Selecteer een pagina

Levend Geloof – 418

2002.05.06 Levend geloof nr. 418

Persoonlijk door Gert Jan Doornink

‘Heeft een blad als Levend Geloof, dat eenmaal in de twee maanden verschijnt, nog wel bestaansrecht?’ Vooral als men bedenkt hoe alles in onze tijd is gefixeerd op snelheid zou men zich dit kunnen afvragen. Internet en televisie hebben immers een grote verandering in ons leven gebracht. Gebeurt er ergens een ramp of onverwachte gebeurtenis dan is dat binnen een halfuur overal bekend. Het gedrukte woord neemt een steeds minder belangrijke plaats in… maar is dat wel zo? Wat het nieuws betreft wel; de oplagecijfers van de dagbla­den lopen steeds meer terug. Maar wat het gedrukte woord in zijn algemeen­heid betreft doet zich het feit voor dat er steeds meer tijdschriften bijkomen en er nog nooit zoveel boeken zijn uitgegeven! Blijkbaar heeft de mens toch ’t liefst iets tastbaars in handen en is er in deze gejaagde tijd meer en meer behoefte aan rust en bezinning, zeker als tegenwicht ten opzichte van de om zich heen grijpende stress en burn-out.

Natuurlijk zijn internet en televisie belangrijk ten aanzien van de verkondiging van het evangelie. Maar ze zullen nooit de plaats van het gedrukte woord kunnen verdringen. Dat ervaren we ook bij de uitgave van Levend Geloof. Toen ons vorige nummer wat later verscheen dan was gepland kwamen de telefoontjes: ‘Waar blijft het blad? Heb ik mijn abonnementsgeld wel betaald?’ enz. Levend Geloof is geen christelijk nieuws- en advertentieblad, al haken wij in de rubriek ‘Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven’ wel in op de actuele gebeurtenissen om deze te voorzien van commentaar. Maar het feit dat wij slechts zes keer per jaar uitkomen blijkt geen bezwaar te zijn, zeker als we bedenken dat de inhoud bestaat uit artikelen die bedoeld zijn om ons geloofsleven verder op te bouwen, zodat we opgroeien tot volwassen christenen. En dan is vaak een artikel maar één keer lezen niet voldoende. We weten dat sommige lezers het blad lezen en… herlezen! Dan komen vaak weer nieuwe dingen tevoorschijn die het geloofsleven op positieve wijze beïnvloeden. We blijven ons inzetten om het evangelie van het Koninkrijk Gods op een zo duidelijk mogelijke wijze te ver­woorden. We geloven dat we daarin ook met dit nummer weer geslaagd zijn.

 

Zomeractie weer van start door redactie

Trouwe lezers van ons blad zijn er langzamerhand wel aan gewend geraakt dat wij aan het begin van de zomer altijd een beroep doen op onze lezers een extra financiële bijdrage voor ons werk over te maken. “Is dat nu wel nodig?” kan men zich afvragen. “Er wordt al zoveel voor allerlei goede doel­einden gevraagd en ik bepaal zelf wel aan wie en wanneer ik een gift geef”. Natuurlijk is iedereen daarin vrij maar iedereen weet ook uit eigen ervaring dat we in de drukke tijd waarin wij leven, gemakkelijk geneigd zijn sommige dingen te vergeten, tenzij we daarop ge­attendeerd worden. Daarom kondigen wij ook nu weer in alle vrijmoedigheid onze zomer- actie aan.

Wij sturen daarvoor geen accept­giro’s en rekenen op eigen initiatief. We geloven dat we ook deze zomer niet teleurgesteld worden en velen een extra bijdrage zullen overmaken, temeer daar wij steeds weer bemerken dat velen het Levend Geloof-werk een warm hart toedragen en dankbaar zijn voor de compromisloze en duidelijke wijze waarop in Levend Geloof het evangelie van het Koninkrijk Gods onder woorden wordt gebracht. U kunt uw bijdrage overmaken op de bekende banknummers zoals deze in de colofon op bladzijde 2 staan afgedrukt, met vermelding van “zomeractie 2002”. En uiteraard bedanken we al bij voorbaat iedereen die ons gaat verblijden met een ‘zomergift’. Daardoor kunnen we ook finan­cieel op gezonde wijze blijven functioneren en ons werk met blijdschap en toewijding voort­zetten.

 

De letter V in onze geloofsbeleving door Cees Maliepaard

“De liefde van Christus dringt ons” 2 Korinthe 5 vers 14 (2 Kor. 05:14).

Een stukje voorgeschiedenis De letter V heeft in volle-evangelie- kringen een aparte betekenis gekre­gen. Niet omdat het volle evangelie met een V begint en ook niet omdat het volle zoonschap daar mee aan­vangt of de volmaaktheid en de vol­komenheid, want dat zijn slechts louter toevalligheden. Verdeeldheid begint immers met diezelfde letter, maar evengoed het tegenovergestel­de woord vereniging.

Wat heeft deze letter onder ons z’n speciale status gegeven? Jo van den Brink heeft eens iets gezegd dat in de loop der jaren een eigen leven is gaan leiden. Wanneer er verschil van inzicht in de boodschap ontstaat, begint het doorgaans met een klei­nigheid. Maar naar mate de tijd vor­dert, groei je steeds verder uit elkaar, net zoals de benen van de letter V zich allengs meer van elkaar verwij­deren. Uiteindelijk zie je elkaars boodschap gewoon niet meer zitten; de verschillen zijn zó groot gewor­den dat je elkaar uit het oog verliest. Een scheuring in de gemeente is dan bijkans onafwendbaar gewor­den.

In vele gevallen is dat de realiteit bij verschillen in de leer. Het is vaak onontkoombaar. Want basispunten laten zich nu eenmaal niet op ver­schillende wijzen interpreteren. Je kunt niet leren dat de heilsbood­schap exclusief het geestelijke lichaam van Christus betreft en tege­lijkertijd alléén het natuurlijke volk Israël. Iedereen zal daar een duide­lijke keus in moeten maken. Evenzo kan er niet als in één adem geleerd worden dat de Vader een mens lief­devol opricht, en dat als allergroot^ zegening Gods Geest diezelfde mens in onmacht ter aarde doet vallen. Zulke tegenstrijdige opvattingen laten zich nu eenmaal niet samen­voegen. En mensen die met dergelij­ke afwijkende virussen behept zijn, komen op de één of andere manier in een soort Baäls verwarring terecht.

Het gevaar van de V-stand

Wanneer mensen een principieel aspect van de boodschap veronacht­zamen, of daar een eigenzinnige uit­leg aan geven, leidt dat al gauw tot het bekende V-resultaat. Hoe komt dat, of liever: hoe werkt dat in de geestelijke wereld? Het is meestal A het werk van de beruchte Belials geest, de ontkenner van al wat God in de mens bewerken wil. Om ons even tot de voorgaande twee punten te beperken: een deel van de gemeente opent zich voor de zegeningen die de Heer in zijn lichaam openbaart, en een ander deel richt zich op het natuurlijke schaduw­beeld van het oude Israël. Daarmee ontkennend dat het nieuwe verbond tussen de Heer en een geestelijke natie volop tot functioneren is geko­men. De ontkenner is de geest van Belial, en die bewerkt de scheiding der (menselijke) geesten.

Dit heeft tot gevolg dat de aanvanke­lijk gezamenlijk optrekkende schare, nu elk een andere poot van de letter V gaat volgen. De ene poot richt zich op de terugkeer van wat als een vooruit vallende schaduw bedoeld was, en de andere opent zich voor de nieuwtestamentische ontwikkeling van wat de realiteit van de groei in de geestelijke wereld wezen mag. Dat dit tot een schisma leidt, is iets dat volkomen in de lijn van de verwachtingen zal liggen. Bij een gezonde groei onder supervisie van de ons in Christus geschonken heili­ge Geest en een ongezonde woeke­ring van bedenkelijke geestesuitingen (waarvan het vallen in de Geest er één van is), zal het resultaat zeker niet anders wezen.

Het gevaar voor de gemeente Gods van uiteengedreven te worden door de grote Belial, is (wanneer ieder bij het eenmaal ingenomen standpunt blijft) onafwendbaar. Want het is niet mogelijk in de geestelijke wereld (waar ons thuis is) blijvend met Belial een ongelijk span te vor­men.

Geen ongelijk span vormen

Belial is de grote ontkenner van al Gods heil voor degenen die in Christus zijn. Hij ontkent bijvoor­beeld dat de Heer nog steeds geneest. Of dat het niet mogelijk is eendrachtig het huisgezin Gods te vormen, wanneer men niet tot over­eenstemming komt bij de invulling van de allerlaatste punten en kom­ma’s van ieders persoonlijke leven.

Paulus’ opmerking: De liefde van Christus dringt ons, geeft aan dat alleen goddelijke liefde instaat is de geest van Belial te weerstaan. Dat voorkomt dat iedereen op z’n stre­pen gaat staan en er ongemerkt een soort sektegeest ontstaat. We zullen er voor dienen op te passen Belials gedachten in ons denken toe te laten, het evangelie van Jezus Christus

heeft niets aan kracht ingeboet. De volle waarheid is ook vandaag de dag nog in alle delen actueel. De Heer heeft ons lief. En Hij redt, geneest en bevrijdt nog steeds.

Ook wil hij dat we met elkaar omgaan als leden van het huisgezin Gods. Maar dat zal slechts kunnen wanneer de liefde van Christus onze drijfveer is. Net als in een doorsnee goed huisgezin, zullen we op elkaars heil bedacht zijn. Je hebt het beste met elkaar voor, maar dat houdt ook in dat je elkaar de nodige levens­ruimte gunt. Ieder zal zichzelf mogen wezen binnen de lijnen van het Koninkrijk van God. En als we elkaar aanvaarden zoals Jezus dat ons doet, hebben we een enorme portie geduld met ieder. Dat voor­komt dat we elkaar zullen gaan bekijken als mensen die ofwel de hand lichten met zaken die in het Koninkrijk der hemelen van belang zijn, ofwel als mensen die een fun­damentalistische kijk op de dingen van Vader hebben.

Laten we er ernst mee maken, in de hemel geen ongelijk span met Belial te vormen. Want het is hem erom te doen de gemeente van Christus de wind uit de zeilen te nemen, zodat de vaart eruit raakt. We zien dan niet meer op Jezus als onze gemeen­schappelijke goede Meester en we onderscheiden de ondermijnende werking van Belial ook niet meer. Belial vestigt de aandacht op wat niet gelukt is en op wat als onjuist in de gedragingen van geloofsgeno­ten overkomt. Wat dit geestelijke monster zonen Gods op de mouw wil spelden, is de leugen die als waarheid overkomt. Daarom zal het ook altijd een ongelijk span blijven: de geest van Belial en de geest van de mens die in Christus is.

Van boven bekeken…

Wanneer men in een gemeente met de letter V aan de gang gaat, wordt dat altijd als het begin van het einde ervaren. Als we vanaf onze plaats omhoog kijken, zien we inderdaad de benen van dit teken steeds verder uit elkaar gaan. Wie daar echter nodeloos mee bezig is, bemerkt al gauw dat de plaats vanwaar dit zo gezien wordt, een aardse plek moet wezen. Belial begint vaak op aarde, want in een aards denken zal de mens niet door de liefde van Christus gedrongen kunnen wor­den. En uit eigen ervaring weet ik dat je o zo gauw aardsgericht bezig kunt zijn.

Het is absoluut nodig dat een mens z’n plaats inneemt, te weten: de plaats die de Heer hem in de hemel gegeven heeft. Alleen vanaf die posi­tie is het mogelijk mensen en omstandigheden van boven te bekij­ken. Als we dat doen, kijken we heel anders tegen de benen van de letter V aan. Van boven vandaan gezien, lopen de beide poten naar elkaar toe. In de liefde van Christus is het heel normaal, naar elkaar toe te groeien. Paulus heeft het goed begrepen: in Christus Jezus houden we elkaar vast vanuit goddelijke lief­de.

 

Het offer van de rode koe Wim te Dorsthorst stappen voorbij het kruis  -9-

 

Wij hebben in het vorige artikel in het kort gezien hoe de Oudtestamentische offers ons dieper inzicht geven in het offer van Jezus Christus en onze verlossing in Hem. Maar ook hoe de Heer Jezus vanuit die offers wist welk verschrikkelijk lij­den over Hem komen zou. Een lij­den dat Hij vanuit een intense liefde voor de mensheid, vrijwillig op Zich heeft genomen in volkomen gehoor­zaamheid aan Zijn Vader. Wij hebben ook gezien waarom dat lichaam van de offerdieren aan de vernietiging prijs gegeven moest worden. Het beeldde het ‘lichaam der zonde’ uit van de mens, wat door God veroordeeld was. Daarom heeft God Zijn eigen Zoon, gezon­den in een ‘lichaam der zonde’, gelijk aan dat van de in zonden gevallen mensheid, om door het offer van dat lichaam (van de Heer Jezus), het mogelijk te maken voor de mens om, van het ‘lichaam der zonde’ verlost te worden. Niet voor niets wordt gezegd dat juist hierin de liefde van God voor de mens openbaar is gekomen. Dit gaat ons bevattingsvermogen ver te boven 1 Johannes 4 vers 9 en 10 (1 Joh. 04:09-10).

In de Hebreeënbrief, waarin we zoveel kunnen lezen over het Oude Verbond, wat een afschaduwing was van het Nieuwe Verbond, de werke­lijkheid in Christus, lezen we in Hebreeën 13 vers 11 en 12 (Heb. 13:11-12): “Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden”.

De rode koe

Wij willen nu nog naar één Oudtes­tamentisch offer kijken waarin het offer van Jezus Christus wel heel duidelijk gezien kan worden. Dat is wat beschreven wordt in Numeri 19, waar het gaat om een reinigings­offer, van alles wat met onreinheid en dood te maken had. Ik geloof dat dit ons ook door God gegeven wordt tot onderricht. In dit hoofdstuk wordt gesproken van een rode, gave koe (vs. 2; ande­re vertalingen spreken van een rode vaars, wat betekent: een jonge koe). Zoals alle offers, is dit offer ook een heenwijzing naar Jezus Christus. De rode vaars, waaraan geen gebrek mocht zijn en die nog geen werk­zaamheden op aarde verricht mocht hebben (‘geen juk gedragen’ (vs. 2), werd door het volk tot de priester Eleazar gebracht in de legerplaats. Zij werd door de priester gekeurd op gaafheid en vervolgens ‘Buiten de legerplaats’ gebracht en voor het aangezicht van Eleazar geslacht (vs. 3). Dan lezen we in Numeri 19 vers 4 tot en met 6 (Num. 19:04-06): “Dan zal de priester Eleazar met zijn vinger van haar bloed nemen en van haar bloed zevenmaal sprenkelen in de richting van de voorzijde van de tent der samenkomst. Daarna zal men de koe voor zijn ogen tot as verbranden; haar huid, haar vlees en ‘haar bloed zal men met haar mest verbranden. En de priester zal ceder­hout, hysop en scharlaken nemen en dat midden op de brandende koe werpen”.

Cederhout, hysop en scharlaken waren materialen die vaker een rol speelden bij de reiniging. (Zie o.a. Leviticus 14 bij de reiniging van melaats­heid).

Jezus’ gave offer

Dit is één van de meest sprekende beelden van het offer ‘van het lichaam’ van Jezus Christus en de reinigende functie daarvan. Hij, de Heer Jezus, is ook binnen de legerplaats, binnen Jeruzalem gebracht door het volk en de leidslie­den. Hij is gekeurd door de priesters en de Romeinse overheid en er is geen gebrek aan Hem gevonden. Tot drie maal toe klinkt het in de hemel en op de aarde: “Er is geen schuld in Hem” Johannes 18 vers 38; Johannes 19 vers 4; Johannes 19 vers 7  (Joh. 18:38 en Joh. 19:04 en Joh. 19:07). Hij is ter dood veroordeeld en buiten de legerplaats gebracht door het volk en de Romeinen, die de heidenvol­ken vertegenwoordigen. Zo is Hij ‘buiten de stad’ geslacht door Hem aan het kruis te nagelen, tot een reinigingsoffer voor Joden en heidenen, voor alle volken. In Numeri 19 lezen we dat de rode vaars in tegenwoordigheid van de priester Eleazar wordt geslacht en verbrand, overeenkomstig het woord van God. Deze priester was verant­woordelijk voor de zuiverheid van het hele gebeuren. Als we nu weten dat de naam ‘Eleazer’ betekent: ‘God is hulp’ of ‘God heeft geholpen’ dan krijgen we een prachtig beeld van het offer van de Heer Jezus op Golgotha. In het begin van deze serie heb ik steeds benadrukt, dat alles wat onze verlossing betreft, uit God is en overeenkomstig Zijn wil. ‘God heeft geholpen’! Niets van wat met de Heer Jezus gebeur­de, vanaf Gethsemané tot de laatste uitroep: ‘Het is volbracht’, is buiten God om gegaan. Alles gebeurde voor Zijn Aangezicht, pre­cies overeenkomstig Zijn wil, om de mensheid te redden. ‘God is onze hulp’!

Hij heeft Zijn eigen Zoon tot zonde gemaakt, door Hem te zenden in een ‘Lichaam der zonde’. Gij hebt Mij ‘Een lichaam’ bereidt zegt de Heer Jezus Hebreeën 10 vers 5 (Heb. 10:05). En door het offer van ‘Dat lichaam’, naar de wil van God, Hebreeën 10 vers 10 (Heb. 10:10), kunnen mensen niet alleen gerei­nigd worden van de zonden, maar is er ook de mogelijkheid verlost te worden van ‘Het lichaam der zonde’, waarin het onmogelijk is voor God vrucht te dragen.

Waarom een rode koe?

Er is denk ik, te weinig aandacht geschonken aan wat met het lichaam van de dieren van het zon­doffer gebeurde, en wat ook duide­lijk in de Bijbel te lezen is over het offer ‘van het lichaam’ van Jezus Christus want dit houdt ver­band met elkaar. In de begintijd was dat besef van de Oudtestamentische offers nog veel helderder aanwezig. In de brieven valt het op dat de ver­banden met het Oude en het Nieuwe steeds weer moeiteloos gelegd worden.

Waarom een ‘rode vaars’? De verklaring zou als volgt kunnen zijn: De naam Adam kan betekenen: ‘Rode aarde’. Het schijnt dat het Hebreeuwse woord voor ‘Rood’ in Numeri 19 vers 1 (Num. 19:01) die gedachte in zich heeft. Het Hebreeuwse woord voor Adama kan ook wel betekenen ‘Rode aarde’. God formeerde Adam van stof uit de Adama, uit de aardbodem van die rode aarde. Het lichaam van de mens is van en uit de aarde genomen waarin duidelijk de verbinding met ‘Rood’ aanwezig is. Het is dat lichaam wat door de zondeval ‘Het lichaam der zonde’ geworden is en wat door God veroordeeld is. Omdat de Heer Jezus in zo’n ‘Lichaam der zonde’ gekomen is zal in Numeri 19 welzeker gesproken worden van een ‘Rode vaars’ ten offer.

Eenmalig offer

Over dit bijzondere offer wordt alleen in Numeri 19 uitvoerig geschreven als een eenmalig offer. Het offer van de Heer Jezus is even­eens eenmalig: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden, En ook de heilige Geest geeft ons daar­van getuigenis Hebreeën 10 vers 14 en 15 (Heb. 10:14-15). Dit offer is nu al ongeveer 2000 jaar van kracht en het zal zijn kracht niet verliezen in de eeuwigheid! In Numeri 19 vers 4 (Num. 19:04) lezen we ook nog dat de priester Eleazar van het bloed van de rode vaars zeven maal sprenkelde voor het Aangezicht van God. (Zeven is totaliteit, is volheid). Zo is de Heer Jezus met Zijn eigen bloed, eens voor altijd binnen gegaan in het Hemelse heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf Hebreeen 9 vers 12b (Heb. 09:12b). Tot slot lezen we nog in Numeri 19 vers 9 (Num. 19:09): “Dan zal een rein man de as van de koe verzamelen en buiten de legerplaats op een reine plaats neerleggen, opdat zij voor de vergadering der Israëlieten bewaard blijve ter bereiding van het water der reini­ging; het is een middel tot ontzondigen”.

De as werd gebruikt om water te bereiden tot reiniging van zonden en alles wat met dood te maken had. De Hebreeën-schrijver heeft duide­lijk het offer van Numeri 19 in gedachten als hij in Hebreeën 10 vers 22 (Heb. 10:22) schrijft: “Laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water”. Bijbelverklaarders zijn het er over eens dat we bij de uitdrukking: “en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water”, alleen maar kunnen denken aan de doop door onderdompeling.

Twee facetten van het offer

In wat de Hebreeën-schrijver zegt zien we weer de twee elementen van het offer van Jezus Christus.

De reiniging van het hart, door het bloed van Jezus, waardoor het geweten gereinigd is van besef van kwaad. Hebreeën 9 vers 14 (Heb. 09:14) zegt: “Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te die­nen”?

De reiniging van het lichaam met zuiver water door het offer van het lichaam van Christus. Daarvan zegt Hebreeën 10 vers 10 (Heb. 10:10) zegt: “Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus”.

En dat brengt ons terug bij de doop die in Romeinen zes beschreven wordt. Wij hebben dat even verlaten om duidelijkheid te krijgen over het in vers zes genoemde: “Lichaam der zonde” en wat verder in de brieven van Paulus zo’n grote rol speelt.

Ik kan alleen maar vurig hopen dat het overgekomen is, want ik geloof dat het voor iedere gelovige van (geestelijk) levensbelang is te weten welke geweldige dingen de apostel leert over de waterdoop.

Zuiver water

Moeten we op grond van Hebreeën 10 vers 22 (Heb. 10:22), wat spreekt van: ‘zuiver water’ (andere vert. spreken van: ‘rein water’), aan het doopwater één of andere bijzondere kracht toe­schrijven? Moet het volgens een bepaalde rite gewijd zijn, zoals in een bepaalde godsdienst gebeurt? Nee, absoluut niet! Het water, bereidt met de as van de rode vaars uit Numeri 19, had ook geen boven­natuurlijke kracht, maar het bewerk­te dat wat God gesproken had. Het woord van God is bepalend! Het was naar Gods voorschrift, aan Mozes en Aaron gegeven, bereid als afbeelding van de werkelijkheid in Christus, en het deed dat wat God er van gespro­ken had Numeri 19 vers 1 en 2 (Num. 19:01-02). Zo is ook de doop niet uit de mens maar uit God. Het is het offer van Jezus Christus en het woord van God wat in de doop reiniging tot stand brengt van zonde en dood zoals Gods woord het zegt. Daar heeft de aard van het water niets mee te maken!

Daarom is de waterdoop het vervul­len van de gerechtigheid Gods (Matt. 3:15). Dat is wat God, ‘Als dat wat recht is’, heeft vastge­steld voor de mens om volledig deel te krijgen aan Christus. Om als nieuwe schepping te kunnen leven waarin de eis van de wet vervuld wordt, omdat deze mensen niet meer naar het vlees leven, maar naar de Geest Romeinen 8 vers 4 (Rom. 08:04). Op dat volk wacht God en de hele schepping! Zoals God van Zijn Zoon Jezus vroeg om Zich te laten kruisigen om vervolgens verheerlijkt weer op te staan, door de dood heen tot ver­heerlijking, zo vraagt God van de mens om zich te laten dopen om zo te delen of deel te krijgen aan de dood van Jezus om vervolgens door de majesteit des Vaders in heerlijk­heid opgewekt te worden om in nieuwheid des levens te kunnen leven voor God.

Wij zullen de apostel Paulus probe­ren te volgen bij zijn schrijven van Romeinen zes.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens ….ons dagelijks brood”.

Dit zinnetje uit het zogenaamde ‘Onze Vader’ zou ik eens vanuit een andere invalshoek willen bekijken, omdat een andere uitspraak van Jezus luidt dat we ons echt geen zorgen hoeven te maken over wat we zullen eten, “want het leven is meer dan het voedsel”. Zelfs voegt hij er nog aan toe dat “naar deze dingen het zoeken der heidenen uit­gaat”.

Dit overwegende schijnt het verzoek om het dagelijks brood een beetje mis­plaatst. Of zou het misschien mogelijk kunnen zijn dat er iets anders, iets wezenlijks mee wordt bedoeld? Natuurlijk heb je elke dag voedsel nodig, maar wat is dan dit brood?

Hemels brood, dat neerdaalt van de hemel? Dat wordt in de eerste plaats gezegd van onze Heer, maar wanneer wij het Lam -dit hemelse Brood- volgen willen, zijn wij zélf ook brood geworden om zo de hongerenden te voeden. Immers, Jezus heeft zich vermenigvul­digd in brood en wijn zodat wij deel van Hem zijn geworden en tegelijker­tijd ook kunnen uitdelen. En wie daar­van eet sterft niet, maar heeft eeuwig leven. Hij zegt: “Ik ben van de hemel neergedaald om de wil te doen van Hem die mij gezonden heeft”. Gods wil is hier het voeden van de schepping.

Laten we eens kijken naar het ontroe­rende gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw. Zijn discipelen waren naar Sichem eten gaan halen. Wanneer ze terugkeren zegt Jezus -en ik zeg het maar in m’n eigen woorden-: “Ik eet iets wat jullie niet kennen”. Dan vervolgt hij met: “Mijn eten bestaat hieruit dat ik de wil doe van degene die mij gestuurd heeft”. Dan schiet je de regel te binnen” Uw wil geschiede”. En dat die wil gebeurt hangt af van degene die deze wil ten uitvoer brengt. Die moet het zelf ook willen. Nou is er over de wil van God al heel veel gezegd. Maar waarom zou je het niet simpel houden, omdat Jezus zelf ook zo eenvoudig was?

Elders in de beschrijvingen van Johannes staat het bekende beeld van de goede herder. Van de schapen wordt onder andere gezegd dat ze “ingaan en uitgaan en weide vinden”. Dus wan­neer ze ‘uitgaan’ zullen ze hun dage­lijks voedsel vinden. Ik bedoel niet dat ze dan allemaal maar de wereld over moeten crossen om zending te bedrij­ven, maar ik bedoel dit: Wanneer een schaap is ‘ingegaan’ (opgenomen in het nieuwe verbond van onze Heer) kan het daarna op zoek gaan naar de verlo­ren schapen, het vee dat God is kwijtge­raakt. En wanneer je dat doet en je vindt er eentje in een diep dal, dan ben je daar meer blij over dan over de negenennegentig die al op de bergen waren. Je ‘gaat uit’, daalt neer, omdat je met ontferming bent bewogen. Dit werk is niet spectaculair: één verlo­ren schaapje zoeken, maar het maakt wel de herderlijke kwaliteiten in je los. ‘k Zou haast willen zeggen: “Het is zaliger te zoeken dan gevonden te zijn”. Bovendien ben je dan misschien verge­ten datje zelf eens gevonden bent. En uitgerekend dan zegt Jezus: “Daarom is het ook de wil van jullie Vader die in de hemelen is (let op dat ‘ook’), dat geen van deze kleinen verloren gaat”. Hier wordt zo duidelijk over de wil van God gesproken. Dus als je bidt om je dagelijks brood dan is dat het zoeken naar het verlorene. Bid datje zintuigen zich daartoe ontwikkelen: datje er oog voor hebt, datje er een neus voor krijgt, datje er oren naar hebt. Dan is het doen van de wil van God eten en drinken voor je: op zoek gaan naar degenen die in de wildernis van religies het spoor bijster zijn geraakt, die met hun pootjes vast zitten in de dorens, die op hun rug in een droge greppel liggen. Geringschat de kleinen niet, want hun engelen zien Gods aan­gezicht, net als jij toch? Wat een feest voor God, voor jou en de engelen als zo iemand weer thuis komt, zich weer thuis weet. En jouw ‘dagelijks brood’ gaat dan alle andere spijzen te boven.

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert-Jan Doornink

Een waarachtig christen laat zich niet verontrusten door alles wat er vanuit de zichtbare en onzichtbare wereld op hem afkomt. Dat is in onze dagen heel veel. De media overspoelen ons er dagelijks mee en ook in het gewone leven van elke dag hebben we er mee te maken. De woorden die de apostel Paulus destijds aan de gelovigen in Thessalonika schreef, zijn vandaag nog even actueel: “Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn” 1 Thessalonicenzen 5 vers 5 en 6 (1 Thess. 05:05-06). En laten we ons dagelijks realiseren dat de rust en het vertrou­wen in ons hart onaantastbaar is omdat zij gefundeerd is in de levende God en zijn Zoon, Jezus Christus.

‘Halleluja!’: stopwoord of lofprijzing?

Eén woord in vette letters gebracht over de volle pagina van een krant moet natuurlijk wel opvallen. Dat was onlangs het geval met een speci­aal artikel over het woord ‘Halleluja’ in de bijlage Verdieping van het dag­blad Trouw. Het artikel van Lodewijk Drost, dat omstreeks Pasen werd gepubliceerd, begint met de opmer­king dat het woord in de weken voor Pasen in de katholieke liturgie niet gezongen wordt, vanwege het lijden en sterven van Jezus; het komt ook niet in de Matthëus Passion voor, maar hoe het losjes en kwistig gebruikt, bij uitstek het vrome stop­woordje van evangelische en pink­stergelovigen is en in gewoon taalge­bruik een modieus synoniem van waw! en woopy!

In Psalm 118 komen we dit woord, dat als lofzang voor God is bedoeld, voor het eerst tegen. Het woord heeft sindsdien, volgens Drost, een grote en verwarrende vlucht geno­men. Hij schrijft: “Volgens Van Dale heb je, naast de oorspronkelijke betekenis ‘looft de Heer’, de hallelu­jabrigade – bijnaam van het leger des heils. Maar er zijn veel meer begrippen die halleluja als bijvoeglij­ke bepaling hebben. Zo heten kerk­genootschappen waar het juichend

christendom wordt beleden – met halleluja als vroom stopwoord en handen in de lucht – hallelujaker­ken, en een damesfiets met hoog stuur, waarschijnlijk vanwege die handen in de lucht, een halleluja-fiets.

In ons land is de uitroep een lak­moesproef: hoor je halleluja, dan heb je met een evangelische of pink­stergemeente te maken. Helemaal safe is die test niet. Het kan ook gebeuren dat het klinkt in een ander soort kerk”.

Halleluja in de Bijbel

Drost merkt op: “Hoe ‘bijbelgetrouw’ de hallelujakerken zichzelf ook mogen vinden, veel halleluja vind je niet in de Bijbel. De Psalmen doen eraan, en verder kan de vorser het zoeken beter laten. O ja: sla de Bijbel dicht, en blader van achteraf één bladzij terug. Daar staat het ooit een keer. Vreemd genoeg verwijzen de halleluja-minnaars bijna nooit naar Jezus, die het tenslotte zelf gezongen moet hebben. Achteloos is ‘halleluja’ een uitroep geworden van verwondering zonder religieus besef. ‘Halleluja, wat is die meid mooi!’ De juichende kreten over de invoering van de euro heten hallelujaverhalen. En ‘hallelujastem­ming’, zegt Van Dale, is synoniem met euforie. Luther moet eens gezegd hebben dat God ‘dikwijls meer oren heeft naar de vloek der goddelozen dan naar de halleluja’s der vromen’.

Dat is aan de Bond tegen het vloeken niet besteed, nu het halleluja van God los is geraakt. Toch prijkt het woord nog niet op de zwarte lijst van de Bond, want het heeft ‘niet zo’n hoge taboewaarde. Maar we zul­len ons erop beraden, want het is ijdel gebruik van Gods Naam’. Onlangs kreeg de Bond ‘minstens vier’ klachten tegen een billboard langs de A3, waarop een internetbe­drijf over eigen diensten God loofde. Ze waren extra geïrriteerd omdat het bedrijf in kwestie ‘Demon’ (duivel) heet. Het billboard gebruikte ‘religie als voertuig voor commercie’, oor­deelde de Bond, en daar is de gods­dienst niet voor bedoeld, «en christelijk mannenkoor op Urk, een zangvereniging te Nijkerkerveen, een brassband uit Menaldum: ze heten allemaal ‘Halleluja!’ Dat dacht Adèle Bloemendaal ook, toen ze haar ‘kameraden’ en ‘landgenoten’ aan­spoorde, en Milk & Honey, toen ze in 1978 met het psalmpje ‘Halleluja’ voor Israël het songfestival wonnen. En Het Echtpaar, dat op 2 februari de Nieuwe Kerk uit schreed onder Handels ‘Halleluja’, nu verkrijgbaar op dvd”.

Drost merkt samenvattend op dat halleluja “een kakofonie is gewor­den, gelovig of profaan, geladen of nietszeggend”.

Lofprijsuiting

Dat geldt uiteraard niet alleen voor het woord ‘halleluja’, zouden wij daarbij willen opmerken. We kun­nen ons daarom maar beter niet al te druk maken hoe het woord gebruikt wordt, maar wel onszélf als oprechte kinderen Gods afvragen: ‘Hoe ga ik om met dit woord? Is het voor mij een gemakkelijk uitgespro­ken of gezongen (stop)woord gewor­den zonder er bij na te denken, of is het een uiting van lofprijzing, die diep uit ons hart opwelt?’. Het spreekt vanzelf dat het laatste de bedoeling is. Voor een nieuwe schepping in Christus is er altijd en onder alle omstandigheden reden voor lofprijzing, maar we moeten waakzaam zijn om niet ondoordacht of uit sleur halleluja of andere woor­den daarbij te gebruiken. Gods Geest wil ons ook hierin leiden en dan ervaren we dat we ook in dit opzicht meer en meer gaan verstaan waarop het werkelijk aankomt.

De evangelie­prediking van Robert Schuller

Een bekende en altijd weer aanspre­kende uitspraak van Jezus is onge­twijfeld: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14). Nu horen we deze tekst wel eens zo uitgelegd dat weliswaar het evange­lie overal gepredikt wordt, maar dat nog lang niet alle mensen bereikt kunnen worden. Toch ziet men daar­bij over het hoofd dat in onze dagen de mogelijkheden om de mensen te bereiken, ook in landen die ‘geslo­ten’ zijn voor het evangelie, steeds groter worden.

Daarbij denken we vooral aan televi­sie en internet, met hun vrijwel onbegrensde mogelijkheden om mensen met het evangelie te berei­ken. Steeds meer christenen maken hier een dankbaar gebruik van, bij­voorbeeld de bekende Amerikaanse predikant Robert Schuller, die sinds enkele jaren ook in Nederland te zien en te beluisteren valt. Iedere zondagmorgen van 9 tot 10 uur vindt er een uitzending van zijn samenkomst plaats via RTL 5. Nu weten wij dat sommige christe­nen hier kritisch tegenover staan met opmerkingen als “typisch Amerikaans met alle uitwassen van dien”. Inderdaad zijn in Amerika vele televisie-evangelisten jammer­lijk ontspoord. Het is destijds op veelvuldige wijze via de media onder de aandacht gebracht.

Positief en duidelijk

Maar dat wil nog niet zeggen dat daarom alles wat er op dit terrein gebeurt met het predicaat ‘fout’ moet worden afgedaan. Wij hebben de laatste tijd een groot aantal uit­zendingen kritisch gevolgd en kun­nen niet anders zeggen: “Hier wordt het evangelie van Jezus Christus op een positieve en duidelijke wijze gebracht”.

Natuurlijk kan men gemakkelijk allerlei op- en aanmerkingen maken en het is niet zo dat wij op alles ‘ja en amen’ zeggen, maar over het feit dat zovelen met het evangelie bereikt worden, en wat zeer belang­rijk is, voor het eerst met het geloof in aanraking komen, kunnen we ons alleen maar verblijden. Bovendien ontvangen velen een nieuwe impuls om het geloof werke­lijk te gaan beleven ook in het gewo­ne leven van elke dag en wie kan dat nu afwijzen? Ik denk wel eens dat wij in Nederland en België als chris­tenen soms te bekrompen met elkaar omgaan en moeite hebben als de zon ook bij anderen in het water schijnt. Laten we ons verblijden dat iedere week door de uitzending van Robert Schuller 30 miljoen mensen over de gehele wereld met het evan­gelie bereikt worden!

Geen isolement

Maar moeten wij dan datgene waar­voor de Heer ons de ogen geopend heeft -het meerdere- dat we in derge­lijke uitzendingen missen, zomaar overboord zetten? zou iemand kun­nen opmerken. Natuurlijk niet, wij blijven verantwoordelijk dat wij het evangelie van het Koninkrijk op dui­delijke wijze blijven uitdragen. Er is geen weg terug maar alleen voor­waarts! Werkelijke geestelijke groei houdt echter ook in dat we ons laten corrigeren op die punten waarvoor Gods Geest ons de ogen opent., bij­voorbeeld hoe we ons opstellen ten opzichte van anderen. Sommige christenen hebben zich zo exclusief en geïsoleerd opgesteld, dat ze door deze houding, anderen meer afsto­ten dan aantrekken. Ook in dit opzicht zijn wij geroepen ons grote voorbeeld Jezus te volgen. Hij ging nooit boven de mensen staan, maar naast hen! Hij voelde zich één met hen; dat was heel wat anders dan de leidende personen uit de religieuze wereld van die tijd, die zich afzonderden en boven de men­sen gingen staan. Geen wonder dat zij juist daarom een verschrikkelijke hekel aan Hem hadden. Jezus liet zich er echter niet door afremmen, zoals ook wij als waar­achtige christenen van deze tijd ons niet moeten laten afremmen door allerlei vroom klinkende, maar door Satan geïnspireerde woorden en wetten, die ons willen beletten in ons doen en laten als nieuwe schep­pingen in Christus.

De les uit de neergang van Jomanda

Onder de titel ‘Uitgestraald’ troffen we in HP/De Tijd een artikel aan van Tom Kellerhuis over de neer­gang van het fenomeen Jomanda: “Ze verhuisde noodgedwongen van Tiel naar Valkenburg. Van een gigantische hal naar een knus kloos­ter. Een harde kern van supporters reisde met haar mee. Maar de glans van het wonderbaarlijke is eraf”. Zo begint het artikel, waarbij men zich uiteraard afkan vragen of we daar in ons blad wel aandacht aan moeten besteden: we wijzen immers zonder meer alles wat uit de paranormale hoek komt radicaal af. Vanzelfsprekend is dat het geval, een christen laat zich niet in met alles wat vanuit het rijk der duisternis bij ons wil infiltreren. Toch kunnen we uit deze sterk verminderde belang­stelling het een en ander leren, onder andere het nalopen van bepaalde personen vanwege de al of niet vermeende wonderen die gebeuren. Daar komen we verderop in dit artikel nog op terug. Wat de neergang van Jomanda betreft schrijft Kellerhuis: “Het over­grote deel van de huidige Jomandabezoekers gelooft in het paranormale en in haar gaven. Het is de harde kern: de mensen die haar door dik en dun blijven steu­nen. De blinde vader komt hier al jaren. Maar de grote volksoploop, waar de gemeente Valkenburg aan­vankelijk zo bang voor was. is uitge­bleven.

Waarom Jomanda?

Waarom zochten al die mensen eigenlijk in de eerste plaats hun heil bij Jomanda? Jomanda begon na een gefnuikte danscarrière in 1978 met haar paranormale praktijk. Die hield toevallig gelijke tred met de opkomst van New Age in Nederland. Halverwege de jaren zeventig scho­ten de antroposofische scholen als paddenstoelen uit de grond. Maar he: zou nog tot de jaren negentig duren voor de esoterie uit de taboesfeer werd getrokken. Op feestjes werd opeens gekwekt over astrologie en kaartlezen, mensen gingen floaten (ontspannen dobberen in een bak zout water) en energetische massage raakte in zwang. Boekhandelaren verdienden geld als water aan Aquarius. Prinses Irene begon met bomen en dolfijnen te praten. Ronald Jan Heijn richtte het sprirituele Oibibio op. Paravisie, de beurs voor paranormale zaken, kende hoogtijdagen. Ook Hilversum begon, onder aanvoering van Tinekê de Nooij, de trend in radio- en televi­sieprogramma’s uit te buiten. Jomanda lifte lekker mee op die beweging.

Obibio is inmiddels failliet, de tarot­kaarten liggen in de ramsj en Tineke de Nooy is al jaren van de buis. De meeste zwevers staan weer met beide benen op de grond. Ook de media die haar op de kaart hadden gezet, haakten langzamerhand af. Recente pogingen van Jomanda om een eigen TV-show bij Yorin te krij­gen, stranden al in het eerste uur. Ook moest ze vorig jaar weg bij Radio Noordzee, goed voor zo’n zeventigduizend mensen. En toen . vorig jaar haar vriendin en trouwe bezoekster, de televisie-actrice Sylvia Millecam, aan borstkanker overleed, terwijl Jomanda het tegendeel bleef beweren, kwam de pers nog één keer massaal terug, ditmaal uiterst kritisch”.

Kellerhuis merkt verder nog op dat er “altijd wel belangstelling zal blij­ven voor dit soort fenomenen. Vooral mensen die ten einde raad zijn. Of lieden die zich in deze harde wereld psychisch niet goed staande kunnen houden. Maar ook die mensen haken uiteindelijk af. Vaak worden ze belijdend katholiek; dat is tastbaarder, eenvoudig en toch mystiek.

Bedevaartsoord

Daar speelt Jomanda, gepokt en gemazeld als ze is, momenteel han­dig op in. Vijfjaar geleden kreeg ze een visioen. Er werd haar van hoger­hand meegedeeld dat ze een bede­vaartsoord moest stichten, waarin de moederrol centraal zou staan. Jomanda, zelf van streng-katholieke huize, bestiert nu een kapel vol Mariabeelden die ze kreeg toen ze vijftig werd.

Het Ave Maria galmt door het kerk­je. Er wordt gezongen en gebeden voor de wereldvrede. Uit het fontein­tje stroomt geen wijwater, maar ingestraald Jomandawater waarmee bezoekers hun huisdieren bespren­kelen. De kerkmuren zijn behangen met geknutselde steunbetuigingen”. Tot zover deze impressie van de neergang van deze occulte genezeres, die uiteraard op geen enkele wijze vergeleken kan worden met allerlei genezingspredikers zoals we die in onze kringen aantreffen. Of zijn er toch ook vraagtekens te zet­ten bij hun optredens? In de loop der jaren zijn er heel wat predikers geweest die het accent gingen leggen op het gegeven dat Jezus ook de zieken wil genezen. Het is onderdeel van de prediking dat Jezus de volkomen Verlosser is geest, ziel en lichaam. Daar is niets mis mee en wordt ook door ieder rechtgeaard gelovige onder­schreven.

Het gaat om veel meer!

Iets anders is het als we bepaalde mensen na gaan lopen die specifiek het accent leggen op de lichamelijke genezing. Dat is vaak bij zowel niet- christenen als christenen het geval. Christenen zien vaak over het hoofd dat het om veel meer gaat dan alleen lichamelijke genezing! In de dagen van Jezus kwamen velen op de pre­diking van Jezus af vanwege de won­deren die gebeurden, maar velen keerden Hem even gemakkelijk weer de rug toe. Zij waren niet bereid de prijs te betalen die het vol­gen van Jezus inhield. Slechts enke­len gingen de volle weg met Hem. En dan was het vaak nog zo -denk aan de discipelen- dat ze veel moes­ten leren en afleren.

Vandaag is niet anders! Wie werke­lijk Jezus volgt leert te volharden en ervaart hoe belangrijk het is geeste­lijk te groeien, zodat er stabiliteit in ons geloofsleven ontstaat. Dan zijn we ook niet teleurgesteld als bepaal­de wonderen uitblijven waarvan we vast verwacht hadden dat ze zouden gebeuren. We weten immers dat God altijd het beste met ons voor heeft. Ook gaat dan de behoefte ver­dwijnen om bepaalde predikers na te lopen, we kunnen immers in onze eigen gemeente om voorbede vragen? In de tijd waarin wij leven is het broodnodig een gezond geloofs­leven te ontwikkelen, die blijdschap, rust en vrede in ons hart geeft, en die versterkt wordt vanuit onze intie­me verbondenheid met de Heer die wij dienen.

Internet- verzadiging?

Terwijl in vele landen het gebruik van internet met zijn talloze moge­lijkheden nog volop in ontwikkeling is en het aantal gebruikers nog dage­lijks met sprongen toeneemt, blijkt dat in de Verenigde Staten, het land dat in vrijwel alles voorop loopt, het gebruik van internet over zijn hoog­tepunt heen is. Zo schrijft het Algemeen Dagblad hoe “fusies, fail­lissementen maar ook gewenning aan internet, de belangrijkste oorza­ken zijn dat het aantal grote websi­tes in twee jaar tijd is gedaald van 110 naar 14. Zij domineren 60 pro­cent van de tijd die internetgebrui­kers in de Verenigde Staten online besteden. Vier bedrijven (AOL Time Warner, Yahoo!, Microsoft en Napstar) tekenden zelfs voor de helft van de tijdsbesteding. Daarvan is AOL met bijna 32 procent weer de grootste.

De nieuwigheid van het internet is eraf en daarom bezoeken gebruikers minder websites, aldus de onderzoe­kers. Als je voor het eerst online gaat, doorzoek je hele woud van mogelijkheden voordat je besluit waar je je vestigt. Hoe meer tijd je online besteedt, hoe minder ver­schillende sites je bezoekt’. Eenderde van de Amerikaanse inter­netgebruikers bezoekt minder dan tien websites per maand.” Als christenen maken we uiteraard een dankbaar gebruik van alle tech­nische mogelijkheden voor de evan­gelieverkondiging. Internet, e-mail, etc. zijn daarom gemeengoed geworden voor velen. Vele gemeen­ten hebben hun eigen website, ter­wijl de artikelen die in Levend Geloof verschijnen op de website van Ronald Vogelaar zijn opgeno­men (www.life4all.net – zie ook Levend Geloof nr. 411). Maar een bericht als bovenstaand maakt ook nog eens weer duidelijk dat de internetmogelijkheden niet alléén zaligmakend zijn en de plaats van het gesproken en gedrukte woord ten volle zal blijven bestaan. Dat blijkt ook wel uit het feit dat, in tegenstelling met de verwachtingen, het gebruik van papier nog nooit zo groot geweest is als nu.

 

Wat Gods Geest in ons wil bewerken door redactie

In het volgende nummer van Levend Geloof komt onder andere in een speciaal artikel aan de orde waarom geestelijke groei absoluut noodzakelijk is voor elk kind van God. Het artikel, dat geschreven werd door de eindredacteur, heeft als titel: “Wat Gods Geest in ons wil bewerken”.

 

Lijden ter wille van Christus door Cees Maliepaard Flitsen uit de brief aan de Filippenzen Deel V

“Zorg dat al je doen en laten past bij de goede boodschap van Christus. Jullie hebben het voorrecht gekregen om in Christus te geloven, maar ook om voor hem te lijden. Je voert dezelfde strijd die je mij hebt zien voeren en waarvan je nu hoort dat ik hem nog altijd voer” Gedeelte van Filippenzen 1 vers 27 tot en met 30 in de ver­taling van Anne de Vries(Filip. 01:27-30).

Vrijheid, blijheid?

Paulus roept de Filippenzen op in geloofszaken één van geest bezig te zijn en niet bang te zijn voor eventu­ele tegenstand van buitenstaanders. Dat schrijft hij overigens niet onder een behaaglijk achterover leunen in een geriefelijke bureaustoel met ver­stelbare armleggers en wat zachte kussens in z’n rug. Hij verblijft in die periode van z’n leven in een kille kerker, waar hij gevangen zit vanwe­ge z’n geloof in Christus Jezus. Paulus heeft het nodige te verduren gehad in het lijden ter wille van Christus. Naar het lichaam zit hij vast, z’n bewegingsvrijheid is beperkt tot zijn cel. Hij heeft maar een paar vierkante meter tot z’n beschikking en dan houdt het op, meer is het niet. Maar naar de geest is hij vrij, naar de innerlijke mens leeft hij vrij en blij met de Heer. In Christus ingevoegd kan hij voluit bezig zijn in de hemel van Gods heerlijkheid. En dat wil hij ook de Filippenzen bijbrengen; ze zijn hem immers heel dierbaar! Heeft dit vandaag de dag ons nog iets te zeggen, en dan natuurlijk iets waar we echt wat aan hebben? Is Paulus boodschap synoniem aan het evangelie van het ‘altijd vrolijk, altijd vrolijk, alle dagen zonneschijn’? De verkondiging van het Woord onder een eeuwige glimlach, die al gauw ontaardt in een stupide grijns? Het is ronduit ondenkbaar dat Paulus een dergelijk evangelie pro­pageert – daarvoor verkeert hij in een te benepen situatie. De apostel is tijdens zijn gevangenschap wel bekend geworden door het zingen van psalmen in de nacht, maar lang niet alle psalmen zijn vreugdepsal­men! En hij heeft het ook wel eens moeilijk. Hij heeft weliswaar geen zorgen over een partner of over kin­deren, maar aan de andere kant ook het gemis en de geborgenheid van een eigen gezin. Daar komen dan nog bij: de zorgen over de mensen in diverse gemeenten en de persóónlijke aanvechtingen, waar hij op zijn tijd vast ook last van heeft. De muren komen heus wel eens op hem af, want het zijn niet meer dan vier grauwe vlakken met in één ervan een doorgaans hermetisch gesloten deur.

Vast staan, in één geest

Veel van zijn criminele lotgenoten rammen bij tijd en wijle met de blote vuisten op de deur, en dan gaan ze tekeer… echt niet mooi meer! Zo iets is ook wel voor te stel­len, maar Paulus is anders: hij ramt niet op de deur van z’n cel, maar op de poorten van de hel. Hij jaagt z’n cipiers geen schrik aan, doch de boze machten in de hemelse gewes­ten. En z’n stabiliteit vindt hij in de relatie met Jezus. Over de hoofden van de Filippenzen heen, vermaant Paulus ook stellig ons met de woor­den: Gedraagt u waardig het evange­lie van Christus (NBG). Wat houdt dat eigenlijk in: je waar­dig het evangelie van Christus gedragen? Word je dan geacht altijd een gezicht te hebben, waarvan de ernst van het leven doorlopend af te lezen is? Het is niet zo moeilijk vast te stellen dat zoiets niets van doen heeft met de waardigheid van de Christus en zijn bevrijdende bood­schap. Anne vertaalt het heel aardig met: Zorg dat al je doen en laten past bij de goede boodschap van Christus. Dat betekent ook dat je niet onder een voortdurende druk hoeft te verkeren van wat er allemaal in de boze buitenwereld gebeurt, en tevens dat je niet steeds bedacht hoeft te zijn op aanvallen van boze geesten – rechtstreeks of via ande­ren.

Word je altoos in de verdediging gedrongen en heb je dan het gevoel tekort te schieten, hoewel je die tekorten bijna nooit hard kan maken? Dan is Satan er toch nog in geslaagd een stempel op je leven te drukken. Dan ben je meestal jezelf niet, maar de afdruk van wat de mens Gods als een karikatuur afbeeldt, een spotprent die gevormd wordt door de leugen van het stem­pel van de demonen. Dat is een vorm van verlammende angst, waar­in de boze een mens gevangen kan houden.

Maar daar hoeft niemand onder te blijven zitten, want Jezus heeft ons in de vrijheid geplaatst. En dat kan Satan nu eenmaal niet hebben. Vrede, vreugde, vrijheid, waarheid en gerechtigheid zijn begrippen waar de vorst der duisternis geen raad mee weet. Want zulke zaken fungeren alleen in de liefde van de levende God… en die liefde kent hij niet. Daarom doen we er goed aan, vast te staan in één geest (NBG) of standvastig en eensgezind te vechten voor trouw aan de goede boodschap (Anne de Vries).

Waarin eensgezind zijn?

Is het noodzakelijk één in de leer te wezen? Ik denk het wel. Maar dan bedoel ik niet dat we over elke punt en komma identiek denken moeten! We zullen één van geest dienen te zijn in de boodschap van Christus Jezus. Dat zijn de woorden Gods over het Koninkrijk van Hem. Geen wettisch gedoe dus, maar het Woord van God dat tot zoonschap leidt, tot mensen die in de Christus zijn. Dan zijn we ook één in de vrede van het Rijk Gods Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27), want in die vrede ervaren we het naadloos op elkaar passen als levende stenen van Gods tempel. En dat ondanks even­tuele verschillen in inzicht. En er mag eenheid zijn in de vreugde van de Heer Filippenzen 4 vers 4 (Filip. 04:04). Daar is immers alle reden toe, want het plan van Vader brengt eeuwig heil voor ons allemaal. Het eensgezind zijn in de vrijheid van Christus Romeinen 8 vers 21 (Rom. 08:21), betekent niet dat we het er onder elkaar over eens zouden wezen, alle­maal ongelimiteerd onze gang te kunnen gaan. Allerminst! Het wil zeggen dat we ieder afzonderlijk en gezamenlijk bezig mogen zijn in het overwinningsleven van de kinderen Gods. Ieder die in zuiverheid met de Heer en met elkaar leeft, is vrij in al zijn doen en laten. Laat je dus door niemand de wet voorschrijven. De Heer doet dat niet, en als het goed is wij elkaar al evenmin. Dan hoeft er ook geen mens te lijden als een bemoeial 1 Petrus 4 vers 15 (1 Petr. 04:15). We zullen ook één zijn in Gods waarheid en ons verre houden van Satans leugens. Wat Gods waarheid dan wel is? Dat is het werk en het woord van Christus Jezus, Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06). En een leven in gerechtigheid leiden, is een kenmerk van kinderen Gods die in de groei zijn, naar het plan van de Schepper. Goddelijk recht en daarop gebaseerde mense­lijke gerechtigheid zullen we eveneens gezamenlijk nastreven. Dit alles vindt z’n oorsprong in de liefde die de Here God in onze harten uitgestort heeft, door de werking van zijn Geest.

Kennen we ook een eensgezind zijn in het lijden? Ja zeker: in het lijden in ons aller strijd tegen het bedenke­lijke gedachtegoed van Satan. Als dat woord bestond, zou je eerder geneigd zijn het als gedachtekwaad te bestempelen. De boze inspireert de mens immers graag met het ver­langen naar dingen die in strijd zijn met de gezindheid van Christus. Zo ook met vlagen van gevoelens van verwerping, ontkenning en misken­ning. Of met het koesteren van ido­ len, van menselijke afgoden in de wereld van rondom of van binnen de gelederen van de volle-evangelie- gemeenten.

Er is veel onnodig lijden onder zonen Gods in de groei naar het volle zoonschap. Maar ook als een mens in relatie met Jezus leeft, zal de strijd op z’n tijd lijden met zich meebrengen. Daar ontkomt geen mens aan. Wel zullen we elkaar in de strijd kunnen ondersteunen 2 Timoteüs 2 vers 3; Romeinen 8 vers 17 (2 Tim. 02:03; Rom. 08:17).

Eén van ziel medestrijden

Eén van ziel medestrijden voor het geloof aan het evangelie, wil zeggen: één in de gezindheid van Christus zijn. Laat je geen angst aanjagen door de tegenstanders in de hemelse- gewesten. Niet zij maken de dienst uit in je leven; samen met de Heer mag je dat zélf doen. De machten der duisternis zijn altijd verderfelijk bezig, maar het zal hun uiteindelijk tot het eigen verderf wezen. Ze gaan er aan, zeker weten! Hun wacht de eeuwige dood.

Het mag duidelijk zijn dat het lijden ter wille van Christus niet de martel­gang van een slopende ziekte is. Een zieke (al of niet gelovig) lijdt natuur­lijk wel – enorm soms – alleen niet ter wille van Christus. Iedereen in de wereld kan ziek worden; gelovi­gen echt niet meer of minder dan ongelovigen. Wanneer mensen of machten je pijn doen, onder druk zetten, beledigen of verwerpen omdat je een christen bent… dan heeft dat stellig te maken met het lij­den om Christus’ wil. Het overkomt je omdat je door je keus voor de Christus Satans doelwit geworden bent. Vandaar dat Paulus het in dit Schriftgedeelte over het lijden in de strijd heeft.

Zo leren we ons in alles waardig te gedragen. Dat slaat niet op een je in allerlei bochten wringen vanwege fatsoensnormen die door mensen in het leven geroepen zijn en waarmee men elkaars leven wederrechtelijk binnendringt. Je waardig het evangelie van Christus gedragen heeft niet te maken met moraliserende frat­sen. Het betreft zuiver een leven in de gezindheid van Christus. Wie daaruit leeft, gedraagt zich over­eenkomstig het evangelie van de levende Heer. Daarin herkennen we elkaar als behorende tot hetzelfde lichaam waar Christus Jezus het hoofd van is.

Dwars door moeilijkheden en pro­blemen heen, mogen we deel heb­ben aan de vrede Gods en ons in toenemende mate verheugen in het heil dat de Vader zijn mensen van de aanvang der schepping heeft toe­bedacht.

 

Korte gedachten door Yvonne Sulman

Realiteit of streven?

“Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij!”, schrijft Paulus in Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20). Het maakt niets uit of dit in ons leven al realiteit is, of dat het een streven is, iets wat wij willen bereiken. Een leven Gods is geen leven van winnaars of verliezers, er bestaan geen medailles. In het leven met God gaat het om de relatie en niet om de prestatie. Een rela­tie is voor altijd, een prestatie wordt snel weer vergeten.

Navolgers en medevolgers

In 1789 schreef A. C. W. Staring iets wat mij aan het denken zette: “Alcest, wilt gij de zangberg op? Zo rijdt een eigen paard, geen huurknol haalt de top”. Nu is het in het geestelijk leven net iets anders. Als we iets bereiken op eigen kracht, ons paard, geeft dat veel vol­doening. Maar soms hebben we niet genoeg aan ons eigen paard. Dan vra­gen we één van onze vrienden (medevolgers) of die zijn paard voor ons zou willen zadelen. Niemand van onze vrienden is te beroerd om z’n paard voor zichzelf te houden. Iemand helpen strijden zorgt ook weer voor groei en ondersteuning. Alleen met een vriend de top halen, lukt niet. Maar samen, of met behulp van een vriend, komt de top steeds dichterbij.

Gods Plan

Het plan van God, de werkelijkheid van de geestelijke wereld en de volle waarheid omtrent Gods wil, zijn lang verborgen gebleven. De duivel heeft zijn best gedaan Gods plan te verbergen. Maar iedere dag leren we God beter kennen. Meer en meer zoeken wij naar zijn plan. Hierin wor­den we soms tegengewerkt, maar wij zullen overwinnen. Wij zijn zelfs meer dan overwinnaars!

 

Het liefdehart van God door Roel Schipper

“Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan” Lucas 15 vers 28 (Luc. 15:28).

In Lucas 15 staat de bekende gelijke­nis van de vader en zijn twee zonen. De aanleiding tot het uitspreken van deze parabel is gelegen in het feit dat tollenaren en zondaren geregeld in de nabijheid van Jezus te vinden zijn Lucas 15 vers 1 (Luc. 15:01). Ze horen Hem graag en zijn woord vindt ingang in hun hart. Dit is echter de Farizeeën en de Schriftgeleerden een doorn in het oog en een bron van ergernis. Wat beweegt toch deze rabbi van Nazareth contact te onderhouden met de vervloekten van de samenle­ving? vgl. Johannes 7 vers 49 (Joh. 07:49). Ze morren over het gedrag van Jezus. De evangelisten Mattheüs, Markus en Lukas noemen als beweegreden de innerlijke liefde en ontferming van de Heiland voor het verlorene. Hij richt zich tot de Schriftgeleerden en de Farizeeën om zijn handelen ten aanzien van de tollenaren en zondaren te rechtvaardigen. Hij ver­telt drie gelijkenissen, waarvan de laatste die van de verloren zoon is. Hoe mooi geeft Lukas de tegenstel­ling weer: terwijl de Farizeeën en Schriftgeleerden murmureren, jui­chen de engelen over het hervonden verlorene (vs. 10).

Altijd positief naar de mens

In de gelijkenis van de verloren zoon, laat Lukas ons het liefdehart van de vader zien: onveranderlijk en permanent positief zowel ten opzichte van de jongste als van de oudste zoon.

Als de aan lager wal geraakte bon- vivant eindelijk besluit naar huis terug te keren, ziet zijn vader hem al terwijl hij nog veraf is. “En hij liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem” Lucas 15 vers 20b (Luc. 15:20b). Jammer dat het NBG de woorden liep en kuste hier zo zwak vertaalt. Voor liep staat in de grondtekst een woord dat ontleend is aan renners in een race vgl. Filippenzen 2 vers 16; Hebreeën 12 vers 1 (Filip. 02:16 en Heb. 12:01) en voor kussen een woord dat her­haaldelijk kussen betekent, vgl. Handelingen 20 vers 37 (Hand. 20:37). De Canisius vertaling geeft een nauwkeuriger weergave van wat er in het vaderhart omgaat: … hij vloog naar hem toe, viel om zijn hals en overlaadde hem met kussen.

De vader wacht niet op excuses, vraagt geen verklaringen, maar aan­vaardt hem onvoorwaardelijk. Zijn liefdehart blijft onaantastbaar voor negatieve beïnvloeding, wat voor slechte dingen de oudste zoon ook zegt over zijn broer. Om maar niet te spreken van de buurt, die vader en zoon over de tong heeft laten gaan. Door zijn gedrag heeft de jongste zoon zijn vader niet geëerd. Integendeel, hij heeft hem te schande gemaakt, vgl. Spreuken 28 vers 7 (Spr. 28:07).

‘Door zijn deel van het familiever­mogen te vragen, treedt de jongste zoon als het ware uit de familiege­meenschap. Als hij dan eindelijk naar ’t ouderlijk huis terugkeert, heeft hij geen enkel recht meer. Hij zegt dan ook: maak mij als een der huurlingen. Hoe groot blijkt vervolgens de liefde van de vader, die zijn zoon krachtens zijn vaderlijke macht, onmiddellijk in alle rechten herstelt!’ (Inleiding tot den Bijbel, Obbink/ Brouwer).

Zoon zonder hart

De beschrijving van het gedrag van de oudste zoon is leerzaam voor ieder die wil uitgroeien tot een vol­wassen zoon van God. Hoewel hij een hardwerkende zoon is met een groot plichtsbesef, schiet hij in het belangrijkste tekort, namelijk in broederliefde. Hij wordt geïnspi­reerd door dezelfde geest die ook Kaïn bezielde. Deze eveneens oudste zoon gedraagt zich ook negatief ten opzichte van zijn broeder. Zijn gezindheid heeft uiteindelijk de dood van Abel tot gevolg. De oudste zoon in de gelijkenis wijst zijn broeder, die als uit de dood opgestaan is en door de vader recht­vaardig verklaard wordt, af. Hij duwt hem als het ware terug in de dood. Hij is dus in de grond van de zaak een broedermoordenaar. Het is opmerkelijk hoe nauwkeurig zulke ‘gelovigen’ hun staat van dienst bij­houden. “Maar hij antwoordde en zei tot zijn vader: Zie, zovele jaren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden” Lucas 15 vers 2; vgl. Matteüs 7 vers 22 (Luc. 15:02; vgl. Matt. 07:22).

In de oorspronkelijke tekst staat het woord douleuoo , hetgeen betekent slaaf zijn. Hoewel hij zoon is, dient hij zijn vader als een slaaf. Hoewel mede-eigenaar, gedraagt hij zich niet overeenkomstig. Als hem (van een der knechts!) ter ore komt dat er een feestmaal gehouden wordt vanwege de thuiskomst van zijn broer, wei­gert hij naar binnen te gaan. Hij ontsteekt in woede. Hoe haalt zijn vader het in zijn hoofd om het gemeste kalf te laten slachten omwille van die luchtharttreurniet! (‘Gegoede personen in het Oosten hadden steeds een kalf voor feestelij­ke gelegenheden gereed. Alleen dan werd vlees gegeten. Anders bedierf het spoedig. Daarom moest ook het overschot van een offermaaltijd ver­brand worden’ – Bijbels Vertelboek).

Ik deed het altijd goed!

De oudste zoon voelt zich tekort gedaan. Heeft zijn vader dan geen oog voor alles waarvoor hij zich zo ingespannen heeft, jaar in jaar uit? Hij wordt een verongelijkte broeder. Hij sluit de deuren van zijn levens­huis met de grendels van kritiek en weerspannigheid. De Spreuken­dichter waarschuwt voor zo’n gemoedstoestand. “Een verongelijkte broeder is ontoegankelijker dan een sterke stad, en twistingen zijn als de grendel van een burcht” Spreuken 18 vers 19 (Spr. 18:19). Die grendels waren houten pennen en zaten aan de binnenkant van de deur en Oosterse sloten waren niet gemakkelijk te ontsluiten, vgl. Lucas 11 vers 7b (Luc. 11:07b).

Hoe anders is zijn vader! Als de oudste zoon weigert de feestzaal in te gaan, komt zijn vader zelf naar buiten. Er staat: “Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan”. Voor aandringen staat in het Grieks het woord parakaleoo, waar­van het zelfstandig naamwoord Parakleetos (= de Trooster, de pleit­bezorger, hij die voor iemand bidt) afgeleid is.

Uit de grondtekst blijkt tevens dat de oudste zoon blijft weigeren, maar dat de vader blijft aandringen. De vader nodigt hem dus niet alleen uit, maar hij probeert hem ook door een smeekbede te kalmeren, aan te spo­ren, te troosten en te bemoedigen. Kortom, de vader doet hier het werk van de Parakleet, de Trooster. Dit verklaart alles omtrent zijn innerlijk. Het is verdrietig te constateren dat de oudste zoon in al die jaren het liefdehart van zijn vader niet opmerkt, laat staan diens gezindheid overneemt.

Een waardig Zoon van Vader

Hoe anders is onze oudste broeder, Jezus Christus! Als we het Nieuwe Testament bestuderen, komen we te weten hoe de hemelse Vader is. We leren Hem kennen door zijn Zoon. “Jezus zei tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09). Jezus weerspiegelt de gezindheid van zijn Vader. God is liefde. Dat is zijn innerlijke, onveranderlij­ke hoedanigheid. Jezus, de volgroei­de en volmaakte Zoon van God, was en is een mens vol van genade en waarheid. In Hem wordt het Koninkrijk Gods ten volle zichtbaar. Hij bréngt niet alleen het woord, Hij is het woord. Hij spréékt niet alleen over vrede, Hij is de vrede(vorst). Hij prédikt niet alleen over liefde, Hij tóónt zijn liefde. Dat is het meest kenmerkende in het leven van de Zoon.

Tijdens zijn leven op aarde bewan­delt Jezus ‘de weg die verder omhoog voert’, namelijk de weg van de liefde. Hij hecht zich aan zijn Vader en wordt door een intieme relatie, eensgeestes met Hem. Hij ontwikkelt een liefdehart, zo gaaf en volmaakt dat Hij daadwerkelijk afstand wil doen van ‘al wat Hij geeft’ Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33) en zelfs bereid is zover te gaan dat Hij zijn leven aflegt om zijn verloren (jongere) broeders te redden. Waarlijk, deze Zoon is volkomen ‘geworteld en gegrond in de liefde!’

Het Nieuwtestamentisch gebod

Jezus, als onze oudste broeder, roept op (gebiedt!) om – naar zijn voor­beeld – God en de broeders en zus­ters lief te hebben. God liefhebben spreekt voor de meeste christenen vanzelf. Broeders en zusters aan­vaarden en liefhebben met wie ze van gedachten verschillen, maar die evenwel door de Heer rechtvaardig verklaard zijn, blijkt helaas maar al te vaak moeilijk en problematisch. De tegenstander ziet dan kans om deze opdracht te laten mislukken, want hij weet als geen ander ‘wie niet liefheeft, kent God niet.’ Toch is het mogelijk om Jezus’ gebod om lief te hebben uit te wer­ken, omdat Gods Geest (de liefde­geest) in onze harten uitgestort is. Die Geest zal ook in ons (volwassen) zoonschap tevoorschijn brengen. De waarneembare hoedanigheid waar­aan zulke gelovigen te onderschei­den zijn, is de grootte van hun lief­de. “Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander” Johannes 13 vers 35 (Joh. 13:35).

 

Visie voor ons leven Door Jan H. Weerd

“Klim hierheen op en Ik zal u tonen wat na dezen geschieden moet” Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01).

Het zal je maar gebeuren dat ie. net als Johannes, door de Heer wordt uitgenodigd om op te klimmen naar de hemel, waar God is, om daar te zien wat de Heer wil tonen. Johannes geeft, hoe ongelooflijk dit mag klinken, zonder meer gehoor aan deze oproep. Zouden wij hetzelfde doen? Wij zou­den het misschien vreemd vinden en twijfelen en denken: kan dat wel? Maar Johannes verlangde juist naar deze ervaringen. Het hart van Johannes was voortdurend gericht op de dingen van God. Om te ont­vangen, om inzicht te krijgen, om visie te ontwikkelen voor zijn leven en om te ontdekken wat de bood­schap van het Koninkrijk Gods inhoudt. Dat verlangen beantwoordt de Heer. Hij toont hem in diverse visioenen wat er in de toekomst gaat gebeuren. Hij ontvangt visie. En hoewel het boek Openbaring als moeilijk bekend staat en er veel din­gen in staan die op het eerste gezicht niet zijn te begrijpen, is het juist geweldig om te zien dat de Heer inzicht wil geven in zijn plan(nen).

Het is die lijn die we door heel de Bijbel telkens tegenkomen. Telkens weer toont de Heer zijn plannen, geeft Hij visie. En deze visie heeft mensen in beweging gezet en veran­derd.

Denk maar eens aan Mozes, die boven op de berg twee stenen taf­elen kreeg met daarop de Woorden van God. Aan deze Mozes gaf God de opdracht om de tabernakel te maken naar het voorbeeld wat de Heer hem op de berg Sinaï had getoond. Het werd de start van een totaal andere periode in het leven van Mozes en het volk. Het heeft hun levens veranderd.

Hemelse werkelijkheid

Als we stil staan bij het leven van de Here Jezus zelf, dan zien we ook in zijn leven dat God Hem voortdurend de hemelse werkelijkheid toont. De hemel gaat open en niet alleen omdat Hij de Zoon van God is, maar omdat zijn hart op de dingen van de Vader gericht was. In het evangelie van Johannes lezen we dat de Vader Jezus alles toont wat Hij zelf doet en dat de Vader zelfs grotere werken zal tonen, waar­over wij ons zullen verwonderen. Jezus zag wat wij soms niet zien en deze dingen bepaalden zijn handel en wandel. Het is dan ook niet voor niets dat Jezus veertig dagen met zijn discipelen sprak na zijn opstan­ding. Hij toonde hun de plannen voor de toekomst. En we hebben gezien wat het heeft uitgewerkt in hun levens.

Daarom is het ook in onze levens nodig, ons af te vragen wat wij zien en wat ons getoond wordt. Dat geldt voor ons eigen leven, onze taken in de gemeente en voor onze taak in Gods Koninkrijk. Want als dat voor ons duidelijk wordt, zal het ons in beweging zetten, ons veranderen en visie voor ons leven geven.

 

’t Koninkrijk en de hemelbestormers door Duurt Sikkens

In Matteüs 11 vers 12 (Matt. 11:12) staat een merkwaardige uitspraak: “Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het koninkrijk der heme­len zich baan met geweld en gewel­denaars grijpen ernaar”. Van deze vertaling van het origineel klopt geen hout. Alle andere ver­talingen (van Statenvertaling, tot Luther, tot Brouwer) zijn juist. Ik neem die van prof. Brouwer. Deze luidt: “… tracht men het koninkrijk der hemelen stormenderhand te ver­overen en bestormers trachten het met geweld in hun macht te bren­gen”. Dat is wel heel iets anders. Voorafgegaan door Johannes, bijge­naamd ‘de doper’, was Jezus de eer­ste die de onzichtbare wereld, de hemel, opende en deze onder woor­den bracht in gelijkenissen en beel­den.

Het “Uw koninkrijk kome” kreeg in hem als eerste gestalte; anders gezegd: Het werd geopenbaard in zijn mens-zijn door de Geest van de Heilige, zijn Vader. En wat heeft hij veel last gehad van die hemelbestor­mers. Daar heeft hij behoorlijk onder geleden.

Dit koninkrijk is niet te meten met de aardse maten van macht en gezag, maar met de hemelse maten van dienstbaarheid en zachtmoedig­heid. Er komt geen kracht en geweld aan te pas. Geen verbaal geweld, geen heerszucht, geen invloedrijke personages, kortom geen Nimrod­figuren die zonodig moeten “jagen voor het aangezicht des Heeren”.

(Het woord Nimrod, afgeleid van de Babylonische god van de jacht en de oorlog, Nimurta, betekent zoveel als ‘wij willen weerspannig zijn’). Wat zijn er toch velen die zich een beeld van God hebben gevormd waarbij woorden als ‘machtig’ en ‘geweldig’ en ‘ontzagwekkend’ moe­ten passen. Alsof Hij een wereldver­overaar is… En zijn eerste beeld, Jezus, zou daar een afspiegeling van zijn en zodoende wordt hem dus van alles toegedicht wat helemaal niet bij hem past. Om over de sensa­tionele prognoses over het hoe en wat van diens zogenaamde ‘weder­komst’ maar te zwijgen. Zijn Vader en hij zijn zo anders. Uiteraard hebben zij macht over de onzichtbare tegenstanders, maar dat is geen doel op zichzelf. Het is een middel om de lijdende mensen los te maken uit de greep en de denkwereld van de geweldenaars zodat rust en vrede hun deel wordt.

Wat ‘macht’ betekent

De grondbetekenis van het woord ‘macht’ is, zowel in het Hebreeuws als in het Grieks, ‘mogelijkheid, bekwaamheid, bevoegdheid’. Denk bij het laatste woord aan ons woord ‘machtiging’. Trouwens, het Nederlandse woord ‘macht’ is uitein­delijk ontstaan uit het werkwoord ‘mogen’.

Dit alles werpt een veel genadiger licht op de inhoud van het woord en de tegenstelling in de betekenis kan niet duidelijker worden verwoord dan met de uitspraak van Jezus: De koningen der volken voeren heer­schappij over hen en hun machtheb­bers worden weldoeners genoemd. Doch jullie niet alzo…” Voor een christenmens is elke vorm van machtsuitoefening over de medemens uit den boze, om over manipulatie maar te zwijgen. Daartoe zijn wij niet geroepen, al lijkt het nog zo goed bedoeld…

Een verkeerd juk

Er zit nog een kant aan die meestal niet wordt genoemd in dit ‘spel van bevoegdheden’. Je kunt je namelijk zo opstellen dat je je hele hebben en houwen dermate in dienst stelt van anderen dat je hun slaaf wordt, in die zin dat je het iedereen altijd en overal naar de zin moet maken. Je doet teveel concessies om de zoge­naamde ‘lieve vrede’ te bewaren. Je loopt onherroepelijk schade op aan je ziel en je bent je kostbare vrijheid kwijt. Dan wordt het een juk waar­onder je kunt bezwijken. Dat is niet het juk van onze Heer. Vele trieste voorbeelden zijn daarvan te vinden en als er één categorie is van ‘vermoeiden en belasten’ dan is het deze wel. Er staat toch ergens dat God geen slachtoffers of bran­doffers (burn-out) wil? Voor de moede mensen geldt dat zij allereerst zichzelf barmhartigheid zullen moeten laten bewijzen. Door wie? Door hun naaste, degene die het dichtst bij hen staat, hen bijstaat. Dit vindt plaats in een vertrouwelij­ke, ongestoorde sfeer. Daar komt geen uiterlijk vertoon of geweld aan te pas. Het koninkrijk van God is onopvallend en het is binnen dege­nen die het in zachtmoedigheid heb­ben aangenomen.

Hemelbestormers

Terugkomend op de juiste vertaling van de uitspraak van Jezus het vol­gende nog: Iedereen die het milde klimaat van het rijk van God in zich heeft, kan vertellen dat daarnaar juist de geweldenaars grijpen. Ze vliegen je soms op de meest onver­wachte momenten naar de keel om de vrede uit jezelf te roven. Deze hemelbestormers trachten het met geweld in hun macht te brengen zodat jij het kwijt raakt. Dat zijn boze geesten, maar ook mensen die in hun dienst staan. Rovers zijn het. Zo kun je behoorlijk onder druk komen en met Johannes zeggen dat je een “broeder bent en deelgenoot in de verdrukking én in het konink­rijk én in de volharding van Jezus”. De Geest staat je bij zodat je, ondanks alles, in de liefde wordt bewaard. Met dat laatste wordt bedoeld dat, zolang je liefhebt in waarheid, je je ziel ongeschonden kunt houden. In deze gewelddadige tijd is dat een hele kunst want de bedoeling van elke vorm van ver­drukking is altijd dat er gepoogd wordt je te scheiden van de liefde die God voor je koestert. Daarover is natuurlijk nog veel te denken en te zeggen maar ik eindig met een uitspraak van degene die ons is voorgegaan: “Gelukkig zijn de zachtmoedigen, de barmhartigen en de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk der hemelen”.

Hou dat vast door je te laten vast­houden. Dan blijf je in Hem zoals Hij in jou.

 

Het Woord neemt het woord Door Ada Karst

Het Woord Jezus heeft het woord genomen. En als Hij spreekt raken de Schriften geopend. “Was ons hart niet brandende in ons…? spraken de Emmaüs­gangers. Zo is ook de geloofsbele­ving van de Gemeente nu. Ons hart is brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons spreekt en ons de Schriften opent! In Lucas 4 staat het al vermeld: “En hem werd het boek van de pro­feet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had … Daarna sloot Hij het boek …” Lucas 4 vers 17 tot en met 20 (Luc. 04:17-20)

Het staat er zo eenvoudig. Alsof het slechts een handeling is in de natuurlijke wereld. Maar voor alles wat in de bijbel geschreven staat geldt: er staat méér dan er staat.

Hij opent

De Schriften zaten al eeuwen op slot. In afwachting van Hem die kon openen. Als Hij ópent komt er iets tevoorschijn. Iets nieuws. De Gemeente van het Nieuwe Verstaan krijgt inzicht, inzage in de boeken. Dat betekent dat de Schriften niet meer blindelings worden gelezen. Het betekent de loslating van de let­ters. Die benadering ruilen we in. In de plaats daarvan stappen we naar de Géést de Schriften binnen. Door de geopende Deur! Wat door het Woord, in Geest geopend is kan nie­mand meer sluiten. De ontwikkeling van het geloofsleven kan vrijuit en ongestoord voortgaan. Altijd zullen Woord en Geest er zijn. Niets kan ons meer scheiden van deze geloofs- werkelijkheid. Weldadig is de rust van deze aangebroken periode.

En Hij sluit  

Wat is door Jezus afgesloten? Het Oude Verbond, de tijd van het oude verstaan, kan worden afgesloten. De tijd van onwetendheid is voorbijge­gaan. Een heerlijk samengaan van Jezus en de Gemeente is gekomen. En nadat Jezus zichzelf voor de Zijnen vanuit de Schriften had geo­penbaard, sloot Hij het boek weer en gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. Het lijkt wel of Jezus als het ware zegt: “En denk er nu zelf maar eens verder over na”. Meer kon Hij er nog niet over zeggen. De Geest was immers nog niet uitgestort in hun denken. En dan nóg Johannes 16 vers 12 tot en met 15; 1 Korinthe 3 vers 1 en 2 (Joh. 16:12-15 en 1 Kor. 03:01-02).   

Herziening van denkbeelden

Wéér gaat het boek Jesaja ópen. “Voor koper zal Ik goud brengen, voor ijzer zilver, voor hout koper, voor stenen ijzer” Jesaja 60 vers 17 (Jes. 60:17). Een prachtig ontwikkelingsproces! Oude waarden worden ingeruild voor nieuwe invulling daarvan. “Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is…, maar Ik zeg u…”! Jezus, Het Woord, wordt ingezet. Waar Hij de Schriften aanraakt, veranderen de gangbare denkbeelden uiteindelijk in ‘goud’. In dat proces, in dat ontwikkelingsplan van het Leven van het Lam, zijn we te vinden. Wat begrijpen we nu ook de betekenis van “dé straat van goud”! Is het niet de beproefde, betrouwbare, rijke, begaanbare (geloofs-)Weg Openbaring 21 vers 21 (Openb. 21:21)?

Er gaat met ‘ruilen’ ook wel eens iets helemaal mis. De profeet Jeremia moest in zijn tijd het volk aanspre­ken op de ‘ruiling’ die gepleegd was. “Mijn volk heeft zijn Eer verruild”! Het góede wégdoen? Het ‘goud’ van het Nieuwe Verstaan inruilen tegen denkbeelden van ‘koper, ijzer, hout, steen’ 2 Koningen 19 vers 17 en 18 (2 Kon. 19:17-18)? In alle tijden hebben opgerichte denkbeelden van zich laten horen. Ook in de gemeen­ten van het Nieuwe Verbond. Er is veel menselijk spreken gekomen over God, en over Jezus, en over Gemeente 2 Kronieken 32 vers 1 tot en met 19 (2 Kron. 32:01-19). Maar het kan het spreken van Woord en Geest niet bevatten Jeremia 2 vers 11 tot en met 14 (Jer. 02:11-14). Midden in de ‘winter’ van vele on­begaanbare geloofswegen, is de Gemeente door de opening der Schriften het Vernieuwingsfeest bin­nengeleid. Het ‘verzoend zijn’ is uit­gegroeid tot dit ‘behouden zijn’ voor het gouden ontwikkelingsproces. Dat is ‘zomer’, oogsttijd; tijd om spijs te vergaren die we elkaar niet zullen onthouden Johannes 10 vers 22 en 23; Romeinen 5 vers 8 tot en met 11 (Joh. 10:22-23 en Rom. 05:08-11). En dan verstaan we de noodzaak en de vreugde om de nieuwe, volledige invulling van oude bewoordingen te verstaan. Dat kan alleen in een goed samen­gaan. Met elkaar sprekend, naar elkaar luisterend. Zonder dit samen- spreken geen vernieuwing.

Zo gaan die beide tesamen…

Christus en de Gemeente Het Lam, waar Abraham al in geloof over sprak tot Isaak, is geworden tot het Lamplicht waar de Gemeente in wandelt. Zij, Christus en de Gemeente, zijn het al sprekend met en luisterend naar elkaar, één(s) geworden. De ‘nacht’ van misleiding door lettergebruik kan daar niet meer tussenkomen Openbaring 21 vers 22 tot en met 25 (Openb. 21:22-25). Wat door Het Woord in Géést is samengevoegd, kan door niets meer worden gescheiden. In het samen­gaan van Christus en de Gemeente is ‘de dood door onwetendheid’ voor­bijgegaan.

Mozes en Jetro

“En zij vroegen de een de ander naar de welstand” Exodus 18 vers 7 (Ex. 18:07 St.Vert.) Dat is meer dan een alledaags “Hoe gaat het er mee?” Is dit niet een oprecht vragend nagaan bij elkaar? Al vragend zijn ze samen verder gekomen. Dat heeft vernieuwing gebracht in de situatie van Mozes en het volk.

De Emmaüsgangers

Zij spraken met elkaar over al wat voorgevallen was. En het geschiedde, terwijl zij daarover spraken en “van gedachten wisselden” dat… Dan komt er vernieuwing! Dan gaan de Schriften ópen! Dan voegt het levende Woord zich daarbij om het woord te nemen en de Schriften te verklaren. Dan komen er wél gedachten naar boven die anders zijn. Maar dat moet toch ook? Hoe zou er anders ontwikkeling kunnen zijn!

Ook wij zijn niet bezig met de vraag “wie heeft gelijk?” Is het niet goed om samen bezig te zijn met de vraag hoe de weg is om je samen verder te ontwikkelen? Dat wordt één Groot Gelijk!

 

Sta op! Door Truus van Kaam

Iemand heeft moeite met opstaan.

Gelukkig zijn er mensen die dat opmerken en zij bieden de helpende hand bij het overeind komen.

Het komt nogal eens voor dat onze weg door allerlei omstandigheden geblokkeerd wordt.

Dan is het fijn te weten dat we er niet alleen voor staan. Nog belangrijker is het te weten dat de Bijbel beloften geeft voor ieder per­soonlijk.

Geloof ze, houd ze vast, houd ze wakker door herinnering.

Eén van deze beloften staat in Jesaja 60 vers 1 (Jes. 60:01) waar staat:

“Sta op, wordt verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren

gaat over u op”.

Neem deze belofte in u op en laat hem niet aan u voorbijgaan. Mag Jezus een lichtend voorbeeld zijn op uw weg?

Laten we gaan wandelen in Zijn licht en proberen verder te trekken op deze weg.

Een weg waarop Gods Woord een lamp is voor onze voet en een licht op ons pad Psalm 119 vers 105 (Ps. 119:105).

 

De waarde van oprechte ernst Door Jildert de Boer

 

Wat is ‘ernst’ volgens Gods Woord? Het is niet met een somber gezicht ter­neer zitten. Ook niet een vroomheid door ernstig te kijken met een boekje in een hoekje. Diepe, Bijbelse ernst ken­merkt zich evenmin door zich in het zwart te kleden.

Ware, innerlijke ernst vormt geen tegenstelling met ware blijdschap, maar gaat juist samen met een diepe vreugde in God!

Weg met oppervlakkigheid

Er bestaat veel oppervlakkige religie, ook op het christelijke erf. Maar als we bij onszelf eens nagaan hoe wij omgaan met het evangelie, dan is het zeker mogelijk dat we sporen van oppervlakkigheid bij onszelf tegenkomen.

Hoe heerlijk is het als we echt gegre­pen raken van het evangelie! Wanneer de Heer ons zo kan aanra­ken, dat we Hem vurig van geest gaan dienen, dan zullen we het Woord van God werkelijk serieus gaan nemen, hoe scherp het ook is. Ongetwijfeld merken we dan iets van een tamelijk lichtzinnige manier van omgaan met Gods Woord voor­heen.

Hoe gemakkelijk is het als de samenkomsten maar worden vol gezongen met liederen, die niet een al te pittige inhoud hebben en de hoeveelheid aan levende woorden van God magertjes blijft. Laten we met elkaar zorgen voor een gedegen inhoud van de samenkomsten en dat kan alleen als we een echte ernst aan de dag leggen voor het Woord van God!

Als de Bijbelkennis onder christenen over het algemeen achteruit gaat, dan is dit een teken aan de wand. Het is uitermate boeiend om bezig te blijven met het onderzoeken van het Woord, om inzicht te krijgen en opdat het levensverandering bewerkt!

Taalgebruik

Denk eens wat er naar buiten komt aan zotte en losse taal, helaas ook onder gelovigen. Volgens het Woord geeft dat niet pas Efeze 5 vers 4 (Ef. 05:04). Hoe gemakkelijk leven we wat losjesweg en gaat de dag met aardse beslommeringen weer voorbij, terwijl we haast ‘bewusteloos’ (kunnen) leven ten aanzien van de dingen die eeu­wigheidswaarde hebben. Het is goed om hier oog voor te krijgen, waarbij de heilige Geest ons waarschuwt en aanspoort om opmerkzaam te worden en bewust en waakzaam te gaan leven. Op die wijze krijgt ons leven diepte en inhoud! We leren de enorme ernst van Gods Woord te verstaan, ook over ons taalgebruik. Neem eens het doordringende, ern­stige woord van Jezus Zelf hierover: “Maar Ik zeg u: van elk ijdel woord dat de mensen zullen spreken, zul­len zij rekenschap geven op de dag des oordeels, want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroor­deeld worden” Matteüs 12 vers 36 en 37 (Matt. 12:36-37). Ernst maken met ’t grote heil het komt erop aan het Woord van God nauwgezet te nemen. Er staat geschreven: “Daarom moeten wij temeer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. Want indien het Woord door bemiddeling van enge­len gesproken, de wet, blijkens Handelingen 7 vers 53 (Hand. 07:53) van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoor­zaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen…” Hebreeën 2 vers 1 en 2 (Heb. 2:1-2). Dit was onder het Oude Verbond en nu verwachten velen dat er voor ons zoiets zou staan als: “hoe gelukkig is het dat wij de genade hebben, die al onze ongehoorzaamheid zal bedekken”. Staat dat er? Nee, integendeel! Het Nieuwe Verbond is des te radi­caler: “…hoe zullen wij dan ontko­men, indien wij geen ernst maken met zulk een heil” Hebreeën 2 vers 3 (Heb. 02:03). Hebreeën 11 vers 6a  (Heb. 11:06a) zegt “Maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn”. Dit houdt omgekeerd in dat alles mogelijk is voor degene die gelooft. Tevens dat met geloof het mogelijk is de Hem niet welgevallige dingen weg te doen uit ons leven. Gods welbehagen kan immers niet op zonden rusten! Vervolgens lezen we: “Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat”. Dat is wel het allereerste,

God (er) is. God heeft Zich geo­penbaard als de “Ik ben die ik ben” Exodus 3 vers 14 (Ex. 03:14) en God heeft gesproken: “Ik ben de Alpha en de Omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige” Openbaring 1 vers 8 (Openb. 01:08).

Goddelijke ernst

Tot God komen en geloven dat Hij bestaat, dat is één ding, maar voorts lezen we: “en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” Hebreeën 11 vers 6b (Heb. 11:06b). Hen die dat doen, die beloont God. De ernstige zoekers ontvangen loon en niet degenen die oppervlak­kig omgaan met zo’n groot heil! De goddelijke vermaning luidt: let op uzelf, zie toe op uzelf en in dit verband spreekt 2 Johannes 1 vers 8 (2 Joh. 01:08) over een vol loon! Wij verstaan dat dit iets heel anders is dan “als door vuur heen gered worden” 1 Korinthe 3 vers 15 (1 Kor. 03:15)-

Menselijke ernst is er ernstig uitzien aan de buitenkant. God roept ons echter tot de ware, innerlijke ernst, om de prijs en de kroon niet te mis­sen. Hebben wij werkelijk besef van God gekregen? Dan zijn wij in de nuchtere ernst om niet langer te zondigen 1 Korinthe 15 vers 34 (1 Kor. 15:34). “Wij ver­staan immers de tijd wel dat het nu voor ons het uur is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werken der duisternis afleg­gen en aandoen de wapenen van het licht!” Romeinen 13 vers 11 en 12 (Rom. 13:11-12). Op ten strijde dus in de geestelijke wereld!

Wat Gods Geest bewerkt

Het is oppervlakkig, om te menen dat men onvermijdelijk door moet gaan met zonde doen en weer verge­ving vragen voor (vaak) dezelfde zonden… Op tientallen plaatsen leert het Nieuwe Testament ons dat de christen niet hoeft te zondigen. Jezus heeft het bloed serieus genomen, om ons te verlossen! Kunnen wij dan toe met een zelfge­noegzaam, gezapig en tevreden voortkabbelend christenleventje? Nee! Wij zullen ten bloede toe weerstand bieden in onze worsteling tegen de zonde Hebreeën 12 vers 4 (Heb. 12:04). Want wij belij­den toch: “Ik geloof in de heilige Geest”?! Of is dat besef nog veel te vaag en missen wij de beléving van de kracht van de heilige Geest in ons leven?

Daarom: waak op tot ernst en zie nauwlettend toe hoe u wandelt Efeze 5 vers 15 (Ef. 05:15).

Laten wij alert zijn op Gods stem, op Zijn Geest, die graag onze waak­zaamheid verhoogt, zodat wij niet tot het doen van zonde komen en de vrucht van de Geest meer en meer te voorschijn gaat komen. Wat een ernst om zo een heilig leven te leiden, maar ook: wat een diepe blijdschap en een intense overwinningsvreugde, als het zo geworden is bij ons, of dat het veel meer zo gaat worden in ons leven. Alle ere aan de Here!

 

Oproep (gedicht) door Astrid Poldervaart

Laten de woorden die ik spreek

doen waarvoor ze zijn gesproken

bewaar ze in je hart M’n kind

Laat ze niet vervliegen in de wind.

 

Laten de gedachten die ik je geef

jouw gedachten doen vervullen

bewaar ze in je hart M’n kind

Laat ze niet vervliegen in de wind.

 

Want de wind die voert ze mee

En laat je doelloos dwalen

totdat je zelf de koers bepaald

en zo uiteindelijk verdwaald.

 

Door Mijn woorden gaan deuren open

maar jij bent de sleutel die Ik zoek

want door jou heen zal het gebeuren

het ontsluiten van vele deuren.

 

Met het openen van vele deuren

komt Mijn grootheid openbaar

groter nog dan jij had gedacht

Zul je dat tonen door Mijn kracht.

 

En de late regen valt

als zegen op de aarde neer

en doorvochtigt zo de aarde

voor wie Zijn woord bewaarde.

 

Bewaar ze in je hart M’n kind

laat ze niet vervliegen in de wind.

Astrid Poldervaart

 

In de rust van de Christus door Cees Maliepaard

Eén van de kortste spreekwoorden is: “Rust roest”. Maar roest rust werke­lijk? Dat valt echt nog te bezien!

De rust van Christus

In de rust van de Christus

Volgens Matteüs 11 vers 28 tot en met 30 (Matt. 11:28-30) nodigt Jezus allen die vermoeid en belast zijn uit, tot Hem te komen om rust te ontvangen. Iedereen mag vrijmoedig Jezus’ juk op zich ne­men, om te ervaren dat dit juk zacht en deze last licht is. Jezus is als de Christus onze ‘baas’, onze meester. Maar Hij getuigt van zichzelf, zacht­moedig en nederig van hart te zijn – een goede baas dus! Wie in relatie tot Jezus staat, mag naar de innerlij­ke mens in de rust zijn. Voor wat de lichamelijke kant betreft, ook daarvoor heeft de Heer alle mogelijkheden gegeven om in zijn rust te functioneren. Vanuit het denken van de Christus behoeft er dus niemand over z’n toeren te raken of boven zijn of haar natuurlij­ke krachten bezig te zijn. En als dat dan toch het geval is bij een christen, schort er dan het één en ander aan diens instelling of is er wellicht een manco aan geloof bij de persoon in kwestie? Ik zou zoiets niet graag beweren. Wie van ons kan naar waarheid aan­voeren, de volheid van de Christus reeds bereikt te hebben? Is het niet veeleer zo dat we nog stuk voor stuk zonen Gods in de groei zijn? Dat hoort nu eenmaal bij de van God gegeven mogelijkheid tot ontwikke­ling naar zijn oorspronkelijke plan. Daarvoor heeft Jezus zijn leven gege­ven en daarvoor heeft Hij de heer­schappij van Koning Dood tenietge­daan.

Vrijmoedig komen

Jezus doet een oproep tot Hem te komen en rust te ontvangen. Voor wie geldt die uitnodiging? Voor degenen die blaken van de activitei­ten in het Koninkrijk van God, de strijders en de overwinnaars… voor de sterken dus? Ik denk dat deze mensen vanuit hun sterke positie de weg naar de hemelse zegeningen geacht mogen worden te weten. Iemand die in een levende relatie met Jezus staat, ontvangt kracht naar behoeven, inzicht en wijsheid al naar gelang dat nodig mag wezen. Een mens kan moe geworden zijn van de geestelijke strijd en zich nog steeds beladen voelen met allerlei zorgen, moeiten en zaken die hem of haar op de één of andere manier dwarszitten. Dan pleegt het overwinningsgevoel ver verwijderd te zijn. Men zal in zo’n situatie eerder geneigd zijn toe te geven aan gedachten van minderwaardigheid en gevoelens van een voortdurend tekort schieten. Toch zegt de Heer juist tegen mensen in dergelijke omstandigheden dat ze tot Hem mogen komen.

Geldt dat dan niet voor de strijders, voor hen die geestelijk volop in de running zitten, voor hen die op dit moment het gevoel hebben dat het lek boven zit?

Iemand die naar de innerlijke mens lekker in z’n vel zit, is niet zo nadrukkelijk op zoek naar verade­ming – die heeft de idee alles onder controle te hebben. In eendracht met Jezus is dat niet iets dat persé bedenkelijk over moet komen. Het is niet érg vermoeid en belast te zijn, maar het is aan de andere kant geen vereiste je zo te voelen! Er staat in onze tekst niet dat je eerst ver­moeid en belast moet worden, wil je bij de Heer in de rust kunnen komen! De Meester geeft hiermee te kennen dat het er niet toe doet hoe moe of beladen je bent je mag te allen tijde vrijmoedig tot Hem komen om deel te hebben aan zijn rust.

Een juk dragen

Jezus zegt tegen mensen die al of niet één of ander juk dragen, dat ze

juk op zich moeten nemen, want dat juk is zacht Zacht als dons. Hij legt niemand een hard juk op de schouders, want wat Jezus van ons vraagt, zijn altijd zaken die we met vreugde volbrengen kunnen. Het zijn altoos dingen waar we met voldoening mee bezig kunnen zijn, omdat zijn opdrachten altijd aanslui­ten bij onze talenten en mogelijkhe­den. Waar die eventueel tekortschie­ten of ontbreken, zal Hij er onge­twijfeld rijkelijk in voorzien. Vandaar dat datgene waar Jezus ons mee benadert, voor ons altijd een licht karakter zal hebben. Vrome geesten plegen dat heel anders aan te pakken: Ze leggen de mensen zware lasten op, die voor hen eigenlijk niet te tillen zijn. Zo worden sommige christelijke vaders er door vrome machten toe geprest de leidersrol in hun gezin op zich te nemen, óók als dit botst met hun geaardheid en de manier waarop ze met alles in het leven omgaan. Als dan bij de moeder in het gezin deze kwaliteiten juist ruim voorhanden zijn, is dat des te schrijnender voor beiden en schept het nare toestan­den in de opvoeding en begeleiding van hun kinderen.

Je mag jezelf zijn!

Wanneer een echtpaar uit een sterke vrouw en een wat zwakkere man bestaat, hoeft het echt niet zo nodig daar aan te gaan sleutelen. Het is toch eigenlijk veel moeilijker voor de kinderen als het beide ouders aan leiderschap ontbreekt. Dan zal het hun op bepaalde momenten gewoon aan richting gevende begeleiding ontbreken, en in andere situaties zullen de ouders vanuit een soort ouderlijke geldingsdrang, hun din­gen door de strot duwen die totaal onwenselijk zijn. Wanneer Jezus, de koning van hemel en aarde, van zichzelf zegt dat Hij nederig van hart is, zullen wij (zijn voorbeeld volgende) dat óók naar elkaar en naar anderen zijn. Dan leggen ouders elkaar geen zware (gezins)lasten op, maar zetten ze daar samen de schouders onder. Dat voorkomt ook dat de man door­lopend de schijn op moet houden, en de vrouw achter de schermen tóch domineert en de lakens uit­deelt.

Als we van de (onder ons toch wel gangbare) gedachte uitgaan dat we onszelf mogen zijn, wil dat natuur­lijk niet zeggen dat we ons in alles gewoon uit kunnen leven. Onze per­soonlijkheid zal gaandeweg in Christus gevormd worden. Onszelf zijn zal daarom hoe langer hoe meer uitdrukking geven aan wie we in Christus zijn. Dat betekent dus ook dat onze Heer nimmer zijn stempel dusdanig op ons drukt, dat we onder hemelse persing noodge­dwongen op Jezus zouden gaan gelijken.

Jezus’ last is licht, want samen met Hem kunnen we die best hebben. En zijn juk is zacht, want Hij houdt rekening met onze persoonlijkheid. Daardoor kunnen we met vreugde de weg van de Heer gaan… óók als het allemaal niet zo gemakkelijk is in het leven.

Als we op zijn uitnodiging ingaan, staat Jezus er garant voor dat we met Hem in de rust zullen zijn. En dat zowel in dit tijdelijke bestaan op aarde, als in ons eeuwige huis boven.

 

In de goede handen van God door Duurt Sikkens

Wat is er soms veel verdriet en leed verborgen achter de deuren, de deu­ren van ons bestaan. Zoveel onuitge­sproken dingen. Je kunt ze verber­gen in een kast of wegstoppen in een donkere hoek van de zolder van je leven. Maar bij elke ‘verhuizing’ gaan die spullen mee, soms ook nadat je het evangelie hebt aangeno­men.

Het kan zijn dat goedbedoelende (!) lieden je vertelden dat je alles maar moest ‘vergeten wat achter je ligt’ of dat je degenen die jou wat hadden aangedaan moest vergeven, want ‘dat staat in de bijbel’. En je probeer­de dat. In een enkel geval bracht dat de verwachte ruimte, maar bij velen bleef de pijn en het daarmee gepaard gaande verdriet en de ver­warring. Je gaat naar een psychothe­rapeut (daar zitten zeer integere mensen tussen) bij wie je je verhaal vertelt. Doorgaans liggen de dingen dan wel op een rij en krijg je wat meer overzicht. Maar toch merk je dat bepaalde dingen niet genezen. “Het zit er nog”, is vaak de verzuch­ting, “en het doet nog zo zeer”.

Diepe wonden

Soms zijn het diepe wonden vanuit je jeugd en zelfs bestaat de kans dat je door een christen bent ‘behan­deld’, die op amateuristische wijze of gewelddadige wijze in je ziel heeft zitten wroeten, zodat je innerlijk chaotischer werd dan ooit. Je hebt dan zo je gedachten over het begrip “de schuilplaats van de Allerhoogste”, laat staan dat je ero­ver zingt…

Je kunt die wond (laten) verbinden en er een kleurrijke lap overheen leggen van positivisme of een uit het verband gerukte, mooie Bijbeltekst maar er zit meestal nog een lap onder van schuld en schaamte, mis­schien van wrok, waardoor je altijd wordt weerhouden je diepste wond te tonen. Je bent al bang voor de ogen van degene die er een blik op slaat, het ligt immers zo gevoelig. Heb je wel eens de ogen van Jezus gezien, of die van zijn Vader? Ze zijn er, de ogen van degenen in wie Zijn barmhartigheid gestalte heeft gekregen. Ogen die niet veroordelen, noch beschuldigen: die naar jou kijken met zoveel mededogen dat je jouw gewonde ziel eraan durft toe te vertrouwen.

Ergens staat een opmerking van David, een man die wist wat verne­dering en schuldgevoel was: “Stort je hart uit voor Zijn aangezicht”. Ik denk dat dat het geheim is van innerlijke genezing: het vertrouwelij­ke gesprek met Degene die een en al liefde is. Die behoedzaam met jouw ziel omgaat. Tenminste, het is wel mijn ervaring. Wat een geluk om zulke broers en zusters te hebben. De Geest van God is alleen werk­zaam in barmhartige, rustgevende mensen en ik ben er zelf van over­tuigd geraakt dat het “geleid worden door de Geest” alles heeft te maken met mededogen en geborgenheid. Gelukkig zijn de barmhartigen, want

zij zullen barmhartigheid ontvangen om jou en anderen werkelijk te hel­pen, bij te staan.

Vertrouwelijke relatie

In dit verband (!) wil ik graag de uit­spraak van Jezus: “Uw geloof heeft u behouden” wat proberen toe te lich­ten. ‘Geloven’ betekent ‘vertrouwen’ en dat heeft alles te maken met een vertrouwelijke relatie, een verbond, waarbij een kind z’n hand legt in die van een oudere. En dan het woord ‘behouden’. In de grondtekst staat een woord met een veel diepere betekenis dan die er doorgaans aan wordt toegekend. Het betekent onder meer ‘heling ontvangen, geschonden blijven’ en ook ‘bewa­ren, geheim houden’. Wanneer je over deze mooie beteke­nissen nadenkt, begin je langzaam te beseffen hoe na je aan Gods hart ligt. Je merkt dat Zijn barmhartig­heid en Zijn naar jou toegewende genegenheid een genezende warmte in je gewonde ziel veroorzaakt. Hij houdt zo van je. Dat zie je aan Jezus die al jouw persoonlijke smarten, jouw inwendige, onuitgesproken pijn heeft gedragen en met je kan meevoelen.

Dat is het begin. Zo verdwijnt de zwarte lap die onzichtbaar was ver­borgen onder die kleurrijke, positief lijkende lap. Je hoeft niet bang te zijn voor wat er ‘loskomt’. Dat is gewoon de vuiligheid die uit je wond komt. Jezus heeft de schaamte en de schuld op zijn schouders genomen en zo ‘deze werken van de boze’ opgeheven.

Je wordt gereinigd door liefhebben­de handen en dan, dan zullen de wonden zich werkelijk sluiten wan­neer er eenparig wordt gebeden in Zijn gezindheid, in onze gezindheid. Je wonden worden verzacht met olie en je zult weer heel worden door het herstel te ontvangen in je ziel.

In Gods schuilplaats

Gun jezelf wat God je gunt. Bij Hem verlies je nooit je gezicht, integen­deel, je krijgt het weer terug! En ik denk dat bij christenmensen die jou werkelijk veiligheid geven, die in Zijn Geest luisteren en hande­len en integer met jou omgaan, jouw ziel behouden is. Daar is Hij zelf en dan ben je in goede handen. Dat is de schuilplaats van je Vader, daar kom je bij Hem tot jezelf.

‘k Wil het ook wel zeggen met de woorden van David (Psalm 31): “Hoe groot is Uw goedheid (het geluk) dat U hebt weggelegd (bewaard) voor wie U vrezen (diep respect hebben voor), die U bewijst voor wie bij U schuilen. U behoedt hen in het verborgene van Uw aan­wezigheid”.

Het is heerlijk om te helen in de (zo menselijke) handen van de levende God.

 

Herstel en ontwikkeling door Rinie van der Houwen

Een kind wordt graag bemind en koestert zich in liefde van zijn ouders. In de tienertijd aangekomen groeit het naar volwassenheid. Het komt ook voor dat een kind in het opgroeien gaat merken dat zijn of haar afkomst ergens anders ligt, en als het zo blijkt te zijn, ontworteld kan raken en later gaat zoeken naar zijn of haar herkomst, soms zelfs naar een ander werelddeel. En als het zoeken beloond wordt en een of beide ouders gevonden en vragen beantwoord zijn, komt er rust, want het doel is bereikt en de wortels ont­dekt.

Onze afkomst, ontwikkeling en opvoeding kan ook verschillend zijn. Er zijn genoeg mogelijkheden om met inzet het doel te bereiken dat men voor ogen heeft. Ook zijn er ontelbaar veel armen in de wereld waarin wij leven.

De goede herder

Hoe ging Jezus met al deze verschil­lende mensen om toen Hij op aarde was? Van rijk tot arm, Hij zond nie­mand heen die Hem nodig had. Hij zag dat er velen waren als schapen zonder herder. En Hij was gekomen om die herder te zijn. Hij gaf de mensen weer een doel in hun leven en toekomst. Er staat van Hem geschreven dat Hij is rondgegaan weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren, want God was met Hem. Hij koos twaalf leerlingen uit die Hij zou opleiden tot apostelen. Hij zei: “Volg Mij” en ze deden het, ze kregen een ander doel, ze werden

Zijn volgelingen. Wat heeft Hij hen veel geleerd. Ze zouden Zijn vol­brachte werk voortzetten. Voor Hij heenging gaf Hij hun Zijn bevelen, die ze allen tot het einde toe hebben volbracht. De liefde van Christus was het die hen deed gaan. Ze pre­dikten de Naam van Jezus en het Koninkrijk Gods. Nooit zijn er zoveel mensen met het evangelie bereikt in die tijd met de middelen die zij hadden.

Gegrond in Christus

Wat hadden zij dat hun onder alle omstandigheden zo bereid maakte? Het bracht hen namelijk niet alleen vreugde en zegen, maar ook vervol­ging en gevangenschap. Ze waren gegrond in Christus Kolossenzen 2 vers 7 (Kol. 02:07) en ze moedigden ook in hun brieven de gelovigen aan dit voorbeeld te vol­gen!

Met dit evangelie legden ze het fun­dament voor de gemeenten van alle tijden. Wat schrijft Petrus hierover aan de gelovigen uit de heidenen?: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priester­schap, een heilige natie, Gode ten eigendom om de grote daden te ver­kondigen van Hem die u uit de duis­ternis getrokken heeft tot Zijn won­derbaar licht.

U eens niet Zijn volk, nu echter Gods volk” 1 Petrus 2 vers 9 en 10 (1 Petr. 02:09-10). Een volk dat geworteld is in Christus heeft als inzet: te blijven in Hem. Dat geeft vrede en rust van wat geweest moge zijn in het leven. En jubel wie we geworden zijn in Hem die ons liefheeft.

Op zuivere grond

In Gods Koninkrijk werkt herstel. In Gods Koninkrijk groeien herstel en ontwikkeling op zuivere grond. De profeten in het Oude Testament pro­feteerden over de verre toekomst waar ze zelf geen deel aan hadden. . Ze profeteerden over de genade en% het heil dat voor ons bestemd was, van het lijden van onze Heer Jezus en de heerlijkheid daarna. Hun pro­fetieën strekken zich uit tot en met Openbaring 22.

Ze tastten en vorsten over welke tijd ze profeteerden, en de Geest van Christus in hen wees. Door geloof zagen ze in de verte de beloften. Ze waren geworteld in het geloof, daar­om wordt in Hebreeën n over hen gesproken en worden ze geloofsge­tuigen genoemd.

Niet zonder ons

Ze kunnen echter niet zonder ons tot volmaaktheid komen Hebreeën 11 vers 40 (Heb. 11:40); daar wachten ze op. Al wat door de profeten in het Oude Testament is uitgesproken wordt en is vervuld, bevestigd, voltooid en toe­gelicht in het Nieuwe Testament. Alles is vervuld in Christus. Geopenbaard aan Zijn apostelen, opgetekend in de Schriften, de ver­vulling door de heilige Geest om te groeien door Hem, van een natuur­lijk naar een geestelijk mens. Onze oude wortels hebben plaats gemaakt voor de hemelse grond waarin we nu geworteld zijn, om onze hemelse roeping op aarde te vervullen. Geprezen zij Zijn wonder­bare Naam!

 

Jezus volgen door Froukje Huis

Volgens het weerbericht wordt het vandaag een warme dag, veel zon en weinig wind.

“Zullen we eerst onze wandeling gaan maken?”, stel ik voor. Lichaamsbeweging moet, volgens degenen die het kunnen weten, dus gaan we er elke dag een poosje op uit.

Buitenom dan maar?” vraagt Dick. Een rustige wandeling langs de kinderboerderij en door een stukje braakliggend land waardoor de gemeente Den Haag een wandelpad heeft aangelegd.

We genieten van het jonge leven op de boerderij: de lammeren en jonge geitjes, die al flink groot geworden zijn.

Jonge kinderen vermaken zich met de cavia’s en konijnen of hollen ach­ter de dwaas rondspringende geitjes aan. Het is een en al leven en bewe­ging-

Dan komen we op het wandelpad, nou ja, wat ervan over is. Het pad is smal maar nu is het overwoekerd door brandnetels en distels. Af en toe zetten de tuinlieden er de zeis in maar nu staat het gewas zeker een meter hoog. Angstvallig houden we onze armen omhoog of vlak langs ons lichaam om niet in aanraking te komen met de brandnetels. Soms staan er mooie felkleurige bloemen tussen, maar het is allemaal onkruid.

De kuilen in het pad zijn nauwelijks zichtbaar en af en toe moeten we over de lange stengels van over het pad gegroeide zuring heenstappen. Lichaamsbeweging genoeg dus. De plantsoenendienst heeft in deze tijd van het jaar wel wat anders te doen dan zo’n betrekkelijk weinig gebruikt pad schoon te maken. Dus stappen we dapper verder want nog even en we wandelen weer langs wel gebaande wegen!

Ook in ons geestelijk leven is soms een periode waarin het lijkt alsof het leven enkel bestaat uit dorens, dis­tels en kuilen. Jezus heeft ons gewaarschuwd dat de weg die ten leven leidt, smal is. Dat velen haar zoeken, maar weinigen haar zullen vinden.

Maar als we Jezus volgen, kunnen we wandelen over het smalle pad, dwars over het overwoekerde wereld- veld. Dat probeert ons het uitzicht te belemmeren.

Dat wil ons laten struikelen en steekt zijn stekels en prikkels naar ons uit. Het wil ons dwingen terug te gaan en probeert ons angst aan te jagen.

Maar… Jezus gaat ons voor, Hij wijst ons de weg en baant ons pad. Daarom is het zaak ons oog voortdu­rend op Hem gericht te houden en vlak achter Hem aan te gaan. In Hebreeën 12 vers 3 (Heb. 12:03) kunnen we lezen: “Vestigt uw aandacht op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdra­gen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt”.

Wandel maar stilletjes achter Hem

aan, achter de Heiland,

Hij wijst je de wegen;

zijn die niet altijd lieflijk gelegen als je

zou wensen,

wil ze toch gaan.

Hij gaat vooraan!