Selecteer een pagina

Levend Geloof – 206

Levend geloof 1980. 07-08 nr. 206

Het profiel van de eindtijdchristen door Gert Jan Doornink

Een belangrijke vraag

Hoe ziet het profiel van de eindtijd-christen er uit en waarom is het zo belangrijk dit te weten? Een vraag waarop eigenlijk elk kind van God een duidelijk en geformuleerd antwoord moet kunnen geven. Want in deze eindtijd komt het er op aan dat wij als christenen volledig beant­woorden aan de doelstellingen die God met ons leven voor heeft. En willen wij, als volgelin­gen van Jezus Christus, ten volle bruikbaar zijn in Zijn dienst dan behoort Zijn beeld zichtbaar te zijn in ons leven en Zijn leven in ons leven te functioneren.

Hoe bereiken wij deze volkomen eenheid met Christus, door Hem zelf zo duidelijk beschreven in Johannes 15 als Hij spreekt over de wijnstok en de ranken? Hoe kunnen wij in Hem blijven en Hij in ons, zodat wij veel vrucht dragen? Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:5). Eén van de voornaamste dingen die we dan onder ogen moeten zien is het feit dat wij als eindtijdchristen geestelijk moeten zijn. Maar wat is dat? In het gesprek wat Jezus had met de Samaritaanse vrouw’ zei Hij onder an­dere: “God is geest en wie Hem aanbidden, moe­ten aanbidden in geest en in waarheid” Johannes 4 vers 24 (Joh. 04:24) .

Hoe stellen wij ons God voor?

Velen hebben een verkeerde voorstelling van God. Met aardse, natuurlijke gedachten probeert men zich een voorstelling van God te maken. Het gevolg is dat men alles wat geestelijk is, op aards niveau blijft benaderen. Daar is slechts één die daar belang bij heeft: satan, de over­ste van deze wereld. Zolang een christen nog een verkeerde voorstelling van God heeft, lacht hij in zijn vuistje, immers heel het denken, spreken en handelen speelt zich dan af op na­tuurlijk niveau, terwijl onze geestelijke plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Zolang wij nog denken dat onze plaats ergens anders is, spelen wij de duivel in de kaart en zijn dan feitelijk zijn speelbal. Hij kan ons dan heel vroom bezig houden met het nakomen van allerlei uiterlijk wetten ter bevrediging van het “vrome vlees”. Men spreekt dan over “ver­breking”, “de strijd tegen het eigen ik”, etc.

Maar een waarachtig christen, die zijn geeste­lijke plaats heeft ingenomen, kan met Paulus ge­tuigen: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik. . . . maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven” Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20).

Als we met Christus onze geestelijke plaats hebben ingenomen, leren we ook op de juiste wij­ze te strijden en te overwinnen, zoals Paulus dat beschrijft in Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12), waar hij uitdruk­kelijk zegt dat wij niet hebben te worstelen tegen vlees en bloed, maar tegen de (geestelij­ke) overheden en machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze gees­ten in de hemelse gewesten. Daar tegen richt zich de strijd van de eindtijdchristen en niet tegen vlees en bloed. . . . ook niet tegen eigen vlees en bloed! Er zijn heel wat christenen die dat nog niet zo zien. Ook zelf hebben we dat ge­kend. We herinneren ons jaren geleden een samen­komst waar men tot “verootmoediging” kon komen. Er werd van je verwacht dat je mee deed, al was men zich van niets bewust. Iedereen moest tot “verbreking” komen. Omdat men zelf grove fouten had gemaakt, probeerde men ook anderen in deze “schuld” te betrekken. . . .

Wanneer is een christen hoogmoedig?

Op het punt van “verbreking” houden velen er nog een zeer ongeestelijke mening op na, veelal veroorzaakt omdat men zelf weinig geestelijk ge­groeid is en dus ook geestelijke kennis en in­zicht mist. Men denkt dan dat iedere christen van tijd tot tijd “tot verbreking” moet komen om weer “in het gareel” te raken, ’t Liefst han­teert men dan Bijbelteksten als “bewijs” dat dit Gods wil is. Bijvoorbeeld: “God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij ge­nade” Jakobus 4 vers 6 (Jak. 04:06). Zoals zo dikwijls is de duivel er in geslaagd de zaken precies andersom voor te stellen dan dat ze in werkelijkheid zijn.

Want wanneer is een christen hoogmoedig? Als hij niet de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid bewandelt. Dan gaat hij een eigen weg die God niet wil: de natuurlijke, aardsgerichte weg. De werkelijke christenen tonen hun nederig­heid door de God welgevallige “hoge weg” te be­wandelen !

Bent u reeds één van hen? De Heer vraagt het van u, want “Hij weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade”! En ’t heerlijkste is dat we dan gaan beleven dat God ons niet afbreekt, maar opbouwt. De talenten die wij van Hem hebben ontvangen, mogen we in Zijn dienst stellen. Zijn werk in en door ons is een volmaakt werk. We leren in ieder opzicht Zijn wil kennen en Zijn volmaakte beeld in ons komt dan tot wasdom.

Zijn wij geestelijke christenen?

De Pinksterbeweging is een beweging van Gods Geest. Maar dan zal Gods Geest ook de volle heerschappij moeten hebben, te beginnen in ons eigen leven. We zijn niet klaar door te zeggen: “Ik ben van de Pinkstergemeente” of van de “Vol­le Evangelie gemeente” als niet uit ons leven blijkt dat we geestelijke christenen zijn. En geestelijke christenen zijn kinderen Gods die zich uitstrekken naar de volkomen gemeenschap met hun grote Voorbeeld: Jezus Christus. Zijn profiel behoort ons profiel te zijn. Hij open­baarde de wil, het wezen en het karakter van God. De waarachtige gelovigen van de eindtijdgemeente zullen Gods heerlijkheid weer gaan weerspiegelen, omdat zij omgevormd worden naar het beeld van Zijn Zoon!

Dank Heer, dat ik nu niet stil hoef te wachten.

Op alle dingen die komen gaan.

Maar strijden mag tegen duivelse machten,

En overwinnen in Uw Naam.

Dank Heer dat ik zo het doel mag bereiken.

Dat is: dat ik sprekend op U zal lijken.

Dat ied’re vijand die nu nog woedt,

voetbank zal zijn onder Uwe voet.

 

Dank Heer, dat ondanks de listen van satan,

ondanks de nood van deze tijd.

Ik deel mag hebben aan ’t machtige heilsplan.

Dat mij leidt tot volkomenheid.

Vol van Uw kracht Heer en zonder te beven.

Wil ik getuigen: U geeft een nieuw leven.

Alles herstelt U wat is ontwricht.

U maakt het duister tot stralend licht!

 

Lichtdragers van het Koninkrijk Gods door Jan W. Companjen

 

“Gij zijt het licht der we­reld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet ver­borgen blijven” Matteüs 5 vers 14 (Matt. 05:14).

“Gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God” Hebreeën 12 vers 22 (Heb. 12:22).

De eerste ervaring van een kind van God

God heeft ons lief. Dat is het eerste wat wij zullen ervaren, als wij Hem gaan toebehoren. Hij heeft door Zijn eigen Zoon niet te sparen, alles voor ons, men­sen, over gehad. Hij ver­zoende al onze zonden en wij mogen, na de aanvaarding van dat offer, vrijmoedig toe­treden tot de troon der ge­nade. Wij, eens door schuld beladen, zijn gereinigd door Zijn bloed. Zijn gereinigd, dat moet u eens goed in u opnemen, dat is geschied, voor nu en al­tijd. Jezus heeft de straf gedragen en Hij heeft ons gerechtvaardigd om niet. Dat wil zeggen, het is alles van Hem en door Hem. Hij maakte ons tot nieuwe schep­selen, tot woonsteden van Zijn Geest en ook dat wordt door Hem bewerkt, omdat die Geest van Hem, die in ons werkt, het alles volbrengen zal. Die Geest zal ons lei­den tot de volle waarheid.

Het geloofsleven, zoals wij dat belijden, is een overwinningsleven. Het is een leven vol avontuur en ver­rassingen, indien wij alles, ja alles, wat wij in ons leven ervaren en bele­ven, gaan beoordelen in het Goddelijk licht dat Hij ons gegeven heeft.

Staande in die kracht van het geloof, zullen wij steeds meer ervaren dat wij verder groeien naar de kracht en het beeld van on­ze Heer. Dan zullen wij, die genaderd zijn tot de berg Sion, een lichtend licht zijn.

Het leven van Jezus in ons: een realiteit

Aan het begin van onze vakantietijd, wil ik u graag deze gedachte meegeven. Het voren omschreven is de volle boodschap Gods in een notendop. En toch zit daar alles in. Beginnende bij elk Schriftwoord willen wij u Jezus verkondigen. Hij is de kracht Gods en Hij zal het in ons doen, indien wij in geloof Zijn leven in ons gaan aanvaarden.

Wij verkondigen niet ons­zelf en wij passen onze boodschap ook niet aan naar de omstandigheden of naar hetgeen wij voelen. Wij willen onze Heiland belij­den en grootmaken. Vanuit Hem willen wij leven en handelen. Dan schenkt Hij ons een zinvol en rijk le­ven. Zijn Naam, die wij mo­gen gebruiken, is vol kracht en dynamiek, dat geeft ons overwinning op satans macht. God zelf plaatste ons in dat hemelse land en geeft ons daar Zijn kracht. Dan worden wij de zonen Gods, waarop de schepping wacht.

Gelooft u op deze wijze? Gelooft u dat Jezus, Gods Zoon, met Zijn Geest, dat ook in u volbrengen kan? Volhard dan in die hoop, want Gods plan heeft zijn vaste loop. Wie overwint zal met Gods Zoon eens zit­ten op des Vaders troon.

Wij zijn namelijk het licht waar eens de duisternis voor zwicht.

De vreugde des Heren is onze kracht

Dat is de boodschap van het volle evangelie, waarbij het hart opspringt van vreugde, omdat wij weer li­chaam van Christus kunnen zijn in woord en daad. De vreugde des Heren is name­lijk nog steeds onze kracht en ons geloof is de kracht die ”de wereld” overwinnen zal. Jezus wil dat jong en oud, man en vrouw, jood en heiden, aan zijn Goddelijk doel gaat beantwoorden. De zwakke maakt Hij tot een held, als hij of zij maar niet leeft uit gevoel.

Laten we onze rijkdom leren zien, dan zal de duivel geen vat meer op ons hebben omdat wij één willen zijn met Hem. Verlossing en bevrijding uit satans macht zal ons tot juichende en lovende christenen maken. Het huis des Heren zal dan inderdaad van vreugde drui­sen en huppelen van ziele- vreugd.

Broeders en zusters, onze Hogepriester heeft veel te geven en Hij zal het voor een ieder van ons maken bo­ven bidden en boven denken, indien wij het alles van Hem verwachten. Dan zullen wij mensen uit één stuk zijn als Hij. Daartoe wil Hij ons volkomen vrijmaken. Wees daarom enkel licht, daarvoor gaat de duisternis aan de kant.

Paulus zegt: “Naar de gena­de Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt”. Wij kunnen verder bouwen op het funda­ment. Maar een ieder moet wel toezien hoe hij dat doet. Want een ander funda­ment, dan dat er ligt, na­melijk Jezus Christus, kan niemand leggen.

Dan bouwen wij samen aan de tempel Gods, waarvan Jezus de hoeksteen is. “Weet gij niet” – lezer en lezeres – “dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tem­pel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig” 1 Korinthe 3 vers 16 en 17 (1 Kor. 03:16-17).

Wij wensen u een fijne vakantie toe en een rijke verkwikking naar lichaam, ziel en geest. En doet al­les in de Naam des Heren!

 

 

 

Van de redactie

Op de volgende bladzijden treft u een artikel aan van br. R. A. W. F. Polderman uit Putte (N. B. ). Broeder Polderman is voorganger van de volle evangelie gemeente te Antwerpen (Morstel). Zoals we enkele maanden geleden reeds schreven hopen wij zo nu en dan, behalve van onze vaste mede­werkers, ook artikelen te publiceren welke ge­schreven zijn door anderen die de volle evange­lieboodschap belijden en uitdragen.

 

Bent u ook zo’n moeilijk mens? door Rob Polderman

 

In Lucas 18 vers 1 tot en met 8 (Luc. 18:01-08) lezen we een eenvoudige en ook leer­zame gelijkenis over een weduwe en een onrechtvaar­dige rechter. De Heer Jezus sprak in gelijkenissen, niet om Zijn boodschap in een soort zondagsschoolverhaaltje te verpakken, maar doelbewust om Zijn discipe­len kennis bij te brengen van de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen, de geestelijke wereld. Elke gelijkenis belicht één of meer aspecten betreffende de gang van zaken in het Koninkrijk der hemelen.

Bidden

De gelijkenis van de on­rechtvaardige rechter werd door Jezus gegeven met het oog daarop, dat Zijn disci­pelen altijd moesten bidden en niet verslappen (vs. 1). Zo roept ook de apostel Paulus ons op met de woor­den: “Bidt zonder ophouden” .

Het is belangrijk dat wij altijd voor ogen houden, dat bidden nooit een doel op zichzelf mag zijn of worden. Bidden is en blijft een middel, een mogelijk­heid om Gods doel te berei­ken. Hoe gemakkelijk ver­liest het gebed haar waarde en zin, omdat het niet doelgericht is. Het wordt slechts een bezigheid die er nu eenmaal bij hoort.

Satan, de tegenstander, is er op verschillende manie­ren in geslaagd het gebed van haar kracht te beroven. Dikwijls is er voor gebed weinig of geen tijd over in het dagelijkse leven. Ook is menigmaal het gebed een uiterlijke zaak geworden, een zaak van woorden zonder positieve inhoud. En daar waar de inhoud zuiver lijkt, is er soms twijfel en onzekerheid in het hart, waardoor het gebed volkomen krachteloos wordt.

Wanneer men bidt is het be­langrijk te weten, waarmee en hoe men bezig is. Bidden is een gééstelijke zaak. Gebed moet inhoud hebben. En het gebed hééft ook in­houd, naarmate het op God gericht is, met Gods Woord overeenstemt en met geloof gepaard gaat.

Geloven

Bidden en geloven horen ab­soluut bij elkaar en moeten in de praktijk hand in hand gaan. Iemand zei eens: “Ge­bed is de sleutel van de hemel, maar het geloof is de kracht waarmee de deur wordt geopend”.

Jacobus schrijft in zijn brief, wanneer wij in onze groei naar het volkomene in wijsheid te kort schieten, dat wij God om wijsheid mo­gen bidden, maar dan “bid­den in geloof, in geen en­kel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf van de zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een (twijfelend en onzeker) mens moet niet menen, dat hij iets van de Heer zal ontvangen” Jakobus 1 vers 6 en 7 (Jak. 01:06-07). Dus “altijd bidden” betekent tevens “nooit twijfelen”.

Ontvangen

De Heer Jezus zegt in Markus 11 vers 22 tot en met 24 (Mark. 11:22-24: “Hebt geloof in God. Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen en het zal u ge­schieden”. Gelovig bidden zal resulteren in ontvangen. Bidden is die actie van het geloof, waardoor wij datge­ne wat wij geloven, ook naar ons toehalen en ont­vangen, in bezit nemen.

Wij zullen moeten bidden, dat wil zeggen zodanig geestelijk bezig zijn met de gedachten, uitspraken en beloften Gods, opdat de Heer óns dienovereenkomstig kan geven en bevestigen.

Bidt en u zal gegeven worden. Wij bidden, Hij geeft. Jesaja sprak: “Indien gij niet gelooft, voorwaar, gij wordt niet bevestigd” Jesaja 7 vers 9 (Jes. 07:09). Wij geloven en Hij bevestigt. Wij roepen en Hij antwoordt. Is het ook niet met het oog daar­op dat de Heer Jezus in Lucas 18 vers 8 (Luc. 18:08) zegt: “Als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?”.

Er zal nog heel veel in ons leven ten goede veran­deren, wanneer wij in de volle zekerheid van het geloof, geestelijk bezig zullen zijn met die dingen die de Heer belooft.

Rechten kennen

De houding en uitspraken van de weduwe in deze ge­lijkenis getuigen wel van inzicht. Zij spreekt over haar recht en over een te­genpartij .

In de eerste plaats is het belangrijk dat wij ons recht kennen. Dit woord “recht” klinkt wellicht wat onaangenaam of hoog­moedig. Is dit niet in strijd met het nieuwe tes­tament dat spreekt over “genade”, onverdiende gunst? Dus geen recht, maar gunst. Hoe tegenstrijdig het misschien op het eerste moment ook klinkt, toch spreekt Gods Woord zowel over genade als over recht.

Genade wordt ons geschon­ken. God heeft ons Zijn Zoon gegeven om onze schuld weg te nemen en daarin be­wijst de Heer ons Zijn enorme genade. Johannes ge­tuigt: “De genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen”. Het is nu aan de mens om Gods ge­nade te aanvaarden, door Jezus Christus toe te laten in het leven en Hem als Redder en Heiland aan te nemen.

In het aanvaarden van Gods genade, ligt het verkrij­gen van rechten. “Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, hun, die in Zijn Naam gelo­ven, die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn” Johannes 1 vers 12 en 13 (Joh. 01:12-13). Als kind van God ontvangen wij ook rech­ten als zodanig. Nu is het zeer belangrijk dat wij als kinderen Gods onze rechten kennen. Als kind van God hebben wij recht op vrij­heid, met andere woorden bevrijding van de overheer­sing van de boze en het ge­volg is deel hebben aan de heerlijkheid. Paulus schrijft in Romeinen8 vers 21 (Rom. 08:21) over de vrijheid van de heer­lijkheid der kinderen Gods. En in vers 17 staat: “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfge­namen van God en mede-erfgenamen van Christus: im­mers indien wij delen in Zijn lijden is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking”.

Wij hebben recht op de be­lofte des Vaders, de gave van de Heilige Geest. Wij hebben recht op overwin­ning en een volledig her­stel naar geest, ziel en lichaam. Wij hebben grote en heerlijke rechten als kinderen Gods.

Laten we het alles samen­vatten met de woorden Gods uit Galaten 4 vers 4 tot en met 7 (Gal. 04:04-07): “Maar toen de volheid des tijds was gekomen, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren on­der de wet, om hen die on­der de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het récht van zonen zouden verkrij­gen. En dat gij zonen zijt – God heeft de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon: indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God”.

Door genade hebben wij het recht verkregen van het zoonschap. Door het vol­brachte werk van Jezus Christus, mogen allen die geloven, vrijmoedig het recht opeisen, om één van de vele zonen Gods te zijn in heerlijkheid en volmaaktheid.

Rechten opeisen

Zeer belangrijk is dus dat wij in de eerste plaats ons recht als kinderen Gods kennen. Maar vervolgens is het van belang dat wij ons recht ook gaan opeisen. De weduwe kende haar recht en eiste dit vrijmoedig en met volharding op. Wij moeten leren het recht van het zoonschap en alles wat daarmee verband houdt, vrijmoedig, gelovig en zon­der te verslappen, van onze hemelse Vader te aanvaar­den. Hij wil niets liever dan ons alle dingen schen­ken, die Hij ons in genade heeft toegezegd.

Er is echter iemand die dit niet wil en dat is de te­genpartij, de satan. Hij is gelijk de onrechtvaardige rechter uit de gelijkenis, die zich om God niet bekom­mert en zich aan geen mens stoort. Hij is de vader van alle leugen, dwaling en verderf, hij is de dief en mensenmoorder van het be­gin. Hij is altijd en in alles wetteloos.

Kind van God laat u niet misleiden, verblinden en het zwijgen opleggen door deze tegenstander. Jezus heeft hem voor ons allen overwonnen en toont ons ook de weg tot overwinning. Kennen wij onze tegenstan­der, niet alleen van naam, maar vooral zijn wezen en werken. Paulus getuigde: “Zijn gedachten zijn ons niet onbekend” 2 Korinthe 2 vers 11 (2 Kor. 02:11). Wanneer wij zijn leugens en misleidende gedachten on­derkennen, dan moeten wij dit niet zomaar over ons heen laten komen, maar dan komt het er op aan, dat wij ons datgene wat de Heer ons in genade toezegt en schenkt en waar wij als Zijn kinderen recht op heb­ben, niet laten ontroven.

In de gelijkenis wordt ge­zegd dat de weduwe het de onrechtvaardige rechter “moeilijk maakte”. Hoe een­voudig en snel behaalt de satan dikwijls overwin­ningen onder de kinderen Gods. Gebrek aan kennis, geen zuiver geestelijk in­zicht, traagheid, gemak­zucht, angst en vele andere zaken, breken de weerstand van de gelovigen. En satan behaalt met weinig moeite vele overwinningen.

De Heer roept Zijn kinderen op om weerstand te bieden aan de duivel. Laat u uw recht niet ontnemen, maar eis het met kracht en vol­harding op! Wie is meer, God of satan? De tegenstan­der moet wijken voor Christus in ons. Hij kan geen standhouden tegen de kracht van Gods Woord. Denk eens hoe Jezus dit deed bij de verzoekingen in de woes­tijn. De apostel Paulus getuigt dat onze wapenen krachtig zijn voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opge­worpen wordt tegen de ken­nis van God, slechten en elk bedenksel als krijgs­gevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Chris­tus. 2 Korinthe 10 vers 4 en 5 (2 Kor. 10:04-05).

Maak het de tegenpartij maar gerust heel erg moei lijk. De Heer Jezus zelf geeft daar het mooiste voorbeeld van. Eis uw door God geschonken recht met vrijmoedigheid en volhar­ding op, ook uit de hand van de tegenpartij. Hij heeft er alle belang bij om u er van af te houden, want uw recht wordt zijn ondergang .

Niet verslappen

Indien wij niet verslappen, zal God Zijn uitverkorenen spoedig recht verschaffen. In Christus Jezus zijn wij de uitverkorenen des Va­ders. Uitverkoren tot ge­lijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon.

Uitverkoren tot heerlijk­heid. Een uitverkoren ge­slacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis geroe­pen heeft tot Zijn wonder­baar licht. (1 Petr. 02:09).

En wie zal deze uitverko­renen Gods beschuldigen? De beschuldigingen zullen wel komen, maar in dit alles zijn wij meer dan overwin­naars door Hem, die ons heeft liefgehad, indien wij niet verslappen!

 

Van maand tot maand door Gert Jan Doornink

Jezus maakt vrij van tradities

Het is algemeen bekend dat in verschillende delen van het land, de mensen uit traditie nog wel naar de kerk gaan. Vraagt men hen dan of zij weten een kind van God te zijn, dan moet men het antwoord heel vaak schuldig blijven. Om maar niet te spreken over een verdere groei en beleving van het geloof in Jezus.

Er zijn echter ook delen van ons land waar men uit traditie niet naar de kerk gaat, of alleen bij bijzon­dere gelegenheden. Ds. Stegeman, voorzitter van de Hervormde jeugdraad te Win­terswijk, vertelde tegen­over een verslaggever van het “Algemeen Dagblad”, de reden: “Het is niet omdat ze te lui zijn om uit hun bed te komen, maar het hoort bij hun levensstijl om niet naar de kerk te gaan”

Wie Jezus aanneemt als Ver­losser en Hem volkomen gaat volgen, wordt bevrijd van de “sleur” waarbij men uit traditie naar de kerk gaat, maar ook van de “levens­stijl” waarbij men uit tra­ditie niet naar de kerk gaat.

De Bijbel in 1685 talen

De verspreiding en verta­ling van de Bijbel breidt zich nog steeds uit. Het “Nederlands Bijbel Genoot­schap” beschrijft 1979 als een vruchtbaar jaar. Het aantal Bijbels dat in Euro­pa verspreid werd nam met 3,5 % toe. Terwijl in het afgelopen jaar de eerste Bijbeluitgaven in 26 talen verschenen, waarin nog nooit iets van de Bijbel was verschenen. De gehele Bijbel is thans gepubli­ceerd in 273 talen, het nieuwe testament alleen 479 talen en één of meer  Bijbelboeken in 940 talen. Dit betekent dat in 1685 talen de Bijbel geheel of gedeeltelijk gelezen kan worden.

De beweringen van Benjamin Creme

Nadat hij in Engeland en Amerika lezingen had gehou­den, was onlangs de Engelse kunstschilder Benjamin Creme ook in ons land om zijn “boodschap” door te geven dat “Christus al sinds 1977 op aarde terug is en zich uiterlijk in 1982 aan de wereld bekend zal maken”.

De theorieën van Creme ko­men neer op zijn bewering dat ieder mens méér dan eens leeft. (De reïncarnatieleer). De mens zou deel uitmaken van een onafzien­baar evolutieproces, daar­bij geleidt door een grote groep zogenaamde “meesters” die zich in de loop der eeuwen vervolmaakt hebben, waardoor zij een eind voor­uit zijn op het pad der evolutie, waaraan iedereen bezig is.

Creme noemt als bekende “meesters der wijsheid”, onder andere Krishna, Boed­dha, Vyassa en vele ande­ren, die hun kennis komen brengen om ons te helpen. Aan het hoofd van deze meesters zou dan de “wereldleraar Christus” staan. Volgens Creme behoeft de mensheid geen hongersnoden, oorlogen, oordelen, en der­gelijke meer te verwachten. Maar de vanaf 1982 optre­dende wereldleraar “zal-de mensheid een nieuwe periode van vrede en voorspoed bin­nenleiden” .

Valse profeten, zoals Cre­me, gebruiken de naam Christus om de mensen nog vaster in de greep van sa­tan te brengen. Jezus waar­schuwde in Matteus 24 reeds tegen het optreden van vele valse profeten. Velen zul­len zij verleiden. Maar zij die “in Christus zijn en Zijn volheid beleven, zullen er immuun voor zijn.

 

Het eerstvolgende num­mer van “Levend Geloof” verschijnt begin september. Dit nummer is, in verband met de vakanties, een gecombi­neerde uitgave voor de maanden juli en augus­tus .

 

De toegang tot het aardse en hemelse Kanaän door J. Noë

 

Het onderwerp, dat ik thans ga behandelen, zal u mis­schien verbazen, maar het is toch zeer belangrijk, namelijk hoe kunnen wij de door God voor ons bepaalde bestemming bereiken. Ik neem daarvoor twee voorbeel­den, één uit het oude testa­ment en één uit het nieuwe testament.

De toegang tot het aardse Kanaän

In Jozua 1 vers 1 tot en met 10 (Joz. 01:01-10 vinden we de opdracht des Heren be­schreven om Kanaän in bezit te nemen. Ik wil slechts enkele belangrijke punten hieruit aanhalen.

– Trek over de Jordaan met het gehele volk naar het land, dat IK hun, de Is­raëlieten, geven zal. Elke plaats die uw voetzool be­treden zal, geef Ik ulieden.

– Niemand zal voor u standhouden.

– Ik zal u niet begeven en u niet verlaten.

– Driemaal: Wees sterk en moedig.

– De voorwaarden: Handel nauwgezet, overeenkomstig de gehele wet, die Mozes u geboden heeft. Wijk daarvan niet af. . . . dan zult gij voorspoedig zijn. . . . en op uw wegen uw doel bereiken.

– De Here, uw God, is met u overal waar gij gaat.

U ziet, broeders en zusters, wat de Heer belooft, als de Israëlieten maar gehoorzaam zijn aan al wat Hij geboden heeft. Maar we kennen allen de geschiedenis van Israël. Geweldige, wonderbare din­gen zijn gebeurd, als ze maar aan de voorwaarden vol­deden; maar helaas, ze de­den niet wat de Here hun had bevolen. Ze wekten Zijn toorn op. Telkens gaf God hun weer een kans, maar ze werden steeds weer ongehoor­zaam, met alle gevolgen van dien. Dit is ook voor ons een goede les.

De toegang tot het hemelse Kanaän: het koninkrijk der hemelen

Er staat veel over het Ko­ninkrijk der hemelen in Gods Woord. Ik wil alleen een gezegde van Jezus aan­halen, voor ik met het Schriftgedeelte uit Petrus begin.

Jezus zegt in Matteüs 7 vers 21 (Matt. 07:21): “Niet een ieder die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen bin­nengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, Die in de hemelen is”.

Ik wil nu behandelen het gedeelte wat in 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11

(2 Petr. 01:03-11 staat, namelijk: “Voor­recht en taak der gelovi­gen”. Dit Bijbelgedeelte bestaat uit twee delen, na­melijk:

1 – Al het heerlij­ke wat God de gelovigen toebedeelt.

2 – Mits zij voldoen aal al datgene wat als voorwaarde is gesteld.

Tekst 3;

“Zijn goddelijke kracht heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons ge­roepen heeft door Zijn heerlijkheid en macht”.

Dit is de geweldige kracht van God, welke wij met ons verstand niet kunnen door­gronden en die ons geschon­ken wordt in Christus Jezus, door de Heilige Geest, waar­door wij het Goddelijke le­ven ontvangen en waardoor de vrucht daarvan zichtbaar wordt in ons leven, de gods­vrucht. Dit wordt begiftigd door de kennis van Hem, het­geen geschiedt door het woord en de Heilige Geest, die ons daarin leidt. God heeft ons geroepen, door Zijn heerlijkheid en macht ten toon te spreiden, de openbaring van Zijn glorie. En dan verkrijgen wij al datgene, al dat heerlijke, wat voor ons is weggelegd in de hemelse gewesten.

Tekst 4:

“Door deze (de Goddelijke kracht) zijn wij met kost­bare en zeer grote beloften ’begiftigd, opdat gij daar­door deel zoudt hebben aan de Goddelijke natuur, ont­komen aan het verderf, dat door de begeerte in de we­reld heerst”.

Wat Jezus ontving van God, de Vader, waardoor Hij Hem verheerlijkte met het woord 6n door de daad, is ook toebedeeld aan ons. Is dat niet wonderbaar? Nu komt het er op aan, dat, als het bovenstaande een realiteit in ons leven wordt, wij aan de volgende voorwaarden dienen te voldoen, en let daarbij vooral op de vol­gorde .

Tekst 5, 6, 7.

Petrus schrijft in vers 5-7 het volgende: “Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver de deugd” (het zich distantiëren van zonde, ongerechtigheid en van alles wat niet uit God is).

“Door de deugd de kennis”, (het kennen van Jezus, als onze Redder, Verlosser, Ge­nezer, de Voleinder des ge­loofs, en het kennen van God de Vader, Die in Zijn Zoon ons alles schenkt en te allen tijde in Hem doet zegevieren, waarbij de doop met de Heilige Geest noodza­kelijk is) .

“Door de kennis de zelfbeheersing”,

(hierdoor kunnen we ons zelf onder controle houden, onder de moeilijkste omstandigheden; zelfbeheer­sing valt onder de vrucht van de Heilige Geest, zie Galaten 5) .

“Door de zelfbeheersing de volharding”,

(dit is zeer belangrijk in verband met de velerlei verzoekingen, welke wij van de duivel heb­ben te doorstaan. Hebreeën 10 vers 36 (Heb. 10:36 zegt: “Want wij hebben vol­harding nodig om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is”).

“Door de volharding de godsvrucht”,

(volharding in ge­loof zal vrucht dragen, want door de kracht van de Heili­ge Geest kunnen we volharden met de zekerheid en geloof in ons hart, dat God een Waarmaker is van Zijn Woord).

“Door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde jegens allen

(bij de vrucht van de Heilige Geest in Gal. 5 staat als nummer 1: De liefde. Wanneer de Goddelij­ke liefde in ons is, zijn wij in staat ook lief te hebben, degenen die ons ver­driet en pijn doen, die ons liefdeloos behandelen, die ons haten, die ons vijande­lijk gezind zijn, enz. ).

Tekst 8:

“Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus”.

Dit gedeelte spreekt voor zichzelf. Wie in volle ge­meenschap met Jezus leeft, weerspiegelt de heerlijk­heid Gods. Jezus zegt: “Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben” Johannes 8 vers 12 (Joh. 08:12).

Tekst 9:

“Want bij wie ze niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten”.

Deze tekst laat duidelijk zien, dat wie de hierboven genoemde weg niet bewandelt, doordat zij het niet konden volbrengen of afgevallen zijn, de gevolgen daarvan zullen ondervinden.

Tekst 10:

“Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roe­ping en verkiezing te bevestigen want als gij dit doet, zult gij nimmer strui­kelen” .

God heeft ons geroepen tot gemeenschap met Jezus Chris­tus 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09)en in en door Hem behoren we tot de uitverkorenen.

In 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09) staat: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duis­ternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”. We moeten ons beijveren dit waardig te zijn. Door onze levenswandel moet dit beves­tigd worden en zo zullen wij nimmer struikelen.

Tekst 11:

“Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus”.

Halleluja God zegene u al­len!

 

 

 

Voor sommige van onze lezers en lezeressen is, bij het lezen van dit nummer, de vakantie reeds voorbij; ande­ren gaan nog weg of gaan helemaal niet op vakantie. Hoe het ook zij. . . . . ook in deze zomermaanden wil Jezus zich in en door ons leven openbaren. Als wij bereid zijn Hem . te volgen gaat Hij meer en meer gestalte in ons aanne­men. Gods wil voor al Zijn kinderen is: “Wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie hei­lig is, hij worde nog meer geheiligd” Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11)!

 

Zoek de zon op! Door Judith Jacobs

Amos 5 vers 4 (Amos 05:04)

We hebben het allen mogen constateren: de zomers van 1978 en 1979 waren “slecht”: veel regen, veel wind. Het was gewoon te koud, te kil.

Hoe hebben we niet gesnakt naar enige zonneschijn. De “gelukkigen” die het konden “doen” gingen elders (bij­voorbeeld met vakantie) de zon opzoeken. Ik behoorde tot de laatste categorie en ik kan u verzekeren dat ik met volle teugen heb genoten van die stralende zonneschijn waarin ik mij – zij het dan voor korte tijd – mocht koes­teren. Ik was God dankbaar voor de genade nog iets te mo­gen “opdoen” van “die gouden bron” die mij warmte en ver­kwikking bracht.

Het is ook bekend dat warmte energie opwekt waardoor kracht ontstaat. Dat is het kernpunt.

Het leven van mensen die de Heer niet kennen of Hem niet aangenomen hebben is te vergelijken met een zonloze dag: het is koud, kil en kleurloos. Er is geen warmte, geen fleur en ze missen de (innerlijke) energiebron die warm­te en kracht moet leveren, die een ieder zo van node heeft in het dagelijks leven.

Tot hen zou ik willen zeggen: zoek de zon op; het is een levensvoorwaarde die te vinden. Wie de Zon (de Here God) in het dagelijks bestaan ontbeert, mist daardoor de zegen die “leven” geeft.

En wie het Leven mist, is aan alle rijkdom en waarden voorbijgegaan.

God zegene u!

 

Zon én zégen (gedicht) door Judith Jacobs

De Levensbron Psalm 56 vers 10 (Ps. 056:010)

’k Zou de zon niet kunnen missen

In het dagelijks bestaan;

Zonder licht en zonder kleuren Zou ’k niet verder kunnen gaan.

 

‘k Zou de bron niet kunnen missen

Die haar warme, gouden gloed

Als een wondervolle glans spreidt In het menselijk gemoed.

 

‘k Zou de kracht niet kunnen missen

Die mij voorthelpt elke dag

Om blijmoedig te geloven

En te dragen —met een lach.

 

‘k Zou de Heer niet kunnen missen.

Zonder Hem kon ik niet gaan;

Want Zijn zegen is de zonschijn:
Hij is ’t Licht in mijn bestaan.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring -2- door Nico Goverts

De geboorte weeën van een nieuwe tijd

De vorige keer hebben we gezien dat het in het laatste Bijbelboek gaat om het herstel van de gehele schepping. Dit uitgangspunt is bepalend om de grote lijnen te gaan ontdekken en om bewaard te blijven voor een pessimisme, dat alleen maar ondergang en afbraak ziet. Alleen vanuit deze basisgedachte gaan we verstaan dat alles wat er ten aanzien van de toekomst beschreven wordt, samengevat kan worden onder het motto: voorspel. Het zijn de geboorte­weeën van een nieuwe tijd. Jezus gebruikt dit beeld ook uitdrukkelijk als Hij spreekt over de eindtijd, over oor­logen, revoluties en opstanden: “Doch dat alles is het begin der weeën” Matteüs 24 vers 9 (Matt. 24:09). Jezus had een positieve vi­sie over de toekomst en ook in dit opzicht moeten wij zijn gedachten overnemen. We kunnen alleen het doel van Jezus bereiken als we dezelfde visie hebben als Hij. Daarom is het beslist noodzakelijk dat we erop toezien dat we onze kijk op de eindtijd halen bij de Heer zelf.

We hebben gezien dat het boek Openbaring gegeven is aan de gemeente. Daaruit volgt dat elke leer die niet bij de uitleg van het hele boek de gemeente centraal stelt, op een zijspoor voert. Elke leer volgens welke de gemeente
niet tot haar doel komt, moeten we onderkennen als een dwaling. Het gaat om de volkomenheid van de gemeente. Daarvoor heeft Jezus zijn leven gegeven en Hij zal loon zien op zijn arbeid. Daarom is het onmogelijk dat de ge­meente zomaar roemloos en spoorloos verdwijnt. Het is uitgesloten dat de enige indruk die de gemeente achter­laat, zal zijn het beeld van een aantal vermisten. De moeite en strijd van onze Meester zal beloond worden. Zijn loon zal zijn: een gemeente, stralend, vervuld van het wezen Gods.

Daarom is het laatste Bijbelboek van zo grote betekenis. Jezus wacht nog op zijn loon. En dit is de vreugde die doorklinkt in het boek Openbaring; een vreugde die we ons niet moeten laten roven. De vreugde: Jezus gaat zijn loon ontvangen. Om die vreugde die voor Hem lag, heeft Hij het kruis op zich genomen. Die vreugde moet ons perspectief zijn voor de eindtijd. Zijn vreugde moet onze vreugde zijn. Daarom kunnen we het boek Openbaring ook niet missen in de bijbel. Het vormt de onmisbare voltooi­ing.

Waar vallen de beslissingen?

We spraken over geboorteweeën. Daarmee komen we bij een tweede grondpatroon in het boek Openbaring. De vraag is namelijk: waar gaat dat voorspel plaats vinden? Waar val­len de beslissingen? We zien zo duidelijk: het boek Open­baring toont ons een ontwikkeling. Er gebeurt niets bij toverslag. Er is geen sprake van een einde dat zomaar uit de lucht komt vallen. Maar hoe en waar wordt die ontwik­keling op gang gebracht? Wat zijn de drijvende krachten en waar bevinden deze zich?

In dit verband is het van fundamenteel belang te letten op wat Johannes schrijft over de hemel. Een kerntekst vinden we in Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01): “Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet”. Wat gebeurt hier? Er is geen enkel steekhoudend argument om te menen dat hier de opname van de gemeente beschreven zou worden. Wie dat erin leest, mist de sleutel tot het verstaan van de rest van het Bijbelboek.

Wat is hier dan aan de hand? Johannes ziet een open deur en hij hoort de oproep: Klim op. Waar is die open deur? Waarheen moet hij opklimmen? In de hemel. Dat houdt dus in dat alles wat hij nu verder te zien krijgt, zich ont­wikkelt in en vanuit de hemel. Dat is vanaf dit moment zijn standpunt, zijn gezichtspunt. Eerst moet hij opklim­men en pas dan is het voor hem mogelijk de ontwikkelingen van de eindtijd in ogenschouw te nemen.

Wat is de hemel?

De vraag is nu echter: wat is de hemel? Want daar hangt alles van af, dat we daar een scherp en juist beeld op krijgen. De hemel immers speelt in het hele boek Openba­ring een centrale en beslissende. rol. Wie dat over het hoofd ziet, komt in de grootste verwarring.

Daarom: wat is de hemel? En hoe komt Johannes daar? Het probleem is vaak dat velen een vaag beeld hebben van wat de hemel in wezen is. Waar denkt u aan bij de hemel? Vaak denkt men: de hemel is een verlengstuk van de aarde. Als men wat aan ruimtevaart gaat doen, komt men er wel.

De hemel wordt veelal beschouwd als een soort droomwe­reld, een plaats van rust: zalig rustoord, zoete vrede. In de hemel is het schoon, waar men zingt op blijde toon. En als een kind van God sterft, dan gaat hij naar de he­mel. De hemel is dan of ver weg, of een zaak van de toe­komst alleen. In de bijbel zien we echter dat er met de hemel veel meer aan de hand is. De hemel moet een reali­teit zijn voor ons vandaag.

Een bijzonder verhelderend gedeelte in dit verband vinden we in Psalm 115. Daar komt de vraag van de heidenen naar voren: Waar is toch hun God?”

Psalm 115 vers 2 b (Ps. 115:002b). De heidenen begrepen niet veel van de godsdienst van het volk Israël, want er was bij dit volk niets te zien: geen beelden, geen afbeeldingen, kortom geen zichtbare góden. Bij de andere volkeren was dat wel het geval: “Hun afgoden zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden”(vs. 4). En wat was nu het antwoord van het volk Gods in het oude verbond op deze aantijging vanuit het heidense kamp? Natuurlijk, er waren er, zoals Jerobeam, die reageerden: dan maken we ook iets zichtbaars, dan nemen we een paar kalveren. Maar het ware volk Gods reageerde anders. Hun antwoord was:

“Onze God is in de hemel”(vs. 3). Dat wil zeggen: Hij be­hoort niet tot de aarde. Hij behoort-niet tot de zichtba­re wereld, Hij is van een andere orde.

De psalmist gaat door op deze gedachtegang, als hij in vers 16 verklaart: ”De hemel is de hemel van de Here, maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven”. Hier wordt gesproken over hemel en aarde als een tweedeling, ze vormen een contrast. Het zijn twee terreinen: de aar­de, de zichtbare wereld, is voor de mens; de hemel, de onzichtbare wereld, is voor God. Dat wil zeggen: zo was de stand van zaken voor de mens van het oude verbond.

Voor hem gold: de hemel is van de Here: dat is Gods ter­rein. Dat was een gebied dat de mens niet betrad. Hij kon nog niet opklimmen. De hemel was boven en de mens was be­neden. Men moest zich tevreden stellen met de wetenschap: de hemel is de woonplaats van God. Wat er zich verder in die hemel afspeelde, een enkeling mocht er eens een glimp van opvangen, maar in de regel bleef het voor de mens, ook voor de gelovige, verborgen.

We kunnen dus vaststellen: de hemel is de verborgen we­reld, de onzichtbare wereld, en aangezien hij de woon­plaats is van een God die Geest is, kunnen we ook spreken van de geestelijke wereld.

Waarom schreven de gelovigen van het oude verbond alles toe aan God

Nu was de mens van het Oude Testament zich heel duide­lijk bewust dat hij beïnvloed, geïnspireerd kon worden vanuit die geestelijke wereld. Maar voor hem gold het uitgangspunt: “De verborgen dingen zijn voor de Here, on­ze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinde­ren voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet vol­brengen” Deuteronomium 29 vers 29 (Deut. 29:29). De verborgen, dus de hemelse, din­gen zijn Gods terrein. Dit gezichtspunt heeft echter ver­strekkende consequenties. En veelal heeft men deze consequenties totaal over het hoofd gezien.

Als namelijk de hemel Gods terrein was, en het was een voor de mens verborgen wereld, dan volgt daaruit dat men tot de slotsom kwam: alles wat uit die verborgen wereld, uit de hemel dus, tot ons komt, komt van God. Of het nu goed is of kwaad, alles wat een onzienlijke oorsprong had, moest men wel toeschrijven aan God. Vandaar dat een vrouw als Naomi op een gegeven moment tot de uitspraak komt: “De Almachtige heeft mij veel bitterheid aangedaan” Ruth 1 vers 20 (Ruth 01:20). Vandaar dat Job, als de satan hem in de ellende stort, uitroept: “Zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?” Job 2 vers 10 (Job 02:10). God in de hemel was immers de bron van alles? Aan het einde van het verhaal moet Job echter wel erkennen: “Ik verkondigde, zon­der inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet be­greep” Job 42 vers 3b (Job 42:03b).

Zo was het voor de gelovigen van het oude verbond in het algemeen. Zij bleven aards; de hemel was voor hen een af­gesloten terrein. Zij hadden immers de sleutels niet. Wat er achter die gesloten deuren gaande was, dat konden zij doorgaans niet bevroeden. Zij konden hun voet niet zetten in de hemelse gewesten.

Een man als Jesaja was er wel mee bezig. Hij verlangde hogerop te komen. Als hij bijna aan het einde is van een jarenlange profetische bediening, dan is de bede van zijn hart: “Och, dat Gij de hemel scheurde” Jesaja 64 vers 1 (Jes. 64:01). Wat bedoelt hij met dit gebed? Hiermede verwoordt hij het hoogste ideaal van de oudtestamentische gelovige: God, ontsluit voor mij die onzienlijke wereld, open voor mij, voor ons de hemel, onthul ons de verborgenheden van de geestelijke wereld, toon ons de dingen achter de dingen, leid ons in, leid ons binnen in dat onbekende gebied: de hemel. Dit gebed stijgt uit boven het niveau van het oude verbond. We kunnen niet anders dan onder de indruk komen van de diepe geestelijke hunkering van deze Godsman. Hij bidt niet om een wolkbreuk of om een natuurramp, zoals een oppervlakkige lezer zou kunnen menen, neen, zijn bede is: Heer, geef mij een blik achter de schermen. Laat mij mogen schouwen in uw wereld, God. Laat mij kennen zoals U kent. Laat mij denken zoals U denkt.

De overgang van het aardse naar het hemelse

Eeuwen later is daar de komst van Jezus. En één van de geweldigste opdrachten waar Hij zich voor gesteld ziet, is: dit gebed, dat Jesaja eenmaal opzond, te verhoren. Jezus is zich bewust: op Mij rust de enorme taak, de hemel te ontsluiten en een volk daar binnen te leiden.

Daarom is het dan ook bijzonder veelzeggend, wanneer we bij de doop van Jezus lezen: ”En zie“ de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen” Matteüs 3 vers 16 (Matt. 03:16). Het is niet toevallig dat we :dit gaan aantreffen direct aan het begin van het Nieuwe Testament. Jezus luidt een nieuwe fase in van het plan Gods. De overgang van het aardse naar het hemelse. Waar Jezus zich gereed maakt om zijn bediening te beginnen, daar gaat de hemel open.

Daarmee is het startsein gegeven voor de grote opdracht die Jezus nu gaat vervullen, namelijk om straks zijn dis­cipelen de verborgenheden van deze hemelse wereld bekend te maken. Om een volk te formeren van hemelburgers.

Door zijn prediking gaat Jezus de geestelijke mens te­voorschijn brengen. Een hoogtepunt is het dan ook als de Meester spreekt tot zijn leerlingen: “Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen” Matteüs 13 vers 11 (Matt. 13:11) . En Hij kan er terecht aan toevoe­gen: “Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien” Matteüs 13 vers 17 (Matt. 13:17]. Voor de profeten was immers de geestelijke wereld nog verborgen, maar nu is het glorieuze moment aangebro­ken. Jezus kan zeggen: Kom en zie. Jezus ontsluit de he­melen. De ogen van de discipelen worden zalig genoemd, omdat zij mogen zien waar het goede vandaan komt en waar de oorsprong van het kwaad ligt. Wat eeuwenlang verborgen was, wordt hun geopenbaard: het wezen van God en het we­zen van de boze.

De deur naar de hemel is open!

Alleen tegen deze achtergrond kunnen we de oproep aan Jo- hannes verstaan: “Klim hierheen op” Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01). Daar gaat het om in het boek Openbaring. We mogen dit boek nooit losmaken van het evangelie zoals Jezus zelf het bracht. Het gaat over dezelfde hemel. En juist dit is de bood­schap voor de eindtijd: volk van God, de deur naar de he­mel is open! De poort naar de geestelijke wereld is open. Wie de eindtijd wil verstaan, moet het daar zoeken. En nergens anders. Alleen wie opklimt, krijgt inzicht. Al­leen zo ontvangt met het rechte zicht op de toekomst.

Het hele eindtijdgebeuren gaat zich ontwikkelen in en van­uit de hemel. De beslissingen vallen in de geestelijke wereld. Daar moet Johannes zich op richten; daar dient hij zijn aandacht bij te bepalen.

Het volk van God moet leren geestelijk te strijden

Naar op welke wijze klimt de apostel nu op? Hij zegt in Openbaring 4 vers 2 (Openb. 04:02): “Terstond kwam ik in vervoering des geestes”. Nu is het woord ‘vervoering’ door de vertalers ingevoegd; letterlijk staat er: terstond kwam ik in de geest. Johan­nes verplaatst zich in de geest. Met zijn geest mag hij zich verheffen om te aanschouwen wat zich in de geestelij­ke ‘wereld gaat afspelen. Daarom: alleen als we de geeste­lijke wereld kennen, als we daar thuis zijn, alleen dan zullen we het boek Openbaring kunnen verstaan. We komen niet in de hemel door wat aan ruimtevaart te gaan doen, we komen er alleen door onze geest.

Het boek Openbaring spreekt ook over een strijd. Er is een conflict gaande dat zich steeds scherper gaat afteke­nen. Jezus duidde ook reeds op oorlogen en geruchten van oorlogen. Maar waar en hoe wordt die strijd gevoerd en beslecht? Waar en hoe wordt de zaak tot overwinning ge­bracht? Dan vinden we weer een heel typerende tekst in Openbaring 12 vers 7 (Openb. 12:07): “En er kwam oorlog in de hemel”. Daar is het front; daar bevindt zich het terrein van de strijd. Dat is mogelijk geworden door de komst van Jezus; nu kan er een volk opstaan dat de vijand aanpakt op zijn eigen ter­rein, dat is in de geestelijke wereld. Dat is de bood­schap van het boek Openbaring. Die strijd moeten we leren. Alleen zo wordt een volk toegerust met geestelijk inzicht, met de wapenen des Geestes. Alleen zo wordt een leger toebereid voor de eindstrijd in de hemelen. Dat is het volk dat de oproep heeft verstaan: Klim hierheen op.

(wordt vervolgd)

 

Het eerste artikel over het onderwerp “Verken­ningen rond het boek Openbaring” door br. Nico Goverts, verscheen in het juni-nummer van ons blad. Vat dat juni-nummer zijn nog een beperkt aantal exemplaren verkrijgbaar. Te bestellen bij de administratie.

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

 

De dwaling van de adventisten

Broeder G. H, te Zutphen re­ageerde op wat wij schreven onder de kop “De dwaling van de adventisten” in “Le­vend Geloof” van mei. Hij schreef o. a. : “Teleurge­steld ben ik (met mij ook anderen), dat u het blad “Levend Geloof” heeft ge­bruikt om ‘medebroeders en zusters in de Heere”, pijn te doen met uw artikel”.

“Levend Geloof” is een blad dat probeert dezelfde bood­schap uit te dragen als Je­zus en de eerste apostelen deden. Jaren geleden opende de Heer mij, en vele ande­ren, de ogen voor dit evan­gelie, dat de mens verlost uit satans macht en het nieuwe leven van vrijheid en overwinning in Jezus doet kennen. Het spreekt vanzelf dat de duivel dit evangelie haat, omdat het een kind van God niet al­leen door Woord en Geest tot overwinnaar wordt, maar ook de duivel ontmaskerd. Ik schrijf met opzet: Woord èn Geest, omdat het voor de beleving van dit evangelie absoluut nodig is vol te zijn van de Heilige Geest. Jehova’s getuigen, mormonen, adventisten en ook vele orthodoxe christe­nen hebben vaak veel Bijbelkennis, maar zonder in­zicht door de Heilige Geest geeft dit nog geen enkele garantie dat men ook werke­lijk de Heer dient, op een Gode welgevallige wijze. Gods Woord zegt: “De letter doodt, maar de Geest maakt levend”. Als men alleen reeds bedenkt, hoe velen, ondanks hun Bijbelkennis, niet eens weten wedergeboren te zijn.

De opmerkingen die ik maak­te over de adventisten zijn dan ook niet bedoeld om hen pijn te doen, maar om hen te helpen, respectievelijk geheel vrij te komen van de beïnvloeding uit het rijk der duisternis. En dat is alleen mogelijk als ook de adventisten zich ten volle openstellen voor de bood­schap van het koninkrijk Gods.

Het uitdrijven van demonen

Ook naar aanleiding van het vervolgartikel van broeder J. Noë over het uitdrijven van demonen, ontvingen wij weer enkele brieven, die tengevolge van het persoon­lijke karakter zich niet lenen voor publicatie in “Levend Geloof”. In ieder geval is gebleken dat er over dit onderwerp zeer veel vragen leven bij velen. Het is de taak van de voorgan­gers van de gemeenten aan dit onderwerp meer aandacht te schenken. Men kan er zich niet met een ‘Jantje van Leiden’ afmaken door te zeggen: “Dit onderwerp schept zoveel verwarring, we laten het maar links liggen”. Als eerste teken welke de gelovigen zullen volgen noemt Jezus in Markus 16 vers 17 (Mark. 16:17): “In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrij­ven”        

“Heere” OF “Heer”

Broeder P. B. te Maasland schrijft: “Vanaf het begin van de verschijning van “Levend Geloof” uw blad ge­lezen, met veel goede wen­ken hierin. Hiervoor zijn wij u erkentelijk, alhoewel wij het niet met alles zo­als dat door u wordt ge­bracht eens zijn. Mogen wij u hierbij een tedere wenk geven, namelijk deze: In­dien wij iemand tegen komen of ontmoeten, die wij niet kennen, zeggen wij als ge­woonlijk: ‘goedendag, heer’. Maar indien wij onze Heere Jezus Christus mogen leren kennen, door een waarachtig geloof en in de vergeving der zonden (zeer groot en alles waard), dan kan ik persoonlijk niet meer ‘heer’ zeggen of schrijven, maar de naam Heere met de grootste hoogachting uitspreken”.

Het gebruik van het woord ‘Here’ of ‘Heer’ heeft in ons blad nooit een rol ge­speeld. We gebruiken ze door elkaar en laten onze medewerkers hierin volkomen vrij. Waarom? Omdat wij het niet relevant achten voor de beleving van ons geloof. In de kerk waarin wij op­groeiden (de Nederlands Hervormde kerk) was het destijds zo dat wie ‘Heer’ gebruikten vrijzin­nig (of modern] waren. De rechtzinnige en orthodoxe kerkganger gebruikten het woord ‘Heere’. Vrijzinnige domi­nees lieten vrijwel uit­sluitend gezangen zingen, de gereformeerde bonders echter uitsluitend psalmen. En de ethische en confessionelen lieten één gezang zingen. Aan deze en talrij­ke andere dingen beoor­deelde men dan de dominee. Gelukkig leerden wij de be­trekkelijkheid van deze dingen zien toen wij tot bekering en wedergeboorte kwamen. Nog afgezien van het feit dat het taalkundig onjuist is het woord Heere met twee e’s te gebruiken, is het namelijk niet belangrijk of wij het woord Here met of Heer gebruiken, maar of hij de here of heer van ons leven is? Bij velen die het woord Here gebruiken, blijkt, als wij een persoonlijk gesprek met hem aanknopen, dat ze zelfs niet weten een kind van God te zijn punt. Gelukkig is dit bij onze briefschrijver niet het geval. Het gaat er bij hem echter om dat wij Heere zullen gebruiken. Uit hoogachting, dat wil zeggen uit respect, Heiligheid. Toch kan in deze opvatting een addertje onder het gras schuilen. Weliswaar is onze God een heilig god, maar door het aanvaarden van Jezus Christus zijn wij kinderen Gods geworden en daardoor ook heiligen: Jezus maakte het mogelijk om weer gemeenschap met God te hebben. Onze gemeenschap is met de vader en met zijn zoon Jezus Christus, 1 Johannes 1 vers 3 (1 Joh. 01:03). Want heel ons leven als kind van God behoort erop gericht te zijn die gemeenschap volkomen te beleving, zodat wij beelddragers van Jezus zijn punt. Daarom zal een kind van God zich ook volkomen losmaken uit het rijk van Satan, ook. Als het tradities betreft uit het voorgeslacht, zoals klederdracht, taalgebruik, et cetera. Omdat zij met de werkelijke beleving van ons geloof niets te maken hebben en Alleen maar belemmerend werken. Welkom ook In de afgelopen weken kwamen er weer verschillende nieuwe lezers en lezeressen bij, hetzij doordat men zichzelf opgaf als abonnee of anderen opgaven voor een geschenk abonnement. Het is voor ons altijd bemoedigend de bijschriften te lezen. Een echtpaar, schreef: Wij willen graag een abonnement op het maandblad levend geloof. Omdat het ons helpt Gods wegen te leren kennen. Een ander echtpaar schreef, nadat mijn vrouw en ik enkele nummers gelezen hadden, vonden we dit een positief opbouwend geloofsblad. Vandaar mijn verzoek ons te abonneren op uw blad. Doordat wij niet veel aan de weg timmeren, blijkt men vaak geheel onkundig ten aanzien van het bestaan van levend geloof. Een van de meest effectieve actieve wijzen om anderen in aanraking te brengen met de volle evangelie boodschap is ongetwijfeld het geven van een geschenk abonnement.