Selecteer een pagina

Levend Geloof – 228

Levend geloof 1982.07-08 nr. 228

Bij God is niets onmogelijk door Gert Jan Doornink

De kracht van het woord

Het Woord van God is vol leven en kracht! Hebreeën 4 vers 13 (Heb. 04:13) zegt dat het woord Gods levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard is en dat het door dringt, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en dat het overleggingen en gedachten des harten schift. In Jeremia 23 vers 29 (Jer. 23:29) staat dat Gods Woord is als een vuur, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt. De engel Gabriël zei bij de geboorteaankondiging van Jezus tot Maria dat geen woord, dat van God komt krachteloos zal we­zen .

Dat geldt zeker ook ten aanzien van de woorden die Jezus, de Zoon van God, sprak, toen Hij op aarde was. Wel wees Jezus er met nadruk op dat Zijn woorden levend gemaakt worden door de Geest. In Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63) lezen wij bijvoorbeeld dat Jezus zei: “De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven”. Daarom kunnen wij Gods Woord ook alleen maar verstaan in het licht van de Heilige Geest, dat wi1 zeg­gen: de Geest wil ons kennis en inzicht geven opdat we Gods Woord o^ de juiste wijze gaan in­terpreteren. Juist in deze eindtijd is dit van het allergrootste belang, omdat ook satan graag gebruik maakt van Gods Woord. Talrijke dwaal­leringen baseren zich op allerlei Bijbelteksten, maar missen het inzicht van de Heilige Geest. Paulus schreef reeds aan de gemeente te Korinthe: “De letter doodt, maar de Geest maakt levend” 2 Korinthe 3 vers 6 (2 Kor. 03:06).

Ook is het erg belangrijk Gods Woord steeds in zijn verband te lezen. Jezus zelf bijvoorbeeld deed niet zomaar allerlei uitspraken in het wil­de weg, maar ze waren in de eerste plaats be­stemd voor de persoon of de personen tegen wie ze gericht waren. Vaak herkennen wij ons dan weer in die personen en weten ons aangesproken. Of we denken dat ze niet voor ons bestemd zijn, maar dan kunnen we ons ook wel eens sterk vergissen!

Jezus en de rijke jongeman

Een bekend voorbeeld daarvan vinden we bij de geschiedenis van de hooggeplaatste en rijke jon­geman die bij Jezus kwam met de vraag: “Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Lucas 18 vers 18 (Luc. 18:18). Deze man had een voorbeeldig en godsdiens­tig leven, maar hem ontbrak één ding, waarop Jezus hem attendeerde: Hij moest alles wat hij bezat verkopen en het verdelen onder de armen. Dan zou hij een schat hebben in de hemelen en kon hij Jezus volgen. Maar hoe reageert hij? Hij werd bedroefd, want hij was zeer rijk, zegt Lucas 18 vers 23 (Luc. 18:23). Als Jezus dan zegt hoe moei­lijk het is voor hen die geld hebben, het Ko­ninkrijk Gods binnen te gaan, wordt aan Hem de vraag gesteld: “Maar wie kan dan behouden wor­den?” Dan is het antwoord van Jezus: “Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God” Lucas 18 vers 27 (Luc.18:27). Nu zouden wij geneigd zijn om te denken dat deze uitspraak van Jezus alleen maar bestemd is voor een klein aantal mensen: de zeer rijken, en daar zijn er niet zo veel van. Maar we kunnen ook rijk zijn, terwijl we maar een gewoon salaris verdienen. Dat is als we niet ons gehele leven geven aan Jezus. Als we bepaalde terreinen van ons leven voor onszelf houden. En dat ‘voor ons zelf houden’ houdt dan in, dat we ons niet in alles laten leiden door Gods Geest, maar verkeer­de geesten de kans geven te infiltreren. Of als we bijvoorbeeld weigeren gebondenheden af te leggen. Als Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12) zegt dat we de werken der duisternis af moeten leggen en de wapenen des lichts aan moeten doen, kunnen wij niet zomaar zeggen: daar heb ik niets mee te ma­ken, maar zullen we ons af moeten vragen of wij ook in dit opzicht gehoorzaam zijn. De rijke jongeman kon het Koninkrijk Gods niet beërven omdat hij geen afstand kon doen van zijn rijk­dommen, maar Paulus schrijft aan de Galaten dat zij die de ‘werken van het vlees’ bedrijven het Koninkrijk Gods ook niet zullen beërven Galaten 5 vers 21 (Gal. 05:21).

De machteloze mens – De almachtige God?

Wie de uitspraak van Jezus: “Wat bij mensen on­mogelijk is, is mogelijk bij God”, oppervlakkig leest, komt er gemakkelijk toe een tegenstelling op te roepen: de machteloze mens tegenover de almachtige God. Bij de mensen is niets mogelijk, maar bij God is alles mogelijk, dus…. we moe­ten maar afwachten wat God doet. Dit fatalisti­sche geloof, deze verkeerd afwachtende houding, is een wapen waar satan graag gebruik van maakt om ons van God en Zijn gemeenschap af te houden. De werkelijkheid, die uit deze uitspraak Van Jezus naar voren komt, is juist gelegen in het feit dat Jezus ons op wil wekken te vertrouwen in God!

Wat is namelijk de sleutel tot het verstaan van dit woord? Geloof! Bij God is immers niets onmogelijk, want: “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft!” Markus 9 vers 23 (Mark. 09:23). Bij God zijn alle dingen mogelijk…. maar hij vraagt van ons geloof! Geloof in God brengt ons binnen het be­reik van Gods mogelijkheden en deze zijn onbe­perkt. Zonder geloof is het trouwens onmogelijk God welgevallig te zijn Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft, maar met ‘alle dingen’ wordt niet bedoeld dat we maar af moeten wachten wat God gaat doen: ons het goede of het slechte geven, zoiets als van: ‘het kan vriezen en het kan dooien’. Helaas zijn er nog vele kinderen Gods die deze mening zijn toegedaan. God zend ons echter geen onheil toe. Hij is een goede God, één en al liefde! Dat heeft Hij bewezen door het zenden van het aller­liefste wat Hij bezat: Zijn eniggeboren Zoon. En Paulus zegt: “Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overge­geven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32).

Wel vraagt de Heer van ons dat wij in Zijn ge­meenschap leven. Zolang de mens zijn begeerten laat ‘bevruchten’ door de vorst der duisternis, in plaats van in de kracht van de Heilige Geest weerstand te bieden aan satans verzoekingen, zal hij de goedheid van God niet of niet ten volle ervaren. Maar wie de weg van geloof gaat, zal het met Paulus kunnen zeggen en beleven: “Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft” Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13).

Het perspectief voor de eindtijdgemeente

De woorden van Jezus: “wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God”, zijn niet alleen voor ons persoonlijk geloofsleven van grote beteke­nis, maar ook als perspectief voor de eindtijd- gemeente. Het vooruitzicht van de eindtijd- gemeente is de openbaring van de heerlijkheid Gods…. Maar soms lijkt het wel of de openba­ring daarvan verder verwijderd is dan ooit. ‘onmogelijk’ is het wapen dat satan ons telkens weer voorhoudt en hij probeert ons te laten zien op die dingen waarin hij succes heeft behaald. Zij successen en onze nederlagen mogen echter nooit maatstaf gevend zijn boven datgene wat God beloofd heeft en ten uitvoer gaat brengen! Gods werk gaat door! ‘God is getrouw, Zijn plannen falen niet’. Hij vraagt daarbij van ons vertrou­wen en toewijding en heeft er een welbehagen in als wij de weg van geloof en gehoorzaamheid be­wandelen .

De ‘volmaakte gemeente’ komt er! Daarvan kunnen we zeker zijn, want God wil Zich een gemeente voor zich plaatsen die zal zijn: Stralend, zonder vlek en rimpel, zodat zij heilige is en onbesmet. Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27).

Zo’n gemeente is er nog nooit geweest. Laten we dit vooral niet vergeten. En laten we niet door ongeloof denken dat deze gemeente niet tot stand zal komen. Als we in Handelingen lezen over de eerste gemeente zeggen we: wat een tijd! wat een volmacht! wat een heerlijkheid Gods kwam er toen tot openbaring! Maar de heerlijkheid van de laatste gemeente zal groter zijn dab die van de eerste!

Halleluja! Wat een uitzicht! Geen enkel ding is bij God onmogelijk en omdat Hij ons er volledig bij wil betrekken mogen wij het zeker weten dat alle dingen die bij Hem mogelijk zijn ook bij ons mogelijk zijn!

Heeft u er wel eens over nagedacht waarom Hij ons volledig wil betrekken bij de uitvoering van Zijn plan dat het herstel van de gehele schep­ping omvat? Omdat we geschapen zijn naar Zijn beeld! Wij zijn van Zijn geslacht! Niet de satan heeft daarom recht op ons leven, maar alleen Jezus Christus. En wie in Zijn gemeenschap leeft overwint iedere negatieve gedachte, iedere vrees en twijfel, kan op de juiste wijze weer­stand bieden als de vijand aanvalt en is met Christus overwinnaar. Bij de mensen (zonder Christus) is niets mogelijk, maar bij God (en de mensen die in Zijn gemeenschap leven) is alles mogelijk! Aan welke kant wilt u staan?

 

God wil alles in allen door H. J. Scholten

opdat God zij alles in allen” 1 Korinthe 15 vers 20 (1 Kor. 15:20).

Van bovenstaande Bijbelse uitspraak zouden we kunnen zeggen: de scherpste geesten gevoed door de Heilige Geest en de genade van Jezus Christus, zijn nagenoeg nog niet in staat om in deze waarheid door te dringen. Als we zo in deze wereld rondblikken en af en toe een willekeurige krant opslaan, zouden we geneigd zijn om te verzuchten: Zou het ooit waar zijn, dat God zal zijn alles in allen? Het lijkt wel omgekeerd, alsof de dui­vel alles in allen is.

Toch zal eenmaal het ‘God alles in allen’ een voldon­gen feit zijn, alhoewel wij vaak nog moeite hebben van dag tot dag met deze Bijbelse waarheid te leven. Het lijkt nog zo eindeloos ver weg. Het gaat dan ook uit boven het hele gebied dat wij bijbels kunnen overzien en zelfs op de laatste bladzijden van de Bijbel bemerken wij, dat ‘God alles in allen’ nog niet bereikt is, want dan is het genezingsproces der volkeren nog in volle gang. De volmaakte eindopenbaring is dan nog niet bereikt

Gemeenschap met Jezus leert ons Gods gedachten kennen

Johannes op het eiland Patmos mocht met zijn geest diep doordringen in vele geheimen van het Koninkrijk van God. Dat bracht mee dat hij ook vele verschrikke­lijke dingen aanschouwde, maar eveneens werd hij er­van doordrongen: eind goed, al goed! Daarom vinden wij bij hem een sterk verlangen naar de komst van Jezus en roept hij uit: “Amen, kom, Here Jezus!”

Vele gezichten, waarvan Johannes ons mededeling doet, behandelen de grote strijd, die moet leiden tot de on­derwerping van de ganse schepping aan de Zoon van God. De apostel Paulus schrijft iets heel moois in Romeinen 1 vers 4 (Rom. 01:04): “….naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here”.

Van deze kracht schrijft de apostel in zijn brief aan de Filippenzen: “….naar de kracht, waarmede Hij ook al­le dingen aan Zich kan on­derwerpen”. Het is een ge­volg van de opstandings- kracht die Jezus terugbracht uit de doden en het is van uiterst groot belang te geloven in de opstanding der doden. Het is geen wonder als de apostelen na de op­standing van Jezus uit de doden hier zeer krachtig van gaan getuigen. In Hande­lingen 4 vers 33 (Hand. 04:33) lezen wij: “En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote gena­de over hen allen”. Neen, met de dood is het niet af­gelopen, dan begint ‘het nieuwe leven’ pas.

Jezus is de richtende en herstellende Zoon van God. Hij voert alle gedachten van Zijn hemelse Vader uit en daarom is het zo belangrijk te denken wat Jezus denkt.

Wat denkt Jezus nu? Zijn ge­dachten zijn van eeuwigheid en ze zijn allen vervat in de Heilige Schrift. Alleen door gemeenschap met de Zoon Jezus Christus raken we steeds meer bekend met de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Zij, die me­nen dat dit langs de weg van het rationele denken te bereiken is, vergissen zich zeer en we krijgen er steeds meer mee te maken. Het mag alles prachtig lij­ken maar het is slechts surrogaat. Is het niet iets om diep over na te denken als er geschreven staat: “….en toch waren Zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed”? Hebreeën 4 vers 3 en 4 (Heb. 04:03-04).

Gods gedachten worden geestelijke realiteiten

Dat wil zeggen dat God al­les onaantastbaar vast in Zijn gedachten heeft en dat Zijn Zoon Jezus al deze ge­dachten met de precisie van een kostbaar uurwerk ten uitvoer brengt. Het wil zeggen, dat God voortdurend alles al in een eindtoe­stand ziet en die is vol­maakt. Zo ziet Hij ook ons, Zijn kinderen. Hij ziet ons als een eindproduct van Zijn grote liefde en daarin is Zijn verlustiging. Gods werk komt klaar. Door de Geest die wij ontvangen hebben, mogen wij ons ook reeds ver­lustigen in de gedachten Gods, daar deze gedachten allen gebracht worden tot geestelijke realiteiten. Daarom moeten wij geld afwe­gen voor wat werkelijk brood is en de raad wordt ons ge­geven: “Hoort aandachtig naar Mij, opdat gij het goe­de eet en uw ziel zich in overvloed verlustige” Jesaja 55 vers 2 (Jes. 55:02). God wil ook dat wij ons zullen verlustigen in al wat Hij gedaan heeft, nog doet en zal doen.

Er is zo’n veelheid aan God­delijke gedachten van eeu­wigheid af, dat, als we graag zouden willen weten wat Jezus nu denkt, terwijl Hij op de troon des Vaders is, wij ons nog meer in de Bijbel moeten gaan verdie­pen. We zullen dan ervaren dat God alleen daarin alle hemelse wijsheid verborgen heeft. Als er staat geschre­ven dat het huis Gods is ge­bouwd op het fundament van apostelen en profeten, wil dit niet zeggen dat deze slechts de eerste beginselen van de uitspraken Gods lie­ten horen en dat de diepere dingen van het Koninkrijk Gods aan ons door de Geest geopenbaard zullen worden, buiten de Bijbel om. Zoiets zet de deur naar dwalingen wagenwijd open en het mag ons niet gaan als de Mormo­nen, die naast de Bijbel nog het ‘Boek van Mormon’ hebben en het boek ‘De Parel van grote waarde’.

De gedachten die Jezus, als de Uitvoerder van het grote plan van God nü heeft, zul­len we allen moeten opdiepen uit de Bijbel zoals wij deze nu bezitten. Alleen al als we de profeet Ezechiël lezen of de brief aan de Hebreeën worden we reeds geconfron­teerd met zaken die de eers­te fundamentele uitspraken Gods ver te boven gaan.

De weg naar het einddoel is een lange weg

We hebben dus gezien dat het eind van alle Godsopenbaring zal zijn: God alles in al­len! Dat is het grote eind­doel en het is een lange, lange weg. Dan zal de dood, als laatste vijand, volko­men teniet gedaan zijn door Jezus Christus, de Vorst des Levens. Elk spoor van de dood zal verslonden worden in Zijn overwinning. Halle­luja!

Uit 1 Korinthiërs 15 weten wij, dat tenslotte de Zoon zelf zich aan de Vader on­derwerpen zal, en daarmede is dan bereikt wat zich van eeuwigheid af bevond in de gedachten des Vaders en door Zijn Zoon op volmaakte wijze werd uitgevoerd. We hebben reeds gesteld dat het een zeer lange weg is om tot dit voorgestelde doel te ko­men en dat alles ook door veel lijden heen tot stand komt. Ook veel schuldeloos en onbegrepen lijden marke­ren deze heilsweg, maar al­les moet dienen tot verheer­lijking van God.

Daarom moeten we niet onver­standig en traag van hart zijn. Eenmaal zei Jezus tot de Emmaüsgangers: “O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten ge­sproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan?” Lucas 24 vers 25 (Luc. 24:25).

Gods geheimen leren kennen gaat niet buiten lijden om

We zien dat ook een Job door lijden heen moest komen tot een grotere kennis van de Godsopenbaring. Dan roept hij uit: “Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen Uwer plannen wordt verij­deld” Job 42 vers 2 (Job 42:02) .

Wie het geheim van het lij­den niet verstaat zal nooit door kunnen dringen in de diepste geheimenissen van het Koninkrijk Gods. Er is een lied waarvan enkele regels luiden: Wie zal ‘ t ge­heim verstaan, dat Gij, Mijn God, Uw leven gaaft voor mij?

In Jesaja 53 wordt van Jezus geschreven: “Om Zijn moeite­vol lijden zal Hij het zien tot verzadiging toe”.

De dienstknecht Paulus was diep doorgedrongen in Gods geheimenissen, maar er staat dan ook van hem geschreven: “Want Ik zal hem tonen, hoe­veel hij lijden moet ter wille van Mijn Naam”.

Aan de Filippenzen schrijft deze Paulus iets opmerke­lijks : “Want aan u is de genade verleend, voor Chris­tus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij hoort” Filippenzen 1 vers 29 en 30 (Filip. 01:29-30).

Door lijden heen worden Gods eeuwige raadsbesluiten uit­gevoerd en het is de satan, Gods tegenstander, die al­tijd tracht deze raadsbe­sluiten te verduisteren of te omsluieren zodat ze niet begrepen worden en de mensen er een eigendunkelijke godsdienst of eigenmachtige uitleggingen voor in de plaats stellen, die veelal bevredigend zijn voor het vleselijke denken.

Ten alle tijde moeten we be­denken dat God liefde is en dat alles dienstbaar moet zijn aan deze liefde. In de­ze grote liefde komt God klaar met al Zijn vijanden en haters. Eens zal alle knie zich buigen en elke tong zal belijden: Jezus is Heer!

Gods daadwerkelijke liefde is onaantastbaar voor satan

De Bijbel leert ons uitdruk­kelijk dat God goed en vol liefde is, en daarom zal al het kwade eenmaal door het goede overwonnen zijn. Er staat ook geschreven: “De liefde rekent het kwade niet toe” 1 Korinthe 13 vers 5 (1 Kor. 13:05). Deze uit­spraak zien wij bevestigd als Jezus aan het kruis ge­nageld wordt en dan bidt: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” Lucas 23 vers 24 (Luc. 23:24). Dit gebod houdt in dat Jezus zijn vij­anden vergaf en dat doet ook de hemelse Vader, want de Vader en de Zoon zijn één.

Deze liefde nu is het die garant staat voor de Bijbelse uitspraak: God alles in allen! We behoeven er nooit aan te twijfelen: hoe alles om ons heen ook het tegen­deel schijnt te bewijzen.

De daadwerkelijke liefde van God ondervindt een ver­schrikkelijke tegenstand van de duivel en zijn demonische engelen. En toch wordt God nooit of te nimmer verrast of in verlegenheid gebracht door de aanvallen van de vijand. God is de rust zelf en Hij is onaantastbaar in zijn heiligheid en recht­vaardigheid. In Hem is geen zweem van ommekeer of veran­dering en daarom worden zijn raadsbesluiten in de meest volmaakte rust en zekerheid uitgevoerd. In het Konink­rijk Gods is geen plaats voor paniektoestanden.

De profeet Jesaja mocht in de geest ook al veel zien. In hoofdstuk 25 vers 1 schrijft hij: “O Here, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen, uw naam loven, want Gij hebt wonderen ge­daan, raadsbesluiten uit een ver verleden, in waarheid en trouw volvoerd”.

Jesaja mocht het heil voor de volken in de geest aan­schouwen. Hij ziet hoe de sluier vernietigd wordt, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn Jesaja 25 vers 7 (Jes. 25:07).

Gods raadsbesluiten zullen eenmaal aan een ieder bekend zijn en alles zal eindigen in ‘God alles in allen’.

Van de kinderen Gods staat geschreven dat ze naar Zijn raadsbesluit voortgebracht zijn door het woord der waarheid om in zekere zin eerstelingen te zijn onder Zijn schepselen Jakobus 1 vers 18 (Jak. 01:18). Een andere vertaling spreekt over de ‘keur van zijn schepselen’. Dat wil zeggen: de toekomstige zo­nen Gods vormen een keuze uit het beste. Het is een keurkorps, een uitgelezen troep. Dit keurkorps zal eenmaal ingezet worden voor een zeer verheven taak, op­dat God in Zijn onmetelijke wijsheid tot het voorge­stelde doel kan komen: God alles in allen.

Golgotha is het begin van de weg naar het einddoel

Daarom wordt door God al­lereerst volle aandacht ge­schonken aan dit keurkorps, deze eerstelingen. Het is het lichaam van Christus.

Deze zonen ondergaan een strenge, maar zeer recht­vaardige training, en de heilige vuurgloed van een liefdevolle God zorgt er­voor dat al het ongoddelij­ke, wat zich nog temidden van dit keurkorps mocht be­vinden, verteerd wordt.

Vele lange jaren en eeuwen zijn nodig om te komen tot een ongerepte en onbezoe­delde gemeente van Chris­tus , maar de liefde van de Vader èn de Zoon staat er garant voor dat dit zal ge­beuren. Een gemeente die doorgloeid is van het hei­lige liefdesvuur van God. Een gemeente die alles overwint, omdat ze zelf overwonnen is door de eeuwi­ge liefde van een goede God.

Het begin van de weg die zal eindigen in het ‘God alles in allen’, begint op Golgotha. Daar kunnen we Hem ont­moeten, die om ons moest neerdalen naar de lagere, aardse gewesten, teneinde de weg naar omhoog te kunnen openen, en nadat Hij dit ge­daan had, weer is opgestegen ver boven alle hemelen om nu alles tot volheid te bren­gen Efeze 4 vers 10 (Ef. 04:10).

Alle gedachten Gods werden geboren uit liefde, ook het plan van God: het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld. Luther schrijft: het Lam, dat geslacht is, van het be­gin der wereld af.

Het kruis van Golgotha staat in het brandpunt van alle Goddelijke liefde. Het ge­slachte Lam bewerkt dat er een nieuwe mens komt, ver­zoend met God. Door het bloed des kruises. Jezus is de Allereerste. Paulus schrijft in 1 Korinthiërs 15 vers 23 en 24 (1 Kor. 15:23-24): “Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het Koningschap aan God de Va­der overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft”.

Voor de wereld en de onge­lovige mensen zijn dit ver­borgen zaken, maar ze zijn aan ons geopenbaard door de Heilige Geest.

We willen besluiten met de bijzonder rijke woorden van de apostel Paulus aan de gemeente der Kolossenzen: “Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Want het heeft de ganse volheid be­haagd in Hem woning te ma­ken, en door Hem, vrede ge­maakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is” Kolossenzen 1 vers 20 (Kol. 01:20).

God is liefde, o eng’lenstem, mensentong, verheerlijkt Hem!

 

 

Van de redactie door de redactie

Voorrechten en verplichtingen

We vinden het iedere keer weer een voorrecht een blad als “Levend Geloof” te mogen uitgeven. Want is het geen voorrecht de kostbare boodschap van het Koninkrijk Gods bekend te maken? Is het geen voorrecht anderen deelgenoot te maken van de geestelijke rijkdommen van Gods Woord? En is het geen groot voorrecht te bemerken hoe vele lezers en lezeressen geestelijk groeien door alles wat wij publiceren?

Maar…. we zijn er ons ook van bewust dat deze voorrechten, en vele andere, verplichtingen met zich meebrengen. De verplichting bijvoorbeeld om de boodschap op zo duidelijk mogelijke wijze on­der woorden te brengen. Eén van onze doelstel­lingen is daarom ook de volle boodschap door te geven in een voor iedereen begrijpelijke taal. Een andere verplichting, waarvan wij ons bewust zijn, is het feit dat we de boodschap compromis­loos behoren te brengen, We zouden ontrouw en ongehoorzaam zijn als wij water in de wijn zouden doen. Maar ook zijn we op onze hoede dat we niet extreem of fanatiek worden. Het één zowel als het ander berokkent schade aan de zaak van Gods Koninkrijk. We schrijven daarom over de vele aspecten van de ‘volle weg met Jezus’, maar weten dat dit alleen Gode welgevallig is en praktische uitwerking heeft, als we blijven in de gezind­heid van Christus.

We zien het ook als een verplichting er voor te zorgen dat het blad er zo goed mogelijk uitziet. Doordat wij het opmaken, drukken, verzenden, etc. zelf verzorgen, werkt dit uiteraard kostenbespa­rend, maar wil het werk ook financieel gezond kunnen functioneren, dan zijn giften beslist noodzakelijk. In dit verband doen wij een beroep op iedereen die ons blad met instemming leest, om – zo mogelijk regelmatig – een extra bijdrage voor het “Levend Geloof” werk over te maken. We zijn dankbaar voor de verschillende giften die in de afgelopen tijd binnenkwamen, waaronder ook van enkele gemeenten.

Wat dit laatste betreft: we zijn een sterk voor­stander van gezonde gemeentevorming. De bood­schap van het Koninkrijk Gods kan alleen ten vol­le zijn uitwerking hebben in Gods kinderen, als deze functioneren in gemeenten waarin deze bood schap een centrale plaats heeft ingenomen. Als onafhankelijk volle evangelie blad willen we daarom ook volledig dienstbaar zijn aan de ge- meenten. En willen wij niet alleen de individuele gelovigen maar ook de gemeenten stimuleren pal e staan voor de boodschap van het volle evangelie. Steeds opnieuw zullen we ‘kleur moeten bekennen . Dat wil zeggen dat we ons niet laten meesleuren door allerlei wind van leer, maar deze ontmas­keren en weerstaan en de gezonde leer meer en meer praktisch gaan beleven. Een geweldige op­dracht waarbij we als maandblad “Levend Geloof graag behulpzaam willen zijn.

 

Met de stroom mee, of tegen de stroom in door Jan Noë

 

“Levende vissen zwemmen tegen de stroom in, alleen de dode drijven mee”.

Mij werd tegen kersttijd, enige jaren geleden, door een zuster gevraagd of ik mee wilde gaan naar Parijs, om te bidden voor een ken­nis van haar, die ernstig ziek was en in een coma lag. De patiënt lag in een heel oud ziekenhuis en je voelde de duistere machten om je heen. We hebben voor hem gebeden en hem de han­den opgelegd. Helaas is hij kort na onze terugkeer in Holland overleden.

We logeerden in het huis van de zieke en een huis­houdster was onze gastvrouw. In een van de kamers van het huis hing bovenge­noemde tekst en de woorden daarvan troffen mij ten zeerste. De huishoudster, die mijn belangstelling voor de tekst wel zag (we hebben naar ik meen hier­over nog gesproken), heeft mij later deze tekst doen toekomen, waar ik natuur­lijk zeer dankbaar voor was.

Broeders en zusters, hoe waar zijn deze woorden. Bij hoeveel kinderen Gods ontbreekt de kracht en de moed om de strijd aan te binden tegen de duivel en zijn trawanten en daarin te volharden als deze tot de aanval zijn overgegaan door middel van ziekten of door allerlei omstandig­heden. Wat is daar nu de  oorzaak van?

– Gebrek aan geloof en daardoor:

– Het niet wagen om in volkomen overgave te handelen in vertrouwen dat God Zijn Woord en beloften gestand zal doen.

– Het zich niet eigen kun­nen maken dat Jezus over al de machten der duis­ternis heeft gezege­vierd voor ons Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15) en dat wij, als wij in Christus zijn, met en door Hem meer dan overwinnaar zijn en met Paulus kunnen zeggen: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij” Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20).

Ik zal nu eens enige belang­rijke teksten uit het oude- en het nieuwe testament aan­halen ter waarschuwing en bemoediging.

Waarschuwingen

Spreuken 24 vers 10 (Spr. 24:10): “Toont gij u slap ten dage van benauwdheid, dan komt uw kracht in het nauw”.

Job 3 vers 25 (Job. 03:25): “Want, waarvoor ik vrees, dat overvalt Mij en wat ik dacht, dat treft mij”.

Bemoedigingen

Daniël 11 vers 32 (Dan. 11:32): “Maar het volk, dat zijn God kent’ zal sterk zijn en daden doen”.

2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09): “Want des Heren ogen gaan over de ganse aarde, om krachtig bij te staan, hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”.

Psalm 103 vers 20 (Ps. 103:020): “Looft de Here, gij, zijn engelen, gij krachtige helden, die Zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van Zijn woord”.

Lees vooral ook Jozua 1 vers 1 tot en met 9 (Joz. 01:01-09).

In Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63)zegt Jezus: “De Geest is het die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden die Ik tot u gesproken heb zijn Geest en leven”.

Johannes 16 vers 23 (Joh. 16:23): “In de wereld lijdt gij verdrukking, houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen”.

Broeders en zusters, als ware kinderen Gods zullen wij door zware beproevingen (verdrukkingen) heengaan en hoe dichter bij de Heer, hoe zwaarder deze worden. Het is Gods wil dat wij staan als een rots in de branding, als ware getuigen en medearbeiders van Chris­tus. Als een jongeman opge­roepen wordt voor militaire dienst moet hij een zware training ondergaan om een goed soldaat te worden. Zo is het ook met ons. Als wij goede getuigen van Christus willen zijn, dus bestand tegen alle aanvallen van de machten der duisternis, moeten wij geestelijk ge­traind worden, door beproe­vingen, loutering en tuch­tiging, tot wij het niveau bereiken waar God ons heb­ben wil: het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig.

Petrus zegt in zijn eerste brief, 1 Petrus 4 vers 12 (1 Petr. 04:12): “Geliefden, laat de vuur­gloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame”. En in 1 Petrus 1 vers 6 tot en met 8 (1 Petr. 01:06-08) zegt hij: “Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, in­dien het moet zijn, voor korte tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan ver­gankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Chris­tus” .

Lees ook Jacobus 1 en voor­al ook Efeziërs 6 vers 10 tot en met 20 (Ef. 06:10-20): de geeste­lijke wapenrusting, die we hard nodig hebben in de strijd tegen satan en zijn trawanten. Ik wil uw aan­dacht vooral daarom vesti­gen op het volgende:

– Onze strijd is geestelijk, in de hemelse gewesten en wij over­winnen slechts door de kracht van de Heilige Geest.

– Paulus spreekt over worstelen (dat kost dus inspanning) en standhouden

– We hebben het schild des geloofs nodig om de brandende pijlen van satan te doven!

4 – En het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods! “Geen woord dat van God komt, zal krachteloos wezen” Lucas 1 vers 37 (Luc. 01:37).

In Lucas 10 vers 19 (Luc. 10:19) zegt Jezus: “Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand en niets zal u enig kwaad doen”.

Bemoedigend zegt Paulus in 1 Korinthiërs 10 vers 13 (1 Kor. 10:13): “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan, en God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij er tegen bestand zijt”.

Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13): “Ik vermag alle dingen in Hem (Christus) die mij kracht geeft”. Halleluja

Dat is het dan, broeders en zusters.

Behoren we nu tot de vissen die tegen de stroom inzwemmen, Dus die geloven in en dus ook handelen overeenkomstig Gods woord, of behoren we tot de dode vissen, die met de stroom meedrijven.. .. ?

God zegene u!

 

 

 

Reacties van lezers Door de redactie

 

Naar het volle licht

Zuster E. L. L.-Z, te Enkhuizen zond ons enkele proefadressen. Deze 75 ja­rige zuster is vanuit de Gereformeerde kerk via het Leger des Heils in het vol­le evangelie terechtgekomen (Pinkstergemeente Enkhuizen). In een begeleidend schrijven vertelt zij over haar leven dat vaak erg moeilijk is geweest, maar de Heer liet haar niet in de steek. Zij schrijft o.a.: “Hij is het die mij in nood en dood bijstond in het Jappenkamp met zes kin­deren en nooit heeft Hij mij begeven nog verlaten. (Zuster L. verbleef drie en half jaar in het concentra­tiekamp. Eén van haar kinde­ren is daar overleden -red.) Door de jaren heen heeft de Heer mij gelouterd en veel genade betoond. Wat een liefde en geduld heeft Jezus met Zijn kinderen en toch, in Hem ben ik overwinnaar. Vanmorgen in de vroegte heb ik reeds ervaren hoe groot de Heer is, en andermaal mocht ik weten: Jezus laat nooit alleen, die op Zijn hulpe bouwt. Hij zal het ma­ken, want nu ik weduwe ben, komt er tijd en stilte vrij om in de binnenkamer te vertoeven .

Ik heb vaak krampachtig vast moeten houden het wei­nige wat ik bezat, en ook geen licht had hoe ik moest gaan, maar een koor zegt: ‘Was dat naamloos bitter lijden voor mij, onwaardig en snood; ’k Wil mijn leven Heer U wijden, trouw tot in de dood’.

Met deze woorden verbond ik mij aan de Heer in dienst van het Leger des Heils, dat was in 1930.

Meer dan dertig jaar was ik daar tot de Heer mij uit­leidde. Op ’Beukenstein’ hoorde ik namelijk van de verlossing en bevrijding door de leiding van de Heilige Geest. Dat tracht ik vast te houden. Eén ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Filippenzen 3 vers 14 (Filip. 03:14)”.

Opbouwend

Broeder A. B, v. d. B, te Gorinchem schrijft: “Gaarne zouden wij ons willen abon­neren op “Levend Geloof”. We hebben een proefabonne­ment gehad en vinden uw blad-erg opbouwend”.

TE OVERDREVEN?

Zuster J. d. H. te Roden schrijft: “Hierbij deel ik u mee het blad “Levend Ge­loof” toch liever niet lan­ger te willen ontvangen. Het is mij te overdreven”.

Een heerlijk blad

Zuster E. K. te Hoogezand schrijft: “Ik wil graag een adres opgeven voor een paar als geschenkabonnee. Ik vind “Leven Geloof” een heerlijk blad. We zijn samen op weg en weten dat het een goede weg is”.

In lectuurmap

Zuster A. M. M. G. te Box­meer verspreidt in haar dorp de ’Deodata’-lectuurmap: met evangelische tijdschriften: “De bedoeling van deze verspreiding is, u er op te attenderen, dat, naast dat­gene wat gewoonlijk op de ‘leesmarkt’ verschijnt, er ook nog lectuur is met een diepere zin, met geestelijke waarde(n), met een bood­schap. Een boodschap van hoop voor een wereld in nood. En wel van zo’n groot belang voor de mens indivi­dueel, alsook voor het wel­zijn van de gehele samenle­ving, dat wij ons kosten noch moeiten sparen om er u, als u dat nog niet bent, mee bekend te maken”, zo ligt zij deze actie toe.

Dok “Levend Geloof” is opge­nomen in deze lectuurmap, waarbij zuster G. als toe­lichting vermeldt: “Voor hen, die zich in Gods Woord willen verdiepen, erg leer­zaam” .

Uitstrekken naar de gaven

Zuster A. V. te Leiden schrijft: “Graag wil ik mij abonneren op uw blad “Le­vend Geloof”. Wilt u mij □ok nog het nummer van de gaven van de Geest doen toekomen, want daar wil ik mij ook graag naar uitstrekken”,

Op de markt

Broeder H. S. te Vlissingen bestelde 30 extra exempla­ren van “Levend Geloof” en schreef o.a.: “Wat betreft onze evangelisatie activiteiten in Vlissingen staan we nog eenmaal in de maand met een boekenkraam op de markt, waarop ook uw blad eer; plaatsje vindt. We vin­den dit werk fijn om te doen en kunnen zo regelma­tig mensen bekendmaken met het volle evangelie. Zelf ben ik ook erg blij met de verhelderende artikelen in uw blad, die de geestelijke zaken in de schijnwerpers zetten. Het is namelijk hard nodig voor het volk van God om rechte kennis te verkrijgen van Hem. Ik wens u de rijke zegen van God toe bij uw werk voor Hem”.

De volledige mens

Zuster L. E. L. v. W. te Rotterdam bestelde extra exemplaren van de brochure “De volledige mens” en schreef: “We hebben er veel aan gehad en willen het heel graag voor onze kinde­ren nalaten. Dank aan God en aan u dat wij zo geholpen worden”.

“Levend geloof” in het buitenland

Ook in het buitenland wordt “Levend Geloof” steeds meer bekend en gewaardeerd. En­kele voorbeelden:

Broeder F. I, te Pretoria (Zuid Afrika) bestelde de brochures en gaf zich op als abonnee.

De volle evangelie gemeente te Urk gaf een geschenk- abonnement aan broeder T. W. te Silverton (Zuid Afrika), die daar erg blij mee was.

Broeder L. W te Longuich- Kirsch (West-Duitsland) bedankte voor de brochures en schreef: “We vinden het fijn iedere maand “Levend Geloof” te ontvangen” Hij gaf zes geschenkabonnementen op.

En uit België, waar het aantal abonnees op “Levend Geloof” ook sterk is gegroeid, gaf zuster L. S. – S. te Mortzel tien geschenkabonnementen op. Zij schreef: “Daar ik uw blad werkelijk zeer goed vind, wil ik ook anderen laten meegenieten van zo’n hemel­se spoorslag”.

Het abonnementsgeld be­draagt ook voor het buiten­land ƒ 15,- per jaar. Wie het blad per luchtpost wil ontvangen betaalt extra.

 

Alleen de sintels resten nog…. Door Gert Jan Doornink

 

In het dagblad “Trouw” werd onlangs aandacht geschonken aan de 75e verjaardag van de Friese hervormde dominee Jacob Jestes Kalma uit Leeuwarden. Deze van oor­sprong vrijzinnige predi­kant is in de loop der ja­ren ‘opgeschoven’ in de orthodoxe richting en noemt zich thans een ‘bijbels humanist ‘.

Het blad schrijft: “Zijn kritiek op de tegenwoordige kerk is niet mals. Hij mist de innerlijke bewogenheid van de kerk en staat op het standpunt dat versoberen hard nodig is. ‘De als ze­gen bedoelde welvaartsstaat met een enorme drang naar allerhande gemakken is im­mers in een vloek uitgelo­pen’ . En wat de kerk be­treft: ‘Het vuur is uit, alleen de sintels resteren nog”.

Wat dominee Kalma beweert is natuurlijk allemaal waar, alleen wat is het jammer dat ook deze domi­nee, zoals vele van zijn collega’s, niet het werke­lijke antwoord geeft, ter­wijl dat toch zo duidelijk aanwezig is… . als men tenminste de richtlijnen van de Bijbel in acht wil nemen. En deze richtlijnen voeren terug naar de eerste christengemeente. In Hande­lingen is geen sprake van een gemeente waarvan het vuur gedoofd is, maar van gelovigen die ‘in vuur en vlam’ staan voor de zaak van Koning Jezus. Vol van de Heilige Geest prediken zij de volle verlossing en bevrijding uit satans macht door onvoorwaardelijk geloof in Jezus, de Zoon van de levende God.’

Deze ware gemeente zal ook in deze eindtijd weer ‘num­mer één’ staan in het plan van God’. Het zal een ge­meente zijn die zich niet laat vangen door benamingen als ‘katholiek’, ‘hervormd’ of ‘gereformeerd’ en zelfs niet door namen als ‘pink- steren’ en ‘volle evange­lie’. Maar het zal de échte eindtijdgemeente zijn, waarin de boodschap van het volle evangelie geen theorie meer is, maar ook prak­tische uitwerking heeft.

Deze laatste gemeente zal zelfs meer heerlijkheid openbaren dan de eerste gemeente’. De leden van deze gemeente zijn geen ‘uitge­doofde sintels’ – om de op­merking van dominee Raima nog even aan te halen – maar ‘roodgloeiende kolen’!

Laten we het verlangen heb­ben om tot déze gemeente te behoren. En laten we als ‘levende stenen’ in deze gemeente onze plaats gaan innemen. Dat is alleen mo­gelijk door de ‘geestelijke weg’ van geloof en gehoor­zaamheid te gaan.

Dan gaan we ons ook meer en meer bewust worden wie wij zijn in Christus. Geen doemdenkers of pessimisten. waarvan deze wereld en het naam-christendom zo vol is. Hun denk- en leefpatroon wordt gevoed vanuit de verkeerde voedingsbron: de vorst der duisternis.

Maar als we onze geeste­lijke plaats met Christus in de hemelse gewesten heb­ben ingenomen, weten wij dat wij, als burgers van Gods Koninkrijk, Zijn ver­tegenwoordigers zijn, am­bassadeurs van de levende God, zonen Gods waarin Zijn heerlijkheid ten vol­le tot openbaring gaat komen.’

 

 

Wist u… maar weet u ook… Uit ‘Maeslantsluys’

 

dat ziekte meestal voortkomt uit een geestelijke onbalans?

…. dat verslaving meestal voortkomt uit een geestelijke leegte?

…. dat zelfmoord altijd voortkomt uit geestelijke wanhoop?

…. dat door een levend geloof in Jezus Chris­tus elke geestelijke onbalans in evenwicht komt?

…. dat door dat geloof elke geestelijke leegte volkomen opgevuld wordt?

…. dat door dat geloof elke geestelijke wanhoop volkomen uitgesloten is?

 

(Uit “Licht over Europoort”, uitgave van de
volle evangelie gemeente ‘Maeslantsluys’).

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts -2-

De inspectietocht van satan

God roept satan ter verantwoording. Waar heeft hij zich de laatste tijd zoal mee bezig gehouden? Het antwoord luidt: met rondtrekken, rondwandelen over de aarde. Dat rondtrek­ken kan de inhoud hebben van een zwerftocht; dit begrip ‘zwerven’ in samenhang met het woord ‘wandelen’ wekt de indruk dat de satan kennelijk een rustige tijd heeft; hij kan het werk gemakkelijk af; hij ontmoet weinig problemen op aarde. Men is geneigd te denken aan een beeld zoals we dat vinden in Zacharia 1 vers 11 (Zach. 01:11): de gehele aarde verkeert in rust en is volkomen stil. De tegenstander ontmoet weinig tegenstand op aarde.

Als we enkele andere teksten vergelijken waar het woord ‘rondtrekken’ ook voorkomt, dan komt er nog een aspect bij: het kan ook de zin hebben van een inspectietocht. De aarde is immers bezet gebied. En het is nuttig dat men van tijd tot tijd zijn grondgebied inspecteert. Men moet toch weten of er zich geen ongeregeldheden voordoen, of er geen verzetshaarden zijn, kortom, of alles naar wens verloopt. Anders is het immers van belang dat men tijdig kan ingrijpen.

God gaat door met de satan ter verantwoording te roepen. Want deze heeft zich nog maar al te zeer op de vlakte gehouden. Hij zal concreter moeten worden. “Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job?” Job 1 vers 8 (Job 01:08,). Letterlijk staat er: Hebt gij uw hart op hem gezet?

God vraagt aandacht voor Job in de hemelse gewesten. God accepteert het niet dat de boze zomaar stilzwijgend aan Job voorbij zou gaan. In feite ligt de zaak nog dieper: het is zonder meer onmogelijk dat de satan zo iemand zou kunnen negeren.

Job is de mens Gods

Bij Job treedt een geestelijke wet in werking: hier is een mens waar de boze niet omheen kan. De satan kan eenvoudig niet doen alsof Job er niet is. Het kan niet anders: het rijk der duisternis moet geconfronteerd worden met Job. Waarom? Job is de mens Gods.

De duisternis zal oog in oog staan met de mens Gods. Want nu gaat er iets belangrijks gebeuren. God geeft getuigenis aangaande Job. Want niemand is op de aarde gelijk hij. Job wordt hier beschreven als een unieke gestalte. Wat God hier doet, is een principe waar we een ogenblik bij stil moeten staan. We vinden dit beginsel in Hebreeën 11 vers 2 (Heb. 11:02). “Door het geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven”, lezen we in het tweede vers. Van Abel wordt gezegd: “hierdoor (namelijk door zijn geloof) werd van hem getuigd, dat hij rechtvaar­dig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hier­door spreekt hij nog, nadat hij gestorven is” Hebreeën 11 vers 4 (Heb. 11:04).

Om welk principe gaat het hier? God getuigt over mensen. God proclameert in de hemelse gewesten: deze mens is rechtvaardig. Dat moet weten iedereen. Zo proclameert God over Job: deze mens is vroom en oprecht, deze man is eenvoudig en rechtuit.

God bevestigt Job

Wat God hier doet, is geen overbodige bezigheid. God gaat op dit moment Job bevestigen ten overstaan van het rijk der duisternis. Dat is een noodzakelijke aangelegenheid. Elk mens heeft het nodig, bevestigd te worden. Je hebt het nodig, te weten wie je bent voor God. Want wat is een mens zonder identiteit?

God wil dat Job er is; God wil dat Job zal zijn die hij is. Daarom wordt de mens Job op dit moment van hogerhand bevestigd. De overheden en machten moeten weten wie Job is.

De overheden zijn immers bedoeld als beschuttende cherubs. Het is hun taak, de rechtvaardige te beschermen. Dan zullen ze ook terdege op de hoogte moeten zijn, wie een rechtvaar­dige is. Daar zullen ze hun hart op moeten zetten. Hebt gij ook uw hart gezet op mijn knecht Job?

Zo zal God getuigen aangaande de gemeente. De mens Job geeft God stof tot spreken in ie hemel. God verklaart dat Hij met deze mens verbonden is. Deze mens, daar sta Ik helemaal achter.

Hetzelfde zien we zich vol­trekken bij de doop van Jezus. De hemelen gaan open en er klinkt een stem uit de hemel: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn wel­behagen heb” Matteüs 3 vers 17 (Matt. 03:17).

Wat gebeurt hier? Hier wordt Jezus bevestigd. De Vader verklaart: deze Mens, daar sta Ik helemaal achter. Jezus, als mens, had deze bevestiging nodig. Alleen van daaruit kon Hij zijn bediening beginnen en tot een goed einde brengen.

 

 

 

 

 

Tweemaal lezen we in dit verband over ‘de aarde’. De satan heeft zich bezig gehouden met rondtrekken op de aarde, en niemand is op aarde zoals Job. De boze beschouwt de aarde als zijn gebied. Het is zijn werkterrein. Dus Job is een indringer. De vorst der duisternis behoort op zijn inspectietocht geen vromen aan te treffen. Job is een verstekeling aan boord van het wereldschip. Job is een indringer in het domein van de slang, maar dan wel een indringer van Godswege.

Waarom? Des Heren is de aarde en haar volheid, zingt de psalmist. De aarde was geschapen gebied: scheppingswerk van God. De aarde was verkocht gebied: verkocht aan de overste der wereld. Maar de aarde is geclaimd-gebied: God eist opnieuw zijn rechten op. En deze aarde zal de heerlijkheid des Heren zien. Deze aarde.

Nu loopt daar één mens. Mens temidden van de mensen. En toch uniek. Hij loopt daar niet zomaar, op aarde. Hij is bruggenhoofd van de Here der heerscharen. Het leven van Job is een strategische zet. Het is een leven met een achter­grond. En die achtergrond is: God herovert de aarde. God neemt zijn schepping terug.

Job wandelt op aarde als stadhouder Gods, als vertegenwoor­diger van een ander rijk. En zo zien we dat de inspectie-tocht, de trektocht van de satan, en het bestaan van de mens Job elkaar kruisen op aarde.

Het bestaan van Job voltrekt zich in wezen in twee ver­diepingen. Zijn leven speelt zich af op aarde, maar ook in de hemel. Maar dat is hij zich niet bewust. Nog niet.

Waarom werd Job aangevallen?

Maar nu komt het probleem. God heeft getuigenis gegeven over Job. De vier kernwoorden uit het openingsvers van het boek hebben opnieuw geklonken: eenvoudig en rechtuit, godvrezend en wijkend van het kwaad.

De satan trekt echter dit getuigenis in twijfel. Is het om niet, dat Job God vreest? Wat is het motief?

Is het om niet? Deze uitdrukking ‘om niet’ speelt een fundamentele rol in de twee eerste hoofdstukken van het boek Job. In hoofdstuk 2 komt deze term namelijk nog een keer voor, om te vertellen dat de satan ‘om niet’ Job heeft verslonden, (vers 3). Deze beide vindplaatsen sluiten op elkaar aan: twee motieven worden hier met elkaar verweven, enerzijds: Job dient God ‘om niet’, het is hem niet te doen om beloning; en anderzijds: Job wordt ‘om niet’ verslonden, dat wil zeggen: zonder reden, zonder oorzaak, hij heeft het nergens aan verdiend dat dit alles hem overkomt.

Hier, in deze twee centrale uitspraken, komen we de diepste gedachte van dit Bijbelboek op het spoor: het gaat hier om de mens die God dient uit zuivere motieven, om niet, en die dan zonder oorzaak door de mangel gehaald

(Ook Jezus werd door satan verzocht.)

 

wordt. Job werd niet aangevallen omdat hij slecht was; hij werd juist het mikpunt van de tegenpartij, omdat hij goed was. Hij was een mens met strategische betekenis. De vijand is wetteloos; hij valt aan zonder reden. Hij begint een proces tegen een mens, ofschoon hij geen enkele rechtsgrond heeft om zich tegen die mens op te beroepen.

Wanneer God een getuigenis geeft aangaande iemand, zal de satan steevast trachten, dit krachteloos te maken. De boze haakt in op de woorden Gods. Dat zien we hier. Dat zien we bij Jezus. Nauwelijks heeft de stem uit de hemel geklonken, of de verzoeker staat voor de deur. En wat zegt hij? Indien Gij Gods Zoon zijt. Hij haakt in op wat de Vader in de hemel verklaard heeft: deze is mijn Zoon.

Satan wil alles aantasten

Nu komt de hinderaar tot de kern van zijn betoog: “Strek daarentegen uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit…” Job 1 vers 11 (Job 01:11). Hier openbaart de boze zijn gedachten. Alles aantasten, dat is zijn program. En daar wil hij dan ook nog God bij inschakelen. Hij verlangt dat God gemene zaak zal gaan maken met hem. Samenspannen tegen Job.

Maar wat doet de Here? Strekt Hij zijn hand uit om Job aan te tasten? Uit het vervolg komt duidelijk tot uiting: geenszins. God verleent geen medewerking aan de plannen van de duisternis, ook geen lijdelijke meewerking.

Want nu moeten we eens nauwkeurig aandacht geven aan het antwoord van God. Het NBG vertaalt dit als volgt: “En de Here zeide tot satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken” (Job 01:12). Hieraan wordt dan veelal de conclusie verbon­den: God doet het kwaad niet, maar Hij laat het toe. Ogenschijnlijk heeft deze opvatting voordelen. Het kwaad wordt immers op die manier niet aan God toegeschreven.

Laat God het kwade toe?

Bij nader inzien kleven er echter wel enkele bezwaren aan. Want wat betekent dat: God laat het toe? Het kan toch niet inhouden dat God onverschillig is, zo in de trant van: laat ze hun gang maar gaan, laat ze maar wat aanrommelen daar beneden, het is ver hier vandaan. Dat zou absoluut in strijd zijn met Gods karakter. God is niet onverschillig; vele malen horen we over ‘de ijver van de Here der heer­scharen’, over de strijdlust die Hij doet ontbranden.

Soms komt men de gedachte tegen: God doet het kwaad niet zelf; Hij laat het doen. Hij besteedt het uit. Hij heeft daar zo zijn personeel voor. Anderen knappen het vuile werk voor Hem op. Ook deze denkwijze is natuurlijk volstrekt niet te rijmen met het wezen Gods. God is niet iemand die zijn verantwoordelijkheid afschuift. God staat voor zijn daden. Hij zal nooit een ander laten doen waar Hij zelf voor terugdeinst.

De reformatorische visie over Gods toelating

Wie over toelating spreekt, dient zich wel goed te realiseren waar hij het over heeft. De reformatorische traditie heeft getracht dit punt vanuit haar visie te doordenken en zij heeft het als volgt geformuleerd: Er is een toelatende wil van God. God laat het boze geschieden dat Hij tot openbaring van zijn heerlijkheid wil laten geschieden. De toelating is dus geen onverschilligheid, maar een positieve actie van Gods wil. Hierdoor wil God toelaten wat Hij noch bewerkt noch uitvoert of kan uit­voeren, bijvoorbeeld de zonde. God kan immers de zonde niet willen noch daartoe besluiten. De toelating is dus, nog steeds volgens de reformatorische denkers, niet zoals een mens die een zonsverduistering toelaat, die hij niet wil noch niet wil. De mens is in dat geval neutraal; het zal hem een zorg zijn of er al of niet een zonsverduistering komt; hij laat de zaak gewoon op zijn beloop; als het gebeurt, vindt hij het goed; gebeurt het niet, dan is het hem ook goed.

Neen, de toelating Gods, zo wordt gezegd, is krachtdadig, doeltreffend, en heeft uitwerking; zij is machtig, invloed­rijk, en geenszins van Gods wil gescheiden. Een passieve toelating, die van de wil van God gescheiden zou zijn, is in strijd met Gods almachtige voorzienigheid.

Ondenkbaar is dat: dat God als het ware een God in ruste zou zijn, een God die passief, berustend toeziet, hoe alles reilt en zeilt.

Onder toelating kan men dus niet verstaan een soort slor­dige douanecontrole, waarbij allerlei duistere figuren maar oogluikend worden binnen gelaten. Een douanebeambte met een royaal armgebaar: Gaat u gang, passeert u maar.

 

 

Een hedendaags schrijver komt tot de volgende positie: ‘We aanvaarden dat God is de almachtige God en dat er niets gebeurt buiten zijn kennis of buiten zijn wil. We moeten God prijzen voor het brengen van kwaad in ons leven. God is verantwoor­delijk voor elke storm, aardbeving, tornado of orkaan, elke oorlog, hongersnood, pestepidemie, elke geboorte of dood, elke bloem in het veld, elke mus, elke haaf op ons hoofd. God is verantwoordelijk voor alle$’ wat gebeurd. God liet de Chaldeeën niet alleen maar toe, God verwekte hen, Hij deed hen opstaan’. Hoe staat het dan met Napoleon, met Hitler? En met de communistische legers van Rusland en China? Willen we God ervoor danken dat Hij ze verwekt?

Aan de hand van de tekst: “Mijn gedachten zijn niet uw gedachten”, wordt dan gesteld: Dit plan van Mij is niet wat u ten uitvoer zou brengen. Als ik God was, zou ik geen aardbeving zenden naar Peru, of dat kleine meisje laten sterven aan leukemie, ik zou niet toelaten dat handelaars in heroïne kinderen zouden verleiden. Maar we moeten Gods hand zien in elke situatie.

De conclusie die we uit deze overwegingen kunnen trekken, is: wat God toelaat, dat wil Hij ook. Men kan dus in feite niet zeggen: er zijn dingen die God niet wil maar wel toe­laat. Aldus de klassieke reformatorische positie; de daarna genoemde moderne auteur zou men kunnen beschouwen als een extreme uitloper van dit standpunt.

Er kan dus geen sprake zijn van een passieve toelating, alleen van een actieve toelating. Dit dient men zich wel bewust te zijn, voordat men klakkeloos gaat spreken over: God laat het toe. Maar is deze gedachte in overeenstemming met Gods karakter?

God wil het goede voor de mens

Laten we eerst eens terugkeren naar de tekst van het boek Job, die we geciteerd hadden. Nu staat daar in het NBG één woord dat in de Hebreeuwse tekst ontbreekt. Het NBG ver­taalt: “al wat hij bezit, zij in uw macht”; de letterlijke tekst luidt: al wat hij bezit, in uw macht (eigenlijk: in uw hand). Het woord ‘zij’ ontbreekt. Met deze invoeging heeft het NBG een bepaalde keuze gemaakt, een richting aangegeven voor de interpretatie van het vers. Want ‘zij’ is aanvoegende wijs: dat wil zeggen: het kan een wens aanduiden, een aansporing en dergelijke.

Maar spreekt God hier een wens uit? Wenst God dat Job in handen van de duivel komt? Dat is ondenkbaar. God gunt de boze geen prooi. God wil het goede voor de mens.

Kan het dan een aansporing zijn? Een toestemming misschien?

God verklaart zich niet akkoord met de werken van de verderver. “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou”(l Joh.3:8). Zo open­baarde de Zoon het wezen van de Vader. Hij distantieert zich van de plannen van de duisternis, Hij zal nooit de boze gaan aanmoedigen. De satan heeft al supporters genoeg. Bij God krijgt hij geen voet aan de grond. God bewoont immers een ontoegankelijk licht; daar komen de ideeën van de duivel niet binnen.

Satan is nog de overste van de wereld

Er is een joodse vertaling die de tekst als volgt weer­geeft: Al het zijne is in uw hand. Deze overzetting is beter; op deze manier wordt er niet een gedachte in de tekst ingedragen. Als het Hebreeuws in een bepaald vers geen werkwoordsvorm heeft, is dit het meest voor de hand liggend, de meest neutrale vorm, ‘is’, te hanteren in de weergave.

Al het zijne is in uw hand. Dat is geen wens, dat is geen toestemming, dit is niets anders dan het vaststellen van een feit.

Het is immers een feit, dat, zeker in de tijd van het oude verbond, de satan overste van de wereld was. De zichtbare wereld was aan hem verkocht. De mens was zijn heerschappij kwijt geraakt. Hetzelfde feit vinden we terug als Jezus verzocht wordt in de woestijn. Dan toont de boze Hem al de koninkrijken der wereld en hij zegt: “U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij over­gegeven, en ik geef haar wie ik wil” Lucas 4 vers 6 (Luc. 04:06).

Ook daar stelt de duivel een feit vast. En Jezus trekt in zijn antwoord dat feit niet in twijfel; Hij zegt niet: die koninkrijken zijn helemaal niet van jou. Hij weet dat Hij te maken heeft met een reële bezetter, en Hij is juist gekomen om de hele schepping terug te winnen.

De macht van satan is beperkt en tijdelijk

De boze kon de koninkrijken aan Jezus geven; hij kon ze van Job afnemen. Maar er was een grens. Het zichtbare is tijdelijk en daar kan de overste van deze wereld, de god van deze eeuw, zijn tijdelijke macht over laten gelden. Maar het onzichtbare is eeuwig, dat behoort aan de Eeuwige, daar heeft satan geen macht. De boze kon het bezit van Job aantasten, maar niet zijn geest. Zoals Victor Frankl gezegd heeft: De boze heeft alleen vat op wat de mens heeft, niet op wat hij is.

We komen dus tot de slotsom: God laat niet toe; God stelt alleen een feit vast. De vraag is echter: als er geen sprake kan zijn van een toelating Gods, hoe moeten we het lijden van Job dan wel bezien? Op deze vraag hopen we in het volgende artikel nader in te gaan.

 

De liefde Gods (gedicht) door Piet Snaphaan

De liefde is uit God, zij kent geen falen

De waarheid is het, die haar steeds verblijdt

Zij kent geen haat, en zal ook nimmer pralen

Zij is het die nooit iemand iets verwijt.

 

De liefde Gods kan alles steeds verdragen

Zij is lankmoedig en spontaan

Zij doet ons altijd in haar liefde schragen

Is nooit verbitterd, steeds met ons begaan.

 

De liefde Gods is nimmer opgeblazen

Die liefde is ons aller doel

Zij zoekt ook nooit zichzelve te behagen

En zij kwetst nimmer ons gevoel.

 

De liefde Gods is ook in ons verwekt

Zij leert ons zo te wandelen in zijn wegen

De liefde Gods die alles steeds bedekt

Zij hoopt, gelooft, en is voor ons tot zegen.

 

Geloof en hoop, maar ’t meeste is de liefde

Zij is het toch die ons dat leert verstaan

Die liefde is ’t die nimmer iemand griefde

Die liefde, zij zal nimmer meer vergaan.

 

Eerlijk zullen we alles delen door H. J. Scholten

“Dit land nu zult gij onder u verdelen naar de stammen Israëls” Ezechiël 47 vers 21 (Ez. 47:21) .

Waarmee was Ezechiël in zijn geest bezig?

Wie zich met het Bijbelboek Ezechiël bezighoudt, zal bemerken hoe moeilijk één en ander geestelijk te ver­staan is. Vooral de hoofd­stukken over de hernieuwde tempelbouw. Wil men deze in de zichtbare wereld tot stand zien komen, die moet wel rekenen op het meest bizarre bouwwerk, dat ooit tot stand is gekomen.

In ieder geval bedoelt Eze­chiël geen letterlijke bouw in de zichtbare wereld, maar hij heeft iets anders op het oog en wel het Isra­ël Gods, dus de nieuwtestamentische gemeente van Jezus Christus.

Het is alles tijdens de bal­lingschap in Babel profe­tisch weergegeven en ook deze profetie over de verde­ling van het land is nooit in vervulling gegaan zoals Ezechiël het doorgeeft.

Het land moest in twaalf rechthoeken verdeeld worden, het ene deel mocht niet gro­ter zijn dan het andere deel. Het lijkt als het ware op een vlag, waarop gelijke banen in kleuren zijn weer­gegeven. Het is onmogelijk op letterlijke wijze een land zodanig te verdelen.

Het was ook niet Gods bedoe­ling en de profeet Ezechiël mag zijn blikken richten op de toekomst, op het geeste­lijke Israël van de nieuwe bedeling. Het volk Gods van het nieuwe verbond. Opnieuw wordt duidelijk hoe de pro­feten van het oude verbond hebben geprofeteerd van de voor de gemeente bestemde genade en dat zij van Gods-» wege hebben gesproken 1 Petrus 1 vers 12 (1 Petr. 01:12).

Ezechiël was in zijn geest bezig met het Land van het Koninkrijk Gods. Een wonder­lijke verdeling. Er wordt in het geheel geen rekening ge­houden met de grootte van elke stam afzonderlijk. Al­len krijgen evenveel land of grond toegewezen. God maakt geen stiefkinderen. Het kleine stammetje Benjamin krijgt evenveel grond als de grotere stam Juda.

Wat kunnen wij hier uit le­ren? Allereerst dat God een God is zonder aanzien van de persoon (of stam). God is ten opzichte van Zijn kinde­ren niet partijdig. In deze verdeling zien wij de nieuw­testamentische woorden be­waarheid: “Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” Kolossenzen 2 vers 3 (Kol. 02:03).

Wij zijn mede-erfgenamen van Gods beloften

Een ieder, die Christus met een oprecht hart toebehoort, is mede-erfgenaam van alle beloften Gods en wordt niet met een kleiner deel wegge­zonden. Het gaat er dus om of wij bekeerd en wedergebo­ren zijn en daardoor deel hebben gekregen aan het Koninkrijk Gods en aan het land van dit Koninkrijk. Eenmaal zei Jezus tegen Pilatus: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld”. Het is een geestelijk Koninkrijk en de verdeling is ook geestelijk.

Belangrijk is dus om de Koning van dat rijk persoon­lijk te kennen, om vervolgens deel te krijgen aan Zijn rijkdommen en schatten. Jezus zal voorop moeten staan in ons gehele leven, dan weten wij dat alle schatten ons zullen volgen. Vele mensen begeren rijkdom­men en ze zouden deze het liefst op gemakkelijke wijze in bezit krijgen. Zo vergaat het vaak ook vele christe­nen. Ze willen wel graag be­houden worden en in de hemel komen, maar het liefst op gemakkelijke wijze. Een echt overgegeven leven aan Jezus Christus schrikt velen af; in alles de minste zijn, daar wil men niet aan. Kruis dragen schrikt velen af. Wel graag de schatten van het Koninkrijk, maar je niet zoveel gelegen laten liggen aan de Koning zelf. Het moet niet teveel overga­ve kosten….

Over vrucht dragen tot ver­heerlijking van God, daar kan wel dikwijls mooi over gesproken worden, maar in werkelijkheid zie je vaak

 

niet veel vrucht. Daarom is het zo nodig om met Gods Geest vervuld te worden en steeds weer opnieuw. Heel persoonlijk. Men komt er niet door te zeggen: de Geest is in de kerk uitge­stort. De ‘kerk’ wordt ge­vormd door mensen, die er ’tussenuit’ getrokken zijn. Overgebracht in het Konink­rijk van de Zoon der liefde.

Godsdienstig zijn en een overtuiging hebben krachtens natuurlijke geboorte en kinderbesprenkeling doen geen deel krijgen aan de schatten en rijkdommen van Christus. De één zegt: ik ben katho­liek, de ander zegt: ik ben gereformeerd, of hervormd, of weer iets anders. Alle­maal mensen met een overtui­ging krachtens geboorte en opvoeding.

Maar hebben wij een overtui­ging krachtens wedergeboorte door de Heilige Geest? Door overtuiging krachtens na­tuurlijke geboorte zijn heel wat kerken ontstaan, en men is er lid van krachtens besprenkeling. Velen leven op de betoverde grond van al­lerlei dogmatische verbonds- beschouwingen.

Zoals eenmaal Paulus aan de twaalf mannen in Efeze de vraag stelde: “Hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen gij tot geloof kwam?”, zo moeten wij allen hier een duidelijk antwoord op kunnen geven.

Alleen Gods kinderen ontvangen een erfdeel

God wil Zijn kinderen een erfdeel geven. Allemaal evenveel. Maar alleen aan Zijn kinderen. Paulus schrijft in Romeinen 8 vers 9 (Rom. 08:09): “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe”. Wie echt Jezus Chris­tus toebehoort met een toe­gewijd, gelovig hart, mag rekenen op zijn erfdeel. “Daar zult gij hem zijn erf­deel geven, luidt het woord des Heren” Ezechiël 47 vers 23 (Ez. 47:23).

Een eeuwig erfdeel, hallelu­ja! Het zijn allen die be­kend zijn met het woord uit Johannes 1 vers 12 en 13 (Joh. 01:12-13): “Doch allen, die Hem aange­nomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn Naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn”.

Zonder de inwoning van de Heilige Geest zullen we ons niet zo beijveren om ons erfdeel in bezit te krijgen. Vele christenen gedragen zich als Ezau. Hij stelde door vleselijke gezindheid niet zoveel prijs op het eerstgeboorterecht en zijn tranen kwamen te laat.

Laat daarom een voortdurend gebed ons geloofsleven be­heersen: “Uw goede Geest bestier’ mijn schreden en leid’ mij in een effen land”.

Om daar het volle erfdeel in bezit te nemen, hallelu­ja!

 

(Ingezonden mededeling)

18 jarige student uit volle evangelie gezin gaat in september a.s. studeren in Enschede. Hij stelt het zeer op prijs in een posi­tief christelijk gezin op­genomen te worden, waar gelegenheid tot studeren aanwezig is. Tijdens de weekenden naar huis.

Wie hierop wil reageren wordt verzocht contact op te nemen met:

de heer K. Hoefnagel, Urk tel. 05277-1345.

 

 

 

Volwassenheid door Kees Corver Portugalzending

“Eén van de dingen die we in de afgelopen garen hebben ge­leerd is dat één van de eigenschappen die God van ons vraagt te tonen, is, ‘flexibiliteit’.

Voor de komst van de Heer moet er nog heel wat gebeuren. Eigenlijk zijn er twee zaken waarvan de Bijbel expliciet zegt dat zij vooraf zullen gaan aan de komst van Christus. Eén is de prediking van het evangelie van het Koninkrijk Gods over de gehele aarde, Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14), dit is dat evangelie dat Gods kracht en heerlijkheid ten volle openbaart, een ‘volwassen’ evangelie) en het andere is de volwassen­heid van het volk Gods (Het zaad, dit is Christus zal vrucht dragen, opbrengen naar zijn aard, dat wil zeggen onze volwassenheid zal die graad bereiken waarin wij Hem gelijk zullen zijn, Jakobus 5 vers 7 en 8 en 1 Johannes 3 vers 2 en 3 (Jak. 05:07-08 en 1 Joh. 03:02-03).

Het is logisch dat beide zaken hand in hand zullen gaan. Hoe meer we Hem gelijk zullen zijn, des te meer zullen wij een evangelie kunnen prediken dat aan het zijne gelijk is, zowel in woord als in daad!”

(Zendeling Cees Korver in het contact- orgaan van de ‘Portugal Zending’).