder voor zich mag een zoon baren!

God begeert de mens (Jak. 04:05), maar er zijn er meer! Satan verlangt eveneens gemeenschap met de mens. In Openbaring treffen we een ’tegenbeeld’ aan van de reine vrouw: de hoer, gezeten aan vele wateren met wie de koningen der aard gehoereerd hebben (Openbaring 17). Deze vrouw zoekt gemeenschap met andere mannen in plaats van met hem voor wie ze bestemd is! Deze afvallige vrouw beeldt Babel uit. Hierop komen we later terug.

De Gemeente als vrouw van …?

In Openbaring 12 is de vrouw beeld van de Gemeente, maar wie is dan haar man -daarover bestaat wel eens spraakverwarring- God of Christus? Uit 1 Korinthiërs 1 vers 9 (1 Kor. 01:09) (“gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus”) blijkt dat Christus de man is. Ze zijn onafscheidelijk, één geheel. Tezamen echter vormen ze de bruid van God, daar gaat het plan immers om: dat God en de mensheid een eenheid gaan vormen.

De bruiloft des Lams, waarvan in Openbaring 19 vers 6 tot 10 wordt gesproken, is dus niet de bruiloft tussen Christus en de Gemeente, maar tussen de Gemeente inclusief haar hoofd Jezus Christus, en God.

De vrouw uit dit hoofdstuk is dus de vrouw van Christus. En wat is ze mooi! Ze is bekleed met de zon (beeld van God). Ze is dus een afspiegeling van God geworden. Ze is vol van licht; in haar wordt geen enkele vorm van duisternis meer gevonden. Alle lichtgevende hemel­lichamen vinden we baar terug. Je zou kunnen zeggen: ze is zelf een hemellichaam geworden.

Waarom gaat het baren met zoveel pijn gepaard?

Ook voor de vrouw van Christus geldt nog: “Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren” (Gen. 03:16). Dat is het gevolg van de vloek die door de zondeval in de schepping is gaan werken. Door de inwerking van duistere machten wordt wetteloosheid en afval bewerkt.

De weg terug naar het volmaakte is geen gemakkelijke weg omdat je steeds weer satan tegenkomt. Er wordt heel wat gezucht. Waar doen we het voor? Om de zoon tevoorschijn te doen komen. Geen geboorte zonder weeën. Maar juist dan worden we opgeroepen ons te verblijden om de heerlijkheid die geopenbaard zal worden, zie 1 Petrus 1 vers 7 tot 9. (1 Petr. 01:07-09)

Waarom vlucht de vrouw naar de woestijn?

De vrouw ‘vliegt’ naar de woestijn vanwege de reactie van satan. De woestijn is natuurlijk geen dorre plaats ergens op aarde: het geeft uitdrukking aan een geestelijke situatie. Woestijnleven beeldt een manier van leven uit: volledige afhankelijkheid, het loslaten van alle vastigheid, zekerheden en steunpunten in de wereld. Het betekent ook: gelouterd worden, eenvoud.

De woestijn bereiken kan maar op één manier: gaan vliegen met de vleugels van de arend, beeld van de krachtige werking van de heilige Geest. En het moet ook, want de aarde wordt gedemoniseerd. Alle mach­ten die op de Gemeente worden losgelaten treffen niet haar maar hen die ‘buiten’ zijn. Dat zijn zij die geen weet hebben van of wandel in de hemelse gewesten; zowel gelovigen als ongelovigen. Jezelf rein bewaren is dan je onthouden van het (maatschappelijke of geestelijke) leven dat zij leiden om niet mede “te ontvangen van haar plagen” door de inwerking van demonen (Openb. 19:04b).

Als we het hebben over het functioneren van de Gemeente in de zichtbare wereld, dan is haar uiteindelijke plaats in de wereld. In geestelijke zin ver­toeft de Gemeente voor de troon van God, ook een geestelijke situatie. Zij kennen elkaar van aangezicht tot aangezicht. Wat een perspectief!

Wat beeldt de tempel uit?

De tempel is de plaats waar God woont en troont, van waaruit zijn heerschappij uitgaat. Dan bedoelen we niet een gebouw van stenen gemaakt (Hand. 07:48), maar een woonstede in de hemel, en die woonstede wordt gevormd door wedergeboren mensen. De mens kan een tempel zijn (zie bijvoorbeeld 1 Korinthiërs 3 vers 16 (1 Kor. 03:16) waarin de geest Gods woont, op voorwaarde dat het interieur gereinigd is door het bloed van het Lam. Alle tempeltjes tezamen gaan weer een grote tempel vormen. Zo wordt de geestelijke tempel gebouwd (1 Petr. 02:05).

En de voorhof dan? Waarom wordt die prijsgegeven aan de heidenen? De voorhof behoort wel bij het tempelcomplex, maar God woont er niet. Dat is een beeld van bekeerde maar niet met heilige Geest vervulde chris­tenen. Zij kunnen in de eindtijd geen standhouden tegen de horde boze machten der duisternis. Dat wil echter nog niet zeggen dat ze verloren zijn! Ze lijden schade, maar redding ‘als door vuur heen’ is mogelijk (1 Kor. 03:15).

Waarom wordt de tempel gemeten?

Een bouwwerk wordt gemeten om te controleren of het met het bouwplan overeenkomt. De geestelijke tempel is eeuwenlang een bouwval geweest. Maar nu krijgt Johannes de opdracht: meet! Met welke meetlat wordt gemeten? Er is maar één maat. God heeft de maatstaf nooit aangepast aan de ontwikkeling van de menden. De mensen moeten veranderen om te voldoen aan de maatstaf van God! In Efeziërs 4 vers 13 (Ef. 04:13) lezen we daarover, als Paulus schrijft over de maat van de wasdom der volheid van Christus, de mannelijke rijpheid. De volwassen maat van Christus dus. Tegen die maatstaf wordt het huis Gods gelegd.

Meten is noodzakelijk: eerst moet Gods woning gereed zijn voordat de volgende fase aanvangt! Maar het huis Gods voldoet aan de maat van Christus. Zijn heerlijkheid vervult het huis. Zijn heerschappij is volkomen in de eindtijdgemeente. Dat kunnen we zien aan de volheid van de twee getuigen.

Wat vindt in de tempel plaats?

* In de tempel vindt allereerst verzoening plaats. De eindtijdgemeente leeft uit die genade. En de boze vindt niets in hen! Daarvan lezen we: Ze hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam, en, de aanklager van onze broeders is op aarde geworpen (Openb. 12:11; Openb. 07:14b).

* In de tempel wordt gezongen. De eindtijdgemeente is een gemeente die de lofprijs kent! Niet om te overwinnen, maar wel in de strijd en na de overwinning. Het richt de aandacht op wie het gericht behoort te zijn. Op vele plaatsen in Openbaring kunnen we van de lofprijs van mensen en engelen lezen, bijvoorbeeld in hoofdstuk 5 vanaf vers 9 (Openb. 05:09), in hoofdstuk 14 vers 3 (Openb. 14:03), in hoofdstuk 15 vanaf vers 3 (Openb. 15:03) en in hoofdstuk 19 vanaf vers 1 en 6 (Openb. 19:01-06).

* In de tempel vindt de ware aanbidding plaats, waarvan Jezus al sprak in Johannes 4 vers 24 (Joh. 04:24). De eindtijdgemeente kent de kracht van gebed. Voor God is dit als reukwerk (Openb. 05:08b). Van aanbidding is onder andere sprake in hoofdstuk 5 vers 14 (Openb. 05:14), in hoofdstuk 7 vanaf vers 11 (Openb. 07:11) en in hoofdstuk 11 vanaf vers 16 (Openb. 11:16).

Waar vallen de beslissingen?

De beslissingen vallen in de tempel. En hoe? Onder andere door het gebed. Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 8 vers 3 en 4 (Openb. 08:03-04) maar eens: het gebed van de heiligen stijgt op. En dan komen de engelen (van de gemeenten) in actie en beginnen op de bazuinen te blazen. Wie geven het startsein voor de gebeurtenissen na opening van het zevende zegel? De biddende Gemeente.

Openbaring 11 staat helemaal in het teken van de tempel: het begint ermee en het eindigt ermee. De gebeurtenissen in dit hoofdstuk (het functioneren van de twee getuigen, de overwinning over de dood, de proclamatie van het koningschap van de Heer) vinden hun basis in de tempel.

In hoofdstuk 11 vers 19 (Openb. 11:19) zien we in beelden hoe Jezus (de ark des verbonds) zichtbaar wordt in de tempel, dus in mensen. Dit is het moment van hun verheerlijking: volmaakt naar geest, ziel en lichaam. De oor­deelsdag over de antichristelijke kerk is aangebroken, uitgedrukt in bliksemstralen, stemmen, donderslagen, aardbeving en zware hagel. Waar vinden die hun oorsprong? In de tempel. De engelen komen ver­volgens in actie.  Zij functioneren vanuit de tempel, zie bijvoorbeeld hoofdstuk 14 vers 15 (Openb. 14:15), hoofdstuk 15 vers 5 (Openb. 15:05) en hoofdstuk 16 vers 1 en 17.

Waar loop het op uit?

In Openbaring 21 vanaf vers 9 (Openb. 21:09), aan het einde van wat is geopenbaard, is sprake van het nieuwe Jeruzalem (ook genoemd de bruid, de vrouw des Lams! – hier komen beide beelden samen), nederdalende uit de hemel, en zij had de heerlijkheid Gods. In vers 12 staat dat daarin geen tempel meer is. Opnieuw wordt gemeten (vers 15), maar nu de hele stad. En ook de stad voldoet aan de maat van Christus. Dat is het einde van het herstelplan van God.

De tempel uit hoofdstuk 11 is dus nog maar een begin. De tempel zal nog veel groter worden. De tempel groeit uit tot een tempelstad. Hoe? Door het functioneren van de Gemeente in de eindtijd onder leiding van haar man Jezus Christus.