Selecteer een pagina

Levend Geloof – 205

Levend geloof 1980. 06 nr. 205

De grote verandering door Gert Jan Doornink

Verandering van spijs doet eten

Een bekend spreekwoord zegt: “Verandering van spijs doet eten”. Het kan op velerlei terrein toegepast worden. Ieder mens heeft van tijd tot tijd veranderingen nodig. Want niets is geestdodender dan altijd hetzelfde. In ons dagelijk­se levenspatroon maken we dan ook talrijke kleine veranderingen mee, al gaat dat als het ware zo automatisch in zijn werk, dat we er niet eens bij stilstaan.

Dat geldt niet voor een aantal grotere verande­ringen in ons leven, bijvoorbeeld als we gaan trouwen, als er kinderen geboren worden, of als een van onze naaste familieleden komt te over­lijden .

Maar de grootste verandering vindt plaats als we Jezus Christus leren kennen. Paulus zegt hiervan in 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17): “Zo is dan wie in Chris­tus is een nieuwe schepping: het oude is voor­bijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”. Geen enkele verandering is zo ingrijpend en van zo’n grote betekenis. Als een mens het nieuwe leven van Christus leert kennen betekent dit een ra­dicale breuk met het oude. Satan, die tot dus­ver de heerschappij in ons leven had, moet plaats maken voor Jezus Christus, de Zoon van de levende God. En als Hij woning gemaakt heeft in ons leven, begint Hij met Zijn grote bor­stelwerk. Daarom is de grote verandering, die kwam bij onze bekering en wedergeboorte, welis­waar eenmalig, maar moet gevolgd worden door talrijke andere (kleine) veranderingen.

Het leven met Christus is een voortdurend proces van levensvernieuwing totdat het volmaakte beeld van Jezus in ons zichtbaar is. Uiteraard is het er de vijand alles aan gelegen dat het aantal veranderingen ten goede in ons leven zoveel mogelijk wordt afgeremd en tegengehou­den. Hij zal er alles aan doen om te verhinde­ren dat Gods heerlijkheid in ons leven tot openbaring komt.

De strijd die we niet mogen ontlopen

Een kind van God is daarom ook in een voortdu­rende strijd gewikkeld. Een strijd waarbij wij geestelijk bewapend behoren te zijn, “om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen te­gen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers de­zer duisternis, tegen de boze geesten in de he­melse gewesten”(Ef. 6:11-12) . Wie deze strijd ontloopt zit als het ware verwart in de strik­ken van satan. Dan maken we ook geen verande­ringen ten goede in ons leven meer mee. Dan kan de Heer ons ook niet gebruiken in Zijn dienst.

Jezus zelf is ook in dit opzicht een groot voor­beeld voor ons. Hij ging geen moment de confrontatie met de vijand uit de weg. Of deze nu rechtstreeks tot Hem kwam, zoals bij de verzoe­king in de woestijn, of via door satan gebonden mensen, zoals bijvoorbeeld door middel van de Farizeeën en Schriftgeleerden.

Als één ding zeker is, dan is het wel dit, dat de duivel iedere verandering waardoor meer van het Koninkrijk Gods, in de gelovige individu­eel, zowel als in de gemeente, tot openbaring komt, haat. Want de duivel weet dat hij dan van zijn invloed in moet leveren en terrein prijs moet geven.           

Toen Jezus op aarde was bracht Hij door Zijn revolutionaire prediking en bediening de toenmalige godsdienstige wereld in rep en roer. Hetzelfde gold bij het optreden van de apostelen in de eerste tijd van het christendom. Toen om een enkel voorbeeld te noemen Stéfanus, vol van de Heilige Geest, grote tekenen en wonderen onder het volk deed, werd hij op een gegeven moment voor de Raad gesleept. En één van de beschuldigingen die tegen hem gericht werden, was: “Wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de Nazoreeër, . . . . de zeden zal veranderen’. (Hand. 06:13-14) .

Dat was in de ogen van de godsdienstige leiders van die tijd het ergste wat er zou kunnen gebeuren. Men wilde geen werkelijke verandering.

Dan zouden immers hun (machts)posities in gevaar komen. Dan zou aan het licht komen dat de wetten die zij het volk oplegden, door hen zelf niet eens konden worden nagekomen. Daarom kwam Jezus ook om de wet te vervullen! Om een geheel nieuwe fase in de wereldgeschiedenis in te luiden!

Het einddoel des geloofs: De openbaring van het zoonschap!

Ook vandaag zien we eigenlijk hetzelfde. De tegenstand ten opzichte van het oorspronkelijke evangelie komt niet alleen uit de wereld, wat uiteraard vanzelfsprekend is, maar vooral ook uit godsdienstige kringen. Daarom is het ook zo gevaarlijk om tegen allerlei officiële en erkende instellingen en kerken aan te leunen om wat sympathie of subsidie te verwerven. Als wij niet op onze hoede zijn, komen we dan al spoedig terecht in het vaarwater van hen die tegen de volle boodschap zijn. Het is zo verleidelijk om water in de wijn te doen, terwille van een vermeende eenheid, het massale of het spectaculaire. Maar tegelijkertijd laten we het grote einddoel des geloofs los, te weten de openbaring van het zoonschap.

Velen spreken in onze dagen over het “worden als een kind”. En inderdaad daar begint het mee; om het Koninkrijk Gods binnen te gaan, zullen we het kinderlijk gelovig moeten aanvaarden. Maar de Bijbel spreekt ook over het “Worden als een zoon”. Daar wacht de wereld op! (Rom. 08:19) zegt: “Want met reikhalzend verlangen wacht de schep­ping op het openbaar worden der zonen Gods”.

Een kind van God die zich als “zoon” openbaart is van groter betekenis als instrument in Gods hand, dan duizend kinderen Gods die geen verdere geestelijke groei kennen, die hun verkeerde in­zichten en gebondenheden, weigeren af te leggen. Als verdere veranderingen ten goede, na de “gro­te verandering” in ons leven achterwege blijven, zijn wij feitelijk uitgeschakeld in het plan Gods met ons leven. We draaien dan misschien nog wel mee, maar op een “natuurlijke” wijze, zoals ook het naam-christendom dat kent. De wer­king van Gods Geest en de openbaring van de vol­heid van Christus in ons leven zijn er dan niet meer. De mensen zien dan meer van het oude, door satan beheerste leven in ons, dan van het nieuwe leven van Christus in ons.

Ieder kind van God moet er van doordrongen zijn dat dit nooit Gods bedoeling is! En dat we dan veraf staan van de openbaring van Gods heerlijk­heid in ons leven, zoals Paulus dat zo duidelijk beschrijft in (2 Kor. 03:18), als hij spreekt van het feit dat wij de heerlijkheid des Heren mogen weerspiegelen en veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid.

Sommige kinderen Gods willen dit naar de toe­komst verplaatsen. Maar het is bedoeld voor nu. Wie nu Jezus werkelijk volgt, gaat ook op Hem lijken! Ook zijn er kinderen Gods die God wil­len veranderen en aan willen passen aan hun gedachten die zij over God hebben. Terecht schrijft Paulus reeds in (2 Tim. 04:03) dat er een tijd komt, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren”. Bij God is geen enkele verandering. Hij is Dezelfde tot in alle eeu­wigheid. Jakobus 1 vers 17 (Jac. 01:17) zegt: “Iedere gave, die goed is, en elk geschenk dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten,. . . . Bij wie geen verandering is, of zweem van ommekeer”.

Verandering is geen doel op zich

Verandering, het woord zegt het al, is geen doel in zichzelf. Het duidt op beweging, actie. Als wij veranderen “van heerlijkheid tot heer­lijkheid betekent dit groei, toenemen in ken­nis, wijsheid, inzicht en genade. Als Paulus in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) de oproep doet om hervormd te worden door de vernieuwing van ons denken, spreekt hij onbewust ook tot vele hedendaagse gelovi­gen. Immers bij veel christenen, is het denken nog niet veranderd van natuurlijk naar geeste­lijk; van aardsgericht naar hemelsgericht. En dan te bedenken dat wij “burgers zijn van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten” (Filip. 03:20).

Eén van de betekenissen van het woord ‘verande­ren’ is ‘op een ander spoor komen’. Dit gebeur­de toen wij Jezus Christus leerden kennen. Wij verlieten toen het spoor dat naar “het verderf” leidt, en kwamen op het nieuwe spoor “ten le­ven terecht. Paulus schrijft echter aan de gemeente te Filippi: “Hetgeen wij bereikt heb­ben, in dat spoor dan ook verder” (Filip. 03:16). Dat is de ware instelling van de gelovige wie de ogen geopend heeft voor de ‘volle waarheid. Hij weigert de weg van het compromis te gaan. Zijn weg gaat voorwaarts met Christus! Jezus zelf heeft gezegd: “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods” Lucas 9 vers 32 (Luc. 09:32).

De grote verandering, die is begonnen op de dag dat we voor het eerst onze knieën bogen voor Jezus, zet zich voort, zodat Zijn beeld in ons meer en meer zichtbaar wordt. Zijn Geest gaat zich met onze geest “samenvoegen” tot een een­heid, waar de duivel geen vat meer op heeft. En wat het lichaam betreft: De heilzame werking van de vernieuwing door Jezus, geldt ook voor het lichaam. Want geest, ziel en lichaam horen bij elkaar. Al weten wij dat dit aardse lichaam maar een tijdelijk bestaan heeft, en straks een onvergankelijk, verheerlijkt lichaam zal wor­den .

Kan de grote verandering ook in uw leven ten volle doorwerken? Of zijn er nog belemmeringen en obstakels die uit de weg moeten worden ge­ruimd? Maak schoon schip in uw geestelijke le­ven! Wees niet als een op “veranderlijk” staan­de barometer, die als er een tikje tegen aan gegeven wordt, de ene keer op “mooi weer” springt en de andere keer op “regen en wind”. . . Maar wees een stabiele, overwinnende christen, in de kracht van de Geest, die het beeld van Jezus weerspiegelt, en naar hetzelfde beeld verandert van heerlijkheid tot heerlijkheid’.

 

Redactie

Steeds meer mensen gaan ontdekken dat . “Levend Geloof” niet zo maar een “chris­telijk blaadje” is, maar een blad dat op duidelijke en positieve wijze helpt bij de opbouw van uw geloof en een vaste koers aangeeft voor uw geestelijk leven in deze eindtijd. Wilt u meehelpen ande­ren te attenderen op ons blad, door het bijvoorbeeld na lezing door te geven? Bij voorbaat hartelijk dank!

 

Het goede en het kwade door Gert Jan Doornink

 

Zoals wij in de rubriek “Reacties van lezers” in het vorig nummer van ons blad scheven, willen wij in dit nummer ingaan op opmer­kingen die wij ontvingen van broeder D. A. W. te N. Inmiddels zijn over en weer enkele brieven geschreven. Dit artikel vormt een samenvatting van deze corres­pondentie, opdat ook onze lezers en lezeressen op de juiste wijze kennis en in­zicht zullen ontvangen over de belangrijke waarheid dat God een goede God en de duivel een slechte duivel is.

Br. W. schrijft o. a. : “De kwestie goed en kwaad ligt niet zo eenvoudig als het lijkt. Het stellen van “het goede komt van God en het kwade van de duivel” is ze­ker waar, maar is slechts één kant. De andere kant is, (en daar legt u veel te weinig de nadruk op) dat God het kwade toelaat. Wel­iswaar is de duivel de overste dezer wereld, die daarin zijn ware aard open­baart: slachten, stelen en verdelgen, maar hij moet werken met een zeer beperk­te macht. Allereerst moet hij als het om kinderen Gods gaat, aan God vragen hoever hij gaan mag. (Denk aan Job). Ten tweede, als het om de kinderen der we­reld gaat, is zijn macht weliswaar groter, maar toch niet buiten Gods bestel om”.

God is enkel licht

We leven in een tijd dat vele kinderen Gods weer gaan ontdekken dat (1) God licht is en in Hem in het geheel geen duisternis 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05) . En (2) dat wij die door het geloof in Je­zus Christus kinderen Gods zijn geworden en dus geroe­pen zijn Hem te volgen, nimmer in de duisternis zullen wandelen, omdat wij het licht des levens heb­ben. Johannes 8 vers 12 (Joh. 08:12). Licht kan nooit gemeenschap hebben met de duisternis. 2 Korinthe 6 vers 14 (2 Kor. 06:14). Paulus zegt in Efeze 5 vers 8 en 9 (Ef. 05:08-09): “Gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wan­delt als kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in lou­ter goedheid en gerechtig­heid en waarheid -, en toetst wat de Here welbehaaglijk is”.

Onze taak en opdracht is dus te wandelen in en te getuigen van het licht, de waarheid en de goedheid van God. Het zijn als het ware de “wezenskenmerken” van God. Wat Hij onder andere ook tot uiting bracht in het zenden van Zijn Zoon naar deze wereld. Immers Jezus kwam om “leven en overvloed” te brengen. Daar­om is het evangelie ook de blijde boodschap, want wat maakt de mensen meer geluk­kig dan te weten verlost te zijn uit satans macht en te mogen wandelen met Jezus in het licht? Als wij door ge­loof en gehoorzaamheid Je­zus volgen, als wij zoals Paulus dat ook schrijft wandelen als kinderen des lichts, dan groeien wij in Hem en worden wij volkomen één met Hem.

Wij kunnen dan ook nooit spreken dat God het kwade toelaat bij kinderen Gods. Als een kind van God echter de weg van geloof en ge­hoorzaamheid verlaat, zoekt zijn geest contact met bo­ze geesten, waardoor de zonde ontstaat. Daarom be­hoort onze geest één te zijn met de Heilige Geest, opdat satan geen aankno­pingspunten zal vinden in ons leven om toe te slaan en zijn vernietigend werk te doen. Uiteraard is dit een geestelijk groeiproces dat wij moeten leren, maar ieder waarachtig kind van God dat zijn geestelijke plaats en positie in de hemelse gewesten gaat inne­men, mag ervaren dat hij steeds meer één wordt met Hem die ons riep uit de duisternis en plaatste in Zijn wonderbaar licht.

Verder is het beslist niet zo dat de duivel aan God zou moeten vragen, hoever hij gaan mag met ons, alsof God er een behagen in zou hebben dat de duivel een soort spel met ons kan spe­len. Juist de overwinning van Jezus aan het kruis van Golgotha staat er garant voor dat wij in Hem volko­men veilig zijn en buiten de invloedsfeer van de dui­vel staan. Bovendien als God de duivel zou toelaten, hoe zouden wij dan gehoor­zaam kunnen zijn aan de op­dracht hem te  weerstaan? En wat zou dan het gebruik van de geestelijke wapen­rusting Efeze 6 vers 11 tot en met 13 (Ef. 06:11-13) van nut hebben?

Oorlog uit God?

Een ander citaat uit de brief van br. W. betreft de oorlog. Hij schrijft: “Oorlog is niet zonder meer af te keuren. Maar wel moe­ten de beweegredenen zuiver zijn. Want naast de werking des Geestes als Overwinnaar heeft God ook Zijn slagor­den en. . . . óók het Lam voert oorlog in de toekomst. Openbaring 17 vers 14 (Openb. 17:14), ja, voert oor­log in gerechtigheid en Hij zal de heidenen hoeden met een ijzeren staf. Openbaring 19 vers 11 tot en met 16 en 19 tot en met 21 (Openb. 19:11-16 en Openb. 19:19-21)

Het laatste Bijbelboek be­schrijft de grote geeste­lijke strijd tussen de wa­re en de valse kerk, tussen de machten van het goede en het kwade, tussen God en satan. Deze strijd zal uit­eindelijk resulteren in de grote eindoverwinning van de levende God en Zijn ge­meente over satan en zijn trawanten. Wie het laatste Bijbelboek letterlijk wil verklaren, zonder de bete­kenis over te plaatsen in de geestelijke wereld, komt daarbij tot de meest dwaze constructies en veronderstellingen, die volkomen in strijd zijn met de geest van het nieuwe testament.

Johannes was, zoals Openbaring 1 vers 9 (Openb. 01:09) schrijft, “broeder en deelgenoot” in het Konink­rijk” en alleen wie ook deelgenoot is in dit Ko­ninkrijk Gods, (wie dus hetzelfde evangelie aan­vaardt en beleeft, zoals Jezus en de apostelen dat kenden), kan geestelijk in­zicht en kennis ontvangen in dit laatste Bijbelboek. In deze tijd zijn er velen die proberen het boek Open­baring uit te leggen, maar als men niet achter de boodschap van het Konink­rijk Gods staat, mist men elke visie en schept men alleen maar meer verwarring, waarin de duivel behagen heeft. Gelukkig zijn er ve­len die in onze dagen de ogen opengaan voor het feit dat we als gelovigen onze geestelijke plaats behoren in te nemen, om van daaruit te strijden en te overwin­nen. Oorlog is dus nooit uit God, maar stamt uit de koker van de duivel.

Geestelijk inzicht

Verder heeft br. W. moeite met het vergeestelijken van de Bijbel, want hoewel de Bijbel, zoals hij terecht schrijft uit geeste­lijke boeken bestaat, “geeft ons dat niet het recht om de Bijbel te gaan vergeestelijken. Vergeeste­lijken heeft niets te maken met geestelijk zijn”.

“Als we de letterlijke tekst gaan vergeestelijken, zijn we ook alle controle over elkaar kwijt en kunnen we elkaar overdonderen met geestelijke betekenissen van zienlijke, letterlijke teksten”, schrijft br. W. Ons antwoord is: Juist het letterlijk nemen, zonder kennis en inzicht door de Heilige Geest, heeft velen met geestelijke blindheid geslagen. Denk alleen reeds aan het hanteren van teksten en Bijbelgedeelten door de verschillende dwaal leringen. (Jehova’s getuigen; Mormo­nen, etc. ). Maar ook voor de waarachtige gelovigen is het funest voor het geloofs­leven, als we geen geeste­lijk inzicht hebben. Als we bijvoorbeeld het oude testament niet lezen in het licht van het nieuwe testament, zien we volledig over het hoofd dat in het oude testament Christus welis­waar reeds werd aangekondigd, maar nog niet was ge­openbaard . Men “kende” Hem nog niet. Het gevolg was dat alles of het nu “nega­tief” of “positief” was aan God werd toegeschreven. In het nieuwe testament kwam echter door de komst van Je­zus de grote verandering, die zich verder voortzette na de uitstorting van de Heilige Geest.

De mensen die in Jezus gingen geloven en Hem werkelijk gingen volgen, gingen weer verstaan wat het “oorspronkelijke ka­rakter” van God was, name­lijk enkel licht, enkel goedheid, enkel liefde) Daarom is het evangelie, wat de opdracht is voor elke gelovige om uit te dragen, ook de blijde bood­schap van verlossing, genezing, herstel, bevrijding, behoudenis en overwinning.

Gods gramschap en toorn

Maar hoe staat het dan met Gods gramschap en toorn, waarvan de Bijbel ook spreekt? Behoren die dan niet tot het karakter van God? Br. W. haalt in dit verband verschillende teks­ten aan. Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36) zegt bijvoorbeeld: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig le­ven; doch wie de Zoon onge­hoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”.

We hebben reeds eerder in dit artikel geschreven dat de mens zonder Christus zich in de greep van de duivel bevindt. En nergens in de Bijbel vinden we ook maar één aanwijzing dat de duivel eens ook genade zal ondervinden. Integendeel, Openbaring beschrijft ons op duidelijke wijze zijn uiteindelijke bestemming. Gods gramschap en toorn richt zich dus niet tegen de mens, maar tegen de dui­vel. Zolang de mens echter nog niet bevrijd is uit sa­tans macht, bevindt hij zich dus wel op zeer gevaarlijk terrein, want we lezen in Openbaring 21 vers 8 en Openbaring 22 vers 15 (Openb. 21:08 en Openb. 22:15) hoe hij die mensen die zich verbonden hebben met hem meesleurt naar het eeu­wig verderf.

Gods liefde geldt allen

De Bijbel laat ons echter duidelijk zien dat dit niet Zijn wil is. Dat zou geheel in strijd zijn met Zijn aard, karakter en wezen. Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) zegt dat God alle mensen liefheeft. Titus 2 vers 11 (Titus 02:11) zegt dat de genade Gods is verschenen heilbrengend voor alle mensen. En in 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09) wordt gesproken over Zijn lankmoedigheid, daar Hij niet wil, dat som­migen verloren gaan, doch dat allen tot bekering ko­men. Het ligt niet aan Hem, als de mens verloren gaat. Hij wil iedereen verlossen uit satans macht, omdat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Is het u wel eens opgevallen dat dit laatste veel minder ver­kondigd wordt dan de ge­dachte dat de mens een zon­daar is en blijft? Daar heeft alleen satan belang bij! Maar Jezus kwam in de­ze wereld om hem als de grote leugenaar en mensen­moordenaar te ontmaskeren en te overwinnen! De dui­vel is de oorsprong van al het kwaad, en daar hoort de mens niet thuis!

Jezus openbaarde de wil en het wezen van God. Hij was / is God geopenbaard in het vlees! Hij betaalde het rantsoen voor onze zonden! Welk een onvoorstelbare heerlijkheid Hem te kennen en te volgen. Welk een gena­de dat we met Hem geroepen zijn te zitten in de troon van God. Gods Woord zegt, dat eens alle knie zich voor Hem zal buigen en alle tong zal belijden: Jezus Chris­tus is Heer! Filippenzen 2 vers 10 en 11 (Filip. 02:10-11). Wat een blijdschap voor al­len die Hem nu reeds kennen als de Heer van hun leven! Zij mogen het meer en meer gaan ervaren en beleven dat God een goede God is en Zijn goedheid duurt tot in alle eeuwigheid!

 

Redactie bladzij 13 rechts onder:

Vol-evangelisch zijn is niet een etiket wat we ons­zelf of anderen opplakken, maar de beleving van het­zelfde evangelie wat Jezus bracht en in de eerste christengemeenten een van­zelfsprekendheid was.

 

Een gewaarschuwd mens door Judith Jacobs        

Lucas 16 vers 19 tot en met 31 (Luc. 16:19-31)

Het is opmerkelijk hoe graag men zich distantieert van het onderwerp over de dood. Begin er over en men roept gelijk: “Schei uit, doe niet zo somber”.

Hoewel de dood een wezenlijk onderdeel is van het dage­lijks leven, wil men er toch niet aan, hoewel men er wel in moet geloven. Het “carpe diem” is nu eenmaal niet te scheiden van het “memento mori”. De kop in het zand steken, zoals struisvogels doen, helpt niet.

Christus gaf ons in de gelijkenis van de rijke man en Lazarus het beeld van hetgeen ons hierna te wachten staat. Bij het overschrijden van de grens van het aard­se leven wacht ons een ander “bestaan”. Een terugkeer (een retourtje, zoals dat in reistermen heet) bestaat niet.

Hoe belangrijk is het te zorgen dat al je reisdocumen­ten in orde zijn als je een reis gaat maken. Hoe meer belangrijk is het dan je reispapieren voor de eeuwig­heid in orde te hebben. Je leven lang krijg je daarvoor de tijd en gelegenheid (genade).

Halve waarheden geeft men wel graag aan elkaar door. “Denk er om, bij brood alleen zal de mens niet leven”, maar de rest, het belangrijkste, wordt er niet aan toe­gevoegd: het leven van de ziel, de eeuwigheidswaarden; daar moet je vooral niet over praten, dat is zo “somber”.

De ernst van het geheel heb ik in een stukje poëzie weergegeven. Het gaat over. . . . neen, leest u het zelf maar. Mijnerzijds heb ik er de bede aan verbonden dat wie dit leest inderdaad een “gewaarschuwd mens is die voor twee telt”.

“Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet”. Hebreeen 4 vers 7b (Heb. 04:07b).

 

De reis (gedicht) Judith Jacobs

(“Want de mens gaat naar zijn eeuwig huis” (Pred. 12:05b).

Prediker 12 vers 5b

Zojuist ben ik teruggekeerd van het bespreken van een reis;

Ik heb geboekt voor een retour naar een aards stukje paradijs.

 

Van de beambte aan ’t loket kreeg ’k al mijn reisbescheiden mee;

Hij zei ook: “Controleer ze thuis. Een gewaarschuwd mens, die telt voor twee”.

 

“Een goed bedoeld advies”, dacht ik, “maar dat zie ‘k later dan wel weer,

Laat mij maar eerst genieten gaan van ’n goede tijd en ’t mooie weer”.

 

Zo leefd’ ik aan mijn palmenstrand een poosje onge­stoord en blij,

Totdat ik weer “op huis” aan moest; de tijd was om: het schoons voorbij.

 

‘k Vond in mijn zak de ticket die mij dienen moest als plaatsbewijs,

Maar welk een wanhoop toen ik las: “Slechts geldig voor een enk’le reis”.

 

’k Ontwaakte met een schok: Goddank! ’t Was slechts een droom, geen werk’lijkheid.

“Maar”, dacht ik, “Oók de levensreis kent geen retour naar d’ eeuwigheid”.

 

De natuurgeneeswijzen: onschuldig of gevaarlijk? Door Gert Jan Doornink

 

Kunnen “Natuurgenezers” ons helpen?

Het is al weer enkele jaren geleden dat een broeder uit het midden van het land ons een stencil stuurde, waarin propaganda werd gemaakt voor de verschillende na­tuurgeneeswijzen. En dat niet alleen. Tegelijkertijd werden concrete voorbeelden uit de Pinksterbeweging aangehaald, waarbij het ge­loof in Goddelijke genezing gefaald had. De slotconclu­sie van de schrijver van dit stencil was: Voor gene­zing moeten we het niet uitsluitend van God ver­wachten, maar ook de zoge­naamde natuurgenezers en natuurgeneeswijzen kunnen ons helpen.

In de loop der jaren heeft ons dit onderwerp nog al bezig gehouden. Vooral ook omdat bij een deel van de gelovigen, ook uit volle evangelie- en pinksterkringen de gedachte leeft, dat men niet alles op dit ter­rein over één kam mag sche­ren, en dat bijvoorbeeld homeopathie, het gebruik van allerlei geneeskrachti­ge kruiden, etc. , totaal onschuldig is en zelfs zou moeten worden gepropa­geerd .

Nu laten wij in dit artikel de medisch-wetenschappelijke kant buiten beschou­wing, maar wel willen wij deze zaak geestelijk onder de loep nemen. Per slot van rekening geldt voor een kind van God dat hij alles geestelijk mag beoordelen.

We gaan niet over één nacht ijs als we in dit artikel tot de conclusie komen, dat heel het gebied van de zo­genaamde “alternatieve geneeswijzen” , wat in onze dagen zo sterk in opkomst is (zie bijgaand kranten­knipsel ), gevaarlijk ter­rein is. Wij menen zelfs te moeten waarschuwen zich in geen geval op dit terrein te begeven, respectievelijk zich hiervan te distantiëren. Waarom? Omdat de gelovige, die geroepen is de volle weg met Jezus te gaan – de opdracht voor elk kind van God door zich op dit terrein te begeven van deze volle weg wordt afgetrok­ken .

Geraffineerde verleiding

De verleiding van satan komt in deze heel geraffi­neerd. Het begint in deze welvaartstijd met de voe­ding. Wij weten dat door de overdaad van alles wat ver­krijgbaar is, de gezondheid van vele mensen wordt aan­getast. Iedereen weet dat men in deze tijd heel gemakkelijk overvoed wordt, met alle nadelige gevolgen van dien. Wat meer zelf dis­cipline door matig te eten, zou ook de meeste christenen sieren. En wat het gebruik van de voedingsmiddelen zelf betreft: We weten dat, om enkele voorbeelden te noe­men, bruin brood beter is dan wit, dat rauwe groente gezond is, dat teveel vet en suiker nadelig is, etc. Maar men moet niet gaan overdrijven: Want als het nu bij eenvoudige raadgevingen voor een gezonde le­venswijze zou blijven, zou niemand daar bezwaar tegen hebben, maar al spoedig komt men terecht in een wettisch leven wat het eten betreft: “Dit mag niet en dat mag niet”. Terwijl de Bijbel zegt: “Al wat in de vleeshal te koop is, moogt gij eten, zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar, want de aarde en haar vol­heid is des Heren”  1 Korinthe 10 vers 25 (1 Kor. 10:25). Als wij in bepaalde omstandigheden voor sommi­gen tot een aanstoot zijn, zullen we misschien bepaal­de dingen nalaten te eten, maar nooit mogen wij elkaar in dit opzicht wetten op gaan leggen. Paulus zegt in Kolossenzen 2 vers 16 en 17 (Kol. 02:16-17): “Laat niemand u blijven oordelen in zake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, din­gen, die slechts een scha­duw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werke­lijkheid van Christus is”.

Laten wij of wij nu eten of I drinken, of wat wij ook doen, het alles doen tot : eer van God. 1 Korinthe 10 vers 31 (1 Kor. 10:31). Nu is het opvallend, dat juist de propagandisten van de zogenaamde alternatieve geneeswijzen sterke voorstanders zijn van al­lerlei opgelegde wetten wat de voeding betreft, wil men baat vinden bij ziekte. De één gaat wat minder ver dan de ander, maar het gaat altijd weer om het opvolgen van hun voorschriften.

Waarom wij de natuurgeneeswijzen afwijzen en gevaarlijk vinden

Wij willen nu in een aan­tal punten aangeven waarom wij de alternatieve levens- en geneeswijzen (macrobio­tisch voedsel, homeopathie, acupunctuur, enz. , enz. )afwijzen.

Het feit dat de homeopathische genezing vaak in één adem wordt genoemd met het werk van magnetiseurs, acupuncturisten, etc. zou velen aan het denken moe­ten zetten. Men komt immers via deze weg al heel spoedig in occult vaarwater te­recht. Zie maar eens hoe veel occulte lectuur er verkrijgbaar is in de zoge­naamde reformwinkels.

Vaak blijkt de baat die men bij allerlei alterna­tieve genezers vindt, maar ten dele te zijn. Het over­grote deel blijft levens­lang “verbonden” met dege­ne waarvan men zijn heil verwacht.

Men stelt niet de volko­men overwinning die Jezus Christus behaald heeft op het kruis van Golgotha, ook aangaande de ziekte, centraal. Waarom wel geloof in de ‘alternatieve genezer’ en niet in Jezus de Heelmeester? Hier raken we ongetwijfeld wel het kardinale punt. Nu kan men tegenwerpen: “Ja maar als alles gefaald heeft, doet men er in wanhoop toch al­les aan, om nog ergens baat te vinden”. Men rede­neert dan: “Ik heb alles geprobeerd, maar niets hielp. Nu ga ik het op deze manier nog eens proberen”. Maar geloven in Jezus, ook wat de genezing betreft, is veel meer dan “proberen”, het is heel iets anders! Het is onvoorwaardelijk vertrouwen dat Hij zijn beloften waar maakt! En ook al zijn bij ziekte bijvoor­beeld, soms de symptomen nog niet direct weg, het is 100% waar, dat wie op Hem zijn vertrouwen stelt, niet beschaamd uit zal ko­men !

Men propageert verschil­lende kruiden, (voor vrij­wel iedere afwijking en ziekte één of meer), waar­bij van vele wetenschappe­lijk is bewezen dat ze geen enkele genezende waarde be­zitten.

Men legt de patiënt wet­ten op, waarvoor Paulus reeds waarschuwde, dat ze de vrijheid van de nieuwtestamentische christenen aan banden leggen.

De natuurgenezers stel­len het lichaam centraal, dat wil zeggen als zij een gezonde geestelijke levens­wijze voorschrijven (wat altijd punt één moet zijn) zijn het dwaallichten, om­dat men niet gelooft in Christus als de volkomen Verlosser!

Veel ziekten hebben een geestelijke achtergrond (gebondenheden, demonen, etc. ) en kunnen dus ook alleen langs de geestelij­ke weg van geloof en ge­hoorzaamheid verdwijnen.

In het boek “Natuurgenees­wijze in de praktijk” van P. Heinsberg (uitgave La Rivière en Voorhoeve te Zwolle) wordt weliswaar op de geestelijke kant van de zaak ingegaan in het hoofd­stuk: “Het raadsel van ziekte en pijn”, maar men dringt niet door tot de kern van de zaak: de volko­men verlossing en overwin­ning die Jezus behaalde aan het kruis van Golgotha.

Wie een werkelijk nieuw leven met Christus begint en dit volhardend beleeft, . zal ervaren dat de totale levensvernieuwing die dit volgen van Jezus meebrengt doorwerkt in geest, ziel èn lichaam. Dat is uiteinde­lijk ook Gods bedoeling voor al Zijn kinderen. Pau­lus drukt het in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 24

(1 Thess. 05:23-24) zo uit: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”

 

 

“Nederland weet de weg naar de natuurgenezers”,

was de titel van bijgaand kranten­knipsel uit het “Algemeen Dagblad”.

Utrecht (ANP) – Ruim 750. 000 Nederlanders hebben vorig jaar een of meer be­zoeken gebracht aan alter­natieve genezers, (magneti­seurs. homeopaten, kruiden- geneeskundigen en acu­puncturisten e. d. ). Dit heeft het bureau-Lagendijk bere­kend na een onderzoek in opdracht van een werkgroep van alternatieve genezers.

Zes van de tien Nederlan­ders blijken (zeer) welwil­lend te staan tegenover al­ternatieve geneeswijzen. Drie op de tien stellen zich neutraal op en slechts één op de tien staat er (sterk) afwij­zend tegenover, aldus La­gendijk.

Bijna de helft van de men­sen die alternatieve genezers bezochten deed dat omdat ze bij de arts niet verder kwa­men. Bij ruim dertig procent was sprake van een gelijk­tijdige behandeling, de ove­rige twintig procent ging he­lemaal niet meer naar een arts.

Een op de vier meldde aan Lagendijk dat de behande­ling bij de natuurgenezer geen resultaat had. Negen­tien procent zei volledig ge­nezen te zijn, zestien procent had een lichte verbetering geconstateerd en 33 procent goede verbetering.

Van alle ondervraagden zei 82 procent dat men vrij moet zijn om zelf uit te ma­ken naar welk ‘soort’ gene­zer men gaat Verder vond 75 procent dat behandelin­gen door natuurgenezers door het ziekenfonds moeten worden vergoed.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts

Wat is het doel van dit Bijbelboek?

Over het boek Openbaring is reeds veel gedacht en ge­schreven. Het is dan ook niet onze bedoeling, een volle­dige commentaar te geven op dit Bijbelboek, maar het is ons er alleen om te doen, enkele grondbeginselen op te sporen die de achtergrond van dit boek vormen. We willen de hoofdlijnen gaan zien. Dit is namelijk van fundamen­teel belang, want als we oog krijgen voor de grondpatro­nen, voor de achtergrond van het hele eindtijdgebeuren, dan worden we bewaard voor allerlei dwaalwegen bij de uitleg van dit boek.

Om te beginnen ligt dan meteen de vraag voor de hand: waarom is dit boek gegeven? En de tweede vraag die direct daarop aansluit: aan wie is het gegeven? In Openbaring 1 vers 1 (Openb. 01:01) le­zen we als opschrift: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te to­nen hetgeen weldra moet geschieden”. Dit vers geeft ons meteen al een paar belangrijke aanwijzingen. Het doel van dit Bijbelboek blijkt dus te zijn: openbaring te geven. En het woord openbaring betekent letterlijk ‘onthulling’. Het gaat dus om verborgenheden, verborgen ontwikkelingen. God de Vader ziet en doorgrondt deze ontwikkelingen en Hij draagt zijn kennis over aan de Zoon. Jezus op zijn beurt staat in het ambt van profeet en vanuit zijn profetische bediening onthult Hij deze geheimenissen aan de Knechten des Heren. In het genoemde vers wordt gezegd: ”om zijn dienstknechten te tonen”. Er wordt dus iets ge­toond. Dat wil zeggen: men krijgt ergens zicht op, er komt perspectief in de zaak. De achtergrond wordt be­licht. Het is goed dat wij deze gedachte als uitgangspunt vasthouden.

Het boek Openbaring is bedoeld om perspectief te geven, niet om ons het perspectief te ontnemen. Het is bedoeld om ons op te bouwen, niet om af te breken. Want in vers 3 zien wij: “Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin ge­schreven staat, want de tijd is nabij”. Daar blijkt: wie met dit boek bezig is en zich deze gedachten Gods eigen maakt, wie ze bewaart, dat wil zeggen: wie eraan vast­houdt, die is zalig, dat houdt in: die staat volkomen in het heilsplan van God.

Het boek is dus niet bedoeld om ons ongelukkig te maken of om ons in de war te brengen. Het is ook onmogelijk dat het gegeven is als een schrikbeeld. Dan zou het aange­haalde derde vers betekenen: zalig hij die dit schrik­beeld in zijn hart bewaart. Maar dat is in strijd met het wezen Gods. God is geen God die schrik aanjaagt, en zijn kinderen angstwekkende toekomstbeelden voorspiegelt, op­dat ze, door die angst gedreven, Hem zullen dienen. God heeft geen behagen in iemand die Hem dient uit angst. Toch is dat vaak het beeld dat veel christenen hebben als ze spreken over de toekomst. Men zingt dan: “Rampen en slagen en dreigend geweld heeft Hij reeds voorzegt in zijn Woord”. Men vertoont films waarin alleen maar uitge­beeld wordt, en dan nog op een zeer aanvechtbare wijze, de evacuatie van de gemeente en al de ellende daarna. Petrus daarentegen sprak over het lijden van Christus en al de heerlijkheid daarna. Maar in deze films valt alle nadruk op de gruwelijke beelden van wat er gebeurt met hen die achterblijven, zo schrikwekkend dat we horen van jonge oprechte christenen die er mismoedig van worden en wier vreugde in de Heer verdwenen is.

De openbaring van Jezus Christus

Het is daarom van principieel belang te bedenken dat we het boek Openbaring alleen kunnen verstaan, als we God kennen. En we kennen God enkel en alleen vanuit Jezus. Een ander beeld van God hebben we niet. Een ander beeld mogen we ons niet maken. Want dan zitten we in de leugen. Door Jezus weten we wie God is. Vanuit Jezus kennen we het wezen Gods: dat God enkel licht is, enkel goed.

Daarom is een film die niets laat zien van het wezen Gods, geen christelijke film. En daarom is het niet toe­vallig dat het boek Openbaring begint met de woorden: “Openbaring van Jezus Christus”. Daar wordt meteen glas­helder aangegeven, met welke God we te doen hebben. Het is niet zomaar een openbaring van een willekeurige God, van wie je van alles kunt verwachten, neen, we hebben te maken met de God die zijn karakter getoond heeft in Je­zus. Dit is een zeer fundamenteel punt, dat we weten: wie spreekt er tot ons in het laatste Bijbelboek? Het boek Openbaring is geen christelijke Science fiction, geen boek om eens evangelisch te kunnen griezelen, we kunnen het alleen verstaan in het licht van de kennis van het wezen Gods. Godsbeeld en toekomstbeeld hangen onlosmake­lijk met elkaar samen.

Alleen als we het juiste beeld van God hebben, kunnen we komen tot een waarheidsgetrouwe beeld van de toekomst.

Daarom moeten we bij alles wat we verder gaan bezien, dit als basis van ons denken vasthouden: elke gedachte die we in verband met de eindtijd ontwikkelen, moet kloppen met het wezen Gods. Juist ook ten aanzien van de toekomst mo­gen we niets aan God toeschrijven wat in strijd is met zijn karakter.

Het komt voor ons op één ding aan: God heeft bepaalde ge­dachten over de toekomst. En die gedachten moeten we ont­dekken. Dat is wat Johannes noemt: hetgeen weldra moet geschieden. We kunnen alleen het juiste zicht krijgen op de tijd die gaat komen, als we ons oog richten op de heerlijkheid van Gods gedachten en ons daarin verlusti­gen. We hebben het boek Openbaring alleen dan goed gele­zen, als het ons brengt tot de reactie: O Heer, hoe heer­lijk zijn uw gedachten.

Waarom werd het boek geschreven?

Het boek Openbaring is geschreven, niet om ons dichter bij de krant te brengen, maar om ons dichter tot God te brengen. Niet om ons moedeloos te maken, maar juist met het oog op de volharding in Jezus. Zie Openbaring 1 vers 9 (Openb. 01:09). ‘Het is bedoeld om ons moed te geven, om ons te inspireren, om ons visie te geven, zodat we door hunnen gaan, zodat we weten waar we naar toe gaan. Er komt strijd maar we weten waar het op uitloopt. Het boek Openbaring moet een bron van vreugde zijn, anders hebben we het niet goed ge­lezen .

Velen lezen de krant naast de bijbel, of omgekeerd. Het gevolg is dat men vrijwel uitsluitend de negatieve kant van de eindtijd opmerkt. Want meestal vormt de krant dan het uitgangspunt van het denken en wat de krant zegt, vindt men dan terug in de bijbel. Maar het boek Openba­ring is ons niet gegeven om ons dingen te vertellen die we ook wel uit de krant te weten kunnen komen; het is niet bedoeld om ons voorlichting te geven over de atoom­bom. Ja, zegt men dan, we moeten toch bij de tijd blij­ven. Maar wat doet men als men de krant leest? Dan loopt men alleen maar achter de feiten aan. De krant biedt ons alleen maar het nieuws van gisteren. Dan is men dus van gisteren. En men ontvangt dan ook vrijwel alleen nog maar het nieuws uit de zichtbare wereld. Het gevolg is dat men dan het boek Openbaring ook gaat uitleggen in de zichtbare wereld. We vergeten dan dat dit Bijbelboek op een heel ander niveau ligt, en hoe kan men nu twee zaken die op een heel verschillend niveau liggen, naast elkaar leggen?

Daarom is het beslissende punt: wij moeten niet denken vanuit de krant, maar vanuit het wezen Gods. Dat staat voorop; daar dienen we ook de meeste aandacht aan te be­steden; het wezen Gods bepaalt de richting van ons hele denken. Wanneer we een boek zouden schrijven over de eindtijd en we zouden vele bladzijden vullen met al het onheil in de zichtbare wereld, en vervolgens zouden we het hele heilsplan van God afdoen met zes woordjes: God heeft alles in zijn hand, dan zouden we daarmee de juiste verhoudingen totaal uit het oog verloren hebben. Want wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. In de eindtijd gaat het om God. En de vraag is: wat gaat er gebeuren in de geestelijke wereld? Want daar ligt het zwaartepunt; daar vallen de beslissingen; daar wordt de toekomst ge­maakt.

Het boek is gemaakt voor de gemeente

Daarmee komen we bij onze tweede vraag: aan wie is het boek Openbaring gegeven? We lezen het antwoord in Openbaring 1 vers 11 (Openb. 01:11): “Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten”. Duidelijker kan het niet. Het boek is bedoeld voor de gemeente, voor de zeven ge­meenten, dat is voor de gemeente in haar totaliteit. Het is dus een gemeenteboek. Dat klopt ook wel, dat hoeft ons niet te verbazen, want het hele plan van God draait om de gemeente. God wil immers zijn veelkleurige wijsheid be­kend maken aan de machten in de hemelse gewesten door middel van de gemeente. God heeft ons immers in Christus in de hemelse gewesten geplaatst, met het doel, “om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus” Efeze 2 vers 7 (Ef. 02:07).

Daar zien we dat alle gedachten Gods met betrekking tot de komende eeuwen zich richten op de gemeente. Aan die gemeenten schrijft de apostel: “Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding in Jezus” Openbaring 1 vers 9 (Openb. 01:09). Hier zien we: het gaat in dit Bijbelboek over de volharding van de gemeen­te. Die gemeente gaat niet verdwijnen, zij is bestemd om te volharden.

We kunnen het dus ook zo formuleren: het boek gaat over het einddoel van de gemeente. Alles draait om de vraag: hoe komt de gemeente tot haar eindbestemming? Het is lo­gisch dat Johannes een boek met een dergelijk thema aan de gemeenten moet toesturen. Want daar hebben de gemeen­ten immers alle belang bij. Dat moeten ze weten: hoe be­reiken wij het doel? Dat is op en top actueel. Maar als het boek Openbaring voor het overgrote deel toch niet voor de gemeente bestemd is, zoals velen menen, waarom moest Johannes het dan zo nodig aan de gemeenten toezen­den? Alleen maar als een stuk informatie? Zo werkt God niet. God geeft ons nooit zomaar nutteloze inlichtingen, puur om onze nieuwsgierigheid wat tegemoet te komen. God geeft ons geen soort christelijke waarzeggerij, zo met het idee: het is interessant te weten wat er allemaal gaat gebeuren als wij weg zijn. Of als een dreigement: zorg dat je voor die tijd vertrokken bent want anders. . . .

Dan wordt de gedachte aan de opname der gemeente omgeven met een dreigende sfeer: dit is uw laatste kans om te ontsnappen!

Daarom is het ook zo veelzeggend dat we helemaal aan het eind van het boek de uitspraak aantreffen: “Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten” Openbaring 22 vers 16 (Openb. 22:16). We zien: van het begin tot het eind richt de Heer zich in dit boek tot de gemeenten.

Het is noodzakelijk dat we dit met nadruk vermelden, om­dat dikwijls dit boek aan de gemeente ontnomen wordt. Al­leen de eerste drie hoofdstukken zijn voor ons, heet het dan. Zo berooft men de gemeente van haar toekomst, zo wordt het woord Gods krachteloos gemaakt. Het plan van God wordt dan op deze wijze opgesplitst; de gemeente heeft weldra haar tijd gehad, zij moet het veld ruimen en dan, na de gemeente, komt er weer iets anders. Dan heeft God weer een ander plan.

Het slotakkoord van Gods plan met de gemeente

Maar als we denken vanuit het wezen van God, dan weten we: God is één (al is Hij tevens een drie-eenheid, en zijn plan is één. De gemeente is zijn eeuwig voornemen. Het koningschap van de gemeente zal op geen ander volk meer overgaan, zoals we dat kunnen lezen in Daniel 2 vers 44 (Dan. 02:44).

Daarom is het nu de tijd dat het boek Openbaring terug gegeven wordt aan de gemeente, opdat zij haar toekomst zal leren kenen. Opdat zij visie zal hebben en vervuld zal worden met de gedachten Gods.

Net zoals de evangeliën voor ons als gemeenten van funda­menteel belang zijn omdat we daar Jezus, het enige beeld Gods, leren kennen, en omdat we daar de grond leggende prediking van Jezus, het evangelie van het koninkrijk le­ren kennen, evenzo is het boek Openbaring onmisbaar als sluitstuk van het Nieuwe Testament, als slotakkoord van Gods plan met de gemeente.

Geen vernietiging, maar herschepping

Vanuit dit uitgangspunt willen we dan nu een eerste grondgedachte gaan bezien. Het boek Openbaring staat in het teken van de herschepping. Het is merkwaardig hoe weinig men deze gedachte tegenkomt in “verband met de eindtijd. Men is vaak meer hertrouwd met het idee: de we­reld vergaat. Men spreekt van de planeet die aarde heet­te: verleden tijd. Of nog erger, zoals de oorspronkelijke titel van het genoemde boek luidt: wijlen planeet de aar­de. En hoewel men (terecht) tegen crematie is, neemt men aan dat de aarde wel gecremeerd zal worden. De vraag is dan: hoe moeten we hierover denken vanuit het wezen Gods? Dan is het antwoord: God is naar zijn wezen Heelmeester, Hersteller. Daarom lezen we dan ook: “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw” (Openb. 21:5). God gaat nieuw maken, dat wil zeggen ver­nieuwen, herstellen.

Dit is een eigenschap die verankerd ligt in het karakter van onze God. Hij geeft zijn schepping niet prijs. Hij verwoest niet, Hij verderft niet. Hij laat haar niet ver­gaan. Integendeel, de schepping zal bevrijd worden, zegt Paulus in Romeinen 8 vers 21 (Rom. 08:21). En hij vertelt erbij dat het wachten is op de zonen Gods. Zij worden de herstellers.

Er is een parallel tussen Genesis en Openbaring, tussen schepping en herschepping. Als God alle dingen geschapen heeft, lezen we in Genesis 1 vers 31 (Gen. 01:31): “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”. God legt er zijn wezen in, zijn goedheid. Hoe zal dan de herschepping we­zen? Zal die minder zijn? Beslist niet; de herschepping zal niet minder volmaakt zijn dan de schepping. Zoals het werk in de beginne voltooid werd, zo zal het ook in de eindtijd voltooid worden. Gods goedheid staat er garant voor. In Genesis moest de eerste mens de hof bebouwen en bewaken. In de eindtijd zal de nieuwe mens de schepping herstellen. Dat zijn de zonen Gods. Maar dan moeten zij wel geloven dat God goed is. Want wat komt er anders van terecht, als God ook verwoest en vernietigt? Daarom, de zonen Gods zijn zij die Gods scheppingsgedachten overne­men. Zij weten: Gods is goed, en Gods goedheid gaat het winnen, door hen. (wordt vervolgd).

 

Reacties van lezers

Rectificatie

In het artikel van broeder Companjen in “Levend Geloof” van vorige maand: “De revo­lutie van Pinksteren” is een fout geslopen, welke wij hierbij rectificeren. Enkele lezers (uit Kampen en Kollummerzwaag) attendeerden ons er op dat de uitspraak van Jezus: “Wie van jullie zonder zonde is, gooit de eerste steen”, niet gezegd is bij de geschiedenis van de bloedvloeiende vrouw, maar bij de overspelige vrouw. Zie Matteüs 8 vers 2 tot en met 11 (Matt. 08:02-11) .

Bemoedigend

In de afgelopen weken waren er weer verschillende posi­tieve reacties over de in­houd van ons blad. Onder hen waren enkele voorgangers.

Het is voor ons erg bemoedigend, want uiteraard wordt ; ons ook kritiek niet be­spaard. De duivel haat nu eenmaal de boodschap, dat wij als kinderen Gods, de volheid van Christus mogen bezitten en beleven. Vele’ kinderen Gods komen, onder andere via “Levend Geloof”, tot de ontdekking dat er meer is, en dat het soms ook anders is, dan veelal in het traditionele Pink­steren geleerd wordt. Als er geen geestelijke groei is, is er stilstand, en stilstand is achteruitgang. De Heilige Geest wekt ons via Gods Woord op om geestelijk te groeien “totdat wij allen de een­heid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der vol­heid van Christus” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13)

Opbouwend

Zuster J. D. te Amstelveen schrijft: “Graag wilde ik mij opgeven als lid op uw maandblad “Levend Geloof”. Ik kreeg een nummer in han­den en vond het een erg fijn en opbouwend blad. Gods zegen en kracht toege­wenst in uw arbeid”.

Anoniem

Uit België, met als post­stempel Turnhout, ontvingen wij een anonieme zending stencils met als titel: “De opname”. Ook in het stencil zelf komt geen adres voor. Reeds eerder schreven wij dat wij niet ingaan op anonieme brieven, en adressen die worden opgegeven om levend geloof naartoe te sturen. Wij zijn van mening dat een christen ten allen tijde voor zijn mening behoort uit te komen en met open vizier, maar wel geestelijk bewapend behoort te strijden. Tenslotte. Heeft u al eens iemand gewonnen als abonnee voor levend geloof? Ik zal ervoor zorgen dat ik voor 1981 twee abonnees maak voor levend geloof. Ik heb ze nog niet, maar ik zal ze krijgen, schreef ons een lezeres uit Dordrecht. Een voorbeeld ter navolging. Ook het geven van een geschenk abonnement is een effectieve manier om anderen in aanraking te brengen met de boodschappen die ons zo lief is.