Selecteer een pagina

Levend Geloof – 210

Levend geloof 1980.12 nr. 210

Het waarachtige licht verdrijft de duisternis door Gert Jan Doornink

Ook in dit laatste nummer van de negentiende jaargang van ons blad worden, in de verschillende artikelen, weer allerlei facetten belicht van de veelzijdige en rijke, volle evangelie boodschap. De inhoud van dit nummer hebben wij, mede in verband met het Kerstfeest, samengevat in de spreuk: “Het waarachtige licht verdrijft de duisternis!” (De volledige inhoudsopgave treft u aan op blz. 6 ) .

De gehele volle evangelie prediking zou eigen­lijk ook in deze éne regel omvat kunnen worden: “Het waarachtige licht (Gods licht geopenbaard in Jezus Christus) verdrijft de duisternis”. Eeuwenlang heeft de prediking van het christe­lijk geloof slechts ten dele de duisternis kun­nen verdrijven in de levens van de gelovigen. Het licht was als het ware nog niet op volle sterkte. Althans men had er niet voldoende kennis en inzicht in, evenals in de geraffineerde wijze waarin de satan er in slaagde bij velen de duisternis te handhaven. In de levens van velen kreeg de duisternis dan ook spoedig na bekering en wedergeboorte weer de overhand. Men bleef “zondaar tot de dood”. Geheel in tegenstelling met Gods wil en bedoeling.

Maar in onze dagen wordt er een volk Gods door Gods Geest opgewekt dat gaat ontdekken en bele­ven dat als het waarachtige licht eenmaal werke­lijk gaat schijnen, iedere vorm van duisternis moet wijken! Het wordt de overwinnende gemeente van deze eindtijd! De belofte die Paulus eens schreef aan de gemeente te Rome: “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten ver­treden” Romeinen 16 vers 20 (Rom. 16:20), zal tot een realiteit worden in hen die de volle weg met Jezus willen be­wandelen .

De taak van “Levend Geloof”

We zijn blij en dankbaar dat we via “Levend Ge­loof” mogen meewerken aan de totstandkoming van dit overwinnende volk van God, waarin de Naam van Jezus verheerlijkt zal worden. Velen gaan in onze dagen ontdekken welk een onvoorstelbare blijdschap en zekerheid het geeft om werkelijk in de voetstappen van Jezus te treden. En om geestelijk bewapend de strijd niet uit de weg te gaan maar ‘de duisternis te verdrijven’ in de Naam en volmacht van Jezus. Met Hem deert hen geen spot, miskenning of vervolging, maar rich­ten zij zich op het einddoel des geloofs: de volkomenheid in Christus.

Hoewel we deze boodschap reeds negentien jaar door middel van “Levend Geloof” uitdragen, is vooral de laatste tijd het werk in een stroom­versnelling geraakt. Tientallen nieuwe abonnees komen binnen. Maar al groeit het werk thans ook in de breedte, wij zouden ongehoorzaam en on­trouw zijn aan onze opdracht, als wij water in de wijn zouden doen, of onze boodschap acceptabel zouden maken, terwille van hen die weigeren de volle weg met Jezus te gaan. De woorden die Paulus eens richtte aan de Galaten, zijn in dit opzicht ook de woorden van redacteur en medewer­kers van ons blad. “Trachten wij thans mensen te winnen, of God? Of zoeken wij mensen te behagen? Indien wij nog mensen trachtten te behagen, zou­den wij geen dienstknechten van Christus zijn”. We zijn zo vrij deze tekst Galaten 1 vers 10 (Gal. 01:10) in de “wij vorm” te schrijven, omdat als we hiervan af zou­den wijken iedere basis van ons werk zou ver­dwijnen .

Maar de Heer wil ons kracht en wijsheid geven om ook in 1981 met dit werk door te gaan en, mede met uw gebed, waarom wij dringend vragen, zal het zeker gelukken! Hem alleen zij alle eer, lof, dank en aanbidding!

Tenslotte wensen wij u Gods rijke zegen toe, tijdens de komende Kerstdagen en in het jaar dat voor ons ligt en vergeet het niet: “Het waarachtige licht verdrijft de duisternis!”

Namens alle medewerkers

 

Kerstbede (gedicht) door Judith Jakobs

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

Wij vieren weer het feest, o God,

Waarbij G’ ons allen wilt bepalen

Dat – ondanks duisternis en leed –

Uw licht ons altijd wil omstralen.

 

Wij kennen wel die boodschap, Heer,

Met ’t blij en wonderbaar gegeven

Dat Gij een wereld “vol van schuld”

Uw een ’ge Zoon schonk, ons ten leven…

 

Maar wij zijn van de rechte weg

En het geloof in U gaan dwalen;

Met droefenis in ’t Vaderhart

Zag Gij de mens, Uw schepping, falen.

 

Wij vieren weer Uw feest, o God,

Wil door Uw Geest ons harte leren

Uw grote liefde te verstaan.

Om U te danken en te eren.

 

Immanuel God is met ons door Jan W. Companjen

”Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” Lucas 2 vers 14 (Luc. 02:14).

Kerstfeest 1980

Weer is het kerstfeest en weer is alles in gereedheid gebracht om dit feest te vieren. Christendom en we­reld, jong en oud, rijk en arm, een ieder heeft zich er op voorbereid en gaat op zijn manier dit feest vie­ren. Maar ondanks al de mogelijkheden die er zijn om kerstfeest te vieren, zijn er toch maar twee groepen waarin alle mensen, groot en klein, rijk en arm, kunnen worden ondergebracht, name­lijk zij die het naar de we­reld vieren in de sfeer van gezelligheid, vrije dagen, vakantie, enz., en zij die het vieren omdat Jezus Christus ook in hun hart is geboren. Uiteraard willen wij het in “Levend Geloof” hebben over deze laatste groep, namelijk over onze medebroeders en zusters in de Heer en hoe wij samen in 1980 ons kerstfeest gaan vieren.

Eigenlijk is het jammer dat het jaar niet met kerstfeest begint, namelijk eerst oud en nieuw vieren en dan het jaar aanvangen met het feest van de geboorte van Chris­tus. Dan beginnen we als het ware elk jaar met de belij­denis dat Hij de eerstgeborene is van een nieuwe schepping, een nieuw volk van God. Dit is echter ’he­laas’ niet zo. In het verle­den is men kennelijk ook blijven steken op de belij­denis dat Hij de laatste Adam was uit het oude verbond. Op die grond eindigt ook het geslachtsregister van Christus met Adam. Bei­den zijn uit God geboren.

Met de geboorte van Jezus begint, niet alleen voor de jood, maar ook voor de hei­den, een nieuw verbond, een nieuw volk van God, dat uit mensen des welbehagens be­staat.

Ook de andere feesten behoren beleefd te worden

Als men werkelijk kerstfeest viert, zullen echter ook al­le andere ‘feesten’ werke­lijkheid in u moeten worden. Het kerstfeest, de geboorte van Christus, blijft een ge­woon gezinsfeest als Chris­tus niet in uw hart geboren is. Met andere woorden: “Was Christus duizendmaal in Bethlehem geboren, en niet in uw hart, zo waart gij nog verloren.. . . “

Dit feest is het begin van alles. Christus in u, dat is de hoop der heerlijkheid en schenkt u de vrede op aarde, die u door God, bij monde van de engelen, beloofd is. Maar er komt meer, er is ook nog het lijden en sterven van Christus, zijn opstan­ding en zijn hemelvaart. Al deze feesten zijn ook. voor u en mij bestemd, om die te ondergaan, dat wil zeggen ze te ‘beleven’.

Slaan we nu even het leven van Christus op aarde over, omdat dat in ons leven pas echt geleefd kan worden, als wij alle andere feesten ‘gevierd’ hebben, dan zien wij dat het eerste gebeuren goede vrijdag’ is. Jezus Christus ging als Gods Zoon in de dood voor onze zon­den. Hij, het Lam Gods, nam alle zonden weg van u en mij, die uit het verleden, maar ook die zonden die wij bewust of onbewust nog zul­len plegen. Hij vraagt als antwoord daarop van ons slechts één ding, namelijk de dank van ons hart dat Hij dit alles voor ons vol­bracht heeft.

Indien wij dit verstaan zullen wij ook gaan zien dat alle christelijke fees­ten onlosmakelijk met el­kaar verbonden zijn en dat geboorte uit God (wedergeboorte) niet anders kan plaats vinden dan via Goede Vrijdag en Pasen. Ook wij zullen namelijk dood moeten gaan aan ons eigen ik, onze eigen ideeën en gedachten en daarvan belijdenis af­leggen in de doop, dat wil zeggen ten opzichte van de zienlijke en de onzienlijke wereld, voor God en voor de mensen, maar ook ten opzichte van de duivel en zijn trawan­ten, dat we ons oude leven afleggen in de dood en willen opstaan tot een nieuw leven in en met Hem. Dan staan wij op uit ons zondegraf, uit on­ze oude staat, tot een nieuw leven. Die zó in Christus ge­doopt zijn, zullen ook met Christus bekleed worden en opstaan als een nieuwe schep­ping. Luister en versta: ”Is God in u gebaard, gestorven en verrezen? Verheug u, dat het spoedig Hemelvaart en Pinksteren dan zal wezen….’ Ere zij God in de hoge, maar nu nog de rest van ons tekstgedeelte, namelijk “vre­de op aarde’.

Dit laatste heeft met hemel­vaart en pinksteren te maken. Wij, en nu spreek ik in alge­mene zin, zijn namelijk in Hemelvaart en Pinksteren blijven steken. Hemelvaart en Pinksteren hebben beide name­lijk met het leven in de onzienlijke wereld te maken. Uiteraard heeft ons gehele geloofsleven met het onzien­lijke te maken, maar in He­melvaart en Pinksteren zien wij hoe aards gebonden wij zijn. Dat wil zeggen, hoe moeilijk wij loskomen van ons aardse denken. Toen de herders in de velden van Bethlehem hoorden van vrede op aarde, dachten zij van­zelfsprekend over een bevrijding van hun grondge­bied (Israël) van hun vij­anden, de Romeinen. De ge­boren koning zou het koningschap van David her­stellen en plaats nemen op de troon van zijn vader Da­vid. Het gehele gebeuren rond Jezus ademde die ge­dachte uit. Herodes laat alle jongens uit Bethlehem en de omgeving daarvan om­brengen en Judas verraadt Jezus omdat hij het niet kan aanzien dat Jezus die troon voorbij laat gaan. Ook Petrus brengt het er niet beter af. Hij verraadt Jezus en dat kort na het gebeuren in de Hof van Gethsémané, toen hij nog het zwaard trok.

Jezus heeft ook zelf kei­hard voor de keuze gestaan om werelds heerser te wor­den. Ja zelfs niet alleen over Israël, maar over de gehele aarde. (Zie de ver­zoeking in de woestijn, Matteüs 4 vers 8 en 9 (Matt. 04:08-09). De duivel, als overste van de wereld, bood Hem al de koninkrijken der aarde aan, maar Hij ging hierop niet in omdat Hij een hogere, een betere roeping had. Hij had namelijk een hemelse en blijvende roe­ping, die de aarde zou herstellen, die de zondeval zou wegvagen en een nieuw volk van God zou geven.

Over dat volk wilde Hij het koningschap aanvaarden en met dat volk wilde Hij het plan Gods volvoeren, met als eind­resultaat een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het is en blijft daarbij de bedoeling dat wij, christenen die zich naar Hem noemen, in Zijn spoor gaan, dat wil zeggen dat Zijn leven ons leven wordt. Daarvoor hebben wij Hemelvaart en Pinksteren no­dig.

Maar hoe is dat thans nog ge­steld? Nog zeer velen zien niet in dat ook wij een he­melse roeping hebben. De ge­loofsgetuigen uit Hebreeën zagen in de verte de dingen die thans ons deelachtig zijn geworden. Van Abraham staat daar geschreven Hebreeën 11 vers 10 (Heb. 11:10): ”Hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is’, dat is het hemelse Jeruzalem, waartoe wij genaderd zijn.

Hoe weinig mensen hebben bij de geboorte en het leven van Jezus, evenals heden ten da­ge, begrepen dat Jezus een stichter was van een rijk dat NIET van deze aarde was. Een rijk waarvoor men niet met 10 zwaard of atoombom hoeft te vechten, doch dat een ’ho­ger’ gelegen koninkrijk is.

De openbaring van Gods koninkrijk

Dat koninkrijk zal eens door zijn volgelingen vero­verd worden op de machten en krachten in de hemelse gewesten, waar nog steeds de weg naar dat rijk is ge­blokkeerd. Daar geldt de wet: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschie­den”. Zij die daar strijden in de kracht Gods, hebben vrede op deze aarde, zij zijn daar als het ware bijwoners, bewoners van bezet gebied die weten dat de vijand er uit gaat.

Wat overwint de wereld? Antwoord: Ons geloof in Je­zus Christus. Dat geloof mag niet krachteloos worden ge­maakt door allerlei mense­lijke instellingen, waarmee wij thans nog van doen heb­ben. Wij bidden dat het jaar 1981 daartoe een grote door­braak zal geven. Niet in kleine exclusieve groepen, maar over het rond der aar­de, want dat evangelie, van dit koninkrijk moet en zal over de gehele aarde verkon­digd worden. Daarom roepen wij een ieder op om deze boodschap uit te dragen. Om uit eigen kring te gaan ver­kondigen waar het op aan komt, namelijk een volk van God uit jood en heiden, waarin Hij woont en die Hij zal leiden tot de volle waar­heid.

Die waarheid wordt ons thans geopenbaard, nu namelijk, nu ook voor ons de kennis ver­meerderd wordt en wij steeds meer inzicht krijgen. Steeds meer zien wij in dat ons ge­loof te veel op oudtestamentische wijze geschoeid was. De gerechtvaardigden door het geloof wil en wilde men nog steeds onder de joodse, oudtestamentische wetten bren­gen, onder andere een pries­terdienst onder een bepaalde benaming, kleding en riten, tempel en kerk als godshuis in plaats van de gemeente als lichaam van Christus en de doop als verlengstuk van de besnijdenis.

Ook het zien van het land Kanaän als heilige grond is nog steeds een hardnekkige dwaal­leer. In de middeleeuwen wil­de men dit land door middel van kruistochten voor de kerk veroveren, dit was Gods wil verkondigde men. Thans doen de joden hetzelfde en ook on­der de slogan ‘God wil het’. Natuurlijk mag de jood best een eigen staat hebben, maar men zal dat in vrede moeten oplossen en de ontwikkeling van de gemeente als lichaam van Christus zal daarin nooit ondergeschikt mogen zijn, zoals thans door zeer veel christenen gebeurd. Jood en Arabier zullen el­kaar in Christus moeten vin­den en als broeders aanvaar­den. Dan vallen de lands­grenzen en vijandschap weg. Op die wijze zal alles reg kom’, ook in Zuid Afrika, Iran, Irak, Ierland en in Europa.

Voorwaarts naar het ’Hemels doel’

De wereld roept om het open­baar worden van de zonen Gods. 1981 zal ons daarin weer verder brengen. Het kind is geboren en zal vol­wassen worden. Dat houdt verband met pinksteren en hemelvaart. Na het gemeente- tijdperk komt de geopende hemel.

“Na deze dingen (na alles wat wij gehad hebben) zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had (de stem van Jezus), alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat dezen geschieden moet” Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01). Dan en daar zul­len wij onze Heer ontmoeten. Dat is onze hemelvaart en een kroon op het werk van de gemeente die deze zonen zal (openbaren. Moge het kerstfeest en het jaar 1981 ons een stuk verder brengen naar dat ‘hemelse doel’.

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Correspondentie

In deze rubriek volgt weer een bloemlezing uit de tal­rijke reacties, welke wij de afgelopen weken ontvin­gen. Uiteraard publiceren wij alleen die reacties, welke voor algemene publi­catie geschikt zijn en die een stimulans kunnen zijn voor de beleving van het geloof van anderen . Brie­ven van persoonlijke aard, etc. worden niet gepubli­ceerd, maar krijgen wel de volle aandacht. Overigens is “correspondentie” een belangrijk onderdeel van de ”Levend Geloof” arbeid. Dit werk “achter de schermen” vergt uiteraard veel tijd en wijsheid. In het afgelo­pen jaar werden tientallen brieven van allerlei aard ontvangen en beantwoord. Wij produceren niet via een computer een soort eenheidsantwoord, maar elke brief wordt biddend beantwoord.

Wel betekent dit, in sommi­ge gevallen, dat men wel eens geruime tijd op antwoord moet wachten, omdat we eerst duidelijk wijsheid en inspiratie voor het be­antwoorden willen hebben. – Wij vragen onze lezers ook voor deze tak van arbeid te bidden.

Vanuit het dal de berg op!

Zuster M. v. d. B. – v, d. L. te Schiedam schrijft: “Met vreugde ontving ik zo­juist een pakje met “Levend Geloof”. Hierbij doe ik u de kosten toekomen en be­stel tegelijk erbij het boekje ”De tegenstelling van het aardse- en het he­melse Jeruzalem”. Zeker bid ik voor uw belangrijke uit­gave. Wat ben ik blij met de artikelen. Ik heb te lang in het dal vertoeft, vol verdriet. En nu: de berg op, waar we met God over de muur (muren) mogen springen, waar God de ob­stakels wegneemt of waar Hij je er omheen leidt”.

Verlangen om boodschap door te geven

Broeder J. v. d. B, te Nunspeet schrijft: ”Na het ok­tobernummer gelezen te hebben, hebben wij nog meer het verlangen om de bood­schap van het Koninkrijk Gods door te geven. Wilt u mij nog 10 oktober-nummers toesturen en in het vervolg van elke nieuwe uitgave 10 nummers voor de boekentafel van onze beginnende gemeen­te” .

De waarheid overwint tegenstand en onbegrip

Broeder G. V. te Estaimpuis (België) schrijft: ”In “Le­vend Geloof” wordt melding gemaakt van de brochure van de hand van H. J. Scholten. Graag zou ik een exem­plaar willen bekomen, want het thema van de tegenstel­ling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem is voor mij een belangrijk onder­werp. Als ik u zeg dat hier in de streek alles ‘oud- pinksteren’ is, dan begrijpt u meteen hoe moeilijk het is het getuigenis van het volle evangelie te brengen. Het is zelfs zover dat pro­fetie aangewend is, om de­gene die het volle evange­lie aanhangen, als zijnde Gods gemeente, tegen te wer­ken. Het is niet moeilijk te raden wie de inspirator is van deze zogeheten ‘inspi­rerende boodschap’. Maar de Heer is machtig ook hier de tegenstand en het onbegrip te overwinnen, door de waar­heid te openbaren”.

We leren Gods wezen kennen

Broeder J. R. te Nagele schrijft: ”Wat fijn dat we door Woord en Geest, door prediking en door lectuur, steeds meer van het wezen Gods mogen aanschouwen. Het is echter nog maar een begin. Steeds meer wordt een tipje van de sluier opgelicht. Het is fijn om hier mee bezig te zijn, er zelf deel aan te hebben, en om anderen er weer mee te kunnen dienen. Opdat de Naam des Heren worde ver­heerlijkt in ons en door ons heen ook weer in ande­ren, totdat God alles is in allen. ”Niet dat we het zelf reeds gegrepen zouden hebben, maar we streven ernaar…”, om het maar eens met Paulus te zeggen”.

De onverbrekelijke eenheid

Eén van de gevolgen voor een kind van God, die de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid bewandelt, is dat hij de tactiek en methoden van satan meer en meer leert onderscheiden en daardoor kan ontmaskeren en overwinnen. En dat is ook noodzakelijk willen wij beleven dat wij met Christus meer dan overwinnaars zijn. Voor­dat wij ten alle tijde met succes de duivel kun­nen weerstaan en overwinnen zullen wij eerst zijn gedachten en werkwijzen moeten kennen.

Het spreekwoord: “De eerste klap is een daalder waard”, is ook bij de duivel bekend. Daarom zijn vaak vele kinderen Gods al bij de minste of ge­ringste ‘actie’ van de duivel uitgeschakeld.

Velen zijn altijd in de verdediging, zonder te beseffen dat de aanval de beste verdediging is.

Maar waaruit bestaat de aanval op het rijk van satan voor een kind van God in de eerste plaats? Uit de proclamatie van het Volle Evangelie: Je­zus is een volkomen Bevrijder en Verlosser en wil de mens vernieuwen en herstellen, zodat Zijn beeld in de mens weer zichtbaar wordt!

Satan zal ten alle tijde trachten te verhinderen dat dit verkondigd en beleefd wordt. Gelukkig weet een waarachtig kind van God met Paulus dat “zijn gedachten ons niet onbekend zijn” 2 Korinthe 2 vers 11 (2 Kor. 02:11).

Wat het allergrootste belang is

Bij de verkondiging van het volle evangelie is het van het allergrootste belang dat wij Jezus, Zijn boodschap/leer en Zijn bediening als een onverbrekelijke eenheid zien. Een voorganger zei eens tegen ons: “We moeten de mensen Jezus pre­diken en van daaruit toegroeien naar het volle evangelie”. Maar dit is natuurlijk onmogelijk. Dit is een tegenstelling oproepen die er niet is. Jezus en Zijn boodschap zijn één. Daarom gaat het bij de evangelieverkondiging ook om Je­zus, zoals deze zich geopenbaard heeft in het woord.

De duivel zal echter altijd proberen deze een­heid aan te tasten. Zijn tactiek is deze eenheid stuk te maken en daardoor het evangelie van kracht te beroven. Hij zal proberen één van de ‘onderdelen’ van deze eenheid eenzijdig naar vo­ren te schuiven, alsof het mogelijk zou zijn het volle evangelie op deze wijze te beleven.

Heel wat gelovigen laten zich op deze wijze mis­bruiken en staan daarom ook niet werkelijk ach­ter de volle boodschap, ja gaan zelfs gelovigen die wel de volledige boodschap uitdragen en be­leven, bestrijden.

Men ziet niet in, of wil niet inzien, dat het evangelie zoals Jezus dat bracht en later de apostelen, een boodschap is die de mens volkomen gaat omvormen naar het beeld van Jezus. De nieu­we status van de mens is “in Christus”. In Hem wordt en is de mens een nieuwe schepping. En naarmate we geestelijk groeien komt dit meer en meer tot openbaring.

Onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Door strijd en volharding vanuit deze plaats, zijn we als het ware op de ‘geestelijke trainingsschool’ om omgevormd worden tot overwinnaars en beelddragers van Christus.

Zij die gelovigen, welke deze volle weg bewande­len, aanvallen met bijvoorbeeld de kreet dat zij alleen maar een ‘bepaalde visie’ of ‘leer’ aanhangen, zouden er goed aan doen zichzelf eens te onderzoeken, zoals Paulus dat vermaant in 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05). Het is zelfs de vraag of zij wel ooit iets begrepen hebben van de boodschap van het Konink­rijk Gods.

Er is maar een evangelie

Er is maar één evangelie dat de mens werkelijk verlost uit satans macht. Dat is het evangelie van Jezus. Zijn leer stond nooit los van Zijn bediening. Hij bracht in praktijk wat Hij ver­kondigde. Zijn boodschap was onlosmakelijk met de toepassing er van verbonden. Hij ontmaskerde en overwon de satan, ook als deze in ‘vrome vorm’ tot Hem kwam, bijvoorbeeld via de Farizee­ën en Schriftgeleerden. Een ieder die met een oprecht hart zijn leven wilde veranderen, vond bij Jezus de oplossing en bevrijding. Hij sprak: “Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden” Johannes 10 vers 9 (Joh. 10:09).

In deze eindtijd gaan velen de geweldige rijkdom van dit evangelie weer ontdekken en beleven. Zij gaan ontdekken hoe Jezus hen vanuit de natuur­lijke denk- en leefwereld overplaatst in Zijn hemelse sfeer en realiteit. Zij willen niet lan­ger altijd maar weer de infiltraties ondergaan uit her rijk van satan. En maken zich daarom ook volkomen los uit allerlei ongeestelijke leringen die geen rekening houden met de woorden van Je­zus dat Zijn Koninkrijk NIET van deze wereld is. Zij gaan ten volle ontdekken dat, wat geen oor heeft gehoord, en geen oog heeft gezien en in geen mensenhart is opgekomen, God klaargemaakt heeft voor degenen die Hem liefhebben! Bent u reeds één van deze ontdekkers?

 

Los van de schaduw; vast aan de werkelijkheid door H. J. Scholten

“Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken” Hebreeën 10 vers 1 (Heb. 10:01).

Schaduw en werkelijkheid

Elk Bijbelwoord is hemels ge­ïnspireerd en heeft eeuwig­heidswaarde. Elke gebeurtenis in het Oude Testament spreekt van geestelijke en dus hogere werkelijkheden. We lazen dat de wet een schaduw heeft van de toekomstige goederen. Nu moeten we even ’pas op de plaats’ maken. De eerste vijf boeken van de bijbel, de Pen­tateuch, zijn de boeken van Mozes, de boeken der wet. Alles wat daarin staat zijn schaduwbeelden van de wer­kelijkheid. Niet, dat deze dingen nooit gebeurd zijn, maar ze beelden een geeste­lijke werkelijkheid uit.

Het is niet de gestalte van de dingen zélf!

Als een geliefd persoon in de volle zon staat en wij zien zijn schaduw, kunnen we niet de schaduw omhelzen en begroeten, maar wél de per­soon zelf! Wat hebben wij liever? De schaduw of de werkelijkheid?

Het wonderlijke is, dat on­der het oude verbond de schaduw zichtbaar was voor het natuurlijke oog en de werkelijkheid geestelijk is onder het nieuwe verbond en alleen met geestelijke ogen waar te nemen.

De werkelijkheid is Christus

Prijst God dat de werkelijk­heid gekomen is. We lezen sa­men in Kolossenzen 2 vers 16 tot en met 23 (Kol. 02:16-23):

“Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drin­ken of op het stuk van een feestdag , nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen ko­men moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is!”

Het gaat dus in alles om de Christus! Hij is onze sabbat, Hij is onze werkelijkheid! We leren dus de werkelijkheid door de schaduw kennen. Als dat gebeurd is, laten we de schaduw los en omhelzen (kus­sen) de werkelijkheid. Nu verstaan we des te beter vers 12 uit Psalm 2: “Kust (om­hels) de zoon, opdat Hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat”. (Ps. 002:012)

Daarom willen wij ons ten al­len tijde bezig houden met de werkelijkheid, dus met de geestelijke (hemelse) goede­ren. Mét Jezus kwam de werke­lijkheid en met Hem de genade en de waarheid.

Het is zo belangrijk dat een mens gered wordt. Dat hij de werkelijkheid leert kennen, want alleen Jezus is de zin en het doel van ons leven. Als men dat niet gaat zien, zal men altijd heen en weer geslingerd worden tussen hoop en vrees. Daarom zingen wij dan ook:

De vreugde van mijn leven,

de zin van mijn bestaan,

heb ik in Hem gevonden,

en Jezus is Zijn Naam!

 

En daarom kan ik blij zijn,

op elke dag der week.

Door ‘t bloed ben ik recht­vaardig,

wat eens onmoog ’lijk leek.

O, glorie, halleluja,

ik ben een kind van God,

Een koningskind dat hoger,

klimt naar het doel van God!

 

Bent u los van de schaduw?

We zullen nooit geestelijk kunnen groeien en klimmen als we niet de zekerheid hebben een kind van God te zijn. We moeten lós zijn van de schaduw! Er moet een vas­te verbinding zijn met de werkelijkheid, Jezus Chris­tus. Vele christenen zien de schaduwen aan voor de werke­lijkheid en zitten vaak nog vast aan de wet en dan kan er ook geen enkele geeste­lijke groei zijn. En omdat men dan constateert niet geestelijk te groeien, komt men logischerwijs tot de be­lijdenis: Wij zijn en blij­ven zondaren tot. aan onze dood. Maar het Koninkrijk van God bestaat niet uit blijvende zondaren doch uit koningen en priesters! Dus verloste zondaren. De schaduw kan mij niet verlossen. De schaduw brengt de veroordeling, want de wet is de bediening van de dood!

We moeten los komen van de schaduw, van de wet, en vast komen te zitten aan de wer­kelijkheid, Jezus Christus!

Jezus is het volmaakte of­fer! Dat staat boven het ge­lezen Schriftgedeelte van Hebreeën 10. Jezus is het hemelse Goed! Hij is de wer­kelijkheid!

In Hebreeën 7 vers 18 en 19 (Heb. 07:18-19) lezen wij:

“Want een vroeger voor­schrift (de wet) wordt wel afgeschaft als het zonder kracht en nut is, – immers de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte ge­bracht – maar thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor wij nader tot God komen”.

Jezus is het volmaakte offer

Prijst de Heer dat wij de bedéling der wet, de bedé­ling der schaduwen, gehad hebben en nu mogen leven on­der de bedéling van de wer­kelijkheid.

Wat is dan die heerlijkheid?

We lezen vers 14 uit Hebree­ën 10: “Want door een offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden”. Hebreeën 10 vers 14 (Heb. 10:14)

Jezus Christus is de Mid­delaar van het Nieuwe Ver­bond! En is het offer ge­bracht? Halleluja, ja, het is volbracht! En is het of­fer voldoende? Ja, volmaakt voldoende! Glorie voor het Lam Gods!

Maar wie zijn die ‘hen’, die volmaakt worden? Nog beter: volmaakt zijn? Het zijn allen, die door genade Gods mogen zeggen: Ik ben een kind van God. Kunnen wij dat dan zomaar zeggen? Gaat het zo gemakkelijk? We stellen maar eens een vraag: Waarin heeft God het de mensen dan moeilijk gemaakt? Velen weten geen raad met de rijke genade van Jezus Christus. Hóe we­ten wij dan volmaakt te zijn? Door geloof! Omdat God het zegt en Hij is geen Man, dat Hij liegen zou!

Omdat wij met heel ons hart Gods woord gelóven, gaat de Heilige Geest een getuige­nis geven. In Hebreeën 10 vers 15 tot en met 17 Heb. 10:15-17 staat:

“En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuige­nis, want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmee Ik Mij aan hen ver­binden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten schrijven en die ook in hun verstand schrijven, en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken”. (Heb. 10:15-17)

Dankt God voor deze onmetelijke rijkdom: het volmaakte offer! Dat offer is de basis om een geestelijk en volmaakt mens te worden. Verlost van alle wettisisme. Zulke ver­losten laten zich niet meer zondag op zondag “Mozes” voorlezen. In onze harten zijn nu de wetten des Geestes gelegd. De wet van de liefde Gods! En de liefde doet de naaste geen kwaad! Daar heb­ben we de wet van Mozes niet meer voor nodig, want we heb­ben de schaduwen losgelaten omdat wij de werkelijkheid, Jezus Christus, hebben leren kennen en omhelzen. Wij lie­gen niet meer en stelen niet meer, enz., omdat de wet van Mozes het verbiedt, maar de liefde Gods in onze harten maakt, dat wij deze dingen niet meer doen. We worden niet meer door de wet over­tuigd, maar de liefde van Christus overtuigt ons en de­ze liefde doet de naaste geen kwaad.

Het volmaakte offer van Jezus maakt ons los van élke scha­duw! Nu is de zekerheid in ons leven gekomen, doordat de Heilige Geest ons een getui­genis gegeven heeft. Nu gaan wij de wonderen en tekenen verstaan, die Jezus deed en een geestelijke werkelijkheid aanduiden. Jezus bracht ons profetische en geestelijke boodschappen. En ze worden ontsluierd voor die mensen, die oren hebben om te ho­ren ogen hebben, om te zien.

De heerlijkheid Gods

Alleen door de Heilige Geest wordt ons de heerlijkheid Gods geopenbaard. Jezus zélf is de heerlijkheid Gods. We denken aan de woor­den van de apostel Petrus:

“De oudsten onder u vermaan ik dan als mede-oudste (wat een bescheidenheid!) en ge­tuige van het lijden van Christus, die ook een deel­genoot ben van de heerlijk­heid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods die bij u is” 1 Petrus 5 vers 1 en 2 (1 Petr. 05:01-02).

De heerlijkheid Gods is de ’kudde Gods. Dat is het lichaam van Christus! Die kudde bestaat uit verloste zondaren, uit zonen Gods. “Want allen die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods!” Romeinen 8 vers 14 (Rom. 08:14).

We zien dus dat de ware ge­meente van Christus niet bestaat uit zondaren tot aan de dood, maar uit koningen en priesters. Durft u het te beamen? Dan beaamt u wat God zélf gesproken heeft. De kudde is gekocht! En ook eerlijk betaald! Los­gekocht uit het rijk der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de zoon der liefde, Jezus Christus.

Een koninkrijk van God be­staande uit zondaren is niet bijbels. Dat maakt het kruis van Jezus volkomen krachte­loos, alhoewel velen het ne­derig en ‘vroom’ vinden te belijden, dat zij zulke gro­te zondaars zijn. De dood moet dan eindelijk de bevrijding geven en is dan het afsterven der zonden.

Zouden deze mensen de waarde van het volmaakte offer wel verstaan?

De kudde Gods is gekocht en betaald door de Opperherder! Wat kunnen wij dan geeste­lijk genieten van de woorden uit Openbaring 5 vers 9 en 10 (Openb. 05:09-10):

“Want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God ge­kocht met uw bloed uit elke stam en taal en volk en na­tie; en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een ko­ninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde!”

Welk een rijkdom voor alle wedergeboren kinderen Gods. In de geestelijke wereld zijn zij koningen en priesters! Dankzij het vol­maakte offer van de hemelse Hogepriester. Openbaring 5 vers 9 en 10 (Openb. 05:09-10)

Het koninkrijk der zondaren

Er is nóg een koninkrijk.

Het koninkrijk van de zonda­ren. Het is het rijk der duisternis, met als kóning: de satan! Van deze koning moeten zijn onderdanen da­gelijks belijden: we zijn en blijven zondaren tot on­ze dood. Ze zijn door de duivel tot een koninkrijk van zondaren gemaakt! Hun vader is de leugenaar van het begin, de vorst der duisternis. Deze “vader1 heeft velen misleid met zijn “vrome” leringen en heeft ze een verkeerde be­lijdenis opgedrongen.

Zo wordt het kruis van Christus opnieuw tot een bespotting. Het wordt krachteloos gemaakt en daarom is het leven van de meeste christenen ook krachteloos. Geur nóch fleur! De duivel heeft wel wat bereikt en het liefste houdt hij mensen vast aan de schaduw der wet, En wat wil onze hemelse Vader doen? Hij is de Opgang uit de hoogte die naar zulke mensen omziet en zegt: “Ik wil u beschijnen, jullie, die gezeten zijn in duis­ternis en schaduw des doods, om jullie voeten te richten op de weg des vredes” Lucas 1 vers 19 (Luc. 01:19).

Sommige christenen hebben gemeend het woord van God te moeten beschermen en het vastgelegd in tal van be­lijdenisgeschriften. Goed bedoeld, maar volkomen over­bodig. Bij de roeping van Jeremia komt het woord des Heren tot hem:

“Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de Here tot hem: “Gij hebt goed ge­zien, want Ik waak over Mijn woord om dat te doen” Jeremia 1 vers 11 en 12 (Jer. 01:11-12).

Vaststaan door het geloof

Wat is er veel eigendunke­lijke godsdienst, al staat het in een “roep van wijsheid” . De apostel Paulus schrijft: “Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus” Romeinen 6 vers 11 (Rom. 06:11).

Staat het voor u vast? Dan kunnen wij doorgaan met 2 Korinthe 1 vers 24 (2 Kor. 01:24): “Wij zijn medewerkers aan uw blijdschap, want door het geloof staat gij vast!”

Een heerlijk gevoel! Dat vaststaan. Door het geloof! Het geloof gelóóft! Dan hebt u een goed geloof. Niet door uw gevoel staat u vast, maar door uw geloof! En dan komt het juiste gevoel, prijst de Heer!

Men staat niet vast door een zogenaamde vrome belijdenis van: “Och, ik ben nog zo slecht”. Paulus zegt tegen de Filippenzen: “Gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik af­wezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel!” Filippenzen 1 vers 27 (Filip. 01:27) .

En ook de apostel Petrus doet nog een goede geeste­lijke duit in het zakje wat dit ‘vaststaan betreft, want hij zegt :

“Doch de God van alle gena­de, die u in Christus ge­roepen heeft tot zijn eeu­wige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevesti­gen, sterken en grondves­ten. Hem zij de kracht tot in alle eeuwigheid” 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10) .

En dan zegt Petrus verder,: “Dit is de ware genade van God, daarin moet gij vaststaan!” 1 Petrus 5 vers 12b (1 Petr. 05:12b). Dan begint het leven van bevrijding en blijdschap en kracht.

Allemaal geestelijke werke­lijkheden en geen theorie! Want het is een groot ver­schil of men zegt: ik ben een zondaar tot aan mijn dood of ik ben een verloste des Heren.

Welke belijdenis zou de he­melse Vader het liefste horen

Wat is uw belijdenis?

Heerlijk dat velen het mo­gen zeggen: “Dank U Jezus voor het lofgewaad!” Wat leven vele christenen nog met een kwijnende geest. Het is wondervolle genade van God te kunnen zeggen: “Ik ben een terebint der gerechtig­heid, een planting des Heren”. Iemand zei eens tegen mij: “Zo iets zeg je toch niet van jezelf, dat is allemaal maar hoogmoed”. Hij dacht ‘vroom en nederig’ te zijn, maar aan zijn leven was ook wel te zien, dat hij geen eikenboom der gerechtigheid was.

Wij mogen bruiloft vieren

Waarom zijn we terebinten of eikenbomen der gerechtigheid? “Tot Zijn verheerlijking”, zegt de profeet Jesaja. Zon­daars kunnen niet leven tot verheerlijking van God, dat is ónmogelijk! Alleen be­vrijde en verloste zondaren kunnen leven tot Gods eer, want zij zijn gemaakt tot koningen en priesters! Wat wil men geloven? Wat Gods woord zegt of één of andere zware leer? Wil men de blijdschap beleven? De vergeving van al­le zonde en schuld door het bloed van het Lam? Willen we bruiloft vieren?

Dan moet men wel terechtkomen in Kana! Daar wordt maar eventjes zeven dagen feest gevierd. Alleen verlosten kunnen feestvieren. Zij, die uit de gevangenis ontslagen zijn! Weet u wat er staat in Johannes 2 vers 1 over de bruiloft in Kana?

“Op de derde dag was er een bruiloft te Kana!” Johannes 2 vers 1 (Joh. 02:01). Dit doet ons denken aan de opstanding van Jezus uit de doden ten derde dage.

Jezus leeft! Op naar Pinksteren! Er is volop feest voor al Gods kinderen. Vrede en blijdschap door de Heili­ge Geest. Het feest der eerstelingen! En we weten dat het gevierd wordt in de dérde maand! Feest! Bruiloft! Huwelijk!

“Uw Maker is uw man, Here der heerscharen is zijn Naam!”

Bent u al getrouwd? Uw Jood­se bruiloft al gevierd? De God lovers bruiloft? Dat is met recht een groots feest want het duurt zeven dagen! Een teken van volheid! Dan ontvangt men nieuwe wijn in nieuwe leren zakken! Een zondaar tot de dood kan deze nieuwe wijn niet verdragen.

U weet, in Kana waren zes watervaten, bestemd voor het reinigingsgebruik van de Jo­den. Zo wil God een ieder reinigen met het waterbad van het Woord! En dan worden we gevuld, met het Water des Levens! En, o wonder, dat water wordt tot “wijn”! Dan kan er geschept worden uit de bronnen des heiIs met gróte vreugde! Het feest ’barst los’! Sterk en krach­tig is de vreugde des Heren! Van een godsdienstig steur­mens tot een blijde Godsgetuige!

Zullen we niet hoog opgeven van onze Man? Van deze brui­loft spieken? We mogen weten wat de werkelijkheid is, om­dat we gedoopt en vervuld zijn met de Heilige Geest.

Jezus Christus is waarlijk onze vreugde! Jezus is voor ons “de allerbeste wijn”.

Hij heeft ons losgemaakt van de schaduw en aan Zich ge­bonden, de werkelijkheid!

Los van de berg Sinaï, vast aan de berg Sion!

Van de berg Sinaï kwam de bediening des doods, maar van de berg Sion de bedie­ning van het eeuwige leven! Wat een genade!

En deze genade is verschenen, Heilbrengend voor alle mensen! Halleluja. Amen!

 

Optimisten gevraagd! Door Gert Jan Doornink

“Een verbazingwekkend nieuw­tje; er bestaan nog optimis­ten! ” Zo begon onlangs een artikel van de journalist Jos van Noord in “De Tele­graaf”. Daarin wordt melding gemaakt dat op initiatief van de 41 jarige Henk Horst­man uit Den Helder, een stichting is gevormd waarvan alleen optimistische mensen lid kunnen worden. Het is de bedoeling dat tijdens de jaarwisseling van 1999 naar 2000 een groots opgezet feest wordt gehouden in een Amsterdams hotel, waarvoor reeds nu alle zalen afge­huurd zijn. Eén en ander werd officieel op contract gesteld en via een notaris geregeld….

Men kan lachen om deze “plannen”, maar wie kennis neemt van de gedachten van de initiatiefnemer, moet toegeven dat het pessimisme wat hij beschrijft in onze dagen hand over hand toe­neemt. We laten de heer Horstman even aan het woord: “Ik hoor in mijn werk almaar van die droefgeestige gelui­den van mensen die het niet meet zien zitten. Ook jonge­lui zijn somber”.

“Er gebeurt de laatste tijd ook nauwelijks meer eens iets waarvan je zegt: hé, dat is nou eens leuk! Er is alleen maar rotzooi, en el­lende, lijkt het wel. Die somberheid, die neerslach­tigheid, dat is een vrese­lijk besmettelijke ziekte”.

“Het lijkt wel of de mensen om je heen niet meer lekker durven te leven, doordat ze helemaal gek gemaakt worden met allerlei jobstijdingen en rotberichten. Je wordt de hele dag door overspoeld met berichten over de troep en ellende van anderen.

Daardoor gaan de mensen bij de pakken neerzitten”

‘Ik krijg een geweldige afkeer van al die zwartkij­kers, die onheil voorspellers en humeurige twijfe­laars”. Daarom kunnen alleen optimisten lid worden van zijn club..,.

Hoe goedbedoeld en vol idea­lisme de heer Horstman het pessimisme ook aan wil pak­ken, het draagt natuurlijk op geen enkele wijze bij tot een werkelijke oplossing. Die is alleen te vinden in het geloof. En dan geen surrogaat-geloof, zoals dat bijvoorbeeld in het naam- christendom naar voren komt, maar het echte_ geloof, wat zijn basis vindt in Jezus Christus, de Zoon van de levende God’.

Wie met Hem een nieuw leven begint, en het oude (door satan beheerste leven) de rug toekeert, wordt een echte optimist! Negativisme, neerslachtigheid, somber­heid en pessimisme, gaan verdwijnen, als Christus wordt aangenomen en het nieuwe leven met Hem consequent wordt beleefd.

 

Inspanning en ontspanning door Gert Jan Doornink

Vele christenen proberen zich verdienstelijk te ma­ken door zich in te spannen voor allerlei activiteiten. Als deze inspanning echter niet gebeurt vanuit de ‘ontspanning’ die wij be­zitten in Jezus Christus heeft het voor God geen en­kele waarde.

Ontspannen christenen heb­ben de visie van het Ko­ninkrijk Gods en strekken zich uit de volheid van Christus te openbaren. Zij weten dat Jezus Christus een volkomen overwinning op satan heeft behaald. En vanuit deze zekerheid hebben zij hun plaats met Christus ingenomen in de hemelse gewesten.

Van daaruit ‘spannen ze zich in’ om het Koninkrijk Gods door woord en daad be­kend te maken. Haar het is geen inspanning die ont­aardt in ‘gespannenheid’ of ‘overspannenheid’, zoals we die vandaag aan de dag nog al eens bij gelovigen aan­treffen . Als dat het geval is heeft satan een vinger in de pap en zijn we uitge­schakeld als instrument in Gods hand. De oorzaak moet dan veelal gezocht worden in het niet voldoende vrij zijn van de infiltraties uit het rijk van satan en het onvoldoende één zijn met Christus.

Bij een waarachtig kind van God gaan inspanning en ont­spanning ten alle tijde sa­men. En het heeft een posi­tieve uitwerking in eigen leven en daardoor ook ten opzichte van ons getuigenis in deze wereld.

 

Bent u al een lichtdrager van Jezus Christus? Door J. Noë

‘Het volk dat is donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht. (Jes. 09:11)

Het feest van het licht.

Het is weer zover, broeders en zusters. De decemberfeestdagen zijn weer aangebroken en we gaan weer kerst en Oudejaar vieren. Oorspronkelijk was het Kerstfeest een heidens feest, 25 december was de dag van de winterzonnewende en de zonverering, maar in de 4e eeuw werd te’ Rome de­ze dag gekerstend tot de dag van Christus, de Zon der gerechtigheid. ”Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duis­ternis, straalt een licht” Jesaja 9 vers 11 (Jes. 09:01).

Kerstfeest is het feest van het Licht. Ook de wereld doet er aan mee. De straten en pleinen in de steden zijn feestelijk versierd en ver­licht. en overal zijn kerstbomen met kaarsen (elektrisch of gewoon) geplaatst, zowel buiten als in winkels, kantoren en huizen. Een ech­te decembersfeer.

Maar zeer belangrijk is: Hoe wordt het Kerstfeest ge­vierd? De wereld viert dit natuurlijk op volkomen eigen wijze, geheel vreemd aan het  ware kerstgebeuren, maar ook helaas zogenaamde christenen laten de wereld niet, los, (ze gaan even gauw naar de kerk (dat hoort er zo bij), maar dat is dan ook alles.

De ware christenen, de kin­deren Gods, zien echter in het feest van het Licht, de grote genade en liefde van God de Vader, dat Hij Zijn Zoon, Jezus Christus, de Messias, geboren deed worden door de Heilige Geest, tot de Redder der mensheid. Zij weten dat de Kerst onverbre­kelijk verbonden is met Goe­de Vrijdag, Pasen, Hemel­vaart en Pinksteren.

Zoals in Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) staat:

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.

En God heeft Hem dan ook al­le macht gegeven, zoals on­der andere staat in de vol­gende Schriftgedeelten: Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05):

“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en heerschappij rust op Zijn schouders en men noemt Hem: Wonderbare raadsman, sterke God, eeuwige Vader, Vredevorst”. 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08):

“Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”. Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18): Jezus zeide: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” .

Wat zegt Gods woord over het licht?

Wij willen nu een aantal teksten aanhalen die spreken over het Licht. Buiten Het bij het begin van dit arti­kel aangehaalde vers uit Jesaja denk ik aan Johannes 1 vers 4 en 5 en Johannes 1 vers 9 (Joh. 01:04-05; Joh. 01:09) waar onder ‘het vleesgeworden Woord’ staat:

“In het woord was leven en het leven was het licht der mensen en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen”. Johannes 1 vers 4 en 5 (Joh. 01:04-05)

“Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld” Johannes 1 vers 9 (Joh. 01:09).

Jezus zegt dan ook van Zich­zelf in Johannes 8 vers 12 (Joh. 08:12): “Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”.

We zien hier dus dat het waarachtige licht en het waarachtige leven nauw met elkaar verbonden zijn en dit ervaren wij, als wij Hem in alles volgen!

Jezus zei tot Zijn discipe­len, en dat geldt, gezien het bovenstaande, ook voor ons, in Matteüs 5 vers 14 tot en met 16 (Matt. 05:14-16):

“Gij zijt het licht der wereld. En stad, die op een berg licht, kan niet verbor­gen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is verheerlijken”.

Wij zijn geroepen licht dragers te zijn

Als zo dat Goddelijk Licht door ons heen stroomt, dan weerspiegelen wij de Heer­lijkheid Gods, hebben wij volkomen gemeenschap met Je­zus Christus en laten ons leiden door de Heilige Geest. Elke macht der duisternis (boze geesten, ziek­ten, enz.) zal voor dit goddelijke licht moeten wijken. Zo geschiedt het ook in het natuurlijke leven. Als de zon opkomt, wijkt de duis­ternis. Als wij in een don­ker vertrek komen, drukken we op of draaien we aan een knop en het licht gaat aan en de duisternis wijkt. Als het licht niet aangaat is er dus iets niet in orde, dan is de verbinding met de krachtbron verbroken. Men dient dan zo gauw mogelijk de oorzaak ervan te onder­zoeken om de verbinding te herstellen.

Zo is het ook met ons. Als wij geen lichtdragers van Jezus Christus zijn, dan mankeert er wat aan ons contact met de krachtbron en dan dienen wij ons zo spoedig mogelijk aan een zelfonderzoek te onderwerpen.

Wat Paulus zegt in Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12): “Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts!” Wij moeten ons dan met ons gehele hart verootmoedigen voor de Heer en goed luisteren wat Hij ons te zeggen heeft, opdat Zijn goddelijk licht (weer) door ons hele wezen kan stromen.

Ik eindig nu met de volgende teksten: Johannes 12 vers 35 en 36 (Joh. 12:35-36): “Wandelt, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalle. En wie in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heen gaat. Gelooft in het licht, zolang gij het licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn”. 1 Johannes 1 vers 5 tot en met 7 (1 Joh. 01:05-07): En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

Lees ook Psalm 139.

Broeders en zusters, ik wens u allen fijne feestdagen en Gods rijke zegen toe!

 

Verkenningen rond het boek. Openbaring door Nico Goverts

– Hoofdstuk – 6 –

Het boek van de contrasten

We kunnen het boek Openbaring heel goed typeren als het boek van de contrasten. En het is juist een kenmerk van de eindtijd dat de tegenstellingen scherper worden. De fronten tekenen zich af. Dat is dan ook de reden waarom het boek openbaring aan de gemeente gegeven is: om kennis te krijgen van de achtergrond der dingen. Er is een strijd aan de gang; er gaat een eindstrijd komen; maar waarom? Met welk doel? Wat is de inzet?

“Er kwam oorlog in de hemel”, lezen we in Openbaring 12 vers 7 (Openb. 12:07). Maar dat gaat niet buiten ons om. God doet niets buiten de ge­meente om. Daarom staat er dan ook in datzelfde hoofdstuk: “Zij hebben hem overwonnen” Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11). Dat is het volk van God. We zien hier een geestelijke wet: door een mens is de satan in de wereld gekomen, ook door de mens zal hij er weer uit moeten. Adam was de mens die de duisternis in de schepping binnenliet; in de eindtijd zal er een mens op­staan die de duisternis weer uit de schepping zal verdrij­ven; en die mens, dat is de gemeente, de volkomen man, zoals Efeze 4 hem beschrijft, het volk van God in zijn manne­lijke rijpheid.

Waarom doet God alles niet in één moment? Waarom rekent God niet in één oogwenk met de duivel af? Dat gaan we be­grijpen als we iets begingen te verstaan van de tegenpolen die een rol spelen in de afwikkeling van het eindtijdgebeuren. God strijdt op een wettige wijze. David sprak reeds: de Heer zal opstaan tot de strijd. Maar dan moeten we bedenken: God is Geest, dus wanneer God de strijd aan­bindt, dan kan het niet anders of we hebben te maken met een geestelijke strijd. De methode van kracht en geweld is te enen male vreemd aan het wezen Gods. God voert geen aardse oorlogen en Hij verbindt zich daar ook niet mee.

Het rijpingsproces naar twee kanten

Nu houdt God zich aan zijn principe: alles zal geschieden door middel van de gemeente. En dat is dan ook de reden dat het niet in één moment allemaal klaar is. Immers, die gemeente moet eerst tot rijpheid komen. Er is een rij­pingsproces nodig, en wel naar twee kanten: het rijk der duisternis wordt volgroeid, en ook het volk Gods komt tot volle wasdom. Om het met een beeld van Jezus te zeggen: onkruid en tarwe groeien beide op tot de oogst.

Dit uitgangspunt, dat zowel het rijk Gods als het rijk van de boze tot volwassenheid moet komen voordat de totale overwinning behaald kan worden, vinden we ook al in het Oude Testament. In Genesis 15 vers 16 (Gen. 15:16) spreekt God tot Abram: “Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eer­der is de maat der ongerechtigheid der Amorieten niet vol”. Daar zien we de ene kant van de zaak. Het onkruid komt tot rijping.

De andere kant wordt duidelijk belicht in Exodus 23 vers 29 en 30 (Ex. 23:29-30): ”Ik zal hen niet in één jaar voor u uitdrijven, opdat het land geen woestenij worde en het wild gedierte u niet te veel worde. Langzamerhand zal ik hen voor u uit verdrij­ven, totdat gij zo vruchtbaar wordt, dat gij het land in bezit kunt nemen”. In deze tekst wordt glashelder het ver­band gelegd tussen het vruchtbaar worden van het volk Gods en de verovering van het land. God gaat niets force­ren. God zegt niet: Ik ben toch sterker dan de duivel; Ik zal hem wel even uitzwavelen.

God zegt niet tot de gemeente: Ik reken wel even met de vijand af; doe je ogen maar even dicht, of kijk maar even de andere kant op. Ik roep jullie wel als Ik klaar ben. Neen, God houdt zich aan de wetten van de geest. Ook in de geestelijke wereld geldt: eerlijk duurt het langst. God zegt tot de gemeente; We gaan alles samen doen. Ook de eindstrijd doen we samen. Immers, welke generaal gaat naar het front zonder zijn soldaten? Hebt u ooit gehoord van een veldheer die tegen zijn mannen zegt: De beslissende slag gaat nu beginnen; komen jullie nu maar naar de kanti­ne; je eten staat klaar. Dan ga ik wel naar het slagveld.

Openbaring 12 vertelt hoe de satan uit de hemel geworpen wordt. Maar dat kan alleen wanneer eerst de zonen Gods hun plaats in de hemel innemen. Eerst moet de gemeente de he­mel in, voordat de boze eruit gaat. Daar is het wachten op: op een volk dat zich volledig, met hart en ziel, gaat vestigen in de hemelse gewesten; dat volk zal de machten der duisternis uit de hemel verdrijven.

Daarom is het zo belangrijk dat we zicht krijgen op die tegenpolen die voor het eindtijdgebeuren bepalend zijn. We willen er een aantal onder de loep nemen.

Twee soorten koningschap

Allereerst zien we dan dat het in het laatste Bijbelboek gaat over het koningschap. Maar daar is tweeërlei koning­schap. Er zijn twee soorten koningen. Vaak denken we hier veel te weinig concreet over. Velen menen: natuurlijk, God is koning, Hij is immers almachtig. De mens wikt, God be­schikt. En zo beschikt God dan ook op een keer: nu is het tijd voor de wederkomst, nu gaat de duivel eraan.

Deze opvatting roept echter wel een serie vragen op. Hoe regeert God eigenlijk? Wat is almacht in feite? Is alles wat er gebeurt, dan de wil van God? En op grond waarvan bepaalt God dan het tijdstip van het einde? Is er verschil tussen almacht en willekeur? En, wat in wezen de kernvraag is in dit geheel: waar blijft in deze zienswijze de mens, waar blijft de gemeente?

Er is echter nog een andere gedachtegang, die vaak onbe­wust wordt aangehangen. Namelijk dat men in de praktijk leeft zonder enig besef van wat koningschap in feite is. In theorie is men natuurlijk wel bereid om te erkennen dat God koning is, maar men is zich totaal niet bewust wat dat voor consequenties zou kunnen hebben. Men leeft zonder enige gedachte aan koningschap. Misschien heeft men een vaag idee over Gods koningschap in een verre toekomst. Of men stelt vast op grond van een bedelingenleer: Jezus is nu nog geen koning, Zijn koningschap heeft ook niets te maken met de gemeente, dat geldt voor later en voor een ander volk. Op die manier wordt de gemeente beroofd van een van de voornaamste taken en voorrechten, zo niet de aller voornaamste roeping, die zij bezit. In deze tijd reilt en zeilt alles dan maar zoals het gaat, we leven in een soort koning loze periode, een soort stadhouderloos tijdperk.

Ook deze opvatting laat vele vragen onbeantwoord. Wat is in dit geval nog de zin van het leven? Waartoe dient dan de gemeente? Waar is Jezus dan vandaag en wat doet Hij in deze tijd? Als er dan een koningschap is in de toekomst, voor wie is dat dan, en waar komt dat dan opeens vandaan? Komt dat zomaar plotseling uit de lucht vallen?

In dit alles kan het boek Openbaring ons zo duidelijk op weg helpen. Want fundamenteel voor het verstaan van het, hele eindtijdgebeuren is de gedachte van twee soorten ko­ningschap. En daarbij ook het inzicht, dat alle koning­schap begint in de onzienlijke wereld.

In Openbaring 9 lezen we over sprinkhanen die opkomen in de eindtijd. Ze zijn afkomstig uit de afgrond, en er staat in Openbaring 9 vers 3 (Openb. 09:03): ”en hun werd macht gegeven”, dus daaruit blijkt dat we te maken hebben met machthebbers. En dan vertelt ons Openbaring 9 vers 11 (Openb. 09:11): “Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds”. Hier wordt uitdrukkelijk gesproken over een be­paalde vorm van koningschap. En tegelijk valt ons ook op de aard van deze heerschappij: het gaat over een engel, dat is een geest, dus het betreft hier een geestelijk koningschap .

Nog een andere uitspraak is veelzeggend in dit verband. In Openbaring 18 schildert Johannes het einde van Babylon en dan vermeldt hij in Openbaring 18 vers 7 (Openb. 18:07): “Want zij zegt in haar hart: Ik troon als koningin, ik ben geen weduwe en geen rouw zal ik zien”. Ook deze tekst spreekt glashelder over koningschap. Over hetzelfde Babylon wordt verklaard: ”En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde” Openbaring 17 vers 18 (Openb. 17:18). We zien: hier is sprake van een heerschappij in de geestelijke wereld, een antigoddelijk koningschap.

Nu komen we in Openbaring ook uitspraken tegen over het regeren van God. Naar meermalen op een heel merkwaardige wijze. Herhaaldelijk ontmoeten we de gedachte dat het ko­ningschap van God gaat beginnen. Was het er dan niet al­tijd?

De machtswisseling in de geestelijke wereld

Het lijkt een vreemde gedachte: God begint te regeren. En toch kan het heilzaam zijn, dit punt eens scherp naar vo­ren te halen, juist omdat voor velen het koningschap van God een al te vanzelfsprekende zaak is. Natuurlijk is God koning, heet het dan. Maar is dat wel zo natuurlijk?

Er zitten twee kanten aan deze zaak. Enerzijds ziet Johannes in Openbaring 4 de troon van God, als een vast punt, een onwrikbaar bolwerk in de branding van de tijden. Gods troon staat eeuwig vast. Waarom? Omdat God is die Hij is; God is onomkoopbaar. Gods heerschappij is verankerd in zijn karakter. God laat zich door geen macht der hel beïn­vloeden. Daarom staat zijn troon vast, omdat zijn wezen vast is.

Maar er is ook nog een andere kant. Er is nog veel gebied dat nog niet onderworpen is aan God. Er zijn nog machten die tot voetbank gemaakt moeten worden. En daarom komen we in Openbaring ook teksten tegen als deze: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Ge­zalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwig­heden Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15). Daar zien we een verandering van heerschappij; er komt een ander aan de macht. En dat is nu juist het bijzondere, het boeiende, en ook het glorieuze van de eindtijd: het is een tijd van omwenteling, van machtswisseling in de geestelijke wereld. Daarom is het ook zon spannende periode.

Maar een revolutie is nooit zomaar een zaak van één mo­ment. Wie een staatsgreep wil plegen, moet zorgen voor een degelijke voorbereiding. Om in de hemelse gewesten een oud bewind te vervangen door een nieuw, daarvoor is een gron­dige planning vereist.

In het boek Openbaring vinden we veel lofprijzing. Maar opvallend is daarbij dat de inhoud ervan zo vaak betrekking heeft op het koningschap. Om maar enkele voorbeelden te noemen: “Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het ko­ningschap hebt aanvaard” Openbaring 11 vers 17 (Openb. 11:17). Een andere verta­ling zegt: “Gij zijt begonnen te regeren”. Dat is de ju­belroep van de laatste tijden.

En in Openbaring 12 vers 10 (Openb. 12:10) horen we: “Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde”. Dat is het kenmerk van het laatst der dagen: het is een tijd van verschijning, een tijd van onthulling. Resultaten van een lange worsteling worden open­baar. Letterlijk staat er: nu is geworden het heil. Daar is een heel proces aan vooraf gegaan. Maar tenslotte komt het eruit.

Gods volk is op weg naar het koningschap

Dat is het positieve van de tijd waarin we nu leven: het is een periode van wording. We ervaren nu de geboorteweeën van het heil, van het koningschap. Want dit heeft niet al­leen te maken met God, maar telkens is daar die verbinding van God en zijn gezalfde. Dat is Jezus met zijn gemeente. Want niet alleen van Jezus wordt gezegd dat Hij gezalfd was en is, maar ook tot de gemeente komt het woord: “Gij hebt een zalving van de Heilige” 1 Johannes 2 vers 20 (1 Joh. 02:20). Dit zijn Gods gedachten over de toekomst: Gods volk is op weg naar het koningschap.

In Openbaring 19 vers 6 (Openb. 19:06) klinkt diezelfde juichtoon weer door: “Hal­leluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard”.

Men kan spreken over allerlei eindtijdvisies, maar het gaat erom: hebben we visie op het koningschap?

God werkt aan een meesterlijk toekomstplan: God maakt koningen klaar. In de gedachten van God is geen plaats voor pessimisme of berusting. God werkt, Hij werkt door, net zo lang tot al zijn gedachten gerealiseerd zijn. God neemt geen enkele van zijn gedachten terug. Daarom kan het niet anders of het laatste Bijbelboek toont ons de uiteindelij­ke verwezenlijking van de gedachten Gods. Dat maakt de be­studering van Openbaring ook zo de moeite waard; hier ontdekken we waar al Gods gedachten op uitlopen. En wat een perspectief krijgen we dan. Wat een hemelsbreed verschil. Is het niet oneindig veel heerlijker, binnen te treden in de gedachtewereld Gods dan in te gaan in de wereld van atoombommen en helikopters? Wie zou de gedachten van de eeuwige God, wiens wezen louter heerlijkheid is, van wie niets uitgaat dan zuiver licht, willen ruilen voor een sa­menraapsel van actuele, zogenaamd profetische krantenberichten? De keuze kan niet moeilijk vallen voor wie iets geproefd heeft van de goedheid Gods zonder eind. Wordt het geen tijd dat we, juist wanneer het gaat over onze kijk op de toekomst en op het boek Openbaring, het oude lied van Johannes de Heer, 458 couplet 3, eens ter harte gaan nemen en dan ook op zijn ware diepte leren verstaan:

 

“Neem de wereld, geef mij Jezus,

want in Hem heb ’k eeuwig licht,

en op ’s levens weg met Jezus,

blijft geen duisternis in ’t zicht”.

 

Johannes zag op Patmos geen moderne technische uitvindin­gen, die hij dan op een ietwat onbeholpen wijze moest pro­beren te omschrijven in de taal van zijn dagen, neen hij had een onvergelijkelijk hogere en kostelijker roeping: hem werd gegeven de voltooiing van de gedachten Gods te schouwen. En wie zou dan niet aanbiddend belijden: ”O, za­ligheid niet af te meten, o vreugd, die alle smart ver­bant”! (Gezang 244:4) Dat was de vreugde van de apostel, dat is de vreug­de van het volk in de slotfase van de geschiedenis: zij hebben Gods gedachten.

Dat is hun kostbaar goed. Dat is hun schat in de hemel, die mot noch roest verteert. Dat maakt hun voetstap licht, want: “voor hen die ’t heil des Heren wachten, zijn bergen vlak en zeeën droog”.

De strijd om de troon

Twee soorten koningschap. Dit uitgangspunt geeft ons een sleutel tot het verstaan van de tijd die is en gaat komen. Daar is het koningschap van de afgrond, van Babylon, en daar is het koningschap van God, van de gemeente Gods. Dat betekent dat we het hele boek Openbaring, en daarmee ook het totale eindtijdgebeuren, kunnen samenvatten onder één thema, namelijk de strijd om de troon.

Jezus was de eerste Mens op de troon. Als mens nam Hij zijn plaats in op de troon van David, in de hemelen. Hij werd verhoogd, omdat Hij volmaakt verbonden was met de ge­dachten van de Vader. Geen aanval, geen strijd, geen macht kon Hem scheiden van de eeuwige gedachten Gods. En daarom kon Hij niet ondergaan. Want de gedachten Gods gaan nooit onder. En iemand in wie de gedachten Gods zijn, kan der­halve ook nimmer ondergaan. Gedachten Gods stijgen altijd boven alles uit; zij worden verhoogd. En zo ook de mens die daarmee met hart en ziel verbonden is.

Sinds eeuwen her is die strijd om de troon al aan de gang. Dat begon al, toen de engel, die nu satan genoemd wordt, het plan opvatte: ”Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden” Jesaja 14 vers 13 (Jes. 14:13). Maar nu, in de eindfase, gaat de zaak zich toespitsen.

God gaat beginnen met regeren. God aanvaardt de macht. Maar Hij doet niets buiten zijn gemeente om. We lezen dan ook: ”Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” Openbaring 3 vers 21 (Openb. 03:21).

Dat is eindtijd: zonen op weg naar de troon. Dat is wel iets anders dan een schepping op weg naar de ondergang.

Maar als je op weg gaat naar de troon, kom je wel het een en ander tegen onderweg. Er komt ook wel wat in het geweer. En dat gaat uitlopen op de finale, de eindstrijd. Juist dan is daar de grandioze belofte voor de zonen Gods: ”Dan zal de Here uittrekken om tegen die volken te strij­den, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg” Zacharia 14 vers 3 (Zach. 14:03).

Alleen zo, vanuit dit uitgangspunt, ontvangen we het rech­te zicht op al datgene wat zich nu al begint af te spelen. Er zit werking in de lucht. Krachten komen los in de gees­telijke wereld en maken zich op. Er is een enorme beroe­ring in de hemelen.

Het geweldige perspectief voor de eindtijd

Maar ook alleen vanuit dit gezichtspunt gaan we ontdekken waar het allemaal naar toe gaat. Het leidt ergens heen. Het heeft allemaal zin. Die hele geestelijke worsteling, met al het strijdgewoel dat daarmee gepaard gaat, het is de moeite waard. Het geeft ons perspectief.

Het boek Openbaring verstaan, dat betekent: de jubelroep overnemen die daarin telkens tot uiting komt. Dat is de zegezang van de zonen Gods. Geen zwanenzang, maar een zege­zang.

Het boek Openbaring biedt ons geen jaartallen, geen opsom­ming van troosteloze gebeurtenissen in de zichtbare we­reld. Het geeft ons een boodschap, het is evangelie, goede tijding, het evangelie van het koninkrijk. Het proclameert: de tijd van het koningschap is aanstaande.

En God leert door middel van het laatste Bijbelboek zijn volk dit lied, deze zegezang. Zo worden zij onweerstaan­baar positief. Dit is het doel van Openbaring: het is ons gegeven om ons te leren denken. Om ons evangelisch te le­ren denken: vanuit het evangelie van het koninkrijk.

En het is gegeven om ons te leren zingen. Het lied van de eindtijd: God gaat regeren en wij met Hem!

(wordt vervolgd).

 

Krant en Bijbel

In “Levend Geloof” van sep­tember schreef br. Nico Goverts in deel 3 van de serie “Verkenningen rond het boek Openbaring” onder ande­re: “Johannes kreeg een blik in de hemel, dat wil zeggen in de geestelijke wereld. We hebben dus te maken met ge­beurtenissen in en vanuit de hemelen. Het heeft derhalve weinig zin de krant te hulp te roepen. Als Johannes een blik in de hemel slaat, moe­ten wij dan een blik in de krant werpen?” . . . .

Enkele lezers en lezeressen reageerden hierop door als hun mening naar voren te brengen, dat de krant laat zien hoe alles in deze we­reld letterlijk in vervul­ling gaat, wat in de Bijbel beschreven wordt: “We moeten daarom de krant naast de Bijbel lezen”, is hun me­ning.

Wij geloven dat dit een gro­te misleiding van de duivel is. Immers de krant is een nieuwsmedium en brengt het nieuws over alles wat in de natuurlijke wereld gebeurt, maar heeft geen enkele waar­de voor de geestelijke op­bouw van ons geloof. Als we in de krant lezen over oor­logen, revoluties, moorden, rampen, moreel verval, etc., kunnen wij slechts constateren hoe de “overste dezer wereld -satan- nog rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen verslinden”.

Een kind van God, die met Christus is overgezet in de hemelse gewesten, weet dat hij daarom niets aan de krant heeft voor de verdere groei van zijn geloofsleven maar wel aan de Bijbel, het Woord van de levende God, want: “Elk van God ingege­ven Schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de ge­rechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toege­rust  2 Timoteüs 3 vers 16 ( 2 Tim. 03:16).

We leven niet meer ten tij­de van het oude verbond en het is daarom ook volkomen onjuist om bijvoorbeeld een boek als Openbaring probe­ren te verklaren in het licht van het oude testa­ment en om dan tot de ver­keerde conclusie te komen dat dit alles letterlijk in de natuurlijke, geografische wereld in vervulling gaat.

Tot welke vreemde leringen en uiteenzettingen men dan komt, blijkt ook wel uit de talrijke boeken en geschrif­ten die reeds verschenen zijn over het boek Openba­ring en die elkaar op talrij­ke punten tegenspreken. Al­leen als men de boodschap van het Koninkrijk Gods aan­vaard heeft en zich ten vol­le laat leiden door de Hei­lige Geest kan men dit boek verstaan en door de enorme geestelijke rijkdom er van gezegend worden.

De kombinatie ’Bijbel-krant’ moet daarom vervangen worden door de kombinatie ’Bijbel- Heilige Geest. Want Gods Geest brengt de volle waar­heid over dit boek tot open­baring. Het is verheugend hoe vele kinderen Gods dit in onze dagen gaan ontdek­ken en het met br. Goverts eens zijn als deze schrijft: “We kunnen alleen het doel van Jezus bereiken als we dezelfde visie hebben als Hij. Daarom is het beslist noodzakelijk dat we erop toezien dat we onze kijk op de eindtijd halen bij de Heer zelf”.     

G.J.R.D.

 

Oudejaarsavond

Oudejaarsavond 1980

Op zo’n avond gaan onze ge­dachten terug naar hetgeen alzo in het afgelopen jaar gebeurd is. Wij zullen te­leurstellingen, tegensla­gen, verdrukkingen, verdriet en misschien ook ziekten hebben gehad, maar als wij goed in gedachten houden, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28), dan kunnen wij alleen maar dankbaar zijn voor al deze beproe­vingen (geestelijke exa­mens), opdat wij het niveau bereiken, waar God ons hebben wil, namelijk het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig. Daarom dienen wij God onder alle omstandigheden te dan­ken en ook voor al Zijn zegeningen

Jezus zegt in Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62 (het volgen van Jezus): “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat, en ziet hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het koninkrijk Gods”.

En Paulus zegt in Filippenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Filip. 03:12-14): “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Jezus Christus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds ge­grepen heb, maar één ding (doe ik): vergetende het­geen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”.

  1. Noë.