Selecteer een pagina

Levend Geloof – 299

Levend geloof 1989.01 nr. 299

De zekerheid van ons geloof door Gert Jan Doornink

“Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren” Romeinen 14 vers 8b (Rom. 14:08b).

Geloof zal ook in dit nieuwe jaar de basis zijn om te functioneren in en ten dienste van Gods Koninkrijk. Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) zegt dat het zonder geloof onmogelijk is om God welgevallig te zijn.

Gehoorzaamheid aan de wil van God is dus ondenkbaar zonder dat wij ‘geloof’ openbaren.

Niet voor niets worden wij als kinderen van God ‘gelovigen’ genoemd. En wat is een gelovige zonder geloof? Ondenkbaar in feite en daarom ook zo belangrijk om er telkens weer aandacht aan te schenken. Ook Paulus wist dat en hij schrijft er dan ook in zijn brieven in diverse toonaarden over. Bijvoorbeeld aan de Korinthiërs als hij zegt: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf” 2 Korinthe 13 vers 5a (2 Kor. 13:05a). Nu hoeven we niet op elk moment een soort geloofsthermometer aan te leggen om te zien hoe het met ons geloof gesteld is, maar het is wel goed om dat zo nu en dan eens te doen. Bijvoorbeeld in de eerste maand van het nieuwe jaar. Vragen we onszelf wel eens af, hoe ons geloofsleven functioneert? Is het een levend geloof dat ‘bewezen’ wordt uit de werken die wij doen? Jakobus 2 vers 17 (Jak. 02:17).

De sleuteltekst van het geloof

Wat is geloof eigenlijk? Het. best wordt dit ongetwijfeld geformuleerd in Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01), die ook wel de sleuteltekst van het geloof wordt genoemd: “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, én het bewijs der dingen, die men niet ziet”. Wij hopen op eeuwig leven en door het geloof hebben we de zekerheid dat we eeuwig leven hebben ontvangen. Als wij tegenslagen hebben en de omstandigheden tegen zijn, hopen wij op een positieve verandering van onze situatie en overwinning. En ook al zien wij het op dat moment nog niet, door het geloof weten wij dat de doorbraak zal komen, want geloof is het bewijs van de dingen die wij niet zien.

Paulus schrijft in Galaten 5 vers 20 (Gal. 05:20) dat hij leeft (functioneert in dienst van Gods Koninkrijk) door het geloof in de Zoon van God. Dat behoort ook ons levensdevies te zijn. Door het geloof weten wij dat wij nieuwe scheppingen geworden zijn 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17). Door het geloof weten wij wie wij zijn in Christus. Door het geloof weten wij dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten, om van daaruit te strijden en te overwinnen.

Ook onze geestelijke groei is een zaak van geloof, Het is daarom ook een heel zinvolle vraag ons aan het begin van het nieuwe jaar af te vragen hoe wij ons ontwikkelen als nieuwe scheppingen? Is er geestelijke groei in ons leven? Worden we stabiele, volwassen christenen? Of blijven we nog steeds ‘beginstadium-christenen’? Het is duidelijk dat de Heer van ons vraagt dat we geestelijk verder groeien en dat we ons daarbij richten op het einddoel: de volkomenheid in Christus.

Goede voeding is niet eenzijdig

In de natuurlijke wereld is goede voeding één van de belangrijkste bestanddelen voor een gezond leven. Goede voeding is niet eenzijdig. Dat is ook geestelijk van het allergrootste belang. Het is een foute zaak als we het accent alleen gaan leggen op bijvoorbeeld ‘evangelisatie’, zonder ons tegelijkertijd ook telkens weer af te vragen: ‘Zien de anderen het beeld van Christus in mij?’ Laat ik mij door Gods Woord en Geest zodanig ‘bewerken’ dat ik mij ga openbaren als zoon van God?

Wat dat betreft kunnen we veel leren van de apostel Paulus. Hij was nooit eenzijdig bezig, maar zowel met ‘evangelisatie’ als met de ‘opbouw van het geloof’. Als apostel was hij een vurig verkondiger van het evangelie van het Koninkrijk Gods, maar niet als een theoreticus, maar als iemand die slechts één verlangen kende, namelijk dat het evangelie voor 100 procent zou doorwerken in allen die ermee in aanraking waren gekomen. Daarom drukt hij zich ook altijd zo kernachtig en radicaal uit, zoals bijvoorbeeld in Romeinen 14, als hij het heeft over de zekerheid van het geloof: “Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren”. Met andere woorden: het doet er helemaal niet toe, hoe de omstandigheden zijn, voor hem staat als een paal boven water: Wij zijn des Heren. Wij behoren Hem toe, wij mogen delen in Zijn overwinning, in Zijn bescherming. Daar kan de duivel geen speld tussen krijgen. Paulus is verzekerd dat niets en niemand hem van Christus kan scheiden (Rom. 08:38).

Dat mag ook de zekerheid van ons geloof in Christus zijn! Maar dan moet dit geloof uiteraard wel functioneren. Het is belangrijk dat we in dit opzicht elkaar helpen, door elkaar te bemoedigen, te omringen met liefde, kortom door als leden van de gemeente van Christus positief met elkaar bezig te zijn. De ‘sterken’ in het geloof hebben wat dit betreft een belangrijke taak ten opzichte van de ‘zwakken’.

Geen angst voor de toekomst

Paulus had niet alleen een sterk persoonlijk geloof in de levende God, maar óók in zijn medebroeders en zusters! Je zou kunnen stellen: “hij had zowel een verticaal als een horizontaal geloof. Hij verlangde ernaar dat hetzelfde geloof wat hem zo’n rotsvast vertrouwen gaf. ook gestalte zou krijgen in de anderen. Vandaar zijn uitspraak: Wij zijn des Heren! Hij wist dat wie Hem toebehoort nergens meer bang voor behoeft te zijn, ook niet voor ‘de dood’ Dat geldt ook voor ons. Wij hoeven geen enkele angst te hebben voor wat 1989 eventueel zou kunnen brengen, zelfs niet als zou dat ‘de dood’ zijn.. Eigenlijk willen wij daar liever niet aan denken. Toch behoort het voor een kind van God heel normaal te zijn dit rustig onder ogen te zien. Voor Paulus was het in ieder geval heel gewoon. Hij wist – en ook wij mogen het weten – dat de dood was verzwolgen in de overwinning door het volbrachte werk van Jezus Christus. In Romeinen 14 vers 9 (Rom. 14:09)schrijft hij: “Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij èn over doden èn over levenden heerschappij voeren zou”.

“Met dit doel”, zegt professor Brouwer in zijn vertaling. Duidelijker kan het niet gezegd worden. Een waarachtig kind van God heeft daarom geen onzekere toekomst. Hij heeft een toekomst met zekerheid. Zijn zekerheid is het geloof in Christus. Laten we er dagelijks mee bezig zijn dat dit geloof een overwinnend geloof zal zijn en met Paulus de doelstelling waarmaken als hij in Filippenzen 3 vers 14 (Filip. 03:14) zegt: “Eén ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”.     

 

De tekenen der tijden door Wim te Dorsthorst

Breed is het uitgemeten op radio, televisie en in de krant: 1988 was een rampjaar als nog nooit tevoren. De verwachtin­gen voor dit nieuwe jaar zijn allerminst optimistisch. Wat zijn de verwachtingen van ons als christenen? Zijn onze verwachtingen ook zo pessimistisch als in de wereld? De weder­geboren christen ziet meer dan voor ogen is en begrijpt dat het ‘einde der tijden’ gekomen is.

De mens van de troon gestoten

De duivel is de overste van deze wereld geworden door de meest denkbare wetteloze daad. Dat wat God hem had toevertrouwd – de mens in zijn natuur­lijke staat beschutten, beschermen en te bewa­ren Ezechiël 28 vers 14a  (Ez. 28:14a) – heeft hij door list en be­drog aan zich onderwor­pen.

God zegt tot Adam na de zondeval: “Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: ‘Gij zult daarvan niet eten’, is de aardbodem om uwentwil vervloekt” Genesis 3 vers 17a (Gen. 03:17a). De zondeval is de reden dat alles onder de vloek is gekomen. Het kwaad is de schepping binnengedrongen en door­trekt langzaam maar zeker al het geschapene.

De duivel tast de mens aan en misbruikt hem vervolgens in het destructieve werk in al het gescha­pene op aarde. Dit zien we duidelijk bij de zond­vloed. De mens is zover afgedwaald, dat God moet vaststellen dat de boos­heid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was Genesis 8 vers 5 (Gen. 08:05).

Daar, in het hart van de mens, waar het geweten zetelt, waar de overleg­gingen plaatsvinden, daar probeert de duivel zijn in­vloed uit te oefenen. Als hij daar de heerschappij kan overnemen, dan is de mens een willoos werktuig geworden. Al de overleg­gingen en het daaruit voortvloeiende handelen, kan hij dan beïnvloeden en dat eindigt met: ‘Te allen tijde slechts boos­heid’.

Het licht wordt tot duisternis

Generatie na generatie wordt weer verder afge­broken. En door de vloed­golf van occultisme, spi­ritisme, onreinheid en ge­weld, wordt het licht in de mens gedoofd en wordt tot duisternis. Zo komen velen angstig dichtbij een totaal bankroet aan gees­telijke waarden.

Hoé dit in deze tijd naar een climax voert, ziet de profeet Joël en beschrijft de demonische legers. Hij schrijft: “Als helden ren­nen zij, als krijgslieden beklimmen zij de muur, en zij gaan voort, ieder op zijn eigen wegen; zij lopen niet door elkander heen en de een verdringt de ander niet; iedere strijder gaat zijn eigen weg, en tussen de wapens door dringen zij voort; zij laten geen bres in hun rijen ontstaan. Zij stormen op de stad aan; zij rennen op de muur; zij klimmen in de huizen; zij komen door de vensters als een dief. Voor hun aangezicht sid­dert de aarde, beeft de hemel; de zon en de maan worden zwart en de ster­ren trekken haar glans in” Joël 2 vers 17 en 18 lees ook Joël 2 vers 2 tot en met 6 (Joël 02:17-18; Joël 02:02-06).

Een demonisch leger zoals er nog nooit geweest is, goed georganiseerd, neemt alles in bezit wat nog over is. Wat nog rest aan Gods­begrip en kennis van Je­zus Christus wordt volko­men weggevaagd. Het wordt zwart, diepe duis­ternis, wat uitloopt op het openbaar worden van de mens der wetteloosheid, de antichrist.

De tekenen voor het volk van God

Wij merken dit alles op maar laten ons niet intimi­deren. Wij laten ons er ook niet door leiden, al is het goed er acht op te geven, zoals Jezus zelf ons zegt Matteüs 24 vers 32 en 33 (Matt. 24:32-33).

Voor de gemeente van Je­zus Christus zijn er veel belangrijkere tekenen dan alle werkingen van het rijk der duisternis, hoe imponerend ze ook zijn. Zacharia profeteert en zegt: “Zo zegt de Here der heerscharen: Ik ben voor Sion in grote ijver ontbrand; in gloeiende ijver ben Ik ervoor ont­brand. Zo zegt de Here: Ik keer weder tot Sion en Ik woon binnen Jeruzalem; Jeruzalem zal de stad der trouw en de berg der heiligheid genoemd wor­den” Zacharia 8 vers 2 en 3 (Zach. 08:02-03).

En Joel begint hoofdstuk 2 – waar ik al eerder uit citeerde – met: “Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heili­ge berg’ Dat alle inwo­ners des lands sidderen, want de berg des Heren komt. Want hij is nabij!”

Dit zijn voor de gemeente de tekenen, die alleen in de geest gezien en gehoord kunnen worden. De Heer laat het ons weten dat Hij in grote ijver voor Sion ontbrand is en wederkeert tot Sion. De bazuin wordt geblazen op Sion, op Gods heilige berg, dat is het hemelse Jeruzalem, de ge­meente van Jezus Chris­tus. Het volk van God wordt wakker geschud, er wordt alarm gemaakt. On­geveer 2000 jaar is het in­geslapen geweest, maar de Heer is wedergekeerd tot Sion en Zijn Geest werkt met grote kracht.

Over de hele wereld ver­zamelt de Heer zijn volk uit alle volken, stammen, natiën en talen en ver­zegelt ze aan hun voor­hoofd, dat wil zeggen: ze ontvangen de Heilige Geest Openbaring 7 vers 3b en Ezechiël 9 vers 4 (Openb. 07:03b; Ez. 09:04). Het volle evangelie wordt gepredikt in de ge­meenten en steeds meer geheimenissen worden onthuld. Er is kracht en er komt meer kracht tot verlossing, bevrijding, herstel en heiliging van Gods volk.

Het teken van de Zoon des mensen

Jezus Christus en zijn eeuwig evangelie is de bron die voor Gods volk ontsloten is in de dag des Heren, zoals de profeet Zacharia reeds aankondigde: “Op die dag zal er voor het huis van David en voor de burgers van Jeruzalem een open bron zijn, die zonde en onrein­heid wegwast. Op die dag – zo luidt de Godsspraak van Jahwe van de leger­scharen – vaag Ik de na­men van de afgoden weg uit het land, zodat ze niet meer vernoemd wor­den; ook de profeten en de geest van onreinheid zal Ik het land uitjagen” Zacharia 13 vers 1 en 2 Willibrord vertaling vergelijk 1 Johannes 1 vers 9. (Zach. 13:01-02; 1 Joh. 01:09).

En dan zegt onze Heer, sprekend over deze tijden: “Dan zal het teken van de Zoon des mensen verschij­nen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien ko­men op de wolken des he­mels met grote macht en heerlijkheid” Matteüs 24 vers 30 (Matt. 24:30). Het Nederlands Bijbelge­nootschap vertaalt hier met aan de hemel’, maar letterlijk is het ‘in de he­mel’ .

De twee tekenen in de hemel

Het teken van de Zoon des mensen is de gemeen­te. Dat is Zijn volk dat door de doop met de Hei­lige Geest, in de hemel woont. Zij zijn hemelbur­gers geworden en hebben daar hun wandel, terwijl ze vreemdelingen en bijwoners zijn op aarde.

Openbaring 12 beschrijft de gemeente als een vrouw die het volle zoonschap voortbrengt. Zij worden genoemd: “Een ‘groot’ te­ken in de hemel, met god­delijke kracht en heerlijk­heid bekleed”.

Er is echter nog een teken in de hemel en dat is de grote rossige draak met zeven koppen en zeven kronen, die de gemeente wil beangstigen en het baren van de zoon wil voorkomen. Dat is een ‘angstwekkend’ teken, maar geen groot teken, zoals de gemeente. Laten we dat vooral goed onder­scheiden.

De gemeente is bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus Chris­tus, Gods Zoon, en geroe­pen tot Zijn heerlijkheid Romeinen 8 vers 29 en 2 Thessalonicenzen 2 vers 14 (Rom. 08:29; 2 Thess. 02:14). Dit volle zoonschap komt tevoorschijn en dit wordt in Openbaring 12 beschre­ven als het geboorteproces in de hemel, in het inner­lijk van de mens. Terwijl alle dingen wankelen en beven, groeit in het inner­lijk van de Geest vervulde gelovigen het onwankelba­re Koninkrijk van Jezus Christus dat eeuwig is Hebreeën 12 vers 26 tot en met 28 (Heb. 12:26-28).

Vol liefde is de Heer bezig om de gemeente te heiligen en te reinigen door het waterbad met het Woord en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet Efese 5 vers 26 en 27 (Ef. 05:26-27).

Luisteren naar wat de Geest zegt

Iedereen die deze dingen verstaat, springt op van vreugde om het heil dat bezig is zich te openba­ren. Dit is voor de wereld nu nog verborgen. De ge­meente – het geheimenis Gods – wordt in het ver­borgene toebereid. Meer nog dan voorheen zal het volk van God zich dienen over te geven aan heiliging en reiniging. Alleen in een geheiligd leven kan de Heer Zich ten volle open­baren .

Het prachtige boek Hosea eindigt met deze woorden voor het volk van God: “Wie wijs is geve op deze dingen acht; wie verstan­dig is, erkenne ze. Want de dagen des Heren zijn recht: rechtvaardigen wandelen daarop, maar overtreders struikelen er” Hosea 14 vers 10 (Hos. 14:10).

Daarom zal de gemeente niet alleen, of in hoofd­zaak, zien op het grote geweld en de totale ont­wrichting van al het ge­schapene, maar als wijzen en verstandigen luisteren naar wat de Geest tot de gemeenten zegt. Alleen dan zal 1989 een goed en vruchtbaar jaar worden, wat ik iedere lezer en le­zeres toewens.

 

Reacties van lezers door redactie

Het gehele jaar door ont­vangen wij reacties van lezers en lezeressen. Wij zijn daar altijd erg blij mee, want ze zijn voor ons één van de bewijzen dat ons blad functioneel is. Rondom de jaarwisse­ling bereikt het aantal reacties meestal een hoog­tepunt, zoals ook dit jaar weer. We kunnen onmoge­lijk iedereen die ons in de afgelopen weken ge­schreven heeft hiervoor met een persoonlijke brief bedanken en doen het daarom vanaf deze plaats.

Uiteraard kunnen wij ook niet alle reacties publice­ren, soms zijn ze van vertrouwelijke aard en worden dan ook als zoda­nig behandeld en beant­woord. Wat de ‘Nieuwjaars reacties’ betreft vol­staan wij met de publicatie van twee reacties, één uit België en één uit Nederland.

Broeder J. V. te Maasmechelen wenst ons een gezegend 1989 toe en hoopt dat het geloof nog meer gestalte krijgt in ons leven. Daarom dankt hij de Heer voor het boekje “Levend Geloof”. Wij willen ook in dit nieu­we jaar weer veel aan­dacht schenken aan de functionering van ons ge­loof zodat het een levend geloof is!

“Van harte wensen wij jullie een door onze Heer gezegend en voorspoedig nieuwjaar toe” , schrijft broeder J. M. d. H. te Breda. En verder: “Moge het voor allen een jaar worden, dat – mede door onze inzet – in het kader mag staan van Gods plan met mensen en Zijn schep­ping. Een jaar waarin de contouren van het open­baar worden van de zonen Gods zich steeds duidelij­ker gaan aftekenen. Dat het werk van “Levend Ge­loof” , onder jouw leiding., een heerlijke bijdrage mo­ge zijn”. Over Gods plan met mens en schepping hopen we in dit nieuwe jaar ook weer verschillen­de artikelen te publiceren.

Nog een kleine bloemlezing uit de andere reacties die wij ontvingen:

“Pas geleden heb ik het boekje ‘De volledige mens’ van Klaas Goverts gelezen. Het wekte bij mij een hon­ger en dorst op. De woor­den raakten mijn verstand en ziel en ik wil hogerop met mijn geest. Ook om anderen te kunnen laven. Het overbrengen op ande­ren vind ik soms nog moeilijk. Intussen ga ik door Gods Woord te be­studeren, zodra er tijd over is pak ik mijn Bijbel. Ik ben sinds vier jaar bekeerd en bezoek de volle evangelie gemeente ‘Rehoboth’ te Eersel” (Uit een brief van broe­der W. M. M. N. te Lommel, België) .

In het artikel ‘Het heil voor de volken’ van Wim te Dorsthorst (“Levend Geloof”, nr.297), schreef deze onder andere: ‘Als Paulus spreekt van ‘ons evangelie’ of wat hij ook wel eens noemt ‘mijn evangelie’ Romeinen 16 vers 25 (Rom. 16:25), dan is dat het, evangelie van het Koninkrijk Gods, dat de Heer hem persoon­lijk geopenbaard heeft Galaten 1 vers 11 en 12 (Gal. 01:11-12) en dat is veel meer dan schuldver­geving alleen’. Zuster E. K. te Groningen schreef dat dit ook haar ervaring is. “In dat Ko­ninkrijk liggen de gehei­menissen van het evange­lie van het Koninkrijk Gods, die God wil bekend maken aan Zijn kinderen, die het begrijpen en ver­staan” .

Zuster B. D. te Zwevegem, België, zond ons een gift “met dank voor het regelmatig toesturen van “Levend Geloof” dat voor mij zeer positief en op­bouwend is. Ik bid de Here dat Hij jullie allen overvloedig moge zegenen en verder inspireren door Zijn Heilige Geest om zo verder te gaan”.

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts – 4 –

Wat is zegenen?

”De Here, de God des hemels, die mij genomen heeft uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap, en die tot mij gesproken heeft, en mij heeft gezworen: aan uw nageslacht (eigenlijk: aan uw zaad) zal Ik dit land geven. – Hij zal zijn engel voor uw aangezicht zenden, en gij zult vandaar voor mijn zoon een vrouw nemen” Genesis 24 vers 7 (Gen. 24:07).

In Genesis 24 gaat het weer over de uitverkoren zoon. Er moet nu voor Isaak een vrouw worden gezocht. Het uitzoeken van een vrouw voor Isaak was een heel belangrijke zaak, want de zuiverheid van het volk Gods stond op het spel. Het volk Gods moet apart blijven, het mag zich niet vermengen, want dan kan het nooit meer tot zegen voor de volkeren zijn. Eliëzer wordt uitgestuurd en vraagt aan Abraham of hij Isaak ook terugbrengen mag, waarop Abraham antwoordt: ‘Nee, geen sprake van’. Hij moet een vrouw voor zijn zoon nemen. ‘Nemen’ is het motiefwoord voor dit hoofdstuk. ‘God heeft genomen’ en ‘gij zult voor mijn zoon een vrouw nemen’. Daarbij wordt een engel meegezonden.

In bepaalde situaties werd aan iemand een bode Gods of engel meegezonden of toebedeeld. Dit is ook de betekenis van ‘zegenen’. Zegenen is iemand een engel meezenden., Isaak is hier de gezegende mens en ten behoeve van hem gaat er een engel mee om een vrouw uit dat land te halen. De toekomst staat op het spel. Als het gaat om de toekomst van de ‘zoon’, komen de engelen assisteren, meestrijden. In dit hoofdstuk is er sprake van één engel.

Nog een kanttekening: Zoals ‘zegenen’ betekent: iemand een engel meezenden, zo geldt ook het omgekeerde. Als iemand een ander ‘vervloekt’, zendt hij hem een demon mee. Psalm 78 vers 49 is een merkwaardige tekst hierover (Ps. 078:049). Het gaat daar over de Egyptenaren, de tirannen, de verdrukkers. Egypte betekent eigenlijk: land van de benauwdheid. We lezen: “Hij zond tegen hen zijn brandende toorn, verbolgenheid en angstwekkende gramschap, een schare van verderfengelen”. De Statenvertaling zegt het nog duidelijker: “met uitzending van boden van veel kwaads”. Als het volk van Egypte onder de vloek komt, betekent dit in de geestelijke wereld het uitzenden van boden van het ‘kwaad’, zoals zegenen het uit zenden van boden van het ‘goed betekent.

De ladder die tot aan de hemel reikt

In Genesis 28 lezen wij over de vlucht van Jakob. Dan lezen wij in vers 12 (Gen. 28:12): “Toen droomde hij. en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder”. Hier krijgen we eigenlijk de tegenhanger van ‘Babel’. In Genesis 11 ging men een toren bouwen waarvan de top tot de hemel reikte. Feitelijk staat er: ’tot in de hemel reikte’. Het doel was: een toren in de hemel. De naam ‘Babel’ betekent in het Babylonisch: poort Gods; in het Hebreeuws betekent het: verwarring. Ze bedoelden ‘een poort Gods’, maar het werd ‘verwarring’.

In Genesis 28 heb je ‘Bethel’: huis Gods; dit is de tegenhanger van ‘Babel’. Hier krijgen we te maken met een ladder, die tot aan de hemel reikt en waarlangs engelen Gods opklimmen en naar beneden dalen. Dit is een interessant vertaalpunt. Hier wordt vertaald met: daarlangs. In het Hebreeuws staat hier letterlijk: op hem. Dus: engelen klommen op hem op en daalden op hem neer. Wordt met ‘hem’ de ladder of Jakob bedoeld? In het Hebreeuws kan het allebei, want ‘ladder’ is in het Hebreeuws ook manlijk. Je kunt zeggen: ‘De engelen daalden op de ladder op en neer’, maar je kunt óók zeggen: ‘De engelen daalden op Jakob op en neer’. De rabbijnse verklaringen geven de voorkeur aan: ‘Ze gingen op Jakob op en neer’. Jakob is hier het beeld van het volk Israël, het uitverkoren volk, het volk Gods. Hij is de vertegenwoordiger van de mens Gods, hij is de man met de belofte. Hij wordt het middelpunt van heel de activiteiten van de engelen. Ik geef de voorkeur aan: ‘Zij daalden op Jakob op en neer’.

In vers 17 geeft Jakob commentaar: “En hij vreesde en zeide: Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is niet anders dan een huis Gods (een Bethel), dit is de poort des hemels. Babel was: poort Gods; dit is poort des hemels, de échte poort. In vers 14 wordt meteen een verband gelegd met ‘alle geslachten’: “En uw nageslacht (eigenlijk: uw zaad) zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden haar het westen, oosten, noorden en zuiden, en met u (in u) en met uw nageslacht (uw zaad) zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden”

De gemeente: De startbasis van de engelen

De engelen gaan op en neer op Jakob, maar weer met het oog op alle geslachten van de aardbodem. Je zou het andersom verwachten, want de engelen komen immers van bóven? Ze beginnen met het klimmen en eindigen met het dalen. Dit betekent dat Jakob de basis is van hun actie. Vanuit Jakob – de gezegende mens – klimmen ze op, de hemelse gewesten in, om daar hun opdrachten te vervullen. Ze dalen weer tot hem neer om nieuwe instructies te ontvangen en daarna weer op te stijgen. Ik geloof dat dit het beeld voor de gemeente is. De engelen zullen uitgaan, opgaan vanuit de gemeente om hun opdracht in de hemelse gewesten uit te werken. Je zou kunnen zeggen: de gemeente wordt de startbasis van de engelen. Je zou haast het beeld kunnen gebruiken dat de gemeente het ‘vliegveld’ wordt voor de engelen; de ‘verkeerstoren’ vanwaar de engelen uitgaan.

Ik geloof niet zozeer dat wij van engelen bezoek moeten krijgen, die ons allerlei dingen komen vertellen, maar dat het eerder andersom is, namelijk dat de engelen de hemelen doorgaan om datgene te gaan verkondigen wat ze vanuit de gemeente horen. De engelen begeren immers een blik te slaan in dit geheimenis? De engelen staan als het ware te popelen om in actie te komen. De gemeente als Koning: de Christus (dit is Jezus Christus en zijn gemeente) de Gezalfde des Heren, zendt zijn boden uit. Deze boden verdringen de duisternis en brengen onze woorden over door de hemelen heen. Wat wij in de hemelse gewesten uitspreken, wordt door de engelen vermenigvuldigd. Daarom is het zo belangrijk wat wij uitspreken, wat wij in de hemelen verkondigen. Hier zijn ook teksten voor en we kómen er nog nader op terug.

“Gij zult grotere dingen zien dan deze. En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien (de geestelijke wereld gaat open) en de engelen Gods opstijgen en nederdalen (waarop?) op de Zoon des mensen” Johannes 1 vers 51b en 52 (Joh. 01:51b-52). ‘Opstijgen en nederdalen’: dezelfde volgorde als bij Jakob. In plaats van ‘Jakob’ nu ‘de Zoon des mensen’! Dit is het nieuwe Israël. Jakob was de vertegenwoordiger van het oude Israël. Nu staat de Zoon des mensen als vertegenwoordiger van het nieuwe Israël.

De Zoon des mensen is Jezus, maar ook Zijn volk! Dit springt in elkaar over. In Daniël 7 is de Zoon des mensen één persoon, maar verderop zie je dat het ‘het volk van de heiligen des Allerhoogsten’ is. Het is één persoon, maar ook een collectief, een verzamelnaam. Er is een heel merkwaardige, tekst in dit verband. Hierin wordt ook iets gezegd over ‘de Christus’. Het ‘grotere’ dat je zult zien is, dat vanuit de Christus, de Zoon Gods, de Zoon des mensen als volk, de engelen zullen uitgaan om het heil te brengen over de natiën. Jezus kwam in eerste instantie, in de eerste fase van Zijn bediening, voor één volk. Maar Hij zegt: ‘Je zult grotere dingen zien’. De engelen zullen uitgaan door de hemelse gewesten over al die natiën heen. “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen” 1 Timoteüs 3 vers 16 (1 Tim. 03:16).

De gemeente gaat verschijnen aan de engelen

Een heleboel mensen denken: ‘Wanneer verschijnt er aan mij nu eens een engel?’ Maar Gód zegt: ‘Wanneer verschijn jij nu eens aan de éngelen?’! God draait het om: Hij is verschenen aan de engelen. Jezus zat niet te wachten op een engelverschijning. Ons hele denken moet veranderen. De engelen willen óók wel eens wat zien. Zij begeren een blik te slaan in dat geheimenis. Deze tekst gaat over dat geheimenis. Het geheimenis van de godsvrucht is de toewijding. Als de mens, allereerst Jezus, maar dan ook de gemeente, toegewijd is aan Gód, dan gaat de geméénte verschijnen aan de éngelen. Het woord wordt nu ‘vlees’, ook in ons. Dit is Gods bedoeling. Het woord gaat gestalte krijgen. Je bent dan bij wat in Openbaring staat gekomen: “En er werd een groot teken in de hemel gezien”. Dit teken in de hemel wordt door de engelen gezien.

We gaan nu weer terug naar Genesis. In Genesis 32 vers 1 (Gen. 32:01) lezen wij: “Ook Jakob ging zijns weegs, en engelen Gods ontmoetten hem”. Dit is een geladen woord. De weg, waarover hier gesproken wordt, is een weg met meerwaarde: de weg van God, de weg in de richting van het beloofde land. Als de mens Gods deze weg gaat, ontmoeten de engelen Gods hem. Deze boden komen op de mens Gods af. Een goede gemeente trekt de goede engelen aan.

“Toen hij hen (de engelen) zag, zeide Jakob: Dit is een leger Gods. Daarom noemde hij die plaats Mahanaim (dubbel leger)” Genesis 32 vers 2 (Gen. 32:02). Een dubbel leger kan een leger van mensen zijn, maar kan ook een leger van engelen zijn. Jakob had ook een leger bij zich. Toen de engelen kwamen was het een dubbel leger. Ook de eindstrijd zal een gebundelde kracht van mensen en engelen zijn.

Een dubbel leger kan ook een leger van engelen voor Israël zijn en een leger van engelen voor de volkeren. Hier zijn wij de dubbele lijn: het volk Gods en de volkeren. Juist in verband met Jakob, als hij het beloofde land gaat beërven, gaan de engelen weer volop meedoen en worden in het gebeuren betrokken.

In Genesis 48 zegent Jakob de zonen van Jozef: Efraïm en Manasse. “De engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Isaak voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land”. Jakob spreekt dit uit als een getuigenis aan het eind van zijn leven. Hij bedoelt te zeggen: ‘Die engel (bode) is altijd met mij meegegaan; laat hij nu óók meegaan met Efraïm en Manasse’. Hier zien wij weer dat ‘zegenen’ te maken heeft met het feit dat de engel meegaat.

De worsteling van Jakob met de engel

In dit verband is er ook nog een gedachte, die je eventueel zou kunnen verbinden met de worsteling van Jakob met de engel. Isaak had Ezau gezegend. Door deze zegening kreeg Ezau een engel mee. Omdat Ezau tot een volk zou worden, was dit een engelvorst. Jakob gaat het beloofde land in, maar met Ezau zit het niet goed. Er zat altijd nog iets tussen. Jakob had zich nooit met Ezau verzoend. Jakob was juist bedoeld om zijn broeder tot zegen te zijn, want in dit gedeelte van Genesis gaat het om het thema ‘zonen als broeders’.

Als Jakob het beloofde land wil binnengaan, krijgt hij de engelvorst van Ezau tegenover zich. Dan volgt de worsteling tussen Jakob en deze engelvorst. Deze engelvorst was ten dienste van Ezau gesteld. Als het in de verhouding tussen de mensen niet goed zit, functioneert het bij de engelen ook niet goed. In Hosea 12 vers 5 (Hos. 12:05) lezen wij over Jakob: “Hij streed tegen een engel en overwon. Hij weende en smeekte Hem om genade”. De engel weende en smeekte Jakob om genade. Jakob gaat de engel van Ezau terechtbrengen. In Genesis 33 wordt de relatie tussen Jakob en Ezau hersteld. Zij worden weer broeders. De verzoening heeft plaatsgevonden.

Jakob kan zijn naam waarmaken. Jakob betekent: vast houder. Dit wordt altijd negatief uitgelegd, men spreekt van ‘hielenlichter’. Bij de geboorte houdt Jakob de hiel van Ezau vast. Dit is geen kwade zaak. De zegen voor Ezau ligt in het feit dat Jakob hem vasthoudt. De zegen voor de volkeren ligt in het feit dat het volk Gods de volkeren vasthoudt. In Genesis 33 vers 10 (Gen. 33:10) zegt Jakob tegen Ezau: “Ik heb uw aangezicht gezien, zoals men het aangezicht Gods ziet”. Ik geloof dat de gemeente – net zoals Jakob – engelen tot hun bestemming brengt.

 

Intermezzo door Gerry Velema

De vissen zitten aan de overkant

Daar zat hij dan, aan de waterkant met z’n hengel, te turen naar de dobber.

Zoals bijna altijd ging hij met veel plezier en zorgvuldigheid te werk. Vissen deed je immers voor je ontspanning?

Het plekje waar hij een paar visuurtjes zou doorbrengen kon niet kritisch genoeg bekeken worden.

De zonnestand op het water, eventuele stroming in het water, alles wat maar mee kon werken aan een goede vangst werd nauwkeurig opgenomen.

Maar hoe vaak was het hem nu niet overkomen, dat hij, ondanks al zijn goede voorzorgen, zich vaak na een uurtje dobber-staren, groen en geel begon te ergeren.

Ten eerste omdat hij niets ving; maar erger nog, hij ontdekte altijd wel iemand in de buurt die schijnbaar een beter plekje had gevonden en dus de een na de andere vis het water uithaalde.

De vissen zaten altijd aan de overkant.

Daar werd beter gevangen dan aan zijn kant. Het geluk had zijn buurman, voorspoed zijn collega, maar hij…

Hij had het destijds net zo slim moeten aanpakken als die studievriend van hem. Dan zat hij nu op rozen, maar ja…

Het gelukkige tevreden gevoel zoals de Bijbel kenmerkend beschrijft: “Hij verkwikt mijn ziel”, dat miste hij.

Dat gevoel missen zoveel mensen!

Voor al deze mensen geldt, dat geld niet gelukkig maakt. Vaak is het kijken naar de grotere auto van je buurman, gewoon niet eerlijk kijken. Je zou ook kunnen kijken naar die buurman zonder auto.

Jezus Christus is de visser die eens gezegd heeft tegen mannen die na een hele nacht vissen ook met lege handen naar huis moesten gaan: “Gooi je netten eens aan de andere kant uit, en je zult vangen”.

Dat moet je durven. Je zelf gekozen plekje opgeven; je vangt er toch niets. Het maakt je niet echt gelukkig.

En dan met je hengel naar de andere kant gaan, waar Jezus is. Waar Hij ook tegen jou heel persoonlijk kan zeggen: “Vang je niets in het leven, Zitten de grootste vissen altijd aan de overkant, doe het eens op Mijn manier… gooi je hengel daar maar eens uit, en je zult vangen”.

Nu moet ik er eerlijkheidshalve wel bij vermelden, dat je met Jezus niet direct ‘echte’ vissen moet verwachten, zoals Petrus en zijn mannen die wel vingen.

Ik denk dat vissen op aanwijzing van Jezus, een verandering van ons hart en denken teweeg brengt, wat ons in de allereerste plaats een ‘verkwikking voor onze ziel’ geeft. Een gevoel van bevrediging aan je trekken te komen, door de oneindige liefde en waardering die je zult vinden in de omgang met Jezus.

Nu, is dat je niet meer waard, dan het beste plekje aan het beste viswater ter wereld, waar jij alleen maar staart en niets vangt?

Doe het met Jezus… vang zijn vissen en wordt gelukkig in Hem.

 

In den beginne … door redactie

In dit nummer een bijzondere Bijbelstudie van broeder P. J. Hagendoorn uit Prinsenbeek. Broeder Hagendoorn – waarvan wij in “Levend Geloof” reeds eerder enkele artikelen publiceerden – onderzoekt en vergelijkt reeds verschillende jaren allerlei Bijbelvertalingen, waarvan hij er enkele tientallen bezit. Het is niet een soort hobby van hem, maar een verlangen om Gods Woord op de juiste, dat wil zeggen geestelijke wijze te kunnen verstaan.

Graag wil hij de lezers en lezeressen van ons blad deelgenoot maken van het resultaat van zijn studie over de eerste regel uit de bijbel. Wij zijn nieuwsgierig naar uw reactie op dit artikel en stellen het daarom op prijs als u er op wilt reageren, ’t liefst schriftelijk.

In den beginne door Peter J. Hagendoorn

“In den beginne schiep God de hemel en de aar­de” Genesis 1 vers 1  (Gen. 01:01). Met deze overbekende zin begint de bijbel. Welke Bijbelvertaling men er ook op na slaat, zonder uitzon­dering beginnen zij met “In den beginne”.

Wellicht zijn er vertalers geweest, die nog wat meer speurwerk hebben gedaan, maar van het be­gin af aan, is het bij het ‘begin’ gebleven. In feite zeer logisch. Want dingen beginnen ergens, in dit geval bij God. Ik denk dat er dan meteen al een foutieve gedachtegang naar voren komt. Het gaat God namelijk niet in de eerste plaats om de ‘stoffelijke’ dingen, maar voor Hem zijn de geeste­lijke eigenschappen het belangrijkst. Het vergan­kelijke dient immers het onvergankelijke aan te doen ?

De oudste handschriften

Als we de oudste hand­schriften er op naslaan, dan kunnen we het vol­gende opmerken:

a.Deze handschriften zijn geschreven in het Hebreeuws.

b.De regels lopen van rechts naar links.

c.Er zijn geen klinkers (a, e, i, o en u), men ziet alleen medeklin­kers .

d.Er staan geen spaties (ruimtes) tussen de woorden. Alles is een geheel.

Er is nog iets opvallends. De allereerste letter waarmee de bijbel begint, is buitengewoon groot ge­schreven. (Eigenlijk zou men moeten zeggen ‘gete­kend). Deze letter is de Hebreeuwse letter ‘B’ (wordt geschreven en uit­gesproken als ‘Beth’). De­ze ‘B’, deze ‘Beth’ is te­vens het Hebreeuwse woord voor ‘Huis’. Als deze ‘B’ iets te bete­kenen zou hebben dan zou je kunnen stellen, dat de bijbel in het teken staat van de ‘Beth=huis’. En door 1 Timotheüs 3 vers 15 (1 Tim. 03:15) kunnen we begrijpen dat God daar de gemeente mee bedoelt.

Behalve dat elke letter van het alfabet ook een eigen woord vormt, ken­nen de Joden aan elke let­ter nog een getalswaarde toe. De ‘b’ bijvoorbeeld heeft de waarde van ‘2’.

Na deze ‘B’ komen – weer klein geschreven – de vol­gende Hebreeuwse medeklinkers, de ‘r’ (resh), de ‘sh’ (shin) en de ’th’ (thaf).

Ziet u nu, welk geweldig probleem er ontstaat. Woorden worden namelijk gevormd – of als uw wilt ‘bepaald’ . door de klin­kers. Zonder klinkers blijven, de medeklinkers zonder betekenis, zoge­zegd ‘dood’.

Het woord komt tot leven

Nu hebben de Joden een bijzonder leuke gedachte. Alle klinkers hebben de getalswaarde 1 (n). En in het Joodse denken symbo­liseert de ‘1’ God. Zie bijvoorbeeld Deuteronomium 6 vers 4 (Deut. 06:04).

Met andere woorden: als elke ingevoegde klinker te maken heeft met ‘God’, dan komt het woord – be­staande uit ‘dode’ mede­klinkers – door God tot leven, krijgt dus bete­kenis. Daarom ook: De letter doodt, maar de Geest (van God) maakt levend. Of anders gezegd: Laat men God uit het woord weg (dus de klinkers die het woord zijn betekenis, zijn inhoud geven), dan houdt men een dode zaak over.

Wellicht zal het u nu ook duidelijk zijn dat de schriften (de boekrollen) in de synagoge voorgele­zen moesten worden. Die­gene die voorlas, moest dus al kennis van de schriften hebben om te weten, wat te lezen. Had men dit niet dan moest men ter plaatse gaan ont­leden waar woorden ston­den en hoe dit qua bétekenis bedoeld was.

Een makkelijk voorbeeld ter toelichting. Als ik schrijf …pp… wat be­doel ik dan? pap, pep, pip, pop of pup?. Als u nu leest ‘Jntjwldngstdsz- nppntptn’ weet u dan meteen dat er ‘pap’ be­doeld wordt? En dat er staat: ‘Jantje wilde nog steeds zijn pap niet op­eten’?

Dan nog dit. De bijbel in het Hebreeuws, zoals wij die heden ten dage kennen, is pas ontstaan zo’n 1200 a 1300 jaar na Christus. Jezus moest dus de woorden uit de boekrol praktisch uit zijn hoofd kennen, om in een redelijk tempo te kunnen voorlezen.

Nu de vertaling van de eerste letters, waarmee de bijbel begint, te weten de b, r, sh en th.

De enkele Hebreeuwse let­ter ‘B’ (als letterteken) is in enkele gevallen te vertalen met ‘In’. Maar vol­gens Gesenius (‘Chaldee Lexicon to the old testa­ment’) dan als bijwoord van ‘plaats’. Dus uit de medeklinkers, r, sh en t heeft men verstaan en be­grepen dat dit het woord ‘reshith’ moest betekenen. (RSEHITH= (1) eens, (2) het vroegere -former sta­te- (3) the first of its kind; Gesenius, blz.752).

Trekt men dit samen met de b (=in) dan kan men lezen: BERESHITH = In den beginne, In een be­gin (fase/toestand) Gen. 1 vers 1.

Is er op de juiste wijze vertaald?

Dit is dan feitelijk niet het absolute ‘in den be­ginne’, zoals de vertaling suggereert. Als men de tekst wikt en weekt, ver­krijgt men veel meer de begin-toestand waarin de dingen waren, toen God met zijn plan begon. De bekende transcriptie ver­taling van Genesis door Dr. M. Reisel, begint dan ook met: ‘In een begin­toestand’.

Tot zover is er nog niet zoveel aan de hand. Je zou kunnen stellen, dat men bezig is met een woordspelletje. Gekriebel in de marge, zonder enige opbouwende waarde. Maar wat kan de invloed zijn van een verkeerde verta­ling?

Op het moment zijn er naar schatting zo’n 600 miljoen christenen. Het aantal bijbels dat in de loop der tijd gedrukt en uitgegeven is, zal een veelvoud hiervan zijn. En al deze bijbel beginnen met ‘In den beginne’

Maar als ‘In den beginne’ niet het historische begin is, maar zoals Dr. Reisel het stelt ‘het resultaat van een daad in de oertijd’, wat houdt die daad dan in? Waarom doet God dan die daad? Je mag toch aannemen dat God geen zinloze dingen doet? De tekst ‘In den beginne’ geeft hierover geen licht.

Aangezien de bijbel zelf stelt, dat God wil, dat wij opwassen tot het volle zoonschap, de mannelijke rijpheid, gezegend met kennis en geestelijk in­zicht , moeten wij zelfs aannemen, dat als God ergens mee begint, Hij dat op een duidelijke wijze kenbaar maakt.

Als men nu wat kritischer gaat vertalen, dan blijkt, dat God dit ook doet. Maar men moet wel bereid zijn om de dingen ‘van bovenaf’ te bekijken.

Je zou mogen zeggen: God stelt zijn bedoelingen zeer duidelijk in het licht , Maar satan heeft ook hier ‘van den beginne’ er voor gezorgd dat Gods woord in het duister kwam. Men heeft het woord niet ver­staan en niet vast gehou­den. Lees ook eens Johannes 1 vers 1 (Joh. 01:01)  

Ik durf hierbij te stellen, dat men heeft gekozen, voor de gemakkelijkste vertaling. Een vertaling die voor de hand lag, om­dat hij zo logisch was. Een vertaling die in het natuurlijke heel juist lijkt. Zo goed zelfs dat men niet verder gaat zoeken. Maar ook uit het verhaal van Adam en Eva met de slang blijkt wel. dat satan een meester was de dingen (woorden) net zo te verdraaien, dat het heel mooi en vroom leek maar toch niet was.

Satan zal alles doen, om het plan van God te dwarsbomen. En wat zal een groter resultaat opleveren. dan ‘van den be­ginne’ Gods doelstellingen en verwachtingen te verleugenen. door mensen zich ‘van den beginne’ op stoffelijke dingen te laten concentreren. in plaats van de ‘dingen van boven’.

Maar omdat de eindtijd- profetie van Daniël stelt dan “velen onderzoek zul­len doen en de kennis zal vermeerderen” Daniël 12 vers 4 (Dan. 12:04), heb ik hierbij de euvele moed om als leek deze ver­taling ter discussie te stel­len.

Andere vertaalmogelijkheden

Zoals hiervoor aangetoond is, heeft men de ‘B’ als een zelfstandig woord ge­zien en als zodanig ver­taald. Maar dit is een mo­gelijkheid. Men hoeft die scheiding tussen de ‘B’ en de ‘R’ niet te maken.

Maar wat voor woord ont­staat er als men stelt dat i de ‘Bi. met de volgende medeklinkers een woord vormt? De eerste mogelijk­heid die zich voor doet is dan de kombinatie met de ’R’ als tweede letter.

Nu blijkt ‘BR’ in het Hebreeuws inderdaad een woord! stam) te vormen. Volgens Gesenius kan ‘BR’ beteken ‘een zoon’ in de gedachte van een zoon verwekken. Nu wordt in de bijbel (het) zoon (schap) vaak gevolgd door het soort zoonschap of een andere aanduiding. Bijvoorbeeld: Zoon van God, ‘ zonen des donders, etc.

Deze aanduiding zou der­halve te vinden moeten zijn in de toevoeging/koppeling met de derde en vierde letters, te weten de ‘Sh’ en de ‘Th’.

Opnieuw, daar klinkers ontbreken zou men mijns inziens net zo goed sath, soth. suth of seth mogen lezen. Kiest men voor ‘seth’ dan ligt de vergelij­king met ‘Seth’, de derde zoon van Adam en Eva, voor de hand. Volgens het ‘Bijbels Namenboek’ betekent Seth plaatsver­vanger. Volgens anderen ‘de gestelde’ of ‘de gezet­te’.

Aangezien de mens (c.q. Adam) naar Gods gelijke nis was geschapen en dit van Seth ten opzichte van Adam werd gesteld Genesis 5 vers 3 (Gen. 05:03), ligt de conclusie voor de hand. De zonen stonden in het teken (kader) van het plaatvervangingsschap naar Gods beeld. Het verwekken van deze zonen (de zonèn Gods) Dat was  Gods bedoeling.

Het centrale thema van de Bijbel

Niet alleen het boek Ge­nesis (is ‘wording’) staat in het teken van het ver­wekken van zonen, maar heel de bijbel. Als bij­voorbeeld God een ver­bond wil aangaan met Abraham, is het eerste wat ter sprake komt : het ontbreken van een zoon, een opvolger, c.q. een plaatsvervanger.

Het zoonschap van Jezus als Zoon van God is over­bekend .

Maar ook Paulus stelt het zoonschap steeds weer centraal. “Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods” Romeinen 8 vers 19 (Rom.8:19). Het gestelde past dus op werkelijk volmaakte wijze in het centrale thema van de Bijbel, te weten ‘de zonen Gods’.

Vrij vertaald zouden we dus mogen lezen: omdat God zonen wilde verwekken, die Zijn plaats konden innemen, had God de hemelen en de aarde geschapen.

Om uit te leggen wat men (van boven bekeken) on­der hemel en aarde moet verstaan, gaat nu te ver. Maar als men weet dat, vanuit het Hebreeuws, het woord ‘hemel’ ver­staan kan worden ‘als de volkeren die God kennen’ dan zal al veel duidelijk worden.

Jezus wist dat Hij – als Zoon van God – een licht­drager moest zijn. Maar voor ons geldt dat ook! “Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aar­de” (Hand. 13:47). Dege­nen die zich daar naar willen uitstrekken zijn de zonen Gods. Dat zijn de lichtverspreiders die de duisternis uit Genesis 1 vers 2 (Gen. 01:02) ongedaan zullen maken. God is begonnen, wij zullen het moeten af­maken.

De doelstelling van God

De Bijbel begint meteen met een proclamatie, een doelstelling, een levend iets. Vergeet niet: God is een God van levenden, niet van doden. En als God vindt dat de aarde niet aan zijn verwachtin­gen voldoet – doods is – dan geeft God hoop, c.q. perspectief. God heeft een plan, maar daartoe zijn zonen nodig. En zijn die zonen er niet, dan zal God ze verwekken. Volgens mij heeft Petrus het ook zo verstaan en bedoeld als hij schrijft: “Hij (Christus) was van tevoren gekend, voor de grondlegging der wereld, doch…” 1 Petrus 1 vers 20 (1 Petr. 01:20). ‘Bij God is niet zozeer het begin belangrijk, maar het einddoel: ‘God alles en in allen’.

Alhoewel ik niet verwacht dat men nu opeens bijbels gaat herdrukken, ben ik er zeker van, dat deze gedachte door Gods Geest verder geleid en gebruikt zal worden. “Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen” Lucas 1 vers 37 (Luc. 01:37).

 

De handschriften van de bijbel door redactie

Van geen enkel geschrift van het oude of nieuwe testament bezitten we het originele handschrift. Wat we hebben zijn kopieën van kopieën van kopieën enz. gemaakt door Joden en christenen (vooral monniken). Tot voor kort waren de oudste handschriften van het oude testament die we hadden uit de negende of tiende eeuw na Christus. Maar sinds de ontdekking van de Dode Zee- handschriften bij Qumran in 1947 beschikken we nu over fragmenten van handschriften van delen van het oude testament, onder andere een bijna complete boekrol met Jesaja, die dateren van 200 voor Chr. tot 70 na Chr. Tenslotte is er een zilveren amulet gevonden m Jeruzalem waarop de zgn. priesterzegen Numeri 6 vers 24 tot en met 26 (Num. 6:24-26) is geschreven De amulet met deze regels, die waarschijnlijk om de hals gedragen werd, stamt uit de zesde eeuw voor Chr.