Selecteer een pagina

Levend Geloof – 227

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Dit nummer kan beschouwd worden als een ‘bewaarnummer’. Niet omdat het met een aantal pagina’s is uitgebreid, maar uiteraard wel omdat het ’t laatste nummer is dat er van Levend Geloof uitkomt. Na 439 nummers in 44 jaar hebben wij er een punt achter gezet, zoals we in de brief die bij ons vorige nummer was gevoegd al hebben uiteengezet. Velen vonden het jammer (een bewijs hoe ons blad gewaardeerd werd), maar vrijwel iedereen had er respect en begrip voor.

En nu dus het laatste nummer. Behalve de ‘gewone’ artikelen ontkomen we er daarbij niet aan een kleine terugblik te werpen op de jaren dat ons blad is verschenen. Nu zijn we niet iemand die veel met het verleden bezig is. En ook hebben we niet alle details in gedachten, maar toch hebben we geprobeerd om even terug te kijken in de achter ons liggende jaren. Daarbij overheerst het woord ‘dankbaarheid’. In de eerste plaats jegens Hem die ons de kracht en de mogelijkheden gaf het blad uit te geven. Dankbaarheid ook aan hen die in het blad schreven. Zonder hen -we schreven het elders ook al- zou het niet gewor­den zijn wat het was: een blad met een veelzijdige belichting van het oorspronkelijke evangelie: het evangelie van het Koninkrijk, waarvoor de Heer ons de ogen heeft geopend en die alle facetten van een ‘volledig evangelie’ omvat. Nu zijn we ons bewust dat de ontdekking van de volle betekenis daarvan nog steeds doorgaat. Daarom legden wij in de verschillende artikelen vaak de nadruk op de grote betekenis om geestelijk te groeien zodat het volwassen sta­dium in Christus bereikt wordt. Dit is geen theoretische aangelegenheid, want het gaat uiteindelijk om het praktisch beleven!

Het is van groot belang dat wij als christenen deze doelstelling voor ogen hou­den: een ‘volledige christen’ te worden, zodat ook ons getuigenis in deze wereld zo effectief mogelijk zal zijn. Daarbij mogen we er van overtuigd zijn dat Hij -om Paulus te citeren- het goede werk in ons begonnen, ook zal voltooien op de grote dag van Christus jezus!

De bouw van de tempel, zoals we in het Oude Testament kunnen lezen, werd voorafgegaan door de bouw van de tabernakel (zie tekening). In het Nieuwe Testament gaat het ech­ter niet meer om een tabernakel of tempel van hout of steen, want “God woont niet in tempels met handen gemaakt” Handelingen 17 vers 20 (Hand. 17:20). De Gemeente van Christus vormt nu de tempel van God 1 Korinthe 3 vers 16 en 17 (1 Kor. 03:16-17) en de leden van deze gemeente zijn de ‘levende stenen’ waarmee deze tem­pel gebouwd is.

Gert-Jan Doornink

 

Vreugdevol afscheid van ons magazine Door Gert Jan Doornink

 

Dit hoofdartikel is anders dan anders. Meestal gaat het over een speciaal onderwerp bestemd voor de verdere opbouw en ontwikkeling van ons geloofsleven. Maar de inhoud van dit laatste artikel is een terugblik op de 44 jaar dat Levend Geloof is verschenen. Ik heb geen dagboek bijgehouden en ben ook niet zo’n onthouder van allerlei details uit het verleden of zit veel in het verleden te graven, maar het zijn dus wat herinneringen die mij bij het over­denken van deze periode te binnen schieten. Als christenen leven we in het heden en denken aan de toekomst, maar mogen ons wel realiseren dat het heden ondenkbaar is zonder het verle­den. Verleden, heden en toekomst vormen een onlosmakelijke eenheid.

De titel van dit hoofdartikel doet wat paradoxaal aan, want hoe kun je nu blij zijn met een blad dat voor ’t laatst verschijnt en dat bij velen zo geliefd is? Toch heb ik met blijd­schap en dankbaarheid dit laatste nummer samengesteld, daarbij in de eerste plaats bedenkend dat Levend Geloof geen doel was, maar een middel, een van de vele middelen die de Heer wil

gebruiken om het evangelie door te geven en uit te leggen. En een mid­del is tijdelijk, geldt voor een bepaal­de periode, waarvan ik wat ons blad betreft de zekerheid had dat die nu voorbij is.

Levend Geloof is al die jaren onder mijn eindverantwoording versche­nen, het maakte een ontwikkeling door van eenvoudig evangelisatie­blaadje tot een professioneel uitge­voerd blad zoals het nu is.

Hoe het begon

Waarom begint iemand met de uit­gave van een blad? Dat heeft alles te maken met mijn passie voor het geschreven en gedrukte woord. Van jongs af aan was ik gefascineerd door kranten. Ik herinner mij dat ik als jongetje van een jaar of 8, 9 al krantjes ging maken met het nieuws van de boerderij waar ik als enigst kind ben opgegroeid. Dat gebeurde niet dagelijks maar zo nu en dan. Ik nam daarvoor blaadjes uit een schoolschrift en gebruikte een pot­lood of pen. Dat heeft heel wat jaren geduurd, voordat ik wat serieuzer te werk ging, door bijvoorbeeld de nieuwsberichten van het dorpje waar ik woonde op te sturen naar een regiokrant die dat ook publiceerde.  Toen ik wat ouder werd kwam er nog een andere ‘hobby’ tot ontwik­keling dat was ‘het weer’ en alles wat daarmee te maken had. Op een boerderij wordt je natuurlijk veel met de weersontwikkelingen gecon­fronteerd. Ik abonneerde mij op een gestencild blad dat het KNMI des­tijds dagelijks uitgaf en daarnaast las ik verschillende boeken over het weer, Mede door eigen waarnemin­gen kon ik uiteindelijk vrij goed het weer voorspellen. Ik schreef zelfs enige tijd stukjes in een toenmalig landelijk dagblad. Ook nu wordt me nog wel eens gevraagd wat voor

weer we krijgen waarbij ik eerlijk­heidshalve moet toegeven dat ik het nogal eens mis heb…

De oorlogsjaren

Maar nu terug naar de boerderij waar ik opgroeide. Toen de oorlog in 1940 uitbrak was ik 10 jaar. Op de leeftijd van 10 tot 15 jaar maakte ik dus de oorlog mee. De ellende van zo’n oorlog dringt dan nog niet ten volle tot je door. Ik vond het allemaal wel interessant, bijvoorbeeld als er grote formaties vliegtuigen overvlo­gen op weg om in Duitsland te gaan bombarderen. Natuurlijk waren er ook wel angstige momenten, bij­voorbeeld bij beschietingen of als er een vliegtuig werd neergeschoten, nadat onze boerderij aan de dijk van de IJssel gebouwd was, moesten we in de meidagen van 1940 eva­cueren, want langs de IJssel was de zogenaamde IJssellinie gebouwd, met de bedoeling de Duitsers tegen te houden. Van 1939 tot 1940 waren er vaak Nederlandse militairen inge­kwartierd, maar in 1940 werd er vrijwel niet gevochten langs de IJssel. In tegenstelling met april 1945 toen de Duitsers probeerden de Canadezen die van de oostkant de rivier over wilden steken tegen te houden. Maar ook toen kwam het niet tot noemenswaardige gevechten al zaten er door beschietingen wel verschillende kogelgaten in de boer­derij. Ook toen waren we enige tijd geëvacueerd, terwijl vooral het laat­ste halfjaar voor de bevrijding op 17 april 1945, veel mensen uit het Westen op de boerderij sliepen, bij hun tochten om voedsel op te halen van het platteland. Zij gingen dan met de pont over de IJssel naar Wijhe. De pont was dichtbij de boer­derij, maar voer de laatste periode voor de bevrijding niet meer. Dit was ook de reden dat ik niet meer naar school ging. In 1942 of ’43 ging ik namelijk vanaf de lagere school naar de MULO in Wijhe, maar maakte deze school niet af. Als enigst kind werd van je verwacht dat ik toch de boerderij later zou overne­men van mijn ouders. En volgde daarom de eerste jaren na de oorlog de opleiding aan de Middelbare Landbouwschool in Zutphen en de Fruitteeltvakschool in Twello. Achteraf kun je zeggen: had je niet een ander beroep kunnen kiezen? Met de gedachten van nu, maar dat is natuurlijk onrealistisch, zou dat journalist of schrijver geweest zijn.

Het nieuwe leven breekt baan!

Er ging echter iets geheel anders gebeuren in mijn leven! Samen met mijn ouders ging ik als kind regel­matig mee naar de Hervormde kerk van Vorchten, het dorpje waar ik woonde. In dit oude kerkje -één van de oudste van ons land- was ’s zon­dags één keer dienst. Er spraken, omdat men gedurende een lange periode geen eigen dominee had, predikanten van verschillende ‘rich­ting’, dat wil zeggen vrijzinnigen, rechtzinnigen en van de ‘zware’ Gereformeerde bondsrichting. Mijn ouders waren, net als de meeste andere mensen van het dorp, recht­zinnig (oftewel confessioneel, mid­den-orthodox). Toen er na verschil­lende jaren zonder vaste predikant weer een eigen dominee kwam, werd deze na een paar jaar opgevolgd door een andere. Dat was een domi­nee met vrij evangelische achter­grond. In mijn leven had dit een positieve uitwerking. Ik werd actief en uiteindelijk secretaris van zowel de jongemannenvereniging als de plaatselijke afdeling van de Jonge Kerk.

In 1952 (ik was toen 22 jaar) werd op de maandelijkse contactavond van de Jonge Kerk ds. W. A. Plug uitgenodigd van het conferentieoord De Hezenberg uit Hattem. Hij sprak over het onderwerp ‘Geloof, gebed en genezing’, mede naar aanleiding van de Duitse evangelist Hermann Zaiss die in die tijd een toernee door Nederland had gehouden. Hoewel ik voor die datum ook vele preken en toespraken had gehoord werd ik, door wat er die avond gesproken werd ‘in mijn hart geraakt’, zodanig dat ik enige tijd later thuis op mijn slaapkamer op de knieën ging en mijn leven aan de Heer gaf. Wat ik precies bad weet ik niet meer maar wel dat daarin de woorden voorkwa­men ‘O, Heer, wees mij zondaar genadig…’ Er kwam een grote veran­dering in mijn leven, waaraan ik vandaag nog met grote dankbaar­heid en blijdschap kan terugdenken. Niet alleen ik maar ook enkele ande­ren uit het dorp en omgeving kwa­men in die tijd tot bekering. We organiseerden met instemming van de dominee, allerlei activiteiten, zoals bijzondere avonden in de kerk, waarvoor allerlei positieve sprekers werden uitgenodigd. Ik herinner mij Leo Pasman, de tolk van Hermann Zaiss, F. A. Stroethoff, Nol Esmeyer en Johan Maasbach. Samen met enkele anderen gingen we naar de grote meetings van Billy Graham in Amsterdam en Rotterdam en in 1958 organiseerden wij een bustocht naar de grote samenkomst van Tommy Osborn op het Malieveld in Den Haag. Ook bezochten we samenkomsten in de omgeving van evangelische gemeen­schappen die er toen waren.

De werkelijke gemeente

Op een gegeven moment zagen we ook in dat we ons moesten laten dopen door onderdompeling als symbool van het afleggen van ons oude leven en het beginnen van een nieuw leven. Tot dusver had dit alles de instemming van de dominee, die ook mee geweest was naar de samen­komst van Osborn, maar deze stap ging hem toch te ver, ja wekte dus­danige weerstand op dat we (ik spreek dus in het meervoud omdat dit ook gold voor anderen) niet meer aan het Avondmaal mochten. De dominee kwam met een paar ouder­lingen op bezoek en lazen een brief voor van het zogenaamde classicale bestuur van de Hervormde kerk waarin dit verbod vermeld stond. Dit was voor mij de stap om te bedanken als lid van de kerk, waar ik enkele jaren daarvoor lid van was geworden. Ik kwam daardoor ‘bui­ten de kerk’ terecht. Maar gelukkig kon ik binnen de ‘werkelijke gemeente van Christus’ verder tot ontplooiing komen. Ook werd ik in die tijd gedoopt en vervuld met Gods Geest en geleide­lijk aan ontstond ook het verlangen om het evangelie op schriftelijke wijze door te geven. Ik begon met een klein vlugschrift met als titel: ‘Jezus is het Antwoord’ en op 1 november 1961 richtte ik het blad ‘Levend Geloof’ op. Er werden in die opwekkingstijd meerdere bladen opgericht zoals Stromen van Kracht, Nieuw Leven en Opwekking, terwijl bladen zoals De Oogst, Het Zoeklicht. Gouden Schoven en Kracht van Omhoog al bestonden en ook meer en meer opwekkingsarti­kelen gingen publiceren met veel getuigenissen van bekering en gene­zing.

Geboorte van Levend Geloof

In januari 1962 verscheen het eerste nummer van Levend Geloof in een bescheiden oplage van 150 exempla­ren wat ik bij een stencilinrichting liet verzorgen. Maar al spoedig nam ik dit werk zelf over door de aan­schaf van een stencilmachine met toebehoren. Levend Geloof bleef altijd een ‘blad op de achtergrond’, dat wil zeggen timmerde niet groot aan de weg, nam geen advertenties op, maar raakte toch bij velen bekend.

Ook gingen verschillende mensen er in schrijven. Enkele mensen die gedurende vele jaren in het blad hebben geschreven waren Jan Companjen, Jan Noë en Klaas (toen nog Nico) Goverts. Maar we zouden wel 40 andere namen kunnen ver­melden die in de loop van de jaren veel hebben betekend voor het blad bij het doorgeven van het volle evan­gelie.

Daarbij kwam ik ook al spoedig tot de conclusie zo min mogelijk ver­taalde artikelen van buitenlandse evangelisten op te nemen, omdat er in Nederland en België voldoende eigen schrijvers waren. De laatste jaren waren vooral Wim te Dorsthorst, Jildert de Boer, Hessel Hoefnagel, Cees Maliepaard en Duurt Sikkens de belangrijkste medewerkers terwijl periodiek onder andere ook Peter Koumans, Tea Keuper, Peter Annotee en Jack Schoenaars in het blad schreven. Door de kontakten die wij via de spreekbeurten in de verschillende gemeenten hadden, kwam het blad ook op verschillende boekentafels van de gemeenten te liggen. Vanaf 1996 ging het om de 2 maanden op A4-formaat verschijnen. Daarbij werd de opmaak op professionele wijze verzorgd door mijn zoon Daniël, Voor 1996 was het steeds op A5 formaat als maandblad uitgeko­men en gedurende een korte tijd zelfs als weekblad! In de loop der jaren werden ook ver­schillende boekjes en brochures uit­gegeven, zoals ‘Hoe beleven wij ons geloof? en ‘Het wonder van het leven’ van mijzelf. Van Klaas Goverts verscheen een driedelige serie over Job, die eerst als artikelenserie in Levend Geloof was gepubliceerd. Wim te Dorsthorst schreef ‘Geestelijk licht op Israël’ en van Tea Keuper verscheen het gedichten­boekje ‘Wandelen met God’.

Fulltime in Zijn dienst

Tijdens de 44 jaar dat Levend Geloof is uitgekomen was er nóg iets gebeurd, waardoor ik voortaan alle aandacht aan de uitgave van ons blad kon besteden. De boerderij die we (ik was ondertussen in 1965 getrouwd) van mijn vader hadden overgenomen, (hij overleed in 1973, mijn moeder al eerder) gingen we in 1975 verkopen. We kregen twee kin­deren (en hebben nu ook een lieve schoondochter en drie schatten van kleinkinderen). Nadat we verhuisd waren ging ik voortaan alle aandacht besteden aan de uitgave van het blad. De stencilmachine werd ver­vangen door een echte offsetpers, met plaatmaker, snijmachine, etc. Daarbij was het aanvankelijk de bedoeling ook voor anderen te druk­ken, maar na een korte periode, kon ik in ’t vervolg alle aandacht besteden aan het werk in Gods Koninkrijk door tevens spreekbeurten en Bijbelstudies in verschillende gemeenten te houden en hier en daar mee te werken in het pastoraat. De verzorging van het blad was echter het belangrijkste onderdeel van mijn werk, vooral ook omdat ik alles zelf deed, want behalve de vormge­ving en het drukken werd ook het vouwen, nieten, binden en post klaar maken zoveel mogelijk zelf gedaan, met het vele werk wat daarbij kwam, zoals de administratie, correspon­dentie, het onderhouden van (telefo­nische) kontakten, enz..

Verdere geestelijke doorbraak

In de tijd dat Levend Geloof ver­scheen, was er nóg een bijzondere gebeurtenis die zeker niet onver­meld mag blijven. In de jaren tussen ’75 en ’80 ontstond er namelijk een verdere geestelijke doorbraak in mijn leven. Ik leerde geleidelijk aan onderkennen dat iedere christen zich bewust behoort te zijn dat hij of zij met Christus een plaats heeft gekregen in de hemelse gewesten omdat we alleen van daaruit kunnen strijden en overwinnen. Ik ontdekte hoe belangrijk het is dat we onze geestelijke plaats met Christus hebben ingenomen. Dat is namelijk de basis om geestelijk ver­der te groeien, zodat we uiteindelijk het volwassen stadium in Christus kunnen bereiken. Daar hebben wij als schrijvers in Levend Geloof ook steeds weer de nadruk op gelegd. Er is immers zoveel meer rijkdom en heerlijkheid te beleven als we de geestelijke weg leren bewande­len!

Het blad Kracht van Omhoog onder leiding van Jo van den Brink was vanaf de 70-er jaren de spreekbuis van dit geestelijk denken en beleven geworden. Toen ook Levend Geloof deze weg ging ontdekken en erover ging publiceren mocht ik in verschil­lende gemeenten waar ik sprak niet meer voorgaan. Ook mocht het blad niet meer op de boekentafels. Nieuwe deuren gingen echter open en in enkele evangelische gemeen­ten waar ik al vele jaren sprak en waar men op bepaalde punten anders dacht, bleef ik toch gehandhaafd.

En nu is dit dus het laatste nummer van Levend Geloof wat u in handen heeft! Toen ik begin augustus ieder­een die in de afgelopen jaren heeft geschreven voor het blad op de hoogte ging stellen was er bij velen uiteraard een teleurstelling, maar iedereen kon er volledig begrip voor opbrengen. (Enkele citaten uit reacties die binnenkwamen treft u elders aan dit nummer).

Wij zijn allemaal belangrijk!

Zoals ik in het begin van dit artikel al heb opgemerkt was het blad zelf geen doel maar een middel. Een middel, één van de vele, om de heer­lijke boodschap van het Koninkrijk Gods (het onvervalste, echte evange­lie) door te geven. Daarbij was mijn principe enerzijds dat de inhoud niet fanatiek of extreem behoorde te zijn, maar anderzijds ook geen water in de wijn mocht worden gedaan. Velen wisten dit te waarderen en herkenden erin de echte liefde van Christus. Daarom zie ik niet met weemoed terug op de jaren die ach­ter mij liggen, maar met blijdschap en dankbaarheid dat ik dit werk, samen met alle anderen, heb mogen doen. Daarbij wil ik ook degenen die ons werk financieel ondersteunden, waaronder ook ver­schillende gemeenten, niet vergeten! In Gods ogen zijn wij allemaal even belangrijk, welke taak we ook heb­ben in dienst van Gods Koninkrijk. Ik denk daarbij aan wat de apostel Paulus daarover schrijft, in zijn eer­ste brief aan de gemeente te Korinthe hoofdstuk 3. In vers 7 schrijft hij bijvoorbeeld: “Het is niet belangrijk wie plant of wie begiet; alleen God is belangrijk, want hij doet groeien”. En weet u wat zo geweldig is? Hij vindt ook óns belangrijk! We zijn immers geschapen naar Zijn beeld: volmaakt en uniek. Hij heeft een plan, een doel met ons leven. We mogen, onder inspiratie van Gods Geest die wil samenwerken met onze geest, goede werken doen tot verheerlijking van Zijn Naam en het zichtbaar worden van Zijn Koninkrijk! Dit maakt ons blij en gelukkig.

Echte blijdschap gaat altijd gepaard met dankbaarheid. Dankbaarheid jegens Hem die het mij, samen met alle anderen, mogelijk maakte door te geven en uit te leggen wat een heerlijk evangelie ons is toever­trouwd. Het evangelie dat het echte geluk in zich heeft en bestemd is voor iedereen! Want Zijn liefde, barmhartigheid en goedheid omvat alle mensen! Hem zij alle lof, dank en aanbidding!

 

Over de bruiloft van het Lam door Cees Maliepaard

“De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft” Openbaring 22 vers 17 NBV (Openb. 22:17).

Een hemelse uitnodiging

‘Kom’, kun je horen zeggen, ‘kom maar gerust!’ En dat woord komt uit een betrouwbare bron, want het komt bij God zelf vandaan. De Geest en de bruid nodigen iedereen uit te komen, iedereen die dat wil. De Geest is Gods Geest, daar zal geen misverstand over bestaan, maar over welke bruid gaat het hier… over de gemeente?

Daar bestaat onder kinderen Gods wel wat verschil van mening over (onnodig denk ik). De opvatting doet wel opgeld, dat de gemeente de bruid gewoon niet kan zijn, want zij is de vróuw van Jezus immers. Er is sprake van een complete huwelijks­relatie. De redenering is dan: gemeenschap hebben met Jezus is niet iets voor in de toekomst; het maakt voor ons deel uit van de dage­lijkse dingen van het leven. En dat klopt!

Jaren geleden werd ons in het volle evangelie geleerd dat de bruid de getrouwen uit het Oude Verbond voorstelt: Abraham, Izaäk, Jacob, David, Henoch en dergelijke figu­ren. Maar daar kun je je wel wat bij afvragen. Want als de gemeente van alle tijden en plaatsen de vrouw van Jezus is (en dat geloof ik wel), wat doet Hij dan nog met een bruid daarnaast? Gaat Hij daar ooit óók mee trouwen? Heeft de Heer in de toekomst dan twéé vrouwen: de gemeente en de oudtestamentische getrouwen? Natuurlijk begrijp ik dat dit overdrachtelijk bedoeld is, maar dan nog kan ik me hierbij geen enkele vorm van geestelijke bigamie voorstellen.

De bruid of de vrouw?

Het boek Openbaring is opgebouwd uit beelden die niet in chronologi­sche volgorde staan. Chronologisch is het een warwinkel van gedachten – let wel: chronologisch! Qua vorm is het net een moderne roman, waarin stukjes verleden, heden en toekomst steeds door elkaar worden belicht. Tegenwoordig stapt men dan ook vaak van een doorlopende tekstver­klaring van dit Bijbelboek af. Als er onderscheid gemaakt wordt tussen de bruid en de vrouw van Jezus, wordt er aan zo’n beeld een veel te groot gewicht gehangen… of men geeft er tóch weer een chrono­logische rangschikking aan. Verwar een beeld nooit met de werkelijkheid – het geeft er slechts een afbeelding van. Niet het beeld is het te realise­ren doel, maar dat wat door het beeld wordt voorgesteld. De woorden bruid en vrouw worden in Openbaring dóór elkaar gebruikt. Er staat dan ook niet: de bruid van de bruidegom, of: de bruid van haar toekomstige man, maar je leest in Openbaring 21 over de bruid die zich mooi gemaakt heeft voor… haar man. Ook de Statenvertaling en de NBG-vertaling hebben dat. Zij het dat ze ‘mooi maken’ met ‘versieren’ weergeven. Tegenwoordig wordt met een meisje ‘versieren’ echter iets anders bedoeld, dus lijkt me het

Nederlands van de NBV-versie voor wie met de bijbel niet bekend is dui­delijker.

Heer doet daar niet moeilijk over, dus ik wil er dan óók geen punt van maken. Een bruid die het over haar man heeft, zal immers met hem getrouwd zijn. Of noem je een bruidspaar na hun jawoord geen bruid en bruidegom meer? Als ze na de plechtigheid het gemeentehuis of de kerk weer uitkomen, kun je omstanders vaak horen zeggen: wat een mooie bruid hè! En geen mens zal daarop reageren met: ze is geen bruid meer hoor… ze is nu een getrouwde vrouw! Bij de invulling van het Bijbelse beeld van de bruid en haar man, mag je er net zo over denken. Want hebben een relatie met Jezus, en of we dan collectief bruid of vrouw genoemd worden – het is me om het even! Het ligt eigenlijk in dezelfde orde van grootte als een kind van God genoemd worden, of een zoon van Hem. Je kunt wel dénken dat een kind per definitie onvolwassen is en een zoon volwassen, maar dat slaat nergens op. Volwassen kinde­ren nemen uiteraard zélf hun beslis­singen, maar het blijven wel kinde­ren van hun ouders. En een pasge­boren baby is in alle opzichten het kind van de kersverse ouders, maar zij zeggen wel vol trots aan wie het ook maar horen wil: dit is onze zoon of dochter! Het is dus buiten kijf dat de termen kind en zoon dezelfde lading dekken. En met de benamin­gen bruid en vrouw alsmede bruidegom en man, is het niet anders gesteld. Daarom noem je mensen die 25 jaar getrouwd zijn: een zilve­ren bruidspaar. Zelfs dat stel in Engeland dat kortgeleden 80 jaar in het huwelijksbootje zat, werd gekwa­lificeerd als het eiken bruidspaar… en niet als de echtelieden die al tach­tig jaar geen bruid en bruidegom meer zijn.

Zoek het niet in woorden

Zo gauw je de volle, rijke boodschap van de Heer aan wóórden op gaat hangen, zoek je het in bijkomstighe­den en gaat er veel van de oorspron­kelijke rijkdom verloren. Wie een beroep op Jezus doet en Hem met open vizier tegemoet treedt, wordt door Hem met open armen ontvan­gen. Of liever: met een wijd geopend hart. Jezus neemt alle zondesmet en ook de schuldgevoelens van zo iemand weg. Dat hebben we alle­maal kunnen ervaren. Vanaf dat moment mag ieder zich ook onmid­dellijk openen voor de geestesdoop, aangenomen dat deze niet eerder heeft plaatsgevonden. Er kan dan een ontwikkeling volgen die leidt tot het volgroeid kind van God zijn. ‘Het volle zoonschap’ kun je dat ook noemen.

Natuurlijk loopt dat uit op een vol­wassen relatie tussen Jezus en de gemeente. Of hebben we die al? Zijn Jezus en de wereldwijde gemeente reeds volwaardige partners? Nee hè! Maar zou dit wellicht wél zo zijn met Jezus en de volle-evangelietak van die gemeente? Denken we echt de eerste plaats in te nemen op het erepodium in de hemelsferen? Dat meent niemand doordacht natuur­lijk, maar ergens in de diepten van het hart?

Een gastspreker bij ons in de gemeente zinspeelde hier kortgele­den op met een verwijzing naar een gelijkenis: die van de Farizeeër en de tollenaar. Hij merkte in dit verband op: ‘Laten we er voor oppassen dat er in ons denken geen gedachten ontstaan als: Dank U Heer, dat ik niet ben als die Farizeeër daar. We mogen beseffen dat onze rijk­dom niet gebaseerd is op eigen ver­diensten, maar uitsluitend op de grenzeloze genade van de Heer. Dan kun je uit volle borst zingen dat we rijk in onze God mogen zijn, zodat het streven naar het volle zoonschap ons niet tot een valstrik zal worden en we in de niet ondenkbare val van de hoogmoed terecht zouden komen.

Het zit ‘m niet zozeer in hoe we ons uitdrukken, welke woorden we gebruiken. Van belang is vanuit welke gezindheid we iets te kennen geven. Hoogdravende woorden voe­gen niets toe aan de verheerlijking van de Vader of van Jezus. Een toe­gewijd hart doet dat wel. Als we iets van Gods glorie in ons leven open­baren, zal dat vrij zijn van uiterlijke show en afgodische adoratie.

De eenvoud van het Woord

God spreekt door de werking van zijn Geest. Hoe doet Hij dat dan: hoor je hoog geestelijke woorden; valt er een ingewikkelde, dogmati­sche uiteenzetting te beluisteren? Nee, God zegt door zijn Geest heel eenvoudig: ‘Kom!’ Meer niet. De bruid maakt het ook al niet ingewik­kelder. Die zegt nét zo, alleen maar: ‘Kom!’ En wie daar naar luistert, zal er in hemelse wijsheid niets aan toe­voegen.

Bij ons geen diepzinnige uiteenzet­tingen of doorwrochte dogmatische beschouwingen, maar een simpele uitnodiging om tot het volle heil te komen. En dat alles in het Bijbelboek Openbaring, het boek over de eindtijd. God maakt het niet inge­wikkeld, ook niet in de eeuwigheid, want Hij zit niet ingewikkeld in elkaar. ‘De Heer onze God is één’, zegt de Schrift. Heel simpel, heel eenvoudig, want Hij is altijd zich­zelf.

Dat maakt het leven een stuk min­der gecompliceerd, zeker voor wat onze toekomstverwachting betreft en ons streven naar het volle zoon­schap. We hoeven ons geen houding aan te meten, maar we zullen dat juist heel nadrukkelijk nalaten. De Heer zegt: kom maar gewoon zoals je bent. Je hoeft je niet mooier voor te doen, want je bent mijn bruid, de mooiste die Ik mij maar wensen kan. Van jou heb ik eeuwen lang gedroomd… en nu bén je er dan! De droom (het plan van Vader) is bezig werkelijkheid te worden, zal Jezus zeggen. En daarin zijn jullie gezamenlijk mijn volwaardige part­ner. We vormen geen zilveren, geen gouden, zelfs geen eiken bruidspaar, maar een bruidspaar voor in alle eeuwigheden. Dat is de realiteit van het Koninkrijk van God. Er komt geen einde aan de relatie die Jezus en wij met elkaar hebben, en via Hem óók met Vader God zelf. Want de Schrift zegt dat in de voleinding van alle dingen, God alles zal zijn in allen.

Fonkelend nieuw

Eerst echter is dan Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05) waar geworden. God belooft daar: ‘Alles maak Ik nieuw’, We zul­len het oude vertrouwde echt los moeten laten, want anders missen we de gewenning aan het nieuwe. Zullen we er goed aan doen daarop te gaan zitten wachten totdat de Heer klaar is met vernieuwen? Dat past niet in het volkomen doordach­te plan van Vader, want Hij dóet het niet alleen! God heeft de schepping zonder de mens voltooid, dat geeft Genesis duidelijk aan. Want Adam en Eva kwamen pas als het sluitstuk van Gods creaties.

Maar in de ontplooiing van alles wat er is, heeft Hij de mens wél een aan­deel gegeven.

Adam benoemde alle levende wezens en Eva en hij verzorgden samen de Hof. Het waren dus eigen­lijk de eerste tweeverdieners! Bij de voltooiing (aan de voleindiging van alle dingen) zal de mens óók betrok­ken zijn. Het nieuwe Jeruzalem zal voor God als een aantrekkelijke bruid wezen: jong, fris en mooi… precies zoals Hij dat zich van meet af aan gedacht heeft. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, daar wachten we op. En aan de totstandkoming daarvan zullen we mee mogen werken, nu al eigen­lijk! Ieder die daarnaar verlangt, mag drinken van het water dat leven geeft. En wel met volle teugen, tot­dat de dorst naar iets anders verdwe­nen zal zijn. En komt dit alles in de loop van de eeuwigheid dan wéér onder het stof te zitten? Nee, er zal geen gewenning in de vorm van sleur in optreden, want voor God, voor Jezus en voor ons zal het tot een eeuwige vreugde wezen. Het wordt nooit onze zoveel jarige bruiloft, maar een voortdurend feest: dat bruiloftsfeest zal oneindig zijn, want het vernieuwingsproces eindigt nimmer meer. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde blijven rimpelloos mooi. Alle tranen zijn er gewist en de bevrijdende lach zal er nooit meer ophouden. Zo ver is het nu nog niet, maar wat er nog niet is zal stellig komen. God belooft het, en in Christus Jezus ingevoegd maken we het allemaal mee.

ledereen mag komen

Kom maar gerust, zegt de Heer tegen ons, want er is geen beper­king. Zorg dat je erbij komt, geven wij aan, want de Heer begint met jou zoals je bent. We passen immers in de nieuwe hemel en op de nieuwe j aarde, want God heeft de messiaanse mens van meet aan voor ogen gehad. En daarbij kunnen we heel goed aan een meet denken. Dat is immers in de atletiek zowel de startlijn als de eindstreep. Wel, precies zoals Vader God het zich van eeu­wigheid gedacht heeft, exact zó zal het bij de voleinding van alle dingen j uit de bus komen. ‘We zijn van Gods geslacht’, schrijft de psalm­dichter. En dat klopt, want we heb­ben dezelfde geestelijke achtergrond als Hij.

Kom en neem van het water dat leven geeft, want het is het leven dat ] God van eeuwigheid bedacht heeft. Maar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn er toch nog niet… die zijn immers profetisch, en dus is het vooralsnog toekomstmuziek? Al zóu I dat zo zijn, dan nog staat kaarsrecht overeind dat we nieuw leven ontvan­gen hebben. En ook daarvoor laten de Geest en de bruid een vrijmoedig ‘Kom!’ horen.

Dat vindt in ons leven als vanzelf­sprekend weerklank en deze uitnodi­ging zal vanuit ons hart stellig een weg naar anderen vinden. Een van de oude berijmde psalmen luidt:

‘Kom, ga met ons en doe als wij;

Jeruzalem, dat ik bemin,

wij treden uwe poorten in.

Daar staan, O Godsstad, onze voeten.

Jeruzalem is welgebouwd,

wel saamgevoegd, wie haar beschouwt

zal haar voor ’s Bouwheers kunstwerk groeten.’

We hebben deel gekregen aan het heil en de heerlijkheid van de Heer, vandaag de dag. Zijn goedertieren­heid is over ons, en die zal niet ophouden… nooit één keer.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Geluk is ongelijk verdeeld in de wereld:

Sommigen hebben veel, anderen weinig of geen. En volgens sommigen hangt dat samen met het gesternte waaronder je bent geboren, dan heb je al geen ‘mazzel’ (gesternte, geluk) in het leven, je aardse bestaan. Job, in al zijn ellen­de, verzucht: “Mijn geluk is als een wolk vervlogen” en Jeremia klaagt: “Ik ben vergeten wat geluk is”. Deze twee integere mensen bedoelden vooral hun innerlijk geluk. Daaroverheen hing een deken van verdriet die hen verdoofde en neerdrukte.

Iedereen kent dat wel, soms tijdelijk, soms langdurig. In het laatste geval spreken we van een depressie.

En hoe dat ervaren wordt kun je lezen in Psalm 88, de donkerste van alle psalmen. Je voelt je totaal geïsoleerd, ver­vreemd van mensen, van jezelf. Dat is ten dode toe verlammend. Het enige wat de psalmist nog kan doen is zijn verdriet te uiten naar het luisterend oor van God, immers, je wilt zo graag gewoon leven, maar dat wordt je onmo­gelijk gemaakt.

Jezus weet watje doormaakt, hij kent dat lange, duistere dal en toen hij ooit zei: “Gelukkig de treurenden, want zij zullen bemoedigd worden”, had hij deze ongelukkige mensen op het oog, de ineen gedoken mens.

Maar, wat troost jou? En wat kan iemand zeggen of doen? Er is zoveel armelijke troost… vaak onnadenkend gesproken. En het resultaat daarvan is weer dat het isolement des te groter wordt gevoeld. Ik heb het dan niet over de weigering van hulp, want dat kan ook nog, omdat je liever alleen gelaten wordt, bang om een ander te belasten of verbitterd en niet meer ontvankelijk voor hulp. Liever alleen? Je zit dicht! Toch heb ik wel gemerkt dat, als iemand niks kan zeggen, het heel wezenlijk is dat er iemand bij je is, naast je zit, je niet alleen laatje laat merken dat jouw leven er wél toe doet. Immers, de naam JHWH betekent in de eerste plaats: De Aanwezige. Hij kan, in een mens, bij je zijn. Zelfs Jezus deed een beroep op zijn volgelin­gen om met en over hem te waken, al was het maar voor één uur… De Geest van God wordt Trooster genoemd, parakletos. Anderen vertalen met Helper, Raadsman en letterlijk betekent het zoveel als iemand die erbij wordt geroepen om bijstand te verlenen. Deze Geest draagt dezelfde eigenschap­pen als God zelf en die komen tot ont­wikkeling in degenen die in Zijn Geest handelen en spreken. Vraagje God om hulp dan wordt, als het even kan, een mens gezonden om je bij te staan in je troosteloze situatie. En dan kan er iets moois gebeuren, omdat die mens laat merken dat jij als mens er toe doet, dat er om je gegeven wordt, met andere woorden dat God echt van je houdt. Deze liefde van Hem is namelijk ‘vleesgeworden’ in een van Zijn kinderen en dan hoor je het onge­looflijke: Jij ontbreekt aan de vervolma­king van Zijn geluk. Als je je dood­ongelukkig voelt en je jezelf teveel bent, ondanks datje nog wel beseft een kind van God te zijn, dan neemt Zijn ont­ferming grotere vormen aan, want Hij is zó begaan met je toestand. “En toch, lieve mens, ben ik gelukkig met je”. In de wereld is geluk het verlangen naar wat je niet bezit. In Gods wereld is geluk het verlangen naar wie je hebt. En God kijkt Zijn hele leven al uit naar mensenkinderen. Hij verlangt niet van alles van je, maar Hij verlangt naar je, omdat Hij graag bij Zijn men­sen is. Job zegt zelf: “U verlangt terug naar het werk van Uw handen” Job 14 vers 15 (Job 14:15). Wat een Vader! Iemand die gelukkig is als jij, mens, erbij bent, omdat je niet mag ontbreken. Dat is het beginsel van troost: terug bij Hem. Daarom zocht Zijn zoon mensen die God verloren was, die Hem afgenomen waren.

Wanneer je, in je desolate toestand, in je woestijn, iemand deze dingen hoort zeggen, dan begint, misschien heel aar­zelend, de hoop weer te gloren. Dan . krijg je leven, hoe ellendig je je ook voelt, weer zin. Arme ziel, zo lang in ballingschap in den vreemde, je kunt weer terugkeren naar het thuisland van je Vader die jou met open armen ont­vangt en jou weer een rustplaats geeft, een plek onder de zon. En al ben je nog zo moe en uitgeput na alle geestelijke ontberingen, je bent weer thuis, bij Hem. En wanneer je Hem ziet en Zijn vriendelijke ogen en warme nabijheid ervaart, dan mag je van geluk spreken, want Hij is zo gelukkig met je. En als er iets is waaraan christenen, mensen, behoefte hebben dan is het wel mededogen. Jesaja wist dat, Jesaja 30 vers 18  (Jes. 30:18): “Daarom verlangt de Aanwezige ernaar genadig te zijn om zich over ons te ontfermen”. En verder zegt hij dat het evangelie voor ‘ootmoedigen’ is. En ootmoedigen zijn ontvankelijk voor Zijn zorg en bijstand, Zijn genade. Mag ik jou geluk toewensen? Zijn geluk? Want dat ben jij!

 

De weg naar ware eenheid door Jildert de Boer

Sleutels tot ware eenheid in de gemeente Deel 6 (slot)

Het voorbeeld Vader-Zoon

Het absolute voorbeeld van eenheid is wel de volmaakt harmonische een­heid tussen de Vader en de Zoon. Hoewel zij twee afzonderlijke perso­nen zijn, is er tussen hen een volko­men eenheid in denken, gezindheid, spreken en doen. Wij lezen hier op indrukwekkende wijze over in het zogenaamde Hogepriesterlijk gebed van Jezus.

“En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijk­heid, die Gij Mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot een opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezon­den hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt” Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23).

Hier wordt voor een volledige, com­plete eenheid gebeden en zoals er niets tussen de Vader en de Zoon is, zo mag en zal er niets tussen chris­tenen onderling zijn. Zal dit gebed van Jezus verhoord worden? Ja! “Zelf wist Ik dat Gij Mij altijd ver­hoort…” zegt Jezus op een andere plaats Johannes 11 vers 42 (Joh. 11:42).

Het is duidelijk dat het hier niet gaat om een vage, oecumenische en organisatorische eenheid, waarbij er geen sprake is van: “Heilig hen in uw waarheid, uw woord is de waar­heid” Johannes 17 vers 17 (Joh. 17:17). De eenheid, waar Jezus op doelde, zal gestalte gaan krijgen en dit is tevens het beste evangelisatiemiddel voor de wereld om te gaan geloven en tot erkenning te komen! Zoals er tussen de Vader en de Zoon geen “tussenstof” aan­wezig is, die belemmerend zou kun­nen werken, zo wezenlijk is het dat elke vorm van bewuste zonde onder ons afgelegd wordt. Waar de zonde niet weg komt, blijft er een vorm van vleselijk christendom bestaan, dat innerlijk tegen zichzelf verdeeld is. Willen wij een worden onder­ling, dan begint dat met het een worden in onszelf, onverdeeld toege­wijd aan Jezus, ons hoofd, onze Meester en Heer. De heerlijkheid van Jezus is ons gegeven, maar zal in de praktijk tevoorschijn mogen komen in groei­ende mate bij ons. Alleen zij die zich uitstrekken naar het meer en meer gaan tonen van het zoonschap -de heerlijkheid van Christus in ons- zullen ook de een­heid kunnen openbaren onder elkaar door de Geest.

Tussenmuren afbreken

We verstaan ook dat Hij, die onze vrede is, de tussenmuur, die schei­ding maakte, de vijandschap heeft weggebroken Efeze 2 vers 14 (Ef. 02:14). In dit ver­band gaat het om de tussenmuur tussen Jood en heiden, maar elke andere tussenmuur, die denomina­ties van elkaar scheidt, dient afgebroken te worden. Tussenmuren zijn niet te rechtvaardigen in bijbels licht. Helaas blijft het vaak bij kijken over de muur, of het wegkruipen achter de eigen muur, dan wel het maken van een gat in de muur, of het half afbreken van muren. Ik denk onder andere aan “beschietin­gen” op het christelijk erf in wat men over elkaar schrijft in de pers, waarbij de liefde als discipelkenmerk Johannes 13 vers 35 (Joh. 13:35) ver te zoeken is. Willen wij een worden, zoals de Vader en de Zoon volmaakt een zijn, dan gaat het om een geestelij­ke, organische eenheid in het leven van God. Als er “isolatiemateriaal” is tussen christenen, dan is de primaire oorzaak zonde en zondige verdeeldheid. Partijschappen zijn een werk van het vlees Galaten 5 vers 20 (Gal. 5:20) en zijn nooit te verdedigen, ook niet met het geven van klinkende namen. Triest genoeg zijn er in de kerkgeschiedenis vele menselijke scheurin­gen geweest, die de duivel in de kaart speelden. Hij heeft er alle belang bij eensgezindheid tussen christenen te ondermijnen door een wig tussen broeders te plaatsen bijv. Galaten 4 vers 17 NBV (Gal. 04:17). “Waaruit komt al die strijd, waar komen al die conflic­ten bij u toch uit voort? Is het niet uit de hartstochten die strijd leveren in uw binnenste” Jakobus 4 vers 1 NBV (Jak. 04:01). Wat is de remedie voor die harts­tochten? “Want wie Christus Jezus toebehoren hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” Galaten 5 vers 24 (Gal. 05:24). Het met Christus gekruisigde leven, dat ver­volgens het nieuwe opstandingsle­ven met de vrucht van de Geest openbaart, maakt ons een! God wil werken door christenen heen die alles “vlak” willen hebben in hun leven en die geen tussen­muur in stand houden ten opzichte van andere heelhartige christenen, die ook wandelen in het licht, gelijk Hij in het licht is, dan hebben wij gemeenschap met elkander 1 Johannes 1 vers 6 (1 Joh. 01:06).

Gevoeligheden verdragen

In Romeinen 14 vergelijk 1 Korinthe 8 vers 7 tot en met 13 en 1 Korinthe 10 vers 23 tot en met 33 (1 Kor. 8:7-13 en 1 Kor. 10:23-33) lezen we over “ster­ken” en “zwakken” en vinden we een heel gebied, waar vaak strijd over gevoerd is, bijvoorbeeld over wat men wel of niet eten mag en welke dagen men al dan niet zal vie­ren. Wij lezen: “Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden van de zwakken verdragen en niet onszelf behagen (=ons eigen belang dienen, NBV)” Romeinen 15 vers 1 (Rom. 15:01). Door zichzelf te behagen in het vasthouden en uit­dragen van eigen meningen, is er veel onenigheid ontstaan over onder­geschikte punten.

Op dit terrein -het gaat immers niet over zonden- is vrijheid en verdraag­zaamheid nodig en daarom elkaar te aanvaarden, zoals Christus ons aanvaard heeft tot heerlijkheid Gods Romeinen 14 vers 1 en 2 en Romeinen 15 vers 7 (Rom. 14:01-02 en Rom. 15:07). “De God der volharding en vertroosting geve u eensgezind van hetzelfde gevoelen te zijn naar het voorbeeld van Christus Jezus, opdat gij eendrachtig uit een mond de God en Vader van onze Here Jezus Christus moogt ver­heerlijken” Romeinen 15 vers 5 en 6 (Rom. 15:05-06). Het is jammer als men ter wille van eten (en dergelijke punten) het werk Gods afbreekt Romeinen 14 vers 20 (Rom. 14:20). Men heeft dan niet hetzelfde licht over detailonderwerpen. Elders schrijft Paulus: “Indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren” Filippenzen 3 vers 15 (Filip. 03:15). Het gaat op die plaats wel over chris­tenen met een 100% gezindheid, die naar het volkomene jagen Filippenzen 3 vers 12 (Filip. 03:12) en die in vertrouwen zeggen: “maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder Filippenzen 3 vers 16 (Filip. 03:16).

De apostel geeft aan te letten op het geweten van de ander en ter wille van degene die zich daaraan kan sto­ten bepaalde zaken te laten, zoals bijvoorbeeld het drinken van wijn (Rom. 14:15-21).

De hoofdrichtlijn luidt: “Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouw bevordert” (Rom. 14:19). Dan gaat men niet muggenziften over pietluttigheden, of zaken die elke oprechte christen in het geloof dat hij bij zichzelf heeft voor Gods aangezicht mag houden zonder zich verwijten te maken bij hetgeen hij goed acht (Rom. 14:22).

Het woordje “allen”

Allen is een fascinerend woord, dat voor mij op vele plaatsen ging oplichten in de Bijbel. Niet om daar­mee de onjuiste leer van de alverzoening te staven overigens. Op elke plaats waar “allen” gebezigd wordt, zal gekeken moeten worden naar de betekenis. Vaak spreekt de Bijbel niet over “allen” zonder uitzonde­ring, maar gaat het om “allen” zon­der onderscheid.

Het is goed en nuttig dat het zonne­klaar wordt dat de eenheid niet breed-oecumenisch vorm krijgt zon­der enige Bijbelse voorwaarden, maar evenmin het patent kan zijn van slechts de ene of de andere kerk, groep of gemeenschap, die meent de enige ware van God te zijn. Er is ruimte in het woord “allen”. De discipelen wilden iemand, die boze geesten in Jezus’ naam uitdreef, beletten, “omdat hij niet met ons U volgt”. De repliek van Jezus was resoluut: “Belet het hem niet, want wie niet tegen ons is, is voor ons” Lucas 9 vers 49 en 50 (Luc. 09:49-50). Laten wij niet aan­zien wat voor ogen is. Paulus schrijft: “Indien iemand de vaste overtuiging heeft van Christus te zijn, dan overwege hij toch ook bij zichzelf, dat, evengoed, als hij van Christus is, wij ook van Christus zijn” 2 Korinthe 10 vers 7 (2 Kor. 10:07). Johannes schrijft over het erkennen van: “Als gij weet dat Hij rechtvaardig is, erkent dan ook, dat ieder die de rechtvaardig­heid doet uit Hem geboren is” 1 Johannes 2 vers 29 (1 Joh. 02:29). Paulus schreef zelfs nog: “Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkon­digd; en daarin verblijd ik mij en zal ik mij ook verblijden” Filippenzen 1 vers 18 (Filip. 01:18). Hierbij een bloemlezing, waar het woordje “allen” onder meer treffend voorkomt:

Psalm 119 vers 63 (Ps. 119:063): “Ik ben een metgezel van allen die U vrezen, en van hen die uw bevelen onderhouden”.

Psalm 145 vers 18 (Ps. 145:018): “De Here is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid”.

Romeinen 10 vers 12 (Rom. 10:12): “Want er is geen onderscheid tussen Jood of Griek. Immers een en dezelfde is Heer over alle, rijk voor allen die Hem aanroepen”.

1 Korinthe 1 vers 2 (1 Kor. 01:02): “aan de gemeente Gods te Korinthe, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze Here”.

1 Korinthe 3 vers 21 tot en met 23 (1 Kor. 03:21-23): “Daarom, niemand beroeme zich op mensen; alles is immers het uwe: hetzij Paulus, Apollos of Kefas… het is alles het uwe; doch gij zijt van Christus en Christus is van God”.

2 Korinthe 1 vers 1 (2 Kor. 01:01): “aan de gemeente Gods, die te Korinthe is, met AL de heiligen in geheel Achaje”.

Galaten 3 vers 26 en 27 (Gal. 03:26-27): “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed”.

Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13): “totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle ken­nis van de Zoon Gods bereikt heb­ben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”.

Efeze 6 vers 24 (Ef. 06:24): “De genade zij met allen, die onze Here Jezus Christus onvergankelijk liefhebben”.

Filippenzen 4 vers 21 (Filip. 04:21): “Groet iedere heilige in Christus Jezus”.

1 Thessalonicenzen 3 vers 12 (1 Thess. 03:12): “en u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen – zoals ook wij gezind zijn jegens u-

2 Timoteüs 4 vers 8 (2 Tim. 04:08: “voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardig­heid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven doch niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad”.

1 Petrus 5 vers 14 (1 Petr. 05:14): “Groet elkander met de kus der liefde. Vrede zij u allen die in Christus zijt”.

Babel kan toets niet doorstaan

Naast de roeping die tot alle ware christenen uitgaat om uit te trekken uit Babylon, zien we de verbastering van en afval binnen het christendom uitgedrukt in deze geestelijke stad. Het is de verwarring van het schijn het namaak- en het naamchristen- dom, waar men naast de dienst aan God allerlei tradities, vormen en ver menging van waarheid en leugen, dus dwaalleringen of huichelachtig­heid, vasthoudt.

God wil geen gemeente die bestaat uit trouwe christenen en niet trouwe, maar wie trouw willen leven naar Woord en Geest worden opge­roepen: “Gaat uit van haar mijn  volk”, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04).

Het is “voorhof christendom”, waar men mogelijk zondenvergeving heeft of in elk geval daarvan heeft gehoord (het type daarvan is het brandofferaltaar, beeld van het Zoenoffer, waar velen rondjes omheen draaien: zondigen en verge­ving vragen), maar dat door en door aardsgezind is. In de eindtijd valt deze voorhof ten prooi aan de vijand Openbaring 11 vers 1 en 2 (Openb. 11:01-02). Men heeft God niet willen aanbidden bij het reukofferal­taar, in geest en waarheid als “tem­pelchristen”, heilig voor de Here! Babel heeft nooit goddelijke eenheid kunnen openbaren, want het was uit de mensen: groot en hoog, maar het voerde tot het elkaar niet verstaan, dus tot spraakverwarring en ver­deeldheid.

De voorhof bestaat uit aarde en er ontstaat geen weg van nieuwe levensontwikkeling en groei -hoog­stens is er de basis van vergeving van zonden- en er zijn vele partij­schappen, die het grote, algemene christendom tot een aanfluiting in deze wereld maken. Slechts wanneer men door de smalle poort het heiligdom binnengaat kan men komen tot overwinningsleven, de weg van heiligmaking door het leven heen Hebreeën 10 vers 20 (Heb. 10:20) tot achter net voorhangsel naar het doel: god­delijke natuur 2 Petrus 1 vers 4

(2 Petr. 01:04). Slechts “tempelchristendom”, waar men de weg van Jezus volgt, leidt tot de een­heid van het geloof en de mannelij­ke rijpheid Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Daartoe moet men uittrekken uit het rumoer, de religieuze chaos en de discussies van Babel, waar men Gods Woorden relativeert en afvlakt en zij is geworden tot een woon­plaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en ver­foeilijk gevogelte Openbaring 18 vers 2 (Openb. 18:02).

Het is de grote hoer, die zowel gemeenschap wil hebben met Gods Geest, als zich openstelt als schuil­plaats voor boze geesten. “Schuilplaats”, dat wil zeggen: het gebeurt gemaskeerd en gecamou­fleerd, zodat de ware aard niet aan­stonds duidelijk is, omdat de mach­ten der duisternis zich voordoende als engelen des lichts schuilevinkje spelen via mensen, die doen alsof ze dienaren van de gerechtigheid zijn 2 Korinthe 11 vers 14 en 15 (2 Kor. 11:14-15).

“Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt” Jesaja 52 vers 11 (Jes. 52:11). “Wij hebben getracht Babel te gene­zen, maar het is niet te genezen, ver­laat het en laten wij gaan…” Jeremia 51 vers 9 (Jer. 51:09).

Vele menen uit Babel getrokken te zijn door een kerk of gemeenschap te verlaten die op bepaalde onderde­len afboog van de Schriften, of in een levenspraktijk die zich niet ver­draagt met de klare lijnen van de woorden van God. Vaak is dat gebo­den en velen zijn hier gehoorzaam geweest. Toch gebeurt het niet zel­den dat men later ontdekt opnieuw in een buitenwijk beland te zijn van dezelfde grote stad Babylon. Babylon is niet slechts de moederkerk Rome, maar heeft ook de in de Protestantse dochters haar werk gedaan en het evangelische en charismatische erf is er evenmin van gevrijwaard. Het algemene christendom is doorzuurd van het Babylonisch-religieuze. Het geheimenis ‘Babylon’ is een naam die op het voorhoofd van de hoer is geschreven Openbaring 17 vers 5 (Openb. 17:05). Daarom zullen wij allereerst los moeten komen van het verwarde denken bij onszelf, om vernieuwing van denken van God uit te ondergaan en vervol­gens vernieuwd te leven en te handelen vanuit de gezindheid van de Geest van God. Alleen vernieuwing van denken, gevoelen, leven en doen, brengt ons naar de eenheid van zin en gevoelen vgl. 1 Korinthe 1 vers 10 (1 Kor. 01:10). In 1 Korinthe 1 vers 19 (1 Kor. 01:19 lezen we: “want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken wie de toets kan doorstaan”. De Statenvertaling heeft: “opdat de oprechten openbaar mogen komen onder u”. De NBV heeft: “zodat dui­delijk wordt wie van u betrouwbaar is”. Deze toets leidt tot schifting van hen die de toets doorstaan en oprecht en betrouwbaar blijken en hen bij wie dit niet het geval is. Er kan geen eenheid tot stand komen in geest en waarheid met halfhartige, lauw-ingestelde mensen, die niet 100% de gezindheid hebben om Gods wil te doen als discipel tegen elke prijs, om te komen tot het volwassen zoonschap.

Hier zien we de twee soorten ont­wikkeling, die een bekende volle evangelie pionier aanduidde met de wet van de letter V (de benen lopen steeds verder uit elkaar): “Wie recht­vaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd” Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) en het negatieve ontwikke­lingsproces heeft eveneens zijn loop, totdat de climax is bereikt: enerzijds het oordeel over Babel Openbaring 14 vers 8 en Openbaring 18 vers 10 tot en met 23 (Openb. 14:8; Openb. 18:10-23) en anderzijds de getoonde heerlijkheid Gods van het nieuwe Jeruzalem Openbaring 21 vers 10 tot en met 23 (Openb. 21:10-23).

Verzamelen van de oprechten

In de eindtijd zien we eveneens een ander proces, dat ik zou willen aan­duiden als de wet van de letter A (de benen vinden elkaar en krijgen een dwarsverbinding), dat wordt gereali­seerd onder de oprechten van hart, die helemaal hun Heer dienen en uit diverse christelijke stromingen afkomstig zijn, maar elkaar gaande­weg zullen gaan vinden. “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan, hen wier hart volkomen naar Hem uitgaat” 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09). Zulke mensen zoeken God ernstig en die bekrachtigt Hij! Gods “mag­neet” trekt zulke mensen aaneen tot eenheid in de eindtijd en zij stoten anderzijds de zonde af en de demo­nen verliezen elke grip op hen, omdat zij zich volkomen op God richten en Hij hen kan vervullen met kracht.

Het is duidelijk: wat we nu zien in de verstrooide christenheid, dat kan niet Gods bedoeling zijn. In de eind­tijd is er sprake van geestelijke bevingen en wordt alles wat chris­tendom heet, in kerk, groep, bewe­ging of kring, geschud. Het doel is: “opdat blijve wat niet wankel is” Hebreeën 12 vers 26 en 27 (Heb. 12:26-27). Hoe groots is het te midden van het eindtijdgeweld onbeweeglijk en standvastig te mogen staan, om een onwankelbaar Koninkrijk te ontvangen Hebreeën 12 vers 28 (Heb. 12:28).

Gods verlangen zal voltooid worden in het leiden van de schapen (van Joodse of heidense, of van welke denominatie-komaf ook) dat zij naar zijn stem zullen horen en dat het zal worden een kudde en een herder Johannes 10 vers 16  (Joh. 10:16). In zijn tijd had Jezus vaak geprobeerd de kinderen Israëls te vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels verga­dert, maar zijn conclusie luidde: gij hebt niet gewild Matteüs 23 vers 37 (Matt. 23:37). Toch blijft staan dat Jezus niet alleen zou sterven voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen Johannes 11 vers 25 (Joh. 11:52). Reeds op aarde sprak Hij: “Wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit” Matteüs 12 vers 30b (Matt. 12:30b).

In de oogsttijd zal pas het onkruid, die de vijand zaaide, van het koren gescheiden worden en vindt de vol­ledige zuivering plaats. Dan krijgt de eenheid concreet gestalte: “Brengt het koren bijeen in mijn schuur” (=gemeente, die geestelijk geworden is) Matteüs 13 vers 30c (Matt. 13:30c). Daaraan voorafgaand voltrekt zich het proces van ontwikkeling en rij­ping naar het volle koren in de aar Markus 4 vers 28 en 29 (Mark. 04:28-29) en tegelijkertijd is het onkruid eveneens volgroeid geworden (dat is de dolik of dolle tarwe, die alleen in kiem (zaad) en eindresultaat goed onderscheiden kan worden van de echte tarwe, maar tijdens de ontwikkeling van de halmen aanzienlijke gelijkenis met de tarwe vertoont!). “Zie, de Landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en de late regen

erop gevallen is” (waardoor de oogst de rijpe, volwassen vrucht voort­brengt, namelijk de heerlijkheid va de volgroeide zonen Gods) Jakobus 5 vers 7 vergelijk Hebreeën 2 vers 10 (Jak. 05:07; Heb. 02:10).

Steeds geldt het principe: “voor de oprechte gaat het Licht in de duisternis op” Psalm 112 vers 4 (Ps. 112:004). Het is de roep van God, om zijn volk te richten: “Vergadert Mij mijn gunstgenoten, die met Mij het ver­bond sluiten met offers” Psalm 50 vers 5 (Ps. 050:005). Offers spreken van Discipelschap door alles op te geven, om God te dienen en Jezus te volgen. Zulke oprechten en getrouwen kan Hij vergaderen tot eenheid. Gods gunst is op hen, Zijn welgevallen rust op het leven van de getrouwen, die naar Zijn Geest wandelen. Van onze kant geldt ook een immense opdracht, om te zoeken naar “dwarsverbindingen”: “Jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar lief­de en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart” 2 Timoteüs 2 vers 22b (2 Tim. 02:22b). Laten wij van deze instelling gegrepen zijn, om ware eenheid te zoeken en te vinden, die als basis reine harten heeft, die God kan doen samensmelten!

 

Wat we van Job kunnen leren door Hessel Hoefnagel

Het boek Job in het licht van het evangelie Deel 4 (slot)

We hebben in de vorige artikelen gezien, dat satan de veroorzaker is van al het lijden, dat Job overkwam, maar ook ons overkomt.

Net als in de ‘hof van Eden’ was bij Job ook satan aanwezig tussen de ‘zonen Gods, die zich voor de Here stellen’ om op een subtiele manier Job te beschuldigen en hem daarna binnen de hem toegestane grenzen waar mogelijk aan te vallen en te bescha­digen Job 1 vers 6 e.v. (Job 01:06). Satan is onophoudelijk de ‘aanklager der broederen’. ‘Dag en nacht’ staat hij voor de troon van God om Hem te wijzen op alles wat zij (wij) ver­keerd doen. Dat ervaren wij in ons gedachteleven. Belangrijk is hoe je daar persoonlijk mee omgaat. Want zijn aanklacht is te weerstaan door daar het eigen getuigenis van het geloof tegenover te stellen, pleiten op het volbrachte werk van Jezus Christus (het ‘bloed van het Lam’), geloof in de totale vergeving van zonden en volharden tot ‘de dood’ Openbaring 12 vers 10b en 11 (Openb. 12:10b-11).

Als bewuste christenen, dus gedoopt in de heilige Geest, zijn wij in staat te zien, hoe vaak de duivel aanwezig is in het lijden, dat mensen (ook christenen) te verduren hebben. Zijn ‘listen en lagen’ zijn ons immers niet onbekend? De massamens ech­ter, die God niet kent, houdt geen rekening met de duivel en houdt zelfs onze goede God maar al te vaak verantwoordelijk voor wat er aan leed in de wereld plaatsvindt. Door onwetendheid wordt zelfs door ‘gelovigen’ het werk van de duivel maar al te vaak toegeschreven aan de (vermeende) ware God, die op één of andere willekeurige manier straf oefent, of het nu Zijn kinderen betreft of niet. Uit Zijn hand denkt men zowel het goede als het kwade te ontvangen, hetgeen men zelfs in de fundamentele uitgangspunten van menige geloofsgemeenschap heeft vastgelegd.

Mede uit het boek Job dienen we echter te leren, dat niet onze God, maar de satan (de ‘leugenaar van den beginne’) de veroorzaker is van alle ellende, welke zich in persoonlij­ke of gemeenschappelijke zin vol­trekt in deze wereld. Satan is de tegenstander van de mens! Hij haat de mens en doet er alles aan om te verhinderen, dat deze het doel van de Schepper bereikt: het openbaar worden als ware mens-in-Christus. Hij krijgt weliswaar tot een door onze God bepaalde tijd de mogelijkheid om deze mens aan te vallen, maar onze God zal nooit toestaan, dat Zijn kin­deren boven vermogen door hem verzocht worden, 1 Korinthe 10 vers 13 (1 Kor. 10:13). Dat gold ook Job, hoewel deze nog niet in staat was om ‘achter de schermen’ te kijken! De duivel pro­beerde de Here God zo ver te krijgen om Job aan te tasten en dat probeert hij nog ten opzichte van de mens door middel van zijn voortdurende aanklacht. Maar God laat zich door het kwade niet verzoeken en Hij brengt ook niemand in verzoeking lees Jakobus 1 vers 12 en 13 (Jak. 01:12-13). Wel kreeg satan toestemming om Job aan te tasten en zijn bezit af te nemen, maar met de duidelijke begrenzing, dat hij het leven van Job niet mocht nemen. Daaruit zou God namelijk een nieuwe Job tevoor­schijn doen komen. Het leven van Job was dus in de bescherming van God tot een bepaald doel Job 2 vers 6 (Job 02:06). Datzelfde geldt ook voor de gelovige nu! Dat moet steeds in ‘het woord van ons persoonlijk getuigenis’ doorklinken. De duivel kan het voornemen van onze God met betrekking tot de mens dwarsbomen, maar niet ver­hinderen. We zien dit onder andere bij Adam in de ‘hof van Eden’; bij Abraham, toen deze werd beproefd in zijn geloof, maar gelijk­tijdig door satan verzocht werd om Izak te slachten; bij de ‘verzoekingen van het volk Israël in de woestijn’ en in vele andere Bijbelse voorbeelden. De duivel moet zelfs vaak ongewild meewerken aan de voltooiing van het ‘eeuwig voornemen’ van de Schepper met betrekking tot de mens. Om daarna tot zijn eigen bestemming te komen in de ‘poel des vuurs’ Matteüs 25 vers 41b en Openbaring 20 vers 10 (Matt. 25:41b, Openb. 20:10).

Het vuur van beproeving

In het geval van Job kunnen wij als achtergrond de invloed van de dui­vel lezen, maar de (in God geloven­de!) mensen uit diens omgeving zagen in Job niet anders dan een mens, die wel tegen God gezondigd zou moeten hebben en daarom door Hem gestraft werd. Naast het lichamelijk lijden was het in twijfel trekken van zijn rechtvaar­digheid door zijn vrienden voor Job een veel zwaardere beproeving. Hij kwam immers helemaal alleen te staan in zijn strijd. Hij is daarmee een typering van onze Heiland. Hoe kwam immers ook onze Heer Jezus alleen te staan in Zijn bediening om de ‘zonden van de wereld’ te dragen en de mens weer met God te verzoe­nen. Hoe werd Hij al aan het begin van Zijn bediening door de heilige Geest bewust in de ‘hemelse gewes­ten’ geconfronteerd met de duivel, welke Hem gedurende vele dagen verzocht in deze ‘woestijn’ Matteüs 4 vers 1 tot en met 11 (Matt. 04:01-11).

Hij wist echter door de Geest van God weerstand te bieden in deze ‘boze dag’ door de duivel steeds weer het Woord van God voor te houden en zich alleen aan Hem dienstbaar te stellen. De persoonlijke vervulling met de heilige Geest, zoals Jezus die ervoer, moest Job nog missen. Dat feit doet hem in onze waardering alleen nog maar sterker staan in zijn vasthou­den aan zijn rechtvaardigheid voor God.

Ook wij als ‘kinderen Gods’, die ook de heilige Geest ontvangen hebben, kunnen concluderen, dat wij onder toelating van onze God beproevin­gen ondergaan en dat daarin onze vijand, de duivel, maar al te graag ons tracht te verzoeken om onze God en Vader als ’tegenstander’ te gaan zien. Om Hem de oorzaak van ons lijden aan te wrijven, in plaats van de boze geesten te ontmaskeren en hen te weerstaan, zodat ze van ons moeten aflaten, net als bij Jezus Matteüs 4 vers 11 en Jakobus 4 vers 7 (Matt. 04:11; Jak. 04:07). Het ‘vuur van beproeving’ maakt kinderen Gods sterk en bekwaam tot hun hoge roeping. Onze God heeft alles in de hand en Hij zorgt er voor, dat we niet boven vermogen ver­zocht worden.

Hij zorgt met de ver­zoekingen ook voor de uitkomst, zodat we er tegen bestand zijn 1 Korinthe 10 vers 12 en 13 (1 Kor. 10:12-13).

Dat leren wij ook uit de geschiede­nis van Job. Satan kan geen ‘haar van ons hoofd’ doen vallen zonder de wil van onze hemelse Vader. Wat er ook gebeurt, het ‘eeuwig leven’ van onze innerlijke mens is het eigendom van onze God en daar blijft de duivel met al zijn ‘geweld u van af.

De vrienden van Job

Er worden vier vrienden van Job genoemd, maar er is onderscheid tussen de eerste drie vrienden en del laatstgenoemde vriend. De eerste drie vrienden zijn nakomelingen van Ezau (Edom). Hun namen zijn: Elifaz, Bildad en Zofarl Zij typeren godsdienstige, vrome geesten, die elkaar aanvullen om de oorzaken van alle menselijke ellende’ in het leven van Gods kinderen ergens in verband brengen met de wil van God en/of de schuld van de mens ten opzichte van God lees Job vers 2 vers 11 tot en met 13 Job 02:11-13).

Deze ‘vrienden’ stellen in feite de mens tegenover God en ze trachten de mens zover te brengen, dat deze zichzelf schuldig gaat voelen om wat hij meemaakt of zich met verwijten tegenover God stelt. God en mens worden dan elkaars tegenspeler en de werkelijke vijand van de mens blijft mooi buiten schot. ‘Alle dingen ontvang je uit de vader­hand van God’, zeggen deze geesten door de mond van ‘vrome vrienden’. Dus ook de nare dingen. God zegen: wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil en de mens moet dat maar accepte­ren.

Zeven dagen lang zwijgen deze ‘vrome vrienden’ als ze bij Job arri­veren. Ze strooien as op hun hoofd. Ze kunnen geen woord van begrip en troost over hun lippen krijgen. En als ze gaan spreken, stromen ze over van verwijten en het in twijfel trekken van de oprechtheid en god­vrezendheid van Job. Ze gaan van puur menselijke standpunten uit en redeneren vanuit menselijke ervarin­gen en tradities. Ze geloven in Gods bemoeienis met mensen, maar de wegen, die God gaat met Zijn kinde­ren is hun volkomen duister. Wat nog erger is voor Job: ook zijn vrouw is zwaar aangeslagen. Ook zij heeft geen inzicht in de geestelijke achtergronden. Ze heeft de rijkdom van Job ervaren als een zegen, maar ze ziet ook het verlies van haar kin­deren en de felle aantasting van de gezondheid van haar man als van God afkomstig en dit maakt haar opstandig.

Haar bittere klacht is: ‘Job, wat heeft jou vroomheid je opgebracht? Toch alleen maar ellende!? Houd je nog vast aan je vroomheid? Zegen toch God en sterf’! (Job 2:9). Uiteindelijk moeten deze eerste drie ‘vrienden’ van Job zwijgen. Hun redeneringen ketsen af op het vast­houden aan zijn gerechtigheid door Job, hoewel dat in hun ogen niet anders is dan halsstarrig vasthouden aan een verborgen zondig leven.

Zij hebben niet anders te bieden dan de ‘bediening naar het vlees’, de ‘bedie­ning naar de letter’, de ‘bediening des doods’, de ‘bediening der veroor­deling’, later geschreven op ‘stenen tafelen’ (2 Korinthe 3). Tegenover de ‘bediening naar het vlees’ staat echter de ‘bediening naar de Geest’. Deze is niet op stenen tafelen geschreven, ook niet met inkt, maar door de Geest van de levende God geschreven op de ’taf­elen van vlees in het hart’. De bediening van de Geest, die levend maakt. De ‘bediening van het nieu­we verbond’, de ‘bediening, die rechtvaardigheid bewerkt’. En de heerlijkheid van deze bediening is overvloedig in heerlijkheid (2 Korinthe 3).

De vierde vriend

De laatstgenoemde vriend van Job is een typering van deze bediening naar de Geest. Hij is geheel anders dan de andere drie. Hij is een nako­meling van Nahor, de broer van Abraham. Hij komt pas in Job hoofdstuk 32 naar voren. Zijn naam is Elihu (Hij is mijn God!). De andere drie ‘vrienden’ zijn oud en bezadigd, evenals hun bediening. Elihu echter is nog jong en hanteert de nieuwe, jonge uitgangspunten van de Geest van het leven. Elihu redeneert niet vanuit menselijke tra­ditie, ervaring of verdienste. Hij spreekt door de Geest van God. Hij staat niet op één lijn met de andere drie. Hij brengt het denken van Job in de richting van God. Johannes de Doper was ook zo’n Elihu. Hij ging uit in de geest en de kracht van Elia (Elihu) Matteus 11 vers 10 tot en met 14 en Lucas 1 vers 17 (Matt. 11:10-14; Luc. 01:17). Hij wees op degene, die na hem komen zou, Jezus. Zo spreekt ook in ons hart de ‘Elihu’ (Geest van God) en leidt ons in alle waarheid, daar waar menselijke redeneringen het moeten laten afwe­ten. De ‘stem van Elihu’ wijst altijd omhoog. Het is wel belangrijk om deze stem ruimte te geven en niet te laten onderdrukken door de vele stemmen van de ‘bediening naar het vlees’.

Het ‘einde’ van Job

In het Nieuwe Testament van de bij­bel is het de apostel Jakobus, die in zijn brief relateert aan Job. In het gedeelte, waar deze schrijft over geduld in het lijden haalt hij onder andere Job aan: “Gij hebt van de vol­harding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed vol­gen, gezien dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming” Jakobus 5 vers 11 (Jak. 05:11).

Hoewel Job in zijn bittere omstan­digheden en smaad, die hij had te verduren, de invloed van God niet ervoer, was Deze steeds heel dichtbij om hem te beschermen. Hij is altijd nabij hen, die Hem vrezen en Hij let op hun hulpgeroep: ‘De Here is nabij allen die Hem aan­roepen in waarheid.

Hij vervult de wens van wie Hem vrezen, Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen’ Psalm 145 vers 18 en 19 (Ps. 145:018-019).

God staat geheel aan de kant van Job, al ervaart deze dat niet in zijn lijden periode. Hij legt Job geen juk op, maar Hij helpt hem om het juk dat de duivel hem doet ondergaan, te dragen. Tegelijk wordt Job liefde­vol door God gecorrigeerd, als hij in zijn moeiten en beperkt inzicht in wat hem overkomt, zijn bittere smart naar buiten brengt.

De geestelijke realiteit

God bepaalt Job aan de hand van voorbeelden uit de schepping bij zijn gebrek aan inzicht. Hij noemt licht en duisternis, hemel, zee en aarde, winden, wolken en sterren, leven en dood, allerlei wilde dieren en het onvermogen van de mens om aan deze dingen maar het minste aan te kunnen sturen. De Here God opent aan de hand van deze voorbeelden de ogen van Job en ook van ons voor de realiteit in de geestelijke wereld. De specifiek genoemde monsterdieren: de behemoth, groot dier Job 40 vers 10 SV (Job 40:10) en de leviathan, watermonster Job 40 vers 20 Statenvertaling (Job 40:20) typeren geestelijke wer­kelijkheden uit het rijk der duister­nis, waar de mens mee geconfron­teerd wordt, vaak zonder het zich bewust te zijn.

De behemoth (NBG nijlpaard) duidt dan op het ‘beest uit de aarde’ en de leviathan het ‘beest uit de zee’, welke in de profetie van het boek Openbaring van Jezus Christus genoemd worden. Ze typeren respectievelijk de antichrist (het ‘beest uit de aarde’) en de ‘geest van de antichrist’ (het ‘beest uit de zee’), de geest, waaraan deze zijn macht ontleent. Deze antigoddelijke geest is de tegenhanger van de heilige Geest van God, welke de ware chris­tenen vervult, Openbaring 13. De geest van de antichrist is het monster dat zich roert in de diepte der zee, welke het rijk van de Doodsmacht aanduidt. Van daaruit worden de occulte krachten door de antichrist ontbonden, welke de wereld van de mens overspoelen. Door deze krachten, gepaard met tekenen en wonderen, vestigt de antichrist zijn heerschappij op aarde. En zoals het evangelie van Jezus (de) Christus de boodschap is, welke de mens naar de ware God toe voert, zo voert het ‘evangelie’ van de antichrist de mens (op vaak subtiele wijze) naar de antigod toe, wiens naam is Dood.

De Dood(smacht) is als gevolg van de zondeval van de éérste mens in de wereld gaan heersen en zijn claim ligt sindsdien op alle mensen, die nog niet innerlijk wederom geboren zijn door geloof in Jezus Christus, dus nog niet zijn ‘ontwaakt uit de slaap en opgestaan van tussen de doden uit’ Romeinen 5 vers 12 en Efeze 5 vers 14 (Rom. 05:12-14; Ef. 05:14 letterlijk).

De aardse mens is door de claim van de Dood gevangen in ‘stof’ (elemen­ten waaruit de zichtbare dingen zijn samengesteld) en wanneer diens lichaam na het sterven tot stof zal wederkeren, blijft zijn innerlijke mens gevangen in de claim van de Dood. De hemelse mens echter is door de wedergeboorte als gevolg van persoonlijke bekering en geloof vrijgekomen ‘uit de macht der duis­ternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde’ Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13).

Voor deze innerlijke mens geldt dat hij de dood in eeuwigheid niet zal zien of smaken Johannes 8 vers 51 en 52 (Joh. 08:51-52). Aan deze mens verbindt God zich door Zijn Geest, waardoor de ‘mens-in- Christus’ ontstaat. Hij vestigt door middel van deze ‘mens-in-Christus’ Zijn recht in de hemel (de wereld der geesten) en van daaruit op de aarde (de wereld van de éérste (natuurlijk georiënteerde) mens. Zoals de uiterlijke mens ‘stof’ is, dat tot ‘stof’ zal wederkeren, zo is de hemelse (innerlijke) mens ‘geest uit God’ (wederom geboren uit het woord van God), welke tot God terugkeert, nadat het Woord heeft bewerkt, waartoe Hij het heeft uitge­zonden Romeinen 11 vers 36 (Rom. 11:36).

Prototype van de hemelse mens

God toonde aan Job in beelden de achtergrond van de geestelijke wereld, van waaruit de dingen in de zichtbare wereld worden bestuurd. Job was een prototype van de hemel­se mens, zonder zelfkennis te heb­ben van de werkelijke achtergrond van de dingen. Hij troost zich met de correctie, die God hem geeft en Die hem een nieuw perspectief laat zien. Hij belijdt:

“Ik zag de dingen verkeerd. Ik sprak zonder inzicht over dingen, die ik niet begreep. Ik vraag U: Onderricht U mij. Ik sprak en dacht over U zon­der U echt te kennen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd” Job 42 vers 3 tot en met 5 (Job 42:03-05)-

Wij mogen het gegeven van Job han­teren om zelf ook inzicht te verwer­ven in de dingen achter de dingen, als we ons maar open stellen voor de waarheid. De duivel bespeelt zo mogelijk de gezindheid van ons ‘vlees’ en verduistert en omsluiert wat onze God bedoelt, zodat we dat maar niet zullen verstaan en daar­door vrij worden in ons denken. De Geest van onze God echter ontslui­ert door het levende Woord het raadsbesluit (‘eeuwig voornemen’) van God en de hemelse realiteiten worden dan aan de hemelse mens duidelijk.

Zo worden aan de gemeente op aarde Elihu’s gegeven: apostelen, profeten, herders, leraars, evangelis­ten, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, dit is tot opbouw van het ‘lichaam van Christus’ Efeze 4 vers 11 en 12 (Ef. 04:11-12). Het zijn de wegbereiders voor het Woord van God zelf, zodat dit zich kan openbaren. Dit woord, dat allereerst ‘vlees’ is geworden in onze Heer Jezus, wordt ook ‘vlees’ in hen, die de goede Herder roept als Zijn eigen schapen. Zij gaan naar buiten en volgen Hem, omdat zij ‘Zijn stem’ kennen, dus Zijn evangelie horen en aanvaarden in hun persoonlijk leven Johannes 10 vers 3 en 4 (Joh. 10:03-04).

De Geest der waarheid

Dit levende Woord van God kan alleen door de Geest der waarheid worden geopenbaard. Menselijke wijsheid kan nuttig en bruikbaar zijn, maar om de onnaspeurlijke rijkdom van het Woord der waarheid te openbaren, is de Geest der waar­heid nodig.

In alle druk en narigheid riep Job uit: “Ik weet, dat mijn Losser leeft en dat Hij ten laatste (= in het laatste der dagen) op het stof (= op aarde) zal optreden. En al is mijn huid geschonden, toch zal ik uit mijn vlees God aanschouwen. Mijn eigen ogen zullen zien en mijn nieren in mijn binnenste smachten van verlangen” Job 19 vers 25 tot en met 27 (Job 19:25-27). God leidde Zijn knecht naar deze ervaring toe, hoewel Job dit zelf nog niet besefte en dacht aan een verre toekomst. Later zou hij echter uit­roepen: “Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd” Job 42 vers 5(Job 42:05). Geestelijke ervaringen moeten we niet naar later verschuiven. “Nu is het de tijd van het welbehagen, nu is het de dag van het heil”, want de “genade Gods is verschenen, heil­brengend voor alle mensen”, dus zeker voor ons Titus 2 vers 11 en 2 Timoteüs 1 vers 9b en 10 (Titus 2:11; 2 Tim. 1:9b-10).

Wij mogen van Job leren om God te zien, ook als we in uiterlijk moeilij­ke omstandigheden verkeren. Als we Hem nog niet zien, laten we dan ‘ogenzalf kopen om onze oogleden te bestrijken’ Openbaring 3 vers 18 (Openb. 03:18).

Barmhartigheid en ontferming

Job wordt door God geheel gerehabi­liteerd ten opzichte van zijn ‘vrien­den’. Jakobus zei: ‘let op het einde van Job’. De drie ‘vrienden’ van Job worden echter niet door Gods toorn verworpen, maar Hij stuurt ze naar Job toe, zodat deze voor ze kan bid­den, in plaats van op één of andere manier wraak op ze te nemen. Ook daarin zit een diepe les, ook voor ons.

En aan het gebed van Job als recht­vaardige wordt kracht verleend. Niet alleen aan Job wordt een ‘dubbel welke de mens naar de ware God toe voert, zo voert het ‘evangelie’ van de antichrist de mens (op vaak subtiele wijze) naar de antigod toe, wiens naam is Dood.

De Dood(smacht) is als gevolg van de zondeval van de éérste mens in de wereld gaan heersen en zijn claim ligt sindsdien op alle mensen, die nog niet innerlijk wederom geboren zijn door geloof in Jezus Christus, dus nog niet zijn ‘ontwaakt uit de slaap en opgestaan van tussen de doden uit’ Romeinen 5 vers 12 tot en met 14 letterlijk (Rom. 05:12-14; Ef. 05:14).

De aardse mens is door de claim van de Dood gevangen in ‘stof’ (elemen­ten waaruit de zichtbare dingen zijn samengesteld) en wanneer diens lichaam na het sterven tot stof zal wederkeren, blijft zijn innerlijke mens gevangen in de claim van de Dood. De hemelse mens echter is door de wedergeboorte als gevolg van persoonlijke bekering en geloof vrijgekomen ‘uit de macht der duis­ternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde’ Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13).

Voor deze innerlijke mens geldt dat hij de dood in eeuwigheid niet zal zien of smaken Johannes 8 vers 51 en 52 (Joh. 08:51-52). Aan deze mens verbindt God zich door Zijn Geest, waardoor de ‘mens-in- Christus’ ontstaat. Hij vestigt door middel van deze ‘mens-in-Christus’ Zijn recht in de hemel (de wereld der geesten) en van daaruit op de aarde (de wereld van de éérste (natuurlijk georiënteerde) mens. Zoals de uiterlijke mens ‘stof’ is, dat tot ‘stof’ zal wederkeren, zo is de hemelse (innerlijke) mens ‘geest uit God’ (wederom geboren uit het woord van God), welke tot God terugkeert, nadat het Woord heeft bewerkt, waartoe Hij het heeft uitge­zonden Romeinen 11 vers 36 (Rom. 11:36).

Prototype van de hemelse mens

God toonde aan Job in beelden de achtergrond van de geestelijke wereld, van waaruit de dingen in de zichtbare wereld worden bestuurd. Job was een prototype van de hemel­se mens, zonder zelfkennis te heb­ben van de werkelijke achtergrond van de dingen. Hij troost zich met de correctie, die God hem geeft en Die hem een nieuw perspectief laat zien. Hij belijdt: “Ik zag de dingen verkeerd. Ik sprak zonder inzicht over dingen, die ik niet begreep. Ik vraag U: Onderricht U mij. Ik sprak en dacht over U zon­der U echt te kennen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd” Job 42 vers 3 tot en met 5 (Job 42:03-05)-

Wij mogen het gegeven van Job han­teren om zelf ook inzicht te verwer­ven in de dingen achter de dingen, als we ons maar open stellen voor de waarheid. De duivel bespeelt zo mogelijk de gezindheid van ons ‘vlees’ en verduistert en omsluiert wat onze God bedoelt, zodat we dat maar niet zullen verstaan en daar­door vrij worden in ons denken. De Geest van onze God echter ontslui­ert door het levende Woord het raadsbesluit (‘eeuwig voornemen’) van God en de hemelse realiteiten worden dan aan de hemelse mens duidelijk.

Zo worden aan de gemeente op aarde Elihu’s gegeven: apostelen, profeten, herders, leraars, evangelis­ten, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, dit is tot opbouw van het ‘lichaam van Christus’ Efeze 4 vers 11 en 12 (Ef. 04:11-12). Het zijn de wegbereiders voor het Woord van God zelf, zodat dit zich kan openbaren. Dit woord, dat allereerst ‘vlees’ is geworden in onze Heer Jezus, wordt ook ‘vlees’ in hen, die de goede Herder roept als Zijn eigen schapen. Zij gaan naar buiten en volgen Hem, omdat zij ‘Zijn stem’ kennen, dus Zijn evangelie horen en aanvaarden in hun persoonlijk leven Johannes 10 vers 3 en 4 (Joh. 10:03-04).

De Geest der waarheid

Dit levende Woord van God kan alleen door de Geest der waarheid worden geopenbaard. Menselijke wijsheid kan nuttig en bruikbaar zijn, maar om de onnaspeurlijke rijkdom van het Woord der waarheid” te openbaren, is de Geest der waar­heid nodig.

In alle druk en narigheid riep Job uit: “Ik weet, dat mijn Losser leeft en dat Hij ten laatste (= in het laatste der dagen) op het stof (= op aarde) zal optreden. En al is mijn huid geschonden, toch zal ik uit mijn vlees God aanschouwen. Mijn eigen ogen zullen zien en mijn nieren in mijn binnenste smachten van verlangen” Job 19 vers 25 tot en met 27 (Job 19:25-27). God leidde Zijn knecht naar deze ervaring toe, hoewel Job dit zelf nog niet besefte en dacht aan een verre toekomst. Later zou hij echter uit­roepen: “Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd” Job 42 vers 5 (Job 42:05). Geestelijke ervaringen moeten we niet naar later verschuiven. “Nu is het de tijd van het welbehagen, nu is het de dag van het heil”, want de “genade Gods is verschenen, heil­brengend voor alle mensen”, dus zeker voor ons Titus 2 vers 11 en 2 Timoteüs 1 vers 9b en 10 (Titus 2:11; 2 Tim. 1:9b-10).

Wij mogen van Job leren om God te zien, ook als we in uiterlijk moeilij­ke omstandigheden verkeren. Als we Hem nog niet zien, laten we dan ‘ogenzalf kopen om onze oogleden te bestrijken’ Openbaring 3 vers 18 (Openb. 03:18).

Barmhartigheid en ontferming

Job wordt door God geheel gerehabi­liteerd ten opzichte van zijn ‘vrien­den’. Jakobus zei: ‘let op het einde van Job’. De drie ‘vrienden’ van Job worden echter niet door Gods toorn verworpen, maar Hij stuurt ze naar Job toe, zodat deze voor ze kan bid­den, in plaats van op één of andere manier wraak op ze te nemen. Ook daarin zit een diepe les, ook voor ons.

En aan het gebed van Job als recht­vaardige wordt kracht verleend. Niet alleen aan Job wordt een ‘dubbel deel’ vergoed: een nieuw lichaam, een nieuw bezit, een nieuw gezin, een nieuwe bediening, een dubbele rijkdom, enz. vergelijk Job 1 vers 1 en 2 met Job 42 vers 12 en 13 (Job 01:02-03 met Job 42:12-13). Ook aan zijn menselijke ’tegen­standers’ wordt barmhartigheid bewezen. Zijn hele familie en alle vroegere vrienden en bekenden delen in zijn herstel en komen hem troosten. ‘De Here bracht een keer in het lot van Job, toen hij voor zijn vrienden gebeden had’ Job 42 vers 10 (Job 42:10). Zo typeert Job de grote barmhartig­heid van onze God, die geldt voor alle mensen. Hij immers is een God van verzoening voor allen die tot Hem komen.

Hij gaf Job de bedie­ning van de verzoening en Hij heeft nok ons deze bediening gegeven Job 5 vers 18 en 19 (Job 05:18-19). Ook als wij als christen te lijden hebben, mogen we dus troost putten uit het boek Job. We mogen hem als voorbeeld nemen, evenals de gela­tenheid en het geduld van alle profe­ten, die in de Naam des Heren gesproken hebben. Die volhard heb­ben, net als Job. We hebben uit het einde, dat de Here deed volgen, zien dat Deze rijk is aan barmhartigheid en ontferming.

Uit de geschiedenis van Job leren we geduld te hebben, juist in moeilijke perioden. De ‘kostelijke vrucht van het land’ groeit en rijpt, ook in de perioden van (geestelijke) droogte. Èn ‘vroeg en laat’ zal de regen er weer op vallen om de vrucht te doen rijpen. Laten we daarom niet zuch­ten tegen elkaar om alles wat nega­tief is, zodat we niet verkeerd beoor­deeld moeten worden. Laten we onze harten versterken. Onze Rechter staat voor de deur. De komst des Heren is nabij! Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard blijken te zijn bij de komst van onze Here Jezus Christus. Hij die u roept, is trouw en doet Zijn belofte gestand 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 24 (1 Thess. 05:23-24).

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven Door Gert Jan Doornink

Jezus noemt in Johannes 16 de duivel de ‘heerser van deze wereld’. Daar hoeven we geen voorbeelden van te geven. Dagelijks hebben we te maken met zijn vernietigend werk, waarbij hij vaak op geraffineerde, ook op vrome wijze kan optreden. Maar Jezus maakte, door de woorden die hij sprak en de daden die hij deed, ook duidelijk dat de duivel niet het laatste woord heeft. Hij overwon hem als eerste van hen die zullen volgen. Dat mogen wij zijn als waarachtige christenen. En ook al gaat dat vaak nog niet op een volkomen wijze, door Gods Geest die in ons is, leren we meer en meer de vijand te onderschei­den, te weerstaan en te overwinnen. Daarom kunnen we ook in de tijd waarin wij leven als christenen func­tioneren naar het plan en de doelstelling van God. En kunnen we met volle overtuiging zeggen en beleven: ‘Het is heerlijk en blij makend om in deze tijd een christen te zijn’.

Henk Lijzenga over leiderschap in de gemeente

Al vele jaren worden in Amersfoort halfjaarlijkse bijeenkomsten gehou­den die speciaal bedoeld zijn voor leiding gevenden in de volle evangelie gemeenten (voorgangers, oudsten, jeugdleiders, etc.). Eerst was Jo van den Brink uit Gorinchem de hoofd­spreker, die na diens overlijden werd opgevolgd door Henk Lijzenga, voor­ganger van de volle evangelie gemeente in Enschede. Hij kwam echter enkele jaren geleden plotse­ling te overlijden, maar ook nu gaan de samenkomsten door, waarbij de leiding in handen is van Jan Bramer van de gemeente uit Enschede in samenwerking met enkele andere gemeenten. (De website van de volle evangelie gemeente Enschede is: www.veg-enschede.nl). In de periode dat Henk Lijzenga de belangrijkste spreker was sprak hij vaak over het leiding geven in de gemeente en bracht naar voren hoe belangrijk het is dat het doelmatig functioneren van de gemeente voor een groot deel afhangt of de gemeente op de juiste wijze bestuurd wordt. Dit najaar is onder de titel “Leiderschap in de gemeente van Jezus Christus” een boek versche­nen dat is samengesteld uit de aan­tekeningen van Henk Lijzenga. Hij wilde dat zijn ervaringen anderen zouden inspireren bij het werken in de gemeente van Jezus Christus. Ine Lijzenga, zijn vrouw, heeft het voor­woord geschreven dat wij hierbij overnemen.

Zij schrijft: “Het mooiste werk dat er voor een mens te doen is, is God dienen in de gemeente van Jezus Christus. Henk en ik hebben meer dan 30 jaar de gemeente in Enschede mogen dienen en dat heb­ben we als een groot voorrecht erva­ren. Vanaf het begin was het onze visie dat veel gemeenteleden zouden uitgroeien tot leiders. Een goed lei­der maakt zichzelf overbodig, vond Henk. Hij gaf trainingen en studies aan medewerkers om hen bekwaam te maken en zo bedieningen tevoor­schijn te roepen. Later werd hij ook veel gevraagd om in andere gemeen­ten het oudstenteam te begeleiden. Toen Henk in 2001 voorgoed naar zijn Heer ging, lagen zijn aanteke­ningen klaar om gebundeld te wor­den. Aantekeningen die door de jaren heen vanuit het werken in de gemeente gemaakt zijn, uit liefde voor mensen en in overgave aan God. Hij wilde dat ook anderen er gebruik van zouden kunnen maken. Nu deze aantekeningen in dit boek verzameld zijn, verwacht ik dat ze tot zegen zijn voor velen die zich inzetten om een plaatselijke gemeente te dienen”. Het boek (in paperbackuitvoering van 100 bladzijden) kunt u bestellen bij: Ine Lijzenga,

Geen ‘normen en waarden bele­ving’ zonder God

Over de beleving van normen en waarden wordt in onze dagen heel veel gepubliceerd. Ook in ons blad hebben we er regelmatig over geschreven. Daarbij valt vaak op hoe het ook bij vele christenen een trend is geworden ‘normen en waarden’ belangrijk te vinden zonder dat men beseft dat alleen als zij hun basis vinden in de beleving van ons geloof in Christus, werkelijk waarde heb­ben. Daaraan moesten wij denken toen wij in De Telegraaf een artikel lazen onder de kop ‘God is op het vliegtuig gezet’, naar aanleiding van de opmerkingen die bisschop Hurkmans van Den Bosch maakte tijdens een oecumenische viering ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het CDA.

Hurkmans zei onder andere: “In Nederland lijkt op God een actief uitzettingsbeleid van toepassing te zijn. God is op het vliegtuig gezet naar het eiland van de privésfeer. Het is ieder voor zich en God voor ons allen. Maar bouw je daarmee een menselijke samenleving op?’ Waar God wordt doodgezwegen, komt volgens Hurkmans het leven van de mens in gevaar. “De door mensenhanden gemaakte hel van concentratiekamp en goelag hebben dat in de vorige eeuw op gruwelijke wijze bewezen”.

Het is de roeping van een christen­democraat om allereerst een ‘god ­zoeker’ te zijn, hield hij de CDA-ers voor. “Onze tijd heeft behoefte aan politici die weten waarvoor ze staan, aan mannen en vrouwen die geloven in een betere wereld, die geloven in de revolutionaire kracht van de lief­de”.

Hurkmans riep de politiek op om het financieel mogelijk te maken dat jongeren een maatschappelijke stage van een jaar lopen bij bijvoorbeeld een maatschappelijke organisatie of in een kerk of verzorgingshuis. De woorden van Hurkmans laten nog weer eens zien dat vele christe­nen geen inhoud geven aan hun christen-zijn en zich af dienen te vragen of ze alleen in naam christen zijn. Pas als men door ‘opnieuw geboren te worden’, zoals Jezus dui­delijk aangaf, een echte christen is geworden kan men met hulp van Gods Geest, de normen en waarden beleven die hun basis vinden in God, zoals deze tot openbaring kwam in Jezus Christus.

Een gezonde leef­wijze voor lichaam en geest

Van de noodzaak om op gezonde wijze door ’t leven te gaan is vrijwel iedereen overtuigd. Maar hoe is het in de praktijk? Hebben wij werkelijk bepaalde veranderingen aangebracht in onze manier van leven of denken we: het zal wat m’n gezondheid betreft zo’n vaart niet lopen en blij­ven gewoon op oude voet verder gaan, ook al weten we in ons hart dat veranderingen nodig zijn? Nu willen wij geen strakke regels opstellen, regels waaraan we onszelf misschien niet houden, maar wel noodzakelijk achten voor anderen. Iedereen zal zelf moeten beslissen hoe hij of zij wil leven. Ieder mens heeft nu eenmaal een vrije wil. Maar de algemene regel: ‘voldoende bewe­gen en gezond eten’ is voor iedereen het basisprincipe voor een gezonde leefwijze. De noodzaak voor het vol­gen van een streng dieet kan mis­schien in sommige gevallen het beginpunt zijn van een verandering ten goede wat betreft onze lichame­lijke gezondheid. Maar in de meeste gevallen vallen we na enige tijd weer terug in onze ‘oude’ wijze van leven. En dan komen we in een vicieuze cirkel terecht die zich telkens her­haalt.

Beter is een radicale fundamentele verandering zonder extreme toestan­den die men op de duur toch niet kan nakomen. En wat ‘bewegen’ betreft: ook daar vallen geen vaste regels voor op te stellen, omdat de ‘wijze van voldoende beweging’ bij iedereen verschillend is. Belangrijk is dat men ook hierin consequent en disciplinair te werk gaat. Er is echter nóg een punt wat van het allergrootste belang is. Dat betreft een gezond gééstelijk leven. Dat behoort zelfs nummer één te staan. Hoe krijgt deze optimaal vorm? Door de aanvaarding én bele­ving van een gezond evangelie. Het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dat doorgaven en ook zelf in praktijk brachten. Het evangelie van het Koninkrijk Gods behoort de basis van heel ons denken, spreken en handelen te zijn. En dat heeft een gezonde uitwerking zowel voor geest, ziel als lichaam.

Positieve ontwik­kelingen van het Lectuurproject

Tien jaar geleden werd door de bekende prediker Hessel Hoefnagel een lectuurproject opgericht met de bedoeling goed bijbels studiemateri­aal gratis beschikbaar te stellen en te verspreiden in landen waar daar grote behoefte aan is. Dat laatste bleek al spoedig door de vele aanvra­gen uit allerlei landen. Het is ook een bewijs dat in deze tijd van inter­net en allerlei andere moderne com­municatievormen ook het gedrukte woord een belangrijke plaats blijft innemen. We laten nu Hessel Hoefnagel zelf aan het woord over de ontwikkelingen in de afgelopen jaren. Hij schrijft: “Onze Heer Jezus heeft zelf gezegd, dat het evangelie van het Koninkrijk van God gepredikt zal worden in de hele wereld tot een getuigenis voor alle volken om het ‘einddoel’ te doen komen Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14). Met dit uit­gangspunt is indertijd (1995) onder duidelijke leiding van de heilige Geest het Lectuurproject opgezet. Doelstelling daarvan is het kosteloos voorzien van gericht bijbelstudie­materiaal aan (aankomende) christe­nen in de zo genoemde ‘derde wereld’.

Het project werd aanvankelijk als Lectuurfonds gestart, maar nader­hand is het ondergebracht in de Stichting ‘Lecture Ministries’. In de statuten van deze Stichting is onder andere het uitgangspunt gesteld, dat de boeken in principe kosteloos ter beschikking worden gesteld aan christenen in zo genoemde ‘derde wereld’-landen. De financiële ruimte van de Stichting bestaat uit giften van christenen, als gemeenten en individueel.

Begonnen werd met het binnen de beschikbare financiële ruimte verta­len, drukken en verspreiden van de elkaar aanvullende series Bijbelstudies in lesvorm, respectievelijk geti­teld ‘Op weg naar volkomenheid’ en ‘De Geest van de Gemeente’ in het Engels en Frans. Ze werden in een beperkte oplage van 5000 stuks per titel in boekvorm verzonden naar contactadressen in diverse landen van Afrika.

Vervolgens opende zich de mogelijk­heid tot het vertalen van de lessen in het Spaans en Roemeens. Inmiddels is dit ook gebeurd, resp. in Peru en Roemenië. Ook de druk en versprei­ding hiervan gebeurt in en vanuit deze ’thuislanden’. De Spaanse boe­ken worden momenteel verspreid over diverse adressen (gemeentelei­ders, bijbelscholen en individuele personen) in landen van Zuid Amerika. De Roemeense versie wordt momenteel gedrukt in Roemenië en zal in de komende tijd door middel van een contactpersoon aldaar verspreid worden in Roemenië en Moldavië. Een Russische vertaling is al gedeel­telijk klaar en zal in de loop van 2006 voltooid worden. Voor de druk en verspreiding daarvan over landen van de voormalige Sovjet Unie zoe­ken we in overleg met (zendings)organisaties en afzonder­lijke christenen een contactadres in Oekraïne.

Voor het vertalen van de bijbellessen hebben zich christenen ingezet, welke in de onderhavige talen zijn grootgebracht en een persoonlijke roeping ervaren om dit werk ‘als voor de Heer’ te doen. Recent heb­ben we contact met Hollandse Portugezen voor de realisatie van een Portugese vertaling. Deze chris­tenen hebben het verlangen om zich bewust in te zetten voor het evange­lie en zien het lectuurproject als een reële mogelijkheid om in te partici­peren. We hopen in het komende voorjaar met dit deelproject te kun­nen starten.

Tot nog toe heeft: de Heer steeds voorzien in de financiering van dit project en heeft daar de harten van mensen toe bewogen om van hun middelen hierin mee te delen. We verwachten ook in de komende tijd weer de nodige ruimte te kunnen krijgen tot het realiseren van de zich aandienende deelprojecten. Samen met u als bewuste christenen willen we middels dit lectuurproject mede uitgaan in de hele wereld en het rijke evangelie van onze Heer ver­kondigen aan de ganse schepping naar Markus 16 vers 15 (Mark. 16:15). Daarbij hanteren we in geloof de belofte van onze Heer, die Hij bij de aanvang van dit project gaf: ‘Ik zal volken geven tot uw erfdeel en de einden der aarde tot uw bezit’ Psalm 2 vers 8 (Ps. 002:008). Voorlopig hebben we het ‘einde’ nog niet bereikt, dus houden we het lectuur­project graag nog levend en bevelen het van harte in uw gebed en zo mogelijk vrijwillige gaven aan.

Anne van der Bijl maakt weer zen­dingsreis

Onlangs vierde ‘Open Doors’ de organisatie voor hulp aan verdrukte christenen, haar vijftigste verjaardag. In Trouw blikt Anne van der Bijl, die inmiddels 78 is, daarop terug. Hij maakt enkele kernachtige opmerkin­gen zoals: “Er is op dit moment meer vervolging dan onder het com­munisme. Zelfs in Egypte worden de schroeven aangedraaid”. Anne van der Bijl raakte vooral bekend door zijn jarenlange zen­dingsreizen achter het toenmalige ijzeren gordijn. Steevast namen hij en zijn medewerkers bijbels mee. In 1967 schreef hij er een boek over wat hij als ‘brother Andrew’ allemaal beleefde. ‘God’s smuggler’ wat gek genoeg nooit in het Nederlands werd vertaald, schrijft Elma Drayer, de schrijfster van het artikel, die ver­der onder andere opmerkt Van der Bijl is ‘natuurlijk blij’ met de omme­keer in het Oostblok. “Maar het geestelijk klimaat was toen zonder meer beter. Leven in welvaart en vrijheid is vele malen moeilijker dan in armoede. Van die onbegrensde mogelijkheden maakt de duivel óók gebruik. Dat is de reden dat de kerken leeglopen. Ze hebben er geen antwoord op. De kerk spreekt het verlossende woord niet”. Open Doors trok zich begin jaren negentig terug uit Oost-Europa. “Wij proberen te werken waar niemand werkt. Nu zit iedereen daar. Natuurlijk hoor je de klacht dat we te vroeg zijn weggegaan. “Ik zeg: het is nu aan hen. De kerken daar moe­ten leren omgaan met de vrijheid”.

Nieuw arbeidsterrein

Het werk van Open Doors werd ver­legd naar de islamitische landen. Anne van der Bijl merkt op: “Onder het communisme was de christen­vervolging ‘nooit honderd procent’. Dat kun je niet zeggen van de mos­limlanden. Er is daar op dit moment meer vervolging dan onder het com­munisme”.

Naar de mening van Van der Bijl komt dit “omdat van nature het communisme negatief stond tegen­over religie. Daarom is het maar zeventig jaar oud geworden. De islam is veel krachtiger. Daarom moeten we ons nu veel meer inspan­nen om het evangelie te brengen. Bovendien is er nog een complicatie. De impopulariteit van het Westen groeit in de moslimlanden. Hij meent dat we die over onszelf heb­ben afgeroepen. Elk brandje in een westerse moskee wordt daar geno­teerd. Daar krijgen we nog de reke­ning van. Onze intolerantie voedt de islam”.

Voor de westerse reacties op de aan­slagen van ii september 2001 heeft hij dan ook geen goed woord over. “Terroristen hebben geen land, dus mag je geen land aanvallen. Je moet terroristen opsporen, geen oorlog beginnen. Wat hebben de boertjes van Kaboel ermee te maken? Ik denk cynisch: de wapenindustrie is de grootste ter wereld. Die moet geld verdienen”.

Vergelding, vindt Anne van der Bijl, is altijd verkeerd. “Als christenen moeten wij een ander speerpunt hebben: God is liefde. Dan hoeven wij ons niet te bezondigen aan al die nare dingen”.

De evangelist is nu 78, maar het werk in de wijngaard gaat onver­moeibaar door en wordt nu voor een groot deel gedaan door andere medewerkers van Open Doors. Maar wat hemzelf betreft… “Achter de geraniums is het ergste wat er is. Elke week krijg ik telefoontjes uit Afghanistan, Iran, Pakistan. De nood wordt almaar groter. In decem­ber ga ik er weer heen, acht landen bezoeken”. Mompelend: “En ik heb zo’n hekel aan reizen”. Hij schiet er zelf van in de lach…

 

Komt de Heer terug op de Olijfberg? Door Wim te Dorsthorst

Er zijn nog al wat christenen die geloven en belijden dat de Heer Jezus terug zal komen in Israël op de Olijfberg en dat die berg dan let­terlijk middendoor zal splijten. Dit geloof is dan gebaseerd op Zacharia 14 vers 4 (Zach. 14:04), waar staat: “Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noord­waarts wijken en de andere helft zuidwaarts”.

Voor wie een letterlijke vervulling verwacht in de natuurlijke, zichtbare wereld van dergelijke profetieën, is dat te begrijpen. Men gaat dan ech­ter voorbij aan het feit dat in het Nieuwe Testament, waar toch nogal veel gesproken wordt over de weder­komst, nooit over de Olijfberg gesproken wordt en zeker niet dat het met zoveel geweld gepaard zou gaan! Waarom trouwens zou die berg moeten splijten? Ook vergeet men dan wat voor vre­selijke gevolgen dat zou hebben voor mensen die daar leven en wonen.

Natuurlijk of geestelijk?

Ik geloof echter veel meer dat de woorden van Zacharia over de Olijfberg een geestelijke betekenis hebben en letterlijk vervuld zijn of nog vervuld worden in de geestelij­ke, onzienlijke wereld. De Heer Jezus heeft ons duidelijk geleerd met wat Hij sprak en deed, dat het niet meer gaat om een strijd tegen vlees en bloed, maar zoals Paulus ook schrijft: “Wij hebben niet te wor­stelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de mach­ten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12) Er zal dus in de eindtijd niet een strijd geleverd worden tegen alle vol­ken die tegen Jeruzalem op zouden trekken Zacharia 12 vers 3 (Zach. 12:03). Hoe zou dat trouwens gerealiseerd kunnen wor­den? Als de profeten in deze zin spreken over ‘volkeren’ dan worden daar niet de inwoners van een land mee bedoeld, maar de overheden, de wereldbeheersers van de duisternis met hun legers van boze geesten en machten, die de volken regeren. Zie bijv. Daniel 10 vers 13 en Daniel 13 vers 20 en 21 (Dan. 10:13 en Dan. 13:20-21). Door de antichrist zal in het laatst der dagen zich alles keren en verza­melen tegen het hemelse Jeruzalem de waarachtig wedergeborenen, de gemeente van Jezus Christus!

Niet zomaar een berg

De Olijfberg is niet zomaar één van de bergen die Jeruzalem omringen, maar de Olijfberg heeft een geschie­denis en een geestelijke betekenis, zoals bijna altijd als er over bergen gesproken wordt. Hij is ongeveer 800 meter hoog en is daarmee hoger dan de tempelberg in Jeruzalem die ongeveer 740 meter hoog is. Het is zoals Zacharia met nadruk zegt: “de Olijfberg die vóór Jeruzalem ligt” Zacharia 14 vers 4 (Zach. 14:04).

Dit doet even denken aan Openbaring 12 vers 3 en 4 (Openb. 12:03-04), waar de grote rossige draak vóór de vrouw staat die baren zou om haar kind te verslinden!

Eveneens in het boek Zacharia lezen we de bekende woorden: “Dit is het woord des Heren tot Zerubbabel: niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen”. En dan wordt er gesproken tot een berg, een grote geestelijke macht, die de bouw van het huis des Heren wil tegen staan, met de woorden: “Wie zijt gij, grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel wordt gij een vlakte”  Zacharia 4 vers 6 en 7a (Zach. 04:06-07a). In geestelijke beteke­nis wordt de Olijfberg een vlakte, een zeer groot dal, om doorheen te kunnen trekken (vers 4). “Niet door kracht noch geweld, maar door Mijn Geest! Zegt de Here der heerscharen”. Dat wil zeggen dat er geen menselijke legers tegenover elkaar komen te staan om iets te bevechten op aarde, maar dat er een geestelijke strijd gevoerd wordt door de kracht van de heilige Geest, zoals de Heer Jezus ons getoond heeft.

Geschiedenis van de Olijfberg

In 2 Samuel 15 vers 30 (2 Sam. 15:30) lezen we dat koning David op de vlucht is voor zijn zoon Absolom en al wenende de Olijfberg bestijgt dat is de eerste keer dat de Olijfberg genoemd wordt! Daarbij mogen we ook nog bedenken dat David een type is van Jezus Christus, de ware Koning David.

Salomo heeft zich op een gegeven moment vreselijk misdragen. Hij had zevenhonderd vorstinnen als vrouwen en nog eens driehonderd bijvrouwen, vrouwen uit andere cul­turen die andere goden dienden. Om de vrouwen tevreden te stellen heeft hij op de Olijfberg voor de meest gruwelijke goden altaren en offerhoogten gebouwd. In 1 Koningen 11 vers 1 tot en met 10 (1 Kon. 11:01-10) kunnen we daar over lezen. Daar wordt gespro­ken van: Astarte, de godin der Sidoniërs (ook wel Astoreth, de koningin des hemels genoemd), van Milkom, de gruwel der Ammonieten, van Kamos, de gruwel van Moab, van Moloch, de gruwel der Ammonieten. “Hetzelfde deed Salomo voor al zijn vreemde vrou­wen, die reukoffers en slachtoffers aan haar goden brachten” (vs. 5-8). De berg stond vol met altaren, offer­hoogten, gewijde stenen en gewijde palen. Dagelijks moet dat een drukte van belang zijn geweest als daar geofferd werd aan al die goden en godinnen die voor God een gruwel zijn. Het was een enorm bolwerk van duisternis, wat vóór Jeruzalem lag!

Koning Josia (2 Koningen 23), heeft bij zijn hervormingen en reiniging van tempel en land alles wat Salomo op die berg gebouwd had verwoest en verbrijzeld en hij heeft die plaats vol­gestort met mensenbeenderen waar­door het een berg van de dood werd. In vers 13 wordt het dan ook “de berg der verwoesting” genoemd. Zo stond de Olijfberg als een grote geestelijke macht vóór Jeruzalem.

De strijd van de Heer Jezus

Ook in het leven van de Heer Jezus heeft de Olijfberg een bijzondere rol gespeeld. De vrienden van de Heer: Lazarus, Maria en Martha, woonden te Bethanië, een dorpje tegen de hel­ling van de Olijfberg. De evangeliën vermelden dat de Heer overdag in de tempel en de stad onderwees en dan naar de Olijfberg vertrok om daar de nach­ten door te brengen Lucas 21 vers 37 en 38 (Luc. 21:37-38). Lucas 22 vers 39 (Luc. 22:39) vermeldt nog: “En Hij verliet de stad en ging, zoals Hij gewoon was, naar de Olijfberg”. Daar bracht Hij dus in het bijzonder de nachten door als Hij in de omgeving van Jeruzalem was en daar zal Hij een geestelijke strijd gestreden hebben. Hij zal wel zeker in die nachten op de Olijfberg gebeden hebben met smekingen en onder sterk geroep en tranen tot Zijn Vader, die Hem uit de dood kon redden en Hij is ver­hoord uit zijn angst Hebreeën 5 vers 7 (Heb. 05:07). Misschien was dat wel in de hof “Gethsemané”, de plaats die de dis­cipelen ook zo goed kenden en waar Judas hem dan ook verraden zou. Het was bij de intocht in Jeruzalem dat Hij ook weer van de Olijfberg kwam, via de dorpjes Bethanië en Bethfage, waar twee van Zijn disci­pelen een ezelsveulen voor Hem moesten halen Lucas 19 vers 29 en 30 en Matteüs 21 vers 1 en 2 en Markus 11 vers 1 en 2 (Luc. 19:29-30; Matt. 21:01-02; Mark. 11:01-02). Op die tocht naar Jeruzalem heeft Hij op de helling van die berg geweend over de stad omdat ze de tijd niet verstonden dat de Here naar hen omzag Lucas 19 vers 37 en Lucas 19 vers 41 en 42 (Luc. 19:37 en Luc. 19:41-42). Vanaf de Olijfberg heeft Hij tot zijn discipelen het gericht over Jeruzalem beschreven wat in het jaar 70 letterlijk is vervuld. Wij kennen deze woorden van de Heer als “de eindtijd-redenen”, die de overwin­ning proclameerden over het rijk van satan en de overwinning van het Koninkrijk Gods bij Zijn komst! Matteus 24 vers 1 tot en met 3 en Markus 13 vers 1 tot en met 3 (Matt. 24:01-03 en Mark. 13:01-03).

Oog in oog met duivel en dood

Aan het slot van het laatste avond­maal heeft de Heer samen met zijn discipelen “de lofzang” gezongen en daarna zijn zij samen naar de Olijfberg vertrokken (Matt. 26:30; Mark. 14:26: Luc. 22:39). Je zou zeggen waarom? Waarom bleef Hij niet gewoon in Jeruzalem waar Hij toch weer naar terug gebracht werd? Ik geloof omdat juist daar, op de Olijfberg, in de hof “Gethsemané”, die vreselijke doodstrijd gestreden moest worden, oog in oog met de duivel en z’n hele rijk Matteüs 26 vers 36 tot en met 49 en Markus 14 vers 32 tot en met 42 en Lucas 22 vers 39 (Matt. 26:36:49; Mark. 14:32-42; Luc. 22:39). Jesaja heeft hiervan geprofeteerd toen hij sprak: “Ik heb de pers alleen getreden en van de volken was nie­mand bij Mij, Ik trad hen in mijn toorn en vertrad hen in mijn grim­migheid; toen spatte hun bloed op mijn klederen en Ik bezoedelde mijn ganse gewaad. Want een dag van wraak had Ik in de zin en het jaar van mijn verlossing was gekomen” Jesaja 63 vers 3 en 4 (Jes. 63:03-04).

Ik geloof dat deze profetie van Jesaja daar, in Gethsemané op de Olijfberg, door de Heer Jezus letterlijk vervuld is in de geestelijke wereld. In die hof, op de Olijfberg, is Hij door Judas verraden en als misdadi­ger gevangen genomen, echter niet voor dat Hij had laten zien wie Hij werkelijk was, toen Hij zei: “Wie zoekt gij? En op hun antwoord zei Hij: Ik ben! En die Hem gevangen moesten nemen deinsden achteruit en vielen ter aarde Johannes 18 vers 1 tot en met 11 (Joh. 18:01-11). Als overwinnaar verliet Hij zo de Olijfberg!

Alles onder zijn voeten gesteld

Zo zien we dat de Olijfberg een grote geestelijke plaats heeft vervuld in het leven van de Heer Jezus. Zelfs zijn hemelvaart heeft plaatsge­vonden vanaf de Olijfberg. Handelingen 1 vers 12 (Hand. 01:12) vermeldt het: “Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg, genaamd de Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een sabbatsreis daarvandaan”.

Toen al hebben zijn voeten op die berg gestaan als een triomf over de macht van de duivel en de dood, die Hij aan het kruis vernietigend ver­slagen heeft Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15). Hij heeft de duivel die de macht over de dood had onttroond Hebreeën 2 vers 14 (Heb. 02:14). Als de Heer iets onder zijn voeten heeft, wil dat zeggen dat Hij daar­over overwonnen heeft! Hij is opgevaren vanaf de Olijfberg en heeft zich gezet aan de rechter­hand Gods, vanwaar Hij de geestelij­ke werkelijkheid, waarvan al het zichtbare slechts een afschaduwing was, tot volheid zal brengen Efeze 4 vers 10 (Ef. 04:10).

Wel is het zo dat bij de eerste opstanding, dat is bij de wederkomst van de Heer, als de volmaakte gemeente die dan nog op aarde is, verheerlijkt zal worden Filippenzen 3 vers 20 en 21 (Filip. 3:20-21), de triomfkreet zal klinken: “De dood is verzwolgen in de overwinning” 1 Korinthe 15 vers 54 (1 Kor. 15:54).

De werkelijkheid is van Christus

Al het zichtbare in het Midden- Oosten, het hele land met Jeruzalem en de Olijfberg, het heeft geen enke­le geestelijke waarde meer in het heilshandelen van God. De Heer Jezus heeft de hele Schrift vervuld en in Hem is de werkelijkheid geko­men waarvan de Schrift woordelijk en beeldend heeft gesproken. De apostel Petrus verwoordt het heel duidelijk als hij zegt: “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd heb­ben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lij­den, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de Heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12).

Met de uitspraak: “u dienden”, bedoelt de apostel de gemeente van Jezus Christus waar hij aan schrijft! De profeten dienden in werkelijk­heid niet het Joodse volk, maar de gemeente van Jezus Christus, die bestaat uit Joden en heidenen, uit elke stam en taal en volk en natie.

Bedoel ik met het voorgaande nu te zeggen dat er geen wederkomst van de Heer Jezus zal zijn? Nee, natuur­lijk niet! Ik heb getracht te laten zien dat die wederkomst niet op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt, zal plaats vinden. Naar mijn mening staat de Olijfberg symbool voor de grote geestelijke macht, die vooral in het boek Openbaring, ‘het grote Babylon’ genoemd wordt. (Zie wat ik hiervoor schreef over wat koning Salomo bouwde op de Olijfberg). Ik schaar me niet bij de theologen en leraren die beweren dat de weder­komst een enkel geestelijke zaak is, namelijk het openbaar worden van de Heer in de gelovigen. De Schrift is heel duidelijk over de werkelijke wederkomst van de Heer op aarde. Om maar enkel plaatsen te noemen: Hebreeën 10 vers 37 (Heb. 10:37) zegt: “Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten”. In Openbaring 3 vers 10 (Openb. 3:10 zegt de Heer zelf: “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten…” Als Paulus spreekt over het avond­maal, zoals hij het van de Heer Jezus ontvangen heeft 1 Korinthe 11 vers 23 (1 Kor. 11:23), dan zegt hij in 1 Korinthe 11 vers 26 (1 Kor. 11:26): “Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt”. Tot slot nog een uitspraak van de Heer zelf in Lucas 18 vers 8 (Luc. 18:08): “Doch als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?”.

 

De overgang van blad naar website door Gert-Jan Doornink

Eind juli sprak ik voor ’t eerst met de belangrijkste schrijvers in Levend Geloof over het beëindigen van de uitgave van Levend Geloof, hoewel enkelen al eerder op de hoogte waren. Daarna werd begin-augustus een brief verzonden aan allen die de laatste jaren in ’t blad hebben geschreven. Naar aanleiding daarvan ontving ik verschillende reacties. Een kleine selectie uit deze reacties en van enkele anderen treft u hier­onder aan. Daarbij wil ik met nadruk stellen dat ik dit niet doe om over mezelf de loftrompet af te steken, maar uit dankbaarheid jegens Hem die het mij mogelijk maakte dit redigerend en coördine­rend werk te mogen doen. Ik heb dit alles als een bijzondere genade en voorrecht mogen ervaren. Ook ben ik blij dat ik zolang ik geestelijk vitaal blijf, met een website en ande­re activiteiten te kunnen doorgaan.

Reacties

“Na 44 jaar trouwe dienst door mid­del van het blad Levend Geloof, mogen wij in de eerste plaats dank­baar zijn voor de zegen die dit werk heeft verspreid in de harten en in het denken van zeer veel mensen! Heel veel dank!”.

Herman Robbertz

“Je hebt met volle inzet en toewij­ding het blad geredigeerd. Levend Geloof heeft verschillende keren een facelift ondergaan. Het kreeg inder­daad een professionele uitstraling.

Qua inhoud heb je altijd de bood­schap van het Koninkrijk der heme­len vooropgesteld. Dat hebben Riek en ik altijd zeer gewaardeerd”.

Roel Schipper

“We hebben de ontwikkeling van het volle evangelie bewust meegemaakt. We zijn 45 jaar geleden tot bekering gekomen en hebben veel zegen via Beukenstein ontvangen. We hebben grote bewondering voor je wat je hebt gedaan al die jaren met Levend Geloof. Natuurlijk was het Gods werk en Hij gaf jullie (jij en je vrouw) de kracht en de talenten om het te doen. Jullie hebben je beschik­baar gesteld met alles wat nodig is om het te volbrengen en dat nu al 44 jaar! Het is fijn dat God jullie de zekerheid geeft om deze ingrijpende beslissing te nemen”.

Peter Koumans

“In onze gemeente zijn een aantal vaste lezers erg teleurgesteld dat het prachtige en opbouwende blad ophoudt te verschijnen. Namens ons allemaal danken wij u voor de gewel­dige inzet die u jarenlang gegeven hebt. Wij krijgen binnenkort een eigen website en op die manier hoop ik de gemeenteleden in contact te brengen met de Levend Geloof-web- site”.

Paul de Groes

“Ik denk dat het een wijs besluit is. Immers, het blad was jouw persoon­lijke roeping en opdracht en zoiets kun je niet zomaar aan een ander overdragen. Je hebt je van God gekregen taak in getrouwheid uitge­voerd, al deze jaren, 44 jaar zoals je vermeldt. Dat is toch genade van onze Heer, die jou altijd in staat gesteld heeft dit werk te volvoeren. Het blad is voor velen tot zegen geweest. Je hebt ‘voor jou tijd de raad Gods gediend’, zoals ook van David wordt getuigd. Het blad was een baken in veel stormachtige tij­den, temidden van allerlei verwar­ring. Een vaste koers, om steeds het evangelie van Jezus Christus te belichten”.

Klaas Goverts

“Dat Levend Geloof uw persoonlijke bediening was is ons altijd duidelijk geweest. En dat is toch ook goed? Als andere mensen een blad overne­men of voortzetten is het toch zo dat zo’n blad gaat veranderen en meest­al niet met de instemming van die­gene die het oorspronkelijk opgezet had. Ook mede namens onze gemeenteleden en ons beleidsteam willen wij u bedanken voor de trou­we toezending van Levend Geloof. Het lag bij ons op de boekentafel en iedereen die het lezen wilde kon het meenemen. Ook gastsprekers namen nog al eens zo’n blad mee omdat ze het blad niet kenden of er wel van gehoord hadden maar nu dan eens de gelegenheid kregen om het zelf te lezen. Als er eens een blad over was dan hebben wij dat altijd bij buren en kennissen afgege­ven met een begeleidend schrijven. Wij hebben verschillende bladen op de boekentafel maar wat ons dan altijd opvalt is, dat er veel in bladen wordt overgenomen vanuit goede boeken of preken van sprekers. Levend Geloof is volgens ons een blad waarin nagedacht werd/wordt en ook soms dieper gespit werd, als ik dat zo eens mag zeggen. Daar is tegenwoordig helaas bijna geen tijd meer voor (om je af te zonderen en eens diep met God samen te denken over wat je op schrift wil stellen) en dat is gezien de werkdruk soms ook wel te begrijpen”.

Tineke Annotee-Remijnse

“We ontvingen deze week je brief met het nieuws dat volgens mij al enige tijd in de lucht hing. Ondanks het feit dat je er al enige tijd tegen­aan hikte is het mijns inziens de juiste keuze. Zeker als er geen opvolger of organisatie is aan wie je kan overdragen is het belangrijk or het juiste moment te stoppen”. Marcel Camminga

“Je bent vele jaren trouw gebleven aan je bediening en de Heer zal dat belonen (al deed je het daar niet voor). Het blad is voor velen tot grote zegen en voor mijzelf is het toen het nog eenvoudig verscheen in de zeventiger en tachtiger jaren al een enorme hulp geweest om ‘hoger’, ‘dieper’ en ‘verder’ te komen in het leven met de Heer. Steeds heeft Hij je weer frisse inspiratie, maar ook doorzettingsvermogen gegeven om een heldere koers uit te zetten qua visie, echter gecombi­neerd met een grote dosis mildheid, die de Heer in jou heeft doen rij­pen”.

Jildert de Boer

“Graag wil ik u en uw medewerkers te kennen geven, dankbaar te zijn om het mogen deelhebben aan hun geestelijke pennevrucht!”.

Guido Cleeren

“Ik hoop dat u met volle tevreden­heid kunt terugdenken aan al die jaren dat u het blad verzorgd heeft. En dat u zult beseffen dat het voor velen een grote rijkdom is geweest! Ik leende het blad bijvoorbeeld ook weer uit aan anderen. Als je de weg met de Heer gaat, kom je net als Jezus tegenstand tegen. En dan heb je best wel eens een bemoediging nodig, of opheldering, inzicht in de geestelijke wereld. Door het lezen van de artikelen kon je dat dan ont­vangen. Dus het heeft velen gehol­pen om steeds met vertrouwen de weg met Jezus te vervolgen”.

Berry Janson

“Stoppen met Levend Geloof, dat is een hele stap. Moedig om dat te doen, ook al weet je dat het blad geen doel op zich is. Het is al die jaren toch een deel van jezelf geworden en het zal, zeker in het begin, Als het ware een leegte geven, lijkt mij, als je daar niet meer mee bezig hoeft te zijn. Wat goed dat je doorgaat op internet. Er zullen niet veel mensen van jouw leeftijd zijn die alsnog digi­taal gaan. Ik wens je alle goeds, ook daarbij”.

Henk Moorman

“Al jaren heb ik uw blad met grote zegen gelezen. Telkens was het weer diepgaand en begrijpelijk tegelijk. Daarvoor aan U in het bijzonder, maar tevens ook aan de anderen die bijdragen leverden, mijn hartelijke dank. Ik bid u Gods rijke zegen toe in uw verdere leven en andere inzet voor het Koninkrijk der hemelen”.

Riemer de Graaf

“Het spijt mij dat Levend Geloof als blad zal ophouden te bestaan. Naar mijn mening heeft het blad een dui­delijke functie gehad als forum voor de overdenking van het Volle Evangelie. Uiteraard respecteer ik uw beslissing en wens ik u veel zegen, ook bij het in gebruik nemen van de nieuwe website. Overigens heeft onze gemeente inmiddels een eigen website: www.vegintgoudse.nl. Vindt u het goed als wij te zijner tijd op onze site een link naar uw websi­te maken?”.

Peter Annotee

Om op deze laatste opmerking in te haken: Wij waarderen het natuurlijk bijzonder wanneer zoveel mogelijk bekendheid wordt gegeven aan onze website www.levendgeloof.nl. die volgende maand van start gaat. Ook vinden we het belangrijk dat zoveel mogelijk gemeenten een eigen web­site hebben.

Nu is het openen van een website in onze tijd geen bijzonderheid meer. Iedereen kan er mee beginnen. Dat we er in dit laatste nummer van ons blad toch nog al aandacht aan beste­den komt uiteraard door het stopzet­ten van de gedrukte versie van Levend Geloof en het openen van een website met dezelfde naam. We hebben al aangekondigd dat de Levend Geloof-website een geheel eigen invulling zal krijgen, anders zou het een soort surrogaat-versie van het blad zijn. Natuurlijk zullen bepaalde elementen van ons blad ook aangetroffen worden op de Levend Geloof-website, maar voor de

rest zal de website een eigen karak­ter hebben, waarvan wij op dit moment zelfs nog niet geheel weten hoe die zal zijn. Eén ding blijft ech­ter onveranderd: de centrale basis waarvan wij uitgaan en van wat wij doorgeven blijft het evangelie van het Koninkrijk Gods, zoals Jezus en de eerste apostelen dat ook doorga­ven en beleefden.

 

De gemeente als ’tegenhouder’ Door Paul de Groes

Tijdens mijn vervangende dienst­plicht werkte ik in een psychiatri­sche sluisinrichting. Ik ontmoette daar een hoge militair in behande­ling. Hij sprak veel met mij over geestelijke zaken. Aan het eind van mijn dienstplicht gaf hij mij een bij­zondere vertaling van het Nieuwe Testament vertaald door Prof. Ogilvie.

Een andere vertaling laat mij vaak een gezichtspunt zien dat mij niet eerder is opgevallen. Zo vielen mij in deze vertaling de termen ’tegenhouder’ en ‘mens der chaos’ op. In deze Bijbelstudie werk ik deze ter­men verder uit. Tevens geef ik hier­onder het des betreffende Bijbelgedeelte te weten 2 Thessalonicenzen 2 vers 3 tot en met 9 (2 Thess. 02:03-09) uit de Ogilvie vertaling weer:

“Met het oog op de komst van onze Heer Jezus Christus en onze hereni­ging met Hem, hebben wij aan u broeders, een verzoek: Laat u niet zo gauw de bezonnenheid ontnemen en laat u niet opschrikken – noch door een geestelijk beleven noch door een woord of door een brief, die van ons afkomstig zouden zijn – alsof de Dag van de Heer reeds zou aanbreken. Laat u door niemand op de een of andere manier misleiden. Eerst moet de afval komen en de mens van de chaos (de Statenvertaling geeft wetteloosheid weer) zich onthullen, de zoon des verderfs, de tegenstander die zich verheft boven alles wat goddelijk of heilig wordt vereerd en die zich ten­slotte in Gods Tempel op de plaats van God neerzet en zelf optreedt als een God. Herinnert gij u niet, dat ik u dit, toen ik nog bij u was. gezegd heb? Zo weet gij ook wat hem thans nog tegenhoudt, totdat hij zich op de voor hem bepaalde tijd zal openbaren. Het Mysterie van de chaos is reeds werkzaam; alleen moet nog de macht, die het tegenhoudt, uit de weg geruimd worden. Dan echter zal de mens van de chaos onverhuld optreden. Doch de Heer zal hem wegvagen door de adem van Zijn mond en hem vernietigen door de stralende verschijning van Zijn tegenwoordigheid. De komst van de tegenstander geschiedt door de wer­king van de Satan met louter krachtsvertoon, tekenen en valse wonderen en met allerlei alle moge­lijke misdadige verleiding voor hen die verloren gaan” (Vert. van H. A. P. Olgilvie).

De weerhouder

In vers 2: tot 6 staat: “En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, tot hij zich openbaart op zijn tijd”. Paulus geeft hier geen toelichting over wie de mens der wetteloos­heid, der chaos weerhoudt. De men­sen van Thessalonica waren al eer­der door Paulus op de hoogte gebracht van deze tegenhouder. Uit andere Bijbelgedeelten moet duide­lijk worden wie of wat er bedoeld wordt.

De mens der chaos laat zich leiden door de satan en dus ga ik ervan uit de tegenhouder ondanks zijn negatieve klank iets positiefs is. Ik denk namelijk dat de tegenhouder de benaming is van de Gemeente Gods levende in het heden of te wel de tijd. Aan de hand van een aantal Bijbelteksten wil ik dat nader toelich­ten.

In de eerste zin van 2 Thessalonicenzen 2 vers 1 (2 Thess. 02:01) staat dat de apostel Paulus uitgaat van  met vereniging, een eenwording met Jezus. Deze éénwor­ding wordt in deze brief niet verder uitgewerkt. Hij gaat er n.l. van uit dat dit algemeen bekend is. Ik wil proberen daar aan de hand van andere Bijbelteksten wel iets meer te zeggen.

In Openbaring 12 vers 12 (Openb. 12:12) lezen we dat de boze is nedergedaald in grote grimmigheid, wetende dat hij weinig tijd heeft.

De Gemeente is niet gesteld tot toorn 1 Thessalonicenzen 5 vers 9 (1 Thess. 05:09) en zal daarom in veiligheid worden gebracht, voordat deze toom los zal breken 1 Thessalonicenzen 1 vers 10 (1 Thess. 01:10).

In veiligheid

Wat is dit in veiligheid brengen? Niets anders dan dat de gelovigen wederom geboren worden en daarop gedoopt worden in de Geest van God. Door de wedergeboorte maken zij deel uit van tijdloze eeuwige Koninkrijk van God dat steeds meer en meer uitbreidt. Zij leren daar te wandelen door- en in de heilige Geest. Daardoor wor­den de gelovigen onaantastbaar voor de boze die met zijn leugen­geest, verleidingen en geweld alles wil vernietigen wat God heeft bedacht op de aarde én in de hemel­se gewesten.

De boze kan door middel van de wetteloze mens(heid), de nog steeds in de levende Gemeente naar het vlees geweld aan doen (net als Jezus) maar geestelijk bezitten de gelovigen (door het geloof) de kracht van God. En bovendien helpt God deze Gemeente in de tijd Openbaring 12 vers 15 tot en met 18 (Openb. 12:15-18).

Voordat de boze zich ten volle kan openbaren in de ongeestelijke mens­heid, (net zoals Jezus zich zal open­baren in de zijnen) moeten de gelo­vigen dus verwijderd worden, (letter­lijk: “De Gemeente moet uit het midden”).

Dit uit het midden nemen, dit ver­wijderen slaat niet op een feitelijke opname in de lucht. Het betekent dat de gelovigen niet meer gelijkvormig willen zijn aan de wereld. Zij worden geheiligd doordat de gelovigen zich in Jezus en de Vader verlustigen. Dit heeft als gevolg dat zij Hem steeds meer gaan openbaren. De volle openba­ring van de gemeente van alle tijden is dit echter nog niet! (d.w.z. de eeuwige Gemeente Gods = het volgroeide lichaam van Jezus). In hoofdstuk 14 van Openbaringen wordt over deze eeuwige Gemeente geprofeteerd. Dit is dus na het beest uit de zee en uit de aarde (Openbaring 13).

De eeuwige gemeente

In Openbaring 12 lezen we over de profetie van de vrouw en de draak. Hiermee wordt hetgeen ik hiervoor schreef zinnebeeldig voorgesteld. Deze vrouw, dat is de gelovige mens­heid, (Jood en Niet-Jood) brengt een kind voort. Dit is de tijdloze eeuwige gemeente met aan het hoofd Jezus. Dit Kind wordt 1260 dagen Openbaring 12 vers 6 (Openb. 12:06) onderhouden op een plaats waar zij veilig is voor de grimmig­heid van de boze. Zij duikt als het ware onder op het onderduikadres dat de Heer ons bereid heeft. Dit is het koninkrijk van God! Heerlijk is het dat de in de tijd levende gelovigen reeds in de geest deel mogen uitmaken van deze eeu­wige Gemeente van Jezus! Naar het vlees zijn de gelovigen ech­ter nog wel op aarde en zij ondervin­den naar het vlees de woede van de

Boze. We lezen in Openbaring 12 vers 15 tot en met 18 (Openb. 12:15-18) dat God mee helpt de Gemeente in de zichtbare wereld te beschermen. Uit de brief van Paulus leren wij verder dat de Gemeente op aarde ineens omkleed gaat worden met een lichaam uit de eeuwigheid. Ze krijgen een tijdloos eeuwig lichaam om zo samengevoegd te worden met de reeds in Christus ontslapenen. Tot die tijd zal de in de tijd levende gemeente overle­ven en zelfs overwinnen door het bewaren van Gods geboden en omdat zij het getuigenis van Jezus hebben. Paulus beschrijft dit o.a. in 1 Thessalonicenzen 4 vers 13 tot en met 18 (1 Thess. 04:13-18).

Bij de mens de wetteloosheid vol­trekt zich eenzelfde proces als bij de Gemeente van Jezus, namelijk hij zal zich zelf openbaren in degenen die Jezus haten! Met deze mensheid zal hij volgens Openbaringen 1260 dagen zijn gang kunnen gaan. Na deze dagen komt echter een einde aan zijn dagen omdat de eeuwige Gemeente van Jezus geopenbaard wordt (Openbaring 14). De eeuwige Gemeente en de in de tijd levende Gemeente zijn geworden tot de tijd­loze eeuwige Gemeente van God: Het lichaam van Jezus. Zij zullen een einde maken aan de macht van de Boze. En vervolgens zal Jezus het hoofd, alles aan de voe­ten van de Vader leggen zodat De Vader alles in allen zal worden. God heeft Zijn ‘Tegenover’ weer bij zich en kan met de Gemeente wandelen

door de hemelse Hof.

 

Het troostboek van de kerk door Cees Maliepaard

Als het boek Openbaring destijds niet in de canon van de bijbel opge­nomen was, zou dat onder christe­nen een heleboel gekissebis voorko­men hebben. Soortgelijke gedachten zijn in de loop van de geschiedenis meermalen geuit. Zoals Luther des­tijds moeite had met de brief van Jacobus, zo kunnen wij problemen hebben om bepaalde gedachten in dit ‘kerkelijk troostboek’ te laten rij­men met hoe Jezus de Vader beschrijft in zijn in de evangeliën genoteerde uitspraken.

Is God werkelijk enkel goed?

In de psalmen staat vele malen dat God goed is. De psalmdichters ken­den de Here God als zodanig, en schreven Hem derhalve niets kwaads toe. Dat klopt uiteraard, want Hij zou het kwade niet eens hebben kunnen bedenken! Dat God het goede zowel als het kwade zou kennen, is de kardinale leugen die Satan in de hof van Eden op het eer­ste mensenpaar losliet. Hij maakte hun immers wijs dat zij net als God zouden kunnen worden… als zij net als Hij óók het kwade leerden ken­nen.

Doordat Adam en Eva het door de duivel vertekende godsbeeld als juist aanvaardden, kwamen ze verkeerd uit. Behalve Jezus heeft nog nie­mand aan alle misleidingen van Satan weerstand kunnen bieden. Maar wel reikt de apostel Johannes ons een kostbaar gegeven aan. In 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05) schrijft hij: “God is licht; er is in Hem geen spoor van duisternis”. Dat correspondeert op de gedachte, dat de Here God alles wat Hij is altijd voor de volle hon­derd procent zal wezen. Omdat God licht is, kan er dus gewoon geen duisternis in Hem zijn. Dit principe kun je op alle eigenschappen van de Vader van toe­passing brengen. God is rechtvaar­dig, derhalve zal er nooit enige onrechtvaardigheid bij Hem gevon­den worden. God is liefde, liefde­loosheid is bij Hem dus ondenkbaar. De Vader is de bouwer van de natuurlijke en van de geestelijke wereld, de sloophamer zul je daar­om bij een ander moeten zoeken. God is barmhartig, onbarmhartig bezig zijn past echt op geen enkele manier in zijn wezen. Zo is het ook met de kwalificatie van het goede in Hem: er zal nimmer iets kwaads in Hem gevonden kunnen worden. Onze Vader is puur licht, zonder meer rechtvaardig, één en al liefde en barmhartigheid, voortdurend bouwend aan de vervol­making van zijn puike plan en in alle opzichten onverdeeld goed. Geen van de negatieve tegenpolen krijgt bij Hem enige kans.

God is wars van verderf

In Gods plan is voor de mens zinvol leven gesitueerd. Hij doet zijn voor­nemen nimmer geweld aan, ook niet bij wie zich niets aan Hem gelegen laat liggen. Het is de toorn van God (Satan, op wie Gods toorn rust) die maar al te graag de kroon op Gods schepping aantast. De Here God brengt zijn schepselen zelf niet in de vernieling; wel waarschuwt Hij hen voor de intriges van de vorst van het duistere rijk in de hemelsferen. Maar met het stellen van zulke gedachten, doemt er gelijk een pro­blematisch punt op in de slotconclu­sie die Johannes aan dit gezicht ver­bindt. In Openbaring 22 vers 18 en 19 (Openb. 22:18-19) schrijft hij namelijk: “Ik verklaar tegenover een ieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn, en als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, zoals die in dit boek beschreven zijn”. Hoe zijn dergelijke gedachten over God te rijmen met het beeld dat Jezus van de Vader schetste? Zij zul­len toch met elkaar in overeenstem­ming moeten zijn, aangezien de inhoud van het boek Openbaring óók door Jezus aan Johannes is getoond. Bekende Bijbelteksten zijn: ‘God is liefde’ en ‘God is goed’. Maar geldt dat dan niet voor degene die iets van de inhoud van dit Bijbelboek weglaat of er iets aan toevoegt? We dienen nooit uit het oog te ver­liezen dat de Heer de tekst van Openbaring niet letterlijk aan Johannes gedicteerd heeft. Hij toon­de hem de beelden en Hij gaf daar gedachten bij. Dat wil dus zeggen dat in dit gedeelte Jezus aan Johannes duidelijk gemaakt heeft, dat sleutelen aan de tekst van dit boek tot gevolg zal hebben dat de sleutelaar zich aan een scenario van rampzalige ontwikkelingen bloot­stelt. En tevens dat hij zich daarmee isoleert van de heilzame elementen die erin vermeld staan. Het Joodse volk was nu eenmaal eeuwenlang gewend geweest aan de oudtestamentische visie op dit soort zaken. Vandaar dat het Johannes niet vreemd zal zijn overgekomen, dat God hier als de straffende rech­ter wordt weergegeven. De werke­lijkheid is echter dat bagatelliseren van de inhoud van dit apocalyptische boek, zal leiden tot een vergemakke­lijking voor de betrokken machten van de duisternis om de geopenbaar­de zegeningen voor de mens te blok­keren en tegelijkertijd de bekendge­maakte rampzalige toestanden te helpen bewerkstelligen.

God is liefde

Deze waarheid blijft te allen tijde kaarsrecht overeind staan. God houdt niet slechts van de mens onder voorwaarde van diens blinde gehoorzaamheid, maar Hij heeft zijn schepselen onder alle omstan­digheden lief. Wie Hem ongehoor­zaam is, wekt (in de taal van de bij­bel) ongetwijfeld zijn toorn op. Maar dat is niet meer dan de gramschap van Satan, op wie de toorn van God (zoals reeds opgemerkt) nu eenmaal rust.

God is onmogelijk van zijn liefde te scheiden, want de Schrift geeft aan

dat Hij liefde is… puur liefde dus. De narigheid is echter dat een mens zichzelf buiten Gods liefde en trouw kan plaatsen door een knieval voor de duivel te doen. De Here God is immers te allen tijde zichzelf? Wel, dat betekent dan ook dat Hij nooit verbonden kan worden met het gedachtegoed van Satan, want dat zou tegen zijn wezen ingaan. Wie zich tot Jezus wendt, zal te allen tijde door Hem de weg naar de Vader gewezen worden. Want Jezus heeft de weg gebaand naar Gods liefdeshart. Dat komt doordat Hij zelf ook één en al liefde is. Hij is bovendien de verpersoonlijking van de waarheid van Vaders onberouwelijke keuze voor de mens. Elk men­selijk wezen maakt immers deel uit van zijn schepping, en Jezus is de volmaakte weergave van hoe God zich van eeuwigheid zijn beelddra­gers gedacht heeft. Vandaar dat Gods eerste Zoon in ieder die z’n verwachting op Hem stelt, Goddelijk leven geeft. Hoe heerlijk is die open­baring van Goddelijk heil in het leven van u en mij!

 

Dagelijks vol zijn van Gods Geest door Jildert de Boer

‘Dagelijks vol zijn van Gods Geest’… Een utopie of een voor iedere christen bereikbare werkelijkheid? In dit arti­kel belicht Jildert de Boer het onder­werp ‘Pinksteren’ op uitvoerige en duidelijke wijze (-red.).

“Wie gelooft, gelijk de Schrift zegt, stro­men van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” Johannes 7 vers 38 (Joh. 07:38). “En zij werden allen vervuld met de heilige Geest…” Handelingen 2 vers 4 (Hand. 02:04).

Voor velen is Pinksteren niet meer dan een extra dag vrij. Christenen weten dat Pinksteren te maken heeft met de uitstorting van de Heilige Geest. Voor sommigen blijft het spreken over de Geest van God vaag en abstract. De werking van de Geest lijkt voor niet weinigen een onbekend of althans weinig bekend verschijnsel. Velen lijken de geeste­lijke antenne en een radar van God voor de geestelijke wereld te missen. Misschien is het een mooi historisch feit en een krachtig begin van de gemeente van Jezus Christus 2000 jaar geleden. Maar wat zijn de effec­ten van de werking van Gods Geest voor nu? Heb je persoonlijk ook een ervaring van en met Gods Geest gehad? Dan bedoel ik weer niet alleen een aantal jaren terug, toen je in je eerste vurige liefde voor Jezus Christus stond, maar vandaag als een werkelijkheid in je leven. Is het leven in de Geest realiteit voor je nu, of zij het maar een stel verhe­ven klanken? Mooie, maar loos lij­kende kreten die toch -op de keper beschouwd- geen relatie hebben met de nuchtere, soms harde wereld van elke dag.

Meer dan wedergeboorte!

Ik ga ervan uit dat je je hebt bekeerd van je vroegere wandel, toen je stuurloos met de wereld mee dobberde en dat je Jezus als stuurman en leidsman van je leven hebt gekozen. Ik neem aan dat je wedergeboren bent door het levende en blijvende Woord van God 1 Petrus 1 vers 23 (1 Petr. 01:23) en dat je geboren bent uit de Geest Johannes 3 vers 5 en 6 (Joh. 03:05-06).

Die Geest van God heeft jouw men­selijke geest levend gemaakt -die was immers dood door je zonden en overtredingen Efeze 2 vers 1 (Ef. 02:01)- en samen met Hem ben je aangesloten op de bron van ons leven: God Zelf! Je hebt Jezus Christus leren kennen als het Lam, dat de zonde der wereld wegneemt Johannes 1 vers 29 (Joh. 01:29). De vraag is evenwel daarbij of je Hem ook hebt leren kennen als Degene, die in de heilige Geest doopt Johannes 1 vers 33 (Joh. 01:33). Ben je onderge­dompeld in heilige Geest, helemaal omhuld met de Geest van God? Reken maar dat dit een heerlijke ervaring met God is! Dat is iets dat je door gebed en geloof kunt beleven. Daartoe heeft God ook handoplegging als een ondersteuning gegeven. Hier kun je profijt van trekken door middel van anderen, die je een stap verder kun­nen helpen op de weg van God. Zonder de kracht van de heilige Geest is het christenleven een moei­zame, traag voortslepende zaak.

In, met en door ons

Er is verschil of Gods Geest bij jou is en aan jou een werk doet, of dat

die heilige Geest in jou woning heeft gemaakt en je helemaal van binnen kan vervullen, zodat Hij ook met en door jou een heerlijk werk van God kan doen in je leefom­geving, concreet in je alledaagse leven. Kortom: dat stromen van levend water uit jouw binnenste gaan vloeien Johannes 7 vers 38 (Joh. 07:38). Die Geest van God zal je eigen dorheid door­breken en je persoonlijke leven gezond en fris maken. Vervolgens zal Gods Geest de saai­heid van de dagelijkse sleur verande­ren in een interessant ‘oefenterrein’, om te leren wandelen in de Geest en Zijn stem te verstaan, in plaats van het gegons en lawaai van andere “filmen van beneden. Dat kunnen Wieren in huis, op school, op straat en op ons werk, of waar dan ook. Een blij, fris en sprankelend leven kan ons deel zijn, als we bereid zijn in de werking van de heilige Geest te geloven en de heilige Geest te gehoorzamen.

Misschien hebben we ooit wel in onze vroomheid best oprecht gebe­den: “Heer, maak mij een kanaal van Uw zegen”. We voelden ons als die “holle pijp”, waar God Zijn levens­water in moest gieten via ons over het onvruchtbare woestijnland. Maar Hij respecteert ons mens-zijn, onze creativiteit en talenten en ziet ons niet als een willoos werktuig, niettemin zullen wij ons graag door Hem laten vormen. Toen -in onze oude voorstelling- beseften we nog niet dat zo’n kanaal een steriele, strakke en stijve zaak is. Het is rechtuit door mensen gegra­ven en daarmee een dood ding op zichzelf. Kanalen zijn nooit verras­send in hun loop, maar uiterst voor­spelbaar. Gods Geest werkt nooit op een en dezelfde manier en daarom is het niet leuk om een kanaal te zijn of ernaar te verlangen dit te worden.

Geef ons dan veel liever het levendi­ge bruisen van een rivier, die heel

verrassend zijn werk doet en vanuit de bron kris kras kronkelend uit­stroomt over het land, vol van ener­gie en krachtige stroming. Wat fijn om dan te bidden: “Heer laat mij een bron zijn van Uw levende water”. Daar sta je niet passief bui­ten, maar daar ben je helemaal in betrokken en word je actief ingeschakeld.

Bewustwording

Gedoopt zijn in en steeds vervuld worden met de heilige Geest geeft je het bewustzijn, dat de levende God in je werkt en dat Hij door jou ande­ren kan bereiken om je heen. Hoe mooi om te zijn als een besproeide hof en als een bron, waarvan het water nooit meer teleurstelt Jesaja 58 vers 11 (Jes. 58:11). Hoeveel mensen zijn er wel niet teleurgesteld in wat chris­tendom heet? De bruisende rivier van kracht is de eerste christenge­meente is vaak verworden tot een mager stroompje, dat zo heel zwak en zachtjes nog wat voortkabbelt…(althans in de ogen van velen). Is het niet fantastisch als de heilige Geest in ons opspringt als een fontein van water, die springt ten eeuwigen leven?! Johannes 4 vers 14 (Joh. 04:14). In dit voorbeeld uit het verhaal van de Samaritaanse vrouw zien wij ook dat het levende water vrijmoedig uit haar binnenste opsprong tot zegen van haar stad Johannes 4 vers 39 (Joh. 04:39). Het getui­genis van Jezus spoot eruit! Het is adembenemend om het avontuur op de rivier van God aan te gaan en de uitdaging op te pakken, om levens­water uit te delen aan een wereld die zijn dorst lest aan allerlei zaken waar je steeds weer dorst van krijgt en waar je nooit echte bevrediging in vindt.

Herstel

Het is geweldig dat de Heer in de geschiedenis van de gemeente steeds weer herstelbewegingen heeft gegeven, om de gemeente te bepalen bij haar oorsprong, haar geboorte op de Pinksterdag in Jeruzalem, of wel:

de kracht van de heilige Geest! Wat geweldig als kinderen van God gaan opstaan om vol van de heilige Geest te zijn en voortdurend te wor­den. En: vervolgens ook hun lauw­heid, gezapigheid, luiheid en slap­heid radicaal overboord te gooien! Opwekking is niet slechts een “conferentiefeest” (merk tussen haakjes op dat op zulke conferenties wel over de Geestesdoop wordt gespro­ken, maar dat de Bijbelse ‘link’ met de waterdoop helaas niet wordt gelegd!).

Opwekking is iets dat de Heer van binnenuit met jou wil doen en wat je samen met anderen mag beleven: de heilige Geest woont in je en maakt jouw zwakheid sterk! Je bent van tussen de doden uit opgestaan en wandelt nu in de Geest. De Trooster is erbij geroepen in jouw leven tot zalfolie voor je ver­wondingen, tot balsem en verkwik­king voor je ziel.

Zo kun je op jouw beurt voor ande­ren tot troost worden, zodat zij gaan zeggen “Jezus is Heer” door de heili­ge Geest 1 Korinthe 12 vers 3 (1 Kor. 12:03) en mag jij door de Heer gebruikt worden dat ande­ren gedoopt worden in de heilige Geest.

Als het Koninkrijk van God over je gekomen is en bij jou baan heeft gebroken doordat boze geesten uit je leven zijn gebannen zie Matteüs 12 vers 28 (Matt. 12:28), dan mag jij daarna het kli­maat en de geur van het Koninkrijk gaan verspreiden tot bevrijding van anderen, die nog gebonden zijn op bepaalde punten of gebieden in hun leven.

De Geest van God maakt je lichtbewegelijk en flexibel, zodat je Gods wijsheid vindt, om mensen te bemoedigen met woorden van God. Dat is de Geest van Pinksteren diep in je hart en reuze praktisch in je dagelijkse leven!

Een ongedeeld hart

De Heer wil in ons leven tot Zijn volle recht komen!

In het Oude Verbond lezen we al dat als ons hart volkomen naar Hem uitgaat, Hij ons krachtig bijstaat 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09). Gedeelde harten kunnen dus ingele­verd worden tot een ontvankelijk: “leer mij Here uw weg, opdat ik in uw waarheid wandele”. Dan kan ons hart verenigd worden tot de vrees van Zijn Naam Psalm 86 vers 11 (Ps. 086:011). Het gaat er dus allereerst om dat ons hart ongedeeld is voor Hem! Met een innerlijk verdeeld en twijfelend hart moet een mens niet menen dat hij iets van de Here zal ontvangen Jakobus 1 vers 8 (Jak. 01:08) en daarmee kan Zijn Geest niet uit de voeten. In Gods bedoe­ling wil Hij Zijn Geest juist meer dan overvloedig geven, want Hij is niet zuinig en wil op velerlei wijzen aan, in en door ons leven werken.

Doorwerkende aspecten van Gods Geest

Wat werkt de Geest van Pinksteren uit in je leven?

Wat zijn nu een aantal belangrijke dingen, die het doel zijn van de ver­dere doorwerking van de heilige Geest in je leven? Gaat het om uiterlijk vertoon, om een paar specifieke gaven, of is de Geest van God veel meer “allround”? Uiteraard is het werk van de Geest van God zo inspirerend en veelzijdig dat we maar een aantal punten kun­nen aanstippen. Deze kunnen ons aansporen en aanvuren om naar meer van God in ons leven te zoe­ken en te verlangen! Zonder op vol­ledigheid te bogen noemen we een aantal terreinen op, waarin Gods Geest ons wil stuwen.

  1. De Geest tot getuigenis

Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08) geeft je kracht, de kracht van de Heilige Geest over je tot een getuigenis is steeds grote­re cirkels van bereik, te beginnen met je eigen huis en omgeving. Het is veranderd worden van een verle­gen naar een vrijmoedig persoon, die in woord en daad, door Zijn levenswijze, echt christen-zijn toont.

2.De Geest, die het Woord levend maakt

De Schriften worden levend voor je en je Bijbel is geen oud, antiek boek meer, dat traditioneel naar de letter gebruikt wordt, maar o zo nuttig bij je wandel in de praktijk. Bij Jezus gaf God Zijn Geest niet met mate Johannes 3 vers 34 (Joh. 03:34) en Zijn woor­den waren dan ook geest en leven Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63). Het is ook boeiend om te zien hoe Petrus op de Pinksterdag (Handelingen 2) de Schrift opende en putte uit het Oude Testament, om onder andere de woorden van de profeet Joël actueel en levend toe te passen. In je eigen leven ervaar je hoe God Zijn Woord voor je laat ‘oplichten’ en je wijsheid en openbaring krijgt door de Geest Efeze 1 vers 17 en 18 (Ef. 01:17-18). Het is de Trooster, de heilige Geest, die ons alles zal leren en te binnen brengen al wat Jezus gezegd heeft Johannes 14 vers 26 (Joh. 14:26). Hij zal Jezus verheerlijken, want Hij zal het uit het Zijne nemen en het ons verkondigen Johannes 16 vers 14 (Joh. 16:14).

3.De Geest van gebed en lofprijs

Zonder gebed geen heilige Geest Lucas 11 vers 13 (Luc. 11:13) en zonder heilige Geest geen krachtbron om tot bidden te komen. Kan de Geest jou op gezette tijden in de stilte brengen, los van de beslommeringen van het leven, om je relatie met God te verlevendi­gen? Of om gericht voorbede voor anderen te doen?

Het komen tot lofprijzing en aanbid­ding is heerlijk om gezamenlijk te doen, maar best een oefening om het alleen te (leren) doen, of het juist te doen middenin de beproevingen!

4.De Geest van profetie

De Geest wil spreken in de gemeen­te met profetische woorden. Hier mag vooral naar gestreefd worden 1 Korinthe 14 vers 1 (1 Kor. 14:01).

“Spreekt iemand (!), laten het woor­den zijn als van God” 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10). Het zijn woorden tot mensen, die stichtend, vermanend en bemoedi­gend zijn 1 Korinthe 14 vers 3 (1 Kor. 14:03). Ook de andere uitingen van de Geest mogen in een gezonde balans tot ontwikkeling komen in eigen leven en in de gemeente.

5.De Geest tot heiliging

De heilige(!) Geest der waarheid kan niet ontvangen worden door deze wereld Johannes 14 vers 17 (Joh. 14:17). Bij de stijl, de sfeer en de aanpak van de wereld voelt de Geest van God in ons zich thuis. “Want God heeft ons niet roepen tot onreinheid, maar in heiliging. Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u immers ook Zijn heilige Geest geeft” 1 Thessalonicenzen 4 vers 7 en 8 (1 Thess. 04:07-08). Door de Geest kunnen wij de “lichaamswerkingen” doden en als we ons door die Geest laten leiden zijn we zonen Gods Romeinen 8 vers 13 en 14 (Rom. 08:13-14). De brieven van de apostelen sporen ons aan tot “heiliging door de Geest” 2 Thessalonicenzen 2 vers 13 en 1 Petrus 1 vers 2 (2 Thess. 02:13; 1 Petr. 01:02). De Geest tot heiliging is dezelfde Geest als de Geest van (lust in) de vreze des Heren Jesaja 11 vers 3 (Jes. 11:03), namelijk om (ver!) te wijken van het kwade in je leven en ook in de gemeente.

6.De Geest tot de goede strijd

De Geest bakt geen “zoete broodjes”, kweekt geen “zweverige gevoelens”, is niet te porren voor “zwoele manifestaties”, maar zegt dat je krachtig in de Here en de sterkte van Zijn macht de volle wapenrus­ting van God aan moet doen Efeze 6 vers 10 (Ef. 06:10), om in de geestelijke wereld tegen je ware vijanden te strijden Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12). Het is oorlog in de hemelse gewesten en wij mogen met de autoriteit van de Geest daar onze plaats innemen! Ook op aarde leren we in praktische zin dat “wandel door de Geest” betekent het “niet voldoen (toegeven) aan het begeren van het vlees” Galaten 5 vers 16 (Gal. 05:16). Dat blijkt wel uit onze reacties in de levenssituaties. Zijn die nog als “zure azijn” uit de woestijn, of al als “heerlijke honig” uit het beloofde land?

Jezus kreeg de vuurdoop -de testcase van de duivel- in de woestijn na Zijn Geestesdoop, maar de goede enge­len dienden Hem en Hij keerde terug in de kracht des Geestes naar Galilea Lucas 4 vers 1 tot en met 14 (Luc. 04:01-14). Hoe keren wij terug naar huis van een dag met allerlei “tegenzitters” en aanvallen? Vol van de Geest (via de goede strijd tegen de machten der duisternis), of menselijk geprikkeld en chagrijnig? Deze vuurgloed van beproeving moet ook ons niet bevreemden, als die over ons komt 1 Petrus 4 vers 12 (1 Petr. 04:12). Dan kan bijv. bij smaad lijden toch gelukkig(!) blijken dat de Geest der heer­lijkheid en de Geest Gods op je rust 1 Petrus 4 vers 14 (1 Petr. 04:14).

7.De vrucht van de Geest

De negenvoudige vrucht van liefde tot en met zelfbeheersing gaat door de Geest rijpen in onze levens Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22). Tegen zulke mensen is de wet niet Galaten 5 vers 23 (Gal. 05:23). Zij bevestigen name­lijk de wet Romeinen 3 vers 31 (Rom. 03:31) in hun levens, hebben het vlees gekruisigd Galaten 5 vers 24 (Gal. 05:24) en houden door de Geest het (goede!) spoor Galaten 5 vers 25 (Gal. 05:25). Vergeten wordt vaak bij het spreken over de vrucht van de Geest dat als voorwaarde geldt het afleggen van de werken van het vlees Galaten 5 vers 19 tot en met 21 (Gal. 05:19-21). Er staan daar 15 duidelijke zon­den opgesomd, maar met “en derge­lijke” is de lijst verder uit te breiden. Door allerlei vleselijk blijvende christenen ontstaat er soms een ver­keerde leefsfeer in gemeenten, die het klimaat van het Koninkrijk Gods met zijn gerechtigheid, vrede en blijdschap Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17) dreigt te verstoren.

Het is niet de bedoeling de zuurstof van het Koninkrijk -de liefde- te smoren door “geestelijke milieuver­ontreiniging” van werken der duis­ternis. Deze zullen radicaal wegge­daan moeten worden, wil de vrucht van de Geest tot volle ontplooiing komen! De vrucht van de Geest openbaart het karakter van Jezus! De zonen van God, die door de Geest geleid worden, zullen het wezen en de heerlijkheid van Christus gaan weerspiegelen en naar Zijn beeld veranderen zij van de ene heerlijkheid in de andere heerlijk­heid, immers door de Here, die Geest is! 2 Korinthe 3 vers 18 (2 Kor. 03:18).

8.De eenheid door de Geest

Tegen het woord “u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes” Efeze 4 vers 3 (Ef. 04:03) is veel gezondigd in de kerkgeschie­denis. Gods uitgangspunt blijft: “een lichaam en een Geest” Efeze 4 vers 4 (Ef. 04:04). De kracht van Gods Geest kan ons in de plaatselijke gemeente zichtbaar een maken! Dat lukt echt niet als menselijke heerszucht, jaloe­zie, roddel en negatieve kritiek (onveranderd) blijven leven in de gemeente.

De kracht van de Geest is de opwaartse kracht tot God, die sterker is dan de neerwaartse kracht van de zondemachten. De Geest tot eenheid is meer dan de geest van verwijde­ring of verdeeldheid. Geloof in Zijn goddelijke kracht, die eenheid mogelijk maakt! De Geest bindt samen en toont je liefde voor elkaar! Woorden als “samen” en “met elkaar” zijn kernwoorden voor gemeente bouw.

Verlangen naar meer van God

Tenslotte: heb je dorst naar (nog) meer van God? Als je deze gezind­heid en instelling hebt, dan ben je niet een beetje aan het geestelijk freewheelen of entertainen in de gemeente. Dan hunker en smacht je naar de weg die de Geest verder met je wil gaan. Dan wil je vrij van oppervlakkigheid dieper en hoger met God gaan, ook al kost het meer van jezelf.

Laten we de uitdaging aangaan en ik roep je op, als je dorst hebt naar meer van God, dat je in je verlan­gen komt en drinkt van Zijn Geest. Kom weg uit elke “droogte”, “verzan­ding” en “dichtslibbing” van bepaal­de gebieden in je leven en laten – voor het eerst of opnieuw- de stro­men van levend water vloeien uit je hart en leven!

Geef de geest van onverschilligheid geen kans, om schouderophalend aan het meerdere van Gods goede Geest voorbij te gaan! De Heer is RIJK voor allen die Hem aanroepen! Romeinen 10 vers 12 (Rom. 10:12).

 

‘Opdat zij allen een zijn Door Wim te Dorsthorst

Het is altijd weer indrukwekkend in het Johannes-evangelie de hoofd­stukken 13 tot en met 17 te lezen. Als Judas is verdwenen in de duis­ternis van de nacht om zijn Heer te verraden, geeft Jezus daarna nog het meest heerlijke onderwijs aan Zijn apostelen. Dit gedeelte is bekend onder de naam: “Gesprekken bij het Avondmaal”. Wat opvalt is dat de Heer niet praat over het verschrikkelijke lijden waar Hij nu doorheen zal moeten, maar dat Hij vol zorg is voor Zijn discipe­len, als Hij er niet meer zal zijn. Het Hogepriesterlijk gebed is dan de afsluiting. Direct hierna gaat hij met de elf apostelen naar Gethsemané, waar Hem de verschrikkelijke doodsangst overvalt en Hij even later gevangen genomen wordt. Juist in dat laatste gebed spreekt Hij Zijn zorgen uit voor de apostelen en bidt Hij in vers 11b: “Heilige Vader bewaar hen in Uw Naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij een zijn, zoals wij”. Dat is het thema van Zijn laatste gebed tot de Vader: ‘De eenheid van zijn apostelen en de toekomstige gemeente’. In de verzen uit Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23) is dan Zijn gebed: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gege­ven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erken- ne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt”.

De verdeeldheid-zaaier

Tot vijf maal bidt Hij tot de Vader om eenheid voor de gemeente die nu zal gaan ontstaan. Uit zo’n gebed spreekt een diep verlangen, maar ook een grote zorg van de Heer voor de gemeente als Hij er niet meer zal zijn; ‘opdat zij allen een zijn’!

Hij heeft in Zijn onderwijs drie en een half jaar lang de geestelijke wereld geopend en de Naam van de Vader aan Zijn apostelen geopen­baard. Maar Hij heeft daarin ook laten zien, wie de grote tegenstander is van God en de mensen. Hij heeft de duivel openlijk aangewezen als de dief, de slachter en de verdelger. De vader der leugen en de oorzaak van alle ellende, waar mensen in ver­strikt kunnen zitten. Hij is ook de grote verleider, bedrieger en aankla­ger. Maar één eigenschap, die ook uit z’n griekse naam (Diabolos) naar voren komt, is: ‘uiteenwerper’, ‘ver­deeldheid-zaaier’. Dat speciale werk van de duivel zien we op alle terrei­nen van het leven, maar vooral in kerken en gemeenten. De Heer Jezus bidt om eenheid en de duivel zaait verdeeldheid! Hij heeft dat altijd gedaan, ook onder het oude volk Israël, en hij zal dat blijven doen tot het einde toe. We hoeven ‘oor maar acht te geven op de indringende waarschuwingen van de Heer zelf en van de apostelen in hun onderwijs.

Volmaakt zijn tot één

In deze laatste verzen van Zijn gebed Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23) bidt de Heer niet alleen voor de apostelen, maar ook voor allen die door het woord van de apostelen in Hem gaan geloven. En met welk doel? “opdat zij allen een zijn”. En dan gaat Hij die een­heid nog wat duidelijker stellen als Hij zegt: “opdat zij allen één zijn gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn” (vers 21). De NBG-vertaling vertaalt met: “… dat ook zij in Ons zijn’, maar de Staten vertaling en de meeste andere vertalingen, hebben:’… dat ook zij in Ons een zijn’. Het gaat dus om een hele bijzondere en diepe een­heid van de gemeente. Een eenheid zoals Jezus en de Vader één zijn! In Johannes 14 vers 7b tot en met 9b (Joh. 14:07b-09b) zegt de Heer tot Filippus: “Van nu aan kent gij de Vader en hebt gij Hem gezien. Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien”. De Hebreeën-schrijver zegt later: “dat Jezus de afstraling is van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 01:03a). Om die eenheid bidt de Heer voor zijn volgelingen voor Hij gaat lijden en sterven. Hij bidt zelfs in Johannes 17 vers 23 (Joh. 17:23): Dat zij volmaakt zijn tot een”.

En waarom is deze diepgaande een­heid zo belangrijk – in de eerste plaats van zijn apostelen natuurlijk, maar ook van alle christenen – “Opdat de wereld gelove en erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt”, zegt Hij Johannes 17 vers 21 tot en met 23 (Joh. 17:21-23).

Zolang de gemeente nog verdeeld is en niet tot die volmaakte eenheid is gekomen is zij geen getuigenis en geen betrouwbaar bewijs dat de Heer Jezus door de Vader in de wereld gezonden is. Dan is de gemeente ongeloofwaardig en onwaarachtig! Ik geloof dat de een­heid waar de Heer om bidt, de diep­ste betekenis is van het gemeente- zijn en het grootste wonder wat de wereld zal kunnen overtuigen, als zij volmaakt is tot één. De Heer bidt dus niet om een oecu­menische eenheid zoals bij de PKN- kerk, wat op het ogenblik nogal actueel is, maar in wezen slechts een papieren overeenkomst is. Ook geen eenheid in ‘verscheidenheid’, zoals dat zo interessant genoemd wordt, maar natuurlijk geen eenheid is. Ook geen eenheid tussen Rooms Katholieken en evangelischen zoals in Amerika gezocht wordt! Nee, de Heer bidt om een eenheid “zoals de Vader en de Zoon een zijn”!

Vorming van de apostelen

Is dit niet veel te hoog gegrepen van de Heer? Hoe zou dat gerealiseerd kunnen worden als Hij er zelf niet meer is?

De Heer is ruim drie jaar rondge­trokken in Israël en Hij leerde en onderwees de schare aangaande het Koninkrijk Gods, maar aan Zijn apostelen heeft Hij heel bijzonder onderricht gegeven. Op veel plaatsen lezen we in de evangeliën dat Hij zich heel speciaal met de twaalven bezighield. Zo lezen we bijvoorbeeld in Markus 4 vers 34 (Mark. 04:34): “Tot de scharen sprak Hij enkel in gelijkenissen, maar afzonderlijk aan zijn discipe­len verklaarde Hij alles”. In de gesprekken bij het avondmaal zegt Hij tegen de elf overgeblevenen: “Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aan­gewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen Johannes 15 vers 15 en 16 (Joh. 15:15-16). Ook in Zijn laatste gebed tot de Vader zegt Hij dat Hij de Naam van God aan hen heeft bekend gemaakt en dat Hij de woorden die de Vader Hem gegeven had aan de apostelen bekend heeft gemaakt (vers 6-8). Zelfs na Zijn opstanding is Hij hen nog 40 dagen verschenen om hen te onderrichten over alles wat het Koninkrijk Gods betrof, en door de heilige Geest heeft Hij hen Zijn bevelen gegeven.

Zo zijn de apostelen door de Heer grondig toebereid om de bouwers van de gemeente van Jezus Christus te zijn.

De heerlijkheid

Hij bidt in vers 22 voor hen: “En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn”. Wat bedoelt de Heer met die ‘heer­lijkheid’?

Je kunt denken aan de kennis van de Vader en alle woorden die de Vader Hem gegeven had en die Hij aan hen doorgegeven heeft, dat is ook heerlijkheid, maar ik geloof dat de Heer hier de heilige Geest bedoelt. Bij Zijn hemelvaart geeft Hij ook de opdracht dat ze moeten blijven wachten op het ontvangen van de heilige Geest. Dan zullen ze kracht ontvangen om uit te gaan zoals Hij uitgegaan is.

Voor de Heer Zijn bediening begon, liet Hij zich dopen en werd Hij ver­vuld met de heilige Geest. Van toen af was Hij aangedaan met hemelse kracht, autoriteit en goddelijke heer­lijkheid. Zijn hemelse Vader bekleedde Hem met heerlijkheid tot het vervullen van een geweldige taak.

Deze heerlijkheid trad naar buiten als Hij zijn mond opende om het evangelie te brengen aan de armen, om Zijn discipelen te onderwijzen in de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, en wanneer Hij rondging weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38). Zo kunnen we op verschillende plaatsen lezen in de evangeliën dat de Heer Jezus Zijn ‘heerlijkheid’ openbaarde. Deze ‘heerlijkheid’ was zichtbaar en hoorbaar voor hen die in Hem geloofden. Voor de ongelovigen en dwarsliggers was Hij nog steeds de timmermanszoon uit Nazareth en werd Hij veracht, juist om die ‘heer­lijkheid’ en zochten ze Hem te, doden. 

“En deze heerlijkheid heb Ik ook aan hun gegeven”, bidt Hij. En dan niet op de eerste plaats om de werken te doen die Hij gedaan heeft, maar ‘opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn’!

De tijd van Handelingen

Hij heeft de apostelen niet zomaar de wereld ingestuurd. Hij zegt: Vader, gelijk gij Mij gezonden hebt in de wereld; heb Ik ook hen gezon­den in de wereld” (vers 18). Dat wil zeggen: met dezelfde kennis en dezelfde toerusting! En de apostelen zijn na Pinksteren de wereld ingegaan, vervuld met dl^ heerlijkheid Gods, en met een eens­luidende boodschap die zij van de Heer geleerd hadden. Beginnende in Jeruzalem, vervolgens in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde Handelingen 1 vers 8b (Hand. 01:08b). De apostel Paulus schrijft later aan de Efeziërs dat de gemeente gebouwd wordt op het fundament van de apostelen en de profeten, ter­wijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20).

In Openbaring 21 waar we lezen over het nieuwe Jeruzalem, beeld van de gemeente, zien we op de fun­damenten van de stad de twaalf namen van de apostelen van het Lam Openbaring 21 vers 14 (Openb. 21:14). Wat een machtige tijd moet dat geweest zijn in het begin. Allen die tot geloof kwamen waren één omdat ze het woord van de apostelen geloofden. En niemand hoefde te twijfelen aan de echtheid van de boodschap, want de Heer werkte mee en bevestigde de woorden van de apostelen door de tekenen die er op volgden. Allen lieten zich dopen volgens de opdracht van de Heer Jezus en ontvingen dan ook de heili­ge Geest volgens de belofte, want zonder deze stappen is er geen een­heid mogelijk waar de Heer om heeft gebeden.

De heilige Geest is de Geest der waarheid en wil de gelovigen de weg wijzen en hen leiden in de volle waarheid. Hij smeedt alle gelovigen, van alle volken, rassen en culturen over de hele wereld samen tot één lichaam. Allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, lezen we in 1 Korinthe 12 vers 12 en 13

(1 Kor. 12:12-13). Schitterend mooi is dat!

Het is geweldig begonnen

Er is de voorbije 20 eeuwen veel fout gegaan met de gemeente van Jezus Christus. Al vrij snel na de dood van de apostelen verdween het geloof en de glans die de eerste gemeenten zo sierde. En toen in de 3e eeuw de staatsgodsdienst werd ingevoerd, betekende dat het gaan in geestelijk ballingschap. Het volk van God werd verstrooid onder wereldlij­ke en kerkelijke machthebbers en wat het allerergste was. de bood­schap van de apostelen werd niet meer gehoord.

De profeet Joël beschrijft in Joël 1 vers 4 (Joël 01:04) wat er dan met het volk van God gebeurt: “Wat de knager had overgelaten, heeft de sprinkhaan afgevreten; wat de sprinkhaan had overgelaten, heeft de verslinder afge­vreten; en wat de verslinder had overgelaten, heeft de kaalvreter afge­vreten”.

Zie je het voor je? Wij staan nu bij de resultaten van dat eeuwenlange proces.

Zo heeft de satan met zijn rijk Jeruzalem, het huis Gods, de gemeente verwoest, leeggeroofd en het tot een puinhoop gemaakt. De duivel heeft kans gezien alles wat de gemeente betreft, leiding en gezags­structuren, bedieningen, werking van de gaven van de heilige Geest, zicht op wat de gemeente is en het doel van de gemeente, met een dikke laag religieuze modder te bedekken. Kaal geknaagd, afgevreten, verslonden…

Er is in de loop van de eeuwen een verdeeldheid ontstaan die alle begrip te boven gaat. Duizenden richtin­gen, stromingen, groeperingen, ker­ken, gemeenten… Bij geen enkele andere godsdienst vind men dit zoals juist bij het christendom! Waarom? Omdat de duivel, de grote ‘uiteenwerper’, altijd bezig blijft ver­deeldheid te zaaien. Als we deze verdeeldheid zien dan zeggen we: Daar moet een wonder gebeuren, wil er nog ooit weer een eenheid komen onder het volk van God. Een eenheid als waar de Heer Jezus om gebeden heeft en zoals dat in de dagen van de apostelen geweest is.

De nieuwe tijd

Maar goddank, we leven nu in de tijd dat vele profetieën die spreken van het herstel van de gemeente in het laatst der dagen, in vervulling gaan. Om maar één plaats te noe­men, wat Jesaja zegt in Jesaja 51 vers 3 (Jes. 51:03): “Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang”.

Daar is de Heer mee bezig in deze tijd! Niet alleen de schepping zucht, maar ook velen van Gods volk zijn nog ziek, verdeeld en krachteloos en hebben diepe genezing en oprich­ting nodig.

Belangrijk is om geestelijk opmerk­zaam te zijn zodat we door de heili­ge Geest ervaren dat we midden in deze ontwikkeling leven, zoals Jesaja hier beschrijft.

Wij leven duidelijk in de eindtijd en bewegen ons naar een geweldige nieuwe volheid des tijds, naar de openbaring van de zonen Gods! De landman heeft eeuwen en eeu­wen geduld gehad en gewacht op de volle vrucht van het land, totdat de vroege en de late regen erop geval­len is, schrijft Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07). Wij mogen het nu beleven dat de late regen valt/gaat vallen en de volle vrucht zich zal gaan openbaren. Daarom is er allerwegen een verlan­gen in de gemeenten om weer te komen tot een structuur als in de begintijd. Dat is niet ouderwets, maar dat is nu de ware vernieuwing om weer terug te keren naar de Bijbelse principes, wat de Heer zelf en Zijn apostelen geleerd hebben. En ik geloof dat de Heer zelf werkt in deze drang naar geestelijke vernieuwing en vrijheid.

Hij werkt immers het willen en het werken in ons, zegt Filippenzen 2 vers 3 (Filip. 02:03). De Willibrord-vertaling heeft: “God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om zijn heilsplan te verwe­zenlijken”.

Zo zal er uiteindelijk een gemeente tot stand gaan komen waar de Heer Jezus zo vurig om gebeden heeft: “Opdat zij één zijn, gelijk wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één.

 

Instrumenten in Gods hand door Gert Jan Doornink

In het leven van elk kind van God gebruikt God mensen die van invloed zijn op de ontwikkeling en groei van ons geloofsleven. Bij mij waren dat onder andere:

Gerrit Ernste, een evangelist uit de Betuwe, die destijds conferenties hield samen met

Woud de Grood en sprak in allerlei samenkomsten. Hij leerde mij vrijmoedigheid. Met hem ben ik in die tijd verschillende keren mee geweest met spreekbeurten en tournees die hij hield in Duitsland.

Johannes Maasbach, een evangelist met grote bewogenheid voor het ver­lorene en bekend werd als tolk van de Amerikaanse evangelist Osborn. Daarnaast bleef hij zakenman, waardoor hij er in slaagde allerlei kerken op te kopen voor een lage prijs die dan als evangelisatiecentra werden ingericht en waardoor velen tot geloof kwamen. Gedurende enige tijd mocht ik met hem samenwerken. Hij stond vaak aan veel kritiek bloot maar ik waardeer behalve zijn bewogenheid ook zijn oprechtheid.

Eli Stanley Jones, een Amerikaanse zendeling-evangelist, die in de eerste helft van de 20e eeuw gedurende vele jaren in India werkzaam was en later in vele landen van de wereld in samenkomsten sprak waardoor velen tot geloof kwamen. Zijn grote liefde voor Christus en de mensen leerde ik destijds kennen door één van zijn boeken. Uiteindelijk ben ik erin geslaagd al zijn in het Nederlands vertaalde boeken te bemachtigen, via een tweedehands boekwinkel in Rotterdam.

Robert Schuller, de Amerikaanse televisiepredikant die velen bereikt met zijn uitzendingen via ‘Hour of Power’. Wat ik van hem mocht leren en opnieuw bevestigd wordt in mijn leven, is dat we onze bekwaamheden, talenten, gaven in dienst van Gods Koninkrijk mogen stellen. Een accent wat naar mijn mening in de Nederlandse evangelieprediking veel te veel op de achtergrond blijft.

Duurt Sikkens, die vele jaren de creatieve en unieke illustraties verzorgde in Levend Geloof, evenals de rubriek ‘Onder de boom’. En voor mij hoe langer hoe meer een echte vriend werd. In onze gesprekken opende hij mij de ogen voor het deelhebben aan Gods volle heerlijkheid, door geheel los te komen uit een star, wettisch denken om te kunnen delen in de echte vrijheid in Christus.

Ik kan natuurlijk nog meer namen noemen, maar laat het hierbij. Ik heb willen aangeven dat we als nieuwe scheppingen in Christus geen individualisten zijn, maar niet kunnen functioneren en ontwikkelen zonder onze medebroeders en zusters.

 

Wees op uw hoede voor de afgoden Door Cees Maliepaard

Het is niet voor niets dat Johannes waarschuwt voor de afgoden, want Satans engelen zijn gericht op de ondergang van de mensheid en op de teloorgang van de relatie tussen God en zijn schepselen.

Waar gaat het om?

Johannes sluit zijn eerste algemene zendbrief af met de woorden: ‘Kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden.’ Hij zal zich er wel van bewust zijn geweest, dat het slot van een epistel de lezer vaak het langst bijblijft. Was Johannes’ schrijven dan bedoeld om hen ervan te door­dringen, voortdurend bedacht te zijn op de aanwezigheid van Satans demonische handlangers? Dat is nu juist niet het thema van deze brief en ook niet het item waar Johannes zich bij voorkeur in verdiepte. Natuurlijk was de discipel waar Jezus het meest vertrouwd mee was, zich terdege bewust van de activitei­ten van de duivel, maar dat was niet het onderwerp waar hij zijn gedach­tewereld mee vulde. Johannes, de apostel van de liefde, was veel meer gericht op de aanwezigheid van de Heer en de goede hemelse machten, dan dat hij zijn aandacht verspilde aan de kwade geesten in de hemel­sferen. We mogen aanspraak maken op overwinningsleven. Het is nor­maal dat iemand die Jezus toebe­hoort, de aanvallen uit het rijk van de duisternis leert pareren. Maar het gaat tenslotte om de verheerlijking van de Heer. En Hij wordt grootge­maakt wanneer zijn schepselen gaandeweg gaan beantwoorden aan zijn verwachtingen; anders gezegd: wanneer onze innerlijke mens op de zijne gaat lijken.

Zondeloos leven

Johannes geeft te kennen dat de zonde voor ons iets uit het verleden is. Letterlijk schrijft hij: ‘We weten dat iemand die uit God geboren is, niet zondigt.’ Dat is nogal een uit­spraak! Is dit niet te hoog gegrepen, en betrappen we Johannes hier wel­licht op een behoorlijk ondoordachte conclusie? De gemeente van Christus Jezus bestaat uit allemaal wedergeboren mensen, maar zondi­gen die ook geen van allen? Of ster­ker nog: zit er zelfs maar eentje tus­sen die alle zonden uit het leven gebannen heeft?

Gelukkig hoeft niemand minder­waardigheidsgevoelens te krijgen,^^ want buiten Jezus is er geen mens die naar waarheid kan zeggen nooit iets verkeerds gedaan te hebben. God is enkel goed en Jezus, het getrouwe beeld van de Vader, is eveneens puur goed. Wij zullen in de gezindheid van de Christus ons naar het volkomen goed zijn mogen uitstrekken. In relatie met Jezus zondigen we niet, want Hij leidt ons van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dat wil zeggen dat Hij ons leert wat Gods heerlijkheid inhoudt, namelijk het vol zijn van goedheid, goedertie­renheid, barmhartigheid en gerech­tigheid. We maken ons meer en

meer de gedachten van onze enkel goede God eigen, en naar rata daar- djn we vrij van de troep die de tegenstander bij ons naar binnen probeert te blazen. Dat kunnen god­deloze ideeën zijn, maar net zo goed vrome waanvoorstellingen. Wie in de Christus is ingevoegd, is in prin­cipe vrij van de zonde en van religi­euze beïnvloedingen gekomen. Van de nawerkingen die er nog zullen wezen, mag men leren gaandeweg afstand te nemen. En als er nog grote miskleunen zullen plaatsvin­den, is het volbrachte werk van onze Heer altijd ten volle toereikend om er vanaf te komen. Want zondeloos leven is iets wat door Hem binnen bereik is gekomen.

Leven naar Gods wil

Het behoeft geen betoog dat de mens die op Jezus’ aanbod tot red­ding en bevrijding is ingegaan, er alles aan zal doen om aan de ver­wachtingen van de hemelse Vader te gaan voldoen. En wat zal Hij denken dat door ons in de huidige stand van zaken haalbaar is? In elk geval een hart dat op Hem gericht is en dat derhalve bezig is zich aan de beïn­vloeding van de afgoden te ontworstelen. Het is daarbij van belang, te weten dat de hedendaagse afgoden over het algemeen niet in een beel­dendienst te vinden zijn, maar dat ze gestalte aannemen in de beelden waar onze harten mee bezig zijn. Geld is een noodzakelijk kwaad in ons leven, maar wanneer het in mijn hart een dominerende plaats heeft ingenomen, is het mijn afgod geworden. Seksualiteit past in een door God gegeven levensinvulling, maar wanneer ik oversekst ben, heb ik het in een door Hem niet zo bedoeld afgodisch kader geplaatst. Je kunt tegen bepaalde mensen wel­licht terecht opzien. Bij de één zal dat zijn vanwege de geestelijke instelling van de betrokken persoon, bij de ander vanwege bepaalde natuurlijke kwaliteiten. Daar hoeft op zichzelf niets mis mee te zijn, maar als ik zo iemand dusdanig op mijn gedachtetroon zet dat de Heer erdoor in de schaduw dreigt te gera­ken, dan heb ik hem of haar tot mijn idool gemaakt. Hetzelfde valt te zeggen van hoe je met sportfiguren bezig kunt zijn. Ik heb echt wel bewondering voor hoe sommigen zich inzetten voor hun team, zelfs als ze niet bijster in vorm zijn. En je kunt er van leren dat je in de gemeente ook niet altijd in topvorm hoef te wezen om iets in het midden te leggen of om voor een ander te bidden. Maar het zou abso­luut een foute zaak zijn als ik sport­mensen in m’n hart als sportidolen zou gaan koesteren. Wie wijs bezig is, zal zeker op z’n hoede zijn voor de afgoden, maar minstens in dezelfde mate met waar het eigen hart zich op richt. Geef ze geen voet: de afgoden van de wereld niet, maar net zo min de reli-idolen. God is een enig God; er zal nimmer een tweede bijkomen. Alleen zijn Zoon Jezus heeft Hij als koning/priester en als herder over ons aangesteld. Hem zullen we aanbidden, omdat Hij als de Christus de enige brug naar de Vader is. We doen er dus goed aan, de raad van Johannes op te volgen. We zul­len ons hoeden voor de afgoden. En we richten ons met een wijd geo­pend hart op de door onze hemelse Vader aangestelde koning/priester. En we betonen de eeuwige God in aanbidding onze wederliefde. Hoe? Vooral door te zijn zoals Hij ons zich gedacht heeft.

 

Gods ’toorndoor Tea Keuper

Als we er vanuit gaan dat God enkel goed is en goed doende, dan moe­ten wij erkennen, dat Hij het kwade, wat in velerlei vorm bestaat in deze wereld, niet bewerkt of uitvoert! In de Romeinenbrief beschrijft Paulus onder meer dat God kwaad en onrecht veroordeelt, verwerpt. Alle mensen hebben gezondigd en mis­ten hierdoor het doel, wat God met de schepping, die Hij volmaakt geschapen had, voor ogen had en nog heeft! Ook in de engelenwereld kwam de grootste zonde voor, hoog­moed, waardoor ongehoorzaamheid aan de Schepper. Satan werd uit de hemel verbannen naar de aarde, waar hij de tegenstander en verlei­der bij uitstek is geworden van God, de Vader van Jezus Christus. Goed en kwaad kunnen niet met elkaar verenigd worden. God gaf aan de mensheid de keuze: Kiezen voor Hem, die enkel het goede bewerkt of kiezen voor zijn tegenstander, satan, de bewerker van alle kwaad. Maar God kon zijn wezenskenmer­ken, zijn liefde, trouw, rechtvaardig­heid en barmhartigheid niet verloo­chenen. Hij is de verpersoonlijking hiervan! Ik las in de nieuwe Van Dale dat voor ’toorn’ aan het einde van een heleboel menselijke toorn, als twee­de betekenis staat vermeldt: verdriet, leed. Dit is naar mijn mening Goddelijk! Als iemand een verkeerde keuze maakt en van de weg, die God hem of haar wijst, afwijkt, dan kan God met zo’n mens geen gemeen­schap hebben, Hij kan er zijn goed­heid niet aan kwijt! Hij heeft zich overgegeven aan de verleider, satan, die hem in de duisternis leidt met alle gevolgen van dien.

De verloren zoon

Een prachtig voorbeeld staat er in de bijbel. Het verhaal wat Jezus zelf heeft verteld, wat me eens enorm heeft ontroerd, toen ik het voor kin­deren vertelde met vingerpopjes! Het verhaal van de verloren zoon uit Lucas 15 vers 11 tot en met 32 (Luc. 15:11-32). Jezus toonde hier duidelijk mee aan, dat de Vader leed en medelijden met de zoon had, die de verkeerde weg opging! Hij liet hem wel gaan… maar zag uit naar zijn terugkeer! En hij kwam terug en beleed zijn zonden! Wat was die Vader toen blij! Hij gaf een groot feest en omhelsde de verlopen bedelaar. Hij was genadig en is dit nog! De andere zoon, die volgens de wet zijn vader gehoorzaamde maar niet blij was maar jaloers, werd liefdevol voorgehouden toch ook blij te zijn over het behoud van zijn broer! Men zegt dan vaak: “Ja, dat was de verlo­ren zoon”. Maar de Vader heeft een andere houding: Hij probeert ook die zoon in de lichtkring te trekken van zijn Koninkrijk! Ik ben zo dank­baar voor dit verhaal van Jezus. Hij bracht een volmaakte boodschap, als Zoon, als afdruk van Gods Wezen! Wat wil Jezus zijn volgelingen hier­mee leren? Dat wij zo worden als Hij en zijn Vader en mensen hiervan vertellen en… voorleven. Dat kunnen wij alleen, als Jezus in ons woont door zijn Heilige Geest, die op de weg van het Leven leidt!

Voor wie kiezen wij?

Wij hebben maar één tegenstander,

verwekker van elk soort van kwaad.

Hij zet de één op tegen d’ ander,

hij steelt, verderft, hij moordt en haat!

 

Wij hebben ook één God en Vader,

Die ’t goede wil en het bewaart.

Die hoorder inspireert tot dader,

Die vrede wil in plaats van ’t zwaard.

 

Gods toorn is, dat Hij lijdend loslaat,

wie kiest voor eigen wil en weg,

de tegenstander tegemoet gaat,

die hem misleidt naar heg en steg!

 

God is rechtvaardig en vol liefde,

de weg naar Hem is vrijgemaakt!

Hoezeer zijn scheps’len Hem ook grief­den,

Hij is het, die zijn Woord bewaakt!

 

Gaande op de weg, die Jezus baande,

vernieuwd in denken door zijn Geest

blijven zijn kind’ren met Hem staande,

wordt ’t weer zoals ’t eens is geweest!

 

Psalmvers door Froukje Huis

‘Zo! Heb je een 10 op je rapport?’ Wat was je trots als er een tien op je rapport prijkte. Het was dan wel voor een vak dat eigenlijk niet op de cijferlijst stond maar er door de ‘juf’ was bijgeschreven, maar ’t was en bleef een tien! Psalmversje 10. Immers toen we goed konden lezen, moesten we elke week een psalm- of gezangvers leren, ’t Werd altijd over­hoord en als ’t goed ging kreeg je een 10. ’t Kostte wel eens hoofdbre­kens voor onze jonge hersentjes maar we stampten het erin net als al de moeilijke plaatsnamen die we op een rijtje uit ons hoofd leerden: Bern, Neuchatel, Le Locle. La Chaud de Fonds enz.

Zondags was het: ‘Ken je je versje al?’ O wee als je het vergeten had, dan bleef er maar een paar uur over om het in je hoofd te krijgen.

‘Ik lag gekneld in banden van de dood, daar d’ angst der hel mij alle troost deed missen!’ of:

’s Heren goedheid kent geen palen, God is recht dus zal Hij door…’

Ik begreep niet, dat het na ‘door’ ver­der ging op de volgende regel. Je zag de samenhang niet en van verschillende woorden had je zelfs nooit gehoord! Ik kan me niet herin­neren dat er iets werd uitgelegd, je kreeg het op en dus leerde je het. ’t Was altijd een verassing als er op een zondag in de kerk een lied werd opgegeven dat jij kende! Dan kon je zonder boekje uit volle borst mee­zingen ook al begreep je niet alles wat je zong.

Zelfs als volwassene besefte je nau­welijks wat voor getuigenis je eigen­lijk gaf, zoals:

‘De Heer is mij tot hulp en sterkte,

Hij is mijn lied, mijn psalmgezang.

Hij was het die mijn heil bewerkte,

dies (?!) loof ik Hem mijn leven lang’.

Maar nu ben ik tot de conclusie gekomen dat het een voorrecht is, deze liederen te hebben geleerd. Hoezeer ze tot steun kunnen zijn voor je geloof en hoe de heilige Geest deze kennis ons op het juiste moment kan te binnen brengen om anderen te ondersteunen.

Jaren geleden waren Dick en ik op bezoek bij een tante van in de negentig. Ze leefde helemaal in het verleden, zocht om haar ouders en begreep niet waar wij het over had­den. Tot… Dick de bijbel pakte. ‘Tante zal ik u wat voorlezen?’ Ja dat was prima. Hij begon: ‘De Here is mijn…’

Hier viel ze hem in de rede: ‘…Herder, mij ontbreekt niets…’ En met een lief gezicht en een blij hart, kon ze de hele psalm opzeggen. Zullen we nu bidden, tante?’ Ze vouwde haar handen en in een vurig gebed loofde en prees ze de Heer voor zijn goedheid aan haar betoond, dankte Hem voor ons bezoek en voor de blijdschap, die ze had ontvangen.

Het was een heerlijk bezoek, zowel voor haar als voor ons. Als het Woord eenmaal vast in ons hart verankerd is, blijft het daar, ook als het verstand er geen weg meer mee weet. Maar de geest die op God gericht is zal, onder leiding van de heilige Geest, putten uit de voorraad die we hebben aangelegd. Wij hebben volop gelegenheid om er mee bezig te zijn. Laten we onze tijd goed benutten, want het Woord geneest, bouwt op, geeft kracht en weerwoord als we worden aangeval­len. Immers Jezus is het Woord ten voeten uit. Lees wat het Woord over Hem schrijft en datzelfde doet Het ook voor u!

 

Ootmoed door Duurt Sikkens

Het woord ‘ootmoed’ komt niet zo heel vaak voor in de bijbel, maar wel altijd cruciaal in verband met de verhou­ding tot God en Zijn woord. En met ‘woord’ bedoel ik in de eerste plaats Jezus zelf, want dat is zijn eigenlijke naam, hij is Gods woord. Wanneer hij voor het eerst voorleest in de synagoge citeert hij Jesaja met de woorden: “Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen”.

Ootmoedigen worden ook wel ‘nederigen’ genoemd, maar je moet oppassen dat het niet een stempel meekrijgt van onderdanige slaafsheid. Waar het wèl om gaat is eigenlijk: een gemakkelijke instelling, een geestesgesteld­heid waarin je ontvankelijk bent voor genade, de goede gezindheid van God. Zijn zachtmoedigheid en vriende­lijkheid kunnen zo ingang vinden in je geest en aansluiten bij jouw zachtmoedigheid, daarmee één worden. Zelf zegt Jezus: “Zachtmoedigheid en nederigheid kun je van mij leren”. En Salomo concludeert: “Wijsheid is bij de ootmoedigen”.

Het evangelie is voor de nederigen en de vernederden.

Veel christenen zijn verdrietig en teleurgesteld, soms verbitterd of verhard door allerlei nare ervaringen, vaak doordat het evangelie van het koninkrijk der hemelen nogal ‘geweldig’ en ‘heldhaftig’ en ‘machtig’ en ‘succes­vol’ moest zijn en vul de Nimrodiaanse superlatieven maar in… Alles kon, als je maar geloofde, enz. Zou het kunnen zijn dat het een verkeerde interpretatie is? Nou, ik weet het wel zeker, want daarin pasten immers geen begrippen als zachtmoedigheid, bescheidenheid, stilheid en onopvallendheid; laat staan de men­sen die zo waren. Maar nu langzamerhand Gods vriendelijk aangezicht wat duidelijker zichtbaar begint te wor­den, wordt ook Zijn beeld, Zijn mens, duidelijker. Zijn helderste beeld was Jezus en deze predikte de omgekeer­de wereld, een ‘Umwertung aller Werte’: hoog en laag, eerste en laatste werd bij hem omgedraaid. Hij was en is zo inhorent aan zijn Vader en was zelf zó ootmoedig dat God alles(!) aan hem kon overgeven èn aan degenen die dezelfde geestesgesteldheid bezitten: Ontvankelijk voor Gods liefde. Want God is Liefde, licht, alleen maar. Al Zijn eigenschappen komen daaruit voort. Daarin past geen heerschappij als in de wereld. In ootmoedigen vindt het zaad van Zijn evangelie goede aarde. Zij beantwoorden daarmee Zijn vraag: “Heb je me lief?” Het is daarom zo mooi om, zolang het kan, bezig te zijn en juist in binnen- en buitenland het Godsbeeld te ver­tellen dat zo anders is dan we zolang hebben gedacht. Religie maakt slaven, deze móéten altijd wat doen ‘voor hun heer’, maar ze kennen de Vader niet zoals Hij is.

Jezus bracht eerst het evangelie aan degenen die geloofden Gods volk te zijn. Dat bracht een scheiding der gees­ten teweeg. Het was ook een hele verschuiving in het denken. Het gevolg was dat er een scheiding kwam tussen ootmoedigen en hoogmoedigen.

Wij willen op dezelfde wijze bezig zijn: Gods naam, Zijn mildheid, rust en tederheid bekend maken aan onze broeders en zusters, zonder enige vorm van pressie. En wie er oren voor heeft, die hoort het wel. Dat zijn de ‘stillen’ in het land, de bescheidenen, en ze zitten overal. Ze kunnen gaan wandelen in onschuld en rust met hun Vader en de Zoon. En wat is mooier dan geliefden te zijn?

Dan worden vanzelf heel veel vragen beantwoord. Heel veel hoeven niet eens gesteld te worden. David (Psalm 27) had er maar eentje: “Gods lieflijkheid zien en bezig te zijn met de schatten van Zijn tempel”, de schatten van het koninkrijk van God in de ootmoedigen.

Laten we bidden dat zó Zijn koninkrijk tevoorschijn wordt bemind in elkaar en dat we deze kostbare geheimenis­sen zorgvuldig bewaren.

 

Einde van Levend Geloof