Selecteer een pagina

Levend Geloof – 423

Levend geloof 2003. 03. 04 nr. 423

Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink

Het verval van normen en waarden is een onderwerp dat velen bezighoudt. Er gaat vrijwel geen dag voorbij of we lezen of horen er wel wat over. Allerlei oplossingen worden aangedragen, maar iedereen is het er over eens dat er maar weinig veranderd. Ook in ons blad hebben we er dikwijls over geschreven om dan tot de conclusie te komen dat het hoort bij deze tijd waarin de scheiding der geesten zich hoe langer hoe meer gaat manifesteren en dat de enige ‘sleutel’ tot herstel gelegen is in het aanvaarden en beleven van Christus in ons leven. Want alleen wanneer wij de gezindheid van Christus openbaren is er een leven zoals God dat bedoelt. Dan is daar het échte leven, vol harmonie en vrede. Nu bestaat het gevaar dat wij denken: “Nu ja dat is waar, maar wat kun­nen wij, als kleine minderheid van waarachtige christenen, nu van invloed uit­oefenen in een wereld die in de ban van de vorst der duisternis is? De duivel is immers nog de overste van deze wereld?”

Laten we afrekenen met deze negatieve gedachte want Jezus heeft immers al als eerste van een ‘nieuwe generatie’ getoond dat de duivel niet het laatste woord heeft? Hij heeft hem radicaal overwonnen en wij, die in de voetsporen van Jezus gaan, mogen delen in deze overwinning! Nu nog ‘in ’t geloof’, maar geloof is de zekerheid van de dingen die we hopen en het bewijs van de dingen die we (nog) niet zien. Geloof is het enige wat God van ons vraagt, niet als een soort ‘tegenprestatie’ omdat Hij zo’n groot geloof in ons heeft. Maar omdat wij naar Zijn beeld geschapen zijn, wij behoren bij Hem, en Hij heeft ons daarom te allen tijde lief. In dat geloof wat Hij in ons hart gelegd heeft, is letterlijk alles aanwezig wat het mogelijk maakt in het doen van de wil van God. Een ‘wil’ die niet als een soort wet op ons ligt maar die leeft in ons hart en daarom niet ver­borgen blijft. Dan kunnen we tijdelijk nog met lijden te maken hebben, het deert ons niet en geven we als ‘kleine kudde’ invulling aan de grote taak: een levend getuige van Hem en Zijn Koninkrijk te zijn. Het is over deze en andere facetten van het evangelie waarover u in dit nummer in de verschillende artike­len weer kunt lezen en wij wensen u daarbij veel zegen en geloofsinspiratie toe!

 

Als wij een nieuwe schep­ping zijn door Gert Jan Doornink

. . . is het tot groei en ontwikkeling komen van het nieuwe leven in Christus een belangrijke doelstel­ling die ons bezighoudt.

. . . hebben wij het fundament, zoals dat omschreven wordt in Hebreeën 6 vers 1 en 2 (Heb. 06:01-02), gelegd zodat van daaruit ons geloofsleven verder wordt opgebouwd.

. . . worden wij beheerst door het verlangen dat ook anderen het nieuwe leven in Christus leren ken­nen en weten dat daarbij de ‘open­baring van de gezindheid van Christus’ een belangrijk facet van ons getuige zijn is.

. . . weten wij dat wij te maken krij­gen met aanvallen uit het rijk der duisternis, die wij echter kunnen weerstaan met de inwonende kracht van Gods Geest en door het ter hand nemen van het ‘schild des geloofs’.

. . . zal de tegenstander steeds meer bakzeil bij ons halen omdat wij, door geestelijke groei, stabiele, overwinnende christenen worden.

. . . is ons oog voortdurend gericht op Jezus Christus, want Hij is niet alleen onze Verlosser, maar ook ons grote geloofsvoorbeeld.

. . . zijn wij niet bang, ook niet in moeilijke omstandigheden, omdat wij weten dat God alle dingen doet meewerken ten goede.

. . . zien wij niet meer achterom (naar ons oude leven) omdat wij weten dat wij dan, zoals Jezus zei, niet geschikt zijn voor het Koninkrijk Gods.

 

Principes inleiding door redactie

Folkert Pool, de schrijver van dit arti­kel, is al vele jaren voorganger van de volle evangelie gemeente ‘Perspectief’ te Leeuwarden. In dit speciale artikel laat de schrijver zien hoe de beleving van Gods liefde, als belangrijkste eigenschap van ons christen-zijn, in de praktijk behoort te functioneren en hoe daarbij primair de gemeente de plaats is om dit te realiseren.

 

Principes van een levende relatie door Folkert Pool

Wat is het belangrijkste in het leven? Wat wordt van ons gevraagd bij de eindbeoordeling? Barmhartigheid roemt tegen het oordeel, dus barmhartigheid of wel de verbondstrouw geeft de doorslag. Je zou kunnen stellen dat ‘het niet toelaten en/of doorgeven van de liefde van God zonde is’.

Het gebod of wel de onderwijzing is: “Gij zult mij liefhebben”. Niet-lief-hebben is dus gebedsovertreding en dus zonde. De zonde waaruit alle overtredingen voortkomen.

Wie niet liefheeft en zijn binnenste voor zijn broeder toesluit, hoe kan de liefde Gods in hem blijven? Hij blijft in de dood en in de duisternis omdat hij niet liefheeft. Dan heb je dus geen relatie met je Schepper, die liefde is, en ook niet met elkaar.

De sleutel tot leven

Voorafgaand aan dit alles is of er plaats is voor mezelf. Weet ik mezelf geaccepteerd, geliefd, bemind, een koninklijk kind of voel ik mezelf altijd minder door afwijzing en ver­werping? Liefde kunnen ontvangen is de sleutel tot leven. Wel of niet ontvangen hangt af van een keuze, waarop een leerproces volgt. Met een dankbaar hart liefde toelaten is een groot geheim, toegang geven door de poorten van lof en dankbaarheid. Door liefde te betonen, door elkaar te dienen, door genade op genade uit te delen, vervul je de wet! Immers wie steelt of liegt of over­spel pleegt, doet de ander tekort en zo stopt de relatie, de verbondenheid of betrokkenheid met de mens en met God. Door niet lief te hebben ontstaan de negatieve emoties in de mens: boosheid door tekort aan lief­de; angst door tekort aan veiligheid; verdriet door tekort aan troost; leegte door tekort aan bevestiging; een­zaamheid door tekort aan nabijheid. In het Koninkrijk van God draait alles om liefde, troost, bemoediging, aanvaarding, dat wil zeggen: er zijn voor de ander, omdat die Ander er ook voor jou is. Niet in theorie, maar in praktijk. Paulus bidt dat Filemons gemeenschap in het geloof zich werkzaam tone, dat het in de volheid tot wasdom komt, zoals velen reeds hadden ervaren doordat hun harten door hem waren verkwikt.

Misschien is er zelfs: verouderde boosheid; weggedrukte angst; ver­waarloosd verdriet; gecamoufleerde leegte; verborgen eenzaamheid.

Juist dan is er heel veel liefde en ver­trouwen nodig om door “olie en wijn” wonden te verzorgen, zodat de gebukt, gebogen, gekneusde mens zich op kan richten, in het besef een beminde te zijn van God en men­sen.

Versterking of -beperking?

Relatie is een emotionele uitwisse­ling, verbinding, verbondenheid. Relaties worden vooral gevormd door emotionele inhoud.

Enkele voorbeelden waarbij het wel of niet uiten van basisemoties de relaties versterken of beperken:

Boosheid

Wanneer terecht, of niet terecht boosheid is ontstaan, is het uiten daarvan naar de bron van die boosheid noodzakelijk om tot ver­zoening te komen. Immers als boos­heid is ontstaan door belediging, kwetsing, afwijzing, manipulatie en dergelijke, geeft dit verwijdering in de relatie, maar door deze gebeurte­nis/beleving aan het licht te brengen kan er verzoening ontstaan, waar­door het contact beter wordt dan voordien.

Agressie is vaak een gevolg van boosheid. Alice Miller schrijft in haar boek: “Het drama van het begaafde kind”: Agressie en geweld zijn het resultaat van de onderdruk­king van de verboden, maar gerecht­vaardigde woede van het geminachte kind. Door minachting, dat wil zeg­gen door gebrek aan respect en hoogachting, gaan alle relaties stuk. Boosheid moet geuit, verzorgd en verwerkt worden door woorden van liefde, rechtvaardiging en bemoedi­ging-

 

Verdriet

Wie troost wil ontvangen, dient zijn verdriet te uiten. Het ver­dringen van verdriet kan zeer grote negatieve gevolgen hebben. In dit verband kun je met de Spreuken­dichter zeggen: “Wie zijn overtredin­gen (zijn tekorten, zijn negatieve emoties) bedekt zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en nalaat (na verzoening), die vindt ontfer­ming”. Of Psalm 32 vers 3 (Ps. 032:003): “Zolang ik zweeg kwijnde mijn gebeente weg”.

Paulus uit regelmatig zijn strijd, nood en verdriet, maar wordt ook overvloedig getroost door de God aller vertroosting, maar ook door mensen die hem komen opzoeken: “God, die de eenzamen troost, heeft ons getroost door de komst van Titus” 2 Korinthe 7 vers 6 (2 Kor. 07:06).

God gebruikt vaak mensen om zijn mensen te helpen, om hen te voor­zien van het broodnodige.

In een boek las ik: “Verwaarloosd verdriet geeft ommuurde woede”. Door niet te uiten, bouw je muren en blijf je in woede eenzaam achter.

Angst

Wie zijn angsten uit omdat hij zich veilig weet, wordt bevrijd uit zijn angsten zodat een gevoel van veiligheid kan groeien. Zoals de dood van zijn kracht is beroofd, heeft Jezus ook de angst ontkrachtigd. Hij is de Vredevorst die vrede bewerkt in angstige harten.

Gideon was bang, maar de Heer sprak: “Vrede zijn u, vrees niet!” Wie met Christus gestorven is, heeft niet te vrezen want zijn leven is gebor­gen met Christus in God.

Maar Gods schuilplaats is soms moeilijk te ervaren als je geen schuilplaats vindt in je geestelijk Huis. In 1 Korinthiërs 13 vers 7 (1 Kor. 13:07) staat in onze vertaling: “Liefde bedekt alles”, maar eigenlijk wordt er bedoeld: Liefde brengt alles onder één dak. Liefde doet mensen thuis komen, in een huis wonen. Waar liefde heerst, daar wordt zijn herstel verkregen. Dat is een evangelie dat klinkt als een blijde boodschap.

Leegte

Veel mensen kennen een gevoel van leegte. Waar te weinig woorden zijn gehoord van liefde, ondersteuning en bevestiging, waar te weinig aandacht en begrip is getoond, waar te weinig liefde en warmte en aanraking is gevoeld tij­dens de kinderjaren is het leven niet gevuld.

Aanvullen, opvullen met meer dan woorden alleen is dan op latere leef­tijd alsnog nodig, zelfs door liefde­volle aanraking.

Gemeente zijn – gemeenschap zijn is dan ook geen luxe maar noodzaak om aan te reiken wat ontbreekt. Met elkaar vormen we elkaars ‘lege vak­kenvullers’ binnen de gemeente. Om de vakken van een ander te kun­nen vullen, moet je zelf eerst ont­vangen. Immers: Dient elkaar met de rijkdom van onverdiende liefde die jezelf ontvangen hebt als goede uitdelers (Statenvert. ) van alles wat je zelf van God ontvangt 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10).

Wie emotioneel op slot zit en zelf niets heeft ontvangen, heeft niets om uit te delen. Immers, liefde is niet een functie van het verstand, maar van het hart.

Jezus zegt: “Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf die de Heer over zijn dienstvolk heeft gesteld, om ’ hun op tijd hun voedsel te geven?” Matteus 24 vers 45 (Matt. 24:45).

Ontvang of geef het goede voedsel waardoor eigenwaarde, waardig voe­len en identiteit toeneemt, en faal­angst, gevoel van tekorten en min­derwaardigheid verdwijnt.

Wat beslist nodig is

Wat is in dit alles nodig? Een onthul­lende, genezende, veilige gemeen­schap waar elk oordeel en elke ver­oordeling ontbreekt. Immers iedere veroordeling brengt verwijdering. Maar barmhartigheid roemt tegen het oordeel of triomfeert over het oordeel Jakobus 2 vers 13 (Jak. 02:13). Gemeente-zijn is een gemeenschapsvorm die een oordeelsvrije ruimte schept.

Door veroordeling wordt je onrecht aangedaan, maar een eerlijke beoor­deling in liefde geuit is waardevol. Evaluatie is zelfs noodzakelijk. Jesaja 5 vers 20 zegt: “Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die bitter doen doorgaan voor zoet en zoet voor bitter”.

Maar je mag ook bij een beoordeling voor jezelf opkomen.

Jezus zegt tegen een soldaat: “Indien Ik verkeerd gesproken heb, geef aan wat verkeerd was, maar indien het goed was, waarom sla je Mij?” Wat is meer nodig? Dat is het ont­vangen of ontwikkelen van een zachtmoedig en nederig hart, want dat is voorwaarde om rust te vinden voor je ziel. Verzet, hoogmoed en afgunst verhinderen ons tot herstel en genezing, tot groei en ontwikke­ling te komen. Jezus zegt over het volk Israël: “Hun hart is vet, onbereikbaar geworden, hun oren zijn hardhorend geworden opdat ze niet horen en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen” Matteus 13 vers 15 (Matt. 13:15).

Door eerlijk, open en duidelijk je angst, verdriet, boosheid, leegte of eenzaamheid onder ogen te zien, door de moed en het lef te hebben ze te erkennen en er over durven praten, geeft bevrijding en herstel. De waarheid zal je vrijmaken. Onderkennen, herkennen, uiten aan de Heer en naar elkaar geeft ruimte aan de Heer en aan de ander om te vullen.

Het is belangrijk dat iemand vol­doende van je houdt om je de waar­heid te zeggen.

Relaties en verbond

Onze God is een God van relaties. Doel van de schepping was: God op zoek naar partners, God op zoek naar aanbidders. God wist wat een­zaamheid – alleenzaamheid bete­kent. Daarom de uitspraak: ‘‘Het is niet goed dat de mens alleen is”. Onze God weet wat relaties inhou­den. Daarom noemt Hij Zich: de God van het verbond, van de verbin­tenis, van het verbonden zijn. Hij is de God van de goedertierenheid of wel de verbondstrouw. Gods verbond is niet een maatschap, een contract, een vennootschap, maar een verbon­denheid in betrokkenheid. De Israëlieten hadden het verbond ont­bonden en dan is er geen verbinding meer.

Voor God houdt een verbond in, dat je je om de ander bekommert, zorg hebt voor de ander, troost geeft via de Trooster.

Verbond = relatie = verbondenheid = betrokkenheid = gemeenschap.

Wij mensen zijn geroepen tot een relatie met Jezus Christus 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09), tot samen beleven, samen delen, ook uitdelen in plaats van naar binnen gericht zijn. Hoe blijft anders de liefde Gods in ons?

Hoeveel samen delen is er in je huwelijk? Hoeveel gesprek, uitwisse­ling, diepte in liefde beleving?

Hoeveel heb je gemeenschappelijk in de beleving van een zondags­dienst of in de huiskring door de week? Hoeveel ontmoeting waardoor verdriet, angst, boosheid en een­zaamheid afneemt? Is er voldoende ruimte, vrijheid, veiligheid om je verhaal kwijt te kunnen?

Jezus gaat zover dat Hij Zijn bloed en vlees samen met ons deelt -aan ons uitdeelt- in een nieuw verbond. Hij gaf alles opdat de relatie met de Vader weer hersteld zou worden. Dit houdt ten diepste in: je om iemand bekommeren, je zijn lot aantrekken. Dan kun je weer zeggen: “Mijn Vader”. Van hieruit kunnen alle rela­ties hersteld worden.

In het Paradijs gingen alle relaties stuk tussen: God en mensen (mens verbergt zich, schaamte geeft afstand); man en vrouw (de vrouw wordt beschuldigd, grote verwijde­ring); ouders en kinderen (Kaïn ver­trekt); broer en broer (Kaïn slaat Abel dood).

In onze tijd is dit nog zeer actueel. Hoe vaak verwijderen wij ons niet van iemand door onze woorden. Het is nodig elke morgen alle goddelozen uit ons land te verdelgen. Een goddeloze is een doemdenker die beschuldigt en aanklaagt waardoor de relaties niet worden versterkt maar juist verstoord Psalm 101 vers 8 (Ps. 101:008). Daarom biedt weerstand aan de dui­vel, de doemdenker en doembewerker bij uitstek en hij zal ons met rust laten.

Relatieverstoorders

Enkele voorbeelden van verstoringen van de relatie:

– In onze huisgezinnen heeft de tele­visie als vriendelijke huisgenoot een grote invloed op onze relaties. Hij eist vaak het alleenrecht van spreken op zodat het gesprek niet meer gevoerd wordt.

– In een discotheek wordt het gesprek niet verstoord want er is helemaal geen gesprek en dus geen relatie meer mogelijk. Waarbij drugs en alcohol de mens zozeer beneve­len dat hij zelfs geen gesprek met zichzelf kan voeren en eenzaam­heid, leegte en verdriet tot volheid komen. De dood in de nog levende mens.

– Zelfs in de schepping is de harmo­nie verbroken. Lam en leeuw kun­nen niet meer samen. Mens en dier gaan niet meer samen om hun Schepper te aanbidden. In plaats daarvan worden dieren opgeofferd aan de afgod van het geld.

Koopkracht en economische groei zijn heilig, ten nadele van schepping en wereld. De moderne slavernij heeft een omvang die het in de geschiedenis nog nimmer heeft gekend.

Egoïsme, individualisme, macht, eerzucht en geldzucht bepalen onze maatschappij.

Kaïn sprak: “Ben ik mijn broeders hoeder?”, maar Jezus liet zien: Ik bén mijn broeders hoeder!” Jezus laat zijn broeder niet vallen, neemt geen aanklacht tegen hem aan en laat de relatie niet verstoren, daarom en daarin was Hij zonder zonde! Hij grijpt elke gelegenheid aan om de relatie te versterken. Wanneer Thomas moeite heeft om te geloven dat Jezus is opgestaan, veroordeelt Jezus hem niet maar komt hem tegemoet en leidt hem tot een diepe­re relatie. Petrus verloochende de Heer, maar Jezus herstelt wat stuk ging en stelt Petrus via berouw en verzoening volkomen in de vrijheid zodat Petrus werd tot een geweldige werker in Gods Koninkrijk, immers: Jezus houdt van mensen.

Hij houdt altijd vast en komt altijd voor je op. Wanneer je terecht moet staan omdat er iets misging, scha­kelt Hij op jouw verzoek de aankla­ger uit en brengt je weer terecht, daar waar je thuishoort.

Thuis bij de Vader en bij je broers en zussen.

Thuis bij de gemeente – de gemeen­schap der heiligen.

De gemeente

Door middel van de gemeente brengt God mensen thuis.

De gemeente is het lichaam van Christus en via Zijn lichaam maakt het Hoofd zichtbaar wat Hij bedoelt. Zo zal de denkwijze en de werkwijze van Jezus door ons gezien worden. Een gemeente is niet in de eerste plaats een groep mensen met dezelf­de leer, maar een gemeenschap zon­der veroordeling, zonder aanklacht, enz. onder verstoring van relaties. Een gemeenschap met versterking van de relaties door verzoening. Ook naar en in jezelf!

Door liefde en trouw wordt de onge­rechtigheid verzoend, door de vreze des Heren wijkt men van het kwaad Spreuken 16 vers 6 (Spr. 16:06). Zo kom je bij elkaar, bij jezelf, bij de Heer. Hoe is de relatie met jezelf? Is deze positief? Zonder veroordeling, zonder afwijzing, omdat Jezus Christus jou aanvaard heeft Romeinen 15 vers 7 (Rom. 15:07). Kun je uit de voe­ten met het gezegde: “Geloven is aanvaarden dat je aanvaard bent?” Jezus zegt: “Wanneer je eenmaal tot bekering bent gekomen, versterk dan uw broeders”.

Na bekering van hoogmoed, egoïs­me, hebzucht, enz. En wanneer je geleerd hebt zachtmoedig en nede­rig van hart te zijn, zul je rust vin­den voor je ziel en in staat zijn je broeder te hoeden en te verzorgen. Dan wordt je een ‘goede herder’. Zie Matteus 11 vers 28-29; 1 Petrus 2 vers 24 en 25 en Matteus 9 vers 36 tot en met 38 (Matt. 11:28-29; 1 Petr. 2:24-25 en Matt. 9:36-38).

Wat zonde is

Zonde is de relaties laten verstoren of zelf verstoren. Zonde is alles wat de ontwikkeling van relaties tot vol­heid tegenhoudt, alles wat scheiding aanbrengt met de Ander, de ander en met mezelf. De schepping ziet uit naar de bevrijding van de dienst­baarheid aan de vergankelijkheid tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods Romeinen 8 vers 21 (Rom. 08:21).

Farizeeërs en Schriftgeleerden lieten de armen, de tollenaars en de hoe­ren vallen. Ze waanden zich beter en werkten samen met de aanklager, de oude slang. Daarom noemt Jezus ze adderengebroed en witgepleisterde graven. Door hen wordt scheiding aangebracht en worden relaties kapotgemaakt.

Er gaat teveel stuk in gezinnen, huwelijken, families en gemeenten. Wat is nodig? Wat hebben wij nodig? Wat is onze grootste nood? Een groep mensen – een gemeen­schap waar het koningschap van Jezus Christus wordt beleefd. Een liefdevolle, genezende gemeenschap. ’ Immers, waar liefde woont, daar woont de Heer en wordt onze gene­zing naar geest, ziel en lichaam ver­kregen. Alleen waar men open, eer­lijk, duidelijk en nederig met elkaar omgaat, heeft men verbondenheid en betrokkenheid en reinigt het bloed van Jezus van elke zonde of wel van elke relatie-verstoring 1 Johannes 1 vers 7 (1 Joh. 01:07).

Is er vertroosting, vriendschap, vei­ligheid? Zijn we lotgenoten?

 

Ons grote voorbeeld

Jezus werd lotgenoot van alle ver­drukten en zondaars, van allen die zich minderwaardig en eenzaam voelen en daardoor misschien zijn gaan doemdenken. Hij is ons voor­beeld – volg Hem na in woord en daad, dan ben je een verstandig mens. Dan ontstaat er een gemeen­schap, dan ben je gemeente van Jezus Christus samen met broers en zussen, vaders en moeders, die juist daarin de wil van God ten uitvoer brengen. Er groeit steun, begrip, zorg, verbondenheid, respect en ple­zier in elkaars gemeenschap. Nodig overwicht – overgewicht, inhoud geven aan positieve gevoelens, zo ontstaat een diep gevoel van gemeen­schappelijke zingeving.

“God is liefde en Jezus is het bewijs”, staat op een poster; je zou als variant kunnen zeggen: “God is liefde en de gemeente is het bewijs”.

 

Het nieuwe leven in Christus. Stappen voorbij het kruis deel 14 door Wim te Dorsthorst

Ja, de genade van onze goede God in Zijn Zoon Jezus Christus is onvoor­stelbaar groot. De eeuwigheid zal er voor nodig zijn om het te tonen aan Zijn volk Efeze 2 vers 5 tot en met 7 (Ef. 02:05-07).

Waar mensen gehoorzamen aan Gods woord, krijgen ze deel aan die genade en opent zich een hele nieu­we belevingswereld met ongekende perspectieven. Hopelijk is dat met deze artikelenserie, “Het kruis voorbij”, dichter bij het hart van de lezers gekomen.

Nooit meer hetzelfde zijn

Als een dopeling opstaat uit het watergraf is misschien het enige wat je ziet, na wat geproest, een stralend blij gezicht, maar Gods woord zegt dat er onomkeerbare veranderingen in dat leven zijn gekomen.

Geestelijke realiteiten die een heel nieuw bestaan inluiden. Iemand die zich heeft laten dopen en naar Gods belofte ook de heilige Geest ontvan­gen heeft Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38), kan dus nooit meer hetzelfde zijn. Zo iemand is met Jezus gestorven, maar ook weer met Hem opgestaan uit de dood door de kracht van de heilige Geest.

Sceptici zeggen: Kom nou, alles is nog precies hetzelfde gebleven. Het is maar een symbolisch gebeuren, waar je geen wonderen van moet verwachten! Nee hoor, het blijft strij­den tegen de zonde tot de dood toe; dat is nu eenmaal onze natuur!

Misschien komt zo’n praten voort uit onwetendheid, maar het is niet waar! Dit zijn leugens van de duivel om te voorkomen dat de mens in nieuwheid des levens gaat leven.

Natuurlijk is het gekruisigd worden en het sterven met Hem symbolisch, want Hij is immers in werkelijkheid gekruisigd en gestorven als één voor allen, maar de doop is veel meer dan een symbool. Het is een gebeuren met een enorme geestelijke beteke­nis. Een bevrijding en verlossing van de oude mens, het lichaam der zonde, waarin slavernij was van de zonde en de duivel en dienst­baarheid aan de dood.

Een toestand waarin het onmogelijk was naar de wil van God te leven Romeinen 8 vers 7 en 8 (Rom. 08:07-08). De doop bewerkt een overgang naar een nieuw leven in Christus dat bepalend zal zijn voor de eeuwigheid. Een leven waarvan geen terugkeer mogelijk is en waar­in ook geen vermenging van oud- nieuw, vlees- geest mogelijk is. Het is geen opgelapte oude schepping, maar een ‘nieuwe schepping. Er is geen element van verderf meer in die nieuwe schepping, want het is naar de wil van God geschapen in waarachtige gerechtigheid en heiligheid!

Uit geloof leven

Na de doop zal het er op aan komen of men gaat geloven en gaat doen wat God zegt of dat men z’n oor leent voor wat mensen zeggen, wat maar al te vaak geïnspireerd is door de boze geesten.

God zegt: “De rechtvaardige zal uit geloof leven” Romeinen 1 vers 17b (Rom. 01:17b). Dat wil zeggen: ‘onvoorwaardelijk geloof in het woord van God’. God zegt niet: ‘de rechtvaardige zal geloven’, maar: ‘de rechtvaardige zal uit geloof leven’!Dat is het geheim voor het nieuwe leven.

Wat Romeinen zes zegt over de waterdoop, de eenwording met Jezus Christus hierin en de mogelijkheid van de nieuwe schepping is waar! En eveneens wat er verder in de Schrift over gezegd wordt is waar! Wie het gelooft en er naar gaat leven zal ervaren dat het leven verandert!

Waarom hebben we zo uitvoerig stil­gestaan bij alles wat het offer van de Heer Jezus betreft, bij de rampzalige toestand van de in zonden gevallen mens, bij de diepe geestelijke waar­de van de waterdoop en de geestelij­ke werkelijkheid van de nieuwe schepping in Christus?

Omdat zoveel christenen nauwelijks weet hebben van deze dingen en geestelijk gezien ver onder de armoedegrens leven, terwijl een ongekende rijkdom hun deel is geworden.

Of je leeft verder als onveranderde, omdat alles misschien nog hetzelfde lijkt of zelfs voelt, of je gaat leven vanuit de geestelijke werkelijkheid naar wat Gods woord zegt; leven uit geloof dus!

Een mens leeft immers vanuit z’n geestelijk gedachtegoed en vanuit geestelijke werkelijkheden. Als dat volgens Gods woord na de doop geheel anders is dan daarvoor, en dat is werkelijk zo, hebben we gezien, dan moet men leren van daar uit te gaan leven. Bekeren bete­kent o. a. ook ‘vernieuwen van den­ken en levenswandel’.

Gods woord zegt, dat de oude mens met Christus gekruisigd is, met het doel dat aan ‘het lichaam der zonde’ z’n kracht om te zondigen ontnomen zou worden en wij niet langer slaven van de zonde zouden zijn Romeinen 6 vers 1 tot en met 7 en Romeinen 6 vers 16 en 17 (Rom. 06:01-07; Rom. 06:16-17). De apostel Johannes durft het aan om te zeggen: “Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren”.

En veder zegt hij ook nog: “Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; want Hij, die uit God geboren werd, bewaart hem, en de boze heeft geen vat op hem” 1 Johannes 3 vers 9 en 1 Johannes 5 vers 18 (1 Joh. 03:09 en 1 Joh. 05:18).

Wie deze woorden van God gelooft en belijdt, wanneer de duivel tot zonde wil verleiden, zal ervaren hoe­veel kracht daar van uitgaat en dat ze dat doen wat God zegt. Zie ook Romeinen 10 vers 10 en Romeinen10 vers 17 (Rom. 10:10 en Rom. 10:17).

Nieuw leven in Christus

In de rest van Romeinen zes beschrijft de apostel dan het nieuwe leven in Christus.

Hij gaat daarbij uit van de eenheid die is ontstaan met Hem in alles. Hij is gestorven, dan zijn wij met Hem gestorven. Hij leeft, dan gelo­ven wij dat wij ook met Hem zullen leven. De dood voert geen heer­schappij meer over Hem, dus ook niet meer over ons!

Nu Hij leeft, leeft Hij voor God.

En dan vervolgt de apostel met: “Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus” Romeinen 6 vers 11 (Rom. 06:11).

Kijk, zegt hij, dat is de positie van de mens die in gehoorzaamheid alle gerechtigheid Gods vervuld heeft, naar het woord van God. Dat is de nieuwe mens, waarvan hij in Efeze 4 vers 24 (Ef. 4:24) zegt dat die geschapen is naar de wil van God in waarachtige gerechtigheid en heiligheid. Dat is dus heilig en zuiver zonder een spoor van verderf. Dit dus in tegen­stelling met de oude schepping die verdorven was, dood door zonde en ongerechtigheid.

Deze dingen moeten voor iedere christen ‘vaststaan, begint hij vers 11. De duivel zal immers altijd weer komen om deze kostbare waar­heden aan te vechten en onze blik weer op de omstandigheden te vesti­gen, die hij organiseert. Hij kan rechtstreeks in het denken ingang proberen te krijgen of hij doet het door mensen heen die komen als engelen des lichts 2 Korinthe 11 vers 13 tot en met 15 (2 Kor. 11:13-15). ” De duivel is en blijft de grote leuge­naar, de dief en de moordenaar die kost wat kost zal trachten te verhin­deren dat de gelovigen zonder zon­den in onberispelijkheid gaan leven. Maar Gode zij dank het is mogelijk! Dat moet voor iedere gelovige vast­staan.

 

De apostel vervolgt dan ook in 2 Korinthe 11 vers 12 tot en met 14 (2 Kor. 11:12-14) met: ‘Wij zijn in dienst van God gekomen’! Is er een groter verschil denkbaar in vergelijking met het oude leven?

Niet langer dienstbaar aan de onge­rechtigheid en de zonde, door het lichaam der zonde, maar onze leden, onze werkzaamheden van het lichaam, zullen nu geheel ten dien­ste van de gerechtigheid, ten dienste van God staan, zie ook 2 Korinthe 11 vers 16 en 17 (2 Kor. 11:16-17).

Wet en genade

Hij besluit vers 14 met: “Want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade”.

Dat is een hele belangrijke uit­spraak. Dat is het Nieuwe Verbond in Jezus Christus. De apostel ver­bindt deze uitspraak aan z’n voor­gaande betoog door het woord ‘want. Dat is een redengevend voegwoord; ‘aangezien je niet meer onder de wet, maar onder de genade bent, zijn deze dingen moge­lijk!

Hij geeft hiermee twee totaal ver­schillende leefwerelden aan.

  1. a) onder de wet,
  2. b) onder de genade. In hoofdstuk zeven beschrijft hij deze twee leefwerelden als volgt

a): “Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen”. Dat is de verschrikkelijke toestand van de mensheid buiten Christus. En dan toestand

b): “Maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield”. En wat is het gevolg: “Zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter” (vers 5-6).

De oude staat der letter is de bedie­ning van de wet en dat is de bedie­ning van de dood schrijft hij in 2 Korinthe 3 vers 6 en 7 (2 Kor. 03:06-07). Die letters waren door God in stenen tafelen gegrift, wat volgens mij een beeld is van het stenen hart van de mens na de zondeval, zie 2 Korinthe 3 vers 3; Jeremia 31 vers 33; Ezechiel 36 vers 25 tot en met 27 (2 Kor. 03:03; Jer. 31:33; Ez. 36:25-27). De mens had de weg gekozen van kennis van goed en kwaad, wat duidelijk in de wet verwoord wordt, en dat is de weg van de dood Genesis 2 vers 17 (Gen. 02:17). Dat was de weg van het oude verbond, onder de wet.

Maar dan komt de Heer Jezus om het nieuwe verbond, in de genade, te openen. Hij is het einde der wet en heeft de weg geopend om door geloof in Hem gerechtvaardigd te kunnen worden buiten de wet om Romeinen 10 vers 4; Romeinen 3 vers 21 en 22; Romeinen 5 vers 1 (Rom. 10:04; Rom. 03:21-22; Rom. 05:01; enz. ). In Zijn vlees, in Zijn lichaam is de wet, bestaande in geboden en inzettingen buiten werking gesteld, is met Hem of in Hem gekruisigd, Efeze 2 vers 15 (Ef. 02:15). Waardoor zijn onze overtredingen kwijtgescholden? De apostel schrijft hiervan: “Door het bewijs uit te wis­sen, dat door zijn inzettingen en geboden, dat is dus de wet, tegen ieder mens buiten Christus getuigde en een bedreiging vormde. Dat is weggedaan door het aan het kruis te nagelen!”

En wat is het heerlijke gevolg? Hij heeft hiermee de duivel alle macht over de mens die in Christus is ont­nomen.

Hij heeft de overheden en de mach­ten, dat is de duivel met z’n hele rijk, de wapens die hij tegen de mens had door de wet, afgenomen. Hij heeft ze openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd Kolossenzen 2 vers 13 tot en met 15 (Kol. 02:13-15).

En hoe was dit mogelijk? Doordat de Heer Jezus in alles aan de mens gelijk geworden is, geboren onder de wet in een lichaam der zonde, verzocht is geweest als alle mensen, maar nooit op geen enkele wijze overtreden heeft Hebreeen 4 vers 15 (Heb. 04:15).

Door Zijn heerlijk offer heeft Hij de weg van de genade geopend, zodat een ieder die in Hem gelooft en de weg Gods gaat, vrijgekocht is van de wet en het recht van zoon verkrijgt, wat evengoed ook voor vrouwen geldt Galaten 4 vers 4 en 5 (Gal. 04:04-05).

Vrij vertaald schrijft Johannes in 1:17 (Joh. 01:17): “De wet met alle geboden en inzettingen, die Mozes door bemid­deling van de engel ontving op de Sinaï, heeft hij aan het volk gegeven. Dat was de bediening van de dood! Maar door Jezus Christus is de gena­de gekomen, door Zelf de wet te ver­vullen en aan het kruis de mens er van vrij te kopen”.

De Heer Jezus zegt: “Ik ben geko­men om leven te geven, en dat in overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10).

Dat zijn twee totaal verschillende bedelingen, tijdperken; eeuwige dood en eeuwig leven!

De nieuwe mens kan dus niet meer zondigen want waar geen wet is, is ook geen overtreding Romeinen 4 vers 15 (Rom. 04:15).

Een hart van vlees

De profeten hebben het op verschil­lende manieren aangekondigd.

Jeremia beschrijft het in prachtige bewoordingen als het geheel nieuwe wat komen zal. Het zal niet te verge­lijken zijn met het Oude Verbond van de Sinaï. Een verbond waarbij de wet niet meer buiten de mens zou zijn op stenen tafelen gegrift, maar een verbond waarvan de Heer zegt: “Ik zal Mijn wet in hun bin­nenste leggen en die in hun hart schrijven” Jeremia 31 vers 33 (Jer. 31:33).

De profeet Ezechiël wordt door Gods Geest geïnspireerd en schrijft: “Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettin­gen wandelt en naarstig mijn veror­deningen onderhoudt” Ezechiel 36 vers 25 tot en met 27 (Ez. 36:25-27). Hier vindt je de elemen­ten bij elkaar waar we in deze serie over gesproken hebben.

Het reine water hebben we gezien. Numeri 19 en Hebreeën 10 vers 19 tot en met 22 (Heb. 10:19-22 en art. 09) is een heenwijzing naar de waterdoop. Een nieuw hart, een hart van vlees in plaats van het hart van steen. Dat is een gevoelig en gewillig hart, besneden in de besnijdenis van Christus. Een nieuwe geest in uw binnenste is de geest die weer levend is gemaakt door de gerechtig­heid Gods Romeinen 8 vers 10 (Rom. 08:10).

Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven. Jeremia schreef: Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun harten schrijven. Dat is als de Heilige Geest ontvangen wordt. Dat is het nieuwe verbond in Jezus Christus. En dan die prachtige slotzin: “Door de Heilige Geest zal Ik maken, zegt God, dat je naar mijn inzettingen wandelt en nauwkeurig Mijn verordeningen onderhoudt”.

Ziet u het grote verschil met het oude verbond waarin de apostel uit­roept: “Wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?

Hij heeft het antwoord gevonden voor hemzelf en voor ieder die wil geloven en zegt: “Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here”!

Het werk door de Heilige Geest

Bedoel ik nu met dit alles dat de doop een tovermiddel is? Nee, maar naar ik meen is toch overduidelijk geworden van hoe groot belang de volwassen waterdoop is en wat God daar aan verbonden heeft. De Heer Jezus noemt het niet voor niets ‘het vervullen’, of wat het ook betekenen kan, ‘volledig maken’, van de gerech­tigheid Gods.

Door dat de mens in gehoorzaam­heid de door God gewezen weg gaat en de Heilige Geest ontvangt als een ver­zegeling van God zelf, is hij/zij vrij van de wet en heeft deel gekregen aan de goddelijke natuur. Dat is zó wonderlijk dat het bijna niet te vat­ten is!

Zijn dan ineens alle problemen opgelost? Ja en nee! Ja, omdat naar de geestelijke werkelijkheid gezien de mens in alles deel heeft gekregen aan wat Jezus voor hem volbracht heeft, zoals we gezien hebben. Maar ook nee, omdat er een weg te gaan is van afleggen van het oude en aan­doen van het nieuwe. Een heiliging door de Heilige Geest en een diepe reini­ging door het waterbad van het woord van God.

Als je niet meer kunt zondigen kun je dan nooit meer iets verkeerd doen? Ja zeker wel! Maar je bent geen zondaar meer onder de wet van zonde en dood. Dat is in Christus definitief voorbij. Je bent gekomen onder de wet van de Geest des levens en er is geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn. “geen veroordeling” Romeinen 8 vers 1 en 2 (Rom. 08:01-02).

Je zondigt niet meer als een zondaar onder de wet, maar je doet best nog wel eens dingen fout als rechtvaardi­ge. Wie dat dan belijdt ontvangt ver­geving en reiniging door het bloed van de Heer Jezus 1 Johannes 1 vers 9 (1 Joh. 01:09).

De Heilige Geest is nu de levenswet in je binnenste, in je verstand en in je hart. Er vindt een samengroeien plaats van de menselijke geest met

de Heilige Geest met als gevolg dat het leven van God en Jezus steeds meer je leven gaat worden.

Zo zal er een volk ontstaan wat onberispelijk gesteld zal worden voor het aangezicht van God, onbe­rispelijk naar geest, ziel en lichaam. Ook naar het lichaam, want met onze ledematen zullen we steeds minder zondigen tot ze volledig rein in dienst zijn van God. Dat hebben we gezien in Romeinen zes. Bovendien zal, wanneer de zevende bazuin zal klinken, de Heer Jezus terug komen en dit heilige volk zal dan verheerlijkt worden zodat het ook naar het lichaam aan de Heer Jezus gelijk zal zijn.

Het kruis is fundament

Maar het begint met in gehoorzaam­heid de weg van God te gaan om in alles deel te krijgen aan wat de Heer Jezus volbracht heeft.

Het kruis van Golgotha is het funda­ment van de nieuwe schepping. Het kruis is het begin van alle heil, van alle oprichting, van alle genezing, van eeuwige heerlijkheid, van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid zal wonnen.

Een eeuwig Koninkrijk van vrede, omdat de Heer Jezus als de Vredevorst het gesticht en gegrond­vest heeft met recht en gerechtig­heid van nu aan tot in eeuwigheid Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Ik wil deze serie ‘Het kruis voorbij nu afsluiten met de drie woorden waar ik mee begonnen ben:

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zich­zelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort” Johannes 12 vers 24 (Joh. 12:24). “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voor­bijgegaan, zie, het nieuwe is geko­men. En dit alles is uit God” 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17)-

“Want ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven. Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefge­had en Zich voor mij heeft overgege­ven” Galaten 2 vers 19 en 20 (Gal. 02:19-20). Amen!

 

Jezus en het demonisch bedrog door Cees Maliepaard

“De duivel nam Jezus mee naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heer­lijkheid. En hij zei tot Hem: ‘Dit alles zal ik U geven indien U zich neerwerpt en mij aanbidt’. Toen zei Jezus tot hem: “Ga weg Satan! Er staat immers geschreven: ‘De Heer uw God zult u aanbidden en Hem alleen dienen’.

“Daarop liet de duivel Hem met rust, en zie: engelen kwamen en dienden Hem” Matteüs 4 vers 8 tot en met 11 (Matt. 04:08-11).

 

Naar het hooggebergte

De duivel nam Jezus mee naar een zeer hoge berg. Dat is niet in het natuurlijke geweest, want zelfs op de hoogste berg zal de gehele wereld niet overzien kunnen worden. Satan nam Jezus mee naar Beëlzebub, de overste van de demonen. En bij die goddeloze grootvorst werden Jezus al de koninkrijken van de wereld als op een presenteerblaadje aangebo­den. Dat leek de realiteit sterk te benaderen, maar het was slechts schijn. En nog niet eens schone schijn!

Wanneer de duivel iets begerenswaardigs aanbiedt, zit er altijd een bedenkelijk luchtje aan. In dit geval was het de knieval die Jezus voor hem zou moeten maken. Want daar­door zou met onmiddellijke ingang z’n gave relatie met de Vader een onherstelbare deuk opgelopen heb­ben. De vorst van deze wereld zou te allen tijde de supervisie over de mensen behouden hebben, en ook Jezus zou onder hem een bedenke­lijke plaats in het koninkrijk van Satan zijn toebedeeld. Met alle gevol­gen van dien voor de schepping.

Op de hoogste van de bergen

Volgens de Schrift zal de geestelijke berg Sion de hoogste van de bergen zijn Jesaja 2 vers 2 (Jes. 02:02). Op de natuurlijke berg Sion in Israël waren de natuur­lijke tempel en de dito regeringscitadel gesitueerd. Op de ‘berg’ Sion in de hemelse gewesten is de geeste­lijke tempel gebouwd en de hemelse koningstroon gevestigd. Daar ver­blijft Jezus als onze hogepriester en als de koning der koningen. Het aanbod van de duivel is derhalve van een te lage orde, en bovendien proef­de Jezus direct de valse voorwend­sels die er aan ten grondslag lagen.

Op de hoogste van de bergen zullen we samen met Jezus onze lof en aanbidding de Vader toe kunnen doen komen. De hemelse tempel is immers bij uitstek de plaats waar we alle eer bewijzen kunnen aan de Heer der Heren. Hij heeft ons gemaakt en Hij heeft alles bedacht wat de hemel en de aarde tot oorden van heerlijkheid, rust en vrede zul­len maken. In de verering van de God die dit alles tot stand gebracht heeft, zal ook de zorg voor elkaar en voor het geheel van de schepping tot uitdrukking gebracht mogen wor­den.

Daarom is het in alle opzichten een heerlijk en aangenaam vertoeven bij de eeuwige God en bij Hem die een getrouw beeld van Hem is: Christus Jezus. Dat mogen we uit ervaring weten in de dagelijkse omgang met Hen. Wie in contact met Jezus of met de Vader is, die verblijft op zulke momenten op de top van de hoogste berg in de hemelse gewes­ten. Daar wordt het smetteloze wit van de eeuwige sneeuw gevonden, de reinheid tot in alle onderdelen van het leven. En daar schijnen ver­kwikkende zonnestralen die van de Vader en de Zoon naar ons uitgaan wanneer we tot Hen naderen.

In die weldadige zonnegloed zullen we een ieder die met ons te maken krijgt laten delen. Dat past helemaal in het getuigenis dat we met woord en daad naar buiten uit zullen doen gaan. Dan kan men niet alleen over Gods liefde van ons horen, maar dan zal een ieder dat ook bij ons aan den lijve kunnen ondervinden. Er valt voorlopig niet aan te ontkomen dat dit nog maar ten dele lukt. De regering op de hemelse berg Sion functioneert perfect, maar de gemeente hier op aarde is nog onvolkomen. Dat komt doordat zij uit onvolmaakte mensen bestaat. En dus zullen we geduld met elkaar hebben.

Het doel voor ogen

Wat is het doel eigenlijk dat ons voor ogen staat? De volmaakte gemeente lijkt het meest aangewezen gegeven object in dit opzicht. Maar dat is toch betrekkelijk, want dan lopen we gevaar de blik op oneindig te hou­den en aan de actuele situatie niet toe te komen. We mogen immers bouwen aan het volmaakte huis van God. . . en bouwen doe je steen voor steen. Het doel waar we ons dagelijks op richten zullen, is dus de te bereiken pasvorm van onszelf als levende stenen in Gods tempel. De volmaakte vorm bereik je niet met één houweelslag! Daar zal wel een poosje werk mee gemoeid zijn, en ook met fijnzinniger gereedschap dan pikhouwelen. Je mag een ander in bepaalde situaties best eens een stuk gereedschap aanreiken, maar maak nooit de fout zélf aan een ander te gaan zitten prutsen! De stukken die er dan af kunnen vlie­gen, zouden wel eens haast onher­stelbare schade kunnen aanrichten. Het doel dat dag na dag te verwezen­lijken valt, is je gezamenlijk richten op het model dat Jezus ons nagela­ten heeft. Dat betekent niet dat iedereen exact dezelfde afmetingen zal moeten hebben – allesbehalve!

We mogen gewoon onszelf blijven, want we worden niet gebakken in een steenfabriek, maar we worden in de steengroeve uit natuursteen gehouwen. Zó wordt Gods tempel gebouwd: geen steen is gelijk aan de ander, maar desondanks passen we naadloos op elkaar. In dit hechte ver­band zal nimmer de ene steen tegen de andere zeggen: jij moet net zo groot worden als ik! En die zal nooit reageren met: nee hoor, jij moet kleiner worden – net zo klein als ik! Want God heeft in zijn wijsheid besloten dat het formaat er niet toe doet, enkel de pasvorm.     

Wat een prachtig gebouw is dit aan het worden! Dat vormen we met elkaar, steen voor steen klaarge­maakt in de steengroeve, en door de opperbouwmeester ingevoegd in het luisterrijke bouwwerk dat God zelf heeft uitgedacht. Over de basis en de afwerking hoeven we ons geen zor­gen te maken, want Jezus is het fundament en de sluitsteen.

Daartussenin zullen we het samen heel goed kunnen hebben. Want we ervaren Gods liefde in onze harten. En die grenzeloze liefde zullen we elkaar bewijzen en ook naar buiten de tempel zonder beperkingen uit mogen stralen.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Er wordt ons als christenen wel eens verweten dat we, omdat we geestelijk denken, spreken en handelen, een soort ‘zwevende christenen’ zouden zijn die niet meer met beide benen in de werkelijkheid van het leven staan. Niets is minder waar want juist omdat we ons volledig openstellen voor de leiding van Gods Geest, kun­nen we ook in het gewone leven van elke dag, functioneren naar de wil en de bedoeling van God. In de tijd waarin we leven blijven we daardoor gemotiveerd om onder alle omstan­digheden ons oog hemelwaarts gericht te houden en ons volledig af te sluiten voor alles wat uit de verkeerde bron tot ons komt. Lees 1 Petrus 5 vers 8 tot en met 11 (1 Petr. 05:08-11).

De geestelijke douche van een magnetiseur

‘Alternatief genezer populair’. Onder deze kop publiceerden de regionale dagbladen van het Wegener-concern onlangs weer eens een uitvoerig arti­kel over de alternatieve genezers.

Het blad schrijft: “Het aantal alterna­tieve geneeswijzen neemt snel toe. Alleen Apeldoorn al telt honderden alternatieve genezers die bijna even­veel verschillende behandelingen aanbieden. Alternatieve genezers ontvangen in Nederland nu per jaar 5,5 miljoen cliënten. Het pallet behandelwijzen wordt steeds kleurrijker, maar door de bank genomen neemt het aantal cliënten dat er om hulp aanklopt niet meer toe. Robin van Dongen uit Zutphen, organisa­tor van de Paranormale beurs, beves­tigt dat. Hij is kenner van de markt van alternatieve geneeswijzen en houdt beurzen in vooral Oost- Nederland. ‘Je kunt zeggen dat het aantal mensen dat belangstelling toont ongeveer gelijk blijft, maar wel dat die interesse komt vanuit steeds bredere langen van de bevolking’. Opvallend is dat men vanuit de meest bekende organisatie van natuurgenezers, de NNG, wel moet toegeven dat ‘het veld ondoorzichtig is en dat er teveel organisaties, registratie-instituten, opleidingen, beroeps- en belangenorganisaties zijn, die het veld ondoorzichtig maken’. Men ziet vaak door de bomen het bos niet meer. Iedereen kan zich alternatieve genezer noemen.

Geen bewijs

Gelukkig blijven de meeste reguliere artsen sceptisch staan tegenover de alternatieve geneeswijzen. Pijnpunt is ‘evidence based medicine’ (bewe­zen dat het werkt).

‘Dat bewijs ontbreekt heel vaak’, constateert bijvoorbeeld voorzitter J. Bouwman van de huisartsenvereni­ging Apeldoorn en Omstreken.

‘Neem homeopathie. Als dat werke­lijk veruit beter zou zijn dan al het andere, dan zouden we in Nederland toch niets anders doen? Ik denk genuanceerd over alternatieve geneeswijzen. Ik zeg altijd: Als je er baat bij hebt, doen. Maar of er ook mensen zijn die er werkelijk baat bij hebben weet ik niet. Ik zie ze in ieder geval nooit, die wondergenezingen. Hooguit af en toe mensen met een chronische kwaal die zeg­gen dat ‘het’ iets helpt. En voor de rest zie ik alleen maar mensen die na verloop van tijd weer bij mij terugkomen omdat ze er niets aan hadden’.

Tot zover deze huisarts in het artikel van Lex van Kooten, die verder in een apart artikel onder de titel ‘Magnetiseur geeft geestelijke dou­che’ aandacht besteed aan de mag­netiseur Harry Streppel, waarbij een mevrouw wordt geïnterviewd die met vage stressklachten bij hem kwam: ‘Ik had vage stressklachten, zat niet lekker in mijn vel. Zoiets waar een huisarts nou niet iets mee kan. Maar ik liep er al langer mee’. De behandelingen van de magneti­seur hielpen niet meteen: ‘Pas de vierde keer voelde ik ineens iets doorkomen. Ik kijk nu uit naar de behandelingen. Het is net een gees­telijke douche. Stress en spanningen stromen weg’.

Uit de verkeerde bron

Het is voor ons christenen duidelijk dat deze ‘geestelijke douche’ uit de verkeerde bron afkomstig is. Vooral als je verder leest wat de jongste opdracht van deze magnetiseur is: Nieuwe-tijds kinderen. ‘Vanaf 1987 is een golf zielen in kinderen gereïn­carneerd om de wereld beter te maken, liefdevoller en met meer respect voor elkaar. Dat was nodig, ja, dat zie je toch om je heen? Nieuwe-tijds kinderen hebben vaak paranormale gaven. Die kinderen komen soms problemen tegen. Zij botsen soms op een harde maat­schappij en kunnen er niet goed mee uit de voeten. Dat zadelt ze op met emotionele problemen omdat mensen niet zien dat zij bijzondere gaven hebben. Zij spelen bijvoor­beeld met fantasiefiguren die zij écht zien, maar de wereld rond die kinderen ziet dat niet. Ik leer ze dat wat ze zien gewoon is, geef ze meer zelfvertrouwen. En dat helpt’. Wat deze magnetiseur vertelt is slechts één van de vele voorbeelden die we zouden kunnen aanhalen om aan te tonen hoe vanuit de occulte wereld (magnetiseurs, waarzeggers, hypnotiseurs, helderzienden, etc. ) gepoogd wordt te infiltreren om de mens verder onder het beslag van de vorst der duisternis te brengen. Daar komt het in feite op neer, ook al zal men dat ontkennen. De magnetiseur waarvan in dit artikel sprake is beweert zelfs dat hij demonen kan uitdrijven. . . We behoren daarom als christenen de noodzaak te zien om gedoopt en vervuld te zijn met Gods Geest. Want alleen door het onderscheiden van geesten zijn wij ook in staat om deze te weerstaan. Soms openbaren bepaalde geesten zich heel subtiel door bepaalde mensen als zijnde ‘onschuldig’, maar in wer­kelijkheid brengt het ons in het ver­keerde vaarwater van het rijk der duisternis. Als christenen kunnen we pas voldoende weerstand bieden als Gods Geest de dagelijkse inwo­nende kracht is die ons beschermd en bewaard voor alles wat vanuit de verkeerde kant tot ons komt. En dat hebben we in de tijd waarin we leven zeker nodig!

Sabbat of zondag? Waar gaat het werkelijk om?

“Dick Hutter Verschut en zijn vrouw Marion gaven onlangs in Vierhouten een spreekbeurt over wat hen beziel­de om op de Noordwest-Veluwe 100.000 boodschappen te versprei­den over de sabbatviering”. Dit bericht lazen we in de Zwolse Courant die er nog aan toevoegde: “Alhoewel de meeste christenen de zondag als rustdag aanmerken, zijn er wereldwijd ook zo’n 20 miljoen sabbatvierende christenen zoals zevendedagsadventisten, zevendedagsbaptisten en evangelische sabbat-christenen. Hutter Verschut is ervan overtuigd dat het veel uit­maakt welke rustdag mensen hou­den”.

De bijeenkomst waar hij sprak werd georganiseerd door de Sabbatstichting.

Men kan zich natuurlijk afvragen of we ons wel druk behoren te maken over christenen die menen de sabbat weer te moeten vieren. Als ze dat menen, voilà, laat ze hun gang gaan. . . Maar zo simpel ligt het beslist niet, vooral niet als we beseffen dat veel ‘sabbatvierders’ ook op allerlei andere punten afwijken van de gezonde leer zoals deze geopenbaard werd door Jezus Christus.

Het gaat namelijk niet om de ‘vie­ring’ van de sabbat of zondag als zodanig, maar dat veelal het geeste­lijk inzicht ontbreekt waarom het werkelijk gaat.

In een uitvoerig en goed gedocu­menteerd artikel in Levend Geloof nummer 411, onder de titel ‘Aardse- of hemelse sabbat?’, heeft Jildert de Boer reeds uitvoerig aandacht geschonken aan deze materie, waar­bij hij onder andere opmerkte dat zij die de Schriften naar de letter lezen, daaruit de conclusie trekken dat ook christenen de sabbat moeten vieren. Ook de zondag is niet in de plaats gekomen van de sabbat. De Boer schrijft: “Jezus en de apostelen namen de sabbat en tilden deze van de aarde naar de hemelse gewesten, van het uiterlijke rusten en adem scheppen op een speciale dag Exodus 31 vers 16 en 17 (Ex. 31:16-17) naar het ingaan in de innerlijke rust door het geloof in Jezus Christus Hebreeën 4 vers 3; Hebreeën 4 vers 10 (Heb. 04:03; Heb. 04:10). Elke dag is dan een heden, indien gij zijn stem hoort! Hebreeën 4 vers 7 (Heb. 04:07).

Nieuwe schepping

Nog enkele citaten uit dat artikel: “De geestelijke, hemelse sabbat gaat veel dieper dan alleen maar een zevende deel van je tijd geen arbeid te verrichten, uiterlijke rust te genie­ten en God op die dag extra, heel specifiek te dienen. In de Galatenbrief noemt Paulus in het bijzonder het gevaar terug te keren naar de wet van Mozes en opnieuw daaraan dienstbaar te worden. In dit verband zegt hij: “Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar.

Ik vrees dat ik mij wellicht tever­geefs voor u ingespannen heb” Galaten 4 vers 10 en 11 (Gal. 04:10-11). Toch verwachten sommigen hier gerechtigheid door. Dat deden ze in die tijd ook met de besnijdenis. Paulus wist wat werkelijk van bete­kenis was: of men een nieuwe schepping is”.

“In Romeinen 14 lezen we over ster­ken en zwakken. Daarbij komt ook het al of niet houden van dagen aan de orde. Paulus schrijft: “Deze immers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze allen gelijk”. Dit probleem kwam naar voren bij een uit Joden en uit heidenen gevormde gemeente”.

In onze dagen proberen allerlei leringen de Gemeente van Christus binnen te dringen, die hoewel ze soms heel subtiel en minder belang­rijk lijken, veelal afremmend en ver­warrend werken. Het is daarom eens te meer belangrijk op te groei­en tot stabiele, volwassen christe­nen, zodat onze tegenstander geen enkele rol kan spelen die belemme­rend werkt. Het gaat er tenslotte om dat we geheel en al gaan functione­ren naar de wil en de bedoeling van God, zodat al Zijn eigenschappen (liefde, blijdschap, goedheid, recht­vaardigheid, enz. ) zoals deze geo­penbaard werden in Jezus Christus, ook in ons ten volle tot openbaring komen.

Ayaan Hirsi Ali en de Islam

“De drie grote godsdiensten, Jodendom, Christendom en Islam, hebben zoveel gemeen dat ze maar samen moesten gaan en misschien gebeurt dat op de duur ook wel”. Opmerkingen als deze en andere horen we zo nu en dan en ook christenen maken soms opmerkin­gen in die richting: “We hebben toch allemaal met dezelfde voorgeschie­denis te maken, we kennen bijvoor­beeld allemaal Abraham en weten wie hij was, waarom zou dat dan niet kunnen?”

Natuurlijk is het niet verkeerd over deze vragen na te denken, maar dan blijkt al spoedig dat we hier te maken hebben met een gevaarlijke redenering die niets met het echte geloof te maken heeft. Dit is name­lijk altijd gebaseerd op Jezus Christus. Hij is de enige weg om vrede met God te ontvangen en -wat zeer belangrijk is- Hij maakt het mogelijk als nieuwe scheppingen te kunnen functioneren. Dat gebeurt na de ‘grote verandering’ als we het rijk der duisternis verlaten hebben en het Koninkrijk van God binnen­gaan.

Juist dit ‘functioneren als nieuwe schepping’ maakt ons tot gelovigen die geen theorie aanhangen maar het leven zoals God dat bedoeld praktisch te kunnen beleven.

Alleen theorie

Veel religie is alleen theorie, dat wil zeggen zonder het door God bedoel­de leven. Men kan geloven in ‘de let­ter’ van Koran of Bijbel, maar wan­neer Zijn goedheid en liefde niet aanwezig zijn, wanneer uit niets blijkt dat het nieuwe leven, zoals Christus dat tot openbaring bracht, ook in eigen leven zich gaat openba­ren, zijn we misschien wel religieus bezig, maar hebben met een schijn van godsdienst de kracht daarvan verloochend.

Hoe men intensief verbonden kan zijn met een bepaalde religie blijkt nog eens weer uit de grote aandacht die de media de laatste maanden hebben geschonken aan Ayaan Hirsi Ali die in 1969 in Somalië werd geboren, zich losmaakte van de Islam en in Nederland kwam om hier te studeren. Ze werkte als tolk in abortusklinieken en Blijf van­ mijn lijfhuizen en als wetenschappe­lijk medewerker was ze verbonden aan de Wiardi Beckmans stichting van de Partij van de Arbeid. Met haar openlijke kritiek op de Islam oogstte zij, behalve lof, ook veel kritiek. Dreigementen zorgden er voor dat zij moest onderduiken. In okto­ber 2002 stapte Hirsi Ali over naar de VVD omdat ze meent bij die par­tij de belangen van de mishandelde allochtone vrouw beter te kunnen behartigen.

In een uitgebreide interview, dat Arjan Visser van het dagblad Trouw onlangs met haar had, vertelt Hirsi Ali onder andere dat zij de Islam, je overgeven aan de wil van Allah, een achterlijk uitgangspunt vindt, “maar dat wil niet zeggen dat ik de dragers van het geloof ook achterlijk vind. Zij lopen achter. Dat is iets anders. Zij kunnen nog vooruit”.

Mohammed

Over Mohammed zegt zij het vol­gende: “Op het beledigen van Allah ’s profeet, Mohammed, staat de dood­straf. Dat heeft de profeet zelf van God vernomen, zoals hij wel vaker boodschappen doorkreeg die hem goed van pas kwamen. Lees het maar na in de Koran: hij stal Zayneb, de vrouw van zijn leerling door te zeggen dat het de wil van Allah was. En erger nog: hij werd verliefd op Aisa, de negenjarige dochter van zijn beste vriend. Haar vader zei: ‘Wacht alsjeblieft tot ze de puberteit heeft bereikt’, maar Mohammed wilde niet zo lang wachten. Dus wat gebeurt er? Hij krijgt van Allah de boodschap door dat Aisha zich moet klaarmaken voor Mohammed.

Dat is kennelijk de leer van Mohammed: het is geoorloofd om het kind van je beste vriend af te pakken. Mohammed is, gemeten naar onze westers maatstaven, een perverse man. Een tiran. Hij is tegen vrije meningsuiting. Als je niet doet wat hij zegt, loopt het verkeerd met je af. Dat doet mij denken aan al die megalomane machthebbers uit het Midden-Oosten: Bin Laden, Khomeini. Saddam. Vind je het vreemd dat Saddam Hoessein er is? Mohammed is zijn voorbeeld. Mohammed is een voorbeeld voor alle moslimmannen. Vind je het vreemd dat zoveel moslimmannen gewelddadig zijn? Jij schrikt ervan als ik die dingen zeg, maar je maakt een fout die de meeste autochtone Nederlanders maken: je vergeet waar ik vandaan kom. Ik ben moslim geweest, ik weet waar ik over praat.

Postume chantage

Ik vind het verschrikkelijk dat ik, levend in een democratisch land, waar het recht op vrije meningsui­ting ons hoogste goed is, nog altijd te maken heb met de postume chantage van de profeet Mohammed. In Nederland mag meneer Aboutaleb de Koran lezen en denken: die Mohammed is fan­tastisch. En ik mag vinden: Mohammed is als individu verachte­lijk. Mohammed zegt dat een vrouw binnenshuis moet blijven, een sluier moet dragen, bepaald werk niet mag verrichten, niet hetzelfde erfrecht heeft als haar man, gestenigd moet worden als zij overspel pleegt – ik wil laten zien dat er ook een andere wer­kelijkheid is dan de ‘waarheid’ die, met behulp van Saoedisch geld, over de wereld wordt verspreid. Ik weet dat de vrouwen die zich moslim noemen mij nog niet zullen snap­pen, maar op een dag zullen ze de oogkleppen afdoen. We moeten alle socialisatiekanalen – gezin, onder­wijs, media – inzetten, om ervoor te zorgen dat moslimvrouwen zelfstan­dig en inkomensonafhankelijk wor­den. Dat vergt heel veel jaren, maar op een dag zal die vrouw, net als ik destijds, beseffen: ik wil het leven van mijn moeder niet”.

“Allah zegt: eerst gehoorzaam je mij, dan gehoorzaam je de profeet Mohammed en daarna je vader en moeder. In alles. Er is maar één moment waarop je ongehoorzaam mag zijn: als ze je vragen niet langer in Allah te geloven. Ik heb lang gewacht met het naar buiten bren­gen van mijn breuk met de Islam. Bang voor de consequenties: het ver­lies van mijn familie. Ik heb mijn leven lang de kool en de geit willen sparen – tot het niet langer kon. Alles wat ik nu doe, alles wat ik schrijf en zeg, had ik niet kunnen doen als ik in die spagaat was blij­ven steken. Nu staat er een grote, lege God tussen ons in; mijn familie wil mij niet meer zien. Zo pervers kan religie zijn: ze infiltreert in intieme relaties en dwingt ouders te kiezen tussen hun kinderen en hun God”.

“Ze zijn altijd in mijn gedachten. Er is gemis. Verdriet. En toch kan ik mijn schuldgevoelens beter de baas nu ik niet langer geloof dat ik mijn ongehoorzaamheid moet bekopen met een plaatsje in de hel. Wat mij zo verdrietig maakt, is de gedachte dat dit allemaal zo onnodig is: waar­om accepteren ze mij niet zoals ik ben?”

Geen automatisme

Tot zover Hirschi Ali in het inter­view in Trouw, waarover wij de vol­gende opmerkingen willen maken: Wij bewonderen de moed en zijn blij dat Hirschi Ali radicaal heeft gebroken met de Islam. Wat zij schrijft over de profeet Mohammed alleen al laat zien hoe pervers deze man was. Zeker niet iemand om na te volgen! Daarmee willen we ons niet negatief opstellen tegenover de vele miljoenen moslims die als zodanig niet beter weten omdat ze uit ‘ moslimouders geboren zijn en opgroeien in landen waar deze reli­gie de overhand heeft. Hetzelfde geldt trouwens voor een religie als het Christendom, waarmee we dan het naam-christendom bedoelen. Wij kunnen uit ‘gelovige ouders’ geboren zijn, christelijk opgevoed, maar zullen uiteindelijk zélf moeten kiezen om een werkelijk christen te worden. Er is geen automatisme! En onder een ‘werkelijk christen’ ver­staan wij dan zij die door bekering en wedergeboorte een nieuw leven zijn begonnen. Gods Geest heeft hen overtuigd, zij zijn ‘uit de Geest’ geboren en gaan hoe langer hoe meer ontdekken wat dit nieuwe leven werkelijk betekent.

Vooral dat laatste is zeer belangrijk! Blijft dit achterwege en blijft men in een beginstadium van dit nieuwe leven steken dan kan het rijk der duisternis toch nog geregeld infiltre­ren en de geloofsontwikkeling afremmen. Dan ontdekt men bij­voorbeeld niet dat God enkel goed is en Zijn liefde alle mensen omvat! Ook ontdekt men dan niet wat het betekent in de echte vrijheid van Christus te kunnen leven. En wat Hirsi Ali betreft: laten we hopen, bidden en geloven dat ook zij dat échte geloof leert kennen. Daarbij mogen wij bedenken dat niets onmogelijk is bij de God die wij die­nen!

 

Genade en gehoorzaamheid door Jildert de Boer

Onder de titel ‘Gehoorzaamheid en genade’ verscheen in het vorige num­mer het eerste deel van dit tweedelige artikel over dit onderwerp. Het accent werd toen gelegd op de gehoorzaam­heid. In dit tweede artikel volgt een verdere belichting van dit belangrijke onderwerp waarbij het accent valt op de genade. Jildert de Boer maakt vooral duidelijk hoe beide facetten van ons geloofsleven onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn (-red. ).

 

De genade gekomen

Wat een wonder als wij weten dat we genade van God hebben ontvangen over ons (zondige) leven. De genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen! De wet is door Mozes gegeven  Johannes 1 vers 17 (Joh. 01:17) en die omvatte niet de volledige waarheid over God. (Overigens wordt het woord “genade” volgens de concord­antie wel zo’n 30x  gebruikt in het oude testament). Jezus Christus heeft ons (werkelijk) God doen ken­nen Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18). Let wel: Jezus kwam met genade en waarheid. Genade zonder waarheid maakt slap en week. Waarheid zonder genade maakt hard en liefdeloos. Genade en gehoorzaamheid horen daarom bij elkaar en mogen niet van elkaar los­gemaakt worden, of tegenover elkaar worden gezet.

In het voorgaande hebben we uitge­breid stilgestaan bij de gehoorzaam­heid aan de waarheid. We zagen dat je je mag beroepen op de genade van God, maar dat dit een valse ondertoon krijgt, als je doorgaat met het je niets aan te trekken van som­mige geboden van God. Wij weten dat Gods grote gebod de liefde is. Dat neemt niet weg dat het onder­richt van Jezus, bijv. , in de Bergrede, of in Johannes 14, 15 en 16) en het onder­wijs der apostelen (bijv. in de eerste Johannesbrief, enz. ) doorspekt is met vermaningen, aansporingen, opdrachten, richtlijnen of geboden en raadgevingen of adviezen. We noemen maar de uitdrukking in 2 Petrus 3 vers 2 (2 Petr. 03:02): “het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland”. ‘ Genade maakt nu juist dat je de Here en zijn woorden gaat gehoorzamen in alles. Door genade leren we Hem kennen als Verzoener en Heiland; door gehoorzaamheid aanvaarden we Hem tevens als Heer en Koning over ons leven bijvoorbeeld Kolossenzen 2 vers 6 (Kol. 02:06).

Een dubbel deel

In 2 Korinthe 1 vers 15 (2 Kor. 01:15) gebruikt de Statenvertaling de term “opdat gij ene tweede genade zoudt hebben”. In Johannes 1 vers 16 (Joh. 01:16) staat de uitdrukking: “Immers uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, zelfs genade op genade”. Zo kun je bijvoorbeeld spreken over de genade tot zonde­vergeving en de genade om de heili­ge Geest te ontvangen met kracht tot overwinning op de zonde. De Geestesdoop is een genadedoop (zoals je de waterdoop een getuigenisdoop en de vuurdoop een lijdens- doop zou kunnen noemen).

De eerste genade die God ons geeft, is ons al onze ongehoorzaamheid te vergeven. Het zijn de gunstbewij­zen des Heren dat wij niet omgeko­men zijn! Klaagliederen 3 vers 22 (Klaagl. 03:22). Lof en dank aan God!

De tweede genade is dat God ons helpt en kracht geeft, om te gehoor­zamen aan Gods wil.

In Romeinen 6 vers 14 (Rom. 06:14) staat: “immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade”. Je zou kunnen spreken over bedekkende genade (over zonden) en beheersen­de genade (tot overwinning). Onder deze genade verliest macht der zonde zijn heerschappij.

Er is passieve genade als vrije, onverdiende gunst van God aan zondaren (“O, God wees mij zon­daar genadig”, Lucas 18 vers 13 (Luc. 18:13) en actieve genade, die je werkzaam en gehoor­zaam maakt.

Er is een genade tot redding die je niets kost bijv. Romeinen 3 vers 24 en Handelingen 15 vers 11 (Rom. 03:24, Hand. 15:11) en er is een genade tot Discipelschap, die je alles kost, omdat die je oproept tot totale gehoorzaamheid Lucas 14 vers 2; Lucas 14 vers 6; Lucas 14 vers 27; Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:02; Luc. 14:06; Luc. 14:27; Luc. 14:33). Nogmaals: bij een discipel hoort een gedisciplineerd leven. Een discipel hoeft niet te zoeken naar “roeservaringen”, zoals bijv. het zogenaamde “vallen, lachen en schudden in de geest” of een andere “zucht naar manifestaties”, maar de Geest richt je juist met dubbele genade op, om te gaan dienen en zegenen in het praktische leven.

Er is een genade voor ons (Jezus is voor mijn zonden gestorven en dat is mijn redding om niet, d.w.z. gra­tis) en er is een genade met ons en in ons, waarin we kunnen groeien 2 Petrus 3 vers 18; 2 Korinthe 4 vers 15 (2 Petr. 03:18; 2 Kor. 04:15). Paulus zegt eerst “maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben” en vervolgens: “en zijn genade aan mij is niet tever­geefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods die met mij is” 1 Korinthe 15 vers 10 (1 Kor. 15:10).

Tegen de Korinthiërs heeft Paulus ook als een medewerker van God vermaant “de genade Gods niet tevergeefs te ontvangen” 2 Korinthe 6 vers 1 (2 Kor. 06:01). Dan werkt de genade niets uit en dat is triest.

De eerste genade is genade zonder werken (der wet) (Gal. 02:21; Gal. 05:04; Ef. 02:08-09), maar de tweede genade voert tot een overvloed aan goede werken 2 Korinthe 9 vers 8 (2 Kor. 09:08). Dit zijn werken in God verricht, door de kracht van de heilige Geest.

Genade wordt soms voorgesteld als een “zacht doekje voor het bloeden”, maar de Bijbel wekt veeleer op tot “wees krachtig in de genade” 2 Timoteüs 2 vers 1 (2 Tim. 02:01). Voor verdere, diepere gehoorzaamheid in de details of sub­tiele dingen van ons leven is er weer meer genade van God nodig. Er is een voortdurende wisselwerking tus­sen genade en gehoorzaamheid! In 1 Petrus 1 vers 13 tot en met 17 (1 Petr. 01:13-17 wordt zowel gesproken over “vestig je hoop volkomen op de genade” als over “voegt u als gehoor­zame kinderen” en “wordt ook gij- zelf heilig in Al uw wandel”. Des te grotere genade Jakobus 4 vers 6 (Jak. 04:06), des te meer volkomen gehoorzaamheid 2 Korinthe 10 vers 5 en 6 (2 Kor. 10:05-06). Heerlijk om je naar uit te strekken, nietwaar? Lees de aan­hef van sommige brieven in het nieuwe testament, die spreken over een vermenigvuldiging van de gena­de! In de komende eeuwen zullen wij een overweldigende rijkdom Zijner genade mogen tonen naar Zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus Efeze 2 vers 7 (Ef. 02:07).

Van Jezus is geschreven dat er woor­den van genade van zijn lippen kwa­men Lucas 4 vers 22 (Luc. 04:22) en in de gemeente komt er heel wat genade via anderen over ons heen door middel van nut­tige, opbouwende woorden vol zegen Efeze 4 vers 29 vergelijk Handelingen 4 vers 33 (Ef. 04:29; Hand. 04:33).

Genade en nederigheid

Een belangrijke zaak is ook dat genade en nederigheid met elkaar in verband staan, want “de nederigen geeft Hij genade” Jakobus 4 vers 6 en 1 Petrus 5 vers 5 (Jak. 04:06 en 1 Petr. 05:05).

In de gemeente kan van alles gebeu­ren, maar door te kunnen buigen, je te verootmoedigen en de minste te zijn, kan Gods genade je te hulp komen en alle lastige situaties oplos­sen. Problemen ontstaan als we op de ander zitten te wachten dat die zijn ongelijk bekend (dat is zijn/haar zaak), of als wijzelf voor ons eigen gelijk op onze strepen gaan staan over misschien wel onbenullige zaken. Genade van God helpt je om te kunnen te relativeren, hoofd- en bijzaken te onderscheiden en zelf als eerste vergevingsgezind te zijn bij misverstanden, miscommunicatie en misinterpretatie. Je bewust te zijn van ontvangen genade van God, maakt je ruimhartig om de ander royaal genade te schenken bij een fout, verkeerde beoordeling of iets dergelijks.

Uiterlijke gehoorzaamheid?

Laten we niet tevreden zijn met uiterlijke gehoorzaamheid, zo van: we zitten in de samenkomst en lopen mee in het gareel. Denk aan de plichtsgetrouwe, wettische oudste zoon, die alle genade van de Vader ter beschikking had, maar het niet kon verkroppen dat aan “die zoon van u” (de jongste en wetteloze) genade en vreugde werd bewezen door de Vader. Laten we onszelf de spiegel voorhouden, of we hier enige gelijkenis met onszelf kunnen vin­den.

Natuurlijk hoeven we ook niet (aan de buitenkant) de indruk te wekken achter te blijven vergelijk Hebreeën 4 vers 1 (Heb. 04:01) door bijvoorbeeld niet mee te zingen in de samenkomst, of de collectezak achteloos aan ons voorbij te laten gaan. Hierin kan men elkaar niet oordelen, maar ieder zie toe op zijn of haar eigen wandel en wij mogen elkaar stimuleren tot het goede, wel­gevallige en volkomene. Ware gehoorzaamheid is uiteindelijk een hartenzaak, die weliswaar uit werken blijkt. Want: “zo zijn ook de goede werken aanstonds duidelijk, en die, waarmee het anders gesteld is, kun­nen niet verborgen blijven” 1 Timoteüs 5 vers 25 (1 Tim. 05:25).

Een W. W. J. D. -armbandje (=What would Jesus do?) dragen is een aar­dig symbool, maar is die gezindheid aan de binnenkant ook zo, dat ik genade vind om hulp te verkrijgen te gelegener tijd (Heb. 4:16) dat wil zeggen als er een verzoekingssituatie zich aandient? Vind ik dan genoeg helpende genade, om aan God gehoorzaam te reageren, dat wil zeggen “als Jezus”, die zachtmoedig en nederig van hart was? Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29).

Veranderde genade

Tegen Paulus zei de Heer in de let­terlijke en figuurlijke stormen in zijn leven “Mijn genade is u genoeg” 2 Korinthe 12 vers 9 (2 Kor. 12:09). Sommigen veranderen en vervalsen dit tot het maar door kunnen gaan met zondigen met als argument “er is toch genoeg genade” Romeinen 6 vers 1; Romeinen 6 vers 15 (Rom. 06:01; Rom. 06:15). Met zulke leuzen maakt men de genade goedkoop, ter­wijl het een dure losprijs was waar­mee Hij ons gekocht en betaald heeft 1 Korinthe 6 vers 20 Statenvertaling (1 Kor. 6:20). Op die wijze wordt de genade in los­bandigheid verandert Judas 4 (Judas 01:04). Losbandigheid= los van banden, dus zonder geboden ofwel zonder te gehoorzamen aan onze enige Heerser en Here Jezus Christus. In 2 Korinthe 12 vers 9 (2 Kor. 12:09) bedoelt de Heer met “Mijn genade is u genoeg” nu juist dat Zijn genade ook in de moeilijkste omstandigheden, als een engel van satan met vuisten slaat, voldoende zal zijn, om ertegen bestand te zijn, kortom: dat Hij toereikende genade zal geven om die zware situaties aan te kun­nen. Er is genade om leed te kunnen verdragen 1 Petrus 2 vers 19 en 20; Filippenzen 1 vers 29 (1 Petr. 02:19-20; Filip. 01:29). Laten wij de ware genade vasthou­den 1 Petrus 5 vers 12  (1 Petr. 05:12), dat is de genade Gods die je in waarheid hebt leren kennen Kolossenzen 1 vers 6 (Kol. 01:06). Deze ware genade geeft je nooit een vrijbrief om te zondigen, of van de genade een “slappe voorstelling” te maken, om aan de gehoorzaamheid te ontko­men, of er niet zuiver, serieus en nauwkeurig mee om te gaan. Helaas nemen sommigen een loopje met de vrijheid in Christus door deze te gebruiken als een aanleiding voor het vlees Galaten 5 vers 13 (Gal. 05:13).

Tweevoudige genade

Er is genade van God als men de nederlaag geleden heeft tegen de vij­and op een bepaald punt. Ik noem dit voor het gemak “lig-genade”, maar blijkens 1 Johannes 2 vers 1 en 2 (1 Joh. 02:01-02) is dat niet het gewone, maar als dit gebeurt dan hebben wij een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige. Dit kunnen we ook aandui­den met “genade achteraf” en dat is een troost.

Maar Gods bedoeling is “sta-genade”, dat is genade te vinden, om te blijven staan in gehoorzaamheid aan God en dit is “genade vooraf” en dat is dubbele troost. Iemand zei eens: “liggen staat ons veel meer aan dan dat staan ons ligt” en dat is wel raak getypeerd, maar zo mag het niet blij­ven! “Zo moet het voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, doch levend voor God in Christus Jezus” Romeinen 6 vers 11 (Rom. 06:11). Je kunt dood voor God zijn en levend voor de zonde of je bent dood (en doof!) voor de zonde en levend voor God! In Titus 2 vers 11 (Titus 02:11) lezen we dat de genade Gods verschenen is, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden. Deze opvoedende genade brengt ons onder meer tot een recht­vaardig en godvruchtig leven Titus 2 vers 12 (Titus 02:12) en tot een volijverig zijn in goede werken Titus 2 vers 14 (Titus 02:14).

Opvoeding

Opvoeding, van genade tot gehoor­zaamheid of de invloed van de geestenwereld tot wetteloosheid.

Wat mij op het hart ligt is erop te wijzen dat kinderen en jeugd “aan hun ouders ongehoorzaam” 2 Timoteüs 3 vers 5 en Romeinen 1 vers 30 (2 Tim. 03:05 en Rom. 01:30) een teken is van zware tijden in de laatste dagen en dit gaat ons in de gemeenten en in de gezinnen niet automatisch voorbij. De geest van wetteloosheid is in opmars en doet wat hij kan om onze kinderen en jeugd mee te sleu­ren. Dit geeft geen reden tot paniek of angst, maar we mogen ons opstel­len vanuit Gods rust Hebreeën 4 vers 11 (Heb. 04:11) en elkaar opwekken, opdat niemand ten val kome door voorbeelden tot ongehoorzaamheid te volgen.

Integendeel: laten wij met vrijmoe­digheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden, om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. Als wij als ouderen het zegel van God niet aan onze voorhoofden heb­ben (=vernieuwing van denken), dan lopen wij het gevaar dat het “groene gras” verbrandt, dat wil zeggen: dat de opgroeiende jonge mensen een prooi kunnen worden van wetteloze machten der duisternis Openb 8 vers 7; Openbaringaring 7 vers 3; Openbaring 9 vers 4 (Openb. 07:03; Openb. 08:07; Openb. 09:04). Laten wij onze kinderen en onze jeugd vurig claimen voor het Koninkrijk God en de genadetroon in onze bidstonden als het ware “bestormen”, zodat de goede engelenwereld ten dienste van hen bewogen wordt en zij wel bewaard blijven. De boze machten kunnen dan niet zomaar met onze kinderen hun wetteloze werk ver­richten, wat zij wel wensen. De goede engelen zijn er ook nog en zij worden door God ingezet ten dien­ste van ons Hebreeën 1 vers 14 (Heb. 01:14). Let erop dat Samuël en Mozes in een goddeloze  omgeving genadig bewaard bleven in gehoorzaamheid aan God op het gebed van hun ouders!

In de opvoeding gaat het naast bescherming en geborgenheid bie­den toch ook om het bij het opgroei­en steeds meer los te durven laten in vertrouwen op de genadevolle en liefderijke hand van de Heer.

Uiteraard ontslaat dit ons niet van goede, ouderlijke zorg en -al naar gelang de leeftijd- het houden van de vinger aan de pols.

Onze kinderen komen op school en werk met heel veel in aanraking uit het rijk der duisternis, maar wij als ouders geloven dat de engelen erbij kunnen, waar wij er op een bepaald moment niet (meer) bij kunnen.

Wat een genadegift zijn ook onze kinder- en jeugdleiders, die soms hun harten kunnen bereiken, waar wij als ouders dat op een gegeven moment niet altijd kunnen, ook al dragen wij de eerste verantwoorde­lijkheid.

Wij hebben continu genade en wijs­heid van God nodig. Daar bidden we al om als wij de kleine kinderen “opdragen” aan de Heer te midden van de gemeente. We werken eraan dat ze gehoorzaamheid leren: “Kinderen, weest uw ouders gehoor­zaam [in de Here], want dat is recht” Efeze 6 vers 1 (Ef. 06:01). Maar ook: “Vaders, prik­kelt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden” Kolossenzen 3 vers 21 (Kol. 03:21). En: “voed hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren” Efeze 6 vers 4 (Ef. 06:04). Wij dienen ons op te stellen tegen een geest van brutaliteit, die tegenwoordig heel algemeen tot de (wetteloze) “tijdgeest” hoort. Het is duidelijk dat we hier genade moeten leren vinden, om gehoorzaamheid te bevorderen in onze huizen. Een gouden regel daarbij is: “woorden wekken, maar voorbeelden trekken”. Respect kun je namelijk niet afdwin­gen, maar wel door verlokking ver­werven. Daarbij hoort allereerst het zoeken naar een goed contact en een harte band met de kinderen. Tijd in je kinderen investeren is waardevol gebruikte tijd. Op dit gebied moet ik zelf ook regelmatig door herinnering wakker gehouden worden. Dat het hart der vaderen (merk op het initia­tief!) teruggevoerd wordt tot de kin­deren en het hart der kinderen tot hun vaderen (als gevolg!) reikt Maleachi 4 vers 6 (Mal. 04:06) ons zo opwekkend aan. Op die wijze wordt de zogenaamde generatiekloof onder ons gedicht en verstaan oudere en jongere mensen wat er in elkaars hart leeft!

Het aloude negatieve geluid van “die jeugd van tegenwoordig” verstomt daarbij en de ouderen ontwikkelen een warm hart voor het geslacht dat na hen opgroeit!

Wat gaaf als jonge mensen breken met de geest van brutaliteit en respectloosheid jegens ouderen, wat in de maatschappij zo algemeen voorkomt en geheel anders gaan leven Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20) en niet een beetje anders al O.K. vinden. Hoe heerlijk als jonge mensen genade vinden om te kiezen voor gehoorzaamheid en zich kunnen (leren) houden aan bepaalde huisregels, die hun ouders op een bepaalde leeftijd tot hun heil en vrede gesteld hebben. Wie gehoorzaam wil zijn, leert simpel klokkijken en kan (mobiel) bellen naar zijn ouders of het wellicht een half uur later mag worden, dan thuis eerder was afgesproken.

Geweldig als bijvoorbeeld -door genade van de Here- het inzicht bij de jeugd ontstaat dat het nachtleven niets is voor christenjongeren, omdat wij de dag toebehoren en de werken der duisternis af willen leg­gen vergelijk 1 Thessalonicenzen 5 vers 5 tot en met 8; Romeinen 13 vers 11 tot en met 14

(1 Thess. 05:05-08; Rom. 13:11-14).

Genade tot reinheid

Tenslotte wil ik attenderen op een heldere richtlijn die de apostel Paulus ons gaf: “Vormt geen onge­lijk span met ongelovigen” 2 Korinthe 6 vers 14 (2 Kor. 06:14), een gebod dat ook in de natuurlijke wereld geldt en wat onder andere inhoudt: zoek geen verkering met een ongelovige jon­gen of meisje. Kijk uit met zoge­naamde bekeringen, om de jongen of het meisje te krijgen.

Als de ene helft van het span op een tafel staat en de andere helft van het span ongelijk op de grond, dan is het veel makkelijker om degene op de tafel (de christen) naar beneden te trekken, dan dat degene die bene­den staat naar boven gehesen kan” worden. De invloed van beneden doet zich sterker gelden en helaas hebben wij kostbare jonge mensen af zien glijden naar beneden door een ongelijk span te vormen in verkering met een ongelovige.

Daarom mogen wij meebouwen aan de positieve instelling om alleen een relatie aan te gaan met iemand die van harte de Heer wil dienen en te waarschuwen voor ongelijke span­vorming. Dit bespaart een heleboel problemen. De Heer wekt op tot gehoorzaamheid bij relatievorming en bij Hem kunnen we ook genade vinden over ons leven, om op dit ter­rein de goede keuzes en beslissin­gen te nemen, niet in hartstocht en begeerlijkheid, zoals de wereld, maar in heiligheid en eerbaarheid 1 Thessalonicenzen 4 vers 4 en 5; Hebreeën 13 vers 4 (1 Thess. 04:04-05; Heb. 13:04). Men leze eens Ezra 9 en 10 en Nehemia 13 vers 23 tot en met 27 (Neh. 13:23-27). Dat mag dan oude verbond zijn, er zitten voor ons toch nuttige lessen tussen. Dat geldt bijv. ook voor het aandachtig lezen van Spreuken 5, 6 en 7.

Oproep

Nu gaat het erom een besluit te nemen tot volledige overgave aan Gods wil op elk (bewust) punt van ons leven en radicale keuzes daarin te maken. God wil u en mij volle genade daartoe geven!

Gehoorzaamheid wordt dan geen loden last, maar een vreugdevolle zaak om de Heer waardig te wande­len, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10).

 

Op jacht naar het doel  Flitsen uit de Filippenzenbrief deel 10 Cees Maliepaard

“Niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar of ik het ook grij­pen mocht, omdat tk ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrek­kende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roe­ping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Laten wij dan allen die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien u op enig punt anders gezind bent, God zal u ook dat openbaren; maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!” Filippenzen 3 vers 12 tot en met 16 (Filip. 03:12-16).

Samen op jacht?

Er is een fundamenteel verschil tus­sen het hijgend hert waarop meedo­genloos gejaagd wordt en de jagers die in een wilde achtervolging het hert naar het leven staan. Het hert is slachtoffer en de jagers zijn de geweldenaars. Geen van beiden zul­len model kunnen staan voor de christen die zich uitstrekt naar het heil dat de eeuwige God in Christus Jezus geven wil. Het hijgend hert laat de psalmdichter niet ten tonele verschijnen vanwege het gehijg of het opgejaagd worden, maar vanwe­ge het feit dat het net zo naar het verfrissende water verlangt als hij dat zelf naar God doet.

Jagers in de zin van geestelijke geweldenaars zullen het Koninkrijk van God helemaal niet kunnen bin­nengaan, ook al zullen ze dat zeker proberen. Geweld heeft immers geen plaats in het vrederijk dat de Here God zich gecreëerd heeft. Want Gods gedachten van heil worden nooit gerealiseerd onder de indrin­gende dwangmatigheid van, bijvoor­beeld, religieuze geesten. Nimmer zal een zoon Gods in ontwikkeling, zich tot een gewelddadige opstelling mogen laten verleiden. En het hert dat meedogenloos achtervolgd wordt, dat smachtend van dorst is en welhaast in ademnood verkeert, kan uiteraard niets doen aan de situatie waarin het terechtgekomen is. Het heeft de boze jagers zeker niet opge­zocht.

Natuurlijk kan een dergelijke situ­atie zich ook wel bij mensen voor­doen, maar dat is dan niet het gege­ven dat Paulus hier bedoelt. Hij heeft niet de jagers van mensen op het oog, maar al evenmin de door hen opgejaagde mens. Paulus jaagt zélf ergens naar. Niet naar geld, het slijk der aarde, niet naar macht of aanzien onder mensen of naar roem die vergaat, maar naar het door God gestelde doel van zijn leven. Hij strekt zich uit naar wat hij van zijn God en Vader en van zijn Meester verwachten kan. Hij noemt dat ‘de prijs der roeping Gods’. Bij een dergelijke opmerking kan men zich afvragen wat de prijs is die de roeping door God zal moeten bedra­gen of wat de (ere) prijs is die genoemde roeping op zal leveren.

Ik ben een koning!

De prijs voor alles waar God een mens toe roepen kan, is al betaald. Die heeft Jezus voldaan. Maar de prijs die ons wordt toegekend bij de voleinding van alle dingen, is iets waar we ons zelf naar uit mogen strekken. Er wordt wel eens gezegd: aan alles hangt een prijskaartje. Maar dat is niet waar als de prijs er eenmaal voor betaald is. Het volle heil dat God een mens wil geven, is derhalve voor ons geen onbereikbare kostbaarheid, maar een gegeven dat duidelijk binnen onze mogelijkhe­den is gekomen. Je moet er voor bij Jezus zijn. Hij heeft zijn leven inge­zet, opdat wij het leven op zouden kunnen pakken dat God van meet af aan bedoeld heeft voor wie burgers van zijn koninkrijk zouden wezen. Dat is de prijs die Paulus najoeg. Niet als een hijgend hert dat met de tong uit de bek over de vluchtweg raast, maar als een koningszoon die de koninklijke waardigheid in ont­vangst gaat nemen. We jagen dus louter op een koninklijke manier. En daarbij dienen we niet te denken aan de jachtpartijen in de koninklij­ke bossen op de Veluwe, want daar zullen we weinig of niets koninklijks aan kunnen ontdekken. We zullen er op bedacht mogen wezen, net als Jezus bezig te zijn. Hij stelt zich er op in, met ons medelevend, ons het koninklijk heil toe te doen komen. Hij is immers de koning van de koningen; Hij voelt zich derhalve voor ons verantwoordelijk. Hij heerst in gerechtigheid over ons ter­wijl wij óók aan het leren zijn als rechtvaardige koningen onze bedie­ningen te vervullen.

Als koningen in het vrederijk van de Vader, bezitten we de autoriteit elke weerstrevende werking der duister­nis te verjagen. Dat doen we dus zonder op een doorlopende demonenjacht uit te wezen. Met Satan worstelen is namelijk helemaal ons doel niet, en nog minder voelen we ons geroepen met hem in discussie te gaan. We hebben slechts de opdracht de duivel te weerstaan, en niet hem in z’n hol op te zoeken. Iemand weerstaan kun je pas als jij of één van je maatjes aangevallen of onder druk gezet wordt. Welnu, de brute bezigheden van Beëlzebub breken we onder zijn handen af. Hoe? Gewoon door hem met gezag in de naam van Jezus weg te jagen. Voorkom dat je door hem wordt opgejaagd, blijf in het klimaat van Gods Koninkrijk. . . in het klimaat dat bepaald wordt door Goddelijke rein­heid, vrijheid, vrede, blijdschap en gerechtigheid. Je mag je ontwikkelen als een koninklijke zoon van de Vader.

Een koninklijk vergeten

Evenals Paulus dat praktiseerde, mogen ook wij met alle vrijmoedig­heid vergeten wat achter ons ligt. Dat is gewoon nodig om los te komen van de dingen uit het verle­den. Dat kan van alles en nog wat wezen: van een verkeerd, zondig leven tot beschadigingen door de inwerking van duivelse machten, al of niet door mensen heen. Je mag herstellen door de onnoemelijke genade van onze Heer, en je zal van alles wat het beeld van God in jouw leven aantast, los mogen komen. Laat het achter je. Van sommige zaken kan een mens vrij eenvoudig loskomen, maar van andere komt er heel wat meer voor kijken. Als je leven een puinhoop is geweest, krijg je er alle tijd voor het puin te rui­men en daarna orde op zaken te stellen. Je mag alles voor het eerst in je leven of voor de tigste keer gaan richten op het plan dat God met jouw leven heeft. Want jij en ik kun­nen veranderen, maar onze God wij­zigt zijn bedoelingen met de mens niet. Met geen enkel mens!

Toch wil ik hier wat bij opmerken. Vergeten wat achter ligt, kan in som­mige gevallen een wel erg goedkope oplossing wezen. Zó goedkoop bedoelt Paulus het niet. Ik denk aan iemand die in een gemeente zeer onheus behandeld is. Zo’n persoon kan tegen degenen die hem mis­kend hebben, zeggen: laten we het maar vergeten. Dat is dan een koninklijk gebaar. Maar wanneer dit tegen het slachtoffer gezegd wordt door een gemeenteleiding die zelf in de fout gegaan is, rammelt zoiets aan alle kanten. Andersom is het natuurlijk niet anders, als de fout bij het individu ligt en deze het naaide gemeenteleiding vergeten wil, is dat is ook een handelwijze die niet door de beugel kan. Alleen degene die onheus behandeld is of schade gele­den heeft zal kunnen vergeten wat achter ligt. Wie zelf een verkeerde houding aan de dag gelegd heeft, zal slechts op één manier aan het verge­ten van het verleden kunnen toeko­men, namelijk wanneer hij z’n onjuiste houding aan God en de betrokken mens (en) beleden heeft. Soms kom je tegen dat een futiliteit jaren later nog wordt kwalijk geno­men. Vergeven en vergeten zijn dan begrippen waarvan men de beteke­nis waarschijnlijk eerst in een woor­denboek op zal moeten zoeken. Degene die zo doet, zal moeilijk kunnen beweren in de gezindheid van Christus te leven. Maar ook komt het voor dat wie echt gele­den heeft onder de onchristelijke houding van medechristenen, hier op een koninklijke manier afstand van nemen kan en het anderen totaal niet toerekent. Dat laatste cor­respondeert uiteraard wél op de levensvisie die ook Christus Jezus had. En dat is ook vandaag de dag nog de levenshouding van de onovertroffen Koning der koningen.

Doe wel en zie niet om!

Wie werkelijk levensvernieuwing kent (op basis van het volbrachte werk van Jezus) mag leren niet meer bezig te zijn met wat achter ligt. Een geestelijk mens werkt normaliter niet met een achteruitkijkspiegel. Je hebt die in het leven met de Heer alleen nodig om een achteropko­mende vijand te signaleren, en niet om doorlopend geconfronteerd te worden met de bedenkelijke sporen die je wellicht zelf achtergelaten hebt. Trouwens, omzien naar wat je goed gedaan hebt, heeft ook een bedenkelijke kant: Sowieso als het een terugblik is naar zaken waar je schouderklopjes voor verwacht. Die aanrakingen hoeven op zich natuur­lijk niet verkeerd te zijn, maar dat is wel het geval als het iemand daarom te doen is.

Hoe zit het trouwens met het vol­maakt zijn – zijn we dat nu wel of niet? Paulus schrijft in dit kleine stuk zowel het één als het ander. Eerst staat er: niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds vol­maakt zou zijn, en even verder: laten wij dan allen die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. We hebben al eens eerder geconstateerd dat er geen ‘bijbelheiligen’ zijn. Paulus was een mens van gelijke bewegingen als wij. . . ook hij vergaloppeerde zich wel eens, en dat was hij zich kenne­lijk bewust. Vandaar zijn erkentenis: niet dat ik volmaakt zou zijn. Toch heeft hij het enkele zinnen daarna over wij allen die volmaakt zijn. Hoezo volmaakt; praat Paulus hier (profetisch) met toekomstvisie? Nee hoor, zo ingewikkeld ligt het niet. Hij geeft hiermee aan dat de gezind­heid van Christus (die de onze mag wezen) de volmaakte levensinstel­ling is. Wie allengs meer binnen deze gezindheid leert leven, zal evenredig daaraan naar Gods maat­staven volmaakt bezig zijn.

Paulus moedigt ons aan, naar het­zelfde doel als hij te jagen en in alle rust het beeld van de eeuwige God te dragen. Net zoals Jezus dat deed. Wie over een bepaald punt wellicht anders denkt, mag verwachten dat God hem of haar dat zelf door open­baring duidelijk zal maken.

Kortgeleden zei een jong gemeente­lid tegen mij, dat ze over een niet onbelangrijk leerstellig punt anders denkt dan wij. Ze dacht waarschijn­lijk dat we haar om deze reden niet voor vol aan zouden zien. Maar op de troon van de Koning zal niet wor­den gewikt en gewogen of ieders leer wel voor 100 % correspondeert op Gods volmaakte beginselen, kom nou! Jezus is als fundament van de geestelijke tempel niet fundamenta­listisch bezig, en als de sluitsteen van datzelfde bouwwerk sluit Hij geen levende stenen uit die zich in zijn gezindheid aan het ontwikkelen zijn. Zouden wij het dan anders doen dan onze Meester? Nee toch zeker!

Hoe nu verder?

Als we in Jezus’ gezindheid bezig zijn, zullen we dan alle mogelijke dwalingen in de leer ter wille van de lieve vrede dienen te accepteren? Dienen we door Gods liefde gedre­ven alles maar een plaats te laten krijgen en is het te allen tijde onjuist een afgerond geheel in de prediking naar voren te brengen? Natuurlijk niet: we zullen juist zeer duidelijk mogen wezen over de gedachten van goedheid en heil die God ons open­baart. Maar dat zal in eendracht met de Vredevorst nooit mogen ontaar­den in gedram over de boodschap. We verkondigen het woord van de levende God immers – we rammen het er niet in! Wanneer het iemands verlangen is met ons in het huis van de Vader samen te wonen, daarmee accepterend dat de boodschap van het Koninkrijk der hemelen gebracht wordt zoals die door ons is verstaan, dan verheugen wij ons in het samen in de liefde van de Heer verbonden zijn. Zo simpel is dat. Het is pas dan van problematische aard, als iemand in de gemeente dwars gaat liggen. Maar dan is er geen sprake meer van een verschil van inzicht in de boodschap, dan zal er eerder gedacht moeten worden aan een rebellerende geest. Zo’n geest neemt er immers geen genoe­gen mee alleen maar van mening te verschillen over de interpretatie van een bepaalde Bijbelse gedachte. . .

nee, die is het er echt om te doen het lichaam van Christus schade te berokkenen. Toegeven aan zo’n demonische werking (of nog erger: er zelf mee behept zij Jj) legt de basis voor een definitieve tweedeling in het huisgezin van God. Daarom mogen we de geesten leren onder­scheiden. Dat voorkomt aan de ene kant dat de gemeente het slachtoffer wordt van een dwaalgeest en aan de andere kant behoedt het Gods fami­lie ervoor een goedwillende huisge­noot op een gedachte die van de gangbare mening afwijkt, onheus af te rekenen.

We gaan verder in het spoor dat we gezamenlijk bereikt hebben. We jagen Gods mensen de gemeente niet uit, maar we richten ons mét hen op het doel dat God gesteld heeft. Het kan daarbij heel verrij­kend zijn van elkaars mening kennis te nemen. Dat hoeft geen verwarring te zaaien, want bij een respectvolle benadering tussen leden van het lichaam van Christus onderling, zal niemand een ander onder druk zet­ten. We zijn immers op jacht naar het doel? Welnu, dat is te allen tijde het doel dat door God gesteld is. Ik wil anderen of mijzelf het doel niet laten missen door leerstellige haarkloverijen. Want het gaat er niet om dat ieder mijn visie of die van een ander overneemt, maar dat Gods goedheid in alle mensen open­baar komt. Ieder die wil mag komen op Gods uitnodiging. De fijnzinnigste Schriftgeleerde en de grofste crimineel, elkeen is van harte welkom bij de Heer. Laat het bij ons niet anders wezen!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Leven in onschuld

Aan ene Philippus van Macedonië wordt het gruwelijk gezegde ‘Divide et impira’ (verdeel en heers) toegeschre­ven. Het wil zoveel zeggen als ‘zaai verdeeldheid, dan zul je kunnen heer­sen’. Als er iets is wat onze tegenstander ten voeten uit tekent, dan is het deze uitspraak wel. Zijn naam ‘duivel’ is afgeleid van het Griekse woord ‘diabolos’, vaak vertaald met ‘tegenstander’ en aanklager’. Wanneer je dit woord wat nauwkeuriger bekijkt wil het zoveel zeggen als ‘uiteenwerper’ en ‘door elkaar gooier’. Samengevat wilde ik maar concluderen dat hij dat wat bij elkaar hoort uit elkaar trekt en dat wat niet bij elkaar hoort met elkaar ver­mengt.

Origineel horen mens en God bij elkaar, ook de mensen onderling (‘brotherhood of men’) en de tegenstander heeft dat vanaf een vroeg begin uiteen getrokken, met geweld en verleiding. De mens werd van God losgemaakt en God zag Zijn dierbaarste schepsel gaan. Er moet een groot verdriet door Hem zijn heen gegaan toen dit gebeur­de. Daarna heeft Hij gelukkig vijand­schap gesteld tussen de duivel en de vrouw (de mensheid), want mens en duivel horen niet bij elkaar. De liefde maakt scheiding tussen goed en kwaad, de zoon van Zijn liefde heeft dat bewe­zen, zodat de gelovige mens weer kan worden verenigd met de Vader.

Ook heeft de duivel de mensheid onder­ling verdeeld en is erover gaan heersen. Wat heeft er in alle eeuwen al veel bloed gevloeid, het is onvoorstelbaar. En de dood is ook door hem bedacht. Daarenboven heeft hij het beeld van God verduisterd door hem goed én kwaad toe te schrijven, een vermenging. De uitspraak van Jezus: “Luister goed, God is één” maakt een eind aan deze verwarring over de bronnen van goed en kwaad. En tegenover de duivelse gedachtewereld van de verdeling en de heerszucht zou ik graag het tegenover­

gestelde willen plaatsen als uitgangs­punt voor de gelovigen, bewaarheid in Jezus als eerste: “Verbind en wees dienstbaar”.

Er is zoveel verdeeld, er wordt zoveel geheerst en het trieste voorbeeld vind je vooral in de politiek en religie, maar daarover wil ik het nu niet hebben. Wel wil graag iets anders noemen: je kunt innerlijk zo verdeeld zijn. Je wordt dan wel een ‘gebrokene van hart’ genoemd. Eensdeels komt dat doordat je tóch nog een tegenstrijdig idee van God hebt (Hij zou altijd nog wel wat tegen je hebben want er is altijd nog wel wat slechts te vinden nietwaar. . . ?) en anderdeels worstel je (dus) nog steeds met een latent schuldgevoel, meestal iets vaags. Een sterke, genezende vraag van David in Psalm 86 luidt: “Verenig mijn hart”. Met andere woorden: hef die innerlijke verdeeldheid op. En God heeft dat gedaan. Je kunt dan innerlijk wel wonden hebben, maar dat zijn geen zonden. Wanneer Jezus, namens Zijn Vader sprekend, tegen jou zegt: “Je bent rein omdat Ik dat zeg”, dan is dat zo. Je hebt je gebaad, je bent helemaal schoon van binnen. En mocht je, in contact met de aarde, vuile voeten heb­ben, dan is er wel iemand die je voeten wil wassen. Maar je bent schoon voor God en dat is het enige wat telt. Alzo genezen ook je wonden wantje bent innerlijk niet meer verdeeld, je wordt heel, je heelt, wantje bent één aan het worden.

Op dat moment, wanneer je dat

gelooft, komt de tegenstander om die eenheid weer ongedaan te maken* Dan hoefje niet meer in discussie te treden of met veel wapengekletter boze geesten weg te jagen, maar je hanteert het eeuwig-geldige argument in deze rechts­zaak: “Ik beroep mij op het bloed van het lam van God’. En de aanklager verstomt omdat de grond onder zijn beweringen is weggeslagen. En jij hebt weer de genezende ruimte in je leven. Wat een rust geeft het om de eerste zoon van God te geloven, te weten dat God niets tegen zulke mensen kan heb­ben. Hij is veel te blij datje weer teug bent bij Hem.

We zouden, wat deze grondgedachte betreft, een voorbeeld kunnen nemen aan Job. Wat heeft die man geleden en zag er niet uit, maar hij hield zijn onschuld vast in handen. Sommige vrienden waren zo ‘vriendelijk’ om een oorzakelijk verband te leggen tussen zijn ellendige, aardse omstandigheden, zijn ziekte en de dood van Zijn kinde­ren door met vage beschuldigingen te komen, want die mogelijkheid bestond toch? Of niet Job? Ze hielden hem zelfs “voor een door God geslagene en ver­drukte Jesaja 53 vers 3 (Jes. 53:03). Maar Job bleef staan en bond zijn heerlijke onschuld als een diadeem om zijn voorhoofd Job 31 vers 36 (Job. 31:36), een glanzend sieraad in zijn bewust­zijn. Je mag dit kostbare sieraad, gekre­gen van je geliefde, in de hemel laten zien, want je bent getooid met de onschuld van het lam van God.

 

De onzichtbare wereld van God door Gert Jan Doornink

Werkelijke christenen zijn zich, evenals Paulus, bewust dat hun plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Voor velen is dit onbegrij­pelijk, want zij geloven, en zo is het hun ook altijd geleerd, dat zij pas later naar de hemel gaan, daar leef je nu toch nog niet? Zolang we ons echter niet bewust zijn dat we een geestelijke plaats hebben ontvangen, kunnen we ook niet denken, spreken en handelen in overeenstem­ming met de wil van God.

Deze ‘geestelijke plaats’ komt er als we opnieuw geboren worden. Onze eerste geboorte was natuurlijk, toen we als baby in de wereld kwamen, maar onze tweede geboorte is gees­telijk en betekent dat we behalve een wereldburger en ingezetene van het land waar wij als baby geboren zijn, ook ‘ingezetene’ worden van het Koninkrijk Gods, het nieuwe rijk dat eeuwig standhoudt.

Een geestelijk Rijk

Dit is een geestelijk Rijk, nu nog in zijn totaliteit onzichtbaar, maar wel aanwezig. De inwoners ervan zijn mannen en vrouwen die hun geloofsbasis in Christus hebben gevonden en daarom werkelijke christenen zijn. Zij bevinden zich nu nog verspreid in allerlei gemeen­schappen, kerken en kringen, want hun groei naar de volkomenheid in Christus heeft nog niet geresulteerd in één zichtbare, volmaakte gemeen­te die zich kan presenteren als dé Gemeente van Christus.

Dit betekent niet dat een groep christenen onder welke benaming ook, zich niet ‘gemeente van Christus’ mag noemen, als men maar niet van het standpunt uitgaat dat men de enig ware gemeente is en de anderen dat dus niet zijn. Werkelijke christenen gaan anderen niet discrimineren, maar behoren wel geestelijk te groeien en mogen zich daarvan ook bewust zijn. Anders zou men anderen die niet geestelijk gegroeid zijn ook niet kun­nen helpen en stimuleren om ook de ‘volle weg met Jezus’ te gaan. Dat zij geestelijk gegroeid zijn is genade van God. Een genade die God echter bestemd heeft voor alle mensen, maar die men wel moet accepteren. Genade is niet vrijblij­vend, zoals wel eens gedacht wordt, maar behoort aanvaard én beleefd te worden! Anders maken wij een kari­katuur van het woord genade.

De geestelijke geboorte als nieuwe schepping in Christus brengt dus met zich mee dat men geestelijk opgroeit, waarbij het einddoel is: de volwassenheid in Christus.

Daarvoor heeft God een belangrijk ‘hulpmiddel’ ter beschikking gesteld, namelijk Zijn Geest. De doop- en vervulling met Gods Geest is bestemd voor elk nieuw kind van God. Zonder deze Geest kan men het einddoel niet bereiken.

Een nieuwe wereld

Zoals we in het begin van dit artikel al opmerkten betekent het ‘opnieuw

geboren worden’ binnengaan in de geestelijke, onzichtbare wereld van God. De geloofswereld waarvan de basis is de levende God, geopen­baard in Jezus Christus. Het is de ‘nieuwe wereld’ die uiteindelijk ten­ volle gestalte zal krijgen, want het is de wereld zoals God die van oor­sprong heeft bedoeld.

Belangrijk is dat we mogen weten dat God de totstandkoming van deze nieuwe wereld, het volmaakte Rijk Gods, niet zonder ons doet. Wij zijn ten volle ingeschakeld als Zijn mede­werkers. Paulus was daar in zijn tijd al van overtuigd en noemde de gelo­vigen waaraan hij zijn brieven richt­te ‘Gods medewerkers’.

God heeft vanaf het begin de mens er volledig bij betrokken. Wij zijn immers ook de hoogste vorm van Zijn scheppingswerk. En dat de dui­vel -een gevallen engel- roet in het eten heeft gegooid doet daar niets aan af. Het lied “God is getrouw, Zijn plannen falen niet” is ook in dit opzicht volledig waar.

God wil ons deelgenoot maken van alles wat met de totstandkoming van Zijn Rijk te maken heeft. Daarom kunnen we ook niet zonder ons bewust te zijn dat we behoren tot de geestelijke wereld. Zijn Geest ver­bindt zich hoe langer hoe meer met onze geest zodat we daarvoor oog krijgen.

Geestelijke strijd

Juist omdat we behoren tot Zijn geestelijke wereld kunnen we ver­keerde geesten die deze wereld pro­beren binnen te dringen, weerstaan en overwinnen. We noemen dit de ‘geestelijke strijd’ waarmee elk kind van God nu nog te maken heeft, maar die ons geen angst aanjaagt omdat we weten dat we nu nog in een overgangstijd leven, waarin de gevallen engel Satan alles op alles zet om te verhinderen dat Gods Rijk tot stand zal komen. Zijn strijd is echter al bij voorbaat een verloren strijd. Jezus heeft hem als eerste al volledig overwonnen en de werkelijke christenen gaan Hem daarin volgen. Willen we Satan uiteindelijk volledig overwinnen dan is alleen al daarom kennis en inzicht in de geestelijke wereld absoluut noodza­kelijk. En hoe meer we ons bewust zijn te behoren tot die geestelijke wereld, hoe meer we ook daarin inzicht hebben!

Dit is een belangrijk gegeven, want juist daardoor weten we ook hoe te spreken en te handelen in bepaalde situaties.

Dit is het grote verschil met ieder­een die niet behoort tot de werkelij­ke Gemeente van Christus. Niet- christenen en naamchristenen zijn dan ook gemakkelijk te beïnvloeden van de verkeerde kant met alle nega­tieve gevolgen van dien. Het ont­breekt hen aan iedere vorm van geestelijke onderscheiding met als gevolg dat verkeerde en occulte gees­ten hun slag kunnen slaan.

Te behoren en te beleven dat de onzichtbare wereld van God een realiteit voor ons is, is een boeiende en geestelijk rijk makende aangele­genheid. Wij verzamelen daarmee als het ware ‘schatten in de hemel’ wat Jezus al adviseerde toen Hij de vergelijking trok met het ‘verzame­len van aardse schatten’.

Het is de werkelijke Gemeente van Christus, allen die tot het Koninkrijk Gods behoren, die dit de komende tijd meer en meer gaan ontdekken en beleven. En als leden van die Gemeente houden we stand temid­den van alle duisternis tot het licht van Gods heerlijkheid uiteindelijk ten volle gaat doorbreken!  

 

Wie ben ik? Maar. . . wie werkelijk?  Door Peter Koumans

Een bekend TV-programma heet: “Wie ben ik?”.

Daarin moeten mensen proberen uit te zoeken welke persoon of wat voor een voorwerp op het bordje voor hen vermeld wordt. Dat doen zij door vragen aan de anderen te stellen, die alleen als antwoord “ja” of “nee” mogen geven. Door halve waarheden als aanwijzing te geven wordt de ver­warring groter en komt het vaak voor dat men het niet kan raden. Dit is slechts een spelletje.

Geen spelletje is het om een juist ant­woord te vinden op de vraag “Wie ben ik werkelijk?” Dat is soms een moeilijk te beantwoorden vraag.

Daarin wordt je beïnvloed door wat anderen over je denken of zeggen, maar ook door wat jezelf zou willen zijn, maar niet bent.

 

De blijde boodschap

We zullen alleen het antwoord vin­den als we nagaan wat God over ons zegt. Over wie we zijn in Zijn ogen. Als we het evangelie van het Koninkrijk van God gaan ontdekken en beleven.

Evangelie betekent: “blijde bood­schap”. Dus geen boodschap waarin we verkondigen dat God een strenge God is die niets liever wil dan alle zondaren voor eeuwig uitroeien; een God die er lievelingetjes op na houdt en niet omziet naar anderen die bui­ten hun schuld voor altijd verworpen zouden zijn.

Gods evangelie is er altijd op gericht dat de hoorder tot inkeer komt, zich gaat bekeren en Jezus Christus als zijn of haar Heiland aanneemt. En daar blijft het niet bij: God doet er alles aan dat we veranderde men­sen worden. Jezus is ons grote voor­beeld: Hij maakte mensen vrij van boze geesten, Hij herstelde hun innerlijk en vaak ook hun lichaam. Hij laat ons nooit meer alleen, maar belooft dat Hij altijd bij ons zal zijn.

Hij maakt met ons een nieuw ver­bond, dat eeuwig blijft. Ja, Hij geeft ons zelfs de inwoning van de Heilige Geest, die ons wil leiden en vertroosten.

Ieder mens is uniek. We zijn niet zoals auto’s, die van de lopende band komen. We lijken niet op elkaar: niet uiterlijk, maar ook ons geestelijke innerlijk is verschillend. En dat is zeker geen veroordeling.

Integendeel: Paulus laat heel duide­lijk zien in zijn beschrijving van het lichaam van Christus dat het uit ver­schillende delen bestaat. En dat daarin geen verschillen in belang­rijkheid zijn: een hand niet meer is dan een voet, of een oog ten opzich­te van een oor.

De les van Romeinen 7

Romeinen 7 staat op een heel opval­lende plaats. Eerst begint Paulus in zijn brief aan de Romeinen uitgebreid uit te leggen dat niemand door eigen verdienste kan zeggen: “ik ben rechtvaardig”. Alle (volwassen) men­sen zijn ergens in de fout gegaan, dus hebben gezondigd. Dat zijn niet alleen de heidenen (de niet-Joden), maar ook de Joden. En voor allen is Jezus Christus gekomen. Als we Hem gelovig aannemen worden we door Hem vrij van zonden en recht­vaardig voor God.

Als je zover bent dat je gelooft dat Jezus voor je is gestorven en beseft dat Hij wil dat we ook gestorven zijn voor de zonden om te leven voor Hem is het niet moeilijk om de vol­gende stap te nemen: Dopen! Romeinen 6.

Het zou fijn zijn als nu Romeinen 8 daarop zou aansluiten: het leven door Gods Geest en een leven van overwinning. En vaak wordt wel over Romeinen 6 gepredikt en nog veel meer over Romeinen 8, maar Romeinen 7 komt zelden aan bod. Daar zijn we kennelijk in het Volle Evangelie al lang mee klaar. Maar dat is naar mijn mening meestal onterecht.

In Romeinen 7, de verzen 15-17 (Rom. 07:15-17) staat het volgens de Willibrord vertaling zo: “Ik begrijp mijn eigen daden niet. Ik doe immers niet wat ik wil, maar wat ik verafschuw. Maar als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, bete­kent dit dat ik met de wet instem en haar goed acht. In feite echter ben ik het niet meer die handelt, maar de zonde, die in mij woont”.

En in Romeinen 7 vers 21 (Rom. 07:21): “Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is. Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Heer!”

Paulus laat hier de situatie zien van vele oprechte Christenen. Zij heb­ben bewust gekozen voor Jezus Christus en zij trachten de geboden van God te volbrengen. Maar steeds weer zien ze dat het helemaal of gedeeltelijk mislukt. Ze gaan naar de Heer met de bede: ” Heer kom mijn ongeloof te hulp”. Ze weten dat de Heer hen vergeeft, maar worden langzamerhand bang dat de Heer hen toch zal afwijzen. De Heer wil immers dat je gehoorzaam bent, dat je overwinnaar bent. Ze vinden zich­zelf een slappeling, een mislukke­ling.

Soms menen ze de oorzaak gevon­den te hebben: het komt door het “eigen ik”. Die moet je doden, dan ben je er. Maar met zo’n strijd kan je een leven lang bezig zijn en dan nog geen overwinning halen.

Maar vele Christenen gaan niet zover als Paulus. Ze proberen een soort inwendige vrede te maken door te handelen zoals het hun het beste uitkomt. Ze zeggen of denken: “Je kunt ook te fanatiek zijn”. “Je moet voor jezelf opkomen, anderen doen dit niet”. “Zo ben ik nu een­maal, daar moeten anderen reke­ning mee houden”. “Als ze mij niet voldoende waarderen, ga ik weg (bij­voorbeeld uit de gemeente)”.

De Goddelijke maatstaf

Gods Woord zal ons oordelen. En daaruit blijkt dat het niet zozeer het van belang is hoe hard we voor God, of voor de Gemeente werken, maar de gesteldheid waarmee we dat doen.

Dat lezen we in Galaten 5 vers 21 (Gal. 05:21) “Maar de vrucht van de Geest is: lief­de, blijdschap, vrede, lankmoedig­heid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheer­sing. Tegen zodanige mensen is de wet niet”.

En die vrucht moet overal openbaar worden, niet alleen in de gemeente- samenkomsten, maar ook thuis, op het werk, op school. Die vrucht moet onlosmakelijk met ons verbonden zijn. Als je dit beseft ga je ook Romeinen 7 beter begrijpen. Dan blijkt dat er dingen een rol spe­len in je leven, die beletten dat je zachtmoedig bent, die je zelfbeheer­sing te niet doen. Die maken dat je achterdochtig, wantrouwend, jaloers en noem maar op bent.

De Heer wil dat we gaan onderschei­den wat ons drijft in ons handelen en denken. En daar is voor nodig dat we gaan zien wie we werkelijk zijn en dat we scheiding gaan maken tussen wie we echt zijn en tussen alle satanische invloeden, die ons leven negatief beïnvloeden.

De oplossing

Als je die innerlijke strijd onderkent en gaat zien wat (of wie) je drijft om te handelen op een manier, die God niet wil, dan is er maar één oplos­sing: Jezus Christus! Hij maakt vrij. Hij is onze verlosser.

Als gelovigen mogen we voor elkaar bidden en bij elkaar de boze mach­ten uitdrijven in de Naam van Jezus Christus en in Zijn autoriteit, die Hij ons gaf om dat te doen. “In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrij­ven”.

We verkondigen geen probeer-evangelie. Niet zo: vandaag lukt het niet in eigen kracht, nu dan probeer je het morgen nog eens. Want dat evangelie oorden onze voorouders en ze werden zich bewust dat zij zwakke, armelijke zondaren waren, die nooit zekerheid konden krijgen of zij wel behouden zouden worden. Steeds opnieuw moeten we ons zelf voorhouden: God heeft ons lief. We zijn kostbaar voor Hem. We behoren alleen Hem toe, want God heeft ons gekocht met Zijn Zoon Jezus Christus. Hij wil ons vrijmaken van alle boze machten, die ons leven wil­len beheersen en Hij wil ons gaan herstellen opdat we gaan worden tot degenen, zoals we werkelijk zouden moeten zijn.

Het herstelproces

We zouden wel willen dat alles in één oogwenk was gebeurd: verlos­sing en herstel. Maar het gaat meest­al geleidelijk. Het is een proces dat begint bij onze bekering en doorgaat zolang als we op deze aarde wande­len. Het gevaar is juist dat we gaan denken: “we zijn er”, of “we zijn toch heel wat verder dan die ande­ren”. Paulus was zijn hele leven daarmee bezig. Hij schreef immers in Filippenzen 3, vers 12 tot 14 (Filip. 03:12-14): “Niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar”.

Gods Woord zal ons daarbij helpen. Daarom zei Jezus in Johannes 8, de verzen 31 en 32 (Joh. 08:31-32): “Als gij in Mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipe­len van Mij en gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrij­maken”.

Die waarheid is alleen in Jezus Christus als het levend geworden Woord! En dat Woord van God helpt om te onderscheiden wat in onze innerlijke mens goed is en wat niet. Zo staat in Hebreeën 4 vers 12 (Heb. 04:12): “Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig twee­snijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift de overleggingen en gedach­ten des harten”.

Het gaat hier niet om onze ziel van onze geest te scheiden. De – Statenvertaling spreekt over verde­ling van de ziel en van de geest. Ik meen dat het gaat om het onder­scheiden het goede, het zuivere van de foutieve beïnvloeding op onze ziel en onze geest.

Wie ben ik?

Daar ben ik mee begonnen en daar eindig ik mee. Ik hoop duidelijk gemaakt te hebben dat we vaak niet goed weten wie we zijn. We hebben wel ideeën wat we zouden willen zijn, op wie we zouden willen lijken, of met wie we zouden willen ruilen. Ieder van ons heeft in zijn leven moeilijkheden meegemaakt. Dat kan op allerlei gebied liggen. Hoe zijn we daar mee omgegaan? Hoe heb­ben we dat verwerkt in ons leven? Waarschijnlijk zijn de verwachtin­gen die u had in uw jeugd niet uit­gekomen.

Bent u geworden wat u hoopte? Hebt u gekregen wat u hoopte? We werden teleurgesteld in anderen, door anderen, ja, zelfs in onszelf. We moeten terug naar de bron van ons leven: Jezus Christus! Wat zegt Hij over ons leven? Wie zijn wij voor Hem?

Daarover staat in 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09): “Gij echter zijt een uitverkoren ge­slacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te ver­kondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zon­der ontferming, nu in zijn ontfer­ming aangenomen”.

 

Innerlijke stabiliteit door Truus van Kaam

Een bos bloemen straalt warmte en hartelijkheid uit.

De verschillende kleuren passen bij elkaar.

Helaas blijven de bloemen niet mooi, na korte tijd zijn ze verwelkt.

In Jesaja 40 vers 8 (Jes. 40:08) lezen we dat het gras verdort en de bloem afvalt, maar dat het Woord van onze God eeuwig standhoudt.

Het gaat om de duurzaamheid en de betrouwbaarheid en niet in eerste instantie om de schoonheid.

Als we ingaan op de roepstem van God in ons hart, komt het zaad binnen.

En als het zaad vrucht gaat dragen begint het herstel.

Door het Woord komt er innerlijke stabiliteit; we worden een altijd groenen­de cipres, van buiten fris en van binnen duurzaam en betrouwbaar zie Jesaja 55 vers 13 (Jes. 55:13).

Als we teruggaan naar het beeld van de bos bloemen zien we dat de bloe­men verwelken en de bladeren afvallen.

Maar, indien we blijvend vrucht dragen zullen de bladeren niet meer afval­len, want zegt Psalm 1 vers 3 (Ps. 001:003):

Hij is als een boom,

Geplant aan waterstromen,

Die zijn vrucht geeft op zijn tijd. Welks loof niet verwelkt;

al wat hij onderneemt, gelukt.

 

Vrees niet! door Froukje Huis

We schrijven eind februari, eigenlijk nog midden in de winter. Maar deze maand is bijzonder zonnig geweest. Aan alles kun je merken: ‘t wordt weer lente. We staan samen voor het raam om te zien of de geplante bol­len al op komen

“Kijk”, zegt Dick, “daar komt poes”. Ja hoor, daar is ie weer, de poes van onze buren, zwart met wit en een wit staartpuntje. Elke morgen stapt hij langs alle tuinen naar ’t zijstraat­je en na enige tijd gaat hij over het plein terug.

Maar vanmorgen blijft hij plotseling staan. Hij snuffelt in het gras, spitst zijn oren en kijkt rond, maar wij zien niets bijzonders.

Plotseling komt hij naar het terras. De grote stenen bloempot, die ’s zomers vol bloemen staat, ligt op z’n kant, gesteund door een steen. Daar sluipt hij heen, gaat er voor zitten en wacht gespannen. . Maar er gebeurt niets.

Dan steekt hij zijn kop tussen steen en pot en probeert met zijn poot iets te pakken. Aan de andere kant wordt iets bruins zichtbaar en. . . floep is poes erbij. De poot gaat er weer tus­sen en hier verschijnt een schim. Floep daar is poes weer!

Nieuwsgierig blijven we kijken. Het spelletje duurt even en dan opeens vliegt er ‘iets’ met een reuze sprong naar het gras. Maar poes is er al bij, geeft het een tik met de poot en dan. . . ziet hij ons staan! Het muisje, want dat is het, maakt gauw van de gelegenheid gebruik en verdwijnt in het gras.

Poes doet zijn best, snuffelend en zoekend maar hij heeft het nakijken!

Op dezelfde manier ‘spelen’ de machten der duisternis vaak met de mens. Dan weet het slachtoffer niet waar hij het zoeken moet en door angst gedreven neemt hij een nood­sprong. Maar of die werkelijk red­ding brengt?

Wat is het dan een voorrecht te weten dat je als kind van God een Vader in de hemel hebt die je gade­slaat en altijd klaar staat om je te helpen.

Je hoeft niet bang te zijn want Jezus zegt: “Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld”.

En in Jesaja 41 vers 10 (Jes. 41:10) kunnen we lezen: “Vrees niet want Ik ben met u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand”. * Paulus schrijft het weer op een andere manier in 1 Korinthe 10 vers 13 (1 Kor. 10:13): “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan, want God is getrouw die niet zal gedogen dat gij boven vermogen verzocht wordt”.

Misschien zegt u, ja dat weet ik alle­maal wel, maar als ik in de benauwdheid ben, kan ik dat niet grijpen. In Psalm 107 vers 6 en 13 (Ps. 107:006; Ps. 107:013) staat: “Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid en Hij verloste hen uit hun angsten”.

Ja sterker nog beschrijft Jesaja het in hoofdstuk 63 vers 9 (Jes. 63:09) : “In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd en de Engel zijns aangezicht heeft hen gered”. Zou Hij u dan niet redden?