Selecteer een pagina

Levend Geloof – 331

Levend geloof 1991.11 nr. 331

Het geloof in de goedheid van God door Gert Jan Doornink

Door het geloof in het evangelie van het Koninkrijk der hemelen zijn al heel wat waarheden boven water gekomen en tot leven gebracht. Zo is een van deze waarheden het feit dat God een goede God is en dat deze goedheid bestemd is voor alle mensen. Gods wil is immers “het goede, welgevallige en volkomene” Romeinen 12 vers 12b (Rom. 12:2b).

Geen wonder dat duivel nergens meer hekel aan heeft dan dat deze waarheid geproclameerd wordt en dat men dit gaat geloven. Op alle mogelijke wijze probeert hij dit feit in diskrediet te brengen. Want zodra wij gaan geloven in de goedheid van God, betekent dit tevens dat hij ontmaskerd wordt als degene die de slechtheid vertegenwoordigt. Nergens vinden we het wezen en de aard van de duivel duidelijker beschreven dan in Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44), waar Jezus zegt dat de duivel een mensenmoordenaar vanaf het begin is en niet in de waarheid staat. Net zo min als er in God geen enkele vorm van leugen is, zo is er in de duivel geen enkele vorm van waarheid. Jezus zegt: “Want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen”.

Is het nu wel nodig dat wij ons daar druk om maken? Hij is toch door Jezus overwonnen? Inderdaad is satan door Jezus ontmaskerd en overwonnen en het is waar wat Paulus schrijft in Kolossenzen 2 vers 15: “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen’ gezegevierd” (Kol. 02:15). Maar zijn ‘eindafgang’, zoals die beschreven wordt in het laatste Bijbelboek, moet nog plaats vinden. Wij leven nu nog in een ‘overgangstijd’ en in deze tijd is het belangrijk dat wij als leden van de waarachtige gemeente van Jezus Christus hem ook zullen overwinnen. Dat is een (groei)proces waar elk kind van God bij betrokken is en die resulteert in de volle openbaring van het zoonschap.

Het gaat om de geestelijke zegen

Het geloof in de goedheid van God (en de slechtheid van de duivel) wordt door Jezus ook duidelijk onder woorden gebracht in Johannes 10 vers 10 als Hij zegt: “De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; maar Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”. Wanneer onze ogen geopend zijn voor het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, weten wij dat wij bij ‘leven en overvloed’ niet in de eerste plaats moeten denken aan materiële welvaart en voorspoed, wat allerlei (Amerikaanse) predikers ons willen doen geloven. Wij leven niet meer in de tijd van het Oude Testament, maar zijn nieuwtestamentische christenen! Dat betekent dat het voor ons primair gaat om de ‘geestelijke zegen’. Paulus schrijft dat God ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus, Efeze 1 vers 3 (Ef. 01:03). Dat is de blijvende zegen. Daarin openbaart zich de goedheid van God.

Het is duidelijk dat de duivel er steeds weer op uit is ons dat proberen te ontroven en dat het daarom ook zeer belangrijk is dat wij onze plaats met Christus hebben ingenomen in de hemelse gewesten, Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06). Alleen van daaruit kunnen we strijden en overwinnen! Natuurlijk behoeven we ook in materieel opzicht niet bang te zijn dat wij zullen omkomen. God zal in al onze behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19). Maar wie het geestelijke niet voorop stelt is verkeerd bezig, is verblind voor de werkelijkheid en accepteert ook niet dat God een goede God is. Bovendien is men dan geneigd God de schuld te geven van de dingen waarvan satan de veroorzaker is en waarvoor hij de schuld draagt.

Het evangelie van het koninkrijk

Vragen als: ‘Waarom laat God het toe?’ en ‘Waarom is er zoveel ellende in de wereld?’ komen te vervallen als we het juiste (geestelijke) inzicht hebben dat wij ontvangen door het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Jezus zei van dit evangelie dat het in de gehele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

Wie eenmaal dit evangelie heeft leren kennen en door geestelijke groei steeds beter leert kennen, zal ook trouw behoren te blijven aan dit evangelie. In Galaten 1 spreekt Paulus zijn verbazing erover uit dat sommigen in een ander evangelie gaan geloven. ‘Dat is geen evangelie’, zegt hij. En als er iemand was die dit evangelie in al zijn facetten had leren kennen, dan was hij het wel! In zijn brieven schrijft hij in allerlei bewoordingen over de rijkdom en heerlijkheid van dit evangelie.

Het is goed om dit evangelie te blijven koesteren en God er steeds opnieuw voor te danken dat Hij ons de ogen daarvoor geopend heeft. En ook dat we telkens weer nieuwe facetten gaan ontdekken van de rijkdom en volheid van dit evangelie, wat ons als een kostbare schat is toevertrouwd. Als we trouw en volhardend erin blijven geloven zullen we ook de goedheid van God hoe langer hoe beter leren kennen en beleven.

En tot allen die geloven in een ‘ander evangelie’ zouden wij willen zeggen: Ga in dit evangelie geloven en kom ook tot de ontdekking dat God een goede God is en dat Zijn goedheid duurt tot in alle eeuwigheid!

 

Bouwstenen door Duurt Sikkens

-Hoe zullen ‘slechte mensen’ het evangelie horen als jij ze mijdt?

-Wie goed is, vindt niet alles goed.

-Als je ergens geen steek wijzer van wordt, laat die steek dan vallen.

-Licht doet de dingen zichtbaar worden. Liefde doet de mensen zichtbaar worden.

-Wie krampachtig probeert geen fouten te maken, begaat ze.

 

God is goed (gedicht) door Piet Snaphaan

De wil van God voor ons is: het goede, welgevallige en volkomene, Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

Het is fijn om te dichten

over het goede van God,

om tot Hem ons te richten,

Hij is de Vader der lichten,

in Zijn hand ligt ons lot.

 

Hij zal nimmer ons krenken,

God is liefde, en doet

al het goede steeds schenken,

welgevallig ons gedenken,

zo is God: enkel goed.

 

Hij verlangt dat wij tonen

dat het goede gedijt,

doordat Hij in ons wone,

zal straks ook ’t volkomene

in ons worden bereikt.

 

De ‘boeken’ worden geopend door Evert van de Kamp

Ze hebben het beide gezien. Eerst Daniël, banneling in Babel. En, hoe wonderlijk, honderden Jaren later Johannes, verbannen op het eiland Patmos. Beide zagen hoe de boeken ‘werden’ geopend Daniël 7 vers 10 en Openbaring 20 vers 12 (Dan. 07:10; Openb. 20:12). Zo kunnen wij er zeker van zijn dat ze ‘worden’ geopend:

  1. Het boek des levens van het Lam.
  2. Het boek des levens,
  3. De boeken des doods.

Het zijn geen menselijke boeken. Maar in menselijke taal en beeld worden geestelijke zaken duidelijk gemaakt. De profeet Maleachi vertelt van een gedenkboek voor het aangezicht van de Heer geschreven, Maleachi 3 vers 16 tot en met 18 (Mal. 03:16-18). Heel mooi, moet u beslist lezen. Mozes en David gewagen van het boek des levens Exodus 32 vers 32 en 33 en Psalm 69 vers 29 (Ex. 32:32-33; Ps. 069:029).

Wij mogen ons vragen stellen. Vragen over aard en inhoud. auteurschap, doel en echtheid (authenticiteit). Belangrijke vragen omdat ze alle mensen op aarde in alle tijden aangaan.

Aanvankelijk wordt de naam van iedereen die geboren wordt geschreven in het boek des levens (van God). “Onze God en Heiland wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen” 1 Timoteüs 2 vers 4 (1 Tim. 02:04). Daarom ook kunnen namen ‘verhuizen’ naar het boek des levens van het Lam. Maar het tegendeel is eveneens mogelijk. Namen kunnen afgevoerd worden naar de boeken des doods. Naar de naam van hun auteur ook wel de ‘dossiers van de duivel’ geheten.

Het boek van het Lam

Gods mooiste boek is ongetwijfeld ‘Het boek des levens van het Lam’. Op dit boek doelde Jezus toen Hij sprak: “Verheug u niet hierover, dat de (boze -red.) geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u dat uw namen staan opgetekend in de hemelen”, Lucas 10 vers 20 (Luc. 10:20). Het laatste is meer dan het eerste, hoe belangrijk dat overigens ook is.

Soms wordt dit boek gewoon ‘boek des levens’ genoemd, onder andere in Filippenzen 4 vers 2 en 3 (Filip. 04:02-03). Maar de toevoeging ‘van het Lam’ is toch bepalend. Want alleen de rechtvaardigen door het bloed van het Lam komen in Gods mooiste boek Romeinen 5 vers 1 en 2 (Rom. 05:01-02). Door geloof in de schuldvergiffenis en de verzegeling met de Heilige Geest (Geestesdoop). De Geest is het onderpand 2 Korinthe 2 vers 21 en 22 (2 Kor. 02:21-22). Het handschrift dat tegen was, is uitgewist kolossenzen 2 vers 13 en 14 (Kol. 02:13-14). Zelfs Job is hiermee al bezig geweest. Uitzonderlijk raak beschreven in (Job 31:35-37) Job 31 vers 35 tot 37. Het woordje ‘Hem’ in vers 37 moet u echter met een kleine letter lezen. Als een vorst nadert Job de satan.

Allen die opgeschreven staan in ‘Het boek des levens van het Lam’ zijn burgers en bewoners geworden van het hemelse Jeruzalem Openbaring 21 vers 27 (Open b.21:27).

De directe gevolgen van dit hemelse burgerschap zijn onbeschrijflijk mooi. Verheug u des te meer over deze rijkdom. Deze ‘burgers’ zien de dood niet. Ze komen niet in het dodenrijk, Johannes 5 vers 24 en Johannes 8 vers 51 en 52 (Joh. 05:24; Joh. 08:51-52). In leven en sterven zijn zij, door de keus die ze maakten, van en dus bij de Heer Romeinen 14 vers 8 (Rom. 14:08). Voor hen openen zich in dit leven twee ongekend heerlijke perspectieven. Bij hun sterven nemen ze hun intrek bij de Heer, 2 Korinthe 4 vers 16; 2 Korinthe 5 vers 9 (2 Kor. 04:16; 2 Kor. 05:09), of zij worden bij Jezus’ komst veranderd en met Hem verenigd 1 Korinthe 15 vers 52 en 1 Thessalonicenzen 4 vers 17 (1 Kor. 15:52; 1 Thess. 04:17). Allen wachten op Christus. Het door de wetteloze machten vernederde lichaam zal veranderd en gelijkvormig worden aan het verheerlijkte lichaam van Christus Filippenzen 3 vers 20 en 21 (Filip. 03:20-21). Ze hebben deel aan de eerste opstanding schrijft Johannes Openbaring 20 vers 6 (Openb. 20:06) en heersen met Christus als koningen tot in alle eeuwigheden Openbaring 22 vers 5 (Openb. 22:05).

Het boek des levens

Dit boek vinden we beschreven in Openbaring 20 vers 11 tot en met 15 (Openb. 20:11-15). De groten en de kleinen in de geestelijke wereld, die goede, rechtvaardige daden en barmhartige werken hebben gedaan, staan voor de grote en witte troon. Zij allen waren bewoners van het dodenrijk Daniël 12 vers 2 (Dan. 12:02). Ten aanzien van hen sprak Jezus: “De ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar mijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven” Johannes 5 vers 28 en 29 (Joh. 05:28-29). Dit woord gaat nu in vervulling.

Onder hen zijn de vele kinderen die het evangelie nimmer hebben kunnen horen. We denken verder aan de oprechten van het oude verbond, of aan mensen die nu (nog) zo leven. Het zijn de goeden en barmhartigen door Jezus zelf genoemd in Matteüs 25 vers 21 tot 40 (Matt. 25:21-40) De apostel Paulus doelt op mensen die ‘van nature doen wat de wet gebiedt’. Ofschoon zonder wet zijn zij zichzelf tot wet Romeinen 2 vers 13 tot en met 16 (Rom. 02:13-16). Zij tonen dat het werk der wet in hun harten geschreven is.

Bij hun sterven bleven deze allen niet verbonden met de machten der duisternis. Gods barmhartigheid roemt hier tegen het oordeel Jakobus 2 vers 13 (Jak. 02:13). Want God is goed! Alsnog zullen zij eten van het geboomte des levens, deel krijgen aan het eeuwige leven en ingaan in het Nieuwe Jeruzalem Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02).

De boeken des doods

De ‘dossiers van de duivel’ bevatten de namen van hen die niet in de eerder genoemde boeken van God voorkomen. Ze worden ook wel betiteld als satans geestelijke testament. Minutieus heeft de boze al de wandaden van zijn onderworpenen genoteerd. Door hun persoonlijke keuze hebben deze mensen zich verbonden met de machten der duisternis. Hoe triest ook, maar dit is hun persoonlijke beslissing geworden. Men wilde niet anders (meer). Zelfs bij hun eerste dood, hun sterven, wilden ze de machten niet loslaten. Nu komen ze in de tweede dood terecht: ‘de poel des vuurs’, bereid voor de duivel en zijn engelen Openbaring 20 vers 10 (Openb. 20:10), maar ook voor de dood en het dodenrijk en allen die niet opgeschreven staan in het boek des levens Openbaring 20 vers 14 en 15 (Openb. 20:14-15). Wij moeten het oordeel hierover, althans nu, aan God overlaten. Het Woord van God leert echter geen al verzoening, zoals sommigen beweren.

In Matteüs 25 vers 41 tot 46 (Matt. 25:41-46) tekent Jezus de mensen die door hun eigen wil identiek zijn geworden aan de machten der duisternis. Zij hebben zich gelijkvormig laten maken aan het beeld van de satan.

Wie overwint…

Overwinnaars zijn zij die het Woord van God en zijn werken ten einde toe bewaren Johannes 17 vers 6 tot en met 8 en Openbaring 22 vers 26 (Openb. 22:26; Joh. 17:06-08). Van hen zegt Jezus: ‘Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en zijn engelen” Openbaring 3 vers 5 (Openb. 03:05).

Overwinnaars aanbidden het beest uit de zee, de geest van de antichrist en de antichrist zelf, niet Openbaring 13 vers 8 (Openb. 13:08). Zij verbazen zich ook niet over het beest uit de afgrond Openbaring 17 vers 8 (Openb. 17:08). Hun leven is met Christus verborgen in God en wanneer Christus verschijnt, die hun leven is, zullen zij met Hem verschijnen in heerlijkheid Kolossenzen 3 vers 3 en 4 (Kol. 3:3-4).

Marry Koster dichtte:

Eeuwig leven is niet meer: Eenmaal kom ik bij de Heer. Eeuwig leven is veel meer: Nu al ben ik bij de Heer!

 

Verzoening door Piet Snaphaan

Wie zich verzoend weet met God de Vader

door Jezus Christus onze Heer,

die komt door geest’lijk leven nader

om te gaan leven tot Gods eer.

 

Jezus als voorbeeld toch voor allen,

wees reeds de weg, Hij zelf bracht licht

en sprak voor vele duizendtallen:

zalig de mens die vrede sticht.

 

Wie visie heeft voor geest’lijk strijden,

zal steeds weer handelen naar Gods Woord;

de Heer is met hen ook in lijden,

verzoening, ’t werkt herstellend voort.

 

Bevrijding door Duurt Sikkens

“… zul je werkelijk vrij zijn …” Johannes 8 vers 36 (Joh. 08:36).

‘De mens is van nature slecht, tot niets goeds in staat en geneigd tot alle kwaad’. Je zult zoiets tijdens een sollicitatiegesprek zeggen. Als je dit van de duivel zegt heb je gelijk. Die deugt van geen kant. Als je nou goede dingen wenst te doen en ze niet doet en het kwade dat je niet wilt doen wel doet. Hoe zit dat dan1?

Mijn vraag: Hoe weet je dat dat wat je wilt goed is? De menselijke geest is de drager van natuurlijke normen en wanneer je iets goeds niet mag doen of iets kwaads moet doen, sta je onder de macht van een slechte. Dan ben je geestelijk bezet door een boze geest die er liever niet uit wil en dat doet hij met de leugen als zou hij ‘van nature’ bij je horen. Het is dan een ‘karaktereigenschap’ waarmee je maar moet leren leven met alle camouflagetrucs van dien: leugens.

Als je tot God nadert werkt dat verhelderend. Dan zie je wat niet bij je hoort, het slechte. Laat je dan bevrijden van zo’n boze geest en breek zijn werken (een in jou geplante gedachtewereld die wezensvreemd is aan je) af. Jezus is gekomen om de werken des satans af te breken. Laat je helpen en je innerlijke verdriet over allerlei zaken zal veranderen in een juichkreet. Vrij! Eindelijk vrij om het goede wel te doen en het kwade te mijden als de pest.

 

Het fundament van de gemeente door Hessel Hoefnagel

Een studie over de berg Sion, de gemeente van Jezus Christus en de stad Gods, naar aanleiding van Jesaja 2 vers 2 tot en met 5. (Jes. 02:02-05)

Inleiding

De profeet Jesaja sprak veel over Sion als het centrum van het heil van God met betrekking tot de mens. Hij noemde Sion het “hart van Jeruzalem”, dat gevestigd is op een “hoge berg”. Sion en Jeruzalem zijn profetische beelden van de “ge­meente van Jezus Christus” en de “stad Gods”, die zich uiteindelijk als het “Nieuwe Jeruzalem” zal openbaren. Dit gaat echter niet anders, dan via een weg van “tranen” en moeite vanwege de tegenstand in de geestelijke wereld vanuit het “Rijk der duisternis”, waarin de duivel actief is en waarin de Dood heerschappij voert.

Het doel van de profetie

Het kenmerkende van de ware profeten is, dat ze gericht zijn op het toekomstig heil voor de mens en de weg van God om dit heil te bewerken. De apostel Petrus sprak over het “einddoel van het geloof’, dat is de “zaligheid van de zielen”, waarmee de profeten van oudsher al bezig waren, zonder zelf tenvolle te beseffen, waarop de Geest van Christus in hen doelde 1 Petrus 1 vers 9 tot en met 11(1 Petr. 01:09-11). Ook Jesaja was onophoudelijk bezig met dit einddoel, dat zich zou aftekenen in de komst van de Messias, de ontwikkeling van de verloste mensheid, het herstel van de bezielde en onbezielde schepping en het teniet doen van alles, wat deze positieve ontwikke­ling blokkeert.

De gemeente als lichaam van Christus

De eerste fase in de heilslijn na de opstanding van onze Heer Jezus Christus is de vorming van de gemeente.

Met “gemeente” bedoelen we het “lichaam van Jezus Christus”.

Dit is de verzameling van mensen, die door wedergeboorte en vervulling met de Geest van Jezus Christus één geheel met Hem zijn, zoals een lichaam één geheel is, hoewel het uit veel leden is samengevoegd.

Het lichaam van Christus” wordt ook wel weergegeven met het begrip tempel”, zoals dat ook gebruikt wordt als aanduiding van het aardse lichaam van de persóónlijke gelovige en alle gelovigen samen 1 Korinthe 3 vers 16; 1 Korinthe 6 vers 19; 2 Korinthe 6 vers 16 tot en met 18 (1 Kor. 03:16; 1 Kor. 06:19; 2 Kor. 06:16-18). De aanduiding “tempel” duidt op een woning van een of meer geesten.

Het lichaam als tempel

Het lichaam van de mens is de “tempel” van zijn geest. Wanneer de gelovige mens tevens gedoopt is in de Geest van de Vader en de Zoon, is zijn lichaam ook een tempel daarvan. De Geest van God en de geest van de mens vormen als het ware een “huwelijksgemeenschap” binnen het gezamenlijke huis. Om de mens tot “woning” voor God te maken, heeft de Heer Jezus Zijn leven gegeven.

Zoals de geest van de mens in zijn lichaam woont en dit naar vermogen doet functioneren, zo is de mensheid in haar geheel bedoeld om het “lichaam” te zijn van de eeuwige God. Het deel uitmaken van dit lichaam begint vanaf het moment, waarop de mens:

Gehoor gaat geven aan het Woord van God (gehoorzaamheid)

Breekt met de ongerechtigheid (bekering)

Innerlijk los komt van de claim van de Dood (wedergeboorte)

Alleen volgens déze weg ontstaat de “verborgen mens des harten”. Deze nieuwe mens moet worden aangedaan als het “onvergankelijke sieraad”, waarmee de mens zich toont in een “zachtmoedige en stille geest” 1 Petrus 3 vers 4 (1 Petr. 03:04).

In deze mens wil God wonen en Zijn heerlijkheid manifesteren.

Het evangelie van Jezus Christus

De geest die God in de mens deed wonen, begeert Hij met “jaloersheid”, dus met een grote ijver vanwege het gestelde doel met de mens Jakobus 4 vers 5  (Jak. 04:05). Dit doel betreft niet slechts een enkeling, maar in feite de gehele mensheid. Dat er uiteindelijk toch mensen zullen zijn, die dit doel niet bereiken, ligt niet aan God, alsof Deze slechts een deel van de mensheid heeft “uitverkoren”. Van onze God geldt, dat Hij malle mensen liefheeft en wil dat Éllen behouden worden en tot erkenning van de waarheid komen 1 Timoteüs 2 vers 4 (1 Tim. 02:04).

Daartoe heeft God Zijn Zoon geopenbaard en in Hem de claim van de Dood verbroken. Dat is de diepe waarde van het “evangelie van Jezus Christus”.

Het doel van de Schepper met de mens

De schepping van de mens is vanuit de Schepper gezien de invulling van een belangrijk doel. De eeuwige, onzienlijke God heeft de mens bedoeld om gestalte te geven aan Zijn onbegrensde openbaringsdrang. Om aan alle mogelijkheden van de Schepper gestalte te kunnen geven, is zelfs een hele mensheid nodig. Daarbij moeten we bedenken, dat ieder mens wel ooit geboren is geworden (en dit gaat door tot het einde der tijden), maar dat de mens naar diens innerlijk nooit meer ophoudt te bestaan. Bij het sterven van het aardse lichaam blijft zijn innerlijke mens, ofwel “geest en ziel”, bewaard tot het laatste oordeel Dan zullen alle gestorvenen weer opstaan en verzameld worden voor de “troon der heerlijkheid” van de Zoon des mensen. Niet hun uiterlijk godsdienstige kleur zal dan bepalend zijn, maar de innerlijke gesteldheid van het hart en de gegeven invulling daaraan als mens tussen de mensen Matteüs 25 vers 31 tot en met 46 (Matt. 25:31-46).

Van het doel van God met de mens is nog maar een klein deel van de Christus- belijdende mensheid doordrongen. De grote massa meent zich nog steeds te moeten uitputten in een enorme activiteit op aarde, zonder exact te weten waar het om gaat.

Het doel van God verheft zich niet van de aarde naar de hemel, maar wordt gevormd in de hemel en zal zich manifesteren op aarde.

Daarom geldt voor de christen: “onze wandel is in de hemelen, waaruit wij de Here Jezus Christus verwachten om ons vernederd lichaam te veranderen, zodat net gelijkvormig zal zijn aan Zijn verheerlijkt lichaam Filippenzen 3 vers 20 en 21 (Filip. 03:20-21).

De wederkomst van de Heer

Als er sprake is van de “troon der heerlijkheid” van de Zoon des mensen, moeten we denken aan Zijn ‘lichaam”, waarvan Hij het Hoofd is. Deze voltallige gemeen­schap van mensen uit alle tijden na Christus en alle plaatsen, die vervuld is met dezelfde Geest als hun Heer, is evenals Hij als “zoon Gods” bezig met Hem open­baar te worden. Deze openbaring als “Hoofd” en “lichaam” betreft in feite de zo genoemde en door velen verwachte wederkomst van Jezus Christus.

De “openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht en m vlammend vuur”, dus in volheid van heilige Geest, zal met verbazing aan­schouwd worden in allen die tot geloof gekomen zijn. Voor dezen geldt het gebed van de apostel Paulus, dat de naam (dus het wezen) van de Here Jezus in hen verheerlijkt zal worden en andersom 2 Thessalonicenzen 1 vers 7 tot en met 12 (2 Thess. 01:07-12).

De openbaring van de Antichrist als “zoon van Verderf’

In 2 Thessalonicenzen 2 vers 4 (2 Thess. 02:04) wordt van de “mens der zonde”, de Antichrist gezegd, dat hij zich zal zetten in de “tempel Gods”, om aan zich te laten zien dat hij een god is. Net als de ware Christus moeten we de Antichrist daarom niet buiten de “Christus”- belijdende kerk zoeken, maar hij zal zich daar binnen openbaren en is daar al mee bezig. De ware Christus betreft onze Heer Jezus Christus, maar ook allen die door persoonlijk geloof en vervulling met dezelfde Geest Zijn “lichaam” vormen.

Zo geldt voor het begrip “antichrist”, dat dit de verpersoonlijking is van de gehele “mens der wetteloosheid”, waarvan het hoofd een mens zal zijn, die geheel vervuld is met de geest van de afgrond Openbaring 9 vers 11(Openb. 09:11). Deze geest is de “Engel des verderfs”, die ook “Dood” genoemd wordt. De antichrist wordt daarom ook “zoon des Verderfs” genoemd. In het meervoud gesteld, is er sprake van “slaven des verderfs”. Deze aanduiding bezigt de apostel Petrus, als hij spreekt over “valse profeten” en “valse leraars”, die “verderfelijke ketterijen” doen binnensluipen en de “weg der waarheid lasteren”. Hij noemt ze “bronnen zonder water”, die de zielen misleiden, door hen vrijheid voor te spiegelen, terwijl ze in allerlei duister­nis verstrikt raken. De apostel spreekt duidelijk over mensen, die de “weg der gerechtigheid’ gekend hebben, maar zich met die kennis hebben afgekeerd van het “heilig gebod” dat hun is overgeleverd. Met betrekking tot deze mensen besluit Petrus met het spreekwoord van de “hond, die is teruggekeerd tot zijn uitbraaksel en de gewassen zeug tot de modderpoel” 2 Petrus 2).

Niet voor niets geldt voor christenen de opdracht om waakzaam te zijn, niet alleen om de komst van Christus-in-het-vlees te ontdekken en persoonlijk te beleven, maar ook om de tegenstander te ontdekken en te ontmaskeren Markus 13 vers 33 e.v. en 1 Petrus 5 vers 8 en 9 (Mark. 13:33 e.v., 1 Petr. 05:08-09).

Het fundament van de gemeente

De Gemeente is gebouwd op een fundament De Heer Jezus sprak over het bouwen van het “fundament op de rots” en Hij doelde daarmee op de mens, die de woorden van de Heer niet alleen hóórt, maar ze ook dóet Lucas 6 vers 47 en 48 (Luc. 06:47-48). Zo zei de apostel Paulus van zichzelf, dat hij als een kundig bouwmeester het fundament gelegd had, waarop een ieder zou moeten verder bouwen. Dit funda­ment noemt hij dan (het evangelie van) Jezus Christus 1 Korinthe 3 vers 10 en 11 (1 Kor. 03:10-11). Van de gelovigen zei hij, dat ze gebouwd zijn op het “fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus Zelf de Hoeksteen is. In Hem, (dus in Zijn woord) wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, … tot een woonstede Gods in de Geest” Efeze 2 vers 20 tot  en met 22 (Ef. 02:20-22). Op haar beurt is de geméénte weer een “pijler en fundament der waarheid” 1 Timoteüs 3  vers 15 (1 Tim. 03:15).

Het hechte fundament Gods heeft enerzijds als kenmerk: “De Here kent de Zijnen en anderzijds: wie de Naam des Heren aanroept, moet breken met de ongerechtig­heid (zonde)” 2 Timoteüs 2 vers 19 (2 Tim. 02:19). Het is dus duidelijk, dat er twee partijen zijn, namelijk God en de mens. Beide partijen hebben een inbreng in het bereiken van het doel van God. Van onze God staat er, dat Hij de Zijnen ként. Hij heeft de mens geschapen met een speciale bestemming en Hij heeft in de mens alle mogelijkheden gelegd om deze bestemming te bereiken. Hij weet ook, wat Hij daarom kan vragen van de mens, wanneer deze door persoonlijk geloof gefun­deerd is op het fundament Jezus Christus, die door Zijn lijden, sterven en opstan­ding de Dood van diens overheersende macht heeft beroofd  2 Timoteüs 1 vers 10 (2 Tim. 01:10).

Evenals de eerste Adam het gebod had kunnen volbrengen, om niet te “eten” van de verkeerde boom in de hof Genesis 2 vers 3 (Gen. 02:03), zo kan de mens, die de Naam des Heren aanroept, dus met God en Jezus Christus rekening houdt, zelfstandig of met de hulp van anderen “breken met de ongerechtigheid” (zonde). De eerste Adam lag aanvankelijk nog niet onder de claim van de Dood, omdat hij nog niet gezondigd had en de mens né de dood en opstanding van Jezus Christus mag er van uit gaan, dat waar definitief gebroken is met de zonde, de Dood niet meer kén heersen over de innerlijke mens Romeinen 6 vers 8 tot en met 11 (Rom. 06:08-11).

Het “zaad” van Abraham

De aartsvader Abraham verwachtte reeds de “stad met fundamenten, waarvan God Zelf de Ontwerper en Bouwmeester is” Hebreeën 11 vers 10 (Heb. 11:10). Deze stad moeten we daarom niet op aarde zoeken, maar in de (nieuwe) hemel, waaruit zij in de volheid van de door God bepaalde tijd zal “neerdalen”, dus zichtbaar worden op aarde. In deze “tent van God” zal volop herstel wezen voor de beschadigde mensheid, omdat de Dood niet meer heerst en “tranen, moeite, geklaag en rouw” zijn uitgebannen Openbaring 21:22 (Openb. 21:22).

Door het grote geloof, dat de aartsvader Abraham betoonde in de ontwikkeling van de “stad met fundamenten”, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is Hebreeën 11 vers 10 (Heb. 11:10), is hij de “vader” van allen, die “in Christus” zijn, dus vervuld met de Geest van Jezus Christus.

Het geloof van Abraham werd hem tot gerechtigheid voor God gerekend, terwijl hij nog in de staat van onbesnedene was. Het teken van de besnijdenis was voor hem niet meer dan een bezegeling van zijn geloof in de gerechtigheid. Daarom is hij de “vader” van hen die treden in zijn voetspoor en hetzelfde geloof betonen. Dezen worden daarom “zaad van Abraham” genoemd en zijn naar de belofte erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus (Rom.4, Rom.8, Hebr. 11).

De ware mens: Medearbeider van

De ontwikkeling tot de volheid van de nieuwe hemel en aarde, waarin de tempel­stad, het “nieuwe Jeruzalem” het centrum is, begint bij de vorming van de “tempel-in-de-Here”, een “woonstede Gods in de Geest” Efeze 2 vers 21 en 22 (Ef. 02:21-22).

Niet ieder kerkmens of samenkomstbezoeker behoort als vanzelfsprekend tot deze “tempel”. Belangrijke voorwaarde om tot de “tempel Gods” te behoren is de persoonlijke vervulling met de heilige Geest, die van de Vader en de Zoon uitgaat. Deze “Geest der Waarheid” wijst de weg tot de vólle waarheid. Het is niet slechts de bedoeling van God om een mensheid te creëren, die ternauwernood weet, wat Zijn motieven zijn, maar het ligt vast in het eeuwige voornemen van de Schepper om “vele zónen tot heerlijkheid te brengen” Hebreeën 2 vers 10 (Heb. 02:10). Het begrip “zoon” geeft méér dan het begrip “kind” een volwassenheid en medeverantwoor­delijkheid weer. Zonen weten waar de Vader mee bezig is en zijn in staat een volwaardige medewerker van God te zijn, net als de eerste van deze zonen, Jezus Christus. “Allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”. De Geest Gods is de “Geest der vrijheid”, die de kinderen Gods brengt tot de “vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods”. Daarom wordt Hij ook de “Geest van het zoonschap” genoemd Romeinen 8 vers 14 en volgenden (Rom. 08:14 e.v.).

 

De berg Sion schrijver niet bekend

Sion is de benaming van één van de heuvelen, waarop Jeruzalem gebouwd is. Voorheen heette Jeruzalem Jebus. Deze stad werd door Jozua toegewezen aan de stam Benjamin Jozua 18 vers 28 (Joz. 18:28), terwijl de stam Juda tevergeefs getracht had de daar wonende Jebusieten te verslaan Jozua 15 vers 63 (Joz. 15:63). Vermoedelijk was de al ten tijde van Abraham genoemde stad Salem, waarvan de priester Melchizedek de koning was, ook een deel van het latere Jeruzalem Genesis 14 vers 18 (Gen. 14:18).

Het was pas koning David, die de Jebusieten uit Jeruzalem wist te verdrijven en deze stad tot zijn residentie te maken. Hij veroverde de schijnbaar onneembare burcht Sion en deze werd sindsdien de “stad Davids” genoemd 2 Samuël 5 vers 6 tot en met 9 (2 Sam. 05:06-09).

Het begrip Sion komt in de bijbel, vooral in het Oude Testament, menigmaal voor. In de profetische zin duidt het op het hért van het volk van God, waar het centrum ligt van Diens bemoeienis met Zijn volk. Dit volk wordt meermalen aangeduid met de benaming: “kinderen van Sion”. In Psalm 2 vers 6 (Ps. 002:006) wordt Sion de “berg Mijner heiligheid” genoemd. Op deze berg werd de tempel gebouwd, waarvan de benaming “tempelberg” afkomstig is.

In geestelijke zin is de berg Sion een beeld van de heilige Geest, de tempel een beeld van de gemeente van Jezus Christus en Jeruzalem een beeld van de totale volheid van gelovigen, die het einddoel van God met de mens bereiken. In de brief van de apostel Paulus aan de Hebreeën zien we het belang van deze beelden: “Maar gij zijt genaderd tot:

de berg Sion

de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem

-tienduizendtallen van engelen

een feestelijke vergadering van eerstgeborenen

God, de Rechter over allen

de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben

Jezus, de Middelaar van een nieuw verbond

het bloed der besprenging” Hebreeën 12 vers 22 tot en met 24 (Heb. 12:22-24).

In de profetische zin wordt Sion ook de “berg van het huis des Heren” genoemd. Het huis des Heren is de gemeente als “lichaam van Christus”, gedragen door de kracht van de Heilige Geest. De berg van het huis des Heren zal in het laatste der dagen “vaststaan als de hoogste der bergen en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. Op deze grote en hoge berg zag de apostel Johannes de “heilige stad, Jeruzalem, nederdalend uit de hemel van God; en ze had de heerlijkheid Gods” Openbaring 21 vers 10 en 11 (Openb. 21:10-11).

De “berg Sion” en het “huis van de( God Jakobs” vormen een éénheid, zoals de Heer Jezus Christus en Zijn geestelijk lichaam een éénheid vormen. Het is erg belangrijk, dat mensen die in Jezus Christus geloven, gaan verstaan wat dit inhoudt. Geloof in Jezus als drager van de zonde der wereld, zodat men gered is van een eeuwig verderf, is slechts een begin van de bedoeling van God. Ons geloof moet het karakter van het geloof van Abraham krijgen. Deze “zag” de bedoelingen van de Onzienlijke, zoals later ook Mozes. Beiden en met hen vele anderen trokken de consequenties uit dat geloof en namen terwille daarvan beslissingen, die hen buiten de geldende genoegens van de zichtbare wereld plaatsten vergelijk Hebreeën 11 vers 8 tot en met 11 en Hebreeën 11 vers 24 tot en met 28 vers(vgl. Heb. 11:08-10 en Heb. 11:24-28).

De berg Sion is in de profetie van de bijbel een schaduwbeeld van de Geest van God en Jezus Christus, die ook de Geest van de Gemeente is. Ten opzichte van de vele machtige geesten in de onzichtbare wereld, die ook als “bergen” worden aangeduid, is deze de “hoogste” en meest verhevene. Voor de massamens en ook voor vele belijdende kinderen Gods is dit nog maar al te vaak verborgen, hoewel men het in theorie wel aanvaardt.

We zijn echter de tijd ingegaan, waarin deze “Berg” blijken zal “vast te staan als de hoogste der bergen en verheven boven de heuvelen”, zoals Jesaja reeds profeteerde.

Zoals al gezegd is deze hoogverheven “Berg des Heren” verbonden met het “huis van de God Jakobs”, de gemeente van Jezus Christus.

In de tijd van het “einde” zal er een toespitsing zijn van enerzijds een machtige vervulling met de Geest van God, want “velen zullen zich laten reinigen en zuiveren en louteren” maar anderzijds zal de goddeloosheid toenemen vergelijk Daniël 12 vers 10 (Dan. 12:10). Velen zullen zeggen: “Komt, laten wij opgaan naar de Berg des Heren en het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande Zijn wegen en opdat wij Zijn paden bewandelen”. Sion en Jeruzalem zullen het centrum van de Godsregering op aarde zijn. Van daaruit zal de wet (van de Geest des levens) uit gaan samen met het Woord des Heren. Dat Woord is het “richtsnoer” dat herstel van de vele verbroken relaties in de ganse schepping bewerkt.

De heerlijkheid Gods

De “heerlijkheid Gods” is de mens, die tot haar volle doel is gekomen. Onze Heer Jezus was en blijft de eerste van deze nieuwe schepping. In Hem vormt zich Zijn “lichaam” uit vele gelovigen, die met dezelfde Geest zijn vervuld en met Hem de “woonstede Gods in de Geest” vormen Efeze 2 vers 22 (Ef. 02:22). Deze gemeente zal de “tranen” drogen van alle rechtschapen mensen, die hunkeren naar vrede, maar niet boven de last van de zondemacht uit kunnen komen. Ze worden door geloof in het enige “evangelie van Jezus Christus” tot wedergeboorte gebracht. Ook dezen zullen dan deel uit maken van de heilige stad en de vervulling met de Geest van God ervaren.

Deze nieuwe, van oorsprong door de Schepper bedoelde mensheid zal de heerlijk­heid van God weerspiegelen, terwijl ze verlicht wordt door het Lam, die haar lamp is. Op haar beurt zal deze mensheid haar licht verspreiden temidden van de volken der aarde, zodat ook deze hun heerlijkheid, namelijk de verloste en Geest vervulde mensen, in de hemelstad brengen.

Jesaja “zag” in de geest de heerlijkheid Gods en hij profeteerde van deze voor ons bestemde genade. Hem werd geopenbaard, dat hij óns diende met deze heerlijke dingen, waarin zelfs engelen begeren een blik te slaan 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12).

Hij stelde deze heerlijkheid als het centrum van de volken:

“En alle volken zullen derwaarts heen stromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat hij ons lere aangaande Zijn wegen en opdat wij Zijn paden bewan­delen. Want uit Sion zal de wét uitgaan en des Heren Wóórd uit Jeruzalem. En Hij zal richten …. Huis van Jakob, komt, laten wij wandelen in het licht des Heren” Jesaja 2 vers 4 en 5 (Jes. 02:04-05).

Het laatste der dagen

Het “laatste der dagen” is een uitdrukking, die duidt op het einde van de tijd, tijdelijkheid. Tijd is eindig en is slechts een gering onderdeel van de eeuwigheid. Een vergelijkbare uitdrukking is “in den beginne”, welke het begin van de tijd aan­geeft.

Het “laatste der dagen” is begonnen bij de opstanding van onze Heer Jezus Christus, toen Hij de Dood van zijn kracht, dat is diens macht om het door de Schepper gegeven, eeuwige, leven te blokkeren, heeft beroofd  2 Timoteüs 1 vers 10 (2 Tim. 01:10). Dit “tijdperk” duurt voort, totdat alles hersteld is en elke macht, die het herstel tracht te blokkeren, is uitgebannen in de “eeuwige dood” of “buitenste duisternis”.

Voor ons als christenen is het belangrijk te beseffen, dat we leven in dit “laatste der dagen”. Wij moeten ons niet al zuchtend voorstellen, dat er een tijd zal komen, waarin alles plotseling anders en beter zal zijn. Wij moeten de komst van de “dag des Heren”, dat is de openbaring van de Heer in ons, bespoedigen door ons geheel aan Hem te geven als Zijn medearbeiders. Laten we ons beijveren in de verwachting van Zijn openbaring en ons “onbevlekt” en “onberispelijk” opstellen, zodat we volledig met Hem verenigd zullen zijn 2 Petrus 3 vers 11 tot en met 14 (2 Petr. 03:11-14).

Jesaja besloot zijn profetie met de opwekking: “Huis van Jakob, komt, laten we wandelen in het licht des Heren” (vs. 5).

Voor ons geldt nog dezelfde opwekking, maar met Smeer kracht, omdat wij aan de vervulling van deze profetie zijn genaderd. Laten wij, die de Geest als “eerste gave” hebben ontvangen en nog volop mee zuchten met de zwaar geknechte schep­ping, deze opwekking ter harte nemen.

Tot lof van onze Schepper!

 

Spreken namens God door Tea Keuper Dijk

“Hij zal komen als Verlosser van diegenen in Sion, die zich van de zonde hebben afgekeerd. Wat mij betreft, dit is mijn belofte aan hen, zegt de Here: ‘Mijn Geest, die op u is, zal u niet verlaten; ook de woorden, die u namens Mij spreekt, zullen steeds bij u zijn. Ook bij uw kinderen en kleinkinderen, voor altijd en eeuwig’” Jesaja 59 vers 20 en 21 (Jes. 59:20-21).

Ergens anders in Jesaja staat, dat het de zonden zijn, die scheiding brengen tussen God en de mens. Door ongehoorzaamheid aan wat of wie dan ook, dat positief is en in Gods wil, komt er ellende en narigheid. Want God kan niet zijn daar waar duisternis is. Hij zendt wel signalen, boodschappen, licht in die donkere situatie, maar we moeten zelf aanpakken en een verkeerde weg verlaten en Gods wegen gaan.

Dan belooft God ook iets, namelijk: “Mijn Geest, die op u is, zal u niet verlaten…”, enz. (zie boven). En nog meer beloften, ook wat betreft onze kinderen, kleinkinderen, gemeente en vult u zelf maar in. Die woorden, zegeningen, zullen steeds bij, bij hen zijn, voor altijd en eeuwig!

Daarom is het zo belangrijk, dat we zegenende woorden spreken, positieve gedachten hebben over mensen, positieve woorden uitspreken! Wat een diepe heerlijke belofte van God! Zo bouwen we Gods Koninkrijk in deze wereld! Zo wil God ons gebruiken!

Bouw Uw Kerk, Heer,

Maak ons sterk, Heer,

in het Rijk, Heer, van Uw Zoon.

 

Wat betekent genade voor ons? door Nanda Beer

Gods liefde wordt gekenmerkt door Zijn eeuwige positieve houding tegenover de mens. Hij heeft Zijn Zoon gezonden om Zijn leven te geven als een losprijs voor velen. O, wonderbare liefde van Jezus, die tot ons kwam toen onze harten nog dichtgemetseld waren. Hij kwam in ons en sprak: “Vrede zij u!” Waar is

een genade zo groot als deze?

De Vader wil alleen zij, die Christus aanvaarden als verzoener van hun zonden en dus rechtvaardigen zijn, ook aannemen als zonen Gods. Gods genade wordt alleen openbaar in hen die in Christus, in de Geliefde zijn en die Hem toebehoren. Gods genade wordt immers nergens heerlijker geopenbaard dan in en door Jezus Christus, want deze enige Zoon van de Vader stierf voor ons toen wij nog vijanden waren.

Meer dan vergeving

Genade is meer dan vergeving van onze zonden. Alles wat in ons leven openbaar komt door de heilige Geest en het woord van God, is genade. Paulus zegt in een van zijn brieven: ‘Wat ik ben, ben ik door genade” 1 Korinthe 15 vers 10 (1 Kor. 15:10). Die heerlijkheid van de Heer gaat zich in ons leven manifesteren en dit heeft te maken met de genade Gods, die gaat doorwerken in ons 2 Korinthe 4 vers 7 (2 Kor. 04:07).

God zelf is de gever die rijkdom van genade schenkt. “Immers uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, zelfs genade op genade” Johannes 1 vers 16 (Joh. 01:16). Juist omdat Zijn genade er is, zul je er doorheen breken, in de strijd zal God ingrijpen en uitredden, maar alleen als je ophoudt het in eigen kracht te doen. “Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd” Hebreeën 4 vers 16 (Heb. 04:16).

Wanneer wij hulp nodig hebben en de kracht en bescherming van de Heer nodig hebben, zal Hij de genadegaven overvloedig over ons uitstorten. Hij is genadig en barmhartig en helpt ons op de juiste tijd. Genoeg is u Zijn genade, te allen tijde en in alle omstandigheden. In uren van vertwijfeling en smart, in ogenblikken van de zwaarste beproeving… altijd genoeg.

‘Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen” Titus 2 vers 11 (Titus 02:11). ‘Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is” Korinthe 2 vers 12  2 (2 Kor. 02:12).

Bewijzen van genade

Er zijn ook vele manieren om aan broeders en zusters te bewijzen dat men hen liefheeft, dat men zorg voor ze draagt en wil dienen. “Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods” 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10).

De Heer geeft daartoe de ontplooiing van de geestelijke begaafdheden die vele en verscheiden zijn. Een ieder is geroepen om deze begaafdheden die hij van God ontvangen heeft, in het belang van de gemeente te gebruiken. Immers “aan een ieder wordt openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen” 1 Korinthe 12 vers 7 (1 Kor. 12:07), dus tot dienstbetoon aan de gemeente.

Deze gaven moeten dus rente opbrengen en er zijn velerlei genadegaven, dat kunnen wij lezen in 1 Korinthe 12 vers 8 en 9 (1 Kor. 12:08-09) en in Romeinen 12 vers 6, 7 en 8 (Rom. 12:6-8). Zoals de menselijke geest rijk is aan talenten, zo heeft de heilige Geest ook talrijke begaafdheden. Ook wat wij bezitten in de wereld aan capaciteiten en stoffelijke goederen is een genade van God verkregen en ook hierover behoren wij een goede rentmeester te zijn.

Rekenen op Gods genade

Laten we bedenken dat we de genade Gods niet tevergeefs ontvangen. Genade is overvloeiende gunst van God, wij kunnen daar altijd op rekenen om er uit te putten. Gebed is het bij uitstek geschikte ‘middel’ om uit Gods genade te leren putten. In veel dulden, in verdrukking, in noden, in benauwdheden, bij al deze dingen zal ons nooit de   genade Gods ontbreken, daar kunnen we op rekenen!

Een van de voornaamste bewijzen dat we putten uit de genade Gods is, dat we vernederd kunnen worden zonder ook maar iets anders te tonen. Immers genade is de oneindige vergevingsgezinde goedertierenheid door God aan zondaars bewezen. De enige grond waarop God de zonde kan vergeven en ons weer in Zijn gunst kan aannemen, is het kruis van Christus en niets anders. Dit is het Goddelijke wonder van genade, wat de diepste dankbaarheid in een mens wakker schudt.

Basis van herstel

Het schenken van de genade is een daad van God, maar het aanvaarden ervan is een actie van de mens. Genade is een basis van herstel voor alle mensen, een door God gewild herstel. Wanneer je je hebt uitgesloofd om iemand te helpen, geestelijk of lichamelijk en men vergeldt je kwaad voor goed, dan is dat een pijnlijke zaak. Je hebt het zo hartelijk bedoeld en ondankbaarheid, misschien wel laster, is je loon. Indien je stil en geduldig dit onrecht kunt verdragen en geen kwaad met kwaad vergeldt, dat is genade bij God! Petrus brengt het zo onder woorden: “Als gij goed doet en dan lijden moet verdragen, dat is genade bij God” 1 Petrus 2 vers 20 (1 Petr. 02:20).

God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken 2 Korinthe 9 vers 8 (2 Kor. 09:08). Leer dus de genade van God rijkelijk aan anderen uit te delen.

De openbaring van de genade van de Heer in lichaam en ziel hangt geheel af van ons vertrouwen in Hem. ‘Want het geschiedt alles om uwentwil, opdat de genade toeneme en door steeds meerderen overvloediger dank worde gebracht ter ere Gods” 2 Korinthe 4 vers 15 (2 Kor. 04:15). Genade kocht ons vrij en door die genade zijn wij kinderen Gods! Prijs de Heer!

 

Geroepen tot heerlijkheid 3 (slot) door Wim te Dorsthorst

Die Hem liefhebben

Wordt die heerlijkheid nu zomaar aan iedereen gegeven? Hangt God dat de mens als een mantel om of hij wil of niet? Ongeacht hoe de mens zich gedraagt? Ook hierin is de Bijbel gelukkig zeer duidelijk.

We zagen al dat het gaat om een innerlijke heerlijkheid, van waaruit dan werken openbaar komen. Het is niet in de eerste plaats een positie of taak. Ook zijn de werken niet primair maar een gevolg. De innerlijke heerlijkheid is een vrucht die groeit in een levende gemeenschap met Jezus Christus, de Here der heerlijkheid. Wie niet aan Hem verbonden is, kan deze vrucht niet ontwikkelen Johannes 15 vers 4 tot en met 8 (Joh. 15:04-08).

Als Paulus in 1 Korinthe 2 spreekt over de heerlijkheid die God van eeuwigheid voorbeschikt heeft voor ons in de Here der heerlijkheid. Zijn Zoon, dan zegt hij: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben” 1 Korinthe 2 vers 6 tot en met 9 (1 Kor. 02:06-09).

Dat is de sleutel voor het verkrijgen van de heerlijkheid: Liefhebben! God heeft het bereid voor degenen die Hem liefhebben. Die dat niet alleen zeggen maar daar met hun hele levenswandel blijk van geven door onvoorwaardelijke trouw.

Wie in de Zoon gelooft

“God heeft Zijn liefde voor de mensheid getoond doordat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een leder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Ook schrijft Johannes: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven: doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien” Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36). Wie de roep van het evangelie hoort (en dat is meer dan horen met natuurlijke oren) en er aan gehoorzaamt door bekering, doop in water door onderdompeling en de Heilige Geest ontvangt, is de Zoon gehoorzaam en komt van de dood in het leven Handelingen 2 vers 38 en Handelingen 5 vers 32 (Hand. 02:38; Hand. 05:32).

Hij of zij is vanaf dat moment een nieuwe schepping in Jezus Christus “naar de wil van God geschapen in waarachtige gerechtigheid en heiligheid” Efeze 4 vers 24 (Ef. 04:24). Hij is dan binnengegaan in Christus, is van Christus en lid van het Lichaam van Christus Handelingen 2 vers 38 en Handelingen 5 vers 32 en Romeinen 8 vers 9 en 2 Korinthe 5 vers 17 (Hand. 02:38; Hand. 05:32; Rom. 08:09; 2 Kor. 05:17). Hij is dan in principe ook al deelgenoot van de heerlijkheid van Christus, want “die God geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt” Romeinen 8 vers 30 (Rom. 08:30).

Alle initiatief gaat hierbij van God uit. God werkt in alles naar het welbehagen en naar de raad (de besluiten) van Zijn wil, hebben wij gezien.

Ook is het door God in genade voorbeschikt, gegeven van eeuwigheid af in Jezus Christus 2 Timoteüs 1 vers 9 (2 Tim. 01:09). Bovendien neemt God niet iets van het geschapene of iets van de mensen, maar Hij geeft Zijn eigen Zoon. Jezus is niet uit de schepping voortgekomen, maar de schepping is er door Hem, leert de Heilige Schrift.

Verwekt door de Heilige Geest is Hij van God uitgegaan en in de wereld gekomen. Hij is de Christus Gods, Hij is het Lam Gods. Hij is waarlijk Gods eigen Zoon, het Woord. Hierin openbaart God zijn grenzeloze liefde voor de mensen 1 Johannes 4 vers 9 (1 Joh. 04:09), die Hij zich door het bloed van Zijn eigen Zoon verworven heeft, zegt Handelingen 20 vers 28b (Hand. 20:28b). God heeft er een enorme prijs voor betaald! En dat toen wij nog zondaars waren Romeinen 8 vers 5 (Rom. 08:05).

De beantwoording van deze liefde blijkt uit het gehoorzamen aan Zijn Zoon en is dan een begin van een eeuwige gemeenschap van liefde met God en een deel hebben aan de goddelijke natuur en de heerlijkheid van Zijn Zoon. Dit is wat Paulus bedoelt te zeggen met ‘al wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben’.

Heerlijkheid en heiligheid

“Door in de waarheid te blijven, groeien wij in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is, Christus” Efeze 4 vers 15 (Ef. 04:15). Gelijkvormig willen worden aan Hem en het verkrijgen van Zijn heerlijkheid zal betekenen een onvoorwaardelijk breken met alle ongerechtigheid en wereldgelijkvormigheid. Waar Hij zegt: “Ik ben niet van deze wereld” Johannes 8 vers 23 (Joh. 08:23), zal dat ook zo dienen te zijn voor hen die Hem in liefde willen gehoorzamen. Er is geen heerlijkheid denkbaar zonder heiligheid!

Hem liefhebben betekent ook met blijdschap lijden aanvaarden terwille van Zijn Naam. “Wie delen wil in de verheerlijking, zal ook delen in het lijden van Christus”, leert Paulus in Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17). Maar hij zegt ook -en dat is een heerlijke troost-: “En wij allen die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” 2 Korinthe 3 vers 18 (2 Kor. 03:18).

Christus in ons

Opnieuw die genade van God: wij veranderen door de Here die Geest is.

Door de Heilige Geest is het leven van God en van Zijn Zoon in de mens, wat door gemeenschap steeds meer tot een eenheid wordt met de menselijke geest 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17). Paulus zegt: “Ik ben door God als bedienaar aangesteld om het geheimenis van het nieuwe verbond aan Gods heiligen bekend te maken. En dit geheimenis is: “Christus in u, de hoop der heerlijkheid”.

De hoop op de heerlijkheid heeft zijn grond, is gefundeerd, omdat Christus in ons is. Door de Here die Geest is, zal het geschieden. Dit zal uitmonden in een verheerlijking waaraan de gehele mens, geest, ziel en lichaam, deel zal hebben.

De laatste bazuin

Deze nieuwe volheid van de tijd breekt aan bij de wederkomst van onze Heer, bij het blazen van de zevende bazuin Openbaring 11 vers 15 en 1 Korinthe 15 vers 52 en 1 Thessalonicenzen 4 vers 16 (Openb. 11:15; 1 Kor. 15:52; 1 Thess. 04:16). Wij lezen daarover: ‘Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen”. En: ‘Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen” 1 Korinthe 15 vers 53 en Filippenzen 3 vers 20en 21 (1 Kor. 15:53; Filip. 03:20-21).

Dit is een geweldige climax van dat wat in het verborgene in de gelovige gegroeid is; in hen die de hoop op de heerlijkheid Gods, volhardend tot het einde, hebben vastgehouden. Dan wordt Jezus, op die dag van Zijn wederkomst, verheerlijkt in Zijn heiligen en Hij zal gezien worden in allen, die tot geloof gekomen zijn 2 Thessalonicenzen 1 vers 10 (2 Thess. 1:10).

Deze verheerlijkte gemeente, van de gehele aarde, zijn de koningen en priesters voor God uit deze schepping en dan is de proclamatie: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan Zijn Gezalfde (de gemeente) en Hij zal als Koning heersen tot in alle eeuwigheden” Openbaring 01 vers 06 en Openbaring 11 vers 15b (Openb. 01:06; Openb. 11:15b). En zo zal de gehele schepping, die in alle delen zucht en in barensnood is, door deze geopenbaarde zonen Gods bevrijd worden van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid, tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods Romeinen 8 vers 19 tot en met 22 (Rom. 08:19-22).

Wij zien dus duidelijk een rangorde en dat leert de Schrift ook. Jezus Christus, Gods Zoon, als eerste, als erfgenaam van alle dingen Hebreeën 1 vers 2 (Heb. 01:02). Vervolgens die van Christus zijn bij Zijn komst 1 Korinthe 15 vers 23 (1 Kor. 15:23). Dat is de gemeente overeenkomstig Gods wil en raadsbesluit  Efeze 1 vers 6 en Efeze 1 vers 11 en Jakobus 1 vers 18 (Ef. 01:06; Ef. 01:11; Jak. 01:18), het geheimenis Gods Openbaring 10 vers 7 (Openb. 10:07). Dan de zuchtende schepping die bevrijd zal worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der zonen Gods, de gemeente. Vervolgens, wat de Bijbel noemt, de volkeren die opstaan uit de dood bij het laatste oordeel Openbaring 20 vers 11 tot en met 15 en Matteüs 25 vers 32 (Openb. 20:11-15; Matt. 25:32). Deze zullen genezing vinden en wandelen bij het licht van het Lam en de gemeente Openbaring 22 vers 1 en 2 en Openbaring 20 vers 24 (Openb. 22:01-02; Openb. 20:24). Al deze mensen zullen kennis krijgen van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van de gemeente, zoals de gemeente het verkregen heeft in het aangezicht van Christus 2 Korinthe 4 vers 6 (2 Kor. 04:06).

Eeuwig koningschap

Habakuk profeteerde al: “Want de aarde zal vol worden van de kennis des Heren heerlijkheid, gelijk de wateren die de bodem van de zee bedekken ” Habakuk 2 vers 14 (Hab. 02:14). Dan zal de Zoon het koningschap overdragen aan de Vader opdat God zij ‘alles in allen’ 1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28). Alles zal dan voltooid zijn in en door de Zoon, volgens Gods eeuwige voornemen toen Hij sprak: “Laat ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijkenis” Genesis 1 vers 26a (Gen. 01:26a). Een mensbeeld naar het beeld van de Vader en de Zoon door de Heilige Geest.

En temidden daarvan zal de gemeente, die nu in onze tijd gevormd wordt, tot in alle eeuwigheden een taak vervullen. Daniël zegt: “Daarna zullen de heiligen des  Allerhoogsten het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap bezitten tot in eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden” Daniël 7 vers 18 (Dan. 07:18). En de openbaring van Jezus Christus aan Johannes eindigt met: “En zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden”.

Als deze dingen tot onze geest doordringen kunnen we met Paulus de lofzang aanheffen en zeggen: “O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen!

Want: Wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen; Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen!” Romeinen 11 vers 33 tot en met 36 (Rom. 11:33-36).