Selecteer een pagina

Levend Geloof – 239

Levend geloof 1983.08 nr. 239

Het is nu de tijd van herstel door Gert Jan Doornink

Tijden in het plan van God

In het plan van God met zijn schepping zijn ver­schillende tijden aanwijsbaar. Alles heeft zijn bestemde tijd. Salomo beschrijft dit reeds in Prediker 3 vers 1 (Pred. 03:01): “Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd”. Nu worden in dat hoofdstuk een aantal gewone dingen genoemd, waar we dagelijks mee te maken hebben en verder niet bij stilstaan, omdat ze bij wijze van spreken automatisch gebeuren. Maar in groter verband kunnen we in de Bijbel een aantal tijden aanwij­zen waarbij het voor ons belangrijk is te weten in welke tijd wij leven en wat onze taak is in deze tijd.

Er was een tijd dat de aarde ‘woest en ledig’ was, zegt Genesis 1 vers 2. (Gen. 01:02) Deze tijd wordt ook wel de begintijd of oertijd genoemd. “Duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren”. Toen sprak God: “Er zij licht en dan zien wij hoe de aarde op volmaakte wijze door God leefbaar wordt gemaakt. En aan het ein­de van Genesis 1 lezen wij dat God zag dat alles wat Hij gemaakt had zeer goed was. De mens leef­de in volmaakte harmonie met zijn Schepper.

Deze eerste periode duurde echter maar kort, want reeds in Genesis 3 wordt ons beschreven hoe de mens verleid werd door de satan. En satan kreeg bij een groot deel van de mensen zoveel invloed, dat de zondvloed het gevolg was. Er wa­ren echter mensen die zich niet lieten beïnvloe­den door de satan. Van hen staat geschreven dat zij ‘wandelden met God’. Denk aan Henoch en Noach. Zij waren in hun tijd beelddragers Gods, want de mens werd immers naar Gods beeld ge­maakt. God zegt dat ook nog eens weer tot Noach na de zondvloed Genesis 9 vers 6 (Gen. 09:06).

Het Goddelijke principe dat de mens beelddrager Gods moest zijn, werd door Hem nooit losgelaten. God bleef de mens zien als kroon van zijn scheppingswerk en bleef daarom ook de mens liefheb­ben. Dat zien wij ook in de tijd na de zond­vloed, een periode die werd gekenmerkt doordat God verbonden sloot. Het eerste verbond was met Noach, later met Abraham, en nog weer later met een geheel volk, het volk Israël, En wat Is­raël betreft, woonde God door middel van de ta­bernakel- en tempeldienst bij zijn volk.

Onderkennen wij de tijd waarin wij leven?

Ook aan deze periode kwam weer een einde en dat gebeurde door de komst van Jezus. In Marcus 1 vers 14 en 15 (Mark. 01:14-15) lezen wij: “En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken, en Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij ge­komen. Bekeert u en gelooft het evangelie”. De tijd van het Koninkrijk der hemelen was aange­broken. En dat Koninkrijk is een geestelijk Ko­ninkrijk. Daar legde Jezus telkens weer de na­druk op. Want Hij werd steeds opnieuw geconfron­teerd met mensen die van het Koninkrijk Gods een natuurlijke zaak wilden maken.

In Lucas 12 vers 54 tot 56 (Luc. 12:54:56) lezen wij dat Jezus tot de scharen zegt: “Wanneer gij een wolk ziet opkomen in het westen, zegt gij dadelijk: Er komt regen, en het gebeurt. En wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet?”

Ook wij moeten de tijd onderkennen. Wij moeten weten in welke tijd wij leven, opdat wij kunnen handelen in overeenstemming met Gods bedoeling. Wie niet de tijd onderkent, zal door satan in de war gebracht worden. Omdat hij nog de over­ste van deze wereld is zal hij altijd weer pro­beren de mensen te verleiden door de dingen die hij doet in de zichtbare wereld. Jezus zelf waarschuwde daar reeds voor: “Ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het, en: de tijd is nabij. Gaat hen niet achterna. En wan­neer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u niet beangstigen. Want die dingen moeten eerst geschieden, maar dat is nog niet terstond het einde” Lucas 21 vers 8 en 9 (Luc. 21:08-09).

Tot het laatst toe waren zelfs Jezus’ eigen dis­cipelen op natuurlijke wijze bezig, wat blijkt uit de vraag die zij Jezus, vlak voor zijn he­melvaart stellen: “Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?”. Maar het antwoord van Jezus is duidelijk: “Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waar­over de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn…” (Hand. 01:06-08). Jezus maakte duidelijk wat de taak van de discipelen was in de tijd waarin zij leefden.

We leven nog steeds in de tijd van de Geest

Er was een nieuwe tijd aangebroken. Het tijd­perk van de Geest en in deze tijd leven wij nog steeds. Ook voor ons is het dus zeer belang­rijk dat wij weten wat de kenmerken van deze tijd zijn.

a – De Heilige Geest, die op de Pinksterdag werd uitgestort is beschikbaar voor alle kinderen Gods. De Heilige Geest leidt ons in alle waar­heid en geeft ons kracht om de vijand te weer­staan en te overwinnen. Ieder kind van God behoort dus gedoopt en vervuld te zijn met de Heilige Geest.

b – Zoals Jezus satans macht overwon, zal ook de gemeente tot volle overwinning komen. De zo­nen Gods zullen geopenbaard worden.

c – Omdat satan nog niet geworpen is in de poel des vuurs, zal de door de gemeente te behalen overwinning met strijd en verdrukking gepaard gaan.

d – Het evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuige­nis voor alle volken. Het wordt bevestigd door tekenen en wonderen, De mens die Jezus en zijn evangelie aanvaardt komt tot genezing, bevrijding en herstel. Het volmaakte beeld van de zoon gaat tot openbaring komen in de ware ge­meente .

Enkele teksten in dit verband:

“En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, welke Hij ons over­vloedig heeft bewezen in alle wijsheid en ver­stand, door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbeha­gen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is, onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten, in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid…” Efeze 1 vers 7 tot en met 12 (Ef. 01:7-12).

“Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten. Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen” Galaten 4 vers 3 tot en met 5 (Gal. 04:03-05).

“Geloofd, zij de God en Vader van onze Here Je­zus Christus, die ons naar zijn grote barmhar­tigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de he­melen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd”, 1 Petrus 1 vers 3 tot en met 5 (1 Petr. 01:03-05).

“Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten”, 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10).

De tijd van herstel en voltooiing

We leven in de tijd waarin de mens die Jezus volgt op de wijze zoals deze zich in de Schrift heeft geopenbaard, tot herstel en volmaaktheid komt. Ten tijde van het oude verbond was dat nog niet mogelijk. Daarom zegt Hebreeën 9 vers 10 (Heb. 09:10) dat de gaven en offers tijdens het oude verbond de mensen niet konden volmaken. Zij waren zinne­beeld van de tegenwoordige tijd. Het waren bepa­lingen voor het vlees opgelegd tot de tijd van het herstel.

Eén van de meest geraffineerde gedachten die sa­tan vele gelovigen influistert, is de gedachte dat we nu niet leven in de tijd van herstel.

Neem de proef maar eens op de som door een mede­gelovige te vragen: in welke tijd leven wij? Heel vaak is dan het antwoord, we leven in een moeilijke tijd, of in een onzekere tijd, enz. Slechts weinig gelovigen geven als antwoord: we leven in de tijd van herstel.

Maar, kan men als tegenargument gebruiken, Paulus zegt toch in 2 Timótheüs 3 vers 1 (2 Tim. 03:01) dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen? En dan worden een groot aantal negatieve eigen­schappen genoemd waarmee de mensen dan behept zullen zijn. Hier wordt echter een beeld gegeven van mensen die hoe langer hoe meer beheerst wor­den door satan, mensen “wier denken bedorven is, en wier geloof de toets niet kan doorstaan” 2 Timoteüs 3 vers 8 (2 Tim. 03:08).

De waarachtige gelovige heeft echter geen denken dat bedorven is, maar vernieuwd! En die vernieu­wing gaat – als het goed is – dagelijks door. Want we moeten leren als kinderen Gods een positieve instelling openbaar te maken. Dat wil zeg­gen: wij behoren niet in beslag genomen te wor­den door datgene wat de duivel veroorzaakt, maar door datgene wat Jezus wil doen. Dat is herstel­len en vernieuwen, zodat het nieuwe leven van Christus in ons ten volle tot openbaring gaat komen.

Hebreeën 2 vers 8 en 9 (Heb. 02:08-09) zegt: “Thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus… met heerlijkheid en eer gekroond”. Daarom is de vraag: zien wij met na­tuurlijke ogen of met geestelijke ogen? Hoe meer wij geestelijk gaan leven en zien, hoe meer wij ook Gods heerlijkheid openbaren en hoe meer wij voor anderen ten zegen zijn. Want het is Gods wil dat de mensen Jezus in ons zien. En dat be­werkt God in deze tijd. Het is de tijd van her­stel, de tijd van de wederoprichting aller din­gen.

Over die wederoprichting en dat herstel sprak ook de profeet Joel reeds. In Joël 2 vers 25 (Joël 02:25) wordt ons het vernietigende werk van satan ge­schetst met als beeld de sprinkhaan, die alles opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager…. Maar God sprak: Ik zal u vergoeden! Alles wat door de duivel ontroofd werd, gaat God in zijn grote liefde teruggeven! Joël gaf reeds een wonderbare beschrijving van het gebeu­ren op de Pinksterdag te Jeruzalem, toen ook de gemeente ten volle werd ingeschakeld om deelge­noot te worden in Gods herstelplan. Jezus zelf had daarvoor reeds tot openbaring gebracht, wat de wil van God was voor de mens: het goede, wel­gevallige en volkomene.

Als leden van de nieuwtestamentische gemeente behoren wij ons bewust te zijn van onze geweldi­ge taak: de proclamatie van herstel en vernieuwing door geloof in Jezus Christus. Daarbij be­horen we in de vrijheid te blijven staan die Christus ons gegeven heeft. Zoals een hond die uit het water komt en het water uit zijn haren schudt, zo behoren ook wij het verleden van ons af te schudden. Ook het oudtestamentisch den­ken, want al kunnen wij nog veel uit het oude testament leren, het is niet maatstaf gevend voor ons als nieuwtestamentische gemeente. De weg naar het heiligdom lag toen nog niet open, het was toen nog niet de tijd van herstel, lees Hebreeën 9 vers 8 (Heb. 09:08) nog maar eens.

Het gaat primair om geestelijk herstel

Als wij over ‘herstel’ spreken, denken wij vaak alleen aan lichamelijke genezing, bevrijding, enz. Maar het gaat in de eerste plaats om gees­telijk herstel. Vele kinderen Gods zijn nog vaak op krampachtige wijze bezig lichamelijk herstel te zoeken als ze ziek zijn en als niet terstond herstel volgt, zijn ze teleurgesteld of ontmoedigd. Maar juist in de geest van de mens wordt de basis gelegd voor algeheel herstel en vernieuwing, ook ten opzichte van het lichaam, want lichaam, ziel en geest vormen een onlosma­kelijke eenheid.

Naarmate we geestelijk groeien en Gods Geest met onze geest meer een meer een eenheid gaat vor­men, is er geen plaats meer voor de werken van het rijk der duisternis. Dat geldt ook voor aardsgerichte en andere vreemde leringen. Wat heeft ook in dit opzicht satan de geest van velen nog gebonden. Velen die zeggen te geloven in de Bijbel ‘van kaft tot kaft’, zijn soms op een verschrikkelijke wijze door satan misleid, omdat zij zich niet realiseren dat het Pinksteren is geweest. Wie niet vol is van de Heilige Geest geeft daardoor satan de gelegenheid te infiltre­ren met verkeerde geesten, met alle negatieve gevolgen van dien.

Laten we als eindtijdgelovige onze taak verstaan en gehoorzaam zijn aan de opdracht het Konink­rijk Gods door woord en daad tot openbaring te brengen. Het gevolg zal zijn dat velen tot gees­telijk herstel komen, wat begint met een zich losmaken uit een denken dat niet meer past bij deze tijd. De waarachtige gelovige ziet de din­gen geestelijk en zegt het ook tot zijn medege­lovigen: ga de dingen geestelijk zien! Zoals ook Jezus zelf de mensen daartoe opwekte. Denk bij­voorbeeld aan het gesprek wat Jezus had met de Samaritaanse vrouw, en waartegen Hij zei “De ure komt en is nu dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid, want de Vader zoekt zulke aanbidders. Gos is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest en in waarheid”, Johannes 4 vers 22 tot en met 24 (Joh. 04:22-24).

Geestelijk herstel betekent dat we meer en meer gaan ontdekken dat het Koninkrijk Gods een rea­liteit is, die, als we geestelijk verder groei­en, tot eindresultaat heeft: de openbaring van Gods volle heerlijkheid in ons! Verlangt u er naar? Prijst God, dat het steeds meer werkelijk­heid gaat worden, want het is nu de tijd van herstel!

 

Heilige verzekering (gedicht) Judith Jacobs

“Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Ver­drukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid of gevaar, of het zwaard? Gelijk geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen.

Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” Romeinen 8 vers 35 tot en met 39 (Rom. 08:35-39).

 

Wat zal mij scheiden van de liefde van Jezus,

Beproeving, gevaren, benauwdheid of pijn;

Heeft Hij niet beloofd: Ik zal alle dagen

Tot aan de voleinding der tijd met u zijn?

 

Wie zal mij treffen in heden of toekomst,

Engelen, machten of welk ander mens;

Schenkt Hij niet in leven en dood Zijn genade

Die mij zal geleiden tot over de grens?

 

Welk lot zou ik vrezen voor nu of voor later,

Vervolging of honger of angst voor het zwaard;

Is niet mijn naam in Zijn handpalm geschreven,

Word ik door Zijn godd’lijke trouw niet bewaard?

 

Nee, niets kan mij scheiden van de liefde van Jezus,

Al is mijn geloof soms nog zwak en klein;

Ik weet met een diepe en heil’ge verzeek’ring:

Hij zal mij in Hem overwinnaar doen zijn.

 

Vandaag door Gert Jan Doornink

Wie leeft in gemeenschap met zijn Heer, Jezus Christus, leeft bewust en weet dat het gaat om de geloofsbeleving van deze dag en niet om die van gisteren of morgen.

Velen zijn steeds maar bezig met wat er gisteren gebeurde of wat er morgen gebeuren kan, maar verzuimen de dag van vandaag ten volle te benutten.

Kinderen Gods hebben juist de taak de dag productief te besteden in dienst van de Heer. Ook bij ons gewone werk behoort tot openbaring te komen dat we een positieve, door Gods Woord en Geest gevoede, levenswijze bezitten. Ons getuigenis bestaat niet alleen in woorden, maar ook in daden. Onze houding ten opzichte van de grote en kleine dingen waarmee we iedere dag geconfronteerd worden is bepalend voor ons getuigenis in deze wereld.

Kinderen Gods behoren ‘bij de dag’ te leven. Zij zijn verantwoordelijk voor iedere nieuwe dag die God hen toevertrouwd, want Hij vraagt van ons de dag te besteden in overeenstemming met zijn wil. Wie de weg van geloof en gehoorzaamheid bewandelt, zal daarom ook iedere nieuwe dag beginnen met Hem en aan het einde van de dag de Heer kunnen danken voor de zegen die hij heeft ontvangen en kon doorgeven. God heeft een welgevallen in zulke ‘vandaag-christenen’!

 

Eén Lichaam, één Geest, één roeping door Jan W. Companjen

“De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen (van satan) loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren… Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld” Lucas 4 vers 18 tot en met 21 (Luc. 04:18-21).

Gods opdracht

Zie hier de opdracht van God de Vader aan zijn Zoon Jezus Christus en aan het volk dat daarna volgt. Tot dat volk behoren zij die uit dezelfde Geest geboren zijn en er naar leven. Hij en wij, die door één Geest tot één lichaam gemaakt zijn, hebben één en dezelfde roeping.

Bij hun eerste confrontatie met de geestelijke machthebbers werden Petrus en Johannes gevangen genomen (zie Handelingen 4) . Petrus neemt dan het woord en verkondigt dat de kracht tot herstel, bevrijding en genezing en het gezonden zijn, ligt in de kracht van de Naam van Jezus Christus, die door diezelfde leiders gekruisigd was, maar door God de Vader uit de dood was opgewekt. De steen die door die bouwlieden was weggegooid (en nog weggegooid wordt) is de belangrijkste steen geworden. Op Hem rust, als hoeksteen, het gehele geestelijke huis Gods. Bij Hem alleen is redding, want  voor de mensen op aarde is er maar één naam gegeven waardoor ze gered kunnen worden. Petrus en Johannes schoten recht in de roos en het resultaat was dan ook dat zij een verbod kregen opgelegd met als inhoud dat zij onder geen enkele voorwaarde in hun gesprekken of onderricht meer de Naam van Jezus mochten noemen.

Tegenover dit dreigement van degenen waarvoor in eerste instantie het heil in Christus bedoeld was, werden de discipelen zich bewust dat zij een beroep moesten doen op God de Vader. Dan volgt er een gebed dat klaar en duidelijk aantoont dat Christus met zijn gemeente één lichaam, dat wil zeggen een éénheid is. Toen de discipelen van Petrus en Johannes namelijk hoorden wat de

opperpriesters en de leden van de raad tegen hen gezegd hadden Handelingen 4 vers 23 tot en met 26 (Hand. 04:23-26) verhieven zij éénparig hun stem tot God en zeiden: “Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is, die door de heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, gezegd hebt: waarom’ hebben de heidenen gewoed en de volken ijdele raad bedacht?” Antwoord: “De koningen der aarde hebben zich opgesteld en de oversten zijn tezamen vergaderd (als één blok) tegen de Here en tegen zijn Gezalfde” . En dan Handelingen 4 vers 29 tot 31 (Hand. 04:29-31): “Nu bidden wij u Heer, sla acht op hun dreigingen en help Uw dienaars Uw boodschap met alle vrijmoedigheid te verkondigen. Strek uw hand uit zodat er genezingen en machtige werken en wonderen gebeuren door de naam van Uw heilige dienaar Jezus”. Na hun gebed schudde de plaats waar zij bij elkaar waren ” en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en verkondigden vrijmoedig de boodschap van God” .

Het grote doel

Zie hier een machtige manifestatie van de eenheid die er was en is in Jezus Christus en zijn gemeente. Duidelijk zien wij hier dat hetgeen Jezus begonnen was te doen Handelingen 1 vers 1 (Hand. 01:01), door zijn volgelingen wordt voortgezet. Dat het gezamenlijke gebed verhoord werd zien we in hoofdstuk 5 vers 12 tot 16. (Hand. 05:12-16) Lucas 4 (zie ons Schriftgedeelte) ging opnieuw in vervulling.

Deze profetie gaat ook vandaag, nu u hem leest, in vervulling. Hij is dezelfde. Zijn gemeente, zijn lichaam is hetzelfde. Ja alles heeft nog dat éne grote doel Gods, namelijk dat alles bevrijd zal worden wat door de duivel overweldigd is. Deze boodschap:         gevangenen

vrijheid aan te zeggen, blinden het licht Gods te geven opdat zij zien zullen en het aangename jaar des Heren te verkondigen, is onze opdracht. Wij mogen als eindtijdgemeente de oogst binnenhalen.

De joden wezen als eerst geroepenen het woord Gods af. Zij wilden en willen (ook de kerken) alles bij het oude laten en een verbondsvolk zijn waarbij een bekering tot Christus en het gedoopt worden met zijn Geest niet nodig wordt gevonden. In Rome – let op: uitgesproken in Rome – zei Paulus tot de voornaamste joden uit die stad dit woord: “Hoe juist heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw voorvaderen gesproken…” Handelingen 28 vers 25 (Hand. 28:25) . Met andere woorden: Het is nog precies zo als de profeet Jesaja gesproken heeft. “Ga naar dit volk en zeg: Met uw oren zult u horen, maar niet verstaan. Met uw ogen zult u kijken, maar niet zien. Want het hart van dit volk is afgestomd”. Ze hebben hun oren toegestopt en hun ogen gesloten. Indien dit niet zo was zouden zij zien met hun ogen, horen met hun oren en begrijpen met hun hart en zouden zij tot Mij terugkeren en door Mij worden genezen” Handelingen 28 vers 26 en 27 (Hand. 28:26-27). En dan vers 28, de feitelijke afsluiting van Handelingen: ” U dient goed te weten dat God deze redding ook aan de niet- joden gebracht heeft: zij zullen luisteren”.

Staan de vaten klaar?

Ja, broeders en zusters, wij zullen luisteren wat nu, heden ten dage, de Geest Gods, de Geest van Jezus, tot de gemeente zegt. Die Geest moet een lichaam, een tempel hebben om in te wonen en in te werken. Wij zullen om te beginnen weer de vaten moeten klaar zetten, zoals de weduwe in de geschiedenis uit 2 Koningen 4. Haar man is gestorven, de kerk waarop zij steunde is niet meer, hij had zijn dienst en taak in de vreze des Heren verricht. De omheining ns weg en dan komt de duivel, de schuldeiser, om haar beide kinderen als slaven weg te halen. Een geweldig beeld van onze eindtijd. Wij zien om ons heen dat het alles zo is. Velen zijn hun godsdienstige steun kwijtgeraakt en zien met angst en beven toe hoe satan rond gaat als een briesende leeuw om slaven te winnen voor zijn rijk, voor zijn dienst. Op de vraag van Elia aan de moeder wat zij bezit, antwoordt zij: Niets, ik bezit totaal niets anders dan een kruikje olie.

Leven en overvloed

Nu zal het u bekend zijn dat olie in de Bijbel een beeld is van de Heilige Geest. Met olie werden koningen en priesters gezalfd en olie was een bron voor verlichting van pijn en voor licht op de kandelaar. Deze vrouw had dus slechts één ding en dat was olie – een heilige zalfolie – en met die olie ging ze wonderen doen. Ze deed zoals de man Gods haar gezegd had. Ze ging stad en land af en verzamelde vaten, veel vaten, misschien stond het hele huis wel vol met vaten. Denkt u zich eens in wat een toestand dat was. Een huis vol vaten en een vrouw (wie is uw moeder?) met een klein kruikje met olie, heilige zalfolie, olie voor vrijheid en blijheid, voor licht in het duister. Een prachtig beeld van de vervulling met de Heilige Geest, die ook éénzelfde doel heeft. Een vat gevuld met de heerlijkheid, de liefde, de kracht, het licht en het leven Gods.

Nadat de kruiken verzameld waren ging de moeder met haar zonen aan het werk. Zij ging gieten en de zonen zetten de vaten klaar. En de olie stroomde en stroomde net zolang als dat er vaten beschikbaar waren. Toen er geen vat meer was hield de olie op te stromen.

Zo is het nog steeds. Gods olie kan en wil stromen zolang er maar vaten zijn. Wilt u een vat Gods -zijn? Dan kunt u leven en overvloed hebben. En wat meer is: alle schuld is reeds betaald! U kunt leven als vrij mens, als inwoner van het Koninkrijk Gods. U behoort dan tot het volk dat oren heeft om te horen en ogen om te zien. U kunt dan met Paulus het Koninkrijk Gods verkondigen vrij en frank en over het leven en de leer van de Heer Jezus spreken.

Voor ons als gemeente van de eindtijd is het zonder meer zelfs noodzaak dat wij vol zijn van de Geest des Heren en zijn gezalfd tot zijn heerlijkheid, dat wij gedoopt zijn met zijn Geest. Die Geest vervult ons hart met zijn liefde. Een liefde voor alle mensen en niet alleen voor de eigen groep of kerk. Die Geest maakt het mogelijk dat wij geestelijk in contact komen met God en die Geest geeft ons daardoor een open deur naar het bovennatuurlijke, de kracht en de openbaring Gods in al zijn facetten.

Langs die weg, waarop Christus ons een nieuw leven bracht, mogen wij wandelen en de wereld bevrijden van kwaad, zonde en dood.

Door de Geest der waarheid –

Leven wij in het licht –

en ontvangen klaarheid

tot aan ’t eindgericht. –

En als volk des Heren wensen wij het meest

kennis te vermeerd’ren door uw Woord en Geest.

 

Het geheime wapen door Gert Jan Doornink

Het spreken in tongen

Waarachtige christenen hebben een geheim wapen! Dat wapen is het spreken oftewel bidden in tongen. Het is zeer belangrijk in de geestelijke strijd dat we gebruik maken van dat wapen. De betekenis ervan mag niet onderschat worden, zoals helaas door sommige christenen gebeurt.

Wie niet spreekt in tongen weet niet wat hij mist. Hetzelfde geldt voor hen die de doop met de Heilige Geest, gepaard gaande met het spreken in tongen, wel eenmalig hebben ervaren en er daarna geen gebruik meer van maken. Sommigen menen dat slechts een deel van de gelovigen ten allen tijde kan spreken in tongen. Zij hebben zich – overigens geheel ten onrechte – de gedachte toegeëigend, dat het spreken in tongen voor hen geen betekenis heeft. Maar de Bijbel zegt: “Wie gelooft, ontvangt”. God wil ons alle dingen schenken en daar hoort ook de tongentaal bij!

Wapen in de geestelijke strijd

Het spreken in tongen heeft verschillende facetten. Wij willen hier alleen het facet van ‘wapen in de geestelijke strijd’ belichten. We spreken daarbij van een ‘geheim wapen’. Waarom? Omdat het een wapen is dat alléén aan de gemeente van Jezus Christus is gegeven. Het is een geestelijk wapen dat buiten het bereik van satan en zijn rijk valt.

Alleen reeds dit gegeven maakt de tongentaal tot iets unieks, iets om geweldig dankbaar voor te zijn. Als onderdeel van de Heilige Geest kunnen alleen échte christenen er gebruik van maken. Jezus zelf sprak in dit verband over één van de tekenen die de gelovigen zouden volgen Markus 16 vers 17 en 18 (Mark. 16:17-18). Paulus had ten volle de betekenis van dit wapen ontdekt en sprak over het bidden met zijn verstand èn over het bidden met zijn geest 1 Korinthe 14 vers 15 (1 Kor. 14:15). Paulus wist ook dat een christen die niet geestelijk bewapend is, een gemakkelijke prooi van de vijand wordt en attendeerde de gelovigen daarom ook voortdurend om te strijden ‘met de wapenen der gerechtigheid in de linker, zowel als in de rechterhand’. Dus volledige bewapening is nood zaak voor iedereen die in de wil van God wil staan en met Jezus overwinnaar wil zijn.

De tongentaal is één van de wapenen die ons in staat stelt de vijandelijke linies te doorbreken. Dat is trouwens ook de ervaring van ieder kind van God dat gebruik maakt van dit wapen. Weerstanden verdwijnen, barrières worden geslecht, hindernissen worden genomen en overwinningen behaald, als wij bidden in tongen. Prijst God, dat Hij ons dit ‘geheime wapen’ heeft toevertrouwd!

 

Gods grootheid (gedicht) door Piet Snaphaan

O Heer, Uw heerlijkheid en macht.

Uw grootheid en Uw scheppingskracht,

Zij is niet met een maat te meten,

Het is geloof en zeker weten.

 

Uw wond’ren Heer, en al Uw daden,

Zij zijn met Geest en kracht geladen,

U toont ons steeds Uw heerlijkheid,

Waarin wij zien hoe groot Gij zijt.

 

Wij prijzen U, Almachtig Heer,

En brengen U de lof en eer,

U schiep de aarde en ’t heelal,

En al wat leeft en komen zal.

 

O Heer, wat is Uw liefde groot,

En ook het heil wat U ons bood,

U heeft Uzelf voor ons gegeven,

Opdat wij waarlijk zouden leven.

 

Ja Heer, Uw trouw is wonderbaar,

Ook Uw beloften maakt U waar,

Wij zien op U, ook in de strijd,

Omdat U altijd groter zijt.

 

Van de redactie.

Opnieuw een nummer met verschillende geloofs opbouwende artikelen, waarin de boodschap van het Koninkrijk Gods centraal staat. Ieder nummer wordt zorgvuldig samengesteld, dat wil zeggen als redactieteam streven wij ernaar artikelen te beschrijven. Die geestelijke kwaliteit bezitten.

Dit is niet aanmatigend bedoeld, maar we zijn van mening dat ‘de beste boodschap’ die er is’ ook op de best mogelijke wijze vertolkt behoort te worden. En dat houdt in dat we ons in de eerste plaats verplicht voelen te schrijven in een voor iedereen begrijpelijke taal. De boodschap van het volle evangelie moet op een zo duidelijk mogelij­ke wijze overkomen, zodat het bij iedereen die er op in wil gaan een positieve uitwerking kan heb­ben .

Deze positieve uitwerking behelst onder andere het meer en meer tot openbaring komen van het beeld van Jezus in ons leven. Daar gaat het om, want als we geen leesbare brieven van Christus zijn, beantwoorden wij niet aan het doel wat God met ons leven voor heeft.

Ongetwijfeld is het grootste manco van de Gemeen­te van Jezus Christus in onze tijd het niet of niet volledig aanvaarden van de volle evangelie boodschap. Het tragische van vele kinderen Gods is daarbij dat men niet verder komt dan het fun­dament en zich niet richt op de eindvoltooiing. Dan kan men nog zo actief zijn, men kan het zoe­ken in het massale of in het spectaculaire, maar men staat in feite buiten de wil van God. Want Gods wil is in de eerste plaats dat we geestelijk groeien, zodat het beeld van Jezus in ons tot openbaring komt en we niet langer heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer.

Feitelijk wordt elk artikel in “Levend Geloof” met dat doel voor ogen geschreven. Samen met an­deren, die dit ook zo zien, willen we zo dienst­baar zijn in Gods Koninkrijk. Tot lof, eer en prijs van onze grote Koning: Jezus Christus!

 

Verdraagzaamheid door Gert Jan Doornink

Verdraagzaamheid is een eigenschap die behoort bij ieder oprecht kind van God. Verdraagzaamheid kenmerkt zich door liefde, verge­vingsgezindheid en het res­pect hebben voor (het standpunt van) de ander.

Als verdraagzaamheid ont­breekt zijn er infiltra­ties of gebondenheden uit de verkeerde bron in het spel. Onverdraagzaamheid uit zich door het altijd gelijk willen hebben, het niet willen luisteren naar de ander, de ander op nega­tieve wijze bekritiseren, enz.

We behoren altijd respect te hebben voor de meningen van anderen, ook al zijn ‘ wij het niet met hen eens. Anders zullen we ook nooit anderen voor ons standpunt kunnen winnen.

Juist als volle evangelie christenen dragen we in dit opzicht een grote ver­antwoordelijkheid. Wij heb­ben door Gods genade het meerdere van de Heer ont­vangen, spreken ervan en proberen anderen te winnen voor datgene waarvoor de Heer ons de ogen opende. Dikwijls ervaren we echter dat andere christenen (nog) niet openstaan voor datgene wat wij bezitten en wat ons zo intens blij en gelukkig maakt. Dan zijn we terecht teleurgesteld, maar hoe is onze verdere reactie…

Geven wij repliek. als anderen blijken onverdraag­zaam te zijn en niets wil­len weten van het werkelij­ke evangelie .zoals Jezus dat ook bracht?

Of tonen wij karakter, dat wil zeggen openbaren wij Gods karakter en blijven de ander in liefde en genegen­heid benaderen? Dan verspe­len wij niet ons vertrouwen en zal vroeg of laat blij­ken dat onze verdraagzaam­heid toch een positieve uitwerking heeft doordat sommigen ook gaan ontdekken wat het echte geloof in­houdt .

Tenslotte: een belangrijk voorbeeld van verdraagzaam­heid vinden we in het leven van Jezus zelf. Hij open­baarde wat het betekent om verdraagzaam te zijn. Lees maar eens wat daarover staat in 1 Petrus 2 vers 23 tot 25! (1 Petr. 02:23-25)

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts – 10 –

De bronnen van licht en duisternis

We komen nu tot het tweede hoofdthema van het antwoord Gods: God gaat met Job spreken over dag en nacht en over de jaargetijden: “Waar toch is de weg naar de woonplaats van het licht, en de duisternis, waar is haar standplaats, dat gij haar kunt brengen naar haar gebied, en dat gij de paden naar haar huis opmerkt?” Job 38 vers 19 en 20 (Job 38:19-20).

Calvijn heeft ervan gezegd, zo lezen we bij dr. Dijk, dat de Heere met Job spot, en ja, deze heilige, goddelijke spot moet de twistende wel diep in de ziel treffen. Dit is ook de bedoeling van de Almachtige. Hij wil Job vernederen, en daarom geeft Hij nog geen oplossing van het lijdensraadsel.

Wat voor godsbeeld zit hierachter? Een God die spot met de mens? Dan zou God het haast nog bonter maken dan de drie vrienden. En hoe kan men nu spreken van ‘heilige spot’?

Neen, God staat geheel aan Jobs kant. God heeft hart voor zijn lijdende knecht.

De weg naar de woning van het licht, en de standplaats van de duisternis: Job moet weten waar de oorsprong ligt, en vooral: hij moet weten dat er twee aparte oorsprongen zijn. We komen hier op een fundamenteel punt: dat er licht be­staat en dat er duisternis voorkomt, is niet zo moeilijk te ontdekken, maar waar ligt de bron? En hoewel menen niet dat beide, zowel licht als donker, een en dezelfde herkomst hebben. Alles komt op rekening van God.

God is enkel licht

In de geestelijke wereld wordt alles bepaald door zijn oor­sprong. Zeg mij waar gij vandaan komt en ik zal u zeggen wie ge zijt. Jezus kon verklaren: Ik weet vanwaar Ik kom. Als mens kende Hij zijn oorsprong. Juist daarom werd Hij ook voortdurend aangevallen: U bent de zoon van de timmer­man, kan uit Nazareth iets goeds komen? Ze dachten dat ze op de hoogte waren van zijn oorsprong.

Maar Jezus was thuis in de geestelijke wereld: Hij kende de weg naar de woning van het licht en telkens was Hij daarmee bezig, een mens bij de hand te nemen en hem naar de woning van het licht te brengen: Kom maar, is het donker om je heen, zie je nergens een begaanbaar pad, ben je vergeten hoe het was als de zon eens scheen, kon je alleen nog den­ken aan een God die jou verstoten had? Kom maar, Ik breng je bij de Vader, die zo heel, heel anders is dan je altijd dacht. Ik neem je mee naar Hem die woont in de woning van het licht en je staat daar diep verbaasd, ademloos verwon­derd, want dit had je nooit gedacht: is zo mijn God? Is dit mijn Vader?

Je dacht: je kon maar beter buiten blijven, afstand houden, want als je bij God zou komen, dan zou daar zijn duisternis en angst. Maar Jezus, de mens van het licht, legde zijn hand op je denken en je weerstand verdween en je vrees ge­nas en toen was je bij de Vader en daar zag je helemaal geen donkerheid, geen dreiging en geen straf.

En toen mocht je wonen in de woning van het licht en daar was een God die zei: wat er ook is geweest, Ik benader jou met licht, met enkel licht, met licht dat geneest. Van Mij heb je niets te duchten; als Ik tot jou kom, dan kom Ik met heelheid en heerlijkheid, want zo ben Ik en anders heb Ik niet in huis.

Jezus toont het ware Godsbeeld

Een mens kan zo bang zijn in de doolhof van dit bestaan en hij vindt nergens iets wat bij hem past. Alleen maar het juk van de angst, de tang van het godsbeeld, de klem van de engte: het is niet voor jou en God staat klaar om je te straffen. Een juk dat niet past. Dat doet de boze altijd: de mens een juk opleggen dat hem niet past. Immers, hij kent de mens niet; hij is ook nooit mens geweest en de weg naar de woning van het licht is hem onbekend.

Hoevelen leven niet in angst voor God? Het onheil komt immers van Hem en dit beeld is een juk dat niemand past. Een gods­beeld dat enkel en alleen gemaakt is om de mens bij God vandaan te houden.

En dan komt Jezus met een juk dat je past: het ware beeld van de Vader in het licht. Job mag gaan wonen in de woning van het licht en daar zal hij verstaan het hart van zijn God.

En hij zal kennen de plaats van de duisternis, want de duisternis is niet alomtegenwoordig. En de mens Gods zal de donkerheid haar plaats toewijzen: dit is je gebied en el­ders niet. De mens zal de duisternis begrenzen, en vast­stellen: dit is wat niet bij mij hoort.

Job zal komen tot de oorsprong van het heil en tot de paden waarlangs het onheil nadert. En als hij de oorsprongen en de paden kent, dan zal hij zich veilig voelen in de hemelse gewesten, zoals een inboorling zich thuis weet in het oer­woud, omdat hij de paden kent.

De schatkamers van de sneeuw

Dan gaat de Here over tot een bijzonder boeiend beeld: “Zijt gij doorgedrongen tot de schatkamers van de sneeuw? En hebt gij de schatkamers van de hagel gezien, die Ik heb opge­spaard voor de tijd van benauwdheid, voor de dag van strijd en oorlog?” (vers 22-23).

Weer een dubbel beeld: sneeuw en hagel. Sneeuw ontstaat door sublimatie van de atmosferische waterdamp tot ijskristalletjes. Sneeuwvlokken zijn een schitterende aanduiding van de zonen Gods. “Gelijk de koelte der sneeuw in de oogsttijd, is een betrouwbare bode voor wie hem zendt; hij verkwikt de ziel van zijn heer” Spreuken 25 vers 13 (Spr. 25:13). Betrouwbare boden worden vergeleken met sneeuw: dat zijn de zonen Gods, zij brengen verkoeling aan de zuchtende schepping, zij verkwik­ken de ziel van hun Meester, God kan weer van de mens ge­nieten.

En Jesaja geeft de uitspraak des Heren door: Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt en daarheen niet weerkeert, maar doorvochtigt eerst de aarde en maakt haar vruchtbaar en doet haar uitspruiten en geeft zaad aan de zaaier en brood aan de eter, alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn” Jesaja 55 vers 10 en 11 (Jes. 55:10-11). Hier is de sneeuw, evenals de regen, beeld van de woorden Gods die uitgaan om de schepping te bevloeien en te bevruchten. Maar op welke wijze gaat het woord Gods over de aarde? Door middel van mensen, door betrouwbare boden, zij vormen de gezanten Gods.

Wat is nu het kenmerk van de eindtijd? God gaat de schat­kamers van de sneeuw openen: zonen treden te voorschijn. Waar zijn die schatkamers? In de hemelse gewesten, daar zijn ze als een schat voor hun Meester bewaard; opge­spaard; ze zijn als waterdruppels opgetrokken in de heme­len. De sneeuw wordt bewaard, waarvoor? Voor de dag van strijd en oordeel: dit wordt het leger Gods, en wanneer de sneeuw als een lawine van de bergen neerdaalt, worden alle bolwerken en blokkades van de boze weggevaagd.

Wanneer gaat dit gebeuren? In de dag der benauwdheid; juist dan is er ontkoming juist dan zullen er heilanden zijn op de berg Sion. Juist dan zal er sneeuw zijn, om als een witte heerlijkheid de schepping te bedekken. Zo zal heel de schepping bekleed, besneeuwd worden met de puur­heid, met de kristallen klaarheid van de zonen Gods.

De schatkamers van de hagel

Ook zijn daar dan tegelijkertijd de schatkamers van de ha­gel. Hagel is een beeld van de demonie. Jesaja zegt ervan: “er is gelijk een hagelvloed, een poort des verderfs” Jesaja 28 vers 2 Statenvertaling (Jes. 28:02). En elders kondigt hij aan: “Maar het zal hagelen waar men afgaat in het woud, en de stad zal laag worden in de laagte” Jesaja 32 vers 19 (Jes. 32:19). De hagel, dat zijn de machten die zich storten op de stad, de stad Babylon, zodat er niets van overblijft dan een eeuwige ver­woesting. Ook in het boek Openbaring wordt melding gemaakt van grote hagelstenen, een talent zwaar.

Zo wordt Job ingeleid in de twee koninkrijken waartussen de eindoorlog zich afspeelt. Maar wat vooral de aandacht trekt, is dat God hem wil tonen niet alleen de sneeuw en de hagel, maar de schatkamers waar ze vandaan komen.

Er zijn schatkamers, voorraadkamers in de geestelijke we­reld, en God bedoelt dat wij deze kamers gaan ontdekken. Jeremia roept uit in verband met de eindstrijd, de kamp tegen Babel: “De Here heeft zijn tuighuis geopend” Job 50 vers 25 (Job 50:25). en hier wordt hetzelfde woord gebruikt als in onze tekst uit Job: de Here heeft zijn schatkamer geopend.

De toebereiding in de schatkamer

Het volk van de eindtijd is het volk dat de schatkamers terugvindt; en in de schatkamer worden zij toebereid, wit­ter worden zij dan sneeuw, schitterend wit wordt hun wezen, en zo worden zij de schat des Heren, die Hij gaat presente­ren aan de schepping-

God heeft zijn schatkamer, zijn tuighuis, en de boze heeft zijn schatkamer, en die twee zijn strikt gescheiden. Dat zijn de twee oorsprongsgebieden vanwaar uit het goede en het kwade te voorschijn komen. Alleen wie deze twee basis­gebieden gaat kennen, ontdekt de structuur van de eind­strijd: de boze zal alles proberen om de mens van de schat­kamers weg te houden.

We leven nu in de tijd waarin de schatkamers opengaan. Maar zij gaan alleen open in de onzienlijke wereld. Wie zich richt op het zichtbare, komt alleen maar terecht in de angst of in de berusting: het komt toch allemaal zoals het komen moet. De mens wikt, God beschikt. En die beschikkin­gen van God, die blijken dan bij voorkeur uit allerlei on­afwendbare rampen en voorbeschikte gebeurtenissen. Maar wie heeft er ooit aan gedacht dat de eindtijd de tijd van de schatkamers is? Dat is in geen mensenhart opgekomen, maar dit heeft God bereid voor degenen die Hem liefhebben.

De zonen Gods banen een weg voor de engelen

God gaat verder met vragen; immers, door te vragen breng je iemand tot nadenken. “Waar toch is de weg waar het licht (of met een andere vertaling: de lichtnevel) zich verdeelt, nu strooit het oosten (of de oostenwind) zich over de aarde (of over het land) uit” (vers 24). Wanneer de lichtnevel zich verdeelt, dan is dat het aanbreken van de dag. “Wie heeft voor de stortvloed een geul gegraven en een weg voor de bliksemschichten?” (vers 25). Nu zijn bliksemschichten of vuurvlammen vaak beeld van engelen. Zo zullen de zonen Gods een weg banen voor de engelen, ze zullen een weg splijten, staat er letterlijk.

Zoals de profeet Zacharia aankondigt dat de Olijfberg in tweeën gespleten zal worden (daar wordt trouwens een ander woord gebruikt), zo zal ook hier de blokkade splijten en er zal een vrije doortocht zijn voor de heirlegers der engelen die uittrekken om de gemeente te assisteren in de laatste kamp.

God richt zijn tekenen op: Hij geeft regen over het land waar niemand is, over de woestijn waar geen mens is. Zo zal heel de schepping de tekenen van Gods barmhartigheid en van zijn majesteit aanschouwen en ervaren.

De regentijd voor de schepping

Dan komen de seizoenen aan de orde. Heeft de regen een va­der? Er komt een regentijd voor de schepping. De regen valt op de steppe en warmte samen met vochtigheid brengen een menigte van planten snel tot bloei: in de lente is er gedu­rende enkele weken een wilde bloemenzee; de dalen en de vlakten worden bedekt met een bont tapijt van blauwe, rode, gele en purperen bloemen, aldus een citaat bij dr. A. de Wilde.

De regen heeft een vader, zeer zeker ook in de geestelijke wereld. We kunnen zeggen: deze vader is God; we zouden nog een stapje verder kunnen gaan: wanneer de gemeente de wolk is, dan is zij het waaruit de regen zal voortkomen. Dan heeft de regen inderdaad een oorsprong; de gemeente zal niet passief zitten wachten op de ‘spade regen’, neen, zij zal een sleutelfunctie vervullen in de ontwikkeling der seizoenen; als wolk zal zij de schepping overschaduwen en de stromen brengen waarop mensen, engelen en kosmos wach­ten.

Zonder wolk geen regen. Heel de schepping, de volkeren, maar ook de natuur, en niet minder de engelenwereld, zij allen zien reikhalzend uit naar de komst van de wolken, want in de wolken zal gezien worden de gestalte van de Zoon des mensen.

De vuurgloed der beproeving

“Kunt gij de banden der Plejaden binden, of de boeien van Orion slaken?” (vers 31). Wanneer de Plejaden gebonden wor­den, en gevankelijk worden weggevoerd, dan breekt een ander jaargetijde aan: de regentijd is voorbij, een periode van hitte nadert (begin april). De wilde jager Orion wordt ontboeid; aan het begin van de maand juli schiet hij zijn pij­len af, die het aardrijk met gloeiende warmte en droogte teisteren. Het is de vuurgloed der beproeving. Op de Geestesdoop volgt de vuurdoop.

Opmerkelijk is dat de Hebreeuwse naam van Orion ‘dwaas’ be­tekent; in de Griekse wereld komen we hem tegen als een ge­weldig jager, een reus, wiens hoofd de wolken doorboorde en wiens voeten de zeebodem betraden; men wordt herinnerd aan de gestalte van Nimrod, de machtige jager voor het aange­zicht des Heren, dus in de onzienlijke wereld, en aan Assur, de ceder die zijn top tot in de wolken stak (Ezechiël 31). Volgens Hesiodus jaagt Orion op de Plejaden. Ons wordt hier een blik vergund in de geestelijke contreien; sterren zijn vaak aanduiding van engelen, en de termen ‘binden en ont­binden’ zijn ons ook vanuit het onderricht van Jezus niet onbekend.

De Plejaden worden soms op basis van het in het Hebreeuws gebruikte woord beschreven als een kloek met haar kuikens. De vroege ondergang van deze sterrengroep kondigde de win­ter aan met zijn stormen; hun vroege opgang betekende het begin van de oogst. Wanneer Plejaden en Hyaden (regensterren) zich in de ochtendschemering vertonen in het westen, dan is dit een teken van koude, regen en wind; de tijd om te varen is dan voorbij.

In vers 32 zegt het NBG: “Doet gij de tekens van dierenriem te rechter tijd opgaan en bestuurt gij de Beer met zijn jongen?” Deze vertaling is echter niet logisch, want de te­kens van de dierenriem worden niet ’te rechter tijd’ tevoorschijn gebracht; de meeste daarvan zijn in alle nachten zichtbaar. Meer waarschijnlijk is hier Sirius bedoeld: te rechter tijd laat gij Sirius uitgaan. In de zomer (in de buurt van half juli) treedt Sirius uit de zonneglans en wordt hij in de ochtend weer zichtbaar. De Nijl begon dan bij Memphis te wassen en de opgang van Sirius werd in Egyp­te met feestelijkheid gevierd. Hij kondigde de hete tijd aan, onze hondsdagen.

Getijden in de geestelijke wereld

In de eindstrijd zien we inderdaad hoe bepaalde sterren of engelen loskomen; er komt een periode van hitte. Maar na de zomer komt weer een regentijd: De Beer met zijn jongen (be­ter wellicht Aldebaren met zijn zonen, dat zijn de Hyaden, de regensterren) vormen hiervan de voorlopers. Zo zijn er in de geestelijke wereld bepaalde getijden, samenhangend met het binden en het ontbinden van verschillende soorten engelmachten.

“Kent gij de inzettingen des hemels, zo vraagt God, zet gij op aarde zijn oorkonde neer?” (vers 33). En dan is er spra­ke van het spreken tot de volken en het uitzenden van de bliksemen. We zien dat God hier een fundamenteel principe leert aan Job, namelijk dat de hemel regeert over de aarde, de zichtbare wereld wordt vanuit de onzichtbare gediri­geerd. De mens Gods mag de oorkonde, niet de heerschappij, zoals het NBG weergeeft, maar het geschreven protocol, van­uit de hemel op de aarde tot gelding brengen. De profeti­sche mens schrijft de besluiten de hemelse troonraad op de aarde uit. De mens Gods is de hemelse secretaris, die de koninklijke besluiten doet uitgaan vanuit de troon naar de schepping.

De mens Gods is het ook die de bliksemen uitzendt: op zijn bevel zullen de engelen als bliksemschichten uittrekken, om de hemelen te verlichten. Dit alles was voor Job nog verborgen; het was hem onbekend dat de mens uiteindelijk be­steed is om richting gevend op te treden in de onzienlijke wereld.

Hem was geleerd dat God over het mensenleven beschikt, met een vaak huiveringwekkende willekeur. Maar dat God de mens roept om mederegent te zijn in de hemelen, dat was nog een geheimenis. God opent hem de ogen voor de krachtvelden in de wereld der geesten. God toont hem de oorkonden die van de hemelen uitgaan.

Het protocol waar de kosmos op wacht

Het profetische woord zal komen tot de wolken, opdat zij regen zullen geven: de gemeente wordt opgeroepen als een wolk haar plaats in te nemen boven de aarde.

Het profetische woord zal komen tot de bliksemen: Michaël en zijn engelen zullen oorlog voeren in opdracht van de zo­nen Gods.

Geen noodlot zal regeren, geen grillig godsbeeld, maar de oorkonde die de zonen schrijven, vanuit het overleg met de Vader. Zo schrijven zij het heil uit over de schepping, zo schrijven zij de heerlijkheid des Vaders uit over al wat zucht, zo zullen zij het ‘beschreven recht’ voltrekken over de tirannie (Psalm 149, Statenvertaling), zo zullen zij de Naam des Heren schrijven over al wat hunkert naar het licht.

Dit is de oorkonde van de eindtijd. De boze heeft eeuwen­lang de mens en de hele schepping misbruikt als muurkrant of als Klaagmuur, om zijn schrift aan te brengen, maar heel de creatuur wacht nu op de mens uit de hemel, de mens die van de Vader komt, en die zegt: de Vader heeft mij gezon­den, de Vader heeft met mij raad gehouden, en nu ben ik ge­komen, nu ga ik schrijven, ik schrijf heel de schepping in het boek des levens in, en op de rol waar God de volken schrijft, zal ik hen tellen als in Isrel ingelijfd (Ps. 97).

Er zal geschreven worden door de mens Gods; hij is de se­cretaris van de Allerhoogste; het zal zijn het handschrift van de Geest. Het protocol waar de kosmos op wacht.

(wordt vervolgd).