Selecteer een pagina

Levend Geloof – 415

2001.11-12 Levend geloof nr. 415

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

In dit nummer staat in verschillende artikelen het thema ‘liefde’ centraal. En van de artikelen die niet rechtstreeks over de liefde gaan kunnen we alleen maar zeggen dat ze ‘met liefde’ zijn geschreven. Wie het evangelie uitdraagt, op welke wijze ook, kan dit namelijk alleen maar doen omdat de liefde van Christus de motiverende factor is. Wij willen immers graag iedereen deelgenoot maken van de werkelijke vrede, het geluk en de zekerheid die we in Christus hebben gevonden.

In de Bijbel vind je de brieven van Paulus, Petrus, jacobus, Johannes, Judas en Jacobus, gericht aan de gelovigen van die tijd. Zo kan men in zekere zin de arti­kelen in Levend Geloof ook zien als brieven gericht aan de gelovigen van onze tijd. Daarbij mag men niet over het hoofd zien dat de schrijvers, net als de lezers, nog ‘in ontwikkeling’ zijn. Dat betekent dat er over bepaalde onderdelen nog wel eens verschillend gedacht wordt. Maar de basis -het evangelie van het Koninkrijk Gods- zoals Jezus en de eerste apostelen dat verkondigden, blijft het centrale uitgangspunt bij alles wat we schrijven. Trouwens ook in de brieven van de apostelen zie je soms dat men over bepaalde onderdelen verschillend” dacht en ook, zoals bij Paulus, waarvan de meeste brieven zijn opgenomen in de Bijbel, een bepaalde geloofsontwikkeling.

Een ander belangrijk punt dat wij voor ogen dienen te houden, is de interpretatie van het geschrevene. Zonder afgestemd te zijn op de Geest van God, zijn we al heel gauw geneigd ons gelijk te willen halen met de opmerking: ‘ja, maar het staat er toch!’ , terwijl we ons veel meer bewust dienen te zijn dat ‘de letter doodt, maar de Geest levend maakt’! Gods Geest, in samenwerking met onze geest, geeft ons het inzicht en de wijsheid om op de juiste wijze om te gaan met alles wat we lezen in de Bijbel. Dit vindt zijn weerslag dan weer in de ver­schillende artikelen. Alleen zo komt ook ‘de liefde van Christus’ volledig tot zijn recht en kunnen we vruchtbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk.

 

Bij de voorplaat door redactie

De aankondiging van de geboorte van Jezus door de engel Gabriël aan Maria Lucas 1 vers 26 tot en met 38 (Luc. 01:26-38) inspireerde Gustave Doree tot het maken van deze illustratie. Of een engel er wer­kelijk zo heeft uitgezien blijft natuur­lijk een vraag. Belangrijk is dat we weten, volgens Hebreeën 1 vers 14 (Heb. 01:14) dat enge­len dienende geesten zijn, die uitge­zonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven.

 

Van 40 naar 41

Toen Levend Geloof op 1 novem­ber 1961 werd opgericht kon nie­mand denken dat het blad veertig jaar later nog springlevend zou zijn. Gelukkig is dit het geval en terwijl u die dit leest het laatste nummer van de 40ste jaargang onder ogen hebt, zijn we al weer volop bezig met de samenstelling van het eerste nummer van de 41 ste jaargang, dat in januari 2002 verschijnt.

Zoals ieder kind van God en elke gemeente maakt ook een blad een bepaalde ontwikkeling door. Ook met Levend Geloof is dat het geval. Niet voor niets is onze titel ‘Levend Geloof, want hoewel de basis dezelfde blijft (het evangelie van het Koninkrijk Gods, zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten) proberen we dat de artikelen zoveel mogelijk op de praktijk van ons dagelijkse geloofsleven zijn afgestemd. ‘Vanuit de leer naar het leven’ is een principe dat we zo goed mogelijk willen toepassen. Natuurlijk valt niet te voorkomen dat er op onderdelen soms nog verschillend gedacht wordt, maar dit is een vanzelfsprekendheid die de geloofsontwikkeling met zich meebrengt. Samen zijn we onder­weg naar het grote doel: de gelijk­vormigheid aan het beeld van Christus. En… we hebben de zekerheid in ons hart dat Hij die in ons een goed werk is begonnen, dit voort zal zetten tot de grote dag van Christus Jezus. We gaan dan ook vol goede moed verder en hopen dat het aantal lezers en lezeressen van ons blad verder blijft groeien. In de afgelopen maanden hebben een groot aantal adressen het blad op proef, of via een geschenkabon­nement, gratis ontvangen. Aan deze periode is thans een einde gekomen, maar als u zich opgeeft als abonnee blijft u natuurlijk Levend Geloof ook in de toekomst ontvangen.

 

De openbaring van Gods liefde door Gert-Jan Doornink

“Want alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hehhe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

God is liefde! Wat een impact verte­genwoordigen deze drie woorden. Het is alsof God heel zijn hart, heel zijn wezen tot openbaring brengt in dat ene begrip, dat ene woord ‘lief­de’. Het was Zijn liefde waardoor de mens de hoogste vorm van Zijn scheppingswerk werd. Verder kon Hij, bij wijze van spreken, niet gaan. De mens werd immers immers geschapen naar Zijn beeld en gelij­kenis. En ook toen de mens gefaald had, en zich had laten verleiden door de gevallen engel ‘Satan’, kwam aan deze liefde geen einde. God bleef en blijft de mens liefheb­ben. Zou het anders zijn dan zou God ontrouw worden aan Zijn eigen principes.

Juist omdat de mens boven aan de ladder van Zijn scheppingswerk stond kreeg deze de eigenschappen van God ook mee, waarvan er één was ‘liefde’.

Ieder mens is in wezen een verte­genwoordiger van God. Let wel, dat wel dus niet zeggen dat de mens ‘God’ is, zoals allerlei New Age-leringen ons willen doen geloven. Niemand heeft trouwens ooit God gezien, al proberen velen in onze dagen zich een beeld te vormen van God waarbij de zienswijze die men daarbij hanteert als totaal onbelang­rijk wordt omschreven. ‘Het doet er niet toe hoe je over God denkt’, wordt er dan gezegd. ‘God met een hoofdletter of god met een kleine let­ter, of je gelooft niet in zijn bestaan, ieder denkt er maar over zoals hij of zij wil. Het zal wel altijd een geheim blijven of Hij bestaat of niet bestaat…’

Geen verborgen God

Steeds meer mensen laten zich door deze gedachten meesleuren, maar ze gaan aan iets heel belangrijks, iets fundamenteels voorbij. God is namelijk niet verborgen gebleven, maar heeft zich geopenbaard! Wanneer Johannes in zijn evangelie de opmerking maakt dat niemand ooit God heeft gezien, maakt hij tegelijkertijd duidelijk dat dat niet betekent dat God zich verborgen heeft gehouden. Integendeel, God heeft zich geopenbaard! Waar en hoe? Johannes zegt: “De eniggebo­ren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen ken­nen”. En wie is deze ‘eniggeboren Zoon’? Dat is Jezus Christus, die in de brief aan de Hebreeën wordt omschreven als “de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen”. Duidelijker kan het niet onder woorden gebracht wor­den.

Maar ook dat is voor de meeste men­sen niet voldoende om te gaan gelo­ven in God. Zij willen Jezus nog wel zien als een bijzondere figuur of profeet, één van de vele die er in de loop der geschiedenis geweest zijn, maar ook hij is immers al tweedui­zend jaar dood?

Op dit punt haken velen af zonder te beseffen dat zij hier een kardinale fout maken. Wanneer zij ook maar even de moeite zouden nemen in de evangeliën te gaan lezen, zouden zij al spoedig ontdekken dat Jezus zelf zijn ‘vertrek’ aankondigde, maar tegelijkertijd op overduidelijke wijze aangaf dat er niet iets wezenlijks zou gaan veranderen.

Het nieuwe lichaam

Zijn persoonlijke lichamelijke aan­wezigheid zou immers zijn voortzet­ting vinden in een ander lichaam: de gemeente van Jezus Christus. Wat Hij, toen Hij op aarde was, enkel­voudig had gedaan, zou nu in veel­voud worden voortgezet. Zijn disci­pelen had Hij hierover al het nodige onderricht gegeven, onder andere met de opmerking: “Voorwaar, voor­waar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader” Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12). Jezus geeft hier, en op andere plaat­sen, duidelijk aan dat Zijn werk door zou gaan. Niet meer rechtstreeks door Hem maar door allen die in Hem geloven. Zij krijgen nu dezelf­de bevoegdheid en mogen spreken en handelen in Zijn Naam. Maar dat brengt vanzelfsprekend ook de verantwoordelijkheid met zich mee dat zij geroepen zijn beelddragers van

Hem te zijn. Als ze niet op Hem lij­ken zal de wereld ook nooit ‘Jezus’ in hen kunnen zien. Dit belangrijke gegeven mogen we geen moment uit het oog verliezen. Wat dat betreft is bijvoorbeeld Petrus heel duidelijk als hij schrijft: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Ons grote voorbeeld

Het grote voorbeeld -Jezus- open­baarde tijdens zijn aardse bediening in elk opzicht de wil van God. De kern, het wezen daarvan was de lief­de. Wat in God was, was ook in Jezus. Overigens moeten we daarbij niet over het hoofd zien dat dit geen automatisme was! Jezus was mens en ook Hij moest gehoorzaamheid leren Hebreeën 5 vers 8 (Heb. 05:08). Hij wist dat dit alleen maar mogelijk was door de inwoning van de Geest van de Vader. Daarom zien wij, dat Hij voordat Zijn werk begon eerst gedoopt werd met de Geest. Bovendien was Hij al gedoopt in water. Zo werd Jezus van ‘natuurlijk mens’ ‘geestelijk mens’. Ook hierin is Hij ons ten voorbeeld. We lezen ook hoe Jezus ‘in de kracht des Geestes’ Zijn werk begon en vol­hield tot het einde. Dat betekende ook dat Hij tot het laatst toe de liefde van de Vader tot openbaring bracht. Weer een belangrijk gegeven om Hem als voorbeeld te volgen! Want we kunnen nog zo geestelijk gegroeid zijn en menen een hoge plaats op de geestelijke ladder te hebben bereikt, we kunnen nog zoveel bijbelkennis hebben, als de liefde ontbreekt heeft het geen enke­le waarde. Trouwens dan is dat ook een bewijs dat we niet werkelijk geestelijk gegroeid zijn.

Paulus stelt niet voor niets in 1 Korinthe 13, het magistrale hoofdstuk over de liefde, dat als de liefde ontbreekt in feite alles waardeloos is. Dan beantwoor­den we niet aan Gods bedoeling met ons leven.

Wat liefde bewerkt

Liefde leert ons meer en meer naast de mensen te gaan staan, ook naast hen die ons afwijzen. Teveel christenen staan tegenover de mensen: ‘Als je het niet ziet, zoals ik het zie, zie je het ver­keerd’. Natuurlijk hoeven we datge­ne waarvoor de Heer ons de ogen geopend heeft, niet prijs te geven, maar de vraag is: hoe gaan we daar mee om? Willen we anderen onze mening als een soort wet opleggen, of proberen we met wijsheid en tact onze medemens deelgenoot te maken van de onvoorstelbare rijk­dom en het werkelijke geluk dat we in Christus gevonden hebben? Want daar gaat het uiteindelijk om! Veel christenen hebben zich te geï­soleerd opgesteld en zich als het ware opgesloten in eigen club, groep of visie. Wat te denken van Jezus die zich midden tussen het volk bewoog. Hij kreeg daardoor welis­waar de hele religieuze wereld van die tijd over zich heen, maar het deerde Hem niet. Hij wist dat dit Gods bedoeling was, die had immers alle mensen even lief! Dat leerde Jezus ook aan Zijn disci­pelen. Zij moesten tenslotte Zijn werk voortzetten. Daarom sprak Hij over het zout der aarde en het licht der wereld. Wel eens nagedacht over de werking van zout en licht? Zout bijvoorbeeld vervult pas zijn functie als het in het voedsel terechtkomt en wordt opgelost.

Het zout der aarde

Het zout der aarde en licht der wereld zijn (en dat behoren we te zijn!) is geen theoretisch gegeven waar we verder niets mee kunnen doen, maar het behoort in het gewo­ne dagelijkse leven praktisch gereali­seerd te worden. Uiteraard is dit een (groei) proces dat niet van de ene op de andere dag verwezenlijkt is, maar behoort wel de doelstelling van ons leven te zijn. Gelukkig geldt ook hier weer dat als de Heer iets van ons vraagt Hij ons ook de mogelijk­heden geeft om het waar te kunnen maken. Hij inspireert ons door Zijn Geest en plaatst medebroeders en – zusters op onze weg zodat we het niet alleen behoeven te doen. Ieder waarachtig kind van God weet dat zijn plaats met Christus is in de hemelse gewesten. En naarmate we van daaruit op een gezonde wijze geestelijk verder groeien, blijft dit ook op aarde niet verborgen. Meer en meer worden we dan beelddrager van Christus worden en zal ook Gods liefde zich op een optimale wijze gaan openbaren. Dat uit zich op velerlei wijze, onder andere door­dat we de ander die ons onrecht heeft aangedaan kunnen vergeven en doordat we degene die een hekel aan ons hebben toch met een warm hart tegemoet kunnen treden. Naarmate we op een gezonde wijze geestelijk verder groeien zal de volle openbaring van Gods liefde uitein­delijk volkomen doorbreken. Dat staat als een paal boven water, daar­aan hoeft niemand te twijfelen. De gemeente zal immers, zoals Paulus dat in Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27) beschrijft, een gemeente worden “stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet”.

Doorgaande verandering

Als we zien op de huidige situatie lijkt het allemaal nog ver weg. Verdeeldheid, liefdeloosheid en krachteloosheid, om maar enkele negatieve eigenschappen te noemen, spelen nog steeds bij velen een grote rol. Maar zij hebben niet het laatste woord! Zij die werkelijk het verlan­gen hebben Gods liefde tot openba­ring te brengen zullen er ook alles aan doen dat er een doorgaande ver­andering ten goede in hun leven plaatsvindt.

Dat voltrekt zich niet door op een gespannen, krampachtige wijze bezig te zijn om geen fouten meer te maken. Maar stap voor stap groeit Gods verlangen uit tot een éénheid met ons verlangen om gelijkvormig te worden aan het beeld van Christus.

Tenslotte: het kerstfeest staat voor de deur: het feest van het licht, het feest van de vrede en… het feest van de liefde! Gods grote liefdesopenbaring werd in en door Zijn Zoon op opti­male wijze vervuld. En deze liefdesopenbaring zal ook door de zonen (allen die Hem wer­kelijk volgen) tot volle openbaring gaan komen.

Dat is het waarop de schepping wacht en met reikhalzend verlangen naar uitziet!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Op een bepaald moment stelt Jezus de vraag: “Wie zoeken jullie?’ Ik denk dat deze vraag altijd geldig blijft, zowel voor ongelovige als gelovige zoekers, omdat het antwoord alles heeft te maken met de voorstelling die men zich van hem maakt en tevens met de her­kenning van hem, mocht je hem in een ander tegenkomen. Ik zal proberen uit te leggen wat ik eigenlijk bedoel. Heel veel mensen hebben zich een beeld van de Christus gevormd. Vaak moet dat overeenkomen met hun eigen ideeën, zodat het wordt gereduceerd tot een eenzijdige projectie. Het zijn nogal eens triviale beelden, en ik noem er enke­le: een machtige verzetsheld; een oproerkraaier; een bleke, hol-ogige moralist; een strenge schoolfrik; een communist; een hallucinerende nomade.

In de literatuur zijn er voorbeelden te over en het lijkt er wel eens op dat er een zoon wordt ‘gemaakt’ naar het wensbeeld van mensen. Altijd proberen van Jezus een ander te maken dat wie hij werkelijk was en is. Aanvankelijk hadden zijn discipelen waarschijnlijk een heel ander idee van de Messias en dat vergde een fikse ommezwaai in hun denken. Ook zij dienden zich te beke­ren van hun verouderde en verwrongen denkbeelden (in ’t oude Grieks betekent bekeren ‘veranderen van denken’). Immers, hij bleek zo anders, zo gewoon. Hun voorstellingen waren uiteraard gebaseerd op een bepaalde uitleg, van de geschriften en toen daar dan ineens een ‘gewoon mens’ voor hun ogen stond, begon hun gods-beeld plotseling scheuren te vertonen. Hij was een écht mens, iemand als bedoeld door God toen Hij zei: “Laten we mensen maken”. Een werkelijk mens, zoals Hij altijd al in gedachten had, zelfs van vóór de grondlegging van hemel en aarde.

Jezus was eerst een natuurlijk mens, geboren uit een vrouw en toen hij zich in water liet dopen gaf hij getuigenis van zijn wedergeboorte tot geestelijk mens in wie, na de doop met de Geest van zijn Vader, het Goddelijk konink­rijk gestalte kreeg. Hij was de eerste in wie de kostbare schatten van dat rijk waren verborgen en tegelijkertijd geo­penbaard in zijn handelingen. Velen kwamen af op zijn wonderen, tekenen van iets, van Iemand die geen mens ooit gezien had. Uiteraard maakte dat ongelooflijk veel indruk. En toen Jezus zei: “Je kan van mij zachtmoedigheid en bescheidenheid leren”, en later: “Wie mij ziet, ziet mijn Vader”, betekende dat dus, dat Vader ook zachtmoedig is. Het is daarom heel wezenlijk dat oude, vaak heidens en werelds gekleurde gods­beelden aan gruzelementen gaan. Jezus was altijd daar te vinden waar geleden werd. Onopvallend, voor zover mogelijk, bewoog hij zich tussen de mensen om hen te zoeken die hij kwijt was. Tevens moest hij voortdurend op zijn hoede zijn dat men van hem niet iemand maakte die hij niet was. Velen, vooral stammend uit het religi­eus establishment, hebben zich wezen­loos geërgerd aan ‘die zondaar’ en heb­ben hem uiteindelijk afgekeurd, immers, dit was toch geen mens aan wie je goddelijke eer kon behalen… En tóch, zo iemand die doordrenkt was van barmhartigheid en ootmoed (‘moed’ = innerlijke gesteldheid, instel­ling; ‘oot’ = inschikkelijk, bereidwillig. Met andere woorden: de Geest van God kon gemakkelijk aansluiten bij Jezus) werd de hoeksteen van het huis waarin God graag woont. Zulke mensen zoekt Vader, daarin voelt en weet Hij zich thuis.

Johannes schrijft over een afschuwelijke interpretatie van de wet die hierin uit­mondde: “Wij hebben een wet en naar die wet moet hij, Jezus, sterven”. Hij, de vleesgeworden genade. Nooit heeft Jezus een mens gedood, ziek gemaakt of vernederd. Dus zijn Vader ook nooit. Het Oude Testament is voor een groot deel een interpretatie van mensen. Ze hadden maar voor een deel zicht op God. Het andere deel is sluw ingevuld door de tegenstander, de satan, zodat diens eigenschappen óók aan God wer­den toegeschreven. In dit verband is het bijvoorbeeld zinnig om te weten dat het woord ‘wraak’ van origine in het hebreeuws de betekenis heeft van ‘her­stel van de oorspronkelijke gaafheid van een relatie’. Dat werpt dan een geheel nieuw licht op de uitdrukking ‘De God der wrake’.

Een ieder moet zelf maar eens verder denken in dat spoor. Krijg ik een goed beeld van God, van Jezus? En, als gevolg daarvan: word ik, al verande­rend in mijn denken, zelf een goed beeld?

Dan zal de Christus herkenbaar wor­den, in elkaar, in jezelf en voor Vader die Zichzelf herkent in de werkelijke mens.

“Wie zoek je?”

Wat is je antwoord? Liever nog: Wórd ik zelf een antwoord op deze vraag. Gelukkig ben je als je zachtmoedig bent en helder, wanneer de liefde van de Vader, die zo wel-dadig is voor je ziel, jouw wezen vervult. Wat heerlijk om geliefde te zijn. Langzaam maar zeker worden deze dingen waarheid in die mens die in ’t verborgen met de Vader en de Zoon in de Geest leeft.

 

De zonde heeft niet het laatste woord! Door Wim te Dorsthorst

Het grootste gedeelte van het boek Handelingen vertelt van het werk van de apostel Paulus. Het boek ein­digt met de gevangenschap van hem in Rome, waar hij volgens de kerk­historicus Eusebius, onder keizer Nero in het jaar 64, de marteldood is gestorven.

In vrij korte tijd heeft de apostel dus vele gemeenten gesticht. Al zijn brieven zijn dus óók geschreven in de tijdsperiode van het boek Handelingen.

Vanuit Handelingen 20, maar ook vanuit zijn brieven, weten wij hoe grondig de apostel te werk ging bij het stichten van gemeenten.

Al de raad Gods

Bij zijn laatste zendingsreis zegt hij tot de oudsten van de gemeente te Efeze, waar hij maar liefst drie jaar lang intensief gewerkt heeft: “Ik heb niets nagelaten u te verkondigen wat voor u nuttig was en ik heb ook niet nagelaten u al de raad Gods te ver­kondigen”.

Wij mogen aannemen dat hij overal zo nauwgezet en grondig te werk is gegaan.

Hij schrijft dat hij is rondgereisd met de prediking van het Koninkrijk Gods met maar één doel voor ogen: “de bediening die hij van de Heer Jezus ontvangen had, om het evan­gelie der genade Gods te betuigen, tot een goed einde te brengen”. Dat is de passie van deze onvergelij­kelijke apostel, zie Handelingen 20 vers 17 tot en met 38 (Hand. 20:17-38). Hij schrijft aan de Korinthiërs, waar hij anderhalf jaar werkte en het woord Gods leerde, en waar velen tot geloof kwamen en zich lieten dopen Handelingen 18 vers 8 tot en met 11 (Hand. 18:08-11): “Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het funda ment gelegd, want een ander funda­ment, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen” 1 Korinthe 3 vers 10 en 11

(1 Kor. 03:10-11).

Het werkelijke fundament

Dat had grote aandacht van de apos­tel en van allen die het evangelie ver­kondigd hebben. Er is geen gemeen­te te bouwen als deze niet gefun­deerd wordt op Gods recht en gerechtigheid, overeenkomstig Zijn wil en eeuwige raad. Op het funda­ment van apostelen en profeten, ter­wijl Christus Jezus zelf de Hoeksteen is Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20). Dit is in de loop van de eeuwen bijna geheel verdwenen. Wij hebben in de vorige studies ook duidelijk gezien dat Gods Woord nergens spreekt van: ‘een kind van God zijn’, of van: ‘christen zijn’, of van: ‘weder­geboren zijn’, op grond van alleen bekering of een of andere kerklering.

Het belang van dat goede funda­ment klinkt ook altijd weer door in de brieven die Paulus aan de ver­schillende gemeenten schrijft. Hij grijpt daarin altijd weer terug op de diepe geestelijke betekenis van de waterdoop en wat het teweeg heeft gebracht in het leven van een gelovi­ge. Natuurlijk is dat fundament waar de apostel van spreekt, méér dan de waterdoop, maar het is onderdeel van de gerechtigheid Gods en naar ik meen de hoofdpijler om een nieu­we schepping in Christus te kunnen zijn, en daar gaat het toch om (Gal. 06:15).

De totale overgang

Ik las de volgende formulering van wat de waterdoop betreft: “Het is een overgang in die zin, dat de per­soon die gedoopt wordt, van het ene stadium of gebied van zijn erva­ringswereld overgaat naar een nieu­we belevingswereld, waar hij nooit eerder is binnengegaan. Het kan vergeleken worden met het openen sluiten van een deur. Hij gaat door de deur (de doop) uit het oude over naar het nieuwe en terug is niet meer mogelijk”.

Ik denk dat de apostel Paulus hier ‘amen’ op zou hebben gezegd, gezien zijn uiteenzetting in de Romeinen brief, hoofdstuk zes. Een indrukwekkend hoofdstuk waarin hij openlegt wat de diepe geestelijke waarheid en werkelijkheid is van de waterdoop.

Als je dit hoofdstuk leest en bestu­deert, dan is het goed om een dope­ling (liefst u zelf!) in het water te zien staan. Hem of haar onder te zien gaan en vervolgens weer uit het water te zien opstijgen, en te gelo­ven dat alles wat de apostel schrijft over de doop, op dat moment geeste­lijke werkelijkheid wordt in de gees­telijke wereld, met onomkeerbare gevolgen voor het hele bestaan, tot in eeuwigheid.

Er is wat bijbelstudie voor nodig om enig zicht te krijgen op de rijkdom van Gods genade hierin. Het is raad­zaam om de verzen 1 tot en met 14 van Romeinen 6 aandachtig te lezen (Rom. 06:01-14).

Niet zomaar een ritueel

Belangrijk is om in gedachte te hou­den dat de doop naar de wil van God

is en niet een ritueel is om iets wat in de geestelijke wereld al gebeurd zou zijn, te bevestigen. Op het moment van de doop gebeurt er wezenlijk iets in het leven van de dopeling. Net zo wezenlijk als toen de Israëlieten door de zee trokken, waar de vijanden in ten onder gin­gen, en aan de overkant in een totaal nieuwe situatie waren gekomen in de woestijn.

Eveneens net zo wezenlijk als bij de melaatse Naaman, die in gehoor­zaamheid aan Gods woord, zeven maal onderging in de Jordaan om er vervolgens gereinigd van de melaats­heid met een gezond lichaam, als dat van een kleine jongen, weer uit stapte 2 Koningen 5 vers 10 tot en met 14 (2 Kon. 05:10-14). Je zou zelfs kunnen zeggen: net zo wezenlijk als iemand die dood en begraven is, opstaat uit de dood en in een nieuw leven verder leeft! Er wordt duidelijk gesproken over gekruisigd zijn, over sterven, over in de dood van Jezus gedoopt worden, over begraven worden, over opstan­ding en nieuwheid des levens, enz.

Het lichaam der zonde

Wij willen nu voor de duidelijkheid van het geheel eerst stil staan bij vers 6, waar we lezen: “Dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn”. Dit is een kernuitspraak van de apostel, maar wat bedoelt hij hier­mee? Wat is dat: “het lichaam der zonde”?

In vers 12 wordt het genoemd “het sterfelijk lichaam”. In Romeinen 7 vers 24 (Rom. 07:24) spreekt hij van “het lichaam dezes doods”.

Willen we Romeinen zes kunnen begrijpen, dan is het nodig te besef­fen in welke toestand de mens na de zondeval is terecht gekomen en wat Paulus bedoelt met zo’n uitdrukking als “het lichaam der zonde”. Door de zondeval van Adam en Eva in het paradijs is er (ook) een wezen­lijke verandering ontstaan in de mens. Zoals God gesproken had gebeurde Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07); de mens kwam onder de wet van zonde en dood. Zonde en dood gingen heerschappij voeren in die prachtig geschapen mens.

Romeinen 5 vers 12 (Rom. 05:12) zegt: “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben”. Door die ene zonde? Ja, zegt God, de gevolgen zijn verschrikkelijk. (Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om een ‘straf’ van God maar om ‘gevolgen’ van de zonde!) De apostel schrijft ook nog dat door die ene daad van overtreding het voor alle mensen tot veroordeling is gekomen en dat door de overtreding van Adam de dood als koning is gaan heersen over de mensen Romeinen 5 vers 16 tot en met 18 (Rom. 05:16-18). Een verschrikkelijke veran­dering waar de mensheid in terecht gekomen is door wat zich in het paradijs heeft afgespeeld met Adam en Eva.

In Efeze 2 vers 1 (Ef. 02:01) zegt de apostel dat de mens dood is door overtredingen en zonde. Dat is de geestelijke toe­stand waar alle mensen, zonder enige uitzondering, in terecht geko­men zijn. Door deze geestelijke dood is de mens afgesneden van God zijn Schepper.

De boom des levens

De levensgeest, de levensadem, die God inblies bij het formeren van de mens Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07), is de levensbron waardoor de mens zou leven in ver­binding met z’n Schepper. De gemeenschap van God met de mens is in de geest; daarom dat Jacobus schrijft: “Of meent gij, dat het schriftwoord zonder reden zegt: De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”? Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05)-

Door de levensadem, de geest, werd de mens een levend wezen zegt Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Vanuit de levens­geest behoorde het leven te stromen naar ziel en lichaam. Zo heeft God het bedoeld en geschapen. De levensgeest is het levenscentrum, is de boom des levens in het midden, in het hart, van de hof. In het hart van de mens zijn de oorsprongen van het leven Spreuken 4 vers 23 (Spr. 04:23). Daar moest de mens van eten en door leven; dan was er gemeenschap met God in de hof, in zijn innerlijke mens.

De boom van kennis

Toen hij zich echter door de duivel liet verleiden om te eten, dus tot levensprincipe te maken, van de boom van kennis van goed en kwaad, dat is de ziel (wil, gevoel, ver­stand…), kwam er een totale veran­dering. De weg tot de boom des levens werd afgesloten omdat anders een eeuwige vermenging zou ont­staan Genesis 3 vers 22 tot en met 24 (Gen. 03:22-24). De mens ging nu leven vanuit z’n begeerten, waarbij de zintuigen een grote rol spelen. Je ziet dat principe al bij de verleiding van Eva. “En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at” Genesis 3 vers 6 (Gen. 03:06). In de Bijbel is verstandig zijn, kennis van God of het Goddelijke hebben.

De duivel heeft met grote list de scheppingsorde van God omgebo­gen. Niet meer de geest, maar ziel en lichaam zijn hier bepalend geworden. De geest is in de gevan­genis gekomen en wordt onderdrukt door de macht van de zonde, die in de mens is binnengedrongen. Vleselijke begeerten, angst, naakt­heid, pijn, ziekte, verval, enz., wat uiteindelijk resulteert in ook de lichamelijke dood; “Want het loon dat de zonde geeft is de dood” Romeinen 6 vers 23a (Rom. 06:23a). Dat wil zeggen: het resultaat, dat wat de zonde opbrengt, daar waar de zonde toe leidt, is de dood.

Het verziekte mensenhart

Maar ook is binnen gedrongen: jaloersheid, hebzucht, onreinheid, haat, geweld, moord, enz. We zien het al bij Kaïn en Abel, waar jaloers­heid en godsdienstige motieven een rol spelen. De eerste geboren mens slaat de tweede, de rechtvaardige, dood. (Denk hier aan het beeld van de eerste Adam-mens die de laatste, de Rechtvaardige, doodt!; zie Hebreeën 12 vers 24 (Heb. 12:24).

Door het lichaam krijgt de zonde gestalte in de wereld. De leden of ledematen van de mens zijn in dienst gekomen van de onreinheid en de wetteloosheid tot uitvoering van wetteloosheid, leert Romeinen 6 vers 19 (Rom. 06:19).

Dat leert ook zo’n geschiedenis van Kaïn en Abel. Dat dit alles aange­stuurd wordt door de zondemachten leert ook Genesis 4 vers 7 (Gen. 04:07) waar God tot Kaïn zegt: “Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen”.

In Romeinen 5 vers 21 (Rom. 05:21) schrijft Paulus nog een belangrijk principe van de oude mens namelijk “dat de zonde als koning heerst in de dood”.

In die doods-toestand waarin de mens is terecht gekomen, dood door zonde en overtredingen, wordt de mens overheerst door de zonde als koning. De mens is dus een slaaf geworden van de zonde, zoals de Heer Jezus zegt in Johannes 8 vers 34 (Joh. 08:34)-

De in zonde gevallen mens is dus geen baas meer in eigen huis, en vooral de vleselijke gezindheid en vleselijke begeerten zijn een open terrein voor de verleidingen van boze geesten. Het oude leven wordt beïnvloed en gestuurd door een mens-vijandige geestelijke wereld; de wereld van de duivel met z’n boze geesten.

De apostel schrijft in Efeze 2 vers 1 tot en met 3 (Ef. 02:01-03) “dat alle mensen (zolang ze zich niet tot God gekeerd hebben!) wandelen in overtredingen en zonde, overeenkomstig de loop van deze wereld, overeenkomstig de overste van de macht van de lucht, van de geest die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaam­heid. Allen hebben daarin verkeerd, Joden en heidenen, in de begeerten van het vlees en van de gedachten”. Duidelijk spreekt uit deze woorden dat de duivel macht heeft gekregen over de mens, door de zonde. De zonden en de gevolgen hiervan, de vloek van de zonde, zoals beschreven in Deuteronomium 28 vers 15 tot en met 68 (Deut. 28:15-68) werken bijzonder uit in het lichaam. Dat lichaam vervalt en uiteindelijk sterft de mens en dat lichaam keert weer tot de elementen van de aarde waar het uitgenomen is Genesis 3 vers 19 (Gen. 03:19). En dat, door de zonde overheerste, beschadigde en aange­taste lichaam, waar het verderf in heerst door de vleselijke begeerten 1 Petrus 1 vers 4b (1 Petr. 01:04b) noemt Gods Woord “het lichaam der zonde”, of “het sterfelijke lichaam”, of “het lichaam dezes doods”, of “het lichaam des vlezes”. Het is hierdoor niet meer mogelijk nog te leven naar de wet Gods. Voor we daar volgende keer nog verder op in zullen gaan, wil ik nu eindigen met het goede nieuws van het evangelie van het Koninkrijk Gods.

God heeft voorzien!

De gevolgen van de zondeval zijn zo desastreus en ingrijpend, dat het

voor een mens onmogelijk is zich­zelf daarvan te verlossen. Heel indringend laat God het de Psalmist opschrijven: “Niemand kan ooit een broeder loskopen, noch Gode zijn losprijs betalen, te hoog is immers de prijs voor hun leven, en voor altoos ontoereikend dat hij voor immer zou voortleven, de groeve niet zou zien” Psalm 49 vers 8 tot en met 10 (Ps. 049:008-010). Maar in Gods oneindige liefde voor de mens, heeft Hij in Zijn Zoon – Jezus Christus- voor zien in een oplossing die nooit in een mensen­hart is opgekomen of door een mens bedacht zou kunnen zijn. God rekent niet alleen af met het pro­bleem van de zondeschuld, maar ook met de verschrikkelijke gevolgen van de zonde, voor de geest, ziel en ook het lichaam! Als de apostel aan het einde van Romeinen 7, in wanhoop uitroept: “Ik, ellendig mens! Wie zal mij ver­lossen uit het lichaam dezes doods?’, dan komt daar gelijk ook het verlos­sende antwoord: “Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here”!

Dat was de ervaring en de zekerheid in het leven van Paulus en dat mag het ook in ons leven zijn!

 

Vrij van angst door Cees Maliepaard

“Vrees niet, geloof alleen” Lucas 8 vers 50 (Luc. 08:50).

Het is een bekend gegeven, dat angst verlammend werkt in een mensenleven. Benauwd zijn voor van alles en nog wat heeft tot gevolg dat een mens bijna nergens meer toe komt.

Is angst een schande?

Angst wordt meermalen aangezien voor lafhartigheid – ten onrechte overigens. De grootste helden en heldinnen uit de wereldgeschiedenis gaven achteraf veelal toe, dat ze ‘m behoorlijk geknepen hebben in situ­aties waarvoor ze later bewierookt werden. Als jongen van een jaar of twaalf bevond ik me op een gegeven moment in het centrum van een luchtaanval. Samen met een vriendje school ik ijlings weg en onze harten rikketikten naar ons gevoel bijna boven het geratel van de boordmitrailleurs en het gedreun van het afweergeschut uit. Er was sprake van angst, maar niet van lafheid. M’n vuurdoop had ik al eerder gehad: in mei 1940 verkeer­den we gedurende enkele dagen let­terlijk in de frontlinie, met aan de ene kant van de straat zich ingegra­ven Nederlandse, en aan de andere kant zich net zo ingegraven Duitse soldaten. De kogels vlogen ons af en toe om de oren. Ook toen was er angst, des te meer daar oorlogvoering op 10 mei 1940 voor ons totaal nieuw was. Angstverschijnselen behoren in zulke situaties tot de nor­male gevoelservaringen. Vrees voor het onbekende wordt hierbij over­schaduwd door de dreiging van de in het oorlogsgeweld altijd op de loer liggende dood.

Angst kan ook een positieve kant hebben: een mens wordt er vaak door weerhouden met overmoed te werk te gaan. Als de adrenaline je door de aderen giert, helpt dit bepaalde noodzakelijke ingrepen uit te voeren, en behoedt het je tegelij­kertijd voor een ondoordacht de held uit te gaan hangen. Kortom, nie­mand behoeft zich voor z’n angsten te schamen.

Tegengesteld aan elkaar?

Impliceert de tekst ‘Vrees niet, geloof alleen!’ dat angst en geloof eikaars tegenpolen zijn? Juist niet, want dan zou het kortweg zijn weer­gegeven met: Vrees niet, gelóóf! Het was niet niks wat er aan de orde was: Jaïrus kwam bij Jezus voor zijn doodzieke dochter. Hij werd verscheurd door angst haar te verliezen, en hij had geloof dat Jezus haar genezen kon.

Pas op het moment dat hem het bericht bereikte dat z’n dochter gestorven was, zei Jezus: Vrees niet, geloof alleen! In plaats dat hij het onvermijdelijke moest aanvaarden (omdat z’n angsten nu gehonoreerd waren) zei Jezus hem, niet langer te geloven met een door angst en ver­driet verteerd hart, maar uitsluitend z’n geloof te laten werken. Het resul­taat was werkelijk verbazingwek­kend! Het gaat derhalve niet zozeer om een tegenstelling, maar meer om de (begrijpelijke) combinatie van twee zaken in de benadering van levensvragen en de bewuste keus voor één van de twee. Iemand met angstgevoelens behoeft zich niet af te vragen of hij z’n geloof wel diep genoeg beleeft, maar hij zal door geloofsbeleving z’n vrees mogen leren beheersen en wellicht zelfs leren uitschakelen.

Geen plaats voor hysterie

Hysterie trekt een mens mee in col­lectieve geesteswerkingen in mensenmassa’s. Duistere machten grij­pen dan hun kansen en projecteren hun wezenskenmerken op de samengestroomde menigte.

Verstikkende angstgevoelens zijn kenmerkende bijverschijnselen in de toekomstverwachting van de hemel­se dienaren van het rijk der duister­nis, en die brengen ze graag over op de mens die de Here God is toege­wijd.

Het ontelbare keren op de televisie vertonen van de afschuwelijke kamikazeacties bij het WTC in New York, heeft een hysterische ketting­reactie in de westerse wereld veroor­zaakt. Ook vele christenen zijn ver­ontrust door de dreiging die van de kant van het terroristische funda­mentalisme uitgaat. Zelfs bij hen die hier de hand van satans machten in zien, is er veelal sprake van gevoe­lens van onbehagen. Wat hangt ons nog meer boven het hoofd? Zullen we ook in Nederland last van derge­lijke verschrikkingen kunnen krij­gen? Geen mens in de wereld van rondom die er een zinnig antwoord op geven kan.

Wie er een uiterst zinvolle reactie op kan geven, is de Heer.

Hij merkte in Matteüs 24 vers 8 (Matt. 24:08) op, dat zulke zaken slechts het begin van de weeën zijn. En waar ziet een vrouw naar uit als de weeën gaan begin­nen? Naar de vele pijnscheuten die wellicht nog volgen zullen of naar het steeds dichterbij komen van de geboorte van het verwachte mensje? Ik denk toch wel naar dat laatste, en dat doet de pijn al snel vergeten.

In het Koninkrijk

De weg naar de komst van Gods Koninkrijk op aarde is er één die over vele hindernissen leidt; het zal niet anders dan via de nodige geboorteweeën gaan. Daarover zal niemand in een jubelstemming ver­keren, maar wel over het uiteindelij­ke resultaat. Want waar het op uit zal lopen, is dat Gods wil op aarde zal geschieden zoals dat in de hemel het geval is.

We hebben sinds onze doop in Gods Geest de vrije toegang tot de hemel. Daar hebben we naar de geest ons thuis gevonden en hebben we deel aan Gods eeuwige vrede en vreugde. En we mogen verwachten dat dezelfde heerlijkheid als in de hemel ook de aarde vervullen zal. Want Gods plan is universeel – het omvat zowel de onzichtbare als de zichtbare schepping. Waar onze God gedachten van heil over alles en iedereen heeft, mogen we verwachten dat wat er ook in de hemel of op de aarde woedt, we door alles heen in alle opzichten deel mogen hebben aan het gave leven dat onze Meester ons in het vooruit­zicht gesteld heeft. We zullen de fout niet mogen maken, een soort van welvaartsevan­gelie aan te hangen. Het lijden zal ons niet altijd bespaard worden, maar een besparing op de volheid van de boodschap is geen optie. Het kan echt wel door lijden heen zijn dat we gaandeweg deel krijgen aan de hemelse volheid.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert-Jan Doornink

‘Sinds u september is de wereld niet meer hetzelfde’. Een opmerking die we in de afgelopen tijd vele malen horen. En inderdaad er is heel wat aan de hand: de pogingen het ter­rorisme uit te roeien in Afganistan, de dreiging van miltvuur- en andere bacteriën en vooral ook de golf van angst die velen in zijn greep houdt. Temidden van dit alles bevindt zich de Gemeente van Christus. Meer dan ooit zal zij zich bewust dienen te zijn wat haar taak en roeping is. En als individuele leden van deze gemeente zuilen wij ons af moeten vragen in hoeverre wij beantwoorden aan Gods verlangen dat we levende getuigen van Hem en Zijn Koninkrijk zullen zijn: onbevreesd, vol liefde en vol van Zijn Geest.

Wat is goed? Wat is kwaad?

Een vraag die vanaf het begin van Gods schepping de mensheid heeft beziggehouden is de verhouding tus­sen goed en kwaad, tussen liefde en haat. Waarom hebben we niet uit­sluitend met liefde te maken en is er op geen enkele wijze plaats voor de haat?

Deze vraag werd op 11 september nog eens weer geactualiseerd door de verschrikkelijke gebeurtenissen in New York en Washington waarbij zovelen een onschuldige dood von­den. Nieuwslezer Philip Freriks van het Journaal sprak over de twee torens die vernietigd werden, dat deze ‘het geloof van de mens in de menselijkheid moesten symbolise­ren’. Als wij ons realiseren dat één van de betekenissen van het woord ‘menselijkheid’ is ‘vatbaarheid voor beschaving’, spreekt zo’n uitspraak duidelijke taal.

Maar het uitsluitend constateren van een feit draagt uiteraard geen oplos­sing aan. Bovendien geeft het geen antwoord op de vraag waar deze ‘vat­baarheid voor beschaving’ dan zijn basis vindt.

Het blad ‘Jerusalem Post’ geeft de volgende analyse van de gebeurtenis: ‘Sommige Amerikanen zullen, net als sommige Israëliërs, geneigd zijn zich af te vragen wat ze fout hebben gedaan, wat ze kunnen hebben gedaan dat mensen ertoe aanzet zovelen en zichzelf van het leven te beroven. Het antwoord is dat Amerika niet is aangevallen om wat het verkeerd heeft gedaan, maar wat het goed heeft gedaan, om het feit dat het de hoop van de hele wereld is. Begrippen als goed en kwaad zijn lang uit de mode geweest, maar we moeten opnieuw leren in die termen te denken. We zijn eraan gewend geraakt overal de scherpe kanten vanaf te vijlen, zodat de kloof die vroeger bestond tussen goed en kwaad teruggebracht is tot een kwes­tie van opvatting. Maar het feit dat er in de wereld mensen zijn die bereid zijn een vliegtuig vol onschuldige mensen te laten neerstorten op een gebouw vol onschuldige mensen, moet het besef van het bestaan van ‘het kwaad’ weer doen herleven. Er is een nieuw rijk van het kwaad, het rijk van de terreur”. Ook in dit bericht wordt, evenals in de vele andere, geen antwoord aangereikt waar dan het kwaad zijn oorsprong vindt.

De scheidingslijn

Elk waarachtig christen weet dat er zowel een ‘rijk van het kwade’ als een ‘rijk van het goede’ bestaat. Dat laatste betreft het Rijk van God, waarvan men deel gaat uitmaken zodra men door geloof een nieuwe schepping in Christus is geworden. Dan wordt men ‘ingezetene’ is van dat Rijk, verdwijnt elke vaagheid en ontstaat er een helder inzicht hoe er een grote scheidingslijn bestaat tus­sen goed en kwaad, tussen haat en liefde, tussen waarheid en leugen en tussen licht en duisternis. En naarmate er geestelijke groei is in iemands leven wordt deze schei­dingslijn ook in eigen leven meer en meer zichtbaar, dat wil zeggen: er is steeds minder plaats voor haat en leugen, dus voor alles wat vanuit het rijk der duisternis afkomstig is. In plaats daarvan gaat alles wat met het Rijk van God te maken heeft (liefde, waarheid, overwinning, blijdschap, etc.) de eerste plaats innemen en komt dus tot openbaring.

Sterven voor het geloof

In HP/De Tijd beweert Hans Jansen dat de Islam de enige godsdienst is die nog aanhangers heeft die voor hun religie willen sterven. We moes­ten wel even onze ogen uitwrijven toen we dit lazen, want is dat zo? Oppervlakkig gezien zou je denken ‘ja, dat is waar’, want het bewijs werd immers geleverd: jonge mensen die hun leven gaven met de zekerheid in hun hart dat Allah hen hiervoor rijkelijk zou belonen. toch een paar kanttekeningen. Ten eerste wordt over het hoofd gezien hoe vele christenen door alle eeuwen heen, ook in de afgelopen decennia, hun leven gaven door hun geloof niet te verloochenen. Denk alleen al aan de velen die tijdens de jaren dat het communisme in vele landen aan de macht was, hun leven riskeerden en soms met de dood moesten beko­pen. Maar -en dat is wel het belang­rijkste wat we kunnen concluderen- christenen die hun leven gaven, sleurden daardoor niet anderen, totaal onschuldigen, mee in de dood, zoals de terroristen op 11 september wel deden.

Duidelijk blijkt hier het grote ver­schil: wie door de Geest van de levende God wordt geïnspireerd, leert te allen tijde lief te hebben en kan toch de ander, die hem onrecht heeft aangedaan, vergeven. Jezus zelf is daarin ons grote voorbeeld. Op het dieptepunt van Zijn lijden kon Hij nog bidden: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”.

Duidelijk is ook dat de terroristen die hun vliegtuigen lieten neerstor­ten in New York en Washington, door verkeerde geesten werden geïnspireerd. En of dat nu gebeurt in de naam van Allah of een andere godheid is niet belangrijk. Laat het ons in ieder geval stimuleren en activeren ons geloof te beleven op de wijze zoals Jezus en de eerste chris­tenen dat deden. En laten we bidden en geloven dat ook in de wereld van de Islam en andere religies, en niet te vergeten het naam-christendom, het echte (geloofs)leven, zoals God dat voor ieder mens bedoeld heeft, door gaat breken.

Bob Smalhout en de uitleg van de Bijbel

Prof. Dr. Bob Smalhout is een bekend publicist. Zijn haarscherpe analyses in woord en geschrift over allerlei vraagstukken trekken steeds grote aandacht en er valt vaak veel van te leren. Ook wij mogen graag naar hem luisteren, zijn het ook wel vaak met hem eens, maar niet altijd, en zeker niet als het om geloofsvraagstukken gaat. Zoals zovelen gaf ook hij zijn com­mentaar op de gebeurtenissen van 11 september in Amerika. In een van­zelfsprekende haarscherpe veroorde­ling van deze terreurdaad schrijft hij in zijn rubriek ‘Op het scherp van de snede’ in De Telegraaf: “Evenwel is het niet juist de islam of de koran op zichzelf als basis van het terroris­me aan te wijzen. In onze bijbel staan passages die, als ze letterlijk worden uitgevoerd, evenzeer tot gru­weldaden en terreur zouden kunnen leiden. Dat heeft bijvoorbeeld twee­duizend jaar christendom wel bewe­zen. In het verleden zijn miljoenen mensen vermoord in de naam van God en onder het teken van het kruis. Wat dat betreft hebben wij de islam niets te verwijten. De basale fout zit in de interpretatie van de vaak oeroude religieuze tek­sten. Om deze goed te begrijpen en in hun context te plaatsen, is een aanzienlijke mate van intellect, cul­tuur en ontwikkeling nodig. En juist deze eigenschappen ontbre­ken in hoge mate bij vrijwel alle fun­damentalisten. Of die nu moslim, jood, of christen zijn, alle zijn levensgevaarlijk”. Het grootste deel van wat Bob Smalhout hier zegt kunnen we uiteraard onderschrijven, maar over de opmerking dat “een aanzienlijke mate van intellect, cultuur en ont­wikkeling nodig” is om bijvoorbeeld bijbelteksten te kunnen begrijpen, denken we geheel anders. Om de Bijbel goed te kunnen begrij­pen is in de eerste plaats een totale levensverandering nodig zodat we weten een ‘nieuwe schepping in Christus’ te zijn. Daarnaast zijn de doop- en vervulling met Gods Geest en geestelijke groei, van fundamen­teel belang om meer en meer te gaan ontdekken waarom het werke­lijk gaat bij het lezen van de Bijbel. Als het alleen om intellect zou gaan, gaat men voorbij aan de woorden van Jezus die God dankt dat, het­geen Hij zegt tegen de mensen, “voor wijzen en verstandigen verbor­gen is, maar aan kinderen geopen­baard” Matteüs 11 vers 25 (Matt. 11:25). Verstandelijke kennis alleen kan dus gevaarlijk zijn en zelfs een blokkade vormen om de

leefregels van het Koninkrijk Gods te leren kennen en beleven. Natuurlijk hoeven we ons verstand niet uit te schakelen, want een waar­achtig kind van God zal als doelstel­ling voor ogen houden God lief te hebben, met geheel zijn hart, ziel, verstand en kracht en zijn naaste als zichzelf Lucas 10 vers 27 (Luc. 10:27).

Uit de spiraal van haat

“Na zoveel terreurdaden in Amerika lijken er alleen nog tekenen van haat en wraak te zijn. En in het Midden- Oosten heeft men op sommige plaatsen zelfs feest gevierd. De kloof tussen mensen lijkt te zijn toegeno­men. Het volgende verhaal laat zien dat het genuanceerder ligt”, zo lezen we in NEM-Nieuws, dat vervolgt: “Al jarenlang brengt de Amerikaan Jonathan Miles Palestijnse kinderen uit Gaza, die hartproblemen hebben, naar ziekenhuizen in Israël. Deze kinderen komen uit arme gezinnen die zelfs niet de kosten kunnen beta­len van een ziektekostenverzekering. En in Gaza kunnen ze niet geholpen worden. In Israël helpen Israëlische artsen ze tegen minimale vergoe­ding. En prachtig werk van verzoe­ning tussen Jood en Arabier. Nu de wereld opgedeeld lijkt te wor­den in kampen is Jonathan benieuwd hoe de mensen in Gaza zullen reageren op de gebeurtenis­sen in Amerka. Zouden de contac­ten verbroken zijn? In zijn nieuwsbrief schrijft hij daar­over: “Het eerste telefoontje, nadat die twee torens van het World Trade Centre ingestort waren, kwam van Abu uit Gaza. Hij is vroeger betrok­ken geweest bij terroristische aansla­gen en heeft in de gevangenis in Israël gezeten. Hij vertelt dat hij geschokt is door de gebeurtenissen die hij op de TV gezien heeft. Die hele avond bellen families uit Gaza naar Jonathan. Ze willen hem bemoedigen of gewoon laten mer­ken dat ze meeleven. Zijn dochter vertelt echter dat zij niet meer belt naar haar vriendinnen in Gaza omdat steeds hoort dat zij blij zijn met de ramp. Ook als zij hun eraan herinnert dat zij uit Amerika komt” Het blad eindigt dit bericht, dat als titel had ‘Verzoening onmogelijk?’, met op te merken: “Verschillende verhalen, verschillende reacties. Toch is het duidelijk dat diegenen die iets van Gods liefde geproefd hebben niet meer meedenken in de spiraal van haat. En zo ervaart Jonathan de bekende regel: Maar wat gedaan wordt uit liefde voor Jezus, dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan”.

De Euro komt eraan!

Vrijwel dagelijks worden we ermee geconfronteerd: de tv-spotjes en advertenties roepen het ons toe: “De Euro komt eraan…” Alles en ieder­een bereidt zich er op voor; 1 januari het zover en hoewel het vooral in het begin wel wat verwarring zal geven, zal na een paar weken iedereen eraan gewend zijn. Zo gaat het meestal met iets nieuws. Nu zijn we ons bewust dat niet iedereen er zo over denkt. Sommigen zien in de komst van de Euro het zoveelste ’teken van de eindtijd’. De éénwordig van Europa is daar ook zo’n voorbeeld van. Toen in de dertiger jaren van de vorige eeuw Nazi-Duitsland in opkomst was, meenden sommigen ook al dat het einde van de wereld nabij was. De antichrist (Hitler) was immers ten tonele verschenen. Een recent voorbeeld vinden we ook in de komst van de streepjescode. Twintig jaar geleden verschenen er in allerlei folders waarschuwingen tegen de streepjeskode die werd beschouwd als ‘merkteken van het beest’. Nu hoor je er niemand meer over…

Nu willen we de ontwikkelingen in de natuurlijke wereld niet bagatelli­seren. Zij vormen uiteraard een weerslag van wat er zich in de gees­telijke wereld afspeelt. Daarbij die­nen we ons te realiseren dat Satan zich bewust is dat zijn eindafgang onontkoombaar is en dat zijn tijd steeds korter wordt. Hij zal er daar­om ook alles aan doen om zoveel mogelijk angst, verwarring en paniek te zaaien. Jezus spreekt daar ook van als Hij zegt dat de mensen ^ bezwijmen zullen van angst en vrees voor de dingen die in de wereld nog zullen gebeuren.

Er is echter één categorie mensen bij wie hij zeker nul op het request krijgt. Dat zijn die christenen die zodanig geestelijk gegroeid zijn dat ze het volwassen stadium hebben bereikt. Zij weten dat hun plaats met Christus is in de hemelse gewesten van waaruit ze geestelijk kunnen strijden en overwinnen. Het is Gods verlangen dat élke christen deze plaats gaat innemen en het volwas­sen stadium zal bereiken, zoals Paulus dat zo duidelijk omschrijft in Efeze 4 vers 11 tot en met 16 (Ef. 04:11-16). Waarachtige christenen kunnen dan ook de toekomst met vertrouwen tegemoet zien, want wat er ook nog gaat gebeuren, ons geloof is rotsvast verankerd in Christus die gezegd heeft: “Ik ben met je, al de dagen tot aan de voleinding der wereld”. En wat de Euro betreft: die gaan we in het nieuwe jaar rustig als betaalmid­del gebruiken, zoals we ook de bood­schappen die we in de supermarkt gekocht hebben gewoon op de band zetten en de cassière, aan de hand van de streepjeskodes op de artike­len, ons vertelt hoeveel we moeten betalen…

 

De fijngevoeligheid van onze liefde door Cees Maliepaard

Flitsen uit de brief aan de Filippenzen Deel 2

“En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden waarop het aankomt. Dan zult u rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vol van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is tot eer en prijs van God ” Filippenzen 1 vers 9 tot en met 11 (Filip. 01:09-11).

Vol is vol?

Kan dat wel: als de liefde al overvloe­dig is, kan die dan nog overvloediger worden en zelfs steeds méér over­vloedig? Bij reclameaanbiedingen lees je vaak: Op = op! Wanneer je later komt, als het op is, heb je pech – want uit een leeg vak kan niemand meer iets tevoorschijn halen. Het andere uiterste is ook waar: als iets vol is, kan er niets meer bij. Vol is vol, niet waar! Als een opmerking volledig negatiefis, kan je die niet méér afwijzend laten zijn en als deze absoluut positief is, niet méér aanvaardend. Toch bidt Paulus of hun liefde steeds meer overvloedig zou mogen zijn.

Als iets overvloeit is het betrokken vat al vol, dan kan er dus niets meer bij zou je denken. Stellingen zijn echter altijd betrekkelijk. In mijn werksituatie heb ik vaak een leeg vat nog leger gemaakt. Want een vat dat we leeg noemen, zit normaal gespro­ken wel vol lucht. Wanneer je zo’n vat vacuüm zuigt, haal je die lucht eruit. En een luchtledige ruimte is leger dan één die vol lucht zit, waar­van we alleen maar zéggen dat hij leeg is. Zo kan je in een vol vat nog meer pompen door de inhoud onder druk te zetten. De materie wordt dan immers in elkaar gedrukt, zodat er nog meer bij kan.

Niet dat dit Paulus voor ogen stond, want drukvaten had je in die tijd nog niet en in de gemeente van Christus Jezus ontbrak gelukkig profetisch inzicht in de natuurlijke ontwikke­lingen van de wereld van rondom. Waar zal hij wel aan gedacht heb­ben? Wellicht aan een drinkbeker. Als die vol water zit en je er nog meer in schenkt, loopt hij over. Blijf je doorschenken, dan zal er steeds meer water overlopen. Zo is het ook met de liefde. De mens Gods zal vol liefde zijn. Maar in relatie met Jezus zal zijn liefde in ons hart blijven stromen, dusdanig dat de liefde Gods vanuit ons hart overstroomt naar anderen. Een bede dat dit in steeds grotere mate zal gebeuren, is in dit verband alleen maar zinvol als we beseffen dat de Heer zijn liefde slechts in ons kwijt kan als we ons daar zelf voor ope­nen. Het gaat immers niet automa­tisch. Want als Gods liefde door ons heen naar anderen stroomt, hebben we daar ten volle deel aan; we gaan zélf van die mensen houden. Steeds meer eigenlijk!

Hoe helder is ons inzicht?

In veel gemeenten kun je mensen aantreffen die de indruk geven in nagenoeg alles een helder inzicht te hebben. Ze zijn doorgaans vooral doorkneed in alle mogelijke facetten van de boodschap. Vraagt iemand naar de betekenis van bepaalde bij­belwoorden, ze schudden het als het ware zo maar uit de mouw. Dat geeft een zeker aanzien onder gelovigen. Of dat ook op z’n plaats is valt nog te bezien. Een helder inzicht in de leer te hebben, is op zich natuurlijk niet verkeerd.. Maar daar hééft Paulus het in deze brief eigenlijk niet over. Hij voert aan dat onze overvloedige liefde in ons heldere inzicht openbaar komt. Helder inzicht kan natuurlijk best wel de boodschap betreffen, maar alleen

dan als deze door Gods liefde gedra­gen wordt. Elkaar met het evangelie van Jezus Christus om de oren slaan, is niet alleen een onverkwik­kelijke, het evangelie onwaardige zaak, maar vormt ook een innerlijke tegenstrijdigheid. Eén van de ken­merken van het goede nieuws omtrent Jezus Christus is immers te vinden in zijn uitspraak: Vrede geef Ik u, mijn vrede laat Ik u Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27).

Jezus voegt er nog aan toe dat zijn vrede anders is dan de vrede die de wereld geeft.

De vrede in de wereld is een wankel gegeven. De bondgenoten van het ene moment zijn de vijanden van het volgende. Ook andersom komt dat wel voor: zie maar naar de situ­atie in de twintigste eeuw tussen Rusland en de westerse democrati­sche landen. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog gingen het communistische Rusland en het nationaal-socialistische Duitsland een onderling niet-aanvalsverdrag aan. Later streed Rusland samen met de geallieerden tegen datzelfde Nazi-Duitsland – ze móesten wel na het plotseling binnenvallen van Hitlers legers. Vrij kort na het beëin­digen van de strijd ontstond er een grondige verkilling in wat bekend werd als de koude oorlog. En na de val van het communisme zoekt men weer met wisselend succes weder­zijdse toenadering. De democrati­sche landen geven trouwens ook een slingerend beeld in dit opzicht, meestal hangt het af van het econo­mische voordeel dat er voor hen uit te behalen is.

In de gemeente van Christus Jezus handelt men anders dan in de wereld om ons heen. Men laat zich in de gemeenten (als het goed is) niet leiden door eigenbelang, maar door Goddelijke liefde. En Gods lief­de gaat naar alle mensen uit, ook al kan de Here God zijn genegenheid en goedertierenheid duidelijk niet aan iedereen kwijt. Daarom zullen we een helder inzicht in Gods plan moeten hebben. Dat plan wordt door zijn liefde gedragen; het is derhalve zeer fijn­mazig. Wie zich met Gods plannen inlaat en door Goddelijk inzicht geleid wordt, zal niet anders dan fij­ngevoelig in z’n optreden kunnen zijn. De liefde zoekt zichzelf immers niet, maar heeft oog voor de gevoe­ligheden van de naaste.

Elkaar aanvoelen

Door fijngevoeligheid zullen we exact aan kunnen voelen wat eventuele knelpunten in de intermenselijke verhoudingen zijn. Misschien zijn we van natuur niet met zulke fijnbe­snaarde zielenwerkingen behept, maar door de vormende en helende werking van Gods bij ons inwonen­de Geest, komen die gaandeweg tot ontwikkeling. Daardoor zijn we instaat te onderscheiden waar het op aankomt.

We mogen ons best wel weer eens realiseren dat de boodschap inhou­delijk van grote waarde is, maar toch wordt dat in dit verband niet door Paulus bedoeld. Wanneer mensen in fijngevoeligheid met elkaar hande­len, zullen ze elkaar niet kwetsen – ook niet wanneer ze af en toe niet op één lijn liggen. Op de basis die

onze Heer gelegd heeft, zijn meer- ere bouwstijlen mogelijk. Slechts wanneer van Gods blauwdruk wordt afgeweken, wanneer de gezindheid van Christus geweld wordt aange­daan, zal het niet mogelijk zijn in eendracht Gods tempel-van-levende­stenen gestalte te geven. Want dan zal het gebouw al gauw gaan ‘wer­ken’ en een ondermijnend scheurpatroon te zien gaan geven. Door bepaalde bijbelteksten anders te interpreteren dan de doorsnee volle-evangeliechristen dat pleegt te doen, behoeft een mens zich nog niet te verontreinigen. En als zulks de basis (Jezus Christus) niet aan­tast, kan het Gods tempel wellicht nog aanzienlijk verfraaien. Het wordt pas moeilijk als men voor futi­liteiten de ander een geestelijk bouwverbod oplegt – zelfs al zou dit door bijbelteksten onderbouwd wor­den. Als de gezindheid van Christus geweld wordt aangedaan, al of niet met gebruikmaking van bijbelfrag­menten, past dit niet in het geeste­lijk bouwwerk.

Het vereist soms veel wijsheid hier goed mee om te gaan. Enerzijds wil­len sommigen de liefdevolle raadge­vingen uit de boeken van het Nieuwe Verbond een ieder in de gemeente op gaan leggen als waren het oud-testamentische bindende wetten, en aan de andere kant trap­pen anderen hun medediscipelen op het hart door liefdeloos door te dra­ven op een terrein waar in het geschreven woord Gods geen duide­lijke uitspraak over gedaan wordt. Wanneer men elkaar de ruimte geeft in de invulling van persoonlijke zaken, om die in eendracht met Christus Jezus in alle vrijheid gestal­te te geven, en als tegelijkertijd ieder in de gaten houdt wat voor verant­woordelijkheid het innemen van een plaats in Christus’ lichaam met zich meebrengt, zal er een harmonieuze ontwikkeling in gang gezet zijn. Dan onderscheiden we waar het op aan­komt en zijn we rein en onberispe­lijk tegen de dag van Christus.

Vol van de vrucht

Waardoor wordt de mens Gods gekenmerkt als hij rein en onberis­pelijk is? Door te beantwoorden aan Gods plan. In het bestek dat de Here God van vóór alle eeuwen voor ogen stond, staat de kroon op de schep­ping genoteerd als een getrouw beeld van de Schepper zelf. Dat schetst het hoogste schepsel als zijn­de één en al liefde, en betrokken bij de belangen en behoeften van ieder­een waar hij mee te maken heeft. Zo iets is niet vast te leggen in een wet die uit geboden en inzettingen bestaat, doch slechts in een zuiver en naar de Heer onder alle omstan­digheden geopend hart. Gerechtigheid houdt meer in dan voldoen aan hoogstaande morele normen en waarden. Het is een bin­nen de gezindheid van Christus uit­gebalanceerd leven, dat een zelfde denk- en gedragspatroon vertoont als Jezus – zij het nog niet in volko­menheid.

Alleen dit kan het leven een inhoud geven die tot eer en prijs van God is, want exclusief een leven in de gezindheid van Christus beant­woordt aan Gods maatstaf van de door Paulus bedoelde vrucht van gerechtigheid.

Een leven waarin de mens ieder het zijne geeft is natuurlijk niet ver­keerd, maar wel onvoldoende om uitdrukking te geven aan Gods gedachten zoals Hij die in zijn plan vervat heeft. In de meest letterlijke zin is dat dan tóch ieder het zijne geven – ook God dus. Wanneer we dat doen, zal de eeuwi­ge God bij zijn bezig zijn met de mensen als doorlopend in de spiegel kijken. Aanvankelijk zal dat een gebarsten spiegel zijn, verweerd en aan meerdere kanten beschadigd, maar allengs meer zal het beeld van God steeds duidelijker te onder­scheiden zijn.

Dat komt door de liefdevolle genade van onze hemelse Vader, de onmete­lijke genade die in Christus Jezus ons deel geworden is.

 

Geestesvuur door Truus van Kaam

Er brandt een vuur. De vlammen komen omhoog.

Het hout knapt en knerst.

Heerlijk warm voelt het. Het ontspant en geeft ruimte innerlijk.

De lucht is onbewolkt en weerkaatst het licht van het vuur.

Prachtig om te zien en te ervaren.

Heeft het vuur van de Geest niet dezelfde werking?

Ook dat vuur verwarmt van binnen.

Daardoor kom je tot jezelf en ook tot God.

Je gaat Zijn Woord verstaan in je hart, het dringt dieper tot je bewustzijn door.

Heeft Jezus ons niet gedoopt in de heilige Geest én in vuur?

En geeft de Bijbel ook aanwijzingen hoe we hier mee om kunnen gaan?

Verlangen wij naar deze vuurdoop?

Het hemels vuur zal het demonisch vuur verteren.

Bij Jezus begon het in de woestijn en het eindigde op Golgotha.

Hij ging de weg in gehoorzaamheid.

Hij heeft geleden en gebeden en God was bij Hem.

Jezus overwon en de Vader heeft hem verheerlijkt.

God wil ook in mij Zijn heerlijkheid openbaren;

Hij heeft het immers in mij gelegd.

Hoe werk ik daaraan?

Laat ik mij verwarmen, opbouwen en bestand maken tegen de duisternis?

Dan U Heer, dat U dat vuur bestendig in mijn leven laat zijn.

 

Het werk van de Heer door Jildert de Boer

“Weest standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk des Heren…” 1 Korinthe 15 vers 58 (1 Kor. 15:58).

Sabbatsjaar

In ‘(volle) evangelische kringen’ hoor je wel van christenen (vooral leidinggevenden), die een zoge­naamd sabbatsjaar houden. Denkend aan het oude Israël, waar men het land een jaar lang braak liet liggen, leggen deze christenen ook gedurende een jaar alle “evangeli­sche activiteiten” neer na een zeven­jarige inzet voor het werk in de gemeente en/of een christelijke organisatie.

We kunnen ons voorstellen dat men na zeven jaar intensief dienen eens tot rust en tot zichzelf wil komen, in plaats van steeds maar met anderen bezig te zijn. Soms kan het nodig zijn de zaken voor jezelf eens op je gemak op een rijtje te zetten. “Het werk des Heren” is immers niet (bijna) alleen van onze inzet afhan­kelijk, verre daarvan. Het is niet gezond wanneer je als christen van hot naar her vliegt, als een soort postbode die voortdurend expresse- brieven rondbrengt, omdat de zaak van de Koning haast heeft…Ook al vinden de andere broeders en zus­ters je dan misschien wel erg ijve­rig… Bij het gaan nemen van een sabbats­jaar bestaat er evenwel een bedenke­lijke keerzijde, dat is: uit te gaan rus­ten door passief te worden. We heb­ben sommigen in de versukkeling zien terecht komen en na dat rust- jaar kwamen ze niet meer tot activi­teit, maar ze verzandden in een lauwheid. Terwijl God een volk voor

Zich wil reinigen, volijverig in goede werken Titus 2 vers 14 (Titus 02:14). Weg daar­om met een valse gerustheid en de deur uit met alle luiheid!

Menselijke ijver

In de gemeente zijn vele activiteiten. Als wij alles aflopen en overal bij willen zijn, dan denken wij niet aan de grenzen van ons lichaam -tempel van de heilige Geest- maar plegen roofbouw. Je kunt menen dat je jezelf geweldig offert, maar God heeft geen behagen in offers, die de lichaamskracht -die bij ieder overi­gens verschillend is- roekeloos te buiten gaan onder het mom van allerlei geestelijk(?) werk. “Het werk des Heren” is niet aller­eerst het werk voor de Heer, maar het werk van de Heer! Actief en bedrijvig zijn in het werk voor de Here, blijkt in de praktijk (lang) niet altijd het werk van de Here te zijn! Met al onze drukte en tomeloos bezig-zijn kunnen we de Heer zelfs flink voor de voeten lopen. We leven dan als “drukke baasjes” en als “bezige bijtjes”. In onze goedbedoel­de inzet voor de Heer kan veel opgejaagdheid zitten en een ander kan de bijruis van allerlei “gezoem en gegons” dat meevibreert, ervaren. Het is nuttig voor onszelf de vragen te stellen: leef ik ontspannen met de Heer? In hoeverre straal ik de rust van God uit? Beheerst Zijn vrede mij? Of hol ik mijzelf voorbij en rol ik van de ene gemeenteactiviteit in de andere? Dan is er nauwelijks tijd om tot mijzelf te komen en tot mijn ^bzin en tot een verborgen omgang met God.

Als ik geen rust vind, om tot mijzelf te komen, dan openbaar ik onrust in al mijn ijver voor de zaak van God. Hoe gemakkelijk is het dan met “mijn werken voor de Heer” een naam op te bouwen onder de men­sen, terwijl geen van mijn werken VOL bevonden w ordt voor God Openbaring 3 vers 1 en 2 (Openb. 03:01-02). Voor zulke dode werken. waarbij de verschijningsvorm goed oogt maar er in mijzelf niets gebeurt en verandert, moet ik wak­ker worden, om ze op te merken en me ervan te bekeren. Het zijn name­lijk werken, die niet “in God verricht” zijn Johannes 3 vers 21 (Joh. 03:21), maar voor het angezicht van mensen. We moeten immers leren in alle goed werk vrucht te dragen Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10).

Rust van binnen

Het gaat er namelijk niet slechts om dat wij met ons lichaam zoveel mogelijk “werken voor de Heer”. Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam heeft verricht, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad 2 Korinthe 5 vers 10 (2 Kor. 05:10). Hoe prachtig is het dan van Jezus het ‘welgedaan’ te horen, zodat onze werken ons navolgen, in plaats dat ze verbranden! let werk van de Heer gebeurt dus allereerst in ons lichaam en dit geeft geen passiviteit, maar een heerlijke ontwikkeling, om rust te krijgen te midden van alle omstan­digheden, terwijl het opjutten van de boze en de menselijke onrust uit ons leven gaandeweg kan verdwij­nen.

Als wij “het werk van de Heer” bij onszelf van binnen niet met lauw­heid verrichten, maar het zwaard van het Woord eerst bij onszelf laten snijden, dan verandert onze smaak en onze geur! Jeremia 48 vers 10 en 11 (Jer. 48:10-11). Met zulke veranderde mensen -die altijd overvloedig zijn in “het werk des Heren”, te beginnen bij henzelf- is het aangenaam en fijn in de omgang!

Opgewondenheid, “koude” drukte, impulsiviteit en wispelturigheid mogen gaan verdwijnen en zacht­moedigheid en nederigheid van hart, als bij Jezus, zullen meer en meer verschijnen. Situaties, waarbij we opgejut worden door geesten vanuit het rijk der duisternis gaan we onderkennen. Deze “onruststo­kers” bestrijden we, om ze te over­winnen.

Het onder tijdsdruk van mensen “werken voor de Heer” gaat plaats maken voor “hij die gelooft, haast niet” in een ongecompliceerd en ontspannen vertrouwen op God, in plaats van op eigen inspanning.

Zo kunnen we treden in de goede wer­ken, die Hij tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10).

Als wij in deze klaargelegde werken geloven, dan kan dat ons behoeden voor veel “draven” buiten de rust van God, zelfs als het onze intentie is anderen te willen winnen voor het evangelie.

Versta ik echter eerst “het werk van de Heer” voor mijzelf, dan kan de Heer mij ook beter voor anderen gaan gebruiken. Dan weet ik dat mijn arbeid niet tevergeefs is in de Here 1 Korinthe 15 vers 58 (1 Kor. 15:58). Wat wij dan doen door en met ons lichaam is natuurlijk eveneens van grote bete­kenis Romeinen 12 vers 1 (Rom. 12:01).

Nieuw, werkend leven

In het verband van 1 Korinthe 15 gaat het om het komen tot opstan­dingsleven. Standvastig, onwankel­baar, nieuw goddelijk leven, onver­nietigbaar leven! Een nieuwe schep­ping is het enige dat werkt en telt! Galaten 6 vers 15 (Gal. 06:15). Als wij mee zijn in dit “werk van de Heer”, dan gaan wij – vernieuwd wordend van dag tot dag- het beeld van de hemelse (Jezus) dragen 1 Korinthe 15 vers 49 (1 Kor. 15:49). “Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan” Psalm 127 vers 1 (Ps. 127:001). Niet door ons gezwoeg, geploeter en gezweet, noch door onze noeste inspanning, maar door de heilige Geest zal het geschieden! Heerlijke goddelijke werkkracht en drijfveer! “De zegen des Heren, die maakt rijk, zwoegen voegt er niets aan toe” Spreuken 10 vers 22 (Spr. 10:22). Let wel: er staat niet “doet er niet toe”, maar het gaat om geloof, door liefde werkende Galaten 5 vers 6 (Gal. 05:06).

Toonbrood of manna?

In ons leven kunnen wij nagaan waar wij als een “toonbrood” (een beeld ontleend aan de tabernakel) zijn, bijvoorbeeld actief aan de bui­tenkant in “het werk voor de Heer” in evangelisatie onder mensen. Uiteraard hoeft dit helemaal niet ver­keerd te zijn, maar ik kan wel leren de motieven en beweegredenen van mijn werken te toetsen. Wil ik nog opvallen? Zoek ik ook eer van men­sen? Sommigen tonen bijvoorbeeld hun lofoffers nadrukkelijk voor het aangezicht van mensen. Op zo’n moment kan de Heer vragen: hoe staat het feitelijk met je privé-lof- prijs? Toon je je dan ook zo uitbun­dig en enthousiast voor Mijn aange­zicht? God wil namelijk waarheid in het verborgene! Psalm 51 vers 8 (Ps. 051:008). Waar leef ik van en waar strek ik me naar uit? Ben ik tevreden met door mensen gemaakte ’toonbroden’, die niet het volkomene uitbeelden? Veel heerlijker is het te om te overwinnen en deel te krijgen aan het verborgen manna uit de kruik in het heilige der heiligen Openbaring 2 vers 17 (Openb. 02:17). Dan leven we voor Gods aangezicht en zijn los van mensen en van het doen van werken, om mensen te behagen! Toonbrood is niet slecht, want het lag zelfs in het heilige, maar het is het werk van mensenhanden voor de Heer. Manna kwam uit de hemel van de Heer en dat is het beeld van het ware brood.

Verlang ik ernaar deel te krijgen aan dit leven van Jezus Johannes 6 vers 35 (Joh. 06:35), aan goddelijke natuur en hemelse rust achter het laatste voorhangsel? Daar gaat alle “menselijk aanzien” en “menselijke eer” teniet. Daar gaat het alleen om een leven verborgen met Christus in God Kolossenzen 3 vers 3 (Kol. 03:03).

Het houden van een zogenaamd “sabbatsjaar” willen we niet veroor­delen, maar er wel de waarschuwing bij geven dat het soms menselijke rust kan inhouden en zelfs aanlei­ding kan geven tot geestelijke traag­heid. Laten we er bovenal ernst mee maken om tot Gods rust in te gaan in alle situaties en verzoekingen, die we op ons levenspad tegenkomen. Dan zet “het werk des Heren” zich dieper en verder in ons voort en arbeiden we niet tevergeefs aan anderen!

 

 

De ontdekking door Duurt Sikkens

 

Wat ik een mij sterk ontroerende gebeurtenis vind is de genezing van een blindgeborene, welke verhaal door Johannes wordt verteld. En dan met name, tenminste zo stel ik me dat dan voor, het moment dat de blinde op de tast zijn handen in de vijver dompelt en het water naar zijn ogen brengt om de modder en het spuug van Jezus mee af te wassen. Ik denk dan: Wat is het eerste dat hij ziet en wel voor het eerst in zijn leven?’

Zijn eigen gezicht, weerspiegeld in het stille wateropppervlak. Ik ver­moed dat dit ook een diepe indruk op Johannes heeft gemaakt want alle zichtbare dingen zijn uitingen van een onzichtbare werkelijkheid: Wanneer je de ogen worden geo­pend door de Geest van God kun je jezelf eindelijk zien zoals je werke­lijk bent: een mens, een uniek mens met een eigen, onvervreemdbaar gezicht.

Misschien heeft de blindgeborene, van wie de toentertijdse geestelijke mentoren beweerden dat hij “geheel in zonden was geboren”, eerst in stomme verwondering naar zichzelf gekeken en zich afgevraagd: ‘Ben ik dat?’

Hoe dan ook, ik wil er maar mee zeggen dat, wanneer je de ogen opengaan, je eindelijk jezelf ziet met het gelaat waarmee je bent geboren, de weergave van je innerlijk. Of, om met Jacobus te spreken, jouw ‘genesis-gezicht’.

Want achter dit teken schuilt de waarheid dat, wanneer je ogen het licht terugkrijgen en zo lampen wor­den, je een geheel vernieuwde kijk krijgt op mensen en dingen. En zon­licht is een beeld van de liefde Gods, van Zijn warmte en genegenheid voor de mens.

Licht maakt zichtbaar en zo kan elk mens die zich aangetrokken voelt door de barmhartige Vader aan het licht komen.

Haat maakt mens en medemens blind en dus onzichtbaar, maar lief­de maakt jouw en anderen zichtbaar. Het is jouw ware gedaante. Je hoeft je nooit meer voor jezelf te veront­schuldigen, je hoeft niet bang te zijn voor iemand die met open armen en een bonzend hart op je staat te wachten. Je hoeft je wonden, je tekortkomingen, je diepe verdriet of je moedeloosheid niet te verbergen voor iemand die wezenlijk van je houdt en veel te blij is dat hij je ziet. Wat is er mooier om te horen van je geliefde wanneer deze zegt: “Sta op, mijn liefste, mijn schone, kom”. Je hebt, zowel voor als na je beke­ring, misschien ellendige dingen doorgemaakt die ten koste gingen van je integriteit, je persoonlijkheid en je bent ontkend in je bestaans­recht. Dwars door alle ellende en beschadigingen heen ziet je geliefde jouw ware wezen, hoe je eigenlijk was, wie je eigenlijk bent. En hoe erger je bent gehavend, des te groter is zijn erbarmen, want hij vervolgt met: ‘Laat mij je gedaante zien, laat me je stem horen’. Dat zegt iemand die jou graag wil horen, die met je lot is begaan, die jouw gedachten wil delen. En lang-y zamerhand gaan je ogen open voor wie Hij echt is, voor wie jij zelf bent. In dat heerlijke klimaat is je verhaal veilig, ben je zelf veilig, ben je geborgen in Zijn diepe genegenheid en krijg je je ware identiteit terug. In de schuilplaats van twee of drie is Zijn gezindheid.

Gods woord, het evangelie dat eerst gestalte kreeg in Jezus, is, denk ik, het verhaal van de herschepping. De mens keert eigenlijk terug tot de oorspronkelijke zin van zijn bestaan, zoals Vader die bedacht heeft voor de grondlegging van alle dingen: ooit zijn levensgezellin te zijn.

 

Kerst en feest door Jan Oud

Bij een feest hoort feestvreugde. Vreugde die wordt ontleend aan de reden van het feest. Wat is eigenlijk de reden om met de kerst feest te vieren? Gaat het om de kerstboom? Heeft het te maken met knusheid. met lekker eten. lekker drinkem en dat soort dingen? Dat zijn wel allemaal zaken die weinig blijvends hebben. Hooguit in herinnering. De reden van dit feest ligt veel dieper.

Want een kind is ons geboren… Ja, kun je zeggen, maar er worden zoveel kinderen geboren. Elke minuut van de dag en zelfs van de nacht worden er overal kinderen geboren. Voor daarbij betrokkenen mag dat best een reden zijn om feest te vieren. Wat is er mooier dan zo’n nieuwe wereldburger te zien? Als de geboorte van een kind een reden voor de hele wereld is om daar aandacht aan te schenken en voor velen reden is om feest te vie­ren, wat is er dan zo bijzonder aan de geboorte van een kind? Het gaat bij het Kerstfeest niet zomaar om de geboorte van een kind, maar om de geboorte van een speci­aal kind. Toen het geboren was, kon­digde een engel aan de herders die geboorte aan: “Zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David”. Daarna was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: “Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens”.

Enige tijd later sprak een oude man bij het zien van dit kind in de tem­pel de volgende woorden: “Mijn ogen hebben uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van ale volken: Licht tot openbaring der heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël”.

Het heil van God

Dit kind was het heil van God voor de wereld. Dat is blijkbaar reden genoeg om feest te vieren. Het is heel bijzonder dat een kind het heil van God in de wereld brengt. Het heil van God voor ieder mens door middel van een kind. Meestal is het zo dat als iemand een bepaalde taak moet uitvoeren, er gezocht wordt naar een daartoe geschikt persoon. Maar God stuurt een kind. Een hul­peloze baby die afhankelijk is van de verzorging van zijn vader en moe­der. Een baby geheel en al mens, even afhankelijk als ieder ander. Maar wel met beloften Gods over zijn leven.

“Want een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heer­schappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst”. Dat zijn beloften Gods over dat leven en dat gaat uit dat kind tevoorschijn komen. Daarom mag Kerstfeest een feest zijn. Omdat God heeft omgezien naar u, naar mij, door een kind geboren te laten worden, waarin Hijn hele genade is gaan tonen. Dat kind, Jezus, is opgegroeid, is volwassen geworden, heeft God doen kennen en Zijn liefde voor ons bekend gemaakt. God heeft daarin de weg van alle dingen bewandeld. Hij heeft geen hokus-pokus-pas gespeeld, maar een kind geboren

Dat mag ook voor u heel persoonlijk een reden zijn om feest te vieren. Door dit kind mag het u duidelijk zijn, dat God ook voor u belangstel­ling heeft. Hij leeft met u mee wat er ook in uw leven gebeurt. Hij wil graag betrokken zijn bij al wat u meemaakt. Hij wil de vreugde van uw leven mee beleven, maar ook in uw verdriet of zorgen delen. Als dat geen reden is om feest te vieren? Dat is kerstfeest. Door in te gaan op de woorden Gods “dat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”, mag ook in u dat kind van God geboren wor­den. Zo wil God u deel geven aan dat geweldige feest dat niet beperkt is tot een paar dagen in december, maar dat spreekt van leven en over­vloed.

(Red.: Jan Oud is voorganger van de volle evangelie gemeente te Leidschendam).

 

Het eindherstel binnengaan Door Ada Karst

Eindherstel! Dat is dus niet een oplossing voor éven. Het is voorgoed. Voorgoed is alles rechtgetrokken. Een nieuwe fase in het geloofsleven is aan­gebroken. Wie zou niet met beide benen daarin willen staan! Met grote vreugde zijn we bezig om de volheid ervan te ontdekken. Waar komt deze tijd van eindherstel ineens vandaan? En wat is het ver­schil met de vorige tijden? Vanuit de bijbel is er een grote lijn te zien in de tijden van Gods spreken: een tijd… tijden… en een halve tijd Openbaring 12 vers 13 tot en met 18 (Openb. 12:13-18).

Doordat ons eigen geloofsleven aan Zijn spreken is verbonden, hebben die tijden in ons eigen geloofsleven een plaats gekregen. Die tijden zijn niet ongemerkt gekomen en gegaan. Ze hebben tot nu toe hun sporen nagelaten. Wat heeft het ons gebracht?

geloofservaring, vanwege het over­leven van de tijden; ook confrontatie, want wat voor de één ‘het beloofde land’ is, is het voor de ander (nog) niet of juist niet; dat is een menselijk normaal gegeven, waardoor een dialoog een absolute voorwaarde is om samen daardoor verder te komen; het is nooit een abrupte overgangs­fase, al zijn er wel cruciale momen­ten van ‘nu of nooit’; het is een zaak van zien en hóren om de dageraad van een nieuwe dag waar te nemen;

er zijn bij de wisseling van geloofstijden geloofsgoederen die meegenomen en in verdere ontwik­keling worden gebracht; en er zijn zaken die vanzelf achtergelaten wor­den omdat ze zijn uitgediend.

Een tijd…

De hele periode van het Oude Verbond was een tijd van het voorlo­pige spreken van God. Het Oude Testament staat vol met verhalen over mensen uit die tijd. We kunnen er uit aflezen hoe men omging met wat gesproken was, welke afwegin­gen ze maakten, hoe hun gezind­heid was, welke daden er voortkwa­men uit hun gedachtegangen. En of men nu profeet heette of niet, altijd waren er mensen die instonden voor hetgeen God gesproken had. Als goede wachters zetten ze dan de bazuin aan de mond. Kaleb is daar een prachtig voorbeelcr van. Zijn naam betekent ‘hond’. Wat voor soort? Hij was een goede ‘hond’, een waakhond die als goede bewaker van Gods spreken op cru­ciale momenten kon ‘blaffen’. Hij en Jozua zijn in Gods spreken blijven staan. En al trokken ze mee terug de woestijn in, hun geloofservaring ging met hen mee. Het wachten in de tijd van het eerste Verbond was op het definitieve spre­ken van God, zoals Hij dat zou uit­spreken in de Zoon. Wanneer? De gelovigen van het Oude Verbond wisten dat ze ‘nu’ hun beslissingen namen in het Licht van ‘later’ en ‘dan’.        

Of, om het met de woorden van Hebr.i te zeggen: “In het laatst der dagen heeft God tot ons gesproken in de Zoon”. In Hem, de Zoon, zijn de laatste dagen van het Eerste Verbond voorbijgegaan. De tijd van ‘nu’ en ‘later’ is gekomen.

Tijden…

Dit zijn de tijden waarin allereerst Jezus en daarna, in Zijn opdracht staande, de apostelen de eerste aan­zet gaven tot een leven in een Nieuw Verbond. Dat zijn andere tijden. Ging de vorige tijd met heerlijkheid gepaard, deze tijden gingen de vorige in heerlijkheid te boven. God de Vader zou voortaan spreken in de Zóón. In gelijkenissen en beelden, vanwege de scharen, maar ook vrijuit tot de discipelen, sprak Jezus over wat tot nu toe verborgen was gebleven.

Ook onze ogen gingen open voor deze tijd! Velen van ons werden innerlijk geraakt door de woorden van Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03) die als ‘het funda­ment van het geloof in ons leven werden gelegd. Mensen groepeerden zich op grond van dit fundament als nieuwe gemeenten die de nieuwtestamentische gemeenten als voorbeeld hadden. Een onstuimige tijd.’ Aanvankelijk dachten we dat ieder dezelfde keuze zou maken als wij dat dan alles goed zou komen. We ondergingen en predikten ‘her­stel’.

Maar tegelijkertijd deden we de ont­dekking: dat ondanks ‘handoplegging’, niet iedereen genas; dat ondanks ‘doop in water door onderdompeling’, niet ieder tot opstaan in nieuw leven kwam; dat ondanks ‘vervulling met Geest’ niet ieder tot vernieuwing van den­ken kwam; dat ondanks ‘strijd tegen boze machten’, niet ieder tot geloofsont­wikkeling kwam.

Een nuchtere stand van zaken die om bezinning vraagt. Hoe stond het er al weer in Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01)?: ” Laten wij dan het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene zonder opnieuw het fun­dament te leggen…” Moeten we dan nóg méér strijden, nóg minder zondigen, nóg heiliger worden, om dan uiteindelijk bij het volkomene te arriveren, zodat, dan ‘de wereld kan zien dat…?’ Bij het horen van deze zin zou, bij wijze van spreken, Kaleb meteen gaan blaffen! Want deze zin is on­zin.

“Ons richten op het volkomene”, is: onze gedachten laten gaan over de nieuwe tijd waarin allereerst Jezus zelf is binnengegaan. Alweer een nieuwe tijd? Ja, want Jezus’ aanwe­zigheid op aarde in een lichaam van vlees en bloed was niet ‘het einde’! Zoals evenmin ‘het fundament’ waardoor we deelkregen aan de tijd van Jezus en de apostelen, het einde is. Jezus was immers nog niet ver­heerlijkt. Hij zou, na Zijn opstan­ding Zich weer verenigen met de Vader?

Daarmee is een tijd ingezet waarin Hij niet meer in de gestalte van vlees en bloed zijnde, spreekt. Voortaan spreekt Hij in Géést. In de volheid van Jezus en de Vader, van Woord én Geest is geen ‘dan’ en geen “later’. Het is een volle ingekor­te tijd waarin het Woord snel loopt om de mens snel te doen verstaan. De halve tijd!

In de tijd van het Oude Verbond was er, als teken uit het beloofde land, een druiventros te zien. En sommi­gen van het volk zullen het niet alleen gezien, maar ook wel ervan hebben geproefd. Er lag een belofte in.

Ook wij hebben ervan geproefd, als van het beloofde Land in de verte. In de tijden van Jezus en de apostelen was het Jezus die zei: “Ik ben de Wijnstok”. We hebben Zijn woorden en daden geproefd en erkend dat in Hem alle beloften zijn vervuld. En duidend op de halve tijd verheugde Jezus zich op de vreugde die voor Hem lag: mét ons de beker van het Nieuwe Verbond nieuw drinken in het Koninkrijk van de Vader. En dat proeven we.

Is de vreugde van de afgelopen tij­den nu voorbij? Nee, want in het nü ligt de optelsom van het Licht van alle tijden. Het is de tijd waarin Zijn eindonderwijs klinkt. En dat eindon­derwijs is het eindherstel van de Gemeente geworden.

De halve tijd…

Wat zullen we meenemen en wat zullen we achterlaten? We kunnen alleen maar ons eigen geloofsleven meenemen. En wat de tijd heeft uitgediend is vanzelf uit ons denken gevallen. Ook de zaken van het fundament, waaraan veel uiterlijke, letterlijke betekenissen kleefden, zijn voorbijgegaan. Maar het meest wezenlijke dat achtergela­ten is, is ‘de strijd tegen machten’. Waar zijn ze? Hun plaats wordt in het eindonderwijs niet meer gevon­den. Daardoor is er volop plaats gekomen voor, zoals Petrus zegt, “bezinning en rechte nuchterheid”. Hij voegt er aan toe: “…opdat gij kunt bidden”. Is ‘bidden’ in de halve tijd nu moéilijker, of gemakkelijker, of langer of kórter? Het heeft, als vanzelf, een andere, rijke inhoud gekregen. Want als wij geloven dat Hij wéét vóór wij Hem iets vragen, en als Hij niet nodig heeft dat iemand Hem iets vraagt, dan is de vertrouwensrelatie volkomen. Een geweldig eindherstel! Alle tijd om in onderhandeling te zijn met de gedachten die tot ons komen. Hoe? Door ze te verdiepen vanuit de Bijbel en ze te bezien en te herzien op grond van hun waarde in de tijd, in de tijden, en als eindon­derwijs de volle waarde in de halve tijd.

Het vrijuit spreken en overwegen in onszelf en met elkaar, in Woord en Geest, bewerkt vernieuwing in bele­ving van oude woorden. Er zijn dan ook nieuwe bewoordingen nodig die de nieuwe wijn kunnen bevatten. Dat te vinden is voor ons de heerlij­ke werkelijkheid van “de beker der dankzegging, die we dankzeggende zegenen”.

We kennen allemaal de vraag: “Gaat het goed?”

Er zijn mensen die genoegen nemen met het antwoord: “Ja hoor!” Wil je nog méér horen? Dan is het antwoord van de Gemeente:

“Het gaat wél, gelijk het onze ziel wél gaat.”

 

 

Engelen Gods bij  Jezus’ geboorte’ door Wim te Dorsthorst

 

Eén van de meest vreugdevolle gebeurtenissen in een huisgezin is, al er een kindje geboren gaat wor­den. In het ‘hemelse huisgezin’ was het al niet anders ten tijde van de geboorte van onze Heer Jezus. God de Vader zelf krijgt een Zoon; de eeuwige en lang verwachte. Door het hele Oude Testament loopt als een rode draad de lijn van de te ver­wachten Messias, Gods Zoon Jezus Christus.

Nog nooit is er zo’n activiteit van Gods engelen geweest bij een geboorte als bij de eniggeboren Zoon van God.

Het begint allemaal met de verschij­ning van een engel des Heren aan de oude Zacharias in de tempel, met de blijde tijding dat hij met z’n vrouw Elisabeth nog een zoon zullen krijgen, terwijl ze op hoge leeftijd zijn. Een hele bijzondere geboorte dus van een bijzondere zoon, die als een heraut voor de Messias uit zal gaan om voor Hem een weltoegerust volk te bereiden Lucas 1 vers 5 tot en met 17 (Luc. 01:05-17).

De boodschap van Gabriël

Een half jaar later zendt God Zijn persoonlijke engel, de engel Gabriël, die vaak genoemd wordt ‘de engel des Heren’, met de lang verwachte blijde tijding naar Maria; een een­voudige God vrezende jonge vrouw die maagd is. Zij is verloofd of ondertrouwd met een timmermans­zoon, Jozef.

De engel komt met de vrede Gods en brengt de meest bijzondere bood­schap die ooit een jonge vrouw ont­vangen heeft. Je moet proberen het voor je te zien; Maria in een eenvou­dig kamertje samen met de engel des Heren! Ik denk dat daar een hemelse sfeer is geweest van heiligheid en zuiverheid. En dan de boodschap: “Zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden” Lucas 1 vers 31 tot en met 35 (Luc. 01:31-35)-

Maria en Jozefs antwoord

Deze boodschap zal alles op z’n kop hebben gezet in het leven van Maria, die verlangend uitziet naar de trouw­dag met Jozef. Maar dan klinkt uit de mond van deze Godvrezende jonge vrouw het eenvoudige, maar o zo diep ingrijpende antwoord: ‘Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord’ Lucas 1 vers 38 (Luc. 01:38). En de engel ging van haar heen, staat er dan.

Het zal Maria wel geduizeld hebben bij de grote vraag in haar hart zal zijn geweest: hoe vertel ik zoiets aan Jozef? Maar dit probleem van Maria is nu ook Gods probleem en een engel des Heren verschijnt in een droom aan Jozef en zegt: ‘Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest. Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden” Matteüs 1 vers 20 en 21 (Matt. 01:20-21).

Als Jozef wakker wordt zal het hem ook wel geduizeld hebben, denk ik. Maria zwanger? ‘Wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest’!, hoort hij de engel nog zeggen. Jozef is evenals Maria de Here volko­men toegewijd, en al lijkt het alle­maal nog zo onwerkelijk, hij handelt zoals de engel van God hem gebo­den heeft. Met voorbijzien van zich­zelf is hun beider antwoord: Ja Heer, Uw wil met ons geschiede!

De les voor ons

Hoe diep kan het gaan als God van een mensenleven gebruik wil maken in Zijn heilshandelen! En wat een les voor de gemeente van Jezus Christus! Wie het zoonschap voort wil brengen zal misschien niet zo diep hoeven te gaan als deze twee pensen, maar het zal niet gaan zon­der zelfverloochening en volkomen toewijding en overgave aan de Heer. Wat zal dit paar vanaf dat moment beschermd zijn geweest door Gods heilige engelen.

En dan breekt de geboorte aan van dit bijzondere kind, dat de hele geschiedenis van mens en schep­ping zal veranderen tot in alle eeu­wigheden. Geen geboorte in een koninklijk paleis, maar in een onder­komen van het vee. Maar voor de hemel breekt het moment aan van ongekende vreugde, voor de Vader en Zijn hemelse legerscharen.

Het beste kunnen we hier de Bijbel zelf citeren: “En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophiel­den in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewik­keld en liggende in een kribbe. En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: Ere zij God in den hoge. en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” Lucas 2 vers 8 tot en met 14 (Luc. 02:08-14).

Vreugde en dankbaarheid

Niet voor te stellen hoe indrukwek­kend dat geweest moet zijn; voor even lijken hemel en aarde samen te vloeien. De engelen gaan weer heen van de herders, staat er, maar de boodschap van de engel klinkt nog na in hun oren: “Ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here”.

Maar ook het: “Ere zij God in den hoge en vrede op aarde bij de men­sen des welbehagens”, wat door die grote hemelse engelenschare gezon­gen werd.

Zij zullen hun ogen wel even uitge­wreven hebben voor ze naar Bethlehem gingen, maar ze zijn gegaan en ze hebben alles gevonden zoals de engel Gods het gezegd had Lucas 2 vers 15 tot en met 20 (Luc. 02:15-20).

Er zijn tegenwoordig heel wat men­sen die het beter willen weten dan God. Theologen, maar ook wel gewone christenen, halen de schou­ders op met de opmerking: welk ver­standig mens gelooft deze verhalen nog? ‘Maagdelijke geboorte’ en ‘Zoon van God’? Kom nou! Wie gelooft dat nog in de 21ste eeuw? Goddank is er ook een schare die het met de engelen mee willen zin­gen, want voor wie het wel gelooft zal het altijd weer een bron van vreugde en dankbaarheid zijn bij het lezen en overdenken ervan.

 

Blijdschap en lofprijs door Jildert de Boer

Wie een kind van God wordt, ervaart vrede in zijn hart en beleejt een grote vreugde. Het Woord van God spreekt van een enorme diepte hierin bij een verdergaande ontwikkeling: “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat” Filippenzen 4 vers 7 (Filip. 04:07) en: “een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde” 1 Petrus 1 vers 8 (1 Petr. 01:08). Het is heerlijk om geloofsblijdschap te smaken in de persoonlijke omgang met de Heer en in plaatselijke gemeentesamenkomsten.

Het uiten van emoties

Er is bij God geen tegenstelling tus­sen verstand en gevoel. Het gaat Hem immers om de hele mens! Het grote en eerste gebod geeft het zo treffend weer: God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw verstand en met geheel uw ziel Matteüs 22 vers 37 (Matt. 22:37). Daarom: Loof de Here mij ziel en al wat in mij is, Zijn heilige naam Psalm 103 vers 1 (Ps. 103:001). Bij alles hoort ook het gevoel! Het is onnatuurlijk om emoties te kneve­len. Het gaan drijven op gevoelens is evenwel een hachelijke, onzekere zaak. Gevoelens kunnen zijn als een trampoline. Zo veer je heel hoog op en zo ga je helemaal plat. Zo sta je en zo ga je! Emoties geven geen vaste, stabiele basis aan het leven van een mens. Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01). Emoties zijn geen maatstaf, maar komen voort uit de zegen die de Heer geeft. Vanwaar toch die over­trokken angst voor enige emotie? Aan degenen die koud of lauw gebleven zijn wordt in menige kerk geen strobreed in de weg gelegd. Wie echter laaiend enthousiast wordt voor het evangelie -de blijde boodschap- loopt te kans het etiket ‘dweperig’ of ‘overgeestelijk’ opge­plakt te krijgen. O wee, de gevestig­de orde zou eens doorbroken wor­den…

De bezieling van het nieuwe leven met Christus en de ontspannen geloofsblijheid zijn heerlijke zaken, die we niet kunnen missen! De reacties op nieuwe impulsen van Gods Geest zijn vaak koel en tradi­tioneel bepaald, al is het mooi als je hier en daar dingen in het kerkelijk milieu ziet doordringen. De aan­dacht voor de geestelijke gaven is veel meer aanwezig dan 20 of 30 jaar geleden. Het appèl van Pinksteren blijft niettemin actueel! De roep van het volle evangelie mag allerwegen worden gehoord! Mits dat ook gepaard gaat met een leven naar het volle evangelie. Niet elke volle evangelievlag dekt name­lijk de lading, de inhoud. Als het leven van de Heer in ons groeit, dan zijn ook onze samenkomsten leven­dig en is er volop vreugdebetoon aan God!

Komt er echter een levende evange­lieprediking met kracht en gezag af op een traditioneel christendom, dan reageren velen nog koud-intellectueel, zodat het niet in ze opkomt spontaan ‘halleluja’ uit te roepen! Dat is kennelijk iets raars! Dit ‘vreemde’ geluid zou de plechtige stilte verstoren en de gewijde sfeer bederven. Bovendien komt de ker­korde dan in het gedrang. Je kunt wel zingen “dat -’s Heren huis van vreugde druise”, maar dit gedruis zal dan toch voort moeten komen uit gelovigen, die tempels van de heilige Geest zijn geworden! Velen gedra­gen zich star, stijf en emotieloos. Men mag vooral geen ontroering zien, of een keer huilen, dan wel een traan wegpinken. De ‘nuchtere Hollander’ doet zoiets niet.

Dient de Here met vreugde!

Warmte en spontaniteit vindt men niet in formalistische kerkdiensten. Alles is voorbereid en verloopt vol­gens ‘orde van dienst’. Het is de dood in de pot voor het priester­schap van alle gelovigen 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09), die met hun redelijke ere­dienst niet uit de voeten kunnen, want hun inbreng wordt geredu­ceerd tot bijna nul. Daarom is er sprake van een steriele zaak. waar één man geroepen (beroepen) is alles te doen. Helaas, wat jammer! De dynamiek van het lichaam van Christus daarentegen is juist een soepele, frisse en verblijdende zaak, waar velen tot dienstbetoon komen en dat werkt opbouwend en aanste­kelijk. Initiatief nemende leiders kunnen zich tot en met verblijden als de leden van het lichaam geeste­lijk groeien in leven en dienen. Daar straalt vreugde vanuit! Op dit punt kunnen we onszelf toet­sen: hoe staat het met mijn vreugde over de verlossing, die ook voor mij in Christus Jezus gekomen is? Is die blijdschap er op een intense wijze? Of ontbreekt die door sleur en gewoontepatroon?

Lofoffers brengen

God verlangt ernaar dat we de vreug­de, die in ons hart gegeven is uiten! Blijdschap door de heilige Geest! Ontvang die vreugdeolie! Om hiermee gezalfd te worden, geldt er wel een voorwaarde, namelijk: gerechtigheid liefhebben en onge­rechtigheid haten Hebreeën 1 vers 9 (Heb. 01:09). Jezus heeft het kruis op Zich geno­men. In onze navolging als discipe­len gaat het ook om zelfverlooche­ning en dagelijks het kruis opnemen Lucas 9 vers 23 (Luc. 09:23). Op die manier krijgen lofoffers aan God diepte en is de blijdschap niet een aangeplakte buitenkant-vreugde, maar een vrucht van de Geest Psalm 50 vers 23; Galaten 5 vers 22 (Ps. 050:023 en Gal. 05:22).

Openheid voor lofprijs op samen­komsten en bidstonden is verkwik­kend. Er mag overvloed van ware jubel zijn zonder benepenheid en terughoudendheid. Het is heerlijk om vrij te komen van traditionele reserves en remmingen, zodat het wordt: “zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in Uw naam mijn han­den opheffen” Psalm 63 vers 5 (Ps. 063:005). Dat vraagt om een afleggen van gewilde nede­righeid en van altijd in de plooi wil­len zijn. Levend geloof en spranke­lende blijdschap gaan hand in hand! Strijd zonder blijdschap is niets anders dan wettische kramp of onge­loof. Daar moet je de tanden voor op elkaar zetten en nog blijft het wrin­gen. Maar blijdschap zonder dat de strijd in de hemelse gewesten gele­verd wordt, is oppervlakkigheid. Vreugde bedrijven zonder dat de goede strijd des geloofs wordt gestreden, is het opgaan in een roes. Dat leidt tot een zogenaamde vrij­heid, waarbij de ernst van de kamp met de vijand wordt onderschat. Het is een valkuil te zwelgen in een zogenaamde blijdschap, die zweve­rig wordt, maar die niet resulteert in een door en door aan de Heer toege­wijd leven.

Volledige toewijding

Wij mogen vreugde bedrijven en God de eer geven, als wij ons leven toebereiden en ons gereed maken voor Hem Openbaring 9 vers 17 (Openb. 19:07). Het is goed om met geheel ons hart de Here te aanbidden en te prijzen, om Wie Hij is, om wat Hij gedaan heeft en om wat Hij nog meer in ons wil bewerken.

Velen zullen bevrijd moeten worden van een kwijnende geest, om een lofgewaad aan te trekken Jesaja 61 vers 3 (Jes. 61:03). Anders komen ze in hun benauwde leven nooit aan de lof van God toe. Laat de oproep “wordt vervuld met de Geest” een heldere aansporing voor ons leven zijn! De gevolgen zijn dan wis en zeker: “zingt en jubelt de Here van harte” Efeze 5 vers 18 en 19 (Ef. 05:18-19).

Immers: “Welzalig het volk dat de jubelroep kent, zij wandelen, Here, in het licht van Uw aanschijn” Psalm 89 vers 16 (Ps. 089:016). Er is sprake van “een feest­vierende menigte, bij jubelklank en lofgezang” Psalm 42 vers 5 (Ps. 042:005). “Als de recht­vaardigen juichen, is de heerlijkheid groot” Spreuken 28 vers 12 (Spr. 28:12). Blijdschap als uiterlijk verschijnsel alleen is hol. Toen Paulus aan de Filippenzen schreef deed hij dat vanuit de gevangenis en we verstaan dan de diepe dimensie in zijn opwekking “verblijd u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: verblijdt u”! Filippenzen 4 vers 4 (Filip. 04:04). Lofprijs zonder de prijs te willen betalen van gehoorzaamheid en een toegewijd leven aan God is leeg. Lof van binnenuit je hart, vanuit je leven dat Christus is, betekent eer en glo­rie aan de Heer! De bedoeling is: “opdat wij zouden zijn tot lof Zijner heerlijkheid” Efeze 1 vers 12 (Ef. 01:12). Dit zijn duidt op onze levensopenbaring in Christus! Zonder dat bestaan de woorden van lofprijzing alleen maar uit holle klanken en holle vaten klin­ken het hardst. Van dit religieus amusement geldt: “veel geschreeuw, maar weinig wol”. Hoe heerlijk is het als ons hart en leven een klankbodem is geworden van de werking van Gods goede Geest, die God hun gegeven heeft die Hem gehoorzaam zijn Handelingen 5 vers 32 (Hand. 05:32). Lofprijzing is dan ook geen vervangingsmiddel van serieuze, gedegen Woordverkondiging, die levensverandering beoogt! Lofprijzing: een wapen in de strijd Strijd en blijdschap, vreugde in de verzoekingen gaan samen. Lofprijzing toepassen in de beproe­vingen is niet goedkoop, maar wer­kelijk een wapen in de strijd van het geloof. Het gaat dwars tegen je gevoel in om tot deze privé-lofprijs te komen in moeilijke situaties en de duivel probeert er als de kippen bij te zijn, om ons onder druk te zet­ten en ons een toontje lager te laten zingen, of zelfs ons te verzoeken helemaal onze mond maar te hou­den. Lof offeren vereert niet alleen God, maar baant de weg, dat Hij ons Zijn heil doet zien Psalm 50 vers 23 (Ps. 050:023).

Volkomen blijdschap

Jezus sprak krachtig over blijdschap. “Dit heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zij en uw blijd­schap vervuld worde” Johannes 15 vers 11 (Joh. 15:11). Waarover had Hij dan gesproken? Over de combinatie van Zijn gebo­den en de liefde Johannes 15 vers 10 (Joh. 15:10). Johannes 17 vers 13 (Joh. 17:13) zegt: “…opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben”. Hier is de blijdschap onderdeel van de god­delijke natuur en in het verband van dit gedeelte gekoppeld aan Gods Woord: ware eenheid en niet uit de wereld zijn. “Bidt in Mijn naam en gij zult ontvangen, opdat uw blijd­schap vervuld zij” Johannes 16 vers 23 en 24 (Joh. 16:23-24). Naar aanleiding van de onderlinge gemeenschap en de gemeenschap met de Vader en de Zoon, zegt Johannes: “En deze dingen schrijven wij u, opdat onze blijdschap volkomen zij” 1 Johannes 1 vers 4 (1 Joh. 01:04). Natuurlijk was dit voor hem geen utopie, maar een bereikbaar, een te realiseren ide­aal. Kunnen wij niet veel meer van de ware vreugde in God gebruiken? We hopen dat het aangereikte u ver­lokt en verrukt heeft, om deel te krij­gen aan werkelijke vreugde van bin­nen, die ook naar buiten uitstraalt. Bovendien dat u leert in alle omstan­digheden van uw leven leert God te prijzen en te danken, niet voor alles wat de boze doet, maar wel onder alles! 1 Thessalonicenzen 5 vers 18 (1 Thess. 05:18). “De God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede, om overvloedig te zijn in de hoop door de kracht des heiligen Geestes” Romeinen 15 vers 13 (Rom. 15:13).

Daarom: “Alles wat adem heeft, love de Here”! Psalm 150 vers 6 (Ps. 150:006).

 

De Naam van Jezus (gedicht) door Astrid Poldervaart

Zo mooi en krachtig tegelijk

de Stem die tot de hemel reikt

is Uw Naam.

De overwinning is garant

als wapen in de tegenstand

door Uw Naam.

 

Zo vaak misbruikt, zo vaak miskent

door vele mensen ongewenst

is Uw Naam.

Onderschat en ondoordacht

als vloek gebracht en zo verkracht

is Uw Naam.

 

Uw Naam die ons gegeven is

is sterker dan de duisternis

Uw Naam.

Uw Naam is boven alle naam

de Naam van Jezus roep ik aan

Uw Naam.

 

Voor ieder die in Hem gelooft

heeft Hij ook de kracht beloofd

van Zijn Naam.

Hij maakt van jou een sterke held

die niet bang is maar vertelt

van Zijn Naam.

 

Zo mooi en krachtig tegelijk

de Stem die tot de hemel reikt

is Uw Naam.

En zelfs de glans van zon en maan

gaat teniet bij de kracht

van Zijn Naam.

 

Uw Naam die ons gegeven is

is sterker dan de duisternis

Uw Naam.

Uw naam is boven alle naam

de Naam van Jezus roep ik aan

Uw Naam.

 

Kerstfeest, een verjaardag? Door Froukje Huis

Ring… ring… ring… De telefoon! Ik haast me er heen, maar hij wordt al opgenomen. Even later: ‘Telefoon voor jou!’ ‘Hier ben ik al’

‘Ja, ‘k ben het wel van plan naar haar verjaardag te gaan’

‘Leuk, dan gaan we samen, weet jij soms iets leuks voor haar?’

Nee, zeep is slecht voor de huid!’

Voor planten heeft ze geen plaats. Wat dacht je van een boek?’

Ja, ’t is moeilijk, vooral als je iemand oppervlakkig kent’

Oké, hoe laat kom je me halen?

Best, tot morgen!’

Even opschrijven op de kalender. Leuk om samen op bezoek te gaan; veel gezelliger dan alleen. Maar…, wat kunnen we voor haar meene­men? Moeilijk, moeilijk, enz. Morgen maar even zoeken. Je kunt niet met lege handen op een verjaar­dag komen!

Binnenkort vieren we weer Kerstfeest. Dan vieren we de geboor­tedag van de Here Jezus. We komen samen om Hem te loven en te prij­zen, omdat Hij ons verlost heeft uit de duisternis en ons door Zijn dood eeuwig leven heeft gebracht. Ons Kerstfeest is onlosmakelijk ver­bonden met Pasen en Pinksteren, maar… kunnen we op dit geboorte­feest met lege handen verschijnen? Weet u misschien iets wat we Hem kunnen geven? Een extra gift in de kollekte? Dat zou fijn zijn, maar het is weinig persoonlijk. Jezus is toch onze Vriend, Iemand van wie we houden en met wie we dagelijks omgaan? Wat zou Hij nu graag van ons willen? Hier volgen enkele ‘sug­gesties’!

– “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren…” Johannes 14 vers 15 (Joh. 14:15).

“Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt…” Johannes 15 vers 12 (Joh. 15:12).

“… opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen” Johannes 15 vers 16 (Joh. 15:16).

“… opdat zij allen één zijn” Johannes 17 vers 21 (Joh. 17:21).

“Laat zo uw licht schijnen…” Matteüs 5 vers 16 (Matt. 05:16).

-“… verkondig het evangelie” Markus 16 vers 15 (Mark. 16:15).

En zo kunnen we maar doorgaan!

Misschien bent u vandaag ook zo’n uitspraak in de Bijbel tegengeko­men, waarvan u dacht: wat zou ik dat graag willen! Breng dat mee als kadootje voor de Here Jezus. “Heer, ik wil zo graag meer vrucht dragen!

Heer, ik wil zo graag mijn licht meer laten schijnen.

Heer, we willen zo graag één zijn, want we hebben U lief en willen niets liever dan U gehoorzaam zijn”.

Wat een feest zullen we dan hebben!

 

Wat nu? Door Cees Maliepaard

New York City grote stad,

Manhattan met veel torens,

Onverwoestbaar lijkt ons dat.

Er bovenuit twee horens

Als van een dier,

Een sterke stier

Ontembaar voor de mensen,

’t Gaat welgesteld

Om ’t grote geld

Meer dan men zich kan wensen

 

De zon die schittert aan de lucht

Als we een Boeiing horen

Een kaper raakt in vogelvlucht

De noordelijke toren.

De hulp komt heel vlug van de grond

Geen tijd gaat er verloren

Een tweede toestel kraakt tersond

De zuidelijke toren

Het duurt niet lang met veel geraas

Komt ’t eind van de Twin Towers

De trots van Brooklyn die helaas

Oogt als vertrapte flowers

Duizenden dood door extremisten

Door moslim-fundamentalisten

Die in de vier gekaapte kisten

Het leven van zeer veel uitwisten

 

In de VS is nu veel leed

Zoals een iedereen wel weet

Men rouwt om wie men heeft verloren

Dat is tienduizenden beschoren

Wij leven daag’lijks met hen mee

Aan deze kant der grote zee

Helpt het als je in gebeden

Aandacht aan hen blijft besteden?

Hebben zij van die verrichtting

Merkbaar enige verlichting?

Of geeft ’t rust in het gemoed

Van degeen die aldus doet?

Ik ben nog niet uitgedacht

Over wat ‘k er van verwacht

 

Een ding kunnen we wel weten,

En dat zullen we niet vergeten:

Satan opereert op aarde

Rovend al wat is van waarde

Elke chaos en vernieling

Stimuleert hij met bezieling.

Maar hij werkt het liefst met angst

Want dan is de mens het bangst.

Hij aast immers ’t allermeest

Op des mensen ziel en geest.

’t Is zijn allergrootst begeren

Ziel en geest te ruïneren.

 

Let wel in Amerika

Had men niets aan bla-bla-bla.

Velen hadden niets te kiezen.

’t Leven moesten ze verliezen.

Maar wij die vandaag nog leven

Mogen elke dag ons geven

Door te leven tot de eer

Onzer glorierijke Heer

Wij zullen ’t goede dus betrachten

En het mens’lijk leed verzachten.

Jezus geeft elkeen een taak,

En dat s een goede zaak.

Zo zijn wij dus best bewogen

Met hetgeen hier is voor ogen.

Maar het heil voor allen is

Toch bij God, dat is gewis

Daardoor zijn w’ op aard’ maar vreemden.

En eigenlijk totaal ontheemden.

 

De nood op aard’ gaan we niet voorbij,

Maar in de hemel leven wij!