Selecteer een pagina

Levend Geloof – 289

Levend geloof 1988.02

De volledige kennis van Gods wil door Gert Jan Doornink

“Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op de wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10).

Wie wil de wil van God doen?

In een oud lied komen de woorden voor:

“In het doen van Gods wil ligt mijn kracht,

Hem te volgen bij tegenspoed en nacht!

Ja, ‘k wil gaan, waar zijn Geest mijn schreên geleidt…”

Nu kun je zo’n lied gemakkelijker zingen dan praktisch beleven. Want we weten dat het te allen tijde doen van de wil van God (zowel in de grote als in de kleine dingen) vaak niet gemakkelijk is en dat we nog wel eens falen…

Toch is het Gods bedoeling dat we zó volledig om gevormd worden naar het beeld van Christus, dat we zó één met Hem worden, dat we echt voor de volle 100% instrumenten in Zijn hand zijn. En laten we dit ook nooit vergeten: God vraagt nooit iets onmogelijks van ons. Als Hij iets van ons vraagt, dan ..geeft Hij ook de mogelijkheden om het waar te kunnen maken.

Laten we eens onder ogen zien welke mogelijkheden God ons geeft om Zijn wil te doen. In de eerste plaats zullen we ons altijd weer moeten realiseren dat we overgeplaatst zijn vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Jezus Christus. Iemand die niet behoort tot dat Koninkrijk, kan ook niet Gods wil doen. Dan kunnen we wel proberen goed te leven, ieder het zijne te geven, enz., maar we staan buiten de werkelijkheid van de beleving van het nieuwe leven in Christus. Toch denk ik dat we ons vaak nog onvoldoende realiseren wat deze over gang (dit over gebracht zijn, Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13), inhoudt. Deze overgang is namelijk zo radicaal en totaal dat alle andere ‘overgangen’, die er in ons leven plaats vinden, daarbij in het niet vallen.

Scheiding in de geestelijke wereld

Wat gebeurt er namelijk als we overgebracht worden in Gods Koninkrijk? Dan maken we scheiding in de geestelijke wereld. We gaan ontdekken wat licht is en wat duisternis is; wat dood is en wat leven is. Vóór die tijd waren we ons dat niet bewust. Leest u maar eens wat Paulus daarover schrijft in zijn brief aan de Efeziërs in het tweede hoofdstuk vers 1 tot 10 (Ef. 02:01-10). Duidelijk laat Paulus ons hier zien hoe ons vroegere leven beheerst werd door ‘de overste van de macht der lucht’, dezelfde geest die thans nog werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, dus in allen die het nieuwe leven in Christus niet kennen.

Iedere zonde, iedere daad van ongehoorzaamheid, iedere verkeerde handeling, heeft dus een geestelijke achtergrond. Een verkeerde geest is de inspirator. De duivel is nog de overste van deze wereld en heeft als het ware een netwerk van alle mogelijke trawanten over deze aardbol gespannen om de mensen op de verkeerde wijze te beïnvloeden. Dat is de tragedie van het leven op aarde jen Het -zou nog veel erger zijn, als God er niet was en als Zijn Zoon niet was gekomen om de duivel te ontmaskeren en te overwinnen. Want dat is het geweldige van de boodschap van het evangelie: Geen mens hoeft onder de invloedssfeer van de duivel te blijven. Het evangelie is er voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Titus 02:11). Ieder mens kan verlost, hersteld., vernieuwd en veranderd worden door geloof en aanvaarding van Jezus Christus!

Daarna mag hij het zeker weten: Ik ben verlost; mijn zonden zijn vergeven; het nieuwe leven is gekomen Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13). Wij behoren dan tot het ‘Koninkrijk van Jezus Christus’. Dat is onze thuisbasis, van daaruit gaan wij ‘handelen en wandelen’, gaan we geestelijk strijden en overwinnen. Want nu behoren we verder te functioneren in het plan van God. Niet voor een klein beetje, maar geheel en al. Laat dit ons gebed zijn: ‘Heer, ik wil ten volle in Uw plan functioneren; Heer, ik wil graag een instrument in Uw Hand zijn, Heer, ik wil zo graag door U gebruikt worden om anderen te bevrijden uit satans macht, om ze te brengen vanuit de duisternis in het licht. Heer, ik dank U dat U dat bewerken zult door Uw Woord en Geest’!

Adviezen van de apostel Paulus

Als wij zo op oprechte wijze de Heer willen dienen, vindt er als het ware automatisch een geestelijke groei plaats, die veroorzaakt dat onze wil hoe langer hoe meer een eenheid gaat vormen met de wil van God en daardoor zijn we hoe langer hoe meer bruikbaar in Zijn dienst. Wat dat betreft kunnen we veel leren van wat de apostel Paulus schrijft aan de Kolossenzen. Hij begint met een dankgebed! De apostel had gehoord’ van het geloof en de liefde van de gemeenteleden. Het is duidelijk dat de gemeente te Kolosse een ‘levende gemeente’ was. Dat was echter niet zomaar uit de lucht komen vallen. Wat was er aan voorafgegaan? De prediking der waarheid! Kolossenzen 1 vers 5  (Kol. 01:05). Paulus was daar heel secuur in. Hij schakelde beslist niet alle evangelieprediking over één kam. Lees maar eens wat hij daarover aan ‘de Galaten schrijft in Galaten 1 vers 6 tot en met 9 (Gal. 01:06-09). In onze dagen is er een tendens  ontstaan om toch vooral één te zijn met alle anderen die ook geloven. Laten we in dit opzicht voorzichtig zijn.

Natuurlijk kunnen we allen die wedergeboren zijn erkennen en liefhebben als medebroeders en -zusters in Christus, maar als de Heer ons de ogen geopend heeft voor ‘het meerdere’ zijn wij er verantwoordelijk voor dat wij dit niet onder stoelen of banken steken. Het gaat om hetzelfde evangelie wat Jezus bracht en de apostelen: het volle evangelie, het evangelie van het geestelijk Koninkrijk. Dat is het evangelie zoals God dat bedoeld heeft en de mens werkelijk volkomen bevrijd uit de macht van satan en omvormt naar het beeld van Jezus.

Om dit ‘evangelie der waarheid’ ten volle te kunnen beleven en uit te / dragen is het allereerst noodzakelijk dat wij vervuld worden met de rechte kennis van  Gods wil Kolossenzen 1 vers 9b (Kol. 01:09b). Er zijn drie Nederlandse vertalingen die spreken zelfs van de volledige kennis van Gods wil. Zo lezen wij in de Petrus Canisiusvertaling: “… dat gij, in het bezit van allerlei wijsheid en geestelijk inzicht, tot de volledige kennis van Zijn wil moogt geraken”. Wijsheid en geestelijk inzicht, waar komen die weg, waar halen we die vandaan? U begrijpt het al wel: wie de wil van God wil doen, kan dat onmogelijk zonder de dagelijkse vervulling met de Heilige Geest.

Gods wil doen heeft positieve gevolgen

Wat zijn de mogelijkheden en gevolgen van het vervuld zijn met de volledige kennis van Gods wil? Paulus omschrijft het als volgt: “… om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10). Ons geloofsleven gaat zich dus op een gezonde en positieve wijze ontwikkelen. Laten we de woorden van Paulus nog eens op een rijtje zetten: Wij wandelen waardig de Here. De Bijbel spreekt heel vaak over een-reine en onberispelijke wandel. De Leidse vertaling formuleert het zo: “… waardoor gij u gedraagt de Here waardig”. De eindtijdgemeente zal uiteindelijk een gemeente worden “zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet” Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27). De duivel krijgt geen kans meer, op welke wijze dan ook, te infiltreren.

Wij behagen Hem in alles. Dit heeft te maken met ons geloof. Is ons geloof een levend, functionerend geloof, want zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig- te zijn Hebreeën 11 vers 6a (Heb. 11:6a).

Wij dragen vrucht in alle goed werk. “Vruchtbaar zijn in alle goede werken”, zegt een andere vertaling. Dit heeft dus te maken met ons getuige zijn in deze wereld. Jezus sprak: “Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht” Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05).

Wij wassen op in de rechte kennis van God. Hoe meer wij de wil van God doen, hoe meer wij geestelijk groeien en gaan beleven dat de wil van God ‘het goede, welgevallige en volkomene’ is Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

Een waarachtig kind van God heeft het verlangen in zich de wil van God te doen, één te worden met Zijn wil. Daarbij is onze eigen wil niet uit geschakeld, zoals wel eens geleerd wordt, maar op de juiste wijze ingeschakeld. Er ontstaat een hechte éénheid tussen Gods wil en onze wil, waar de duivel geen speld tussen meer kan krijgen. En dan die positieve gevolgen die wij zoéven bespraken. Paulus vult dit nog aan met de woorden: “Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht” Kolossenzen 1 vers 11 en 12 (Kol. 01:11-12). ‘Volharding’ en ‘geduld’ hebben we nodig. Het gaat niet altijd van een leien dakje. Alleen wie volhardt tot het’ einde zal het einddoel bereiken Matteüs 24 vers 13 (Matt. 24:13)., Maar de beloften die God eraan verbindt zijn dan ook onvoorstelbaar heerlijk:

  1. Wij worden bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid. Hij is onze sterkte en de kracht van Zijn Geest doet ons overwinnen.
  2. Wij zijn toebereid voor het erfdeel der heiligen in het licht. Een ‘voorschot’ van deze heerlijkheid is nu reeds in ons. Daardoor stralen we, Zijn heerlijkheid uit en kunnen wij de volheid van Christus tot openbaring brengen.

Het vol zijn van de volledige kennis van de wil van God is dus niet zomaar iets, wat er ook bij hoort, maar is een hoofdvoorwaarde om te kunnen functioneren in het plan van God. En de Heer helpt ons dat het tot realisatie gaat komen in ons leven, want ook in dit opzicht zijn de woorden van Paulus in Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06) waar, namelijk dat Hij die in ons een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.

 

¿Kennen wij God als Vader? door Evert van de Kamp

“Hij zal tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots van mijn heil” (Psalm 89 vers 27 (Ps. 089:027).

Jaren geleden meende een predikant een stel serieuze onderwijsmensen ernstig te moeten waarschuwen tegen een lichtvaardig ge­bruik van de Vadernaam van God. Hij was de me­ning toegedaan dat je te­genover de leerlingen in het onderwijs uiterst voor­zichtig met de naam ‘Va­der’ moest omgaan. Immers niemand kon toch zo maar zeggen: ‘mijn Vader, mijn God’. Evenals de Joden in Jezus’ dagen vond hij dat ongepast. Het was bepaald geen stimulans om God als Vader te leren kennen.

Na het optreden en heen­gaan van de apostelen is het accent op ‘God is on­ze Vader’ al spoedig min­der en minder geworden. Ook na de reformatie zijn er maar weinig gelovigen gefeest die God welbe­wust ‘Vader’ hebben ge­noemd. En dat terwijl het nu juist de bediening van Jezus was Zichzelf en ons God te leren kennen als Vader. Jezus spreekt altijd over: ‘onze Vader’.

 

Jezus doet de Vader kennen

Johannes getuigde: “Nie­mand heeft ooit God ge­zien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18).

Iemand vertaalde dat eens met het moderne woord,: “Hij heeft Hem geïntroduceerd”. Christus introdu­ceerde God, de Elohim (de Hoogste), als zijn Vader.

Al heel jong leerde Jezus zijn hemelse Vader als Va­der kennen. Twaalf jaar oud antwoordt Hij Jozef en Maria en een horde ‘schriftkenners’: “Wist gij niet dat Ik bezig moet zijn met de dingen des Va­ders?” Lucas 2 vers 50 (Luc. 02:50). En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak, staat erbij.

Jezus ontdekte dat God zijn Vader was. Dat wilde Hij de mensen voortaan vertellen en laten zien door zijn leven Johannes 6 vers 57 (Joh. 06:57). Hij ontdekte dat de pro­feet Jesaja in hoofdstuk 50 van Hem schreef: “De Here, Here heeft Mij als leerling leren spreken, om met het Woord de moe­de te kunnen ondersteu­nen. Hij wekt elke mor­gen, Hij wekt Mij het oor, opdat Ik hore, zoals leer­lingen doen”.

In Psalm 89 vers 27 (Ps. 089:027) wordt profetisch over de Heer gezegd: “Hij zal tot Mij  zeggen (Avi ata): Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots Van mijn heil”. In het ‘Hebreeuws komt dit ‘mijn Vader’ (Avi) maar één keer voor. Ech­ter vele keren in het Grieks van het Nieuwe Testament.

Toen Jezus het in absolu­te zin wist: Ik ben de Messias en God is mijn Vader, was dat woord ‘Vader’ niet meer uit zijn leven weg te denken. Hij sprak: “Ik en de Vader zijn één” Johannes 10 vers 30 (Joh. 10:30).

Die naam heeft Jezus ver­heerlijkt en geheiligd tot het einddoel, de volledige verlossing van de mens­heid was bereikt. Chris­tus heeft zich volkomen met de Vader geïdentifi­ceerd. Hij openbaarde de Vader volmaakt en dat kostte Hem zijn leven. Dat Jezus zich met God gelijkstelde, accepteerde men niet. Aan het kruis zo één! Johannes 5 vers 17 en 18 (Joh. 05:17-18).

Het is diep ontroerend de levende relatie te zien en mee te beleven die er tussen Jezus en de Vader is. De evangeliën‘ zijn daar vol van. Vooral het lezen van het -evangelie van Johannes is een open­baring. Door algehele toe­wijding en gehoorzaamheid is Jezus voor ons het vol­komen beeld van de Vader geworden. Hij had en heeft een diep verlangen dat wij God net zoals Hij als onze Vader (Avinu) leren kennen. Ook dat wil het volle evangelie ons leren.

Het kennen van onze Vader

Onlangs hoorde ik een echt heel fijne christen zeggen: “Ik heb pas de laatste jaren God helemaal echt als mijn Vader leren kennen’. Deze uitspraak raakte mij wel. Veel Christenen blijken inder­daad God niet werkelijk als Vader te kennen. Zo met Hem te leven. Zonder achterdocht, zonder restricties in een echte Vader-Zoon relatie, zoals Jezus ons dat met zijn Vader toont. Jezus toont ons het volmaakte Vader­beeld met de bedoeling dat wij hetzelfde Vader­beeld zullen hebben en dat de wereld zullen to­nen.

Van Hem komt het onge­schonden Vaderbeeld naar ons toe. Hij heeft het uitgeschilderd met zijn le­ven. Een schitterende il­lustratie daarvan is de prachtige gelijkenis van de ontfermende en barmhartige Vader voor Zijn beide zonen in Lucas 15. Het is geweldig dat wij voluit worden uitgenodigd dat beeld, en geen ander, te dragen. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 6 vers 18 (2 Kor. 06:18): “Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn”.

Wie mogen het beeld van de Vader dragen?

Wie mogen nu het beeld van de Vader dragen en wie mogen ‘Vader’ zeggen? Het antwoord is eenvoudig: Een ieder die dat van Je­zus wil leren. Hij is de enige die ons de Vader­naam kan leren uit spreken. Omdat niemand de Vader kent dan de Zoon. Letter­lijk staat er in Matthéüs 11 vers 27 (Matt. 11:27): “Niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil open­baren”. In de grondtekst staat eigenlijk het woord­je ‘precies’ er nog bij. Dat is heel mooi en nog duidelijker. Alle dingen zijn Jezus door de Vader in handen gegeven, zegt de Willibrord vertaling.

Jezus is de enige die ons de Vader werkelijk kan leren kennen. Johannes

14 vers 6 (Joh. 14:06)zegt: “Niemand komt tot de Vader dan. door Mij”-. Hij is de weg en door één Geest hebben wij de toegang tot de Va­der Efeze 2 vers 18 (Ef. 02:18).

Het verminkte Vaderbeeld

Hoewel de weg duidelijk is, hebben velen toch veel moeite om tot het Vaderbeeld van Jezus te komen. In het natuurlijke leven kreeg menigeen een volstrekt negatief vader­beeld mee. Hoe zou je ook een goed vaderbeeld kunnen opbouwen als je bloedeigen natuurlijke va­der incest met je pleegde, je als kind veelvuldig mishandelde, je moeder sloeg, door de alcohol het gezinsleven jarenlang tiranniseerde, etc. De frustraties zijn dan legio. Alleen de gedachte aan, of het horen van het woord ‘vader’ doet je in­een krimpen en je tot op het bot verkillen. Ontelbaren hebben een vader gehad die zich enkel liet gelden als een despoot, een tiran, een wetteloze.

En welk beeld van de he­melse Vader heeft de the­ologie hier en daar niet aangebracht? Velen kennen alleen het beeld van de God der wrakende straffende. Van wié je goed, maar vooral ook kwaad te duchten hebt. Hij is immers het verterende vuur, de ongenaakbare. Je weet met Hem nooit waar je aan toe bent. Wat Hij met de ene hand geeft, pakt Hij met de andere weer terug. God een Vader, laat staan voor jou? Kom nou! Het levert je alleen maar angstcomplexen op. Wat heb je nu aan een God die je ziek maakt, of je een ongeluk bezorgt! Zo’n God alstublieft niet en nooit weer.

Het is afschuwelijk dat het de duivel zo goed ge­lukt is om wereldwijd een dergelijk beeld van de Vader van Jezus, onze Vader dus, te scheppen. Een klein Islamitisch meis­je zei op school eens te­gen haar juf: “Juf, ik vind jouw God veel liever, de onze is altijd boos”.

Welk Vaderbeeld hanteren wij?

Alle volkeren kenden de vaderfiguur. Voor de zen­delingen bijvoorbeeld op Soemba kwamen, hadden de mensen daar ook hun voorstellingen van God als Vader. Zo las ik: “Ze noemden Hem de Vader,  die niet genoemd mag worden. Een figuur met grote oren, zodat Hij goed kon luisteren naar het klagen van de mensen en met scherpe ogen, zodat Hij hun verdriet goed kon zien”.

Ook las ik van vrouwen die allerlei bezwaren aan­voeren tegen het manne­lijk beeld dat de Bijbel van God zou geven. Zij spreken tegenwoordig daarom graag van de ‘Sterke Moeder-God’.

Wat zijn er veel demoni­sche vertekeningen.

Maar wat heerlijk dat wij het Vaderbeeld van Jezus mogen oppakken. Dat is het beeld dat de Heilige Geest puur en zuiver in ons uitwerkt. Het beeld van de Vader der barm­hartigheden en van alle vertroosting 2 Korinthe 1 vers 3 (2 Kor. 01:03). Want zegt de apostel Paulus in Romeinen 8 vers 15 (Rom. 08:15): “Gij hebt ont­vangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen : Abba, Vader”. Roep Hem dan aan als Vader 1 Petrus 1 vers 17 (1 Petr. 01:17)!

‘Wij hebben geleerd en er­varen dat het hemelse Je­ruzalem onze moeder is Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27). De veiligheid en geborgenheid van die Moeder beleven we allereerst met elkaar in de plaatselijke gemeente. En met Jezus, onze oudste broer in het huisgezin van God, zeggen wij: God is onze Vader. Jezus had het altijd over: Uw Vader… “Uw Vader weet, wat gij van node hebt” Matteüs 6 vers 8 (Matt. 06:08). “Uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” Matteüs 6 vers 4 (Matt. 06:04).

Zijn boodschap was altijd en onder alle omstandig­heden: God is je Vader. Omdat Hij mijn Vader is, is Hij jouw Vader. Jezus was zo doortrokken van’ het feit dat God zijn Va­der was, dat Hij als zijn Vader – die volmacht had Hij – rondging, weldoende en genezende allen die door de duivel waren overweldigd. De profeet Jesaja noemde Hem al de Eeuwige Vader Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05).

Onze kinderen hebben goede vaders nodig, die net als Jezus een voor­treffelijk beeld geven van de hemelse Vader. De we­reld ziet uit naar christe­nen die vaders in de Heer zijn. De wereld is kapot, omdat de mensheid geen Vader en geen Moeder meer heeft. Door het volle evangelie van Jezus Christus hebben wij, dat is het grootste geheim van ons leven – daar wel weet van. Wij mogen het alle mensen vertellen: God is je Vader en Hij is op zoek naar jou.

God is op zoek naar, zo­als iemand het zo duidelijk uitdrukte, thuisloze ‘geestelijke wezens’. Zij hebben geestelijke vaders en moeders nodig. Bent u zo’n geestelijke vader of moeder in de Heer voor anderen? Of misschien wilt u zo’n volwassen vers te worden? De apostel Paulus was in de gemeente als een moeder en een va­der die hun eigen kinderen koesteren, bemoedigen en stimuleren 1 Thessalonicenzen 2 vers 7 en 1 Thessalonicenzen 2 vers 11 en 12 (1 Thess. 02:07; 1 Thess. 02:11-12). In 1 Johannes 2 vers 14 (1 Joh. 02:14) is sprake van vaders in het geloof, men­sen die anderen geestelijk kunnen (voort)helpen.

Met Jezus als voorbeeld, confronteert de Vader ons met één van de mooiste uitdagingen die Hij ons heeft aan te bieden. We moeten er maar eens over nadenken wat een godde­lijke perspectieven dat biedt. Een scala van mogelijkheden opent zich. U zult het zeggen, ja uit- roepen: Gij zijt mijn Va­der, mijn God, de rots van mijn heil!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (15)

De zonen van Noach

“De zonen van Noach, die uit de ark gegaan waren waren Sem, Cham en Jafeth; Cham was de vader van Kanaän. Deze drie waren de zonen van Noach, en uit dezen is de gehele aarde bevolkt” Genesis 9 vers 18 en 19 (Gen. 09:18-19). Uit gaan is hetzelfde grondwoord wat voor de ‘uittocht” gebruikt wordt. Het is merkwaardig dat er in vers 18 meteen bij vermeld wordt: “Cham was de vader van Kanaän . We moeten dit heel goed begrijpen, als we ook de rest willen verstaan. In wezen gaat het hier niet over Cham, maar is het een verhaal over Kanaän. Het gaat om het zaad dat straks in Kanaän gezaaid zal worden: het zaad van Abraham.

Het land waar alles om draait is Kanaän. Het komt nu al aan de orde. Als in vers 19 staat: “… en uit dezen is de gehele aarde bevolkt”, is de letterlijke vertaling: “.. en uit deze is de hele aardé verstrooid”. Het wijst al vooruit naar de torenbouw van Babel in Genesis 11, waar het motiefwoord ‘verstrooien’ driemaal voorkomt. Het woord ‘verstrooien’ komt ook nog voor in Genesis 10 vers 18b, (Gen. 10:18b) waar wij lezen …daarna verstrooiden zich de geslachten van de Kanaäniet”. Het ‘verstrooien’ wijst speciaal op Kanaän en op de toren van Babel.

“En Noach werd een landman en’ plantte een wijngaard” Genesis 9 vers 20 (Gen. 09:20). Letterlijk staat er: “Èn Noach begon als man van de akker”. Eindelijk is er weer een man op de akker! De wijngaard is een heerlijk beeld van de gemeente. God plant óók een wijngaard.

“Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en hij ontblootte zich in zijn tent. Toen zag Cham, de Vader van Kanaän, zijns vaders naaktheid en hij vertelde het aan zijn beide broeders buiten” Genesis 9 vers 21 en 22 (Gen. 09:21-22). Er staat: “hij meldde het”. ‘Melden’ is in de Schrift iets ‘anders dan ‘vertellen’. Het zijn twee aparte gedachten. In de eerste plaats betekent het dat de daden van God verteld worden. En in de tweede plaats betekent iets melden aan een ander letterlijk: iets hoog doen oprijzen, zodat de ander het goed kan zien.

Cham, de vader van Kanaän, vermeldt het aan zijn broeders. Hij zegt:  “Ik heb de naaktheid van mijn vader gezien”. Dan lezen wij in vers 23 (Gen. 09:23): “Daarop namen Sem en Jafeth een mantel, legden die op hun beider schouders, liepen achterwaarts en bedekten huns vaders naaktheid, terwijl hun aangezicht afgewend was, zodat zij huns vaders naaktheid niet zagen”. Het motiefwoord is hier: ‘de naaktheid van hun vader’.

De betekenis van de naaktheid van Noach

Wat is nu de sleutel van dit verhaal? Bijbelhoofdstukken leggen vaak een link met andere hoofdstukken. Er is één gedeelte in de Schrift waarin ‘de naaktheid van de vader’ telkens terugkomt. Dat is Leviticus 18, waar we er ongeveer 23 keer over lezen. Het woord ‘naaktheid’ is hier vertaald met ‘schaamte’. Vers 3 staat als opschrift boven dit hoofdstuk: “Gij zult niet doen zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt; gij zult niet doen, zoals men ‘doet in het land Kanaän, waarheen Ik u breng; naar hun inzettingen zult gij niet wandelen”.

Telkens lezen we: “De naaktheid (schaamte) zul je niet zien”. Het heeft te maken met de vruchtbaarheidscultus van de Baal. God waarschuwt de Israëlieten, om er niet aan mee te doen, als ze in Kanaän komen, en niet op die manier het geheimenis onthullen zoals Nóach zich onthulde. ‘Het is niet het openbaar worden zoals Gód het bedoelt. ‘Je zult anders zijn dan Kanaän’, zegt God. Het gaat om het geestelijke principe waar Kanaän uit leefde: de potentie, de vruchtbaarheidscultus, de naaktheid van de vader.

Als Noach ontwaakt, staat er in vers 25 (Gen. 09:25), dat hij zegt: “Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. (Er staat niet: ‘Vervloekt zij Cham’). Gezegend (niet: geprezen) zij de Gód van Sem” (niet: van Sém). Sem leeft uit Gód; Gód is de Vader van Sem. De ware onthulling is niet de naaktheid van de vader, maar het wezen van de Vader.

“Hij ontblootte zich”, zegt vers 21. Voor ‘ontbloten’ wordt hetzelfde woord gebruikt als ‘openbaren’ (GALAH). Wat van Cham afstamt heeft niets met de negers te maken. De Kanaänieten waren in elk geval geen negers. Het heeft te maken met het geestelijk principe: het verafgoden van de vruchtbaarheid.

Dan lezen we in vers 27 dat God de tenten van Jafeth uitbreidde. In Jafeth zit het woord JAPHT. Het betekent: ‘Hij breide uit’. Het is een woordspeling. Het is de bedoeling dat Jafeth gaat wonen in de tenten van Sem (vers 27b). Uit Sem komt Israël, het uitverkoren volk, tevoorschijn. Met‘ Jafeth worden de kustlanden bedoeld: de verre volkeren. De volkeren mogen wonen in de tenten van Israël. ‘Sem’ is het volk dat een God heeft. De God van Sem spreidt ook zijn tent uit over de volkeren, want ‘de tent van God is bij de mensen’ Openbaring 21 vers 3 (Openb. 21:03). “En Kanaän zij hem tot knecht” zegt Genesis 9 vers 27 (Gen. 09:27) verder. Hier komt het principe naar voren dat Kanaän onderworpen moet worden.

Wat zit er achter de naaktheid van de vader? 1 Samuël 2 vers 9 (1 Sam. 02:09) zegt dat niet door kracht een man sterk is. Je bent niet een man door je natuurlijke kracht, door je vruchtbaarheid, maar je bent een man door Gód, die zegt: “Niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”!

 

Intermezzo door Gerry Velema

Alles kwijt?

Met vrienden waren we eens uit eten. De kinderen mee, wat naast heel gezellig ook we! wat drukker en luidruchtiger was. De kinderen vonden het erg leuk om tijdens het wachten op ons eten wat rond te kijken in het restaurant. Er was een bijzonder mooie vijver aanwezig, waar de kinderen hun ogen uitkeken. Maar bij het terug willen vinden van ons, verdwaalde een dochtertje van onze ‘vrienden. Dat wil zeggen, we zagen haar een verkeerd pad ‘inlopen.

Toen het kleine meisje zich bewust werd, en dat was al heel gauw, dat ze pappa en mamma kwijt was, begon ze heel hard te huilen. Maar haar vader was al naar haar onderweg. Het leed duurde maar even; daar waren de sterke armen al, die haar omhoog tilden en haar troostten.

Toen ze weer tussen ons in zat, vroeg ik haar: “Was je pappa en mamma kwijt?” En tussen haar snikken door, gaf ze met een wijds gebaar als antwoord: “Ik was alles kwijt!”

Natuurlijk moest ik wel even in mezelf lachen om dit dramatische gevoel van het kleine meisje, die niet een moment werkelijk ook maar iets kwijt was geweest! Alleen maar in haar beleving was dit zo geweest.

Later was ik ook ‘alles’ kwijt. Zo beleefde ik het althans. Waar was nu m’n blijdschap in de Heer? (Van mezelf ben ik wel blijmoedig, maar blij in God is iets meer). Wat geloofde ik nu eigenlijk? Waar was ik mee bezig? Ik had ook het gevoel een verkeerd pad te zijn ingegaan. Gauw weer terug ‘ en- weer een ander pad in, maar ook daar was ik nog ‘alles’ kwijt.

Tot het moment, dat ik me dit herinnerde. Het was of Vader God liet zien: je bent niet alles kwijt, maar je bent alleen Mij kwijt! Wie de Heer heeft, ontbreekt niets. Ik geloofde ook dat Hij me zag, zoals mijn vriend z’n dochtertje zag. En voor wij om hulp roepen, antwoordt God ons.

Het allerbelangrijkste in het leven, en zeker in ieder leven van een kind van God, van welke kring, groepering of richting dan ook, is je relatie met God. Als je denkt dat je ‘alles’ kwijt bent, als je moe bent van piekeren wat je toch geloven moet, weet dan, dat er een grote kans is, dat je slechts je Vader mist. In Zijn veilige armen, vallen vraagstukken van je af. Hij geeft vrede, boven bidden en denken uit. In die rust kun je verder!

 

Sproeier door redactie

Na een jaar van hard werken is het zover. “Sproeier” is uitgekomen met de langverwachte muziekbundel “Hé, zing je mee?”. Het bundeltje telt maar liefst 48 pagina’s (A-4 formaat) en bij praktisch elk liedje een spelletje, knutseltje, puzzel, dansje, kleurplaat of quiz. Kortom een muziek-doe-boekje.

De bundel is schitterend geïllustreerd door Helma Poort uit Groningen, een eervolle vermelding waard. (Helma is een vaste medewerker van het kinderblad “Sproeier”. Dit blad werd enkele jaren geleden opgericht door een aantal enthousiaste leden van de volle evangelie gemeente te Aalten ).

Bij het muziekbundeltje hoort ook een soundmixcassette. Deze is stond gekomen in spontane samenwerking met het Aaltense kinderkoor “De Muzieksleuteltjes” (70 kinderen). Toen de orkestband klaar was en het koor een aantal maanden flink gerepeteerd had, werd een professionele studioopname gemaakt met als resultaat een heerlijk frisse muziekcassette.

De cassette heeft een speelduur van 96 minuten en is van een goede kwaliteit. Dat zijn dus in feite 2 cassettes in 1. De prijs is laag gehouden. Bundel en cassette kosten slechts 25,- (exclusief verzendkosten).

 

Vader ik wil Uw naam heiligen door Liesbet Seepma

“Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede” (Matt. 06:09b-10) .

Vier regeltjes uit het ‘Onze Vader’, het. gebed waarmee de Here Jezus de discipelen duidelijk wil maken, waar ’t eigenlijk om gaat als je bidt. Jezus maakt ze met dit gebed duidelijk, dat bid­den veel méér is dan al­leen maar praten, ’t Is namelijk een actief bezig zijn in de geestelijke we­reld, met God communiceren. Hem tonen welk ver­langen, welke gezindheid, welke gevoelens er in je leven zijn. Zo kun je uit deze vier regeltjes proe­ven wat er leefde in ’t innerlijk van de eerste volmaakte Zoon van God, namelijk het verlangen – maar ook ’t vaste voorne­men – om Gods Koninkrijk op aarde te vestigen.

De lijfspreuk van Jezus

“Vader, Ik wil Uw Naam heiligen!” Je zou kunnen zeggen dat het Jezus’ lijfspreuk was, die Hij boven Zijn leven geschreven had. Want dat wilde Hij: de naam, het wezen van Zijn machtige, heerlijke, enkel goede Vader volledig en zuiver uit de verf laten komen! Want ’ dat is heiligen: zuiveren van alle blaam. Zoveel eeuwen lang was het wezen van God immers maar gedeeltelijk of helemaal niet uit de verf gekomen. (Zoveel eeuwen lang had (er een sluier gelegen over ’t inzicht van de mens in wie God nu werkelijk was. Dat was ook wat satan, de vijand van de mens, wilde. Want zó kon immers worden voorkomen dat de mens van (God ging houden, iets dat onvermijdelijk zou gebeuren als de mens Gods wezen wérkelijk zou kennen, namelijk: als zijnde énkel goed, vol van licht en leven, ’t Kon niet anders of dat zou leiden tot een hechte liefdesrelatie tussen die twee. De Schepper en Zijn schepping waren immers van ’t zelfde ‘materiaal’! Eeuwenlang had de Vader van de leugen – zoals Jezus de duivel noemt in Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44)- de mens dom  weten te houden met’ de overtuiging dat zowel goed als kwaad van God afkomstig waren.

En nu was daar de Here ‘ Jezus, de volmaakte eerstgeboren Zoon, die de Vader in Zijn échte wezen toonde, die de naam en ’t wezen van Zijn Schepper heiligde, in vol­le heerlijkheid ten toon spreidde. Hoe deed Jezus dat dan? Hoe kon Hij die dat anders doen dan door middel van Zijn eigen leven? Met Zijn manier van leven, Zijn manier van denken, Zijn functioneren, Zijn regeren, zowel in de zichtbare als in de on­zichtbare wereld, maakte Hij Zijn Vader groot, liet Hij zien wie Zijn Vader wérkelijk was.

Jezus, het zuivere beeld van God

Een zuiver beeld van God, de enkel goede God, de God van licht en leven, krijgen we als we kijken naar de handel en wandel van de Here Jezus. Lees daarover bijvoorbeeld eens Johannes 12 vers 49 en 50, (Joh. 12:49-50) waar de Here Jezus spreekt over Zijn zending, Zijn roeping:

“Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft zelf Mij een gebod ge­geven, wat Ik zeggen en spreken moet. En Ik weet, dat Zijn, gebod ‘eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo als de Vader Mij ge­zegd heeft” .

Nou, God stond daar hé­lemaal achter, en Hij stak Zijn vreugde en instem­ming niet onder stoelen of banken. In Matthéüs 17 vers 2 tot en met 5 (Matt. 17:02-05) bijvoorbeeld wordt de Here Jezus door God ver­heerlijkt met de woorden:

“Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!” (vers 5).

“Vader, Ik wil Uw Naam heiligen!” Jezus had ’t begrépen: dit was de bestemming van Zijn leven: nu eens eindelijk laten zien wie Zijn Vader wer­kelijk was en tot over de dood heen – de dood had geen vat op Hem! – hééft Hij laten zien dat God de God van eeuwig leven is, dat Zijn gebod eeuwig leven is.

Zo heeft Jezus ’t leven mogelijk gemaakt voor ieder mens, jong- en oud. Duivel en dood hadden immers geen recht meer op die mens! Het leven, zoals God dat vanaf ’t begin al had bedoeld, lag voor ’t grijpen! Ieder mens kan en mag nu bid­den: “Vader, ik wil Uw Naam heiligen”. Ieder mens kan nu de daad bij -’t woord voegen.

Ook jij en ik! Ook wij kunnen door middel van ons leven, Gods naam, Zijn wezen, Zijn plan, Zijn woord, tot hun volle recht laten komen! (Lees Kolossenzen 1 vers 25 tot en met 28 (Kol. 01:25-28) hierover eens na). En réken maar dat dat gevolgen gaat hebben. Dan wordt namelijk het’ volgende zinnetje uit Je­zus’ gebed meer en meer werkelijkheid: “Uw Ko­ninkrijk kome!”

Gods koninkrijk breekt baan

“Vader, ik wil Uw Naam heiligen, zodat Uw Ko­ninkrijk zich kan baan- breken!” Wat is dat mach­tig, dat in jou en mij ’t vermogen ligt om Gods Koninkrijk te gaan vesti­gen! Allereerst in ons eigen leven, onze eigen hemel, onze eigen wereld. Vervolgens in het leven van onze broeders en zusters, de leden van jouw jeugdgroep, de kin­deren van de crèche over wie jij de verantwoordelijkheid hebt. Zo gaat Gods Koninkrijk in de gemeente gestalte krij­gen. En vervolgens – maar tevens tegelijkertijd – in de wereld om ons heen. Je school, je klas, je werkkring, je buur­vrouwtje die bij jou wel eens een bakkie -haalt. “Vader, ik wil Uw Naam heiligen, zodat Uw Ko­ninkrijk gestalte krijgt!” Gods wezen zuiver tonen uit ons leven: dat is onze opdracht! Lees maar eens Efeziërs 2 vers 7 (Ef. 02:07): “Om in de komende eeuwen dé overweldigende rijkdom van zijn genade te tonen naar (zijn) goedertieren­heid over ons in Christus Jezus”.

Als Gods Koninkrijk, vol licht, leven en vrede, wordt gevestigd, dan geschiedt Zijn wil”, zoals Jezus bidt. Oftewel: dan heeft God ’t pas reuze naar Zijn zin, dan geniet Hij. Dan heeft Hij een welbehagen in ons, zoals Hij een welbehagen had in Jezus. Dan kan Hij ook van jou en mij gaan zeggen: “Deze zijn Mijn zo­nen, de geliefden, in wie Ik Mijn welbehagen heb. Hoort naar hen!”

God wil Zichzelf aan ons tonen

Weet je, als ik zo over dit gebed van de Here Jezus nadenk, dan krijg ik er zo’n geweldige zin in om dit in mijn leven te gaan realiseren! Tjonge, ik wil, dat dat gebed ook ’t mijne wordt! Helemaal! Jij ook?

Maar vóórdat we enthou­siast aan de slag gaan, willen we eerst nog eens even stil staan bij een heel mooi en belangrijk stukje uit de Bijbel, waardoor we gaan begrij­pen dat God zichzelf hé­lemaal dóór en dóór, aan ons wil tonen:

“Wat wij zeggen is Gods wijsheid, die tot nu toe verborgen is geweest. Vóór het begin van de wereld had Hij Zijn plan al klaar om ons in de heerlijkheid te brengen. Zoiets staat ook in de boeken:

‘Wat geen mens heeft gezien en gehoord en wat bij geen mens is opgekomen, dat heeft God allemaal in petto voor degenen die Hem liefhebben’. God heeft het voor ons ontsluierd door de Geest. Want voor de Geest is niets verborgen, zelfs het diepste wezen van God niet. Zoals al­leen de geest van een mens weet wat er in een mens is, zo weet ook alleen de Geest van God wat er in God is”- 1 Kor. 2 vers 7 en 1 Kor. 2 vers 9 tot en met 11 uit het Levende Woord (1 Kor. 02:07; 1 Kor. 02:09-11) . Hieruit gaan we begrijpen dat we God door en door kunnen leren kennen als we worden gedoopt in (Zijn) Heilige Geest. Dat maakt dat we ‘in God’ zijn’; ons leven is dan verborgen met Christus in God. Nou, we mogen allemaal, ieder op z’n eigen tempo en z’n eigen leeftijd, ontspannen toegroeien naar die doop -in de Heilige Geest. De Geest van God, waarvan de Here Jezus zegt dat die ons de weg zal wijzen tot de volle waarheid. De volledige kennis over God en Zijn plan met jouw en mijn leven Johannes 16 vers 3 (Joh. 16:13). En wat is dat plan? Dat jij en ik, in alle ontspan­ning, mogen opgroeien tot volwassen zonen van God in wie God helemaal heer­lijk uit de verf kan komen. Daarom wordt de Heilige Geest ook in Romeinen 8 vers 15 en 16 (Rom. 08:15-16) de ‘Geest van het zoonschap’ genoemd, waardoor we onze God vrijmoedig kunnen aanspreken met: “Abba, Vader! U bent onze Va­der, die in de hemelen bent; wij willen Uw Naam heiligen en Uw Koninkrijk vestigen, zodat Uw wil wordt gedaan!”

Ik wens jou een heerlijke tijd toe, waarin je dit gebed zult mogen beleven! Waarin alles wat je in dit opzicht, samen met je God, onderneemt, zal gelukken.

 

Het geloof, dat de ziel behoudt door Wim te Dorsthorst

Wie al enige tijd in het volle evangelie meedraait, zal ongetwijfeld al wel enige boodschappen heb­ben gehoord over de, woorden van Paulus in Romeinen 1 vers 17c (Rom. 01:17c): “De rechtvaardige zal uit ge­loof leven”. Hij citeert hiermee de profeet Habakuk die het leven van de afvallige schildert tegen­over de rechtvaardige die uit zijn geloof leeft.

De rechtvaardige gelovige zal alleen maar voorspoed kennen. Hij legt zijn problemen aan de Heer voor en ‘hij gelooft’ dat de Heer in alles naar Zijn rijkdom heerlijk zal voor­zien. Ben je ziek of drukt duisternis nog op je le­ven? ‘Geloof’ en de Heer zal je genezen, bevrijden en leven en overvloed geven.

Zou Paulus dat bedoelen als hij deze woorden neerschrijft? Hoe waar het ook is dat de Heer in alles voor ziet Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19) en dat Hij gekomen is om leven en overvloed te schenken Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10), toch blijkt in de praktijk van het geloofsleven dat het leven van een gelovi­ge lang niet altijd aan bovengeschetst patroon voldoet.

Nog een korte, korte tijd…

De schrijver van de brief aan de Hebreeën citeert ook de profeet Habakuk en plaatst dit dan in het juiste verband. Hij schrijft; “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wach­ten, en mijn rechtvaardi­ge zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan hééft mijn ziel in hem geen welbehagen” Hebreeën 10 vers 37 en 38 en Habakuk 2 vers 3 en 4 (Heb. 10:37-38; Hab. 02:03-04). Het gaat hier dus niet om ge­loven dat alles wat je bidt en begeert je zomaar ontvangt, maar om geloof, geloof dat de ziel behoudt” (vers 39).

De profeet Habakuk pro­feteert over de voor ons bestemde genade (1 Petr. 01:10-12). Hij ziet hoe de Chaldeeën, dat zijn de Babyloniërs, onder Nebukadnezar hun macht uit­breiden en volken ver­slinden en geen enkel respect of eerbied hebben voor gevestigd gezag. Dan opent hij zijn mond en roept tot God: “Hoe­lang Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: ge­weld! en Gij verlost niet” Habakuk 1 vers 2 (Hab. 01:02)?

In hoofdstuk 2 komt dan het antwoord van de Heer: “Jahwe gaf mij ten antwoord: Schrijf het vi­sioen op, zet het duide­lijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen. Want het visioen, al wacht het de vastgestelde ’tijd nog af, hijgt niettemin naar zijn vervulling: het ver­telt geen leugen. Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. Wie in zijn hart niet deugt, kwijnt weg, de rechtvaar­dige blijft leven door zijn trouw” Habakuk 2 vers 2 tot en met 4 uit de Willibrordvertaling (Hab. 02:02-04).

Dat is het antwoord dat Habakuk krijgt van zijn God als hij zijn wacht­post betrekt om te zien wat God op zijn noodkreet zal antwoorden Habakuk 2 vers 1 (Hab. 02:01). Dit antwoord van de Heer dateert van ongeveer 700 jaar voor Christus. Niet spreekt van Zijn weder­komst.

Niet van Zijn ge­boorte maar van Zijn we­derkomst .

Volharden in het geloof

De schrijver aan de He­breeën pakt het op voor zijn tijd en vermaant de gelovigen er mee stand te houden en te blijven vol­harden in het geloof dat de Heer weer terugkomt. Want dat zal gepaard gaan met de geweldige genade van de verlossing van dit lichaam, de verheerlijking van de gemeente.

Dat schrijft Paulus onder andere aan de Filippenzen, in dezelfde context als de Hebreeënschrijver, en waarin Habakuk het ook van de Heer ontvangt namelijk als vermaning en bemoediging om in dit ge­loof te blijven volharden, als het lijkt of God er niet meer is. Als alles diepe duisternis wordt. Als de gemeente ook de neiging zou krijgen te roepen: “Hoelang, Here, roep ik om hulp en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet”.

Paulus schrijft dan in Filippenzen 2 vers 20 en 21 (Filip. 02:20-21): “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt li­chaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen zich kan onderwerpen” Zie ook Efeze 4 vers 30 en Romeinen 8 vers 23 en Romeinen 13 vers 11 en 1 Petrus 1 vers 7 en 1 Petrus 1 vers 13 (Ef. 04:30; Rom. 08:23; Rom. 13:11; 1 Petr. 01:07; 1 Petr. 01:13).

Schrijf het gezicht op

Habakuk profeteert onge­veer 700 jaar voor Chris­tus en de Hebreeënschrij­ver zegt in Hebreeën 10 vers 37 (Heb. 10:37): “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wach­ten”.

We zijn inmiddels 2000 jaar verder en nu klinken die woorden tot de ge­meente van Jezus Christus in deze tijd. Ook voor deze tijd geldt: “Schrijf het gezicht op en zet het duidelijk op tafelen, op­dat men het in het voor­bijlopen zal kunnen lezen”. Wij zullen deze woorden van de Heer, deze belofte die zeker en waar is, in? ons hart en in ons ver­stand moeten schrijven om het geloof niet te verliezen, maar stand te houden in de tijd die voor ons ligt.

De Hebreeënbrief richt zich waarschijnlijk tot christenen die om hun ge­loof verstrooid zijn,- ge­vangen genomen, bespot en verdrukt Hebreeën 10 vers 33. (Heb. 10:33) “Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gij zelf een beter en blijvend bezit hebt”, lezen wij in vers 34. En daarom de troostrijke woorden: “Want nog een korte, kor­te tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op zich laten wachten”.

Ook de apostel Petrus schrijft zijn brief aan ge­lovigen die moeten lijden om Christus’ wil, die ver­strooid zijn en verdrukt worden. Ook hij maant de gelovigen om stand te houden in de verdrukking en het geloof in het werk en de wederkomst van de Heer niet prijs te geven (1 Petr. 01:07-13). Hij spreekt ook van het ge­loof tot de zaligheid: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien en gij verheugt u met een onuit­sprekelijke en verheerlijk­te vreugde, daar gij het einddoel des geloofs be­reikt, dat is de zaligheid der zielen” 1 Petrus 1 vers 5 tot en met 9 (1 Petr. 01:05-09).

De gunstige tijd benutten

Wij leven nu nog in een tijd, waarin de aarde ons te hulp komt. Er is nog een ongekende vrijheid voor de gemeenten om sa­men te komen en het ge­loof te beleven. Hoelang dit nog zal duren, weten wij niet. Wel zien wij hoe het antichristelijke rijk – de Chaldeeën van de eindtijd – zich als een olievlek uitbreidt en vol­ken verslindt en onder­werpt . Hoe het spot met ieder gevestigd gezag en de wetteloosheid zich openbaart. Wij weten uit -Gods Woord dat het zich opmaakt juist om oorlog te voeren tegen het Lam en zijn Gezalfde, dat is tegen Jezus Christus en zijn gemeente. Onder an­dere Openbaring 13 vers 7 en Openbaring 17 vers 14 en Daniël 7 vers 21: (Openb. 13:07; Openb. 17:14; Dan. 07:21).

Het geloof van de gemeen­te zal dan zwaar beproefd worden. Het geloof waar de rechtvaardige dan uit leeft en standhoudt, richt zich op dat einddoel. Zo­als Jezus – toen alles duister voor Hem werd – ook over het lijden heen zag naar de vreugde en de heerlijkheid daarna. Zo zal de gemeente ook stand moeten houden.

Daarom zegt Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02): “Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des Geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods”.

Nu hebben we de tijd en de gelegenheid om ons te oefenen in dat geloof. Paulus spoort ons daarom aan met de woorden: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nut­te makende, want de da­gen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan wat de wil des Heren is” Efeze 5 vers 15 tot en met 17 (Ef. 05:15-17).

Nu is het de tijd te bre­ken met alle ongerechtig­heid en zonde die de hei­ligheid blokkeert. 1 Johannes 3 vers 2 tot 4 (1 Joh. 03:02-04)zegt dat zonde wetteloosheid is en wie deel wil hebben aan de heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus, zich dient te reinigen, gelijk Hij rein is.

Petrus spreekt er in dat­zelfde verband over en zegt: “Weest heilig, want Ik ben heilig” 1 Petr. 1 vers 14 (1 Petr. 01:14). Er mag niets meer aan ongerechtigheid en zonde in de mens aanwe­zig zijn, want daardoor heeft de duivel vat op hem en dat zal in het ein­de gevolgen hebben.

Daarom de dringende op­roep van Gods Woord, als er gesproken wordt over de openbaring van Jezus Christus, om te breken met alle ongerechtigheid.

De rechtvaardige zal uit geloof leven

Zo zien wij dat de profe­tische uitspraak van Habakuk: “En mijn recht­vaardige zal uit geloof leven”, meer inhoudt dan het geloof voor ons alle­daagse bestaan. Het is het geloof dat de ziel be­houdt. Het is geloof, zo­als Petrus schrijft, dat door vuur beproefd is en tot eer en heerlijkheid blijkt te zijn bij de open­baring van Jezus Christus 1 Petrus 1 vers 7 (1 Petr. 01:07).

De rechtvaardige die zich van zijn enorme voorrecht en positie bewust is, die niet nalatig wordt en zegt: ‘Het zal mijn tijd wel du­ren; wie dan leeft, wie dan zorgt!’, zal zich ver­blijden in het woord van de Heer door de profeet Habakuk uitgesproken.

“Geeft dan uw vrijmoedig­heid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten. Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Want nog een korte, korte tijd, en Hij

(Jezus Christus), die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbeha­gen. Doch wij hebben niets- van doen met nala­tigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt” Hebreeën 10 vers 35 tot en met 39 (Heb. 10:35-39).

Levend Geloof – 2289

1984 september nr. 251

Er is maar een evangelie door Gert Jan Doornink

“En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

De grote opdracht voor de gemeente

Matteüs 24 is een veel geciteerd hoofdstuk uit de bijbel. Vooral schrijvers over de eindtijd nemen dit hoofdstuk vaak zeer uitvoerig onder de loep. Opvallend daarbij is dat de uitspraak van Jezus over de prediking van het evangelie van het Koninkrijk vaak weinig of geen aandacht krijgt. Terwijl dit juist de grote en aller belangrijkste opdracht is van de eindtijdgemeente. Want temidden van alle duisternis, destructie en verwarring blijft God zijn grote liefde jegens de mens de kroon   der schepping – betonen. God wil niet “dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen” 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09).

Onze God is een goede God en zoals Hij eens zijn Volmaakte goedheid tot openbaring bracht in zijn Zoon, die is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren” Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38), zo doet Hij thans via de gemeente. Maar deze gemeente is  dan ook geroepen hetzelfde evangelie openbaar te maken wat Jezus deed: het evangelie van het Koninkrijk; het volle evangelie.

Een andere evangelieverkondiging is nooit Gods bedoeling geweest. Er is maar één werkelijk, Gode welgevallig evangelie: het evangelie, dat de mens die er op ingaat, werkelijk verlost uit satans macht en hem overplaatst in Gods Koninkrijk.

Het brengen van dit evangelie brengt als consequentie mee dat verdrukking en vervolging ons niet bespaard zullen blijven, want de duivel haat de verkondiging en beleving van dit evangelie. Daarbij zullen we er rekening mee moeten houden dat deze verdrukking niet alleen komt vanuit de wereld en het naam-christendom, maar ook via christenen die het volle evangelie afwijzen. Immers zolang we het echte evangelie afwijzen zitten we nog in verkeerd vaarwater en heeft satan een vinger in de pap.

Het evangelie zonder compromis

Jezus was altijd bezig op radicale en compromisloze wijze het evangelie te verkondigen. Voor Hem bestond er geen halfslachtigheid of vaagheid. Hij wist hoe geraffineerd en listig satan de mensen gebonden probeerde te houden. Maar in gehoorzaamheid aan de opdracht van de Vader was Hij ten alle tijde bezig satan te ontmaskeren en te overwinnen.

Het evangelie van het Koninkrijk is een geestelijk evangelie, daarom kan het nooit op één lijn gesteld worden met veel hedendaags evangelie, wat horizontalistisch is of allerlei theorieën naar voren brengt van wat er op deze aarde kan gaan gebeuren. Jezus sprak: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” Johannes 18 vers 36 (Joh. 18:36). Het volle evangelie maakt ons juist los van deze wereld. Het bindt ons aan de Vader, dat wil zeggen maakt ons één met Hem. Johannes schrijft: “Onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” 1 Johannes 1 vers 3b (1 Joh. 01:03b).

Het bewerkt dat we de dingen gaan zoeken, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods en dat we de dingen bedenken die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 1 (Kol. 03:01). Het maakt ons bewust dat we hemelburgers zijn die, vanuit onze plaats in de hemelse gewesten, leren strijden en overwinnen.

Het is een heerlijke zaak betrokken te zijn bij de verkondiging van dit evangelie. Daarbij wordt niet van ons gevraagd of wij een speciale bediening of ambt hebben, maar ieder kind van God, dat door Gods Woord en Geest de ogen voor dit evangelie geopend zijn, is geroepen dit evangelie door woord en daad openbaar te maken. Wie trouwens eenmaal dit evangelie heeft leren kennen zal ook niet anders meer kunnen en willen. God heeft zo’n grote liefde jegens ons gehad dat Hij zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor ons allen overgegeven heeft, en heeft ons met en in Hem alle dingen geschonken Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32).

Deze liefde zal bij een waarachtig kind van God nooit onbeantwoord blijven. Hij heeft zijn liefde in onze harten uitgestort door de Heilige Geest Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05). Daarom zullen wij als eindtijdchristen niet zwijgen, maar het volle heil proclameren, dwars tegen alle tegenstand in. God zal ons er voor bewaren dat de vijand ons er toe zal brengen een ander evangelie te verkondigen, want er maar één evangelie! Aan dat evangelie willen wij trouw blijven! En al worden wij dan door allen gehaat om zijns naams wil, het is als een rotsvaste zekerheid gegrift in onze harten dat wie volhardt tot het einde behouden zal worden!

 

De mens Gods wordt voltooid door Jan W. Companjen

 

Lezen: Jesaja 11 vers 1 tot en met 10 (Jes. 11:01-10). Vanaf Jesaja 11 vers 9 (Jes. 11:09) staat daar: “Men zal geen kwaad doen noch ver­derf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren, zoals de wateren de bodem van de zee bedek­ken. En het zal te dien da­ge geschieden, dat de vol­ken de wortel van Isaï’ zul­len zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn”.

De groei naar de volwassenheid

Opwassen tot het zoonschap houdt in dat wij de manne­lijke volwassenheid zullen bereiken. Dat wij geestelijk volwassen zullen worden is een geweldig perspectief. In 1 Korinthiërs 13 (het hooglied van de liefde) staat: “Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en re­deneerde ik als een kind; eenmaal man geworden legde ik mijn kinderlijke manier van doen af.

Wat we nu nog zien zijn de vage beelden in een spiegel, maar dan (als we volwassen zijn) staan we oog in oog. Nu is mijn kennis beperkt, maar dan zal ik kennen zo­als God mij kent”.

Paulus doelt hier op de gro­te gave van het nieuwe ver­bond in Jezus Christus, dat wij God leren kennen zoals Hij in werkelijkheid is en dat wij de Zoon Gods gelijk­vormig zullen worden.

Het Woord Gods zal ook in het lichaam van Christus, de gemeente, vlees worden. Dat wil zeggen dat wij als gemeente van Christus tot één Geest zullen gaan samengroeien met de Vader en de Zoon opdat wij één zijn zoals de Vader en de Zoon reeds een samen ge­smolten eenheid is. Deze eenheid van God en Jezus is het voorbeeld voor de eenheid van de gemeente en die eenheid komt voort en wordt mogelijk gemaakt door de doop in de Heilige Geest. Christus in ons, de hoop der heerlijkheid is daarbij ons devies. Gods Geest moet en zal aldus gestalte krijgen in ons vlees en le­ven. Alles wat daarvoor no­dig is, is volbracht op het kruis van Golgotha. De ak­ker is de wereld, daarop speelt zich alles af. Die ak­ker, de wereld dus, is ge­kocht en betaald met het leven van Jezus Christus. Hij heeft ons gekocht voor God met zijn bloed uit elke stam, taal, volk en natie Openbaring 5 vers 9 (Openb. 05:09).

Vermeerdering van de geestelijke kennis

Het opwassen tot het zoon­schap houdt in dat onze Geestelijke kennis vermeerderd wordt. Er zijn zo in de loop der jaren nogal wat leerstukken ontstaan die zeer belemmerend werken op het goed verstaan van Gods Woord en daardoor de groei van de kennis Gods in de weg staan. Het is de duivel gelukt om dusdanige barricades op te bouwen dat het zuivere uitzicht vol­komen verloren is gegaan.

Eén daarvan is het leerstuk van de drie-eenheid. Het geloven in een eenheid die bestaat uit God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Wie Jezus wil gaan volgen en zich wil gaan uitstrekken naar zijn beeld, zal bij het leerstuk van de drie-eenheid al spoedig merken dat dit leerstuk een geweldig ob­stakel is naar de ‘volheid Gods’. Uit dit dogma komt toch immers naar voren dat Jezus toch eigenlijk God zelf is/was, en geen mens van vlees en bloed zoals u en ik. Hij wordt boven het algemeen menselijke gesteld en zijn inspirerend voorbeeld, wat Gods Geest in een mens van vlees en bloed vermag, gaat volkomen verloren. Hij was God, handelde Goddelijk, maar wij, wij zijn maar mensen. Mensen van vlees en bloed, weliswaar ge­doopt met de Heilige Geest, maar toch… ergens zon­daars en mensen met een mankement die niet geheel de weg Gods kunnen gaan.

Nu, geliefde broeders en zusters, ik kan u verzeke­ren dat, als u zo denkt, uw denken nog kinderlijk is en/of door de duivel gebeten bent. (Drie-eenheid)De slang, die hielenbijter, is er de oorzaak van dat uw gang op het geestelijke pad nog niet vast en zeker is.

God is Geest en Hij open­baarde zich in Christus. Hij schiep na de eerste Adam een nieuwe Adam en zijn Woord, dat gesproken was voor het gehele menselijke geslacht, werd vlees, werd zichtbaar in deze wereld. Hij werd aldus de eerstgeborene van een nieuw menselijk ge­slacht waarmee God de Va­der van al het Geestelijke leven, contact kon onder­houden. Dé Heilige Geest is de Geest van God en die Geest van kracht, liefde, volheid en oneindige goed­heid, die alles wat door de duivel overweldigd is, weer wil herstellen, wil wonen in mensen, waarvan Jezus Christus de eerste was. Zo­als reeds eerder gezegd kunnen wij dit het beste vergelijken met het menselij­ke lichaam, dat ook een drie-eenheid is, namelijk geest, ziel en lichaam. Die drie zijn ook één en niet te scheiden.

Jezus koos bewust voor de weg Gods

Jezus, in wie het Woord Gods als eerste gestalte kreeg, was een mens zoals u en ik. Hij had een eigen vrije wil. Hij kon wel en ook niet naar Golgotha gaan. Hij wist dat God zijn Vader was en koos bewust voor de weg Gods. Hij kocht ons aldus vrij uit de macht van satan. Hij be­dacht de dingen die boven zijn. Hij was de eerste met een volkomen geestelijk le­ven die kon zeggen: Ik doe geen ding of de Vader heeft het mij gezegd, ge­leerd. Zijn kennis was vol­komen. Hij wist dat Gods Geest alles in Hem was en daarom kon Hij zeggen: Voor de wereld er was, was Ik. Zoals Ik, Jezus, ben zo heeft God, de Vader van de ganse schepping, zich de mens vanaf de schep­ping gedacht.

Wij zijn, door geloof in Hem, mede opgenomen in dat grote plan Gods en met Christus mede gezet in de hemelse gewesten om daar het plan Gods te gaan uit­voeren. Daarvoor is ken­nis, Goddelijke kennis no­dig. Door de eeuwen heen is er steeds een strijd ge­weest tussen de mens die de zintuigen (hetgeen je zag, voelde, hoorde, enz.) lieten meewerken bij hun inzicht betreffende de ‘wa­re kennis’ en hen die het werk van de zintuigen op een laag pitje hielden. Menigmaal is in de geschie­denis gebleken dat bepaal­de kennis radicaal omver werd gegooid. Onder andere vond dit plaats door de steeds verdere ontwikkeling van de techniek. Na alle onderzoek kwam men uitein­delijk tot de Bijbelse conclusie dat ons kennen als mens, ten dele is. Ware kennis, zowel in het Geeste­lijke als in het natuurlijke, is slechts mogelijk door communicatie met God de Vader en Schepper van al­les waarover wij als mens, als kroon der schepping, gesteld zijn. Zijn Geest zal ons leiden naar het juiste inzicht en daardoor tot de ware kennis, namelijk Gods plan met deze wereld.

In 2 Korinthe 2 vers 6 tot en met 16 (2 Kor. 02:06-16) lezen wij een duide­lijke uiteenzetting betreffen­de deze Goddelijke wijsheid. Het geweldige plan Gods, waarbij het gehele volk Gods dat door Christus gered is, betrokken is. Paulus zegt daarvan in het genoemde Schriftgedeelte dat het een wijsheid is bedoeld voor in­gewijden. Het is niet een wijsheid van deze wereld of van de machtigen van deze wereld, want aan hun macht komt een einde. Nee, wat wij verkondigen is Goddelij­ke wijsheid die zal dienen tot glorie van de ganse schepping. Zouden de anti- goddelijke machten die de kruisiging van Jezus uitein­delijk hebben bewerkstel­ligd, van dit plan op de hoogte zijn geweest, dan hadden zij Christus niet la­ten kruisigen. Zij hebben zich namelijk aldus zelf van hun macht beroofd.

God zelf wijst ons de weg

Het is daarom dan ook zo’n harde noodzaak dat wij in deze eindtijd door God zelf geleerd worden. Wij zullen er voor moeten komen open te staan dat Hij ons ook heden, vandaag, iets te zeggen heeft op de weg naar het herstel van alle dingen. Daarvoor is het openbaar worden van de zonen Gods noodzakelijk en dat de gaven van de Geest weer goed gaan functioneren. Ook is het belangrijk dat wij door profeten en leraars weer op het juiste pad, de hoge weg, worden gezet.

Voor een ieder die geloof heeft en met ons belijdt dat de toekomst, ook van deze wereld, des Heren is, gaan de deuren open, gaat de hemel open en wordt de boekrol geopend. Een rol tot de eindtijd bewaard voor hen die daartoe zijn opgeklommen.

In dat Messiaanse vrederijk zal men geen kwaad doen, noch verderf stichten, want de aarde zal vol wor­den van de kennis des He­ren. En het zal te dien dage geschieden dat de volken de wortel van Isaï (Jezus Christus) zullen zoeken. Dan zal Jezus in het middel­punt staan, als een banier van de natiën en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.

Jezus komt alle eer toe, Hem het hoogste eerbetoon. Hij vervult Gods raads­besluit.

De mens Gods wordt in ons voltooid!

 

 

 

Het nieuwe Jeruzalem (gedicht) Piet Snaphaan

Een Stad onwankelbaar gebouwd.

Met kostbare talenten,

Als Gods stad werd zij eens ontvouwd,

Johannes had haar reeds aanschouwd,

Als Stad met fundamenten.

 

Een Stad van ruimte, levend Licht,

Versierd met edele soorten,

Jeruzalem door God gesticht,

Zij krijgt gestalte, komt in ’t zicht,

Als stad met open poorten.

 

Jeruzalem gij Stad in wien,

Geen zon zich hoeft te tonen,

Waar ook geen tempel is te zien,

God is haar Licht, en bovendien,

Is zij als Stad volkomen.

 

O, heil’ge Stad, die vol zal zijn,

Van heerlijkheid en luister,

Met hemelburgers, groot en klein,

Die door het bloed gereinigd zijn,

Ontkomen aan het duister.

 

De profeet Zacharia door Klaas Goverts – 6 –

Het gesprek wordt hersteld

Het thema van Zacharia 3 zouden we als volgt kunnen formuleren: het herstel van het gesprek. “Vervolgens deed Hij de hogepriester Jozua zien, staande voor de Engel des Heren, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen” Zacharia 3 vers 2 (Zach. 03:02). De gestalte die hier in het middelpunt staat, is de hogepriester; hij vertegenwoordigt het priesterschap. Zijn naam is veelbetekenend: Jozua wil zeggen: de Here bevrijdt. Dit is God op het hart geschreven; zo is zijn wezen: Hij doet niets liever dan bevrijden, in de ruimte zetten, zoals de oorspronkelijke zin van het woord is. Maar in welke ruimte zet God de mens? In de ruimte van het gesprek. Mens zijn is aangesproken zijn. Mens zijn is antwoord geven, nog dieper, nog intenser: antwoord worden aan God. God wil dat we onszelf leren zien: jij bent antwoord, waar Hij op wacht.

Er is nog een gedachte die door de naam Jozua wordt opgeroepen: de herinnering aan de oeroude daden van bevrijding ten tijde van de intocht in Kanaän wordt erdoor wakker gemaakt. Eenmaal was daar een Jozua die het volk voorging en die ruimte maakte in het land. Derhalve, wanneer hier opnieuw de naam Jozua klinkt, dan gaat er een heimwee leven, een diep verlangen, een hunkering naar die daden Gods van het begin, Jozua, die zoete naam met zijn verborgen schatten: zou die naam nog eens opnieuw door de hemelen gaan ruisen, zou die naam nog weer de geestelijke wereld in beweging kunnen zetten, zou de Here nog weer eens als in de dagen van de oertijd, als in de dagen van het begin, als in de morgenstond van de geschiedenis, een God van bevrijding kunnen worden?

De heenwijzing naar de volkomen mens

Jozua, naam die oertijd en eindtijd verbindt, want tegelijk is deze naam een heenwijzing naar de naam Jezus, de volkomen mens, de laatste Adam, dat wil zeggen de laatste Mens, of wel de mens van het eindstadium, de mens in wie alle bevrijdende daden van God hun concentratiepunt, hun realisering, hun eindvervulling vinden.

Zo staat daar deze Jozua, gestalte van priesterschap en bevrijding. Een priester is een oprichter, want het Hebreeuwse woord ‘cohen’ hangt samen met een werkwoord dat op richten betekent. Een heel diep verband, want daarin ontdekken we dat een priester in wezen betrokken is bij de wederoprichting van alle dingen. Zoals God oprichter is, wederoprichter, zo zal de ware mens daarin deelgenoot zijn; een priester is iemand die het gevallene opricht, het neergebogene opheft, het verdrukte doet opstaan, opdat het weer mens zal zijn.

De aangetaste identiteit

Zo zien we deze Jozua daar staan, maar er is iets met hem aan de hand, het beeld wordt verduisterd, zijn gestalte is niet helder, zijn identiteit is aangetast, zijn oog omfloerst. Er staat een aanklager aan zijn rechterhand; niet Jozua is degene die spreekt, maar die aanklager heeft het woord. Zo is er geen gesprek, datgene waar de hele geschiedenis op gebouwd is, het gesprek tussen God en mens, dat is geblokkeerd. We komen hier tot het hart van de zaak, het hart van de wereldhistorie: als er geen priesterschap is, staat de geschiedenis stil. Dan is er geen heling van de tijd. Zo priester, zo volk: dat wil ook zeggen: als de priester verstomt, als de priester faalt, geremd is, met beschaamd gelaat staat, dan is er geen hoop voor het volk, geen hoop voor de schepping, geen uitkomst voor de geschiedenis, dan is de historie niets anders dan een langzaam doodbloeden van de tijd, een sterven van volkeren.

Herkennen we hierin niet het beeld van de gemeente door vele eeuwen heen, in het verleden en nu nog? De aanklager staat aan haar rechterhand. In naam van God zijn heel vaak geen daden van bevrijding verricht, maar integendeel, juist daden van knechting. Zo lezen we bijvoorbeeld: ‘Geregeld doken er karavanen met witte vlaggen uit de woestijn op. De kamelen zwaar bepakt met ivoor en gom, en gevolgd door troepen aan elkaar gebonden negers. Een neger kostte een halve schepel tarwe en bracht in Portugal in onze waarde twee a drie duizend gulden op. De Portugezen vonden dat het fortuin hun zo langzamerhand wel toekwam. In een reisverslag staat ronduit: Eindelijk behaagde het God, de Beloner van alle goede daden, voor de menigvuldige in zijn dienst geleden tegenspoeden, hun roem voor hun moeiten en vergoeding voor de onkosten te geven, want aan mannen, vrouwen en kinderen werden tezamen 165 stuks gevangen’.

Zo werd het priesterschap verdonkerd; de bevrijding bleef uit. Aanklacht na aanklacht stapelde zich op. Wat gemeente moest heten, werkte niet mee met de Bevrijder, doch maakte gemene zaak met de slavendrijver. Zo staat de gemeente daar, met vuile klederen, een gestalte, belast en besmet, niet meer in staat tot gesprek, want de aanklager heeft gelijk.

Wie kan het gesprek herstellen

Is er dan nog een wending mogelijk? Kan priesterschap hersteld worden? Alleen als God een brandhout uit het vuur rukt. Het vuur woedt, het vuur spaart niets en niemand, het vuur kent geen mededogen; zo is de grimmigheid van de boze. De priesters hadden hun positie verspeeld en ballingschap was het resultaat, als een vuur had Babel het heiligdom en de dienst des Heren verteerd, de dienaren ontluisterd. De wegen naar Sion treuren, haar priesters zuchten, zo horen we in Klaagliederen.

Alleen God kan de aanklacht tot zwijgen brengen en het gesprek herstellen. “De Here echter zeide tot de satan: De Here bestrafte u, satan, ja, de Here, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u” Zacharia 3 vers 2 (Zach. 03:02). Heel sterk komt in de wijze van formuleren naar voren: de vrijspraak gaat van God zelf uit. De Here, dat is zijn exodus- naam, Hij is de God van de vrijspraak, de God die er immer weer op uit is, het gesprek weer op gang te brengen. Door vrijspraak wordt het gesprek weer geopend. Het woord ‘bestraffen’ betekent eigenlijk: schelden. God scheldt de satan, dat is de hinderaar, de dwarsligger.

Dan gaat er iets veranderen. Dan is het niet meer: de satan aan mijn rechterhand, maar: de Here is aan mijn rechterhand, en daarom wankel ik niet Psalm 16 vers 8 (Ps. 016:008). Eerst zou de mens wankelen en vallen, hij kon niet staande blijven in het gericht, maar nu wankelt hij niet langer, hij kan staan te midden van de gerichten. Zo werd Jezus de eerste mens die stand hield in het gericht, zodat van Hem gezegd kon worden: “Want Hij (de Vader) is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou” Handelingen 2 vers 25 (Hand. 02:25), waar Petrus de genoemde psalm citeert en toepast op Jezus) .

De verwrongenheid gaat verdwijnen

Jozua was met vuile klederen bekleed, terwijl hij voor de Engel stond. Toen nam deze het woord en zeide tot hen die voor Hem stonden: Doet hem de vuile klederen uit” Zacharia 3 vers 3 en 4a (Zach. 03:03-04a). Er staan dienstengelen gereed en zij worden ingeschakeld om Jozua te ontdoen van de oude klederen. Dan komt het woord tot hem: “Zie, Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestkleren aan” Zacharia 3 vers 4b (Zach. 03:04b). Het begrip ‘ongerechtigheid’ heeft als grondbetekenis: verwrongenheid. Zonde maakt het wezen van de mens verwrongen. Hij kan zichzelf niet meer zijn. Letterlijk staat er: Ik doe uw verwrongenheid van boven u overtrekken. Zoals een nevel boven het hoofd van een mens wegtrekt. De verwrongenheid moet plaats maken voor feestdracht. Het hier gebezigde woord voor feestkleren komt slechts tweemaal in Tenakh voor en duidt, vanuit het Arabisch afgeleid, op geschonken erekledij.

Nu is het frappant dat we in vers 5 lezen: “Ik nu zeide” . We bemerken dat de profeet hier zelf een aandeel krijgt in het restaureren van het priesterschap. Hij raakt betrokken in het gesprek. Hij geeft aan wat er nodig is om Jozua in zijn ambt te herstellen. God wil niet dat de mens maar gelaten alles over zich heen laat komen, maar dat hij bewust en met inschakeling van zijn denkvermogen meedoet. Van Zacharia als profetisch mens wordt verwacht dat hij gedachten aandraagt die in het herstelplan van God passen. God zoekt de mens die met Hem meedenkt, met Hem meeleeft, met Hem meevoelt. Die mens zal meer en meer gaan aanvoelen wat er nodig is voor de realisering van Gods bedoelingen.

“Ik nu zeide: Laat ze een reine tulband op zijn hoofd zetten” Zacharia 3 vers 5a (Zach. 03:05a). Met de tulband wordt aangeduid een doek die meermalen om het hoofd gewikkeld wordt, het teken van de hogepriesterlijke waardigheid. Toen Jozua daar stond voor God, was hij derhalve ook zijn waardigheid kwijt. Wat Zacharia hier naar voren brengt, is dus van de hoogste importantie; hij beseft dat er één ding urgent is: het herstel van de waardigheid. “Toen zetten zij een reine tulband op zijn hoofd en trokken hem een staatsiegewaad aan, terwijl de Engel des Heren erbij stond” Zacharia 3 vers 5b (Zach. 03:05b). Letterlijk staat er: ze bekleedden hem met gewaden. Speciaal wordt erbij vermeld dat de engel of bode des Heren tijdens deze plechtigheid stond, dat houdt dus in dat hij van zijn zetel opgestaan was. Staan duidt op een strijdbare houding. Het is een strategisch moment. Wanneer het priesterschap hersteld wordt, staan de engelen op. We bespeuren hier een geestelijke wet: wanneer de priesters weer tot waardigheid komen, heeft dat zijn uitwerking in de geestelijke wereld; de engelen verheffen zich dan om tot actie over te gaan.

De bewaring des Heren

“Hierop vermaande de Engel des Heren Jozua: Zo zegt de Here der heerscharen: Indien gij in mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zult gij zowel mijn huis richten als mijn voorhoven bewaken, en Ik zal u doen verkeren onder hen die hier staan” Zacharia 3 vers 6 en 7 (Zach. 03:06-07) . Nauwkeurig vertaald staat er niet: hij vermaande Jozua, maar hij betuigde Jozua.

Vervolgens is er sprake van twee voorwaarden en drie beloften. De voorwaarden zijn: in mijn wegen gaan, en de opgedragen taak waarnemen, letterlijk staat er een uitdrukking die met name in Numeri nogal een rol speelt: mijn bewaring bewaren. Dit mogen we niet zomaar slordig vertalen; dan gaat de kracht eruit. Van Abraham zegt God in Genesis 26: “hij heeft bewaard mijn bewaringen” . In Leviticus 8 klinkt de oproep tot Aaron en zijn zonen: “bewaart de bewaring des Heren” Leviticus 8 vers 35 (Lev. 08:35) . Dat gaat dieper dan wat het NBG noteert: “gij zult het u door de Here gegeven voorschrift in acht nemen” . Het gaat hier om de bewaring des Heren. Dat wil zeggen: het gaat erom, wat God bewaart. Hij is principieel degene die bewaart. Wat bewaart Hij? Hij is de bewaarder Israëls, Hij bewaart de mens, de schepping die Hij gemaakt heeft. Nu ontvangt de mens de opdracht, te bewaren de bewaring Gods, anders gezegd: hij moet bewaren wat God bewaart. Hij is dus geroepen om navolger van God te zijn. Juist tegen de achtergrond van de ballingschap, waar immers zovele kostbare waarden verloren gingen, krijgt deze opdracht die Jozua ontvangt, zijn bijzondere reliëf.

Zo ook nu, in onze dagen: God plaatst ook ons als priesters voor de taak, te bewaren wat Hij bewaart. De gemeente heeft de roeping, te bewaren; wat zal zij bewaren? Het waarachtige mens zijn, de waarde van het bestaan, zo aangevochten in deze tijd waarin de mens gelijk gesteld wordt met een machine, een onpersoonlijk voorwerp. De gemeente zal bewaren de waarde van God, in een tijd waarin zovelen het kwade aan Hem toeschrijven. De gemeente zal bewaren de waarde van de schepping, in een tijd waarin zovelen zeggen: alles, hoe schoon ook, zal eenmaal vergaan; in een tijd waarin velen de aarde afschrijven als ‘wijlen de planeet aarde’ (the late planet earth) . De gemeente zal bewaren alles wat haar Meester bewaart.

De mannen van het wonderteken

Dan zijn er drie beloften: ten eerste, gij zult mijn huis richten, ten tweede, ge zult mijn voorhoven bewaren (weer dat woord ‘bewaren’), en ten derde, Ik zal u doen verkeren, letterlijk: Ik zal u toegangen geven tussen hen die hier staan. Dus hem wordt toegezegd de entree in de geestelijke wereld, de toegangen tussen de hemelse heerscharen zullen voor hem openliggen.

“Hoor toch, Jozua, hogepriester, gij en uw gezellen die voor u zitten – zij zijn immers mannen die ten wonderteken dienen – ”            Zacharia 3 vers 8a (Zach. 03:08a). Nu wordt hij aangesproken met zijn gezellen, er staat eigenlijk: uw genoten, dat wil zeggen uw deelgenoten, uw lotgenoten, uw reisgenoten of volksgenoten. Een mens is nooit alleen; hij is er altijd samen met zijn genoten, hij staat altijd in een gesprek. De mannen die hier met Jozua verbonden optreden, zijn de priesters. Zij zijn mannen van het wonderteken, dat houdt in dat zij zelf door hun aanwezigheid een teken vormen, een teken dat naar Gods toekomst wijst, teken van een nieuwe tijd, keerpunt in de geschiedenis.

De genezer van de eenzaamheid

“Voorwaar, zie. Ik zal mijn knecht, de Spruit doen komen” Zacharia 3 vers 8b (Zach. 03:08b).

We hebben hier te maken met een naam van de Messias; ook Jeremia sprak reeds over de Spruit: “Zie, dagen komen, is de uitspraak des Heren, dat Ik zal doen opstaan voor David een rechtvaardige (eigenlijk waarachtige) Spruit” Jeremia 23 vers 5 (Jer. 23:05). Trouwens we kunnen nog verder teruggaan: Jesaja heeft al een dergelijke gedachte doorgegeven: “Te dien dage zal wat de Here doet uitspruiten (letterlijk: de Spruit des Heren) tot sieraad en tot heerlijkheid zijn” Jesaja 4 vers 2 (Jes. 04:02). Een uitermate verkwikkend woord, juist tegen de achtergrond van de doorstane ballingschap. Na de dorheid en doodsheid, de jaren van onvruchtbare aarde, van vruchteloze moeite, van zinloosheid, eindelijk weer een sprietje boven de grond. Wat een vreugde na een lange barre winter, als er op de wijde kale vlakte weer iets groens opschiet.

Wanneer Jesaja het herstel van de ballingschap wil typeren, gebruikt hij maar liefst negen keer de woorden spruit of uitspruiten. Zo bijvoorbeeld in dat prachtige slotvers van Jesaja 61, dat letterlijk vertaald aldus luidt: Want zoals de aarde haar spruit doet uitgaan, en zoals een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here Here waarachtigheid en lof doen uitspruiten ten overstaan van alle volken.

Wat is die Spruit? Een mens, een knecht van God; een mens in gesprek met de hemel en in gesprek met de aarde. Zacharia ziet hem komen. Zo zal Jezus straks zijn; hij wordt de mens die volledig staat in het gesprek met zijn Vader, en die daarom het gesprek met de aarde aankan. Zo is Hij knecht, Hij dient de hemel en de aarde. Zo geneest Hij de eenzaamheid van de geschiedenis.     (wordt vervolgd) .

 

In de voetstappen van Jezus door G. J. R. Doornink

 

“Want hiertoe zijt gij geroe­pen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Als gemeente van de eindtijd zijn wij geroepen de volheid van Jezus te openbaren. Soms lijkt het wel dat we hiervan nog ver verwijderd zijn, als we zien op de ver­deeldheid , krachteloosheid en liefdeloosheid, die zich in de gemeente vaak nog openbaart, in plaats van de overwinning van Jezus.

Toch mogen we er zeker van zijn dat God die in ons een goed werk is begonnen dit ook zal voortzetten! Alle op­rechte kinderen Gods die het verlangen hebben meer en meer de heerlijkheid van God door hun leven heen tot openbaring te brengen, zullen ervaren dat God dit door zijn Geest ook be­werkt. Wie de weg met Je­zus in geloof en gehoor­zaamheid bewandelt, gaat ook steeds meer het beeld van Jezus openbaren. Hij laat zich niet afremmen door welke tegenwerkende macht uit het rijk der duis­ternis ook, maar heeft slechts één doel voor ogen: Gods wil te doen. En Gods wil is “het goede, welge­vallige en volkomene” Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02). Gods Geest is de grote inspiratiebron in zijn leven. En daardoor is het mogelijk ten volle Jezus als voorbeeld te volgen, daardoor is het iedere dag opnieuw mogelijk in zijn voetstappen te treden.

Vijf redenen om Jezus te volgen

Wij willen nu vijf redenen bespreken waarom wij in de voetstappen van Jezus behoren te treden.

– Omdat God liefde is.

God zond het allerliefste wat Hij bezat, zijn eniggeboren Zoon, naar deze wereld. Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) zegt: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verlo­ren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Toen Jezus op aarde was openbaarde Hij in ieder opzicht wat Goddelijke liefde was. Hij vergaf de zondaren hun zonde, Hij genas de zieken en bevrijdde de gebondenen. Hij toonde wat er leefde in het vaderhart van God. Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dan ook van Hem dat Hij de afstraling van Gods heerlijk­heid was en de afdruk van zijn wezen. Niet alleen in het doen van wonderen en tekenen bewees Hij Gods liefde jegens de mensen, maar het kwam door heel zijn leven tot openbaring. Petrus schrijft dat als Hij gescholden werd, niet te­rugschold en als Hij leed niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaar­dig oordeelt 1 Petrus 2 vers 23 (1 Petr. 02:23).

Nu Jezus niet meer lichame­lijk op aarde is, heeft de gemeente tot taak deze God­delijke liefde te openbaren. Wij zijn nu het lichaam van Christus. Wij mogen dezelf­de dingen doen die Hij deed, maar ook zullen we er rekening mee moeten houden, dat ook wij veel onrecht zullen moeten ver­duren. Maar een waarachtig kind van God weet dat niets en niemand hem kan scheiden van de liefde Gods geopenbaard in Jezus Christus. Hij brengt niet alleen de gaven maar ook de vrucht van de Geest tot openbaring, want zóu dat niet het geval zijn, dan zou de wereld niets kunnen bemerken van het feit dat God een God van liefde is. Daarom willen wij treden in de voetstappen van Jezus!

– Omdat Christus een volkomen Verlosser is.

Jezus is de Verlosser naar lichaam, ziel en geest. Pe­trus schrijft van Hem dat Hij onze zonden in zijn li­chaam op het hout ge­bracht heeft, opdat wij aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zou­den leven; en door zijn striemen zijt gij genezen” 1 Petrus 2 vers 24 (1 Petr. 02:24). Dit werd reeds door de profeet Jesaja geprofeteerd en later ook door Matthéüs aan ge­haald als Jezus zieken ge­neest en boze geesten uit­drijft Matteüs 8 vers 16 en 17

(Matt. 08:16-17).

De gemeente van Jezus Christus zal daarom ook op dit punt nooit water in de wijn mogen doen, zoals he­laas hier en daar is gebeurd. We kunnen ons daarbij niet verschuilen achter fouten en fanatieke handelingen die door sommigen gemaakt zijn in het verleden. De gene­zing en bevrijding behoort altijd een wezenlijk onder­deel van de prediking van het evangelie te blijven.

Ook in dit opzicht mogen wij het nooit anders doen dan Jezus deed.

– Omdat Hij ons voorbeeld is .

Petrus zegt dat Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten. Dat spreekt helemaal voor zichzelf. Hij deed voor, zo­als wij het ook behoren te doen. Zoals een onderwij­zer op school de kinderen voorbeelden geeft, die zij moeten navolgen, zo is Je­zus ons grote geestelijke voorbeeld. Van Hem zegt Hand. 10:38 dat Hij is rondgegaan, weldoen­de (goeddoende) en gene­zende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem”.

Zo zal God ook met ons zijn als we dit levende voor­beeld volgen. Zoals satan aan Jezus niets had, zal hij ook aan ons niets hebben, als we door het voorbeeld van Jezus te volgen, wan­delen in zijn voetstappen.

– Omdat wij door geloof moeten leven.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17) dat wie in Christus is een nieuwe schepping is, en dat het oude voorbij is. Het nieuwe leven van Jezus is in ons. We leven nu door het ge­loof, zoals we ook door het geloof een kind van God zijn geworden. In Galaten 2 beschrijft Paulus dat op zo’n duidelijke wijze: “Ik leef, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God”.

Wij behoren ons veel meer te realiseren dat wij door het geloof moeten leven. Niet op de omstandigheden zien, niet vertrouwen op de zintuigen, geestelijk gesproken uiteraard, maar alleen zien en vertrouwen op Gods beloften geopen­baard in Jezus Christus. 1 Johannes 5 vers 4 (1 Joh. 05:04) zegt: “Dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof”. In de voetstappen van Jezus gaan is alleen maar moge­lijk als we de geloofsweg willen bewandelen.

– Omdat wij er toe geroepen zijn

Met dit facet begint onze aanvangstekst. Feitelijk is deze reden de meest belang­rijke. In het natuurlijke le­ven is het een vanzelfspre­kende zaak dat wanneer ie­mand door een autoriteit geroepen wordt om bijvoor­beeld bij hem te komen voor een bespreking of opdracht, hij ook daaraan gevolg geeft. Hoeveel te meer zullen wij gevolg moeten geven als God ons roept om in de voetstappen van Jezus te treden!

Daarom mag geen enkel kind van God deze oproep van Petrus naast zich neerleg­gen en voor kennisgeving aannemen. Wij zijn geroepen om in de voetstappen van Jezus te treden. Hij heeft voor ons geleden, Hij heeft de volle prijs voor on­ze verlossing betaald. Hij heeft ons een voorbeeld nagelaten, opdat…

Het gaat in deze eindtijd om de waarachtige navolging van Jezus. Ieder compromis, iedere halfslachtigheid is uit de boze. Wie deelgenoot wil zijn van Gods grote her­stelplan met zijn schepping behoort zich volledig te la­ten inschakelen. God zoekt in deze tijd naar oprechte arbeiders. Het enige wat waardevol is in deze materialistische en occulte wereld is ingeschakeld zijn in dit grote plan van God.

Daarbij mogen we bedenken dat God niet iets van ons vraagt wat wij niet zouden kunnen verwezenlijken. Als Hij iets van ons vraagt geeft Hij ons ook de moge­lijkheden en de middelen om het te kunnen doen. Dat geldt ook ten opzichte van het gaan in de voet­stappen van Jezus. Hij heeft ons zijn Woord gege­ven en niet te vergeten de Heilige Geest. Zij bepalen de weg die wij hebben te gaan.

En deze weg, dit treden in de voetstappen van Jezus, is een geestelijke aangele­genheid, maar waarvan de resultaten op aarde zicht­baar worden. Onze plaats is met Jezus in de hemelse gewesten. Van daaruit opereren wij als vertegenwoordigers van Gods Ko­ninkrijk .

Wie in eigen kracht of door eigen inspanning in de voetstappen van Jezus wil treden zal al spoedig falen. Maar wie zich door Gods Woord en Geest laat leiden, zal ontdekken dat er niets heerlijkers denk­baar is dan Jezus als voorbeeld te volgen en in zijn voetstappen te gaan. Want hij is daardoor voor anderen een levende wegwijzer naar het Konink­rijk van God.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 6 –

De vervulling van Daniël 2

Bij de opening van het zevende zegel gebeurt er niet plotseling iets, maar alles wat in de vorige zegels op gang is gekomen, zal ten tijde van het zevende zegel voltooid worden. Het zal tot volheid komen. Het zevende zegel wordt onderverdeeld in de zeven bazuinen, de drie weeën en de zeven schalen. Deze periode wordt beschreven in Openbaring 8 tot en met 19. Al de profeten spreken er van. Ook Jezus heeft vaak over deze dingen gesproken. In het bijzonder in Matthéüs 24 en 25, wat daar genoemd wordt: ‘Rede over de laatste dingen’ (zie ook Markus 13 en Lucas 21).

Twee zaken komen nu tot volheid. In de eerste plaats de gemeente van Jezus Christus, het geheimenis Gods Openbaring 10 vers 5 tot en met 7 (Openb. 10:05-07) , wat dan uitloopt op het koningschap. In Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15) wordt de zevende bazuin geblazen en met gejubel in de hemel wordt met luide stem geproclameerd: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heer en aan zijn Gezalfde en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden” . Hier zien we de vervulling van de profetie in Daniël 2 waar gesproken wordt over de steen, die zonder toedoen van mensenhanden losraakt, het beeld (Babel) verbrijzeld, en wordt tot een grote berg, die de gehele aarde vulde Daniel 2 vers 34 en 35 (Dan. 02:34-35) . De God des hemels richt een eeuwig Koninkrijk op, dat in eeuwigheid niet onder zal gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan Daniel 2 vers 44 en 45 (Dan. 02:44-45) . Het is een Koninkrijk gegrondvest op waarheid en recht Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Het tweede dat tot volheid komt is ‘Babel’. Ook Babel komt tot volheid, tot vrucht dragen. Die vrucht is ook een koningschap, namelijk de antichrist met zijn gemeente: de zonen des verderfs. Ook dit vindt in het verborgene plaats, tenminste voor de ongeestelijke mensheid. Paulus spreekt ook over “het geheimenis der wetteloosheid, wat reeds in werking is” 2 Thess. 2 vers 7

(2 Thess. 02:07). Hij zegt over de antichrist in 2 Thessalonicenzen 2 vers 4

(2 Thess. 02:04): “De zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een God is”.

Dit is het koningschap wat Babel voortbrengt, gegrondvest op de vader der leugen, de duivel. Het is het beeld uit Daniël 2, groot en indrukwekkend, vol van geweldenarij. Maar het fundament is een vermenging van waarheid en leugen – wat in wezen niet te vermengen is – wat we in het paradijs al zien in de boom van kennis van goed en kwaad Genesis 2 vers 9b (Gen. 02:09b). Het heeft wel altijd een schijn van godsvrucht gehad, maar in de dag des Heren zal blijken, dat het waardeloos is en in diepste wezen altijd antichristelijk is geweest, met als volle vrucht de antichrist.

Het zal ondergaan als het beeld in Daniël 2, wat getroffen wordt door de steen – beeld van Jezus Christus en de gemeente en later de herstelde volkeren – en het zal zijn als kaf op de dorsvloer in de zomer en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was Daniel 2 vers 34 en 35 (Dan. 02:34-35) . Ook in Openb. 18:20-24 lezen we van de totale ondergang van deze grote stad. En weer is er dan gejuich in de hemel en wordt er iets geproclameerd met een luide stem: “halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht van onze God, want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist” Openbaring 19 vers 1 en 2 (Openb. 19:01-02).

Dit is het kerngebeuren in de hele eindtijd: het openbaar komen van de waarheid, de waardigheid en rechtvaardigheid van God in een volk wat Hem toebehoort. Dat is dus de gemeente van Jezus Christus: “Een volk Gode ten eigendom. U eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen”. “Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie” 1 Petrus 2 vers 9 en 10 (1 Petr. 02:09-10) . Daarnaast het openbaar worden van de zoon en de zonen des verderfs in de gemeente van de antichrist, met als fundament: leugen en verwarring, dus Babylon. Hierin is geen enkele waardigheid, maar volkomen wetteloosheid en duisternis. Het is een volk wat het merkteken van het beest draagt Openbaring 13 vers 17 (Openb. 13:17) .

Het half uur stilte in de hemel

“En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang” Openbaring 8 vers 1 (Openb. 08:01). Ten tijde van de stilte gaat de gemeente tot volle wasdom komen. Het is niet een tijd waarin niets gebeurt, maar tarwe en onkruid groeien naast elkaar op. Niemand ziet het, want het vindt plaats in de hemel, in het verborgene. De vrucht begint zich te zetten en dan zal ook het onkruid duidelijk afsteken tegen de steeds helder wordende hemel van de zonen Gods. Jezus tekent dit geheel in Matteus 13 vers 24 tot en met 30 (Matt. 13:24-30).

In Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) lezen wij: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. De heiliging van het volk van God gaat door. De Heilige Geest werkt met steeds meer kracht via de geestesgaven. Werkingen van boze geesten worden door de Heilige Geest meer en meer geopenbaard en bij degenen die zich laten bevrijden “komt er een einde aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk” Daniel 12 vers 7b (Dan. 12:07b). De blik in de hemelse gewesten wordt helderder en de enkel goedheid en waardigheid van God wordt steeds dieper verstaan. Van de andere kant trekt de duivel al zijn troepen samen om het volk van God te benauwen en de ontwikkeling van het zoonschap te blokkeren.

De vroege en de late regen

De gemeente die op dit niveau bezig is – dus in de hemelse gewesten – gaat bidden om de late of spade regen. Veel wordt in deze tijd gebeden om opwekkingen: Heer geef ons een Elia! Geef ons een Johannes de Doper! Heel goed bedoeld en voortkomend uit een bewogenheid voor de nood in de wereld, maar met Jezus Christus en de gemeente hebben we zoveel meer dan een Elia of Johannes de Doper. God laat de profeet Zacharia opschrijven: “Vraagt van de Here regen ten tijde van de late – regen. De Here maakt de bliksemschichten, een stortregen zal Hij hun geven, voor ieder gewas op het veld” Zacharia 10 vers 1 (Zach. 10:01) . Opvallend is dat Zacharia hier ook gelijk een groepering noemt, die we in het christendom kunnen typeren met de verontrusten. Ze zoeken het overal, ze letten op alles wat er gebeurt in de wereld, maar ze vinden geen troost. Er is geen herder die hen leidt en vertroost met de woorden Gods. In Zacharia 10 vers 2 (Zach. 10:02) volgt dan ook onmiddellijk: “Want de serafim (huisgoden) spreken ijdelheid, de waarzeggers schouwen leugen, bedrieglijke dromen spreken zij, nietswaardige troost bieden zij. Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft”.

Deze mensen worden niet afgeschreven, maar ze zullen straks van de zonen Gods het evangelie van verlossing en herstel horen. Jezus was ook vol van ontferming over de schare die zo voortgejaagd werd. Markus 6 vers 34 (Mark. 06:34) zegt: “En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hen vele dingen te leren” . En zo kwam Hij in het leven van deze mensen als de leraar ter gerechtigheid, waarvan de profeet Joël reeds profeteerde.

Het begrip van de vroege en de late regen is in Israël wel bekend. Wij komen het nog al eens tegen vooral in het oude testament. Het heeft dan een diep geestelijke betekenis.

Regen is onontbeerlijk voor leven, ontwikkeling en vrucht dragen. Jezus spreekt dan ook over ‘het levende water’ dat zal gaan stromen uit het binnenste van een gelovige, die vervuld is met de Heilige Geest Johannes 7 vers 38 en 39 (Joh. 07:38-39) .

De profeet Joël geeft zo prachtig de geestelijke betekenis weer. Hij zegt: “En gij kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Here, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege en late regen, zoals voorheen” Joël 2 vers 23 (Joël 02:23). Die regenstromen hebben dus te maken met onderwijzing. “Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja regenstromen…” Voor wie? Voor de kinderen Sion, die zich verheugen en juichen! Joël profeteert ook hier weer “over de voor ons bestemde genade” en niet zoals vele ongeestelijke christenen zeggen dat de woestijnen, de zandvlakten weer gedrenkt zullen worden met water en zullen veranderen in oases. (Dit komt nog wel eens bij het herstel van de aarde, maar dat is hier niet aan de orde) . God gebruikt dit beeld altijd in dezelfde betekenis. Dat is interessant om daar op te letten. God legt niet alleen de woorden in de mond van de profeet, maar zorgt ook dat een bepaald beeld altijd dezelfde betekenis houdt.

Regen houdt altijd verband met de onderwijzing of de openbaring van Gods woord en heerlijkheid. Deuteronomium 32 vers 1 en 2 (Deut. 32:01-02) zegt dan ook: “Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken en de aarde hore naar de woorden van mijn mond. Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppelt als dauw, als regenbuien op het jonge groen en als regenstromen op het kruit”. Zie ook Deuteronomium 11 vers 10 tot en met 12; Spreuken 16 vers 15; 1 Koningen 8 vers 36 (Deut. 11:10-12; Spr.16:15; 1 Kon. 08:36).

In Joël 1 vers 10 tot en met 12 (Joël 01:10-12) ontbreekt duidelijk de regen en is er dientengevolge kaalheid en dorheid in het leven van de mensen. “Voorwaar, de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht” (12b).

In de landen van het Midden-Oosten valt in oktober en begin november de vroege regen. De grond die hard geworden is, wordt dan week gemaakt, zodat het bewerkt kan worden en het koren gezaaid. Psalm 65 vers 11 (Ps. 065:011) zegt: “Gij drenkt zijn voren. Gij verzadigt zijn kluiten, door regenstromen maakt Gij het week”. Dan volgen de winterregens, waardoor de grond tot diep toe met water verzadigt wordt Hooglied 2 vers 11 (Hoogl. 02:11). In de lente wordt het snel weer warmer en droger en er zou geen oogst komen als de late regen niet zou vallen. Als dit uitblijft, dan verschrompelt het gewas en kan de vrucht zich niet ontwikkelen. Daarom behoort omstreeks april, als de vrucht zich gezet heeft, de late of spade regen te vallen, waardoor het koren dat zich in de aar gezet heeft, tot volle rijpheid komt, waarna de oogst volgt.

Het is nodig dit beeld geestelijk te verstaan. Door de doop in de Heilige Geest krijgt een gelovige deel aan de vroege regen. Zo vaak iemand tot geloof komt en gedoopt wordt in de Heilige Geest valt dus de vroege regen in dat leven. Het is niet zo dat er een bepaalde tijd is, dat de vroege regen valt en dan niet meer. Nee, dat gaat altijd door, zolang mensen tot geloof komen. Door de doop in de Heilige Geest wordt de harde grond weer week gemaakt, zodat het goede zaad, dat is de leer van Jezus Christus over het Koninkrijk der hemelen, kan ontkiemen, opwassen en tot vrucht dragen kan komen. De Heilige Geest leert en onderwijst, zoals Jezus Christus zijn discipelen onderwees. Hij was de leraar ter gerechtigheid. De Vader getuigde van de Zoon en zei: “Hoor naar Hem”.

En Jezus zegt van de leraar ter gerechtigheid die wij ontvangen: “De Geest der waarheid zal u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen” Johannes 16 vers 13 en 14 (Joh. 16:13-14) . En zoals de eerste regen valt in ieders leven, zo behoort ook die late regen te vallen in ieders leven. Dat is dus ook individueel. De volle vrucht, die nu tot stand moet komen is het volle zoonschap. Bij het vallen van de vroege regen geldt Joël 2 vers 19 (Joël 02:19): “Zie, Ik zal u koren, most en olie zenden, zodat gij daarmee verzadigd wordt”. En bij het vallen van de late regen geldt vers 24: “De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen” .

Voor het volk van God is de tijd van geestelijke hongersnood voorgoed voorbij. Wat gezaaid is, heeft vrucht voortgebracht en er is een overvloedige oogst zodat we uitdelers kunnen zijn van de menigerlei genade Gods! 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10). Deuteronomium 28 vers 12 (Deut. 28:12) zegt dan ook: “De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen” . Wij zullen uitdelen aan de volken als wij het zelf hebben! De profeet Zacharia zei: “Vraag de Here regen ten tijde van de late regen” . Door de Heilige Geest zal verstaan worden: dit is de tijd, en de bede is:’ ‘Heer, geef ons de late regen!’

De mens Gods komt tot openbaring

De late regen zal als een extra krachtige uitstorting – doorwerking – van de Heilige Geest ervaren worden, waardoor in de gemeente de volle vrucht te voorschijn zal komen. Het proces van heiliging en reiniging zal met grote kracht van de Heilige Geest (niet met geweld) voortgang vinden. Alle banden zullen verbroken moeten worden. De heerlijkheid van God kan niet doorbreken als er gebondenheden zijn. Er zal een duidelijk evenwicht moeten zijn tussen vrijheid en openbaring van heerlijkheid en kracht.

In de gemeente zullen mannen en vrouwen Gods openbaar worden. Paulus spreekt in 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17) over “volmaakte mensen Gods, tot alle goed werk volkomen toegerust”. Het is het begin van de nieuwe dag, een nieuwe fase in het heilsplan van God. De nacht loopt ten einde. Nu is het niet zo dat de nacht zomaar ineens overgaat in de dag. Daar is dan eerst de dageraad.

De dageraad luidt het definitieve einde van de nacht in en het begin van de nieuwe dag Jesaja 52 vers 8 (Jes. 52:08).

Hosea brengt het vallen van de late regen en het aanbreken van de nieuwe dag ook met elkaar in verband. Hij zegt in Hosea 6 vers 3 (Hos. 06:03): “Ja wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de late regen, als de late regen die het land besproeit”. Het is de tijd van het ochtendgloren, waarin de morgenster schittert. Jezus Christus is de blinkende morgenster Openbaring 22 vers 16 (Openb. 22:16) en Petrus zegt: “totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten” . Het oude is voorbij. Het nieuwe breekt baan. Er moet inderdaad iets doorbroken worden. Het is een fase van geboren worden. David bezingt in Psalm 110 de dageraad en hij zegt in Psalm 110 vers 3 (Ps. 110:003): “Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op” .

In deze fase bevinden wij ons bij de opening van het zevende zegel. Het is inderdaad een fase waar we door moeten trekken de dag tegemoet.   (wordt vervolgd).

 

Bidden (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Bidden is – als je de Heer nog amper kent –

zoals een kind, hulpeloos en klein,

enkel een vragen… met een refrein…

omdat je wéét, dat je bij God veilig bent.

 

Bidden is – als je zijn Rijk bent ingegaan –

ontdekken dat je met de Vader spreekt,

Die naar je luistert, geeft waar ontbreekt,

Die je leert mét Hem vast in ’t leven te staan!

 

Bidden is – als je zélf zijn heling ervaart –

strijden voor and’ren, volhardend gebed,

waar je je leven voor vrienden inzet

door de kracht Gods, die zijn volk redt en bewaart.