Selecteer een pagina

Levend Geloof – 250

1984 augustus nr. 250

De kracht die nodig is Gods plannen falen niet door Gert Jan Doornink

Er staan in de schepping twee krachten tegenover elkaar: de negatieve, destructieve krachten die opereren vanuit het rijk der duisternis en de positieve, van God afkomstige, scheppende en herstellende krachten. Wie vanuit de Bijbel Gods plan met zijn schepping heeft leren kennen, weet dat uiteindelijk de positieve krachten het volkomen zullen winnen. Gods plannen falen niet. Hij is enkel positief en wanneer tenslotte alles zal zijn voltooid zal er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn, waar gerechtigheid woont 2 Petrus 3 vers 13 (2 Petr. 03:13).

Voor het zover is, zal fase voor fase God zijn plan ten uit voer brengen. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij realiteitschristenen zijn, dat wil zeggen dat wij een geestelijk oog hebben voor het feit dat er een voortgaande en opgaande lijn in Gods heilsplan is. Wie dit over het hoofd ziet blijft ergens steken in zijn geestelijke ontwikkeling. We leven niet meer ten tijde van het oude verbond, toen nog veel verborgen was wat thans is geopenbaard. Ook hoeven we niet terug naar de tijd van Handelingen, want wat geweest is keert niet terug. Wel is de periode die op de pinksterdag is begonnen nog niet voorbij. De gemeente die toen geboren werd, is nog in ontwikkeling. Zowel kwalitatief als kwantitatief gaat de groei door, totdat de gemeente zal zijn voltooid en God zich een gemeente heeft verworven “stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó, dat zij heilig is en onbesmet” Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27).

Gods geopenbaarde wil: het goede, welgevallige en volko­mene – De opwekking van de jongeman te Nain (Lucas 7).

De taak van de gemeente

Het is duidelijk dat de gemeente, waartoe allen behoren die door persoonlijk geloof in Jezus Christus een nieuwe schepping zijn geworden, actief betrokken is en blijft bij Gods plan. God wil ten volle de mens, de kroon van zijn scheppingswerk, inschakelen om het totale universum weer in volkomen harmonie te brengen met zijn wil. En zijn wil is: “het goede, welgevallige en volkomene” Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

De nieuwe mens in Christus heeft een geweldige en heerlijke taak. Maar mag deze taak nooit als iets vrijblijvends zien. Wij zijn geroepen deze taak ten uitvoer te brengen. Wie ongehoorzaam is, wie deze taak naast zich neer legt, schakelt zichzelf uit om door God gebruikt te worden. Hij benadeelt zichzelf èn zijn medemens, want we zijn immers geroepen om het beeld van Jezus te openbaren?

Niemand kan zich trouwens verontschuldigen door te zeggen: deze taak is  voor mij te   zwaar of te moeilijk, daar ben ik niet geschikt voor, want: a) God vraagt nooit iets van ons wat wij niet zouden kunnen volbrengen, b) Hij heeft bepaalde talenten           in ons gelegd,

  1. c) Hij geeft ons zijn Geest, die ons bekwaam maakt om op volwaardige wijze een getuige van Jezus te kunnen zijn.

De kracht van de Geest

Wat die Geest betreft: Jezus sprak bij zijn afscheid: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt…” Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08). In het woordje ‘kracht’ ligt alles verborgen wat in God zelf aanwezig is: de kracht die herstel, vernieuwing en volmaaktheid bewerkt.

Het is dus van essentieel belang dat ieder kind van God gedoopt en vervuld is met de heilige Geest. Door de heilige Geest – Gods kracht in ons – verdwijnt iedere gebondenheid, iedere verkeerde lering, iedere infiltratie uit het rijk der duisternis. Door de heilige Geest zijn wij optimaal bruikbaar in Gods Koninkrijk en groeien wij geestelijk zodanig dat wij de volkomenheid in Christus kunnen bereiken.

De aanwezigheid en werking van de heilige Geest behoort een bewuste aangelegenheid te zijn voor elk kind van God. Dit betekent dat als we wedergeboren zijn door de heilige Geest, we niet automatisch ook gedoopt zijn met de Geest, zoals sommigen leren. Ieder kind, van God is geroepen door het geloof te leven en zal dus ook op bewuste wijze in het geloof de heilige Geest moeten aanvaarden.

Na dit begin (de doop) is een dagelijkse vervulling noodzakelijk. Iedere dag behoren we de Heer te danken voor de ‘nieuwe vervulling’ die Hij wil geven! Wat is het heerlijk die zekerheid te bezitten dat Gods kracht continu in ons is, want waardoor kunnen we ten volle meewerken aan de verdere groei en openbaring van Gods Koninkrijk!         

 

Zoeken en vinden (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Wat lees je in verslagen, kerkenbladen,

toch veel over het zoeken, óveral,

naar nieuwe vormen, eigentijdse normen,

er zijn discussies en commissies zonder tal.

 

Wat hoor je predikanten, oudsten, zuchten:

“Hóe moet het dan?” Ze worden ’t denken moe..

En hier is afval, daar ‘aparte’ groepen.

Waar moet het met Gods kinderen naar toe?

 

Hoe staat het met het eigenlijk beléven

persoonlijk, van een ieder, die verzucht.

Van ieder, die vergadert, leidt discussies,

die hamert op verzoening, liefde, tucht…?

 

Wie van die allen, die maar steeds vergaad’ren,

gaat in zijn binnenkamer, zoals ’t Boek ons leert.

Waar hij of zij als Jezus, telkenmale

geknield met God de Vader steeds verkeert.

 

Wie vraagt daar om vergiffenis van zonden

en wie bekeert zich helemaal tot God?

Wie laat de Heiland helen al zijn wonden,

wie vraagt: “Vervul mij, Heil’ge Geest van God!”

 

Wie strekt zich uit naar geestelijke gaven,

wie wordt een vreemd’ling, bijwoner op deez’ aard?

Wie leeft er in het Koninkrijk van Jezus,

wie is dit alles méér dan alles waard?

 

Wie voedt zich daag’lijks met het brood des levens,

wie wil zich buigen, wie verliest zichzelf?

Of, laten we het lijden en belijden

maar liever over aan dat kuddeke van elf?

 

Jezus zegt: “Niemand, die niet wéér geboren,

niet nieuw is, kan mijn Koninkrijk ooit zien!”

Dan opent God zijn heerlijk evangelie,

geeft Hij ons overvloedig bovendien!

 

En dan nooit zien op mensen, cijfers, vormen.

De Heer zegt tot ons enkel: “Volgt gij Mij!”

Opdat zijn licht zal schijnen in de wereld.

De wasdom – hen die kómen – die geeft Hij!

 

Nummer 250 door redactie

Via br. Klaas Goverts ontvingen wij onderstaande bijdrage van een broeder, waarvan de naam ons bekend is.

Levend geloof

Tenzij u dit blad voor de eerste keer onder ogen krijgt, zult u hopelijk kunnen bevestigen dat levend geloof waar maakt, wat zijn naam tot uitdrukking brengt.

De (pennen)vruchten – u praktisch voor niets aangeboden – door onder andere vaste medewerkers als Jan Companjen en Klaas Goverts en vele anderen, zijn velen tot genezing geweest en tot opbouw in het geloof voor anderen. Daarom nu eens bij uitzondering ere aan iemand die ere toekomt, namelijk redacteur

  1. J. Doornink. Een man die letterlijk en figuurlijk zijn zegel heeft gedrukt op/in dit blad. Na 22 jaar en 250 nummers verder is mijns inziens het moment aangebroken om deze minimale eer te bewijzen.

Iemand als broeder Doornink doet mij denken aan een boom aan waterstromen geplant, die vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt, tot ontplooiing komt al wat hij doet (Uit: De Psalmen uit het Hebreeuws vertaald).

Derhalve weet ik zeker, dat ik met instemming van vele lezers Psalm 52 vers 10 (Ps. 052:010) als volgt aan u opdraag: “Maar hij is als een olijfboom in mijn huis, hij vertrouwde op Mijn goedertierenheid altoos en immer. Voor altoos mag hij Mij loven door met zijn levend geloof door te gaan. En omdat gij dat gedaan hebt, zal ook Ik uw naam verwachten, want die is goed, alsmede de getrouwen die u omringen”.

Broeder Doornink, redactieleden en medewerkers in de ruimste zin, ik spreek de verwachting uit dat u door zult blijven gaan als “geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht/zaad gevende en de bladeren (dus nu al 250 nummers) van het geboomte moge zijn tot genezing der volkeren” Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02). Veel zegen.

Commentaar van de redactie – Wij hebben lang geaarzeld om tot publicatie van dit schrijven over te gaan, maar uiteindelijk kregen we toch de vrijmoedigheid, omdat wij dit commentaar willen beginnen met de woorden van Paulus in

1 Korinthe 3 vers 6 tot en met 8 (1 Kor. 03:06-08) “Noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God die de wasdom geeft!” Daarom alle eer uitsluitend aan Hem die het mogelijk maakte dat wij de talenten, die Hij in ons gelegd heeft, tot ontplooiing konden brengen en via “Levend Geloof” konden inzetten voor het Koninkrijk Gods!

Omtrent de opdracht van “Levend Geloof” willen wij deze keer kort zijn, omdat wij er in ons vorig nummer uitvoerig over hebben geschreven (nr. 249, blz.27,28). In Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62) zegt Jezus: “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods”. Zo willen ook wij in gehoorzaamheid voorwaarts gaan en samen met onze medewerkers – en naar wij geloven vele van onze lezers en lezeressen – dienstbaar zijn in Gods Koninkrijk en de Naam van Jezus belijden en verheerlijken! Aan Hem alleen komt alle lof, dank en aanbidding toe!

 

De profeet Zacharia door Klaas Goverts – 5 –

Wonen wij in Babel of in Sion

“Redt u naar Sion, gij die woont bij de dochter van Babel,’, zo horen we in Zacharia 2 vers 7 (Zach. 02:07). Een helder contrast wordt ons hier getekend: de mens die in Babel woont en de mens die in Sion gezeten is. Dit zijn twee werelden, twee geestelijke domeinen. Wie overgaat van Sion naar Babel, maakt iets mee wat dieper ingrijpt dan een willekeurige verhuizing; laten we zeggen: een verhuizing van Amsterdam naar Groningen. Het gaat zelfs dieper dan een emigratie. Men zal op zijn minst moeten spreken van een cultuurshock.

Wat houdt het in, gezeten te zijn in Babel? Nu is het grootste gevaar dat we meteen met de vinger gaan wijzen en bepaalde mensen of groepen het etiket opplakken: zij wonen in Babel. De woorden Gods zijn altijd bedoeld voor óns, om ons de weg te wijzen, de weg van de Thora, dat is de onderwijzing, een weg die steeds weer door profeten actueel gemaakt moet worden, dus altijd opnieuw een profetische weg, nooit een platgetreden pad, nooit een vastgelegde route, maar immer weer een ongebaande weg die ontdekt en opengelegd moet worden. Als we menen de weg te ‘bezitten’, erover te beschikken, dan zitten we al in Babel. De woorden Gods gaan altijd door onszelf heen; ze zijn bedoeld om scheiding te maken in ons, niet om scheiding te maken tussen ons en de ander, hun doel is niet: te verstrooien, maar samen te voegen.

Voor welke leefwijze kiezen wij?

Voor ons persoonlijk geldt de vraag: woon ik in het domein van Babel of ben ik al overgegaan naar het gebied van Sion? En dat is geen statische toestand; dat is niet een kwestie waar we eens voor altijd klaar mee zijn. Telkens weer zullen we moeten kiezen tussen de leefwijze van Babel en de leefwijze van Sion. Met opzet gebruik ik het woord ‘leefwijze’. Want Babel is meer dan een gedachtewereld; dat is het ook en dat is het allereerst want uit de gedachten komen alle dingen voort. Maar Babel is evenzeer een manier van leven. Het is een manier van zijn, het is een gedragscode. In Babel gaan mensen anders met elkaar om dan in Sion.

Laten we enkele kenmerken van het leven in Babel onder de loep nemen. Om te beginnen zien we dat Babel het gebied is waar de mens de ander niet meer verstaat. Jesaja noemt het: “het volk met een duistere, onverstaanbare spraak, met een barbaarse, onbegrijpelijke taal” Jesaja 33 vers 19 (Jes. 33:19). Diep en vreemd is hun taal, en dan geeft Jesaja twee kernmotieven: het horen is afwezig (onbegrijpelijk); dit nu is uiterst typerend voor het leven in Babel: de afwezigheid van het horen en de afwezigheid van het onderscheiden. Zo begon het immers al in Genesis 11 vers 7 tot en met 9 (Gen. 11:07-09) Laat ons hun taal verwarren of vermengen, zodat zij niet meer horen (verstaan, zegt het NBG, letterlijk: horen), een man de taal van zijn genoot. Hier brak het gesprek af. De mens die van huis uit aangelegd was op het gesprek, was niet langer in staat tot mededeelzaamheid.

Het basisprobleem van Babel

In Babel is geen wezenlijk gesprek. Geen horen en geen onderscheiden; de mens leeft er voor zichzelf, hij leeft er ten koste van de ander, hij bouwt er aan zijn eigen koninkrijk, als een kleine droeve vesting waar de eenzaamheid woont. In Babel is men bang voor elkaar, want je weet nooit wat de ander in zijn schild voert. Men moet zich altijd gereserveerd opstellen want openhartigheid en trouw kent men er niet. Het basisprobleem is: de waarde van een mens is daar onbekend.

De sterren zijn in Babel namelijk belangrijker dan de mensen, want de mensen buigen er voor de sterren en ze zeggen: ons lot staat in de sterren geschreven. “Gij hebt u afgetobd met talrijke toverijen, gij hebt u afgesloofd met uw vele plannen, laten nu opstaan en u redden (eigenlijk: u bevrijden) die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u overkomen zal” Jesaja 47 vers 12a en 13 (Jes. 47:12a-13). Het is interessant dat er, nauwkeurig vertaald, staat: die u maand voor maand bekend maken, vanwaar het over u komen zal. Zij maken bekend waar het vandaan komt.

Zij menen de oorsprong te kennen; zo denken ze te kunnen beschikken over de toekomst. Ze voelen zich machtig want ze kunnen manipuleren met het lot, maar in wezen zijn ze in de greep van de vrees. Want zij zijn kleine mensen, en ver boven hen staan die grote lotsbepalende sterren, sterrenbeelden die de dienst uitmaken.

Wat gebeurt hier? Hier wordt de mens gedegradeerd, omlaag gehaald. Jesaja 47 eindigt dan ook met de veelzeggende woorden: ieder dwaalt zijn eigen kant uit, zonder dat iemand u redt, of beter: er is niemand die u bevrijdt. De mens wordt knecht van de sterren, knecht van het lot.

God stelt de mens in de vrijheid

Wat is het dan ‘bevrijdend’ als een mens mag vernemen: die sterren, daar hoef je helemaal niet bang voor te zijn, het zijn schepselen; het zijn geen machthebbers, ze zijn geschapen door diezelfde God die jou gemaakt heeft en… die jouw bondgenoot is. God is niet de God van het lot, van het noodlot, Hij is de God die de mens in de vrijheid zet, die het juist opneemt voor de mens en tegen het lot. Immers, hoe vaak staat er niet in de Schriften: Ik zal een keer brengen in hun lot. De Statenvertaling zegt dan zo treffend: Ik zal hun gevangenis wenden. Zo is God. Hij is de God van de wending.

God is niet statisch, niet een star en onverwrikbaar standbeeld, maar een God die totaal anders is dan alle beelden die men van Hem gemaakt heeft. Niet een God die de bestaande toestand in stand houdt, maar een God die er steeds op uit is, een wending te weeg te brengen in de geschiedenis.

Het kenmerk van Sion is God zelf

Daarom is het kenmerk van Sion: “Ik zelf, luidt het woord des Heren, zal haar een vurige muur zijn rondom” Zacharia 2 vers 5 (Zach. 02:05). De enige muur die Sion kent, is God zelf. Geen muur om mensen op te sluiten, geen muur die mensen van elkander scheidt, maar zoals Jesaja het zo schitterend formuleert: “Hij stelt heil tot muren en voorwal” Jesaja 26 vers 1 (Jes. 26:01), en dat woord ‘heil’ heeft als grondbetekenis: vrijheid, bevrijding. De duisternis wil de mens isoleren, achter gesloten deuren zetten; maar God is anders, God neemt het op voor de vrijheid van de mens. In de grondtekst staat er het woord: jesjoe’ah, een begrip dat heel nauw verwant is aan de naam Jezus.

Zo is het wezen van God; Hij is een muur die de vrijheid garandeert, een muur van vuur om de verdrukker, de tiran tegen te houden. Deze muur sluit alleen de boze buiten. Zoals daar bij de uittocht uit het slavenhuis Egypte een vuurkolom was, een zuil van vuur, die het volk Gods verlichtte, vóórlichtte en veilig deed gaan, zo zegt God, zo zal het opnieuw zijn, een muur van vuur, van lichtglans in de nacht.

Tweemaal klinkt daar de uitspraak: “Ik zal zijn”; helaas heeft de NBG dit slechts eenmaal weergegeven, er staat echter: “Ik zal zijn een muur van vuur, Ik zal zijn heerlijkheid” . Deze uitdrukking herinnert aan de geschiedenis van Mozes, waar God zijn naam onthult met dezelfde woordvorm: “Ik zal zijn die Ik zijn zal”.

Het werkwoord dat meestal vertaald wordt met ‘zijn’, kan betekenen: worden, geschieden, erbij zijn, erbij betrokken worden, present worden. Zo kunnen we deze godsspraak weergeven: Ik zal een muur van vuur worden rondom haar, en Ik zal worden heerlijkheid in haar midden. God is niet statisch; God komt juist tot zijn volle ontplooiing in zijn relatie tot de mens.

Herstel van het gesprek tussen God en mens

De twee gedeelten die op dit vijfde vers volgen, Zacharia 2 vers 6 tot en met 13 (Zach. 02:06-13) en Zacharia 3, werken nader uit, hoe God muur en heerlijkheid gaat worden ten behoeve van de mens. Ook hier zien we weer hoe het uitgangspunt van Babel en het grondbeginsel van God tegenover elkaar komen te staan. Sleutelwoorden in het tweede deel van Zacharia 2 zijn: komen en wonen. “Jubel en verheug u, gij dochter van Sion, want zie, Ik kom in uw midden wonen, luidt het woord des Heren” Zacharia 2 vers 10 (Zach. 02:10) letterlijk: Ik kom en zal wonen in uw midden; dit wonen in uw midden keert in Zacharia 2 vers 11 (Zach. 02:11) nog eens terug, er valt dus een extra accent op, zoals blijkt uit deze herhaling.

De uitdrukking ‘in uw midden’ herinnert trouwens aan Zacharia 2 vers 5 (Zach. 02:05), waar precies dezelfde term gebruikt wordt: tot heerlijkheid zal Ik worden in haar midden. Frappant is dat Zacharia 2 vers 4 (Zach. 02:04) eveneens eindigt met datzelfde woord: de menigte van mensen en vee in haar midden (het NBG vertaalt vrij zwak: daarin; in vers 5 zegt het NBG: binnen in haar). Viermaal treffen we dus een identieke aanduiding aan; die moet dan ook viermaal consequent met hetzelfde woord vertaald worden.

Hierin komt zo typerend tot uiting; de ballingschap is opgeheven, alles geschiedt nu weer in het midden van Sion. Er is weer sprake van een komen en een wonen Gods; het gesprek tussen God en mens wordt hersteld.

De uitwerking op de volkerenwereld

Wanneer nu God en zijn volk herenigd worden, dan heeft dit zijn uitwerking op de volkerenwereld. Wat betreft de volken die Sion uitgeplunderd hebben, spreekt de Here: “Ik beweeg mijn hand tegen hen (letterlijk: over hen) en zij zullen hun knechten ten buit worden; dus de volken worden buit van Sion, immers de inwoners van Sion waren hun tot knechten geworden” .

En dan vertelt Zacharia 2 vers 11 (Zach. 02:11) ons: “Vele volken zullen te dien dage gemeenschap zoeken met de Here en zij zullen Mij tot een volk zijn”. Hier wordt een bijzonder boeiend woord gebezigd voor ‘gemeenschap zoeken met’; dit werkwoord is namelijk afkomstig van dezelfde woordstam als de eigennaam Levi; de betekenis is eigenlijk: zich hechten aan de Here; vele heiden volken, staat er in feite, en zij zullen worden voor God tot een volk; nu wordt een ander woord gebezigd voor ‘volk’, niet heiden volk, maar de aanduiding die vaak voor Israël gebruikt wordt, wanneer God zegt: je bent mijn volk, Ammi, zoals het met name ook voorkomt in Hosea 1 vers 12 (Hos. 01:12).

Heidenen worden volk van God. En hoe komt dat? Hosea 1 vers 11 (Hos. 01:11) zegt: “Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen”; een andere vertaling geeft het zo weer: ze worden Mij tot een volk, omdat Ik in uw midden ga wonen. Omdat: dat geeft de reden aan; het een volgt op het ander: wanneer God zijn intrek neemt te midden van de zijnen, in Sion, dan zal de uitwerking daarvan zijn dat vele volken binnen de invloedssfeer van zijn rijk worden gebracht.

God schrijft de volkenwereld niet af. In Hosea 1 vers 12 (Hos. 01:12 horen we: “Hij zal Jeruzalem nog verkiezen”. Dezelfde uitspraak vormde ook reeds het slotakkoord van het eerste nachtgezicht in hoofdstuk 1 vers 17. En in het vierde gezicht (hoofdstuk 3 vers 2), klinkt het opnieuw door: “De Here die Jeruzalem verkiest, bestraffe u” . Tot driemaal toe wordt hier dus de aandacht op gevestigd; derhalve hebben we hier te maken met een grondthema van Zacharia, Gods keuze voor Jeruzalem.

Maar dit moeten we niet misverstaan; vaak heeft men verkeerde conclusies getrokken aangaande een zogenaamde uitverkiezing. God zou de

 

ene mens voorbestemd hebben tot eeuwige zaligheid en de andere mens tot eeuwige verdoemenis. Niets is echter minder waar; dit zou volkomen in strijd zijn met Gods karakter. God verwerpt niemand; niemand is voorbestemd om verdoemd te worden. Als iemand in de duisternis eindigt, is dat uitsluitend omdat hij het kwade hardnekkig liever heeft gehad dan het goede.

God kiest voor de mens

God verwerpt geen mens. Bij Hem bestaat er maar één keuze, dat is de keuze voor de mens. God kiest voor Jeruzalem, maar dit moeten we wel op de juiste manier begrijpen; dit betekent in wezen: God kiest voor de mens. God kiest niet voor een kleine groep om dan de rest buiten te sluiten; God kiest voor Jeruzalem, dat is de stad die model staat voor de hele mensheid.

Gods keuze is niet exclusief, maar inclusief; zijn keuze omvat allen. Jeruzalem is de modelstad voor de hele schepping, het is de stad van de vrede, de stad van de shalom, dat wil zeggen in de grondbetekenis: de stad van de heelheid.

Jeruzalem vormt de tegenhanger van Babel; Babel is de stad van angst en eenzaamheid, daar is geen gesprek. In Babel kunnen de volkeren nooit zichzelf zijn. Jesaja spreekt over Babel als de stok der goddelozen, de scepter der heersers, die in verbolgenheid zonder ophouden natiën sloeg, die in toorn volken vertrad in meedogenloze vervolging Jesaja 14 vers 5 en 6 (Jes. 14:05-06.) Babel tiranniseerde de volken; ze werden in één systeem geperst, want Babel is niet alleen een valse religie, het is ook een dwang cultuur.

De betekenis van het begrip ‘Heilig’.

Gods doel is dat de volken onder Babel vandaan komen. Opdat elk volk weer zichzelf kan worden, naar zijn unieke aard. Tweemaal klinkt in de slotverzen van Zacharia 2 het begrip ‘heilig’. De Here zal Juda doen wonen op de heilige bodem Zacharia 2 vers 12 (Zach. 02:12) en het als zijn erfdeel in bezit nemen; en in vers 13 (Zach. 02:13) wordt gemeld: Hij maakt zich op uit zijn heilige woning.

Wat is heilig? We kunnen het best uitgaan van het werkwoord, want dat is de meest oorspronkelijke vorm. Heiligen is iemand of iets als volstrekt uniek, als uitzonderlijk ervaren, en om die reden apart zetten. Maar iemand wordt apart gezet om zo een heilzame invloed te kunnen uitoefenen op zijn omgeving.

God is heilig: dat duidt niet op een isolement; God isoleert zich niet, Hij sluit zich niet af. Het betekent veeleer: God is anders, Hij reageert anders, Hij is niet wraakzuchtig, niet haatdragend. Zoals God het zo diep en treffend uitspreekt bij monde van Hosea: “Want Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden, en Ik zal niet komen in toorngloed” Hosea 11 vers 9 (Hos. 11:09).

Gods heiligheid bestaat juist daarin dat Hij niet komt in toorn, dat Hij niet kwaad met kwaad vergeldt. Hij is anders dan het gangbare, Hij komt met vergeving tot de mens die niet meer op vergeving durfde hopen; Hij doet de deur open voor degene die dacht dat de deur voor altijd gesloten was; Hij opent een weg voor de mens die meende dat zijn laatste kans voorgoed voorbij was. God is anders.

Zo is er een heilige bodem en een heiige woning: anders, uniek. God geeft de mens weer grond onder de voeten, de grond van het gesprek. Daar mag hij zichzelf worden, in het gesprek met God.

In Zacharia 3 komt dit thema verder aan de orde: hoe God de mens weer in staat stelt om gesprekspartner van Hem te worden. De mens die met vuile klederen bekleed is, bedekt met het vuil van Babel, die mens die dacht: mijn tijd is voorbij, hoe zal ik ooit weer de zuiverheid kennen? die mens mag weer rein en puur, zuiver en onbesmet, staan voor God.

Mens uit Babel, machteloze mens, jij die je smaad en smet niet af kunt schudden, jij die niet weg kunt lopen uit je verleden, jij mag weer worden wat je van huis uit was: gesprekspartner van de Allerhoogste.

(wordt vervolgd).

 

De bloeiende gemeente door Evert van de Kamp

 

“De gemeente zal voor mijn aangezicht bloeien” (Jer. 30:20).

Zo staat het in de vertaling van Obbink. In de Staten­vertaling lezen wij: “De gemeente zal bevestigd wor­den”.

Bloeien en bevestigd worden. Heerlijke beloften van de Heer. Eén en al bemoediging voor de gemeente in deze tijd. Voor de tijd waarin wij nu leven en die voor ons ligt. In vers 24 (Jer. 30:24) schrijft de profeet Jeremia: “In het laatst der dagen zult gij dat inzien”. Gods volk beleeft dat. Er staat nog wat bij. Namelijk dat God de plannen van zijn hart volvoert en die verwerkelijkt.

De gemeente onder druk

De gemeente, uit de Jood en uit de Griek – die twee heeft God tot één gemaakt – Efeze 2 vers 14 (Ef. 02:14), is Gods plan voor de wereld. De blauw­druk daarvan is in het hart van God. Vanaf het begin is dat plan Gods belegd. De voorbeelden daarvan zijn legio.

Altijd al heeft de gemeente onder grote druk gestaan. Wij zien nu hoe die druk hand over hand toeneemt. De gemeente van Christus krijgt het zwaar te verduren. Gelijk het natuurlijk Israël vervolgd werd en wordt, zo ook het Israël Gods, het geestelijke Isra­ël, de gemeente. “Indien zij mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen”, sprak de Heer Johannes 15 vers 20 (Joh. 15:20). En Paulus schreef aan Timotheüs: “Allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen ver­volgd worden” 2 Timoteüs 3 vers 12 (2 Tim. 03:12).

Wij weten waar die druk van­daan komt: het is de draak die de vrouw, beeld van de gemeente, vervolgt Openbaring 12 vers 13 (Openb. 12:13).

Allerwegen probeert satan te beletten dat een mens zijn veiligheid en schuilplaats in de gemeente van Christus vindt. Of hij forceert alles om die mens er weer uit te halen. Ook dat lukt hem soms. Ook zij die reeds in de gemeente zijn zullen zich daar heel duidelijk moeten bewaren in de Heilige Geest. Satan is sluw. Ontelbaren weet hij te verleiden. Daar­voor gebruikt hij de ene mens tegenover de ander. Zelfs in de gemeente. De duivel werkt ondergronds. Hij ondermijnt gemeenten en mensen Handelingen 20 vers 29 en 30 (Hand. 20:29-30).

De overwinnende gemeente

Er is echter een volk dat zich niet (meer) laat omko­pen. Niet omdat zij zelf zul­ke krachtpatsers zijn, maar omdat zij de tegenstander door hebben. Zij weten dat de vuurgloed, die tot be­proeving dient, niet behoeft te bevreemden, of hen iets vreemds overkwame 1 Petrus 4 vers 12 (1 Petr. 04:12). Zij leren zich heel duidelijk en zuiver op te stellen. Zij overwinnen de aanklager door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11). Zij hanteren het zwaard van de Geest, het Woord van God. Het zijn de geestelijk radicalen.

Radicaal moet je zijn, wil je stand blijven houden. Door halfslachtigheid vallen velen (af). Wij kennen de smarte­lijke voorbeelden daarvan. Paulus had daar ook weet van 1 Timoteüs 1 vers 20 en 2 Timoteüs 1 vers 15 (1 Tim. 01:20 en 2 Tim. 01:15). God heeft ons wel met vele kostelijke beloften begiftigd, maar die worden alleen gerealiseerd door een leven in geloof. Echt geloof grijpt het Woord aan.

Maakt het Woord tot vlees en bloed. De gelovige mens kan zich verheugen.

Hij weet: “De poorten der hel zullen de gemeente niet overweldigen” Matteüs 16 vers 18 Statenvertaling (Matt. 16:18). Hij weet: de gemeente is van Chris­tus; het is zijn lichaam. Jezus is het Hoofd van de gemeente. En Hij koestert en voedt zijn gemeente. Zonder vlek of rimpel of iets dergelijks gaat de Heer zijn gemeente voor Zich stellen. Stralend.

Daarom: de gemeente zal bloeien, zal worden beves­tigd. Maar nooit buiten ons om. De Heer vraagt en verwacht onze volledige in­zet. Dat een ieder zich to­taal in voegt in de gemeen­te, het lichaam van de Heer. Van een ieder wordt verwacht dat hij, door zijn eigen persoonlijke inbreng, dat lichaam opbouwt en op geen enkele wijze daaraan afbreuk doet. Samen mogen wij – en alle gemeenten – de eenheid des geloofs en volle kennis van de Zoon van God bereiken, de mannelijke rijp­heid, de maat van de was­dom der volheid van Chris­tus Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Alleen sa­men zijn wij in staat te vat­ten hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is en te kennen de liefde van Christus Efeze 3 vers 18 (Ef. 03:18).

De vakanties zijn weer voorbij. Allerlei gemeente­werken krijgen een nieuw heerlijk verfrissend begin. Werken wij met elkaar de werken van de Heer, dan bloeit de gemeente – en u ook -. De bevestiging van de Heer zal dan zeker niet uitblijven.

Wie gelooft wordt beves­tigd. De vreugde van de Heer is zijn gemeente, die voor zijn aangezicht bloeit. Uw leven dat voor Hem bloeit!

 

 

 

Mededelingen door redactie

Vorig nummer – Van het vorige nummer (juni-juli, nr. 249) zijn extra exemplaren gedrukt. Dat nummer met onder andere de artikelen: “Hoe komt Gods leven in ons?” en “Van ontmaskering naar overwinning”, leent zich uitstekend voor verspreiding. Normaal is de prijs voor losse nummers vanaf 10 exemplaren f. 1,25. Voor nr. 249 hebben we echter een uitzondering gemaakt en een speciale ‘actieprijs’ van slechts 50 ct. per exemplaar vastgesteld. Minimumafname 20 ex. + portokosten. Uiteraard zolang de voor raad strekt.

Naamsverandering – Onze mederedacteur Nico Goverts heet voortaan Klaas Goverts. Het spreekwoord zegt: “Iedere verandering is geen verbetering”, maar dat geldt niet voor deze naamsverandering. Want Klaas is meer in overeenstemming met zijn oorspronkelijke voornamen: Klaas Nico. Even wennen, maar het is dus nu: Klaas Goverts.

 

Jezus, mijn al in al (gedicht) door Judith Jacobs

Hooglied der liefde Hooglied 2 vers 1 (Hoogl. 02:01)

Jezus: bloeiende roos van Saron;

Lelie vol schoonheid, die straalt in het dal;

Welriekende geur in de tuin van mijn leven,

Jezus, Gij zijt mijn al in al.

 

Hooglied 1 vers 13 (Hoogl. 01:13)

Jezus: uw lieflijke naam mij gegeven

Is als de mirre, zo bitter en zoet:

Stroom van gena op Calvarie verkregen,

Jezus, balsem voor ’t smart’lijkst gemoed.

 

Hooglied 1 vers 14 (Hoogl. 01:14)

Jezus: uw sierlijke tooi kroont de hoven

Van Engedi’s wijngaard, in rijkdom en pracht;

Bloem van de henna die – in het verborgen –

Haar eigene taal spreekt van liefde en kracht.

 

Hooglied 8 vers 7 (Hoogl. 08:07)

Jezus, ik min U, mijn ziel wil U loven:

Lichtende Sterre, die straalt, overal:

Rivieren en waat’ren, zij kunnen niet roven

Mijn liefde ten leven, Mijn Brui’gom, mijn al.

 

Op welke wijze strijden wij? door Peter Hagendoorn

 

Onlangs las ik een fijn arti­kel. Een fijn artikel omdat het opbouwend en bemoedi­gend was en om de geest en de strekking die uit het verhaal naar voren kwam.

Toch stond er – wellicht me­de door een wat ongelukkige Bijbelvertaling – een voor mij moeilijk te verteren be­wering. De schrijver begint namelijk met het citeren van Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15) uit de NBG-vertaling waar staat: “Hij (Jezus) heeft de over­heden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen ge­zegevierd”. Vervolgens wordt er dan gesteld dat de duivel door velen nog wordt erkend als onoverwinnelijk, maar dit is beslist niet waar. Integendeel: de waar­heid is (volgens de schrij­ver) dat we de duivel (moe­ten?) erkennen als een ont­wapende, een machteloze. En deze bewering is nu net de ‘waarheid’ niet. Als de duivel machteloos is en ontwapend zouden we ook niet behoeven te strijden en een geestelijke wa­penrusting nodig hebben (Efeze 6). Om u Bijbelstudie en Bijbelteksten te be­sparen, een aanhaling uit het zeer vrij vertaalde “Levend Woord”, die mijns inziens wel weergeeft waar het om gaat: “Zo heeft God de duivel en zijn tra­wanten de macht ontnomen ons te beschuldigen. Hij heeft ze openlijk aan de kaak gesteld en daarmee laten zien dat ze aan het kruis van Christus over­wonnen zijn”.

Petrus spoort ons aan om nuchter te zijn, ofwel pragmatisch, niet in het vage (heerschappijen en machten). Laten wij ons daarom eens bezinnen wat hier bedoeld kan worden.

De waarheid tegenover de leugen

Jezus zelf was de ‘Waarheid’ Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06). Satan is zijn te­genbeeld, de leugenaar Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44).

Jezus is geopenbaard opdat Hij de werken – dus verleugeningen – des duivels verbreken zou 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08). We hebben hier dus te maken met een geestelijke strijd, de Waarheid tegen de leugen. Of zoals het ook wel vaak naar voren komt: de strijd van het licht tegen de duis­ternis of – wat deze woorden in de geestelijke wereld uit­drukken – het kennen van het woord van God tegen de onwetendheid (vaak als ge­volg van verleugening) van de mensen.

Jezus sprak te allen tijde, in elke omstandigheid, gele­gen of niet gelegen, openlijk en vrijmoedig over het Ko­ninkrijk der hemelen. Hij sprak de waarheid, en wel met zulk een autoriteit dat elke leugen, onwaarheid, etc. ontmaskerd werd. En deze autoriteit (zeggen wij ook niet: ‘kennis is macht’) was hem niet zo maar aan komen waaien, nee! Jezus was al vanaf zij twaalfde jaar bezig met de dingen zijns vaders. Als u Lucas 2 vers 40 (Luc. 02:40 v.v.) nog eens leest – het verhaal van de twaalfjarige Jezus in de tempel – staat er zo fijn­tjes in Lucas 2 vers 40 (Luc. 02:40): “Het kind groeide op en werd krach­tig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem”. En in Lucas 2 vers 52 (Luc. 02:52): “En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen”.

In zijn algemeenheid richtte Jezus zich op de mens om die te onderwijzen aangaan­de het Koninkrijk van God. Jezus leerde (aan anderen) wat God bedoelde, wat be­langrijk was en wat niet. Jezus werd dan ook ‘rabbi’ genoemd, hetgeen vertaald kan worden als leraar of meester. Het was de aan­spreektitel voor de Schriftgeleerden.

Slechts een enkele maal ging Jezus tekeer tegen de mensen. En als dat dan gebeurde dan ging het niet eens zo zeer om de wereld­se leiders – geef de keizer wat des keizers is – maar bijna altijd tegen de gees­telijke leiders van het volk te weten de farizeeërs en Schriftgeleerden. Het wa­ren immers deze leiders, die het volk wetten en las­ten oplegden, die ze zelf niet hielden. Deze leiders/ heersers gebruikten hun natuurlijke autoriteit/macht om met hun vrome woorden het volk te misleiden, respectievelijk te verleugenen. Op die manier waren zij een instrument van satan. En wat was het gevolg? De men­sen kregen een totaal ver­keerd Godsbeeld, met als gevolg dat zij totaal niet tot de ontplooiing kwamen, die God de mensheid had willen geven.

Jezus ontmaskerde de heersers

Het zijn juist deze leiders geweest die door Jezus wer­den ontmaskerd (onttroond) als huichelaars en bedrie­gers, etc. Matteüs 23 vers 13 (Matt. 23:13).

En hoe werden deze heersers ontmaskerd (ten toon gesteld als leugenaar) of ontwapend (hun leugens werd de kracht ontnomen)? Door de houding van Jezus tijdens zijn leven en aan het kruis. Hij ver­vloekte niet, maar integen­deel: Hij bad voor hen! “Va­der, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen”.

Jezus ging niet door de knieën voor hun uitdagingen en verleidingen: “Kom toch van dat kruis af, je noemt je toch de Zoon van God?”. En toen enkele dagen later Jezus opgestaan was en aan de eerste discipelen en apos­telen was verschenen, ja toen bleek dat Jezus een waarmaker van zijn woord was. Toen Petrus daar later in grote vrijmoedigheid te­genover de Raad van ge­tuigde (Hand. 4), was het enige wat de heren kon­den doen hem dreigen.

Deze overwinningen waren mogelijk omdat Jezus in de Waarheid stond, te weten het (geschreven) woord van God Johannes 17 vers 17 (Joh. 17:17). Willen wij strijden om te overwinnen, dan zullen wij eveneens kennis van dat Woord moe­ten hebben. Want wij kun­nen wel onze mond vol heb­ben over de leiding van de Heilige Geest, maar behoren ons wel te realiseren dat deze Heilige Geest stoelt op de woorden van de Vader en de Zoon. Johannes 14 vers 15 (Joh. 14:15) zegt: “Dit hen Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf, maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik gezegd heb” Johannes 14 vers 25 en 26 (Joh. 14:25-26).

Dit betekent dat elke gelo­vige alles wat hij hoort of leest, moet toetsen aan de ‘Waarheid’. Hebben wij de­ze kennis van het Woord, dan kan de Heilige Geest zijn werk in ons binnenste doen en kunnen wij – net zoals Jezus op basis van de liefde – de werken van satan ontmaskeren.

Dus het is niet alleen – wat de schrijver aannam – een groot geloof/vertrouwen met betrekking tot wat Jezus voor ons heeft gedaan aan het kruis, maar tevens de kracht en de moed om in al­le openheid te getuigen van de ‘Waarheid’.

De waarheid overwint

Het is altijd de Waarheid die overwint, al is de strijd vaak lang en hevig. Alleen op deze manier wordt u een strijder in Gods Koninkrijk, iemand die strijdt tegen (leugen)machten, verzinsels en bedenksels 2 Korinthe 11 vers 13 (2 Kor. 11:13). Jezus heeft satan overwon­nen! Nu u nog, doet u mee? Wees niet bang, de Heer zelf is uw schild. Satan kan dan nog wel rond gaan als een briesende leeuw, maar als we met zijn allen doen wat Jezus deed, dan heeft satan inderdaad nog maar zeer weinig tijd.

“Nu is verschenen het heil en de kracht en het ko­ningschap, van onze God en de macht van zijn Ge­zalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” Openbaring 12 vers 10 en 11 (Openb. 12:10-11).

 

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 5 –

De dag van de Heer komt naderbij

“En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang” Openbaring 8 vers 1 (Openb. 08:01). Met de opening van het zevende zegel vangt de eindtijd aan. Het is goed hier enkele punten vast te stellen, die ons bij de verdere bestudering tot tekens kunnen dienen. Alle profeten hebben geprofeteerd over deze tijd als ‘de dag des Heren’ of ‘die dag’ of ’te dien dage’. Het is een tijd van oordeel, van scheiding, van gericht, van duisternis voor de wereld en licht voor het volk van God. Jesaja 60 vers 2 (Jes. 60:02) zegt: “Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden” .

Maar deze duisternis zal niet blijven over de natiën. De dag des Heren zal eindigen als een geweldige triomf van het licht voor alle volken. Openbaring 21 vers 3 en 4 (Openb. 21:03-04) zegt dan ook: “En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen”. Ook de volken zullen uiteindelijk deel hebben aan de heerlijkheid Gods; ook over hen zal de Here opgaan. Daarom is de eindtijd ook een tijd van vreugde om het nieuwe dat komen gaat. ‘De dag des Heren’ is een tijd van oogst, van geboorte, van vernieuwing. Letterlijk vertaald moet het eigenlijk zijn ‘de Heerlijke-dag’ of ‘de dag van de Heer’.

De eindtijd is niet het einde, maar de voltooiing. Eindelijk zal de ganse schepping tot de sabbatsrust ingaan. Aan het einde van ‘de dag van de Heer’ zal de Zoon een volmaakt herstelde schepping aan de Vader overdragen. God zal dan zijn alles in allen 1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28). Dat is dus een vast punt wat we in ons denken vasthouden: het is niet een aflopende zaak – weg met alles – maar Hij, die op de troon gezeten is, zegt: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw”. Dat wil zeggen: Ik heel alle dingen en breng alles tot volheid. Deze woorden worden gesproken door Hem die gezegd heeft: “Ik ben de Alpha en de omega, het begin en het einde. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig” Openbaring 21 vers 5 en 6 (Openb. 21:05-06).

De dag van de gemeente

De dag des Heren is ook de dag van de gemeente. Jezus zelf spreekt over “de dag van de Zoon des Mensen” Lucas 17 vers 24 (Luc. 17:24) en in Johannes 8 vers 56 (Joh. 08:56) zegt Jezus: “Mijn dag”. Judas 1 vers 8 (Judas 01:08), Openbaring 6 vers 17 (Openb. 06:17) en Openbaring 16 vers 14 (Openb. 16:14) spreken over “de grote dag’. Paulus schrijft op verschillende plaatsen over de dag des Heren’. In 1 Thessalonicenzen 5 schrijft hij: “Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: Immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht” ,

Voor de gemeente van Jezus Christus komt dit echter niet als een dief in de nacht. Paulus schrijft dan ook verder in vers 4 en 5 (1 Thess. 05:04-05): “maar gij broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou; want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des daags” . Of wat Petrus Canisius vertaalt: “zonen ook van de dag”. Wij hebben deel aan de dag des Heren. Wij zijn ‘zonen’ van die dag. Het is de dag van Jezus Christus en allen die in Hem’ zijn door de verzegeling met de Heilige Geest Efeze 1 vers 13 (Ef. 01:13).

Dat is het tweede teken. De gemeente heeft deel aan de dag des Heren. Toen Jezus naar de hemel voer, was Hij daar de eerste en de enige, die de plaats op de troon in kon nemen. Hij was de Gezalfde, maar er was nog geen gemeente. Hij was de Koning, maar nog niet ‘der koningen’. Hij was de Heer, maar nog niet ‘der heren’. Maar nu is er een gemeente. Een schare die niemand tellen kan, symbolisch aangeduid met de 144.000 verzegelden. Niet meer alleen de Koning, maar nu ook onderdanen. “Een koninkrijk van koningen en priesters voor God” Openbaring 1 vers 8 (Openb. 01:08).

Geen afwerking van een schema

De eindtijd is niet het afwerken van een schema. Eeuwenlang is het boek Openbaring een gesloten boek geweest, evenals de profeten die geprofeteerd hebben over de eindtijd of ‘de dag des Heren’. Ook nu kunnen we nog niet alles exact verklaren en schematisch vastleggen. Dat is goed, want des te meer zullen we doen wat de Heer zegt namelijk: luisteren naar wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wij zullen de voortgang in ons innerlijk verstaan door de Heilige Geest.

Door de doop in de Heilige Geest heeft de gemeente altijd al veel verstaan van de profetieën uit het oude verbond. Al de profeten hebben gesproken over de voor de gemeente bestemde genade, zegt Petrus. Ze dienden de gemeenten en die verstaan het nu door de Heilige Geest, die van de hemel gezonden is

1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12) . Door deze Geest verstaan wij nu ook de woorden van Jezus zelf, als Hij zegt: “moest de Christus (en in Christus is altijd de gemeente begrepen) dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en al de Profeten en Hij legde hen uit, wat in al de schriften op Hem betrekking had” Lucas 24 vers 26 (Luc. 24:26). Hij zegt in Lucas 24 vers 25 (Luc. 24:25): “Alles wat de profeten gesproken hebben” . Men kan er niet zomaar hele stukken uitknippen en bestemmen voor het natuurlijke volk Israël. Heel veel wordt dit gedaan met de profeten Ezechiël en Daniël, maar geestelijke zaken kunnen ten enenmale niet vervuld worden aan natuurlijke mensen.

Het gehele Oude Testament, Mozes, de profeten en Schriften (zegt Jezus) hebben zich bezig gehouden met ‘de Christus’ en het heil voor de volkeren ‘door de Christus’.

Zo heeft de gemeente van Jezus Christus ook altijd de beschikking gehad over wat wij dan noemen ‘het boek Openbaring’, maar wat zo typerend begint met: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden” . En dan zegt de engel tegen Johannes: “Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij” Openbaring 22 vers 10 (Openb. 22:10) . Dit troostboek mocht niet verzegeld worden. Dat wil zeggen: het moet open blijven, toegankelijk, want het sprak en spreekt van troost, genade, hoop en blijde tijding voor de gemeente.

Maar nu het Lam in opdracht van de Vader Handelingen 1 vers 7 (Hand. 01:07) het laatste zegel opent, gaan bij ons ook de geestelijke ogen verder open en kunnen wij met Johannes zeggen: “Daarna zag ik, en zie!”. De gemeente zal een volk van zieners moeten zijn. Maar dan ooit te voren zal het volk van God “de Geest van wijsheid en van openbaring moeten hebben en verlichte ogen des harten” (wat Paulus ook bidt voor de Efeziërs in Efeze 1 vers 17 en 18 (Ef. 01:17-18), want de geestelijke wereld is in heftige beroering over ons. De psalmist zegt: “Waarom woeden de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde” Psalm 2 vers 1 en 2 (Ps. 002:001-002); zie ook Handelingen 4 vers 24 tot en met 31 (Hand. 04:24-31) .

Het derde vaste punt of teken is dus dat de gemeente door de Heer wordt ingelicht over de verdere ontwikkeling. “Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan de knechten, de profeten” Amos 3 vers 7 (Amos 03:07). Niets komt voor de gemeente als een dief in de nacht. De gemeente zal weten wat er gaat gebeuren en hoe het zal gebeuren. God werkt niet buiten Jezus Christus om en Jezus Christus werkt niet buiten zijn lichaam – de gemeente – om.

Weest heilig, want Ik ben heilig

Als de dag des Heren aanbreekt, beginnen de gerichten. Als de Bijbel dan spreekt bijvoorbeeld in Joël 1 vers 15 (Joël 01:15): “Wee die dag, want nabij is de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige” of 1 Korinthe 3 vers 13 (1 Kor. 03:13): “Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt” en nog vele van deze uitspraken, dan moeten wij dit gaan verstaan in de geestelijke werkelijkheid, zonder aan God iets ongerijmds toe te schrijven. Hiervoor hebben wij verlichte ogen des harten nodig. Meer dan ooit zullen wij de woorden van Jezus toepassen als Hij zegt: “Onze Vader die in de hemel zijt; Uw naam worde geheiligd” Matteüs 6 vers 9b (Matt. 06:09b) .

De Naam van God heiligen, dat wil zeggen geen ‘ duisternis aan Hem toeschrijven. God, de Vader van alle i leven is met Zijn hele wezen, met Zijn hele hart zo intens bij de schepping betrokken, dat Hij nooit iets ten kwade kan doen. Jezus Christus heeft ons de Vader doen kennen als een enkel goede God. Johannes zegt: “En dit is de verkondiging, die wij van Hem (Jezus Christus) gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geenduisternis” . Dat verandert niet zomaar in de eindtijd. De “Ik ben die Ik ben” uit Exodus 3 vers 14 (Ex. 03:14) is de eeuwige onveranderlijke goede God, die in de aanhef in Openbaring 1 vers 4 en Openbaring 1 vers 8 (Openb. 01:04 en Openb. 01:08 heel nadrukkelijk genoemd wordt als de God die , aan Jezus Christus deze openbaring voor zijn dienstknechten heeft gegeven. En deze openbaring is niet tot verderf, maar tot zaligheid Openbaring 1 vers 3 (Openb. 01:03). Daarmee is het karakter van het boek Openbaring en de bedoeling van God duidelijk omschreven.

“Zalig hij die voorleest en zij, die horen en bewaren”. In hoofdstuk 4, waar de vertegenwoordiging van de schepping hulde brengt aan God, wordt uitgeroepen – als een proclamatie in de hemel – : “Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt” zie ook Jesaja 6 vers 2 en 3 (Jes. 06:02-03). Dit moet als vierde teken ons in het goede spoor houden. “Onze God is een heilig God”. Dit is aan de heilige engelen en de boze geesten geproclameerd. Voor ons moet dit ook vaststaan, zoals het voor Jezus Christus vaststond. De ganse schepping zal het moeten weten en ze zullen het uit onze mond moeten vernemen: “Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt!”

De rechtvaardige rechter

God wil behouden en niet verderven. Daarom heeft Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven Johannes 3 vers 16 en 17 (Joh. 03:16-17). Jezus zegt in Johannes 12 vers 50 (Joh. 12:50): “En Ik weet, dat het gebod van Mijn Vader eeuwig leven is” . Dat verandert in de eindtijd niet in ‘hel en verdoemenis’, maar dit heilswoord van Jezus zal juist nu met grote kracht verkondigd worden door de gemeente.

Ook van Jezus Christus staat geschreven dat Hij onveranderlijk is: “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08). En Hij is door de Vader aangewezen als de Man, die ‘in die dag’ de aardbodem rechtvaardig zal oordelen Handelingen 17 vers 31a (Hand. 17:31a) . Hij zal een totale scheiding gaan maken tussen duisternis en licht en de maatstaf is ‘rechtvaardigheid’, wat ook de grondslag is van Zijn Koninkrijk Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06). In het Hebreeuwse taalgebruik zijn ‘richten’ en ‘helpen’ of ‘redden’ begrippen die parallel lopen. Het betekent de ‘redding’ of ‘verlossing’ van de vijanden. Daarom zegt Jesaja 35 vers 4 (Jes. 35:04): “Maar ’te dien dage’ – in de toekomst dus – “zal Hij komen en u verlossen”.

En Psalm 96 vers 10 (Ps. 096:010) zegt: “Hij zal de volken richten in rechtmatigheid”. Psalm 96 vers 11 tot en met 13 (Ps. 096:011-013): “Dan zal de hemel en de aarde zich verblijden en juichen en jubelen voor de Here, want Hij komt, want Hij komt om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid en de volken in Zijn trouw” . Eindelijk zal er iemand zijn die in gerechtigheid en trouw recht zal spreken. God heeft Hem aangewezen, “waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken” Handelingen 17 vers 31b (Hand. 17:31b) .

Het vijfde teken is dus: God en Jezus Christus zenden geen plagen, maar deze zijn inherent aan het tot volle rijpheid komen van Babel, de grote hoer, die als fundament heeft “het scharlaken rode beest, dat vol is met Godslasterlijke namen” , ‘ontheiliging’ dus Openbaring 17 vers 3 (Openb. 17:03) . Daarom zegt het Schriftwoord ook: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” Openbaring 18 vers 4; Jesaja 48 vers 20; Jesaja 52 vers 11; 2 Korinthe 6 vers 17 (Openb. 18:04; Jes. 48:20; Jes. 52:11; 2 Kor. 06:17).

God waakt over Zijn woord

Wij zullen niet alleen ‘kennis’ moeten hebben van de goedheid en de heiligheid van God, zoals door Jezus Christus en Zijn apostelen aan ons verkondigd, wij zullen dat niet alleen als maatstaf bij ons hebben, maar dat zal in ons moeten zijn, met ons zijn verweven. God heeft altijd het laatste woord en niet de duivel. Dat zal ons altijd weer moed en kracht g ven om door te gaan ook al spreekt alles tegen. Jezus zei ook verschillende malen tot Zijn discipelen: “Thans reeds zeg Ik het u, eer het geschiedt, opdat gij, wanneer het geschiedt, gelooft, dat Ik het ben” Johannes 13 vers 19; Johannes 14 vers 28; Johannes 16 vers 1 tot en met 4 (Joh. 13:19; Joh. 14:28; Joh. 16:01-04).

Zo spreekt het boek Openbaring en al de profetieën in het oude verbond – die in het boek Openbaring weer terugkomen – hoe alles zal geschieden. God kent de machten en krachten die in het rijk der duisternis werken. Niemand dan God zelf, de Heilige Geest en Jezus Christus, die overwonnen heeft, kennen dit. Het beeld dat Nebukadnezar ziet in een droom en de uitlegging daarvan door Daniël in Daniël 2, spreken hier duidelijk van (zie ook hoofdstuk 7 en 8) .

“En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt” Johannes 14 vers 29 (Joh. 14:29). God weet hoe het bolwerk Babel geslecht moet worden. Toen er nog geen volk Gods in de hemel was, was alles nog verzegeld Jesaja 29 vers 11; Daniel 8 vers 26; Daniel 12 vers 4 (Jes. 29:11; Dan. 08:26 en Dan. 12:04). Maar nu, in de eindtijd, als het zevende zegel geopend is door het Lam, dan zijn alle zegels geopend en “de verzegelden gaan het verstaan” Openbaring 9 vers 3; Daniel 12 vers 10 (Openb. 09:03; Dan. 12:10) en zij zullen het beschreven vonnis voltrekken (Ps. 149:9). God waakt over Zijn schepping en over Zijn Woord. Ten tijde van het zesde zegel zien wij in Openbaring 7 vers 1 (Openb. 07:01) de vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde, die de vier winden (geesten) der aarde vasthielden zodat er geen schade toegebracht zou kunnen worden aan de schepping. Dit zijn de vier grootmachten der duisternis met hun heerlegers Daniel 7 vers 1 en 2 (Dan. 07:02-07).

Maar God zelf bepaalt: Eerst moeten mijn dienstknechten aan hun voorhoofd verzegeld zijn. Eerst moet er een leger Gods zijn, die deze machten en krachten kan overwinnen tot hun ondergang. Jesaja 53 vers 19 Statenvertaling (Jes. 53:19) zegt: “Als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest des Heren de banier tegen hem oprichten” . Een teken, een herkenningsteken, een veldteken van de vorst is dat. De Geest des Heren richt de banier op. Dat wil zeggen: een volk tot de strijd toegerust, treedt de vijand tegemoet. En dit teken aan of in de hemel is de gemeente van Jezus Christus Matteüs 24 vers 30 (Matt. 24:30) .            (wordt vervolgd).