Selecteer een pagina

Levend Geloof – 211

Levend geloof 1981.01 nr. 211

Van de administratie door redactie

Verschillende lezers en lezeressen reageerden reeds op onze oproep in ons vorig nummer om zelf het abonnementsgeld over 1981 over te maken. Heel veel dank daarvoor, ook voor de extra giften! Wij herhalen nog even de mededeling hierover in ons vorig nummer:

“Ondanks de sterk gestegen kosten hebben wij be­sloten de abonnementsprijs voor 1981 niet te verhogen. Dit abonnementsgeld (ƒ 12,50) dekt echter slechts een klein deel van de werkelijke kosten, maar verschillende lezers en lezeressen verhoogden vrijwillig hun abonnement of verblijdden ons in het afgelopen jaar met een gift, waarvoor we erg dankbaar zijn.

Voor inning van het abonnementsgeld over 1981 verzenden wij na 1 februari 1981 acceptgiro kaarten, maar u bespaart ons tijd en kosten als u voor 1 februari zelf uw abonnementsgeld overmaakt op ons gironummer: ten name van: Adm. “Levend Geloof”, Postbus 38, 8190 AA Wapenveld. Bij voorbaat hartelijke dank voor uw medewerking!”

Administratie “Levend Geloof”.

 

Ter inleiding voor 1981 door J. Noë

Broeders en zusters, het wordt dit keer geen lang artikel, maar een gedeelte uit Gods Woord, wat een leidraad mag zijn voor 1981.

Spreuken 4 vers 18 tot en met 27 (Spr. 04:18-27):

“Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. De weg der goddelozen is als duisternis;

zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen. Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart.

Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam.

Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn.

Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn.

Wijk noch ter rechter-, noch ter linkerhand af, houd uw voet verwijderd van het kwade”.

Ik wens u allen Gods rijke zegen toe voor 1981!

  1. Noë.

En bij deze wens van broeder Noë sluit zich uiteraard de gehele redactie aan!

 

De hand aan de ploeg door Gert Jan Doornink

Ook voor 1981 geldt voor elk kind van God dat “niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods”. Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62). Klare en duide­lijke taal van Jezus, die trouwens altijd op de man af en zonder er doekjes om te winden zich tot de mensen richtte. Zijn woorden waren, zoals Hij zelf ook zei, Geest en leven. Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63).

Iedere uitspraak, iedere rede, elk woord wat Hij sprak, het is alles even belangrijk. Het zijn woorden rechtstreeks afkomstig uit de troon van God. Reeds bij de geboorteaankondiging van Jezus, had de engel Gabriël, door God gezonden, gezegd dat geen woord, dat van God komt, krachteloos zal wezen. Lucas 1 vers 37 (Luc. 01:37).

Wie daarom in de Bijbel de woorden en uitspraken van Jezus leest, komt daarmee in contact met de kern, het centrum van de openbaring van God. Niet dat de andere woorden minder belangrijk zijn, maar Hebreeën 1 vers 1 en 2 (Heb. 01:01-02) zegt het reeds: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld gescha­pen heeft”.

En Paulus zegt, in Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) dat in Christus al de volheid der godheid lichamelijk woont, waaraan dan nog toegevoegd wordt: “en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”! Dat is wat en misschien gaat het ons bevattingsvermogen te boven, maar toch is het waar! Hoe onvoorstelbaar rijk zijn wij in Christus!

Daar willen wij ook in dit nieuwe jaar van getuigen door woord en daad. Wij willen spreken van de volheid van Christus die in ons is. Daar­om is de werkelijke evangelieverkondiging ook altijd Christusverkondiging, maar dan wel Christus zoals deze zich geopenbaard heeft in het woord van God. Wij kunnen er geen andere Chris­tus op na houden, geen karikatuur-figuur, geen Christus naar eigen denkbeelden. Anders is de verkondiging van het evangelie geen echte evan­gelieverkondiging .

Het gaat om het volle evangelie!

Er is heel wat evangelie in onze dagen wat met het werkelijke evangelie, zoals dat in de Bijbel thans ons komt, niets te maken heeft. Er is heel wat kaf onder het koren, het is lang niet alles goud wat er blinkt, maar een werkelijk christen zal dit weten te onderscheiden. Reeds ten tijde van de eerste christengemeenten probeerde satan verwarring te stichten door een ander evangelie temidden van het oorspronkelijke evangelie te doen binnensluipen. Lees er bijvoorbeeld Galaten 1 vers 6 tot en met 10 (Gal. 01:06-10) maar op na, waar Paulus de toenmalige ge­meenten er daar al voor waarschuwde.

Ook in 1981 zal satan in dit opzicht proberen te infiltreren. We moeten er op bedacht zijn, want de duivel haat het volle evangelie. Hij zal pro­beren ons krachteloos en liefdeloos te maken en onze aandacht af te leiden van de essentiële dingen. Maar een waarachtig christen is op zijn hoede en in een gemeente die geestelijke goed functioneert, zal hij niets kunnen uitrichten.

Dit moeten wij eerst onder ogen zien, willen wij dit jaar met succes de hand aan de ploeg slaan en optimaal kunnen functioneren als arbeiders in Gods Koninkrijk.

Jezus spreekt in Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62) over “Het geschikt zijn voor het Koninkrijk Gods”. (De Statenvertaling en de vertaling van prof. Brouwer gebruiken de uitdrukking “bekwaam zijn”, en de Leidse ver­taling “bruikbaar zijn”). De bedoeling is duide­lijk: de Heer wil ons gebruiken als verkondigers van het koninkrijk Gods; het volle evangelie.

Maar dan moeten we daarbij twee dingen goed in het oog houden, namelijk dat we de hand aan de ploeg slaan en daarbij niet achterom zien!

Jezus brengt het telkens weer duidelijk naar vo­ren: Wie Mij wil volgen en dienen kan dit alleen doen, als hij het radicaal en zonder voorwaarden te stellen wil doen. Anders komt er niets van terecht, In de Bergrede sprak Hij: “Niemand kan twee heren dienen, want hij zal óf de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon” Matteüs 6 vers 24 (Matt. 06:24). Wie niet vóór Hem is, is tegen Hem.

Wat betekent het voor Jezus te zijn?

Voor Jezus zijn wil zeggen: Hem aanvaarden en dan als discipel volgen! Petrus zegt: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Jezus volgen is geen vrijblijvende zaak, niet een soort hobby, geen religieuze vorm van zelf­bevrediging. Het betekent zich volkomen identificeren met Hem, Zijn boodschap en Zijn bediening!

Wij zullen “in moeten groeien in Hem”, één moe­ten worden met Hem, zoals een rank aan de wijn­stok verbonden moet blijven, opdat we veel vrucht zullen dragen. Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05). Dat is het kenmerk van allen die in deze eindtijd werkelijk achter de boodschap van het volle evangelie staan, die ook in 1981 de hand aan de ploeg slaan en door woord en daad proclameren dat Je­zus Christus de volkomen Verlosser, Bevrijder en Vernieuwer is naar geest, ziel en lichaam.

Wij zullen het ook meer en meer in ons eigen le­ven gaan ervaren hoe de boodschap doorwerkt en weten de infiltratiepogingen uit het kamp van de vijand te onderscheiden, te weerstaan en te over­winnen. Kunt u ook getuigen dat u in het afgelo­pen jaar meer kennis en inzicht hebt ontvangen? Dat is geen hoogmoed, integendeel het getuigt van ons verlangen om geestelijk te groeien, want dat wordt altijd voorafgegaan aan het ontvangen van meer kennis en inzicht.

Waarom moeten wij niet achterom zien?

Het antwoord op de vraag: waarom wij niet achter­om moeten zien, is eigenlijk heel eenvoudig, na­melijk omdat iedere terugblik in het verleden al­tijd negatief uitvalt. Men ziet dan immers op de gebondenheden waaraan men nog vastzat, op de ver­keerde, aardsgerichte leerstellingen, die een vernieuwing van denken in de weg stonden.

Een kind van God dat achterom ziet, laat zich door de duivel misbruiken, want die confronteert ons altijd met dingen waarin hij de hand heeft gehad, speciaal op datgene wat er na onze beke­ring en wedergeboorte nog niet goed was.

Wij willen daarom vooruit zien in 1981. En voor­uit zien wil zeggen: ons oog alleen gericht houden op Jezus, de Leidsman en voleinder van ons geloof! Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Wij geloven dat onze gemeen­schap met. Hem verder vervolmaakt zal worden. Daardoor zullen we meer en beter bruikbaar zijn in Zijn dienst en meer en beter geestelijk kun­nen strijden en overwinnen. Samengevat: opdat we ten volle zullen beantwoorden aan Gods plan met ons leven en dat is: “Geschikt zijn voor het koninkrijk Gods!”

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Neem liever twee abonnementen. . ,.

Broeder J. M. te Krimpen aan de IJssel, schrijft: “Ver­geet niet “Levend Geloof” na lezing door te geven aan an­deren’. ” Dat is niet zo’n goed advies. Je moet het hooguit uitlenen. Neem lie­ver twee abonnementen, zou ik zeggen.

Laatst heb ik nog eens suc­cessievelijk alle nummers die ik had doorgelezen en heb daar een grote zegen van ondervonden. Ik vind er veel studiemateriaal en aankno­pingspunten voor de Bijbelstudie in.

Omdat ik zo getroffen ben door de serie: “Verkenningen rond het boek Openbaring” ben ik nog eens die artike­len en alle andere artikelen van broeder Goverts gaan le­zen. Daar ben ik geweldig blij van geworden en daar heb ik God voor gedankt.

Mijn advies: “Levend Geloof” lezen, herlezen en nog eens lezen. Ballpoint er bij. Bijbel er naast.

Wij (ons hele gezin) zouden dit blad niet graag meer willen missen”.

We worden klaar gemaakt voor de strijd

Broeder J, M. te Breukelen, schrijft: “We zijn heel erg blij met “Levend Geloof”. Ik heb bijzonder genoten van Openbaring (“Verkenningen rond het boek Openbaring” door Nico Goverts), over het klaarmaken van de Gemeente voor de grote eindstrijd. Velen denken maar: we gaan zo naar de hemel, en dan begint de grote ellende op aarde. Maar dat is een ver­schrikkelijke dwaling. Wan­neer het lijden komt, zullen zij niet bereid zijn om te lijden voor hun Heer. Filippenzen 1 vers 29 (Filip. 01:29)” .

Wensen en voorbede

Wij ontvingen diverse reacties en beste wensen in ver­band met de feestdagen en het nieuwe jaar. We zijn daar erg dankbaar voor, spe­ciaal voor hen die beloofden voor onze arbeid te bidden, zoals bijvoorbeeld een lezer schreef: “Blijft u overtuigd van onze voorbede voor u en uw blad en voor alle medewerkers en helpers op welk niveau dan ook”

 

Inzicht in de geheimenissen van God door H. J. Scholten

Inzicht geeft zekerheid

Als wij de Bijbel ter hand nemen en gaan lezen, valt het ons op hoe op vele blad­zijden de lof bezongen wordt van het inzicht. Inzicht hebben in allerlei zaken geeft zekerheid; dat geldt voor het natuurlijke maar evenzeer voor het geestelij­ke leven. Hoé belangrijk is het dan om inzicht te hebben in geestelijke dingen. De bijbel leert ons dat alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn in Christus Kolossenzen 2 vers 3 (Kol. 02:03).

Als deze schatten verborgen zijn moeten ze dus ontdekt worden en om te ontdekken heb je licht nodig. En dat licht is verschenen want Je­zus is de Doper met de Hei­lige Geest en deze Geest dringt door in de diepten Gods 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

Wie dus echt met deze Geest vervuld is wordt een schat­graver want Jezus zegt: “Daarom is iedere Schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Konink­rijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieu­we en oude dingen tevoor­schijn brengt” Matteüs 13 vers 52 (Matt. 13:52).

De middelaar van het oude verbond, Mozes, zag al de waarde in van het ‘inzicht hebben’. Terwijl God aan het volk Zijn daden bekend maakte, maakte Hij aan Mo­zes Zijn wegen bekend.

Het oude volk Israël koos voor de natuurlijke weg en is daarom ook een natuurlijk volk gebleven, al was het Gods volk onder de oude be­déling. Daarom heeft dit volk nooit Gods wegen ver­staan en begrepen. In Deuteronomium 32 vers 28 (Deut. 32:28) (het lied van Mozes) staat: “Want zij zijn een volk, dat elk begrip mist; er is bij hun geen inzicht!” Koning David geeft zijn zoon Salomo in 1 Kronieken 22 vers 12 (1 Kron. 22:12) ten antwoord: “Voorwaar, de Here geve u verstand en inzicht, en stelle u over Israël, op­dat gij de wet van de Here, uw God onderhoudt”. In Job 28 vers 28 (Job 28:28) staat: “Van het kwade te wijken, is Inzicht!” Voorts in Psalm 49 vers 4 (Ps. 049:004): “De overdenking van mijn hart is louter inzicht”. En in Hosea 4 vers 14 (Hosea 04:14) staat: “Het volk dat geen inzicht heeft komt ten val”.

God wil nieuwe dingen aan ons openbaren!

God wil ons inzicht geven door de Heilige Geest en nieuwe dingen aan ons open­baren. Nu is het voor vele christenen moeilijk om zich open te stellen voor nieuwe dingen, want men blijft doorgaans maar liever bij het oude en vertrouwde. Toch profeteerde Jesaja al: “Van nu aan doe Ik u nieuwe din­gen horen, verborgenheden, die gij niet wist” Jesaja 48 vers 6 (Jes. 48:06).

Elk kind van God mag en moet uitzien naar deze nieuwe dingen, trouwens hij ver­wacht ze ook.

De Heilige Geest leidt ons in de volle waarheid en dat betekent: nieuwe dingen ont­dekken. Ook voor ons, als kinderen Gods, is er de be­lofte: “Opdat gij de weg moogt weten, waarlangs gij gaan zult, want langs die weg zijt gij nóch gisteren, nóch eergisteren getrokken” Jozua 3 vers 4 (Joz. 03:04).

Hoeveel christenen betreden jaar in jaar uit oude, plat­getreden paden en hebben een kwijnend en vreugdeloos ge­loofsleven. Ze durven het nieuwe niet aan! Hoe meer inzicht wij krijgen in de gedachten Gods, des te meer vreugde en overwinning wij boeken in ons geloofsleven.

Jezus verweet eenmaal Zijn discipelen, dat ze bij de bro­den niet tot inzicht gekomen waren Markus 6 vers 52 (Mark. 06:52). We denken aan de storm op het meer. Doodsbang waren de discipe­len. Vlak hiervoor hadden ze de wonderbare spijziging meegemaakt. Van vijf broden en twee visjes liet Jezus vijfduizend man eten. Nu zitten ze vol angst in het schip tijdens een hevige storm. Er staat (na het lig­gen van de wind): “en zij waren innerlijk bovenmate ontsteld, want ze waren bij de broden niet tot inzicht gekomen, maar hun hart was verhard. “

Met een eeltkorst om het hart komt men niet ver in het Koninkrijk Gods. Alleen de liefde van God kan deze harde korst verbreken en dan eerst is er een opening voor de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Dan eerst staat men open voor de nieu­we dingen. Er is in allerlei kerken en kringen veel gees­telijke verstarring en dat zorgt voor ‘eelt om het hart’.

Het gaat om het inzicht in het geheimenis van Christus

Jezus verkondigde ons de boodschap van het Koninkrijk der hemelen, een geestelijk Koninkrijk en het gaat dan ook om de ónzienlijke din­gen. Jezus deed vele tekenen en wonderen maar ze bevatten allemaal een diepe, geeste­lijke werkelijkheid. We mo­gen Jezus niet zien als een soort tovenaar, die allerlei wonderlijke dingen doet en waarbij wij dan met open mond staan te kijken en er dan verder niets van begrij­pen en de zaken maar laten rusten. Dan blijven het slechts spannende verhalen die we met veel verve aan de kinderen op de zondagsschool vertellen.

Het is dus belangrijk om geestelijk inzicht te ver­werven en de apostel Paulus schrijft, dat het noodzake­lijk is om met de rechte kennis van Zijn wil vervuld te worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen. En welk kind van God heeft niet het verlangen om de He­re waardig te wandelen?

Over welk inzicht gaat het dan eigenlijk? Over het ‘in­zicht in het geheimenis van Christus’! Inzicht, niet al­leen in een leer, maar bo­venal in een persoon, name­lijk de Christus! Dan leren wij de gedachten van deze Persoon kennen en begrijpen.

Eeuwenlang was het onmoge­lijk geweest om geestelijk inzicht te krijgen, omdat alles onder het oude verbond verborgen was. Mét Jezus wordt deze verborgenheid ge­openbaard en nu mag de ge­meente van Christus rijk zijn aan inzicht. Het gaat onder andere om het grote herstellingsplan van God met Zijn ganse schepping. Wat door de satan geruïneerd is moet hersteld worden en bij dit werk wordt de gemeente van Christus ingeschakeld, nu en straks.

De belofte uit Jesaja (Ja en Amen in Christus Jezus): “En de uwen zullen de overoude puinhopen herbouwen, de grondvesten van vorige geslachten zult gij herstel­len, en men zal u noemen: Hersteller van bressen. Herbouwer van straten geldt voor de nieuwtestamentische kinderen Gods, want ook Jesaja was een profeet die profeteerde van de “voor de gemeente bestemde genade” 1 Petrus 1 vers 10 (1 Petr. 01:10).

God wil ons door de Heilige Geest, net als aan Mozes, Zijn wegen bekend maken.

Zijn wegen zijn hoge, gees­telijke wegen en die van ons zijn lage, natuurlijke we­gen. Zijn gedachten zijn ho­ger dan onze gedachten, want die van ons zijn natuurlijk; maar hoe heerlijk is het dat God ons Zijn wegen en ge­dachten, die zo hoog zijn, tóch wil openbaren. Zó krij­gen wij inzicht in de ge­heimenissen van het Konink­rijk Gods.

Alle versluiering, leugen en bedrog, valse vroomheid en wetticisme worden op de we­gen Gods ontmaskerd. Hoeveel christenen zijn nog groten­deels versluierd in hun ver­stand en proberen de geeste­lijke dingen van het Konink­rijk der hemelen op ratione­le wijze te verklaren. Paulus zegt hiervan dat velen met een bedekt evangelie le­ven en door de god dezer eeuw met blindheid geslagen zijn, zodat zij het schijn­sel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid

van Christus, die het beeld Gods is 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04).

Iemand zei eens: “Geschonken inzicht maakt nederig en rijk. Als we ons verbeelden inzicht te hebben zijn we arm en praalhanzen”. Zoiets kan maken dat we op liefde­loze wijze scherp en sarcas­tisch worden. Maar als we het juiste, Bijbelse inzicht hebben, worden we steeds meer fijngevoelig. Dat in­zicht krijgen wij als we vervuld zijn met alle liefde Gods want die gaat de kennis te boven van al het natuur­lijke weten en kunnen.

In het koninkrijk Gods leren we Gods geheimenissen kennen

Als we ons volkomen laten leiden door de Heilige Geest leggen we alle eigen wijs­heid af, zoals ook eenmaal de apostel Paulus gedaan heeft. Voordat hij apostel van Jezus Christus werd, dacht hij alles af te weten van God en godsdienst, van de wereld en van het volk Israël. Maar toen kwam hij onder het ‘hemelse mes’ en werd verlost van elke syna­gogale binding, van de wet van Mozes en van elke supe­rieure gedachte over het volk Israël, alsof dit volk alleen het uitverkoren volk zou zijn. Paulus mocht de immense ruimte van het Koninkrijk Gods binnengaan en later zeggen: Bij mij vindt gij niet te weinig ruimte! Toen verstond hij dat God bezig was een nieuw volk te creëren, geboren uit water en Geest en alleen dat volk is Gods uitverkoren volk en aan dat volk worden de ge­heimenissen van het Konink­rijk bekend gemaakt dóór de Geest.

Jezus kwam als een Persoon in Paulus’ leven en met deze persoon ook Zijn Geest en leer. Dat is de enigste voorwaarde om Gods geheime­nissen te verstaan en het plan van God te begrijpen. Het is veel en veel meer dan alleen maar te hopen ooit eens als een verloste zon­daar naar de hemel te gaan. Vele christenen worstelen, omdat hun niet de volle raad Gods gepredikt wordt, hun leven lang met begrippen als ’zonde, genade, uitverkie­zing en verlossing’. Wij hebben deze dingen jarenlang van zeer dichtbij meegemaakt en ontdekt dat velen zodoen­de nooit op Gods wegen komen en daardoor ook niet geeste­lijk groeien. In bepaalde kerkelijke kringen zucht men meer over de genade dan dat men roemt in de genade. Ve­len hebben een licht loos hart en een licht loos oog. En tóch kunnen ook deze zuchters volkomen verlost worden en inzicht krijgen in de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Als de volle raad Gods maar gepredikt wordt met betoon van Geest en kracht.

Wie open staat voor de vol­heid van de Heilige Geest en bereid is te streven naar de gaven van deze Geest, zal een gezonde visie krijgen op de gemeente van Jezus Chris­tus. Door de volheid van de­ze Geest gaan wij inzicht krijgen in het geestelijke Koninkrijk der hemelen met al haar geestelijke wetten. Dan komt er ook geestelijke groei en gaat men ontdekken dat er in dit Koninkrijk niets op “hocus pocus”-wijze geschiedt, doch dat alles zich op Goddelijke en wetma­tige wijze ontwikkelt. Men komt los van elke aardsgerichte leer en verblijdt zich in de volmaakte, hemel­se leer.

Er komt een eindtijdgemeente die volmaakt en onberispelijk zal zijn!

Maar wie wil deze geestelij­ke weg tot het einde afleg­gen? Men zal veel tegenstand ondervinden en het meest door de uitspraak: je moet niet alles vergeestelijken. Een slagzin, die door de duivel is uitgevonden. Maar we weten dat het uiteindelijk een klein kuddeke is waaraan de Vader het Konink­rijk zal geven.

Jezus wil met Zijn gemeente een doel bereiken en deze gemeente heeft een grootse roeping en taak. Tot het uiterste spant de boze zich in om de ogen van Gods kin­deren te versluieren voor deze hoge en geestelijke weg en leidt bij velen de aandacht af door ze bezig te doen zijn met aardse en po­litieke toestanden.

En tóch zal er een eindtijd- gemeente komen die gegroeid is naar de volmaaktheid en in allen dele onberispelijk zal zijn 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). Het is heerlijk om in deze vol­maaktheid te geloven en het in je eigen leven te ver­wachten, zoals ook Paulus deed. Dan gaan we steeds meer ten uitvoer brengen waarover Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze, Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10): “. . . . opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden”.

Als men aan een doorsnee- christen vraagt wat dit nu voor hem inhoudt, weet hij hierop geen antwoord te ge­ven. “De veelkleurige wijs­heid Gods bekend maken aan machten en overheden in de hemelse gewesten”? Velen hebben er nog nooit een preek over gehoord.

We zien dus dat Gods kinde­ren dan wel moeten weten wat deze veelkleurige wijs­heid van God is en het is zo intens triest dat velen vaak nog niet eens weten een kind van God te zijn. Terwijl Gods genade zo rijk en vrij is!

Het wordt de hoogste tijd – omdat wij leven in het laatst van het laatst der dagen – dat dit volle evan­gelie aan steeds meerderen gepredikt wordt en wij ver­blijden ons regelmatig te horen hoe de Here de ogen gaat openen voor deze rijk­dommen .

Als we geestelijk echt gaan zien kunnen we vertoeven in Gods heiligdommen en door de Heilige Geest zeggen: “Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert” Markus 22 vers 16 (Mark. 22:16). En alleen op die weg is overwinning.

Voor alles is wedergeboorte nodig, anders kan men het Koninkrijk Gods niet zien en binnengaan. We moeten echt kunnen zingen: Ik. heb een Heer, Die lééft!

Met de Heer hebben wij dan ook Zijn leer. De leer van het Koninkrijk der hemelen, waarvoor zovelen bewust hun ogen sluiten. Het heeft dan ook wel z’n consequenties en omdat sommigen daar voor afschrikken doet men maar of deze leer niet van ‘boven’ zou zijn.

Alle troon en erfrechten zijn door Jezus voor ons verworven!

Tóch zal deze leer eenmaal aan de ganse schepping ver­kondigd zijn en dan zal het einde komen. Ruim drie jaren hebben de discipelen met Je­zus gewandeld en werden door Hem in het bijzonder onder­wezen. Alleen op Gods wegen krijgen wij inzicht in de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods want de hemel­se Vader wil ons, als zonen, alles bekend maken om later met Hem tot in alle eeuwig­heid te regeren. Jezus Christus heeft voor ons ver­worven alle troon- en erf- rechten! Laten we niets prijsgeven door gebrek aan geestelijk inzicht.

Vóór alles moeten we gaan inzien, dat God Zijn gemeen­te klaar wil maken voor een gigantische, maar o zo’n heerlijke taak. Dan zal Je­zus komen! Dan zal de hemel (de geestelijke wereld) – met eerbied gezegd – Jezus weer loslaten, want er staat in Handelingen 3 vers 20 en 21 (Hand. 03:20-21): “. . . . en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hém moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van Zijn heilige profeten, van ouds­her! “

Het is begonnen met één boom des levens in de Hof van Eden, maar Jezus kwam om ve­le zonen tot heerlijkheid te brengen en daarom zal het eindigen én opnieuw beginnen met het geboomte des levens, straks op de nieuwe aarde en de bladeren van dat geboomte (gaven en krachten van de Heilige Geest) zullen dienen tot genezing der volkeren. Het geboomte des levens zijn de zonen Gods, volkomen gelijkvormig aan de Zoon van God, Jezus Christus. En ve­len zullen door deze zonen nog tot volmaaktheid ge­bracht worden tot het moment dat God zal zijn alles in allen! Glorie voor het mach­tige herstelplan van onze grote God! Amen. Halleluja!

Dank Heer, dat ondanks de listen van satan,

ondanks de nood van deze tijd;

ik deel mag hebben aan ’t machtige heilsplan,

dat mij leidt tot volkomen­heid.

Vol van Uw kracht Heer en zonder te beven,

wil ik getuigen: U schenkt een nieuw leven.

U herstelt alles wat is ontwricht,

U maakt het duister tot stralend licht!

 

De gereformeerde kerk en de homofilie door Gert Jan Doornink

“Taboes zijn er om doorbro­ken te worden”. Een opvat­ting die in deze tijd een leefregel is geworden voor vele modern en zich progressief noemende mensen. Tal­rijke taboes zijn of worden in onze dagen doorbroken, zoals op het terrein van abortus, euthanasie, huwe­lijksmoraal, homofilie, enz. Verwonderlijk is dit niet, immers de mens zonder Chris­tus leeft hoe langer hoe meer onder het motto: “Carpe Diem”: “pluk de dag”. “Laat ons eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. . . ” Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zegt: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler”.

Voor een kind van God komen deze dingen niet onver­wachts. Paulus schreef reeds aan Timótheüs: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelf­zuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaad­sprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trou­weloos, lasteraars, onma­tig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verrader­lijk, roekeloos, opgebla­zen, met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van Godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben” 2 Timoteüs 3 vers 1 tot en met 5 (2 Tim. 03:01-05).

Niet alleen in ‘de wereld’ zien we een verdere aftake­ling van de morele waarden en normen, maar ook binnen ‘de kerken’ is een derge­lijke ontwikkeling aan de gang; een bewijs hoe de we­reldgeesten ook hier hun afbrekend en vernietigend werk doen. Dit is feitelijk ook een logisch gevolg van het niet vasthouden aan- of staan op de fundamentele beginselen, waar iedere ge­lovige en gemeente mee te maken heeft, te weten beke­ring en wedergeboorte en dan doop door onderdompe­ling en doop met de Heilige

Geest, waarop een verdere geestelijke groei moet vol­gen. Psalm 11 vers 3 (Ps. 011:003) zegt: “Wan­neer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?”

Geestelijke aftakeling

Een ernstig symptoom van geestelijke aftakeling vin­den we gedemonstreerd in het besluit van de synode van de gereformeerde kerken om de ‘homofiele medemens’ volle­dig te aanvaarden, dat wil zeggen niet alleen als ge­meentelid, maar ook in de ambten en bedieningen. We schreven reeds eerder in ons blad hoe eind 1979 dit be­sluit door de gereformeerde synode werd genomen. In de loop van 1980 is de discus­sie over dit onderwerp ver­der gegaan en heeft men – om de oppositie wat wind uit de zeilen te nemen – welis­waar gezegd dat het geen ‘bindend besluit’ is, maar ‘slechts een oproep’, maar aan het feit zelf doet het niets af. Deze oproep toont in ieder geval aan dat de gereformeerde kerk homofilie niet ziet als zonde of ge­bondenheid, waarvan men ver­lost moet worden, maar als een geaardheid die bepaalde mensen hebben, en waaraan niet getornd mag worden. Ze moeten er mee leren leven of als een vanzelfsprekend­heid, dat bij bepaalde men­sen hoort, aanvaarden. Van de medeleden wordt ver­wacht dat ze meer begrip voor hen zullen opbrengen.

Dat er gelukkig nog gerefor­meerden zijn die het met de­ze oproep van hun synode niet eens zijn en in gewe­tensconflict zijn gekomen, blijkt onder andere uit ver­schillende reacties. “Het “Confessioneel Gereformeerd Beraad” (CGB), dat binnen de gereformeerde kerken stem geeft aan verontrus­ting over de ontwikkelingen in deze kerken, heeft in een brief aan alle gerefor­meerde kerkenraden uiteenge­zet, welke ‘grote bezwaren’ het heeft tegen de synodale besluiten inzake de pasto­rale benadering van de ho­moseksuele relatie”, schreef “Trouw” van 19 de­cember. Terwijl Drs. R. van den Berg, eindredacteur van het gereformeerde ”Veluws Kerkblad” van 12 de­cember ook ‘grote bezwaren’ naar voren brengt.

Wat iedere gelovige die be­hoort tot de ware Gemeente van Christus, ongeacht welk kerkelijk of niet-kerkelijk etiket, hij verder ook mag dragen, vooral ook bezig moet houden zijn deze “ver­ontrusten”. Het reële ge­vaar bestaat namelijk, – en is bij vorige gelegenheden ook gebleken – dat hun protesten geen zoden aan de dijk zetten en zij zich uit­eindelijk gewoon neerleggen bij deze en andere besluiten.

Het merkelijke alternatief

Wat is dan het alternatief? Gehoorzaamheid aan het woord van God. Dat wil zeggen Je­zus aanvaarden als Redder, Verlosser, Vernieuwer en Hersteller. Wie Hem werke­lijk wil volgen in de weg van geloof en gehoorzaamheid, houdt geen rekening met al­lerlei synodale besluiten en oproepen, die niet Gods Woord en Geest als richt­snoer hebben. Wie Jezus wer­kelijk wil volgen, aanvaardt ook de consequenties die dit meebrengt, bijvoorbeeld als hij daardoor buiten zijn ‘kerk’ zou komen te staan, ’t Allerbelangrijkste is dat wij weten, door bekering en wedergeboorte, te behoren tot de ware Kerk: de Gemeen­te van Jezus Christus. Dan hebben we een boodschap voor een wereld in nood, voor kerkelijken en onkerkelijken, voor homofielen en an­dere gebondenen: Jezus is het Antwoord. En wie Hem aanvaard heeft en volgt, kan getuigen: “Wie door de Zoon is vrijgemaakt, is werkelijk vrij:”

 

De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem door H. J. Scholten

Een belangrijke brochure voor ieder kind van God’.

Te bestellen door te schrijven naar: “Levend Geloof”. Wapenveld.

(De prijs is f2,— per exemplaar + porto. Bij afname van 10 exemplaren en meer f 1,50 per exemplaar + porto. Acceptgirokaart voor betaling wordt bijgesloten).

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts hoofdstuk 6

Het boek van de aanbidding

Een tweede contrast dat we in het boek Openbaring tegenko­men, heeft te maken met het kernwoord: aanbidding. Het kan niet toevallig zijn dat het woord ‘aanbidden’ maar liefst drieëntwintig keer in het laatste Bijbelboek voorkomt. Dit is maar niet een stuk bladvulling; het boek Openbaring geeft ons niet een serie gebeurtenissen, af en toe onder­broken door een tussenzang. De eindtijd is niet een aan­eenschakeling van rampen, met van tijd tot tijd een muzi­kaal intermezzo. Het is niet een vervolgverhaal van ellen­de, met af en toe een adempauze.

Wat zijn de wezenlijke gebeurtenissen in het boek Openba­ring? Dat zijn de momenten van aanbidding. Daar vallen de beslissingen. De lofzangen vormen de scharnieren van het eindtijdgebeuren; daarmee gaan de deuren open naar heil en licht. Zonder lofzang geen eindtijd.

Het einde wordt niet bepaald door de atoombom, het einde wordt bepaald door de lofzang. Want waar de aanbidding volkomen wordt, daar zal het einde zijn van het rijk der duisternis.

Het boek Openbaring is het boek van de voltooiing. Maar de voltooiing waarvan? De voltooiing van de gedachten Gods.

Al de gedachten die God heeft ontwikkeld van eeuwigheid af, die God heeft neergelegd in de profeten en in het evangelie van Jezus, moeten voleindigd, gerealiseerd wor­den.

Daar is God mee bezig. Daarom moeten we in het laatste Bijbelboek speuren naar die gedachten Gods. Alleen dan zoeken we in de goede richting. Want de vraag is dan: wel­ke gedachten Gods zullen er voltooid worden, en hoe zal dat in zijn werk gaan?

Daarom is het zo belangrijk dat we hier een van de diepste gedachten Gods op het spoor komen: het motief van de aan­bidding. Wat is de betekenis hiervan en waarom speelt dit juist in het boek Openbaring zo’n verstrekkende rol?

Wat is de betekenis van aanbidding?

Allereerst zien we: het motief van aanbidding ligt ten diepste verankerd in het wezen van de mens. De mens is het enige schepsel dat de mogelijkheid heeft, God te leren kennen als Vader. Alleen de mens kan op deze wijze komen tot een familieband, een wezensverwantschap met God. En het verwante wordt door het verwante gekend.

De hele schepping kan Gods lof verkondigen. Maar alleen de mens kan leren God te waarderen. Hem op zijn waarde te schatten. De mens is immers geschapen als Gods gelijkenis. En het gelijke wordt door het gelijke gewaardeerd. Omdat de mens een geest bezit, kan hij God, die Geest is, waar­deren. Een vogel kan jubelen voor zijn Schepper, maar hoe zal hij ooit Gods gedachten kunnen waarderen? Zelfs de en­gelen zijn slechts toeschouwers wanneer het gaat om het diepste geheim tussen Christus en de gemeente.

Gods verlangen is: Hij wil gekend worden. Daarom maakte Hij de mens. Zo is de mens van huis uit een aanbidder. Dat is zijn bestemming: God te waarderen. Daaruit volgt: al­leen de mens die aanbidt, vindt zijn levensbestemming, al­leen hij vindt zijn identiteit. Hij ontdekt wie hij is. In de aanbidding vindt de mens de vervulling van zijn wezen. We zouden kunnen zeggen: het is niet goed dat de geest van de mens alleen zij. Een mens zonder aanbidding is als een verdwaalde, een van het anker losgeslagen schip, een van zichzelf vervreemde, eenzaam dolend, op reis naar niemands­land.

De mens zonder God is gaan zoeken: waar kan ik iets vinden wat ik aanbidden kan? Maar al wat hij vond, was te klein. Hij aanbad, maar het was zijn aanbidding niet waard. Hij zocht iets voor de honger van zijn geest, vulling voor de leegte van zijn ziel. Tastend, vragend ging hij rond, maar de honger bleef.

Iets onpersoonlijks kon zijn geest niet verzadigen. Uit heel zijn wezen kwam de roep om een ander, persoonlijk ge­noeg om lief te hebben, groot genoeg om te aanbidden; per­soonlijk genoeg om aan te spreken, oneindig genoeg om alle waardering waard te zijn. De oprechte mens, zoekend naar waarheid, alle góden gingen aan hem voorbij, maar hij zei: neen! Zij zijn het niet; zij zijn te klein. Wij zijn góden, zeiden zij; maar te klein voor een hongerig hart, zei hij. Toen kwam Jezus en Hij zei tot de mens: Kom maar, Ik breng je bij God. En Hij nam hem mee en de mens kwam waar hij nog nooit geweest was en hij stond in ademloze verbazing, heel zijn wezen werd vervuld met verwondering, hier was eindelijk iemand tot wie hij met al wat in hem was, kon zeggen: Gij! Toen wist hij: dit is wat ik heb gezocht, dit is God, dit is mijn God, mijn aanbidding waard. Gij zijt mijn God, U zal ik loven, verhogen uwe majesteit.

Jezus kwam en de mens ontdekte de waarde van God. Jezus sprak erover met de Samaritaanse vrouw: de Vader zoekt aanbidders. Uitgerekend met deze vrouw, beeld van de mens die altijd zoekt en nooit vervulling vindt. Haar dorst werd nimmer gelest. Jezus leerde haar aanbidden in geest en waarheid, vanuit de gedachten Gods. Zo wordt deze vrouw weer mens, zo vindt zij haar bestemming, zo vindt zij haar identiteit in God.

De laatste gemeente is een gemeente van aanbidders

Ditzelfde grondmotief treffen we ook aan in het boek Open­baring. Dit is Gods doel: de schepping die zucht, leert weer zingen. De laatste gemeente zal een gemeente van aan­bidders zijn.

Nu zien we door de eeuwen heen dat er enorme krachten in het geweer komen rondom die aanbidding. Daar is blijkbaar het een en ander aan de hand. Het is de worsteling die de psalmist ervoer in zijn eenzame strijd, toen hij moest verzuchten: “Denk ik aan God, dan kreun ik” Psalm 77 vers 4 (Ps. 077:004). Om dan tenslotte daar doorheen te komen tot de uitroep: “Wie is een God, groot als God?” Psalm 77 vers 14 (Ps. 077:014).

Dat is geen oppervlakkige blijdschap; dat is een lied dat door het vuur heengegaan is. In dit verband is er een merkwaardig feit dat we door de bijbel heen telkens weer tegenkomen: steeds opnieuw zijn daar de pogingen om de aanbidding te blokkeren. God sprak bij monde van Mozes: “Laat mijn volk gaan om te mijner ere in de woestijn een feest te vieren” Exodus 5 vers 1 (Ex. 05:01). Maar de farao verzet zich; hij heeft liever een klagend volk in Egypte dan een zingend volk in de woestijn. In wezen zit het hierop vast: hij is tegen aanbidding. En waarom? Hij zegt: ”Ik ken de Here niet” Exodus 5 vers 2 (Ex. 05:02). De farao is gewend om zelf aanbeden te worden.

Nebukadnezar maakte een beeld. En iedereen moest daarvoor buigen. Dan zijn er drie die verklaren: wij eren alleen God. En op dat moment wordt het duidelijk welke krachten er loskomen vanuit de geestelijke wereld in verband met de vraag: wie heeft er nu recht op aanbidding? De koning wordt woedend, de oven wordt opgestookt, dat is de ene kant van de zaak. Naar aan de andere kant zien we: in het vuur worden de zonen Gods openbaar.

Daniël werd in de leeuwenkuil geworpen, waarom? Omdat hij een aanbidder was. Hij was waarlijk mens. Hij hield vast aan zijn bestemming. Hij wist: ik ben er voor God. Hij hield zijn vensters open, want hij besefte: als ik mijn vensters sluit, sterft mijn geest. Dan krijgt mijn geest geen adem meer, dan wordt mijn hart verstikt. Daarom gooi ik onverminderd mijn ramen open, want mijn levensadem en mijn levenslicht is God.

Het conflict over de aanbidding in de eindtijd

Ditzelfde conflict rondom de aanbidding vinden we terug in het eindtijdgebeuren. Er is een duidelijke overeenkomst tussen de geschiedenis van Nebukadnezar en zijn beeld enerzijds, en Openbaring 13 anderzijds. In dit hoofdstuk komen we vier keer het woord ‘aanbidden’ tegen. Zo lezen we in het derde en vierde vers: “En de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanba­den het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?” Daar zien we: waar is het rijk der duisternis het om te doen? Om aanbidding. Precies zoals de satan sprak tot Jezus in de woestijn: “Dit alles zal ik U geven, indien Gij U neerwerpt en mij aanbidt” (Matt. 4:9). Jezus kwam als de eerste volkomen mens Gods, en meteen is de boze erbij om Hem te brengen tot een ver­keerd gerichte aanbidding. Haar juist daar blijkt Jezus dan ook mens Gods te zijn: Hij antwoordt: “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” Matteüs 4 vers 10 (Matt. 04:10). De mens Gods aanbidt. Maar de mens Gods aanbidt alleen God. Zijn basis is: de Heer is God en niemand meer.

En net zoals Nebukadnezar dreigde met de doodstraf, zo le­zen we in Openbaring: “En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden” Openbaring 13 vers 15 (Openb. 13:15).

Een aloude toestand gaat zich hier toespitsen: er is een strijd om de geest van de mens. Aan wie zal de geest van de mens toebehoren? Met wie zal de geest van de mens zich verbinden?

De plaats van aanbidding is de tempel Gods

Nu gaat het erom: er is ook een tegenhanger. In Openbaring 11 vers 1 (Openb. 11:01) ontvangt Johannes de opdracht: “Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden”. Centraal in het hele eindtijdgebeuren staat de tempel Gods, en die tempel is de plaats van aanbidding. Waar werkt God aan? Aan die tempel. Dat heiligdom is het brandpunt van Gods plan. Vanuit die tempel komt het herstel, die tempel is het begin van de nieuwe schepping; vandaar uit gaan de gedachten Gods uit in de hemel en over de ganse aarde. Die tempel is het bouwwerk Gods dat stand houdt in de laatste tijden.

God sprak reeds door Jesaja: “Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken” Jesaja 56 vers 7 (Jes. 56:07). Huis van aanbidders. Maar waarom? Met welk doel? Dat ontdekken we als we wat dieper ingaan op de inhoud van die aanbidding. De hoofdstukken Openbaring 4 en 5 geven ons in dit verband een grondmotief. Daar treffen we namelijk een paar merkwaardi­ge uitspraken aan, die op elkaar aansluiten en samen in een bepaalde richting wijzen.

In Openbaring 4 wordt verteld van de oudsten dat ze zich zullen neerwerpen voor Hem die op de troon gezeten is en Hem aanbidden. En dan wordt er ook bij vermeld wat ze zeg­gen: “Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht”(vers 11].

Het gaat om de waardigheid van God

Het sleutelwoord van deze tekst is: waardig. Het onderwerp dat bijzonder wordt, is de waardigheid van God. Hier komen we in feite op het diepste thema van het boek Openbaring. Dit is de meest wezenlijke achtergrond van de hele eind­strijd. Als het erop aankomt, draait alles tenslotte om dit ene kernpunt: de waardigheid van God.

Hoe zal de hele wereldgeschiedenis eindigen? Waar loopt het alles op uit? Daar is het immers het laatste Bijbelboek om te doen, dat we zicht krijgen op de afloop, de fi­nale. Is het niet zeldzaam, en tegelijk meesterlijk, aan een strijd te beginnen, als je al van tevoren weet wie er zal winnen? Dat is de prognose van het boek Openbaring. Want wat er in de wereld woedt, toch is het God, die wint, en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint.

Waar loopt het op uit? Waar gaan we heen? Aan de eindpaal van de tijden ziet ons oog de geest van ’t kwaad, moe ge­worsteld en ontwapend. Want God heeft het laatste woord; wat Hij van oudsher zeide, wordt aan het eind der tijden in heel zijn rijk gehoord.

Toch is het God, die wint. Dat staat als een vuurtoren in de nacht van de eindtijd. Naar de vraag is: waarom? We zouden geneigd zijn te zeggen: hier past geen verder vragen. Laat het u genoeg zijn, mensenkind. Wees nu maar stil en weet: God zal winnen.

Maar het boek Openbaring nodigt ons uit om wel verder te vragen. Daarom durven we nog een stap te doen en we komen tot de vraag: waarom is het God die wint? Is daar grond voor? Dat is trouwens geen theoretische kwestie; het is een zaak die ook ons aangaat. Hebben wij grond onder de voeten? En welke grond? Welke garantie is ons gegeven?

Diepgaande en verstrekkende woorden horen we in dit ver­band uit de mond van de oudsten in Openbaring 4. Waarom wint God? Het antwoord is even kort als ontzagwekkend. God wint vanwege zijn waardigheid. God wint door karakter.

Wat het rijk der duisternis mist

Hier raken we aan het kostbaarste geheimenis Gods. En te­gelijk wordt daarin aan het licht gebracht het meest we­zenlijke verschil tussen God en de boze. Er is welbe­schouwd één ding dat het hele rijk der duisternis mist, dat is: karakter, waardigheid. Het ontbreekt de satan aan karakter, aan geestelijke waarde. En dat is de reden waar­om hij het nooit en te nimmer zal kunnen winnen van onze God.

In de geestelijke wereld telt uiteindelijk alleen karakter. En wie zou enige waardigheid willen toekennen aan een leu­genaar, een slang, een draak? Alleen van onze God kan ge­zegd worden: Komt nader, ziet en proeft, opdat men smake naar waardij des Heren goedheid. Zalig hij die veilig bij Hem toeft.

Gods waardigheid, dat is zijn heerlijkheid. Dit is een wezensaanduiding van God en de grondbetekenis van dit begrip is eigenlijk: gewicht. Van de goddelozen wordt gezegd dat zij in de weegschaal omhoog gaan; zij zijn te licht bevon­den. Maar God legt gewicht in de schaal door zijn karakter. Waardoor wint God het? God houdt stand door zijn heerlijk­heid, door zijn geestelijke zwaarte. Wat in God is, kan eenvoudig niet ondergaan. Geen bederf, geen besmetting, geen vertroebeling kan het wezen Gods aantasten. God gaat in waarde de machten ver te boven.

In de eindtijd wordt de waarde van God onthuld

De eindtijd betekent: de onthulling van de waarde van God. Door de eeuwen heen heeft de duisternis gewerkt aan een onderwaardering van God. Maar de tijd gaat aanbreken dat God weer op zijn waarde geschat wordt. Dan zal men zingen: Allen die als góden blonken, zijn bij U in ’t niet gezon­ken. God wint niet door kracht of geweld; dat heeft Hij niet nodig. Want God bezit iets beters; zijn waardigheid, daar kan geen macht of kracht tegenop. In Openbaring 5 komt dit motief opnieuw naar voren. De vraag klinkt: “Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? ” Openbaring 5 vers 2 (Openb. 05:02) En Johannes vermeldt: “En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boek­rol te openen of die in te zien” Openbaring 5 vers 4 (Openb. 05:04). Maar dan staat daar het Lam Gods, de leeuw uit de stam van Juda, die over­wonnen heeft, en er wordt een nieuw gezang gehoord: “Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen” Openbaring 5 vers 9 (Openb. 05:09). En nogmaals heft men dan de jubelroep aan: “Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” Openbaring 5 vers 12 (Openb. 05:12).

Zoals hoofdstuk 4 de waardigheid van God ontvouwde, zo be­licht hoofdstuk 5 diepgaand en uitvoerig de waardigheid van het Lam. Hij is waardig om te regeren. Aan Hem zal de heerschappij zijn; waarom? Omdat Hij het waard is. Hij zal het volledige bestek van Gods gedachten ten uitvoer bren­gen, waarom? Omdat Hij de waardigheid daartoe bezit. Nie­mand kon de boekrol openen. Het wachten was op iemand die voldoende waardigheid zou hebben om het te kunnen doen.

Er is nog een tekst in het boek Openbaring die spreekt over waardigheid. We lezen in Openbaring 3 vers 4 (Openb. 03:04): “Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet heb­ben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wan­delen, opdat zij het waardig zijn”. Daar zien we: er is een volk, dat mag delen in de waardigheid van hun Heer. Zij delen in zijn wezen, zij zijn bekleed met Christus, zij zijn één met Hem.

Welk gezang zingt het volk van God van de eindtijd?

Hier ontdekken we het geheim van de eindtijd: er zal een volk opstaan dat het gezang gaat leren: Gij zijt waardig. En waardig is het Lam van God. Zij kennen dit gezang niet alleen uit hun hoofd, zij kennen het met hun hart. Zij ken­nen de waardigheid van hun God. Daarom spreken zij daar ook van. De waardigheid van hun God is hun uit het hart ge­grepen. Hun motto is: vertel het aan de mensen wie Jezus is. En ook: vertel het aan de machten wie Koning is.

Zij stemmen niet in met het lied van Openbaring 13: “Wie is aan het beest gelijk?” Openbaring 13 vers 4 (Openb. 13:04). Hun hart zingt anders. Voor hen is daar het lied van Mozes en het lied van het

Lam: “Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Al­machtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren! Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig” Openbaring 15 vers 3 en 4 (Openb. 15:03-04). Zij voelen zich thuis bij de woorden van dat al­oude lied dat Mozes eens zong: “Wie is als Gij, onder de góden, Here, wie is als Gij, heerlijk in heiligheid” Exodus 15 vers 11 (Ex. 15:11) .

Twee tegenpolen: wie is aan het beest gelijk? En: wie is aan God gelijk? Wat is er nodig? Een volk dat proclameert in hemel en op aarde: Gij zijt waardig. Het uiterlijke valt weg. De mens die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten die vergaan, zegt Psalm 49. Vorsten vallen; torens vallen. Maar de waardigheid van on­ze God houdt eeuwig stand.

Door de proclamatie van dat volk komt de overwinning. Zij zijn de aanbidders van de eindtijd. “Mijn ernstige aanbid­ders”, zou Sefanja zeggen. Sefanja 3 vers 10 (Sef. 03:10, Statenvertaling).

Het is hun ernst. Zij weten: ons lied zal zegevieren. Niet het beest heeft het laatste woord. Zij weten: wij zingen niet tevergeefs. Want waardigheid wint.

(wordt vervolgd).

 

De taak van leraar door Gert Jan Doornink

In Efeziërs 4 vers 11 en 12 (Ef. 04:11-12) zegt Pau- lus dat Jezus “zowel apostelen als profeten heeft gege­ven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus”. . . Zij zijn dus aan de gemeente gegeven met een belangrijke taak. We mogen ze niet ge­ringschatten .

Er zijn wel eens gelovigen die beweren dat zij niet zo nodig naar hen hoeven te luisteren of rekening mee hoeven te houden; we worden immers door de Heilige Geest geleerd?

Inderdaad leidt de Heilige Geest ons in alle waarheid en doet ons Gods Woord ver­staan, maar de Heilige Geest maakt daarbij óók gebruik van menselijke instrumenten, zoals Paulus hier noemt in Efeziërs 4. En zeker zolang “de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God, de mannelijke rijp­heid” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13) nog niet be­reikt is, hebben zij een belangrijke taak te vervullen in de Gemeente van Christus.

Dat wij nu verder in dit ar­tikel vooral stil willen staan bij de taak van leraar komt, omdat wij nog al eens constateren dat men niet al te hoog opgeeft over deze bediening, terwijl de taak van leraar juist zeer be­langrijk is. Immers de woordbediening behoort nog altijd één van de belang­rijkste onderdelen van de samenkomst te zijn. Als de boodschap op de tweede plaats komt, ten koste van andere onderdelen – hoe be­langrijk ook – is er iets niet in orde.

Inhoud

Naar wat is de inhoud van de boodschap en wie spreekt hem uit? Brengt de boodschap de mensen geestelijk verder? Kunnen ze zich “er aan op­trekken”? Of wordt, om kool en geit te sparen, water in de wijn gedaan?

Vragen waar een antwoord op gegeven moet kunnen worden, want ze hebben rechtstreeks te maken met het geestelijk niveau waarop de gemeente zich bevindt.

Wat de inhoud van de bood­schap betreft, moet rekening worden gehouden met de ver­schillende soorten gelovigen te weten de pas-bekeerden en

zij die verder op de weg zijn. Maar er zijn gemeenten waar men altijd maar “melk- voeding” geeft en nooit komt tot de “vaste spijs”. De weg die verder omhoog voert blijft “verborgen”, tot schade van de geloofsbele­ving van zo’n gemeente.

De voorganger (en de ouds­ten) van de gemeente dragen in dit opzicht een zeer ver­antwoordelijke taak. Maar hier raken we ongetwijfeld de kern van de zaak: Wat is de taak van de voorganger? Zoals in de protestantse kerken de dominee vaak de “herder en leraar” wordt ge­noemd, zo hebben vele pink­ster- en volle evangeliegemeenten dit begrip overgeno­men. Geheel ten onrechte naar onze mening!

Immers de voorganger heeft als allereerste taak, met de oudsten, de gemeente te be­sturen. Hij is de herder. Soms heeft hij ook de be­kwaamheid als leraar, maar dit behoeft beslist niet altijd het geval te zijn. Soms zien wij voorgangers die ook de bekwaamheid als evange­list bezitten, maar is een voorganger alleen bekwaam om “herder” te zijn, dan is het belangrijk dat hij zich alleen aan deze taak houdt en de geestelijke opbouw vooral overlaat aan de lera­ren die aan de Gemeente zijn gegeven.

Als een leraar zijn bood­schap aan de gemeente door­geeft, doet hij dit niet om­dat hij zo nodig zijn “zegje moet zeggen”, maar omdat hij een van God gegeven boodschap door moet geven. Vaak is hier een “geestelijke worsteling” aan vooraf ge­gaan .

Gebed

Het is daarom ook zeer be­langrijk dat er voor de le­raren gebeden wordt en dat men ook ingaat op wat er gezegd wordt. Maar al te vaak wordt er van de leraren ge­dacht: “O, die komt even een boodschap doorgeven, en dan is hij weer weg. . . . en wij blijven met dezelfde proble­men zitten”.

Wie zo over de leraren denkt heeft er geen weet van, hoe hij een voortdurend verlan­gen heef om de gelovigen werkelijk te helpen, zodat ze geestelijk groeien tot mondige christenen.

De kennis en het inzicht, wat zij door de Heilige Geest over Gods Woord ontvangen en doorgeven aan de gelovigen, komt hen niet aanwaaien. Ook is het niet altijd zo dat de gelovigen accepteren wat een leraar doorgeeft. Soms heeft een boodschap “tijd” nodig om door te kunnen werken. En moeten er meerdere bood­schappen, soms in andere bewoordingen, gebracht woerden voordat het uitwerking heeft.

Een leraar moet heel wat te­leurstellingen verwerken, als blijkt dat men zijn boodschap niet aanvaard (of niet ten volle); als men verkeerde inzichten niet af wil leggen, als men weigert de “volle weg” met Jezus te gaan.

Profetie

Toen wij destijds de bedie­ning van leraar ontvingen, wisten wij dat wij het niet gemakkelijk zouden krijgen. In één van de profetieën die toen over ons werd uitgesproken, kwamen de woorden voor: “Gij zult een onbegrepens zijn voor ve­len”. Vele leraren, die in oprechtheid de volle bood­schap, compromisloos willen verkondt. en, kunnen het­zelfde getuigen. Maar an­derzijds is daar de gewel­dige voldoening en dank­baarheid jegens Hem, die tot deze taak riep, als blijkt hoe de boodschap bij sommigen uitwerking heeft en tot zegen is.

In “Levend Geloof”, en ande­re bladen die zich duide­lijk voor de volle bood­schap uitspreken, schrijven verschillende leraren hun artikelen. Het geschreven (gedrukte) woord is voor de opbouw van de gelovigen ook erg belangrijk. Vooral ook omdat het herlezen kan wor­den, en daardoor minder “vluchtig” is dan het ge­sproken woord.

Tenslotte: een leraar, of hij nu mondeling of schrif­telijk zijn boodschap door­geeft, zal zich, als het goed is, nooit “een meerde­re” voelen ten opzichte van zijn medebroeders en zus­ters. En dat geldt ook voor de andere ambten. We hebben elkaar nodig. Zoals Paulus het zo duidelijk schrijft aan de Gemeente te Rome: “Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw ver­sterking, dat is te zeggen: onder u bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij” Romeinen 1 vers 11 en 12  (Rom. 01:11-12). Dat behoort de juiste instelling te zijn van iedere gelovige, al of niet geroepen tot een be­paald ambt.

Het gaat er om – zoals Pau­lus dat ook zo duidelijk beschrijft in Efeze 4 vers 11 tot en met 16 (Ef. 04:11-16) – dat we samen het volle doel wat God met ons voor heeft zullen bereiken!

 

Het boek des levens Openbaring 20 vers 15 (Openb. 20:15)

(gedicht door Judith Jacobs)

Je mag doen aan “goede werken”,

En “sociaal” zijn ingesteld. . .

 ’t Zal je allemaal niet baten

Als het oordeel wordt geveld.

 

Je kunt – als zovele and’ren –

Trouw ter kerke zijn gegaan,

Maar het punt is: Nam je Christus

Ooit als je Verlosser aan?!

 

Je zult best hebben gegeven

Aan de “zending” en-zo-voort;

Toch zal straks slechts een ding gelden:

Of je Godes Zoon behoort.

 

Of in ’t open boek des levens

Wel je naam gevonden wordt,

Door Zijn hand erin geschreven –

Met Zijn bloed. . . voor jou gestort.

 

Levend Geloof – 200

Levend geloof 1980.01 nr. 200

Wat gaat er in de jaren tachtig gebeuren? Door Gert Jan Doornink

Wat verwacht de wereld?

De jaren tachtig zijn begonnen. In allerlei toonaarden worden wij de laatste weken over­speeld met verwachtingen voor de komende jaren, waarbij meestal grote onzekerheid en pessimisme overheersen. Enkele voorbeelden: In het week­blad “Nieuwsnet” schreef de Rotterdamse hoogle­raar economie P. W. Klein: “Was de toestand in de jaren zeventig hopeloos, in de jaren tachtig zal zij zowel ernstig als hopeloos zijn”. Een ander blad haalde een uitspraak van wijlen pre­sident Kennedy aan, die reeds in 1963 zei: “Het is ons noodlot dat wij in de gevaarlijkste pe­riode van de menselijke geschiedenis leven; wij zijn voorbestemd om het grootste deel van ons leven, zo niet ons hele leven, in onzekerheid, strijd en gevaar door te brengen”.

Ook helderzienden en waarzeggers trachten een tipje op te lichten van de sluier, die over de jaren tachtig verborgen licht, maar de inspira­tiebron van deze mensen vindt zijn oorsprong in het rijk van satan, in het duistere domein van de verderver en de vernietiger.

De wetenschapsmensen, de politieke leiders en de occulte misleiders, kunnen nog zulke diep doordachte meningen over de toekomst te beste geven, niemand zal precies kunnen zeggen: zo- en-zo gebeurt het. Hoe kan het ook anders zal de waarachtige christen opmerken. Immers de toekomst is “verborgen en in nevelen gehuld”, voor hen die Christus niet kennen.

Perspectieven voor kinderen Gods

Hoe geheel anders zijn echter de perspectieven voor het kind van God, dat overgezet is vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus. Het aloude gezangvers betekent een realiteit voor hem:

“Wat de toekomst brengen moge;

mij geleidt des Heren hand;

moedig sla ik dus de ogen,

naar het onbekende land”.

Daarbij weet een kind van God dat het “onbeken­de land”, dat voor hem ligt, niet iets vaags, iets abstracts, iets onwezenlijks is. Maar om­dat hij “verankerd is in Jezus Christus” heeft hij geen angst voor de toekomst. De Heilige Geest leidt hem immers in alle waarheid van dag tot dag.

De spreuk, die men hier en daar aan de wand ziet hangen: “Van het concert des levens heeft niemand een program”, is daarom voor een gelo­vige geen fait accompli. Omdat hij niet leeft met de gedachte: We moeten maar afwachten wat er met ons leven gaat gebeuren. Wij zijn geen mensen van het noodlot, maar nieuwe scheppin­gen, koningen en priesters. Onze plaats is met Christus in de hemelse gewesten!

Natuurlijk weet niemand van uur tot uur exact hoe het leven in al zijn onderdelen verloopt. Veel belangrijker is dat wij weten dat God “het goede” met ons voor heeft! En dat al “het slechte” afkomstig is uit de koker van de duivel .

Gods voorwaarde

Maar als wij weten dat God het goede met ons voor heeft, zullen wij ook de “goede weg” moe­ten bewandelen. Dat is de weg van Jezus, de weg van de volheid, de geestelijke weg. Deze weg kunnen wij alleen bewandelen, door een le­ven van geloof en gehoorzaamheid te openbaren. Dat is de enigste voorwaarde om Gods zegeningen te ervaren, om onbevreesd de jaren tachtig bin­nen te gaan.

Een christen mag juist grote verwachtingen van de toekomst hebben. Hij is losgemaakt van het negatieve gedachtenpatroon, waarmee de mens van deze wereld geïnfecteerd is. Als weet hij, dat hij het, naar het vlees gesproken, in de jaren tachtig niet gemakkelijk zal krijgen. Hij leeft immers temidden van een ontaard en verkeerd ge­slacht .

Want ongetwijfeld zal de degeneratie van de jaren zeventig zich verder voltrekken. Abortus, euthanasie, homofilie, vrije seks, immoraliteit, occultisme, etc. het zal meer en meer als “nor­maal” worden geaccepteerd. Waarbij ook het naam-christendom, dat met een schijn van gods­dienst, de kracht heeft verloochend, op geen enkele wijze meer tegengas zal geven en geheel zal worden meegesleurd. (Lees in dit verband in het artikel van br. Glasbergen reeds over het opzienbarend besluit dat de synode der Gere­formeerde kerken nam ten aanzien van de homo­filie) .

Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zal meer en meer werkelijkheid wor­den: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer on­recht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer recht­vaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. En als kinderen Gods moeten wij vooral het tweede deel van deze tekst ook goed in het vizier houden. Het betekent namelijk dat de volheid van Christus in de waarachtige kinderen Gods meer en meer tot openbaring zal komen!

Een kind van God kent geen vrees voor de toe­komst. Hij weet dat al Gods beloften in Jezus Christus ja en amen zijn. Zijn leven is met Christus verborgen in God. Daarom deert hem geen verdrukking, miskenning, beproeving of vervolging. Want met Jezus zijn we ook in de jaren tachtig meer dan overwinnaars! Glorie voor Zijn Naam!

 

Hans Koornstra naar Amsterdam

Er komt ook dit jaar een campagne met evangelist Hans Koornstra. Na de zo rijk gezegende campagnes in 1979 in Den Haag, Groningen en Arnhem, was het onzeker – mede wegens afspraken in het buitenland – of er ook in 1980 een campagne kon worden gepland. Maar “Teen Challenge”, die de organisatie weer verzorgd, maakt nu bekend, dat, mede op initiatief van verschillende gemeenten in Noord Holland, van 5 tot en met 14 september 1980 een tiendaagse campagne zal worden gehouden in de Jaap Edenhal te Amsterdam. Laten we veel bidden dat ook deze serie samenkomsten, waar de boodschap van volle verlossing in Jezus Christus weer centraal zal staan, een grote overwinning op het rijk van satan zal worden.

 

Hemels manna door Jan W. Companjen

 

“En s’ avonds kwamen er kwakkels opzetten en over­dekten de legerplaats; en s ‘morgens was er een dauw- laag rondom de legerplaats. Toen de dauw laag opgetrok­ken was, zie daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijp op de aarde. Toen de Israëlieten dit zagen, zeiden zij tot elkander: wat is dit? En Mozes zeide tot het volk: Dit is het brood dat de Here u tot spijze gegeven heeft… en zij noemden het ‘Manna’.

Het ware manna

Ongeveer zes weken na de verlossing uit het huis der dienstbaarheid en de door­tocht door de Schelfzee, krijgen we al de geschiede­nis van de kwakkels en het manna. In de woestijn geko­men’ begon het volk namelijk al spoedig te morren en te­rug te verlangen naar de vleespotten van Egypte. Toch hoorde de Heer naar het gemor van Zijn volk en liet hen niet in de steek. Het volk van God had echter beter moeten weten. Hij had hen immers uitgeleid, zou Hij dan de rest niet afma­ken? Ondanks alles maakte Hij het alles wel, boven bidden en denken. Er viel vlees en brood uit de hemel en de Israëlieten konden eten tot verzadiging toe.

Toch is er een groot ver­schil tussen het voedsel dat God hun geeft; het ene de ‘kwakkels’ en het andere het ‘manna’. In Johannes 6 vers 47 tot en met 59 (Joh. 06:47-59) zegt Jezus dat Hij het ware brood des levens, het ware Manna is. Als iemand van Hem eet, dat wil zeggen Hem volledig innerlijk aan­vaardt, eeuwig blijft le­ven.

Om deze zaken gaat het, als wij deze keer stilstaan bij het geweldige, dat Jezus, als het brood des levens, op aarde kwam. Hij opende het hemelse Koninkrijk Gods voor u en mij als het nieu­we paradijs, waar vrede en gerechtigheid woont door de Heilige Geest.

Dat is het geweldige feest dat begon met de geboorte van Jezus in Bethlehem, dat wij vorige maand weer moch­ten gedenken. Hij groeide na Zijn geboorte op tot de ‘Zoon Gods’ die het vlees­geworden Woord aan ons openbaarde. Het Woord Gods dat tot dat moment bedekt was, werd openbaar en Hij leefde het ons voor. Hij zei daar zelf van in Johannes 6 vers 55 tot en met 57 (Joh. 06:55-57), dat Zijn vlees wa­re spijs was en Zijn bloed ware drank. “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij”. Dat is de wis­selwerking tussen Jezus en hen die Hem volgen.

Van de woestijn naar het beloofde land

Wij zijn ook nu in de woes­tijn. Ook wij zijn op weg en leren op die weg afhan­kelijk en gehoorzaam te zijn aan Hem. Laten wij echter niet morren, maar ons vasthouden aan alles wat ons tot lering geschre­ven is. Dan zullen wij niet sterven in de woestijn, maar het beloofde land bin­nentrekken.

Wij hebben daarbij nog bij­zondere beloften, namelijk dat wij leven in de tijd dat het dubbele manna (de spade regen) gaat vallen.

Keren wij echter eerst nog even terug naar de geschie­denis van de Israëlieten in de woestijn. Na de roep om eten, komt het goddelijk antwoord. Zo’n antwoord is niet alleen iets menselijks maar het heeft ook altijd een bijzondere en diepe be­tekenis. De Heer sprak dan ook tot Mozes en zeide: “In de avondschemering zult gij vlees eten en in de morgen zult gij met brood verzadigd worden, en gij zult weten dat Ik de Here ben”.

De Heer begint met vlees te geven. Aan het einde van de dag komt er vlees uit de hemel vallen. Een grote hoeveelheid kwakkels kwam opzetten en overdekte de legerplaats. Er wordt een scherpe scheiding gemaakt tussen dit goddelijk vlees en het daarop, op de nieu­we dag, vallende manna. Het één vertegenwoordigt het vlees, het algemeen mense­lijke; het andere het Geestelijke, maar beiden horen bij elkaar. Beiden zijn door God gegeven.

Het vlees valt in de leger­plaats. Het valt als levend voedsel tussen het volk.

Vlees wordt door vlees ge­voed. Ook wij mensen van vlees en bloed kunnen onze medemens voeden. Dat is een intermenselijke verhouding die in de legerplaats, dat wil zeggen onder ons, plaats vindt. Deze voeding houdt ons wel in het leven, maar komt er niet de voe­ding bij van de nieuwe dag, van het nieuwe begin, het Manna, dan mankeert er iets aan. Dan zijn wij vleselijke christenen, die alleen maar kwakkels eten. Dit heeft tot gevolg dat wij blijven “kwakkelen”. De doorbraak naar het echte, het levende en sprankelen­de, ontbreekt. Het is net als in een kwakkelwinter: het kan vriezen en dooien.

De noodzaak van het hemels manna

Met het manna gaat het heel anders. Dat valt buiten de legerplaats, dat komt recht­streeks van de levende Vader die Zijn volk daarmee voedt. Daar zit geen vlees tussen en het valt op een plaats buiten de legerplaats. Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt.

Ieder moet uittrekken en verzamelen. Hij en zij, jong en oud, krijgen ieder hun dagelijkse portie. Zij moeten persoonlijk zoeken…. en allen vinden wat zij nodig hebben. “De Israëlieten nu deden zo en verzamelden het, de één meer en de ander min­der. Toen zij het in een gomer maten, had hij die meer verzameld had, niet te veel en hij die minder verzameld had, kwam niet te kort. Ie­der had naar zijn behoefte verzameld” Exodus 16 vers 17 en 18 (Ex. 16:17-18).

Het is een wonder Gods, dat wij ook dagelijks mogen en kunnen beleven, indien wij persoonlijk onze Heer en Heiland zoeken buiten de le­gerplaats. Buiten alles om, dagelijks Hem ontmoeten door middel van de Heilige Geest die in ons woont.

Het is opmerkelijk, maar bij de uitstorting van de Heili­ge Geest en bij het neerval­len van het manna in de woestijn, zeiden de Israë­lieten tegen elkaar: “Wat is dit? Wat wil dit toch zeggen?”. Jezus geeft ons daarop het antwoord: “Ik ben het brood des levens. Uw va­deren hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie er van eet, niet zal sterven. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. In­dien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees voor het leven der wereld”

Johannes 6 vers 48 tot en met 51 (Joh. 06:48-51).

Jezus is het brood des levens

Jezus is het brood des le­vens. Dit brood mogen wij uitdelen, maar moet ook door hen die het aanvaard hebben, zelf gezocht wor­den. Dan zullen wij gaan ervaren dat wij een per­soonlijke Leidsman hebben, dat wij een goede God hebben, die ons in alle waar­heid leidt. Dan zullen wij gaan onderscheiden wat van God komt, namelijk het goe­de, welgevallige en volkomene.

Haast het hele christendom weet dat de duivel de over­ste van deze wereld is. Maar toch wordt nog zeer vaak alles wat slecht is, oorlog, verdeeldheid, kommer, armoede, honger en el­lende, gezien als van God de Here afkomstig. De be­kende Leger des Heils soldate Eva den Hartogh werd één dezer dagen in Thailand geïnterviewd. Zij zei be­treffende de verschrikke­lijke dingen die zij daar zag: “Ik (Eva den Hartogh) begrijp God niet meer. Waarom doet Hij dit?” en: “Ik was ontzettend kwaad op God. Opnieuw vroeg ik mij af of de God, die wij in het Leger prediken, wel een God van liefde is, die wij deze stakkers moeten aanprijzen. Ik dacht: Hij is een God van woede. Waarom laat Hij dit alles toe?”…

Als wel ergens blijkt dat satan rond gaat als een briesende leeuw, is dat wel in Cambodja en omliggende landen. Men moordt elkaar uit op een verschrikkelijke manier. Ik ben er echter van overtuigd, dat niet één moordenaar, niet één ver­nietiger, door de Heer die wij dienen, Jezus Christus, geïnspireerd is. Inspirator van al deze dingen is de duivel en zijn trawanten. Het is onze taak om hem te ontmaskeren. Hij vernielt en breekt af. Hij, de dui­vel, wil steeds gemenere wapens (kernwapens) om het mensdom te vernietigen. En het mensdom laat zich mee­nemen en onderkent niet dat zij in dienst van de duivel staat.

Jezus kwam als Hersteller en Oprichter van datgene wat ingestort was. Hij her­bouwde Jeruzalem als een hemelse stad, waarin wij mogen wonen en vanwaar uit wij mogen werken. Wat is ons antwoord aan deze we­reld? Kwakkelen wij voort, of gaan wij manna zoeken en vinden? Wie zoekt, die vindt, en wie klopt, die zal opengedaan worden. Ver­borgen dingen zullen hem geopenbaard worden.

Welke geest inspireert ons leven?

Er moet een mentaliteits­verandering komen, namelijk in dit feit, dat de mens, die geïnspireerd kan worden door allerlei geesten, moet gaan onderkennen, door wie hij geïnspireerd wordt. Is dat door Gods Geest, (zijn wij gedoopt met Zijn Geest?) dan zullen wij in deze tijd opwaarts moeten gaan. Het­geen wat heilig is, wordt steeds heiliger, dat wil zeggen steeds volmaakter, doordat zij Jezus als Inspi­rator steeds beter gaan ver­staan en volgen.

Zij die andere góden aanhan­gen en naar hun inspiraties luisteren, zullen nog één­maal de boodschap van het Koninkrijk der hemelen ho­ren. Een boodschap van lief­de, vanuit een geopende he­mel, omdat zij die deze boodschap uitdragen, de wil Gods hebben leren verstaan, werkelijk kennende goed en kwaad. Het hemelse manna zal ons daarbij tot voedsel zijn, ook in het jaar des Heren 1980. Hij zegene en behoede u in alle waarheid, want de neiuwe dag breekt aan!

 

 

 

Het overwinnende woord

Het Woord is vlees geworden, het nam gestalte aan.

In zijn verborgen luister, is ’t over d’ aard gegaan.

Blinden die ziende werden, hebben Zijn glans aanschouwd.

Aan wie naar vrede dorsten, heeft God Zijn heil ontvouwd ;

Krachtig tot overwinnen, trekt het de wereld door.

In smetteloos wit linnen, volgt Uw gemeente ’t spoor.

De kroon aan U gegeven, verwerft ook zij gewis,

door ’t Woord, dat geest en leven, trouw en waarachtig is.

 

 

Nummer 200 door Gert Jan Doornink

Dit eerste nummer van de 19e jaargang van ons blad is tevens nummer 200. Omdat het misschien voor verschillende lezers en lezeressen interessant is iets te vertellen over het ontstaan van “Levend Geloof”, willen wij een kleine terugblik werpen. Want hoe zijn wij er toe geko­men een blad uit te geven met de volle evangelie bood­schap, zal men zich afvragen. Daarvoor moeten we enkele herinneringen uit ons eigen leven ophalen. Reeds als kleine jongen waren wij gefascineerd door alles wat met kranten te maken had. Gevolg was dat ik al op tienjarige leeftijd (1940) een eigen krantje begon samen te stellen met nieuws over mijn familie, de boerderij van mijn ou­ders, het dorpje Vorchten waar ik woonde, enz. Het blaadje had het formaat van een blad uit een school­schrift, werd met potlood of pen in blokletters geschre­ven , (balpennen waren er nog niet). Het heeft in ver­scheidene vormen vele jaren bestaan, uitsluitend als persoonlijke hobby.

Toen ik een jaar of 14, 15 was, begon ik ook artikeltjes te schrijven voor het streek- en dagblad van de omgeving waar ik woonde, en ook over het weer, wat ook mijn bij­zondere belangstelling had. De reden dat ik niet verder de journalistieke kant ben opgegaan was voornamelijk ge­legen in het feit dat ik als enigste zoon, eigenlijk de boerderij zou moeten overnemen van mijn ouders. Dat was een soort traditie, een vanzelfsprekendheid waar je ver­der niet bij stil stond.

Hetzelfde gold het feit dat ik hervormd kerkelijk op­groeide. Mijn ouders gingen naar de kerk, en op ongeveer 20 jarige leeftijd behoorde je belijdenis te doen, wat ik ook deed. Evenals ik verder kerkelijk meelevend was, wat zich o.a. uitte in het feit dat ik secretaris was van de plaatselijke afdeling van de “Jonge Kerk” en van het C.J.M.V.

De grote verandering

Maar toen kwam op 17 november 1952 de grote verandering in mijn leven. Die avond sprak voor de maandelijkse verga­dering van de “Jonge Kerk”, Ds. W. A. Plug van “De Hezenberg” uit Hattem, destijds leider van de Nederlandse tak van de Möttlinger-opwekkingsbeweging. Ds. Plug sprak over het onderwerp: “Geloof, gebed, genezing”, naar aan­leiding van het tournee dat de, in de vijftiger jaren, zeer bekende Duitse opwekkingsprediker Hermann Zaiss door ons land maakte. Wat Ds. Plug die avond allemaal zei, weet ik niet meer, maar wel dat ik gegrepen ben door de boodschap die hij bracht. Het was alsof God de hand op mijn leven legde. Enige tijd later ben ik thuis op mijn slaapkamer op mijn knieën gegaan, beleed mijn zonden en werd een kind van God. (Johannes 1 vers 12 (Joh. 01:12) was de tekst die mij bijzonder aansprak: “Doch allen, die Hem aange­nomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden”.

De eerste jaren bleef ik gewoon naar de kerk gaan, hoe­wel ik in vrije samenkomsten, waar ik ’s zondagsavonds wel eens naar toe ging, meer geestelijk voedsel ontving. Pas in 1958, na de grote Osborn-campagne, kwam er een verdere geestelijke doorbraak in mijn leven. Ik kwam in een samenkomst waar ook gesproken werd over de nood­zaak van de doop met de Heilige Geest, wat ik ook in ’t geloof aanvaardde. Enige tijd later sprak ik voor het eerst in nieuwe tongen. Doordat ik mij liet dopen door onderdompeling, kwam ik buiten de kerk terecht. Ik mocht door deze daad van gehoorzaamheid niet meer deelnemen aan de kerkelijke avondmaalsviering.

De oprichting van “Levend geloof”

In de vijftiger jaren begon alom het opwekkingsvuur te branden. Hermann Zaiss, Billy Graham, Karel Hoekendijk, en vooral ook T. L. Osborn brachten een groot geestelijk ontwaken met zich. Aan het eind van de jaren vijftig en in het begin van de jaren zestig, kwamen velen tot ge­loof en ontdekten dat Jezus een volkomen Verlosser is, naar geest, ziel en lichaam. Nieuwe opwekkingsbladen kwamen uit, naast de reeds bestaande zoals “De Oogst”, “Kracht van Omhoog”, “Gouden Schoven” en “Heilsfontein”, verschenen: “Nieuw Leven”, “Opwekking” en “Levend Geloof”. De talenten die de Heer in ons had gelegd, kon­den wij nu in Zijn dienstgebruiken. Al spoedig lieten wij een kleine brochure drukken met als titel: “Jezus is het Antwoord”. Toen wij eens lazen hoe iemand die traktaten verspreidde, ze eerst zelf schreef, zodat hij er voor 100% achter kon staan en wist waarover het ging, werd het ook mij duidelijk zelf met een blad uit te komen. Eerst was het nog niet helemaal duidelijk hoe en op welke wijze en onder welke titel. Drie namen spraken ons aan, te weten: “Nieuw Leven”, (enige tijd later werd het blad van br. Maasbach zo genoemd), “Leven en Overvloed” en “Levend Geloof”. Het feit dat we in die tijd bijzonder werden aangesproken door het blad “Faith Digest van T. L. Osborn, was mede van invloed op het tot stand komen van de naam “Levend Geloof”. Deze naam is nog altijd van bijzondere betekenis, want de lezers en lezeressen op te wekken een levend geloof in de Zoon van God te openbaren is nog altijd één van onze hoofdta­ken.

Zo werd dan op 1 november 1961 het blad opgericht en verscheen in januari 1962 het eerste nummer als gesten­cild blad, een verschijningsvorm die wij tot voor enkele jaren hebben aangehouden.

“Levend Geloof” heeft nooit veel aan de weg getimmerd, nochtans mochten wij steeds de zegende hand van de Heer over dit werk ervaren. Wij hebben steeds getracht ons te houden aan de oorspronkelijke opzet en opdracht, name­lijk de verkondiging van het Volle Evangelie in al zijn facetten.

Het evangelie van het koninkrijk

“Levend Geloof” is steeds onafhankelijk gebleven, dat wil zeggen, wij zijn niet gebonden aan enige kerk, groep, richting, beweging of wat ook. Wij weten ons verbonden met “allen die zich gereinigd weten door het bloed van Jezus en verlangen de volheid van Jezus openbaar te ma­ken”, (een motto dat wij vanaf de oprichting hebben na­gestreefd). Juist door onze onafhankelijke opstelling behoeven wij niemand naar de ogen te kijken of naar de mond te praten, maar kunnen vrijuit schrijven, wat de Heer in ons hart legt. Soms is dat niet “populair”, maar wij willen staan in de wil van God. Het gaat om de volle waarheid. Met Paulus is ook ons getuigenis: “Trachten wij thans mensen te winnen, of God? Of zoeken wij mensen te behagen? Indien wij nog mensen trachten te behagen, zouden wij geen dienstknechten van God zijn” Galaten 1 vers 10 (Gal. 01:10).

Het feit dat wij onafhankelijk zijn betekent niet dat wij tegen gemeentevorming zijn. Integendeel. Wij hebben het nooit onder stoelen of banken gestoken, dat wij voor­stander zijn van gezonde gemeentevorming, waar de bood­schap van het Koninkrijk Gods centraal staat. Want als deze boodschap geweld wordt aangedaan, zouden wij ontrouw zijn aan de grote opdracht van Jezus Christus, dit evan­gelie door woord en daad uit te dragen. Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

In ons vorig nummer schreven wij nog eens dat “Levend Ge­loof” geen doel op zich is, maar middel (één van de vele) voor de verkondiging van het volle evangelie. Dat willen wij ook nu onderstrepen. Wij zijn dankbaar voor de medewerkers die de Heer ons heeft gegeven. Ieder brengt op zijn of haar wijze de boodschap tot uitdrukking, maar gezamenlijk worden wij door één verlangen beheerst, na­melijk dat de volheid van Christus in deze eindtijd in de waarachtige gelovigen tot volle openbaring zal komen. Wij gaan met blijdschap door en bidden de Heer om kracht en wijsheid – samen met onze medewerkers – een blad uit te geven dat op positieve wijze, in een voor iedereen begrijpelijke taal, de volle raad Gods verkondigt.

Kinderen van Abraham…

Het is voor u misschien ook interessant te weten dat de verschijning van dit 200ste nummer bijna samen valt met onze 50ste verjaardag. Naar wereldse maatstaven gerekend hebben wij dan Abraham gezien….(In enkele streken van ons land is het gebruikelijk dat men iemand die 50 jaar wordt een pop van brood of banket geeft, die Abraham voor moet stellen. Dit gebruik berust op een geheel ver­keerde uitleg van Johannes 8 vers 57 (Joh. 08:57), waar de joden tegen Jezus zeggen: “Gij zijt nog geen vijftig jaar en gij hebt Abra­ham gezien?”. Daaruit ontstond de zegswijze: hij heeft Abraham gezien, in de betekenis van: hij is vijftig).

Gelukkig zijn wij niet meer van de wereld, maar behoren tot het Koninkrijk dat niet van deze wereld is. Als ge­lovige zijn wij reeds op 22‘ jarige leeftijd kind van Abraham geworden, omdat Gods Woord zegt dat “zij die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn” Galaten 3 vers 7 (Gal. 03:07). “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenaam” Galaten 3 vers 29 (Gal. 03:29). Van de­ze en vele andere rijkdommen, willen wij , zolang de Heer ons kracht, wijsheid en genade schenkt, ook na onze 50ste verjaardag schrijven op velerlei wijze en in velerlei vorm.

Tenslotte nog een verzoek aan al onze lezers en lezeres­sen, (waarvan sommigen reeds vanaf de oprichting abonnee zijn). U kunt ons vooral ook helpen, door veel voor deze arbeid te bidden. Wilt u het niet vergeten? Wij doen ons best om, onder de inspiratie van het Woord van God en de Heilige Geest, een blad uit te geven dat de mens niet alleen brengt aan de voet van het kruis (dat is het be­gin) , maar ook geestelijk doet groeien, opdat Christus ten volle in ons gestalte zal aannemen. Hem alleen zij alle lof, dank en aanbidding!

En “Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwig­heid tot eeuwigheid’. Amen”. Efeze 3 vers 20 en 21 (Ef. 03:20-21) .

 

Van de redactie

Wij stellen het zeer op prijs als u eens reageert op de inhoud van ons blad. Naar aanleiding van de laatste nummers ontvingen wij verschillende positieve reacties. Maar ook als u kritiek hebt, vra­gen wilt stellen of andere opmer­kingen wilt maken, schrijf vrij­moedig naar de redactie van “Le­vend Geloof”, in  Wapenveld. Iedere brief wordt vertrouwelijk behandeld. (Ook op deze site)

 

Het uitdrijven van demonen door J. Noë

 

Weinig inzicht

Het is mij opgevallen hoe weinig inzicht in verschil­lende gemeenten is, over het begrip demonen en het uit­drijven daarvan. En toch is het zo belangrijk. Toen Je­zus op aarde was, genas Hij niet alleen alle zieken, maar Hij dreef ook boze geesten uit. Ofschoon ziekte ook uit de duivel is, is het uitdrijven van boze geesten dus een afzonderlijke bedie­ning. En zoals u bekend gaf Jezus aan de discipelen en eveneens aan alle gelovigen de opdracht boze geesten uit te drijven.

Markus 16 vers 17 en 18 (Mark. 16:17-18): “Als tekenen zullen deze dingen de gelo­vigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uit­drijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zul­len zij de handen leggen en zij zullen genezen worden”.

Het spreekt vanzelf, dat men daarvoor volkomen onder de leiding en de kracht van de Heilige Geest moet staan, anders komen er brokken. Ve­le duistere machten zijn na­melijk zeer sterk en dik­wijls zeer hardnekkig.

Ik heb destijds in Londen (november 1966) een confe­rentie van een week meege­maakt van Dr. Derek Prince uit Amerika, die een autori­teit is op het gebied van demonie en bevrijding en ik heb daar zeer veel geleerd.

Hij heeft een boekje uitge­geven onder de naam “Expelling demons” (het uitdrijven van demonen) en ik laat hieronder een uittreksel er­van volgen.       *

“Een boze geest is een per­soonlijkheid en heeft drie eigenschappen:

-Kennis. Zie bijvoor­beeld Markus 1 vers 24; Lucas 8 vers 31 tot en met 33; Handelingen 19 vers 15 (Mark. 01:24; Luc. 08:31-33; Hand. 19:15).

-Een wil. Zie Matteüs 12 vers 44; Lucas 8 vers 31 tot en met 33 (Matt. 12:44; Luc. 08:31-33).

-Gevoel. Zie Jakobus 2 vers 19 (Jak. 02:19).

Zoals wij uit de aangehaal­de teksten zien kan hij ook spreken.

Bij het ontdekken van demo­nen is de gave van het onderscheiden van geesten van groot belang. Hierdoor kan de aanwezigheid of activiteit van demonen worden ge­constateerd.

Geestelijke en lichamelijke symptomen, welke wijzen op de aanwezigheid van boze geesten

  1. Geestelijke symptomen.
  2. Hardnekkig terugkerende stemmingen en kwaadaardige gevoeligheden, waarover de menselijke wil geen contro­le kan uitoefenen: geprik­keldheid, haat, angst, vreesachtigheid, jaloezie, trots, zelfbeklag, geeste­lijke kramp en ongeduld.
  3. Onberedeneerde down- stemmingen, die plotseling kunnen omslaan in overdre­ven vrolijkheid.
  4. Allerlei vormen van geestelijke verwarring en slavernij, tengevolge van on-Bijbelse theorieën, zoals normaal voedsel weigeren te eten, overdreven ascese, het in acht nemen van bijge­lovige voorschriften en el­ke vorm van afgodendienst.
  5. Waarzeggerij, astrolo­gie, spiritisme, toverij en iedere vorm van occultisme.
  6. Verslavende gewoonten: vraatzucht, roken, verdo­vende middelen, seksuele onreinheid en alle vormen van perversie, alsmede ge­brek aan controle over gedachten en blikrichting.
  7. Godlastering, vuile taal en gespot.
  8. Hardnekkig verzet of agressie tegen de Bijbel en het werk van de Heilige Geest.
  9. Lichamelijke symptomen.
  10. Opvallende rusteloosheid en ziekelijke zucht tot kletsen; voortdurend gemopper.
  11. Glazige of sterk uitpui­lende ogen; ook ogen die abnormaal fonkelen.
  12. Schuim op de mond, stin­kende adem.
  13. Hartkloppingen en andere aandoeningen, waardoor de hartslag versneld wordt.
  14. Lichamelijk verzet tegen de kracht van de Heilige Geest.

Wanneer één van bovenge­noemde symptomen zich af­zonderlijk voordoet, be­hoeft er nog geen sprake te zijn van aanwezigheid of activiteit van boze gees­ten. Doch zodra verschil­lende van deze symptomen tegelijkertijd opduiken, is het waarschijnlijk dat er demonen aan het werk zijn.

Demonen kunnen de oorzaak zijn van geestelijke of lichamelijke kwalen, bijvoor­beeld krankzinnigheid, epi­lepsie, migraine, astma, tumor, doofheid, stomheid, blindheid, kanker, verlam­ming, hartafwijkingen en slapeloosheid.

Een juiste diagnose stellen is zeer belangrijk bij het uitdrijven van demonen. Wanneer de aard, het wezen van de vijand niet te on­derscheiden is, kun je hem ook niet bestrijden. Eerst als de juiste diagnose is gesteld, kan tot bevrijding worden overgegaan.

Voorwaarden om gebondenen te bevrijden

Degene die de gebondene wil bevrijden dient aan de vol­gende voorwaarden te vol­doen :

  1. Hij of zij dient te be­seffen dat hij of zij in de Naam van Jezus volmacht heeft ontvangen.
  2. Hij of zij heeft de vol­heid van de Heilige Geest nodig.
  3. Bij iedere bediening dient hij of zij zich be­wust te zijn over hetgeen de Bijbel zegt over schuld­vergeving en de verlossing door het bloed van Jezus.
  4. Hij of zij dient er op toe te zien, dat er gele­genheid is voor een ziel­ zorgelijk gesprek. (Bij sa­menkomsten soms erg moei­lijk) .
  5. Hij of zij mag nooit hoogmoedig zijn op grond van zijn of haar bediening. Hij of zij moet uitsluitend geleid worden door een die­pe bewogenheid.

Voorwaarden om bevrijd te worden

De gebondene die verlost wil worden zal aan de vol­gende voorwaarden dienen te voldoen:

  1. Nederigheid (onderwer­ping aan God).
  2. Eerlijkheid (zonden niet verdoezelen).
  3. Belijdenis van zonden.
  4. Verwerping van de zon­den.

Wat is een demon?

Een demon is een geest. Het Griekse woord voor ‘geest’ betekent tevens ‘adem’. Nu ademen wij door onze neus en mond en wanneer een demon wordt uitgedreven zal hij het lichaam meestal door de mond verlaten. Aan bepaalde uitingen is te bemerken, dat hij het li­chaam verlaat, bijvoorbeeld door sissen, hoesten, snik­ken, brullen, boeren, spu­wen of braken. Het hangt er helemaal vanaf wat voor geest of geesten in de gebondene is of zijn. Het komt voor dat de demonen zich openbaren en gaan spreken, de stem van de gebondene krijgt dan een an­dere klank”.

Het is een beknopt verslag, maar laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Toch wil ik echter een en ander er aan toevoegen. Men heeft namelijk over het algemeen weinig begrip hoeveel demo­nen er wel zijn, die zich op allerlei gebied, in wel­ke vorm ook, kunnen openba­ren. Ik wil nu eens enkele voorbeelden aanhalen, waar­bij dit geschiedt.

Voorbeelden van demonische gebondenheid

  1. Culten (vereringen, ere­diensten) en godsdiensten, bijvoorbeeld: Antroposofie, Theosofie, Rozenkruisers, Vrijmetselarij, Jehova’s getuigen, Christian Scien­ce, Mormonisme, Bahaïsme en de oosterse godsdiens­ten: Boeddhisme, Hindoeïs­me, Confucianisme, de Is­lam, enz.
  2. Occultisme (het zich be­zighouden met geheime, bui­tennatuurlijke krachten, welke niet uit God zijn): Buiten datgene wat door Dr. Derek Prince onder geeste­lijke symptomen (d) is ge­noemd, wil ik nog extra de aandacht vestigen op enkele occulte praktijken die er nog al in zijn, bijvoor­beeld: horoscoop – dieren­riem (astrologie), magne­tisme, yoga, sensitivity training, transcendente me­ditatie, acupunctuur, enz.

Ook kaartspellen vallen hieronder, bijvoorbeeld ouïjabord (een soort kaart­spel als concentratietechniek in verband met de toe­komst) , tarotkaartspel (een soort spiritistisch lees- plankje) en, u zult er waarschijnlijk van opkij­ken, ook ons kaartspel dat bijvoorbeeld bij bridgen wordt gebruikt. De figuren namelijk die er op staan, werden in de 14e eeuw ont­worpen door een zekere Jacquemin Grigonneur uit Pa­rijs. In symbolische taal onteerde hij met zijn figu­ren de heiligheid en majes­teit van de drie-enige God. De figuren koning (heer) en koningin (vrouw) betekenen satan en Maria als echt­paar; de boer op godslasterlijke wijze Jezus Chris­tus zelf, als zoon van sa­tan en Maria. Ook alle ove­rige symbolen en getallen hebben een bespottende en onterende betekenis en spreken hun duivelse taal. Wie deze ontstellende ach­tergrond der figuren kent, begrijpt ook waarom bij uitstek dit soort kaarten door kaartleggers en waar­zeggers wordt gebruikt.(Uit het boekje “Occultisme” van Ds. W. Glashouwer).

Voorts wil ik u attent ma­ken op het gevaar van het in bezit hebben van afgodsbeeldjes en voorwerpen wel­ke uit het oosten komen, bijvoorbeeld Boeddhabeeldjes, beeldjes die een zit­tende, dikke, lachende chi­nees voorstellen (Tepek Kong), beeldjes van een vrouwenfiguur die de vruchtbaarheid voorstelt (Kwan Djen); ook wel die­renbeeldjes, demonenkoppen, gewijde paaltjes, wajang­poppen, krissen, amuletten, enz. Dikwijls worden over voorwerpen bezweringen uit­gesproken. De demonische geesten gaan met de voor­werpen mee, met alle gevol­gen van dien.

In verband met het boven­staande raad ik u aan te lezen: Leviticus 19 vers 26b; Leviticus 20 vers 6 en 7; Deuteronomium 7 vers 25 en 26; Deuteronomium 18 vers 10 tot en met 15.

(Lev. 19:26b; Lev. 20:06-07; Deut. 07:25-26; Deut. 18:10-15).

Hoe wordt men bevrijd van demonen?

Verder nog het volgende: Wanneer iemand komt voor bediening moet u hem of haar op gemak stellen en een en ander over haar of zijn leven laten vertellen. Hierdoor worden dik­wijls dingen openbaar die van belang zijn en kunt u met het stellen van vragen er dieper op ingaan. Bij de bediening is het belangrijk de demon of demonen te be­velen zijn naam of hun na­men en aantal te noemen.

Over het opleggen van han­den bij het uitwerpen van demonen bestaat verschil van mening. Er zijn bekende figuren op dit gebied die het beslist afraden, anderen daarentegen zien er geen bezwaar in. Ik raad u aan in deze voorzichtig te zijn; onderschat de tegen­stander (s) vooral niet. Ze kunnen ook zeer sluw en slim optreden en zich voordoen als engelen des lichts. Ze zijn goede imi­tators. Ze kunnen bijvoorbeeld tongentaal nabootsen en andere dingen doen of zeggen, waarbij je zou den­ken dat het afkomstig is van de Heilige Geest. In dergelijke omstandigheden is de Heilige Geest onze beste leermeester, die ons bijstaat en oefent in de geestelijke strijd. Ik weet dit uit eigen ervaring.

Zoals reeds gezegd kunnen demonen hardnekkig zijn en felle tegenstand bieden, vooral bij zwaar gebondenen, (gebondenen zijn die­genen die gedeeltelijk door één of meer demonen bezet zijn), en bezetenen (deze zijn volledig bezet), en kan het wel eens een hele tijd duren voor die er al­len uit zijn. Als men het alleen niet af kan, is het beste “teen team te vormen met broeders en zusters die van deze bediening op de hoogte zijn.

Aan te raden is om geduren­de de bediening het volgen­de te doen:

Toepasselijke teksten uit Gods Woord hanteren.

Bidden en zingen (lof­prijzing) .

Bidden en zingen in ton­gen.

De kracht van Jezus’ bloed benadrukken.

De demonen kunnen daar niet tegen, krijgen het benauwd en gaan zich dan openbaren. Tot zover dit artikel, dat ik beknopt heb gehouden, want er is heel wat over te vertellen.

God zegene u!

 

 

Naschrift redactie demonen:

Voor hen die zich verder willen verdiepen in dit onder­werp is er heel wat lectuur verkrijgbaar. Br. Noë zond ons, in aansluiting op zijn artikel, onderstaand (niet volledige) overzicht:

-“Gemeente reveil – occultisme”, door Ds. W. Glas­houwer. Verkrijgbaar bij stichting: “Gemeente Re­veil”, Prinses Margrietlaan 29, Wezep (Gld.).

-“Verslagen vijanden”, door Corrie ten Boom.

-“Demonie en bevrijding”, door Frank en Ida Mac Ham­mond. Uitgave “Moria”, Amsterdam.

-“Demonen – Er uit, in Jezus’ Raam”, door Ds. W. C. van Dam. Uitgave J. H. Kok, Kampen.

-Diverse folders en traktaten op het gebied van oc­cultisme. Uitgave “Moria”, Amsterdam.

 

Het overwinnend geloof in Jezus Christus door H. J. Glasbergen

 

“Onderwerpt u aan God, maar biedt weerstand aan de dui­vel, en hij zal van u vlie­den” Jakobus 4 vers 6 (Jak. 04:06).

De leer van Jezus

Jezus heeft gezegd: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij uit God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek” Johannes 7 vers 16 en 17 (Joh. 07:16-17). Eenvoudiger kan het niet. Dit is voor iedereen te begrijpen. Als alle, zich noemende en belijden­de, christenen, zich zouden onderwerpen aan de leer van Jezus, zouden alle papieren muren, die scheiding bren­gen, verbrand worden. Dan zou Gods volk een leger van overwinnaars zijn, en de hel zou sidderen, voor men­sen vervuld van Gods Geest. Dan zouden de mensen ook niet meer honend vragen: Waar is die God van jullie? Elke wedergeboren christen zou dan een overwinnaar zijn en het leven van Christus openbaar maken.

De vier boeken van de dis­cipelen van Jezus: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes, zijn geen raadselboe­ken, maar voor ieder te be­grijpen, op Zijn voorwaar­den. Jezus zegt: Voor wij­zen en verstandigen verbor­gen, maar aan kinderen geo­penbaard.

Een christen die zegt een zondaar te blijven tot de dood, zal nooit een overwinnend leven hebben. 1 Johannes 2 vers 8 (1 Joh. 02:08). God kan alleen gemeenschap hebben met Geest vervulde mensen, nieu­we scheppingen, geboren uit water en geest. Dan is de menselijke geest verbonden met Gods Geest. Efeze 2 vers 11 (Ef. 02:11). Een woonstede Gods; geen slaaf meer, maar vrijge­kocht.

Geestelijke vrijheid is een ervaring, wat blijken moet uit woorden en daden. Wij bedoelen geen theologen, uiteraard. Wel lopen mil­joenen mensen achter deze geestelijke leiders aan, volkomen verblind. Zoals ook velen achter politieke leiders, volksmenners. Maar geen van allen weet wie hun meester is. Honderdduizen­den jonge mensen, lopen als slaven achter hun idool aan, ten koste van hun jon­ge levens. Zij worden gema­nipuleerd door sluwe lieden die hun zakken vullen met hun duistere praktijken. Met holle, soms vrome kre­ten, worden zij onwetend verbonden aan de boze gees­ten, in de onzichtbare wereld. Veel jonge mensen ko­men door deze waanzin tot zelfmoord.

Nog steeds gaat de duivel rond als een brullende leeuw, om de weerloze te verslinden. Deze vijand is meedogenloos en zijn doel is te vernietigen en ziek te maken. De mensen worden tegen elkaar opgezet en uitgespeeld, door hebzucht en begeerte, soms door godsdienst, zodat men vol haat en fanatisme elkander vermoordt. Al duizenden ja­ren lang is dit gebeurd, maar ook in deze tijd zien we deze dingen gebeuren. Mensen die elkaar nog nooit gezien hebben, haten en vermoorden elkaar. Zij moe­ten dit doen van hun lei­ders, bevel is bevel.

Geen strijd tegen vlees en bloed

Efeze 6 vers 10 tot en met 20 (Ef. 06:10-20). Paulus spreekt van een geestelijke wapenrusting die wij nodig hebben. De Heilige Geest is ons gegeven om te overwin­nen, ook in deze tijd. Vak­bekwaamheid bestaat niet. Dit is het werk van geroe­penen, voorgangers en oud­sten. Niet door enige for­mules te herhalen, van an­deren gehoord, zoals ook reeds in de tijd van Paulus gebeurde. Handelingen 19 vers 13 tot en met 17 (Hand. 19:13-17).

Wij strijden niet tegen mensen, maar tegen de over­heden, de machten, de wereldbeheersers der duister­nis en de boze geesten in de hemelse gewesten. Daarbij nog de strijd tegen de antichrist. Maar hoe zijn deze wereldheersers te overwinnen? Ook een we­reldraad van kerken, waar­bij kerken met miljoenen volgelingen zijn aangeslo­ten, geleid door knappe koppen, weet geen antwoord te geven. Overwinning is alleen mogelijk door mensen vol van de Heilige Geest en niet met kracht of geweld.

In de laatste wereldoorlog zijn 53 miljoen mensen ver­moord. Een plan uitgedacht door de hel. En nu in deze tijd heeft de duivel weer een leger van deskundigen klaar staan om zijn wil te doen. Leiders, die eens lieve kinderen waren voor hun ouders,. broertjes en zusjes, worden later de meest meedogenloze moorde­naars. In ieder mens, die niet bevrijd is door Jezus Christus, leeft de leugen en de moordenaar. Mensen die zich met atoombommen wapenen, weten niets van de wapens der gerechtigheid. De blindheid van de wereld­leiders is bedroevend, maar ook gevaarlijk. Maar nog meer, de kerkelijke lei­ders, die ziende moesten zijn, maar volkomen blind zijn. Het geheim van het Koninkrijk Gods, wat Jezus leerde, is voor hun verbor­gen. Als de mens niet ver­vuld is met de Heilige Geest, heeft deze geen in­zicht in de strijd tegen de demonenlegers. En toch – zegt Paulus – wordt Gods eeuwige scheppingskracht met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschul­diging hebben. Romeinen 1 vers 18 (Rom. 01:18). Daarom zijn ook de mensen, die zich christelijk noe­men, niet te verontschul­digen. Hoewel zij God ken­nen, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of ge­dankt. Zoals het toen was, is het ook nu. De onreine geesten hebben Nederland overweldigd, met de leugen dat dit de vrijheid zou zijn.

De totale afgang

Het dagblad “De Stem” schreef onder de kop: “Ho­mofiel, volwaardig gemeentelid”, over de oproep van de synode der Gereformeerde kerken, om de homofiele mannen en vrouwen volledig te aanvaarden als gemeente­leden. Ook in de bediening van eredienst, doop en avondmaal. Het argument is dat het de mens niet toe­komt, de homofiele medemens in hun homofiele geaardheid te veroordelen. Alleen het laatste heeft waarde.

Een totaal onkundige en machteloze synode, met geen enkel inzicht in de geeste­lijke dingen, benoemt een commissie, onder leiding van ds. Schoep, die deze synode kan overtuigen, dat wij onder Gods genade, allen gelijkwaardig zijn. De­ze opstelling is echter niet op de Heilige Schrift gefundeerd. Wat God hier van zal denken, kwam niet ter sprake. Ook in de be­diening wordt de homofiele dominee als ambtsdrager ge­machtigd om te prediken en doop en avondmaal te bedie­nen. Zelfs is het mogelijk dat de homofiele dominee met zijn homofiele vriend, de ouderling, op huisbezoek komt.

Er is een werkgroep bijeen geweest, om de belangen te behartigen, van de homo­fiele, theologische studen­ten, predikanten en ambts­dragers, van de hervormden, gereformeerden, luthersen, vrijgemaakten, doopsgezin­den en remonstranten. Hier waren mannen en vrouwen bijeen, die in dezelfde zonde leven, en deze bru­taal belijden. En dit zou­den dan door God geroepen dienstknechten zijn? Beho­rende tot het Lichaam van Christus, wat Hij kocht met Zijn bloed? Nog even en de pedofilie wordt ook vrijgegeven.

De kerk van de eindtijd wordt zichtbaar. Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04). Onze samenleving is ziek, immoreel, onrein en onzindelijk. Arme kerken, die zich zo graag op de heilig schriften beroepen, en nu het Woord van God verwerpen in deze zaak.

Wee hen, die het geweten hebben

Arme schapen met hun gees­telijke herders; vakbe­kwaam, maar arm en naakt in hun zondeleven. Duizenden oprechte christenen in deze kerken, worden medeplichtig door hun lid zijn en gelde­lijke steun.

De rooms katholieke kerk werpt de homofiel buiten de deur, bij monde van de paus. Deze heeft zich op de stoel van de rechter gezet, volkomen blind en machte­loos. Een paus die in zijn kerkelijke uitspraken on­feilbaar moet zijn. Maar ook hier wordt elk geeste­lijk inzicht gemist in deze verwording, die zo oud is als de mensheid. De homo­fiele predikant aan de avondmaalstafel, die het brood en de wijn zegent en het uitreikt aan de dierba­re gelovigen. De rooms ka­tholieke kerk, die de homo­fiel in de ban doet. Het enige wat zij gemeen hebben, is hun machteloosheid in deze zaken. Kerkelijke lei­ders, die vervuld moesten zijn met de Heilige Geest, zijn vervuld met onreine geesten.

Tweeduizend jaar geleden heeft Jezus Christus zich laten kruisigen op Golgotha. Hij betaalde voor ons. Hij ging voor ons de lij­densweg. Hij kocht ons met Zijn bloed. Daarom is er ook voor de homofiel bevrijding. Ook nu zegt Hij: “Indien gij u niet bekeert, zult gij in uw zonde ster­ven” Lucas 13 vers 3 tot en met 5 (Luc. 13:03-05). Dit geldt voor elke zondaar, ook voor theologen. Ook tegen de ho­mofiele man en de lesbische vrouw zegt Jezus: Geef Mij uw leven en Ik zal er een nieuwe schepping van maken, naar geest, ziel en lichaam. Dit is Mijn wil: Laat u be­vrijden van de onreine machten en breek met de zonden, die Mij een gruwel zijn. Mijn toorn zal komen over deze goddeloosheid en ongerechtigheid. Vreselijk is het te vallen in de han­den van de levende God.

Voor hen die het bloed on­rein geacht en de Geest der genade gesmaad hebben. Hebreeën 10 vers 26 tot en met 31 (Heb. 10:26-31) .

God heeft een de wereld ge­reinigd met water in Noachs tijd. Ook toen was het ge­slacht boos en slecht en vol onreinheid. Het berouw­de God dat Hij de mens had gemaakt. Wat gebeurde in Babel, de stad vol afgoden en occultisme. En tempels waar de priesters ontucht pleegden, met jongens en meisjes, die aan de afgoden waren gewijd. Wat zich ook voortzette onder de koningen. Sodom en Gomorra wer­den verwoest om deze zon­den. God zei tegen Mozes: Deze zonden zijn Mij een gruwel. Leviticus 20 vers 12 tot en met 21 (Lev. 20:12-21). Welke theoloog durft te zeggen dat God veranderd is? Wie maakt eigenlijk de dienst uit? Zijn Mijn we­gen niet recht? Ezechiël 18 vers 29 (Ezech.18: 29). Integendeel, ieder gaat zijn eigen weg. Maar er is bevrijding en  verlossing voor allen! De voor­waarden van God zijn onver­anderd: Bekeert u en onder­werpt u aan God.

Laat u bevrijden van onreine machten

Laat u bevrijden, door de kracht van de Heilige Geest van alle onreine machten. Jezus Christus is ook nu bij machte, de homofiele man en de lesbische vrouw te bevrijden en te verlos­sen. De machteloze God die de kerk leert, is niet de God van de Bijbel, dit be­grijpt u zelf wel. Gods wil geschiede, nu, in deze tijd in de hemel, maar ook op aarde. Hij verlost allen die tot Hem komen van on­reine machten. Lucas 4 vers 31 (Luc. 04:31). Jezus had elke dag met de boze en onreine machten te maken. In Zijn tijd werd deze zonde der homofilie evenveel bedreven. Hij zegt: Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen. Lucas 13 vers 32 (Luc.13:32). De farizeeën en Schriftgeleerden be­schuldigden Hem dat Hij de boze geesten uitdreef door Beëlzebul, de overste der boze geesten.

Homofilie is een overweldi­ging van de onreine gees­ten: eerst de geest, dan de ziel, dan het lichaam. De psychologen zeggen dat de oorzaak in de menselijke geest ligt, maar weten geen oplossing. De kerk is vol­komen machteloos, en de zonde woekert voort als een besmettelijke ziekte. De geesten, die deze zonde hebben uitgedacht, en de mensen gedegradeerd hebben als slaven van hun gevoe­lens, staan ver boven het menselijk verstand. Zij vernederen Gods volmaakte schepping en maken de mens tot een grauwe, kleurloze, onreine massa. Om hem zo voor eeuwig van God te scheiden, is de opdracht van de legers van de duivel.

God wil van ieder mens een persoonlijkheid maken, uniek in Zijn schepping. Heersers vanuit het Konink­rijk Gods, om Zijn leven in de mens te openbaren. Jezus is ons grote Voorbeeld. Hij kwam om de werken van satan te verbreken en openlijk ten toon te stellen. Hij leerde Zijn discipelen dat zij boze geesten moesten uitdrijven, door de kracht van de Heilige Geest. Dat geldt ook voor nu en ook de voorwaarden zijn dezelfde. .

Alleen zij die geroepen zijn en vervuld met de Heilige Geest, hebben deze volmacht. Dit is geen vak wat men kan leren. De Geest van Jezus Christus werkt alleen in Zijn Gemeente. Dit is de belofte van Jezus en Zijn opdracht. Vanaf de Pinkster­dag heeft deze kracht ge­functioneerd en zal blijven tot het einde. Dit is het Discipelschap wat Jezus leerde: Maakt al de volken tot Mijn discipelen en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

Nieuw leven voor ieder die wil

Jezus Christus vernieuwt ons totaal. Hij maakt van de mens een werktuig in Zijn hand. Maar dan moeten we zelf willen. Iemand die als homofiel wil blijven leven, zal nooit tot bevrijding komen. Het nieuwe leven van Jezus ontvangen is alleen mogelijk als wij ons leven aan Hem geven. Hij wil ons maken tot niet meer falende discipelen omdat Hij ons bekleden wil met Zijn volmacht. Zoals Petrus sprak: Theologie heb ik niet gestudeerd, dokter ben ik niet, goud en zilver heb ik niet, maar wat ik heb, geef ik u: sta op in de naam van Jezus! Zo werkt het nu nog.

De homofiel in zijn zonde laten leven is liefdeloos en genadeloos. Want eenmaal komt hij, zoals allen, voor de Rechter te staan. Dan kan men zich niet meer beroepen op menselijke uitspraken. Dan zullen de heilige schriften (het Woord van God) ons oordelen. De homo­seksualiteit accepteren is de meest liefdeloze opstel­ling die denkbaar is. Daar de liefde van Jezus Chris­tus aan te koppelen, is een bewijs van geestelijke blindheid en onkunde.

De Gemeente van Jezus Christus, de Kerk, (het Li­chaam van Christus) bestaat uit gereinigde en geheilig­de, met bloed gekochte kin­deren Gods, met deze in­stelling: Hier zijn wij Here, om Uw wil te doen. Deze gemeente is vol van de Hei­lige Geest. Zij leven al­leen vanuit het Woord van God en weten dat Jezus al­leen de Weg, de Waarheid en het Leven is.

De volmacht, die Jezus eens gaf aan Zijn discipelen, is nu nog precies zo geldig en vol kracht: In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven en op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen wor­den. Markus 16 vers 16 (Mark. 16:16). De Schriftgeleerden en de farizeeën waren boos en woe­dend, toen zij zagen dat Jezus een leer had met ge­zag over de boze geesten. De Schriftgeleerden en farizeeën van vandaag zijn ook boos als zij de volle evangelie bladen lezen. Er is niets nieuws onder de kerkelijke zon.

Het volle evangelie is het antwoord

In de kerken zijn veel men­sen in geestelijke nood.

Zij weten dat zij niet meer in kerken kunnen blijven, waarvan de leiding de homo­filie goedkeurt. Terwijl Paulus zegt dat wij ons waardig moeten gedragen aan het evangelie van Jezus Christus, wordt de naam van Christus onwaardig gemaakt. Voor God is immers een zon­daar een mens die overwel­digd is door de duivel. De hoereerders, de moordenaars de homofielen, de afgoden­dienaars en allen die de leugen liefhebben en doen, zullen verworpen worden.  (Openbaring 22). Ieder die de Naam des Heren aanroept, breke met de ongerechtigheid.

Openbaring 18 vers 4 en 5 (Openb. 18:04-05) zegt: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar pla­gen. Want haar zonden heb­ben zich opgehoopt tot aan de hemel….” Maar God spreekt ook vandaag nog tot ieder die horen wil, en die gehoorzaam wil worden: Heiligt u en weest heilig, want Ik ben de Here uw God!

 

Van maand tot maand  door Gert Jan Doornink

Nieuwe impulsen door het Zenboeddhisme. Herhaalde malen hebben wij reeds in ons blad geschre­ven over de gevaren van yo­ga, transcendente meditatie en andere vormen van oosterse “meditatie techniek”. We hebben aangetoond hoe geraffineerd de duivel er in slaagt, in deze ruste­loze en rumoerige tijd, ve­len op deze wijze aan zich te binden. En hoe ook velen in de kerken op deze wijze gebonden raken.

Hoe deze lichamelijke- en geestelijke beïnvloeding uit het rijk van satan ook in de kerken verder om zich heen grijpt, blijkt uit een programma dat de KRO enkele weken geleden voor de tv uitzond, in sa­menwerking met de R.K.kerk. Het was een programma over een zekere Karlfried Dürckheim, die in het zuiden van Duitsland een retraite-centrum heeft. Deze Dürckheim gelooft in de heilzame in­vloed van het Zenboeddhisme op de moderne mens en verkondigt dan ook leringen hierover en geeft lessen over allerlei meditatie­technieken. Terecht noemde hij yoga geen onschuldige gymnastiek, zoals sommigen het nog wel eens voor wil­len stellen. Hij vertelde dat het Zenboeddhisme heel goed kon samenwerken met het Christendom en een nieuwe impuls voor het christelijke geloof zou kunnen betekenen. Hoe blind vele theologen zijn voor deze occulte leringen moge blijken uit het feit dat reeds enkele honderden katholieke priesters in opleiding bij hem in re­traite zijn geweest.

Haar om nog dichter bij huis te blijven. Een broe­der uit Ommen maakte ons attent op een speciale uitgave van het oecumenisch maandblad “Open Deur”-”Goede Tijding”. (De Open Deur” en “Goede Tij­ding” waren vroeger de bekendste evangelisatiebladen van de Hervormde respectie­velijk Gereformeerde ker­ken). Het speciale nummer van dit blad heeft als ti­tel: “Stilte” en is vrijwel geheel gevuld met artikelen over mediteren, yoga, transcendente meditatie, etc., niet om het af te wijzen… maar om het te propageren;

We vragen ons af waar de protesten blijven van hen die in de kerken nog wel zien hoe verkeerden ge­vaarlijk dit is. Of zijn velen reeds geestelijk zo verblind, dat men rustig dit kwaad verder om zich heen laat grijpen? In ieder geval zullen de waarachtige gelovigen zich met deze praktijken niet inlaten. Zij hebben namelijk geen impulsen nodig uit leringen van satan afkomstig. De werkelijke impulsen ontvan­gen zij van de Heilige Geest, die hen Gods Woord doet verstaan en leidt in alle waarheid!