Selecteer een pagina

Levend Geloof – 223

Levend geloof 1982.02 nr. 223

Op welk niveau leven wij?

“Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen” (Jac. 04:08) Jacobus 4:8.

Hoeveel niveaus van leven zijn er? Door Gert Jan Doornink

De mens die Christus niet kent denkt dat er maar één niveau (wijze) van leven is: het menselijke, waarover dan weliswaar verschillend wordt gedacht, maar waarbij ieder het verlangen in zich heeft om zo goed en fatsoenlijk mogelijk te leven. Als ons leven niet al te zeer door satan geruïneerd is (wij denken aan de velen die hun leven vernietigen door verslaving aan alcohol, drugs, etc., en aan hen die zwaar demonisch bezeten zijn) dan proberen wij om ‘als mens’ zoveel mogelijk van het leven te maken. Het is een soort levensprincipe wat ieder er, bewust of onbewust, op na houdt. We proberen ons ‘men­selijk niveau van leven’ zo goed mogelijk waar te maken.

Gods Woord laat ons echter zien dat er feitelijk twee niveaus van leven zijn: Er is een leven op Goddelijk niveau (naar de wil en doelstellingen van God) en er is een leven op-het niveau van satan, (een leven onder invloed van de vorst der duisternis).

Ieder mens is bij een van beiden betrokken.

De grote verandering

Als de mens van een zondaar een kind van God wordt, vindt er een grote verandering plaats. We worden vanuit het rijk van satan overgezet in het koninkrijk van Jezus Christus. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 5 vers 17 (2 Kor. 05:17): “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”.

Dit nieuwe leven moet echter verder tot ontwik­keling en groei komen. Als dit achterwege blijft komt er van de beleving van dit nieuwe leven niet veel terecht en openbaren wij een vleselijk in­ plaats van een geestelijk leven. Vandaar ook de talrijke richtlijnen, vermaningen en raadgevin­gen in Gods Woord om op Goddelijk niveau te leven.

Als voorbeeld noemen wij Jacobus 4 vers 8 (Jac. 04:08) waar de apostel schrijft: “Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen”. Het gaat hier om een opdracht en een belofte. De opdracht is tot God te naderen, dat wil zeggen: Zijn gemeenschap zoeken en beleven. En de belofte is dat Hij zich dan meer en meer aan ons gaat openbaren en de eenheid tussen Hem en ons zichtbaar gaat worden. “Wie zich aan de Here hecht, is één geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17). Het kenmerk van een kind van God dat op Goddelijk niveau leeft is dus dat Chris­tus in hem meer en meer gestalte gaat aannemen.

Wat vraagt de Heer van ons?

Iemand die wil leven op Gods niveau (en dat vraagt de Heer van al Zijn kinderen) zal er rekening mee moeten houden dat het geen automatische zaak is. “Nadert tot God”, zegt Jacobus. Hoe functioneert dat in de praktijk? In de eerste plaats wordt van ons een leven van geloof verwacht. “Zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn” Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). “Wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen” 2 Korinthe 5 vers 7 (2 Kor. 05:07). En in Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20) zegt Paulus: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef (zolang ik nog in het vergankelijke lichaam van vlees en bloed in deze wereld ben) leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft overgegeven”. Wie geen geloofsleven kent, kan onmogelijk leven op Gods niveau.

In de tweede plaats wordt van ons verwacht dat wij een leven kennen van gebed. Geen oppervlak­kige sleur- of traditiegebeden, maar een ‘over­gegeven gebedsleven’. Wie niet telkens contact met God zoekt in gebed, bemerkt al spoedig dat zijn geloofsleven op een laag pitje staat.

In 1 Johannes 1 vers 3 en 4 (1 Joh. 01:03-04) zegt Johannes dat onze gemeenschap met de Vader is en met zijn Zoon Jezus Christus. Tot deze gemeenschap zijn wij geroepen, zegt ook Paulus in 1 Korinthiërs 1 vers 9 (1 Kor. 01:09). Hoe meer de verticale gemeenschap gaat functioneren, hoe meer deze ook op het horizon­tale vlak (in de gemeente) zichtbaar wordt.

Tenslotte willen wij nog noemen de vervulling met de Heilige Geest. Uitermate belangrijk is ook dat wij de dagelijkse vervulling met Gods Geest kennen. Bidt en dankt de Heer daarvoor. Als wij gedoopt zijn met Gods Geest en spreken in nieuwe tongen, behoort daar een verdere groei in de Geest op te volgen. Als deze achterwege blijft komt er van een leven op Gods niveau niets terecht. Laten de talrijke gelovigen die wel kunnen getuigen van de doop met Gods Geest als een ervaring uit het verleden, maar die ge­bonden blijven en geen overwinningsleven kennen, een waarschuwend voorbeeld voor ons zijn.

Voorbeelden uit de Bijbel

Wij willen nu een aantal voorbeelden uit de Bijbel aanhalen van mensen die op Goddelijk niveau leefden of daartoe werden opgeroepen. En om met dat laatste te beginnen ‘denken wij aan Jozua 1, waar God aan Jozua instructies gaf die hij aan het volk bekend moesten maken opdat zij Kanaän in bezit konden nemen. Wat was het voor­naamste kenmerk van deze richtlijnen: gehoorzaamheid. Lees wat er staat in Jozua 1 vers 7 en 8 (Joz. 01:07-08): “Wees zeer sterk en moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet die mijn knecht Mozes u geboden heeft; wijk daar van niet af naar rechts noch naar links, opdat gij voorspoedig zijt, overal waar gij gaat. Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt, overeen­komstig alles wat daarin geschreven staat, want dan zult gij op wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn”. Nu hebben wij niet meer te maken met de wet van Mozes, die is in Chris­tus vervuld, maar wel met de ‘wetten’ van het Koninkrijk Gods! Zijn wij voortdurend bezig met de dingen te zoeken en te bedenken die boven zijn Kolossenzen 3 vers 1 en 2 (Kol. 03:01-02)? Is het ‘eten en drinken’ voor ons?

Wij denken ook aan een man als Job. Velen vinden dit een moeilijke geschiedenis. Maar de enigste keer dat in het nieuwe testament Job wordt aangehaald is Jacobus 5 vers 11 (Jac. 05:11) waar staat: “Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming”. Job werd door de satan volkomen geruïneerd, maar hij had een onwankelbaar en volhardend geloof, waardoor hij aan het einde van zijn leven alles veelvuldig terug kreeg. In Job 1 vers 1 (Job 01:01) lezen wij dat hij vroom en oprecht was, godvrezend en wijkende van het kwaad. Kan dit ook van ons gezegd worden?

Ook de profeet Daniël was iemand die op het niveau van God leefde. Wat was zijn geheim? Een leven van gebed! In Daniël 6 vers 11 (Dan. 06:11) lezen wij dat hij in zijn boven vertrek open vensters had aan de kant van Jeruzalem; “en driemaal daags boog hij zich neder op zijn knieën en bad en loofde zijn God, juist zoals hij dat tevoren placht te doen”. Daniël kende de kracht van het gebed. Hij bad voortdurend tot God, niet alleen als hij in nood was (zoals vele christenen doen), maar ook in ‘normale’ omstandigheden. Koning Darius merkte aan het leven van Daniël dat hij een man was die zijn God volhardend diende Daniël 6 vers 17 (Dan. 06:17).

Wat het nieuwe testament betreft is één van de bekendste voorbeelden ongetwijfeld de apostel Paulus. In zijn brieven geeft hij enkele malen een beschrijving van de vele benarde omstandig­heden, waarin hij soms moest verkeren. Lees Romeinen 8 vers 35 tot 39 en 2 Korinthiërs 6 vers 4 tot 10 (Rom. 08:35-39 en 2 Kor. 06:04-10) maar eens. Maar altijd weer wist hij dat niets hem zou kunnen scheiden van God. Hij leefde in voortdurende gemeenschap met Jezus Christus. Hij deed er alles aan om de verbinding van zijn geest met Gods Geest volkomen te maken en wekte zijn mede-gelovigen – ook ons – daar­toe op om dat ook na te streven.

Dan denken wij uiteraard ook aan Jezus zelf. Maar zegt u, die was toch de Zoon van God. In­derdaad, maar toen Hij in een lichaam van vlees en bloed naar deze wereld kwam, werd hij Zoon des mensen, dat wil zeggen in alles aan ons gelijk, met uitzondering van de zonde. Want Hij weerstond satan. Hij bleef leven in voortdurende gemeenschap met Zijn Vader. Hij werd verzocht, moest Gethsémané door en werd gekruisigd op Golgotha. Jezus ging de volkomen weg, ondanks bespotting en miskenning. Ik vind het altijd weer aangrijpend als ik bijvoorbeeld lees in Johannes 15 vers 25 dat Hij zonder reden gehaat werd. Er was geen enkel motief om Jezus te haten want wat Hij deed was enkel goed. “‘Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem” Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38). Daarom werd Hij door de satan en door de mensen die onder zijn beslag waren gehaat. Daarom zal ook ieder waarachtig kind van God gehaat warden. Ongetwijfeld zal in de komende tijd de vervolging en verdrukking tegen de ware gelovigen toenemen. Maar dit zal ons niet verontrusten. Wij mogen leven op Gods niveau, in Zijn gemeenschap. “Wie in de schuil­plaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen “Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001). Als wij tot God genaderd zijn, zal Hij tot ons naderen.

Positieve gevolgen

De uitwerking bij een kind van God dat op God­delijk niveau leeft is dan ook dat hij het leven aankan, dat hij temidden van de omstandigheden met Paulus kan zeggen: “In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad” Romeinen 8 vers 37 (Rom. 08:37).

Een tweede gevolg is dat God ons ten volle kan gebruiken in Zijn dienst, omdat we gaan beant­woorden aan het doel wat Hij met ons leven voor heeft. We worden geheiligd, dat wil zeggen, we gaan meer en meer op Jezus lijken.

De waarachtige eindtijdgemeente zal een gemeente zijn die op Goddelijk niveau leeft. Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11) is een tekst die op deze gemeente van toepassing is: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood”. Het laatste doet ons ook denken aan de woorden van Jezus: “Want ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden” Markus 8 vers 35 (Mark. 08:35). Wij mogen steunen op de overwinning van Jezus, maar ook zelf zul­len we met Jezus overwinnaars zijn!

De ware gelovige in deze eindtijd is ook iemand die zich bewust is van zijn geestelijke plaats met Christus in de hemelse gewesten. Wat een vreugde nu reeds op Zijn niveau te leven 1 Daarom willen wij ten alle tijde tot Hem naderen, opdat Hij tot ons kan naderen!

 

Gods liefde door Piet Snaphaan

Het is Gods liefde, die ons steeds aan Hem doet denken,

Doordat wij zijn verbonden met Zijn Geest,

Wil Hij ons steeds vanuit Zijn kracht ons schenken,

De liefde wel het allermeest.

 

Hoe wondervol is Zijn gena voor allen,

Die tot Hem gaan met een oprecht gemoed,

Het is de boze die de liefde aan wil vallen,

Doch, prijs de Heer, Want Hij maakt alles goed.

 

Hij is de weg voor ons gegaan van lijden,

Het was uit liefde, dat Hij voor ons stierf,

Zo mogen wij ons elke dag verblijden,

’t Is door het Heil, dat Hij voor ons verwierf.

 

De weg der liefde is de weg van lijden,

Dat heeft de Heer ons duidelijk getoond,

Alleen in Hem kunnen we ons steeds verblijden,

Omdat Zijn Geest en liefde in ons woont.

 

Het is Zijn liefde die ons steeds omringt,

En ook de Heer die ons die weg leert gaan,

Het is Zijn kracht die altijd overwint,

Door liefde alleen is satan te verslaan.

 

‘Blijf in Mijn liefde’, dat is ‘ t ware woord,

Die Jezus, Gods Zoon, spreekt tot ons allen,

Die door gena Hem toebehoort,

Want satans recht, dat is vervallen.

 

Het is de Heer die ons dit openbaarde,

Die ons gekocht heeft met Zijn eigen bloed,

Zijn woord is het, dat ons verklaarde:

De duivel heeft gefaald, voorgoed.’

 

De verheerlijking van het Lam door H. J. Scholten

“Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” Openbaring 5 vers 12 (Openb. 05:12) .

De lofprijzing en aanbidding van het Lam

Jezus, als het Lam Gods, mag als enige de Goddelijke boekrol aannemen uit de hand van Hem, die op de troon ge­zeten was. Zodra Hij dit ge­daan had werd de ganse schepping vervuld met blijd­schap. Alles buigt zich neer voor dit Lam: de vier dieren en de vierentwintig oudsten, alle engelen en alle schep­selen. Niemand staat meer rechtop. Alleen het Lam! Er zijn schalen vol met het heerlijkste reukwerk. Gouden schalen, want in de hemel is het alles goud wat er blinkt.

In hoofdstuk 4 is het God de Vader die als Schepper ver­heerlijkt wordt, maar nu is het aan het Lam dat geprezen wordt als Verlosser.

Het reukwerk zijn de gebeden der heiligen, de Nieuwtestamentische priesters, en ze worden het Lam aangeboden op gouden schalen. Het is een groot feest. De tranen van Johannes mogen opdrogen, want hij dacht dat er nie­mand was die de boekrol kon aannemen en openen. “Ik weende zeer”, zegt Johannes. Maar zijn droefheid wordt veranderd in grote blijd­schap en hij mag mee jubelen in de Geest. Hij ziet het Lam als geslacht, dus met de wonden van de verlossing. Maar tóch met zeven horens en zeven ogen en dat bete­kent dat dit Lam de volheid van macht en wijsheid bezit. Hij alleen is waardig om alle macht te ontvangen, want Hij is de grote Over­winnaar. De Vader stemt er helemaal mee in dat Zijn Zoon op deze wijze door de ganse schepping gehuldigd wordt. Een machtige lof­prijzing in de hemel. Niet één voor één, maar alles tegelijk breekt los in een grote lofprijzing.

Het Lam kwam en heeft de boekrol aangenomen uit de rechterhand des Vaders. Alles hield de adem in. Een spannend ogenblik. Heilige ogenblikken.

Dan is er de ontspanning en er ontstaat een geweldig gedruis en het dreunt door de gewelven des hemels:

“U Christus onze Heer, bekleed met majesteit, U, ’s Vaders een’gen Zoon, zij lof in eeuwigheid”.

Het is een nieuw gezang: Gij zijt waardig! Het bloed, de loskoopprijs wordt ge­noemd. “Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie”. Het bloed was toereikend om zo’n gro­te schare los te kopen en deze schare volkomen te reinigen. De engelen juichen ook mee; hun getal was tien­duizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. En al deze stemmen jubelen gelijktijdig. En niet zo zachtjes, maar er wordt met luider stem gezongen en ge­roepen. Wat een samenkomst! Niemand heeft hier moeite met de lofprijzing. In Open­baring 14 staat dit Lam op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertig duizend. Ook een nieuw gezang. “En nie­mand kon het gezang leren dan deze los gekochten van de aarde”.

Er zijn vele zangkoren op aarde, maar dit overtreft alles. In deze lofprijzing komen vier volkomenheden van macht naar voren: kracht, rijkdom, wijsheid en sterk­te. De menselijke taal schiet tekort om deze heer­lijkheden te beschrijven. Het is alles weggelegd voor de kinderen Gods. Het is on­ze hemelse erfenis en die gaat alles te boven. Wonder­lijke symfonieën klinken, het oor wordt bovenmate ge­streeld.

Als onze hoop en verwachting in vervulling gaat

De boekrol is geopend en al­le geheimen zijn openbaar geworden. We zijn aan het eind van de Goddelijke spil. Alles is afgerold. Gods eeu­wige raadsbesluiten worden door een ieder begrepen en alles komt onder de indruk van de grote wijsheid Gods. De Koning der koningen en de Here der heren wordt door ieder aanschouwd. Daar heb­ben we naar toe geleefd. Dat was onze hoop en onze verwachting. De laatste re­gels van de boekrol worden gezien en het is een mach­tig slottafereel. Geen won­der dat er een machtig ‘Amen’ opklinkt. Ons ‘amen’ mag daarbij zijn als we de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, tot het einde onverwrikt vasthouden Hebreeën 3 vers 6 (Heb. 03:06). De hemelse lof­zangen worden besloten met een heilig ‘Amen’.

De kracht en de overwinning van het Lam stonden garant voor een geheel nieuwe schepping. “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw” Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05).

Wat moet het voor de ver­bannen dienstknecht van Jezus Christus een onvoorstelbare vreugde geweest zijn dit alles in de Geest te aanschouwen. Daar weegt het lijden van de balling­schap niet tegenop. Johan- nes had vele tranen ge­schreid, maar ze zijn afge­wist. “Ween niet”, wordt er tegen hem gezegd. Droog je tranen, Johannes. Anders zie je het Lam niet staan. De leeuw uit de stam van Juda, de wortel Davids.

“En ik zag…” zegt Johan­nes. In het midden van de troon staat het Lam. Een vaste plaats. Wij mogen ook onze ogen afdrogen en met verlichte ogen des harten Jezus zien, met eer en heer­lijkheid gekroond. Nu zien wordt eeuwig zien. Wij zul­len Zijn lieflijkheid en schone dienst aanschouwen met een verwonderd oog. Als wij maar met Abraham belij­den op deze aarde vreemde­lingen en bijwoners te zijn. God heeft ons een stad be­reid en die ligt niet op deze oude aarde; wij moeten hogerop zijn. In de aardse stad Jeruzalem zijn geen heilige gebouwen, maar wel in het hemelse Jeruzalem. De boekrol heeft alles ge­openbaard en het waren al­lemaal hemelse zaken. Daar­om hadden we ook de raad gekregen: “Bedenkt de din­gen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 2 (Kol. 03:02).

Richten wij onze blik naar de hemel?

Om het profetische woord te verstaan moeten we, net als Johannes, onze blikken naar de hemel richten. We moeten een deur geopend zien in de hemel en dan wordt ons ge­toond. Jezus zei eenmaal: “Wie Mij liefheeft, zal ge­liefd worden door mijn Va­der en Ik zal hem liefheb­ben en Mijzelf aan hem openbaren” Johannes 14 vers 21 (Joh. 14:21).

Dan zullen we ook eenmaal het Lam zien als Overwin­naar. Ook wij zullen mee mogen jubelen: “Hem die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwig­heden” .

Prijst God, als u afweet van het openbaren van Jezus. Als u Hem waarlijk liefheeft zult u het geheim verstaan. Het geheim van het volle evangelie.’ Halleluja!

 

Reacties van lezers door redactie

Leven en kracht

Met grote dankbaarheid zien wij terug op de afgelopen maand Januari. Het werd na­melijk een recordmaand wat het aantal nieuwe lezers be­treft. Dat geldt voor zowel het aantal nieuwe abonnees, geschenkabonnementen als ook wat de adressen betreft waar wij losse nummers naar toe­zenden voor verspreiding of boekentafel. Met een variant op Psalm 126 kunnen wij zeg­gen: De Heer heeft grote dingen gedaan, daarom zijn wij verblijd!

Toch willen wij deze keer beginnen met de reactie van een lezer die zijn abonnement opzegde en, omdat hier van een mogelijk misverstand sprake is, deze reactie van commentaar voorzien. Deze broeder schreef: “Ik sta geheel achter uw in­tentie: verbreiding van het Koninkrijk Gods in ons. Wat ik lees in de artikelen in “Levend Geloof” is waar, en toch… ik mis dat wat ik sinds enige tijd in onze ge­meente gevonden heb. (Van­daar dat ik toch mijn abon­nement opzeg, namelijk le­ven en kracht. Ik geloof dat uw blad een duidelijke functie heeft voor mensen die uit de kerk loskomen”.

Naschrift redactie: Wij ver­heugen ons over iedere ge­meente waarin de boodschap van het Koninkrijk Gods niet alleen gepredikt wordt, maar ook praktische uitwerking heeft doordat, in de levens van de gelovigen, de kracht, het leven en de volheid van Jezus tot openbaring gaat komen. Een blad kan men ech­ter niet vergelijken met een gemeente. In een blad als “Levend Geloof” wordt alleen geschreven over de bood­schap, met de bedoeling dat de gelovigen, individueel en in gemeenschap met anderen (in de gemeente), het ook gaan beleven. Wij bereiken daarmee een veelzijdige le­zerskring, wat ook tot uit­drukking komt in de veelzij­digheid van de artikelen. Dat wil zeggen: sommige ar­tikelen zijn meer bedoeld voor onbekeerden en pas­bekeerden, andere artikelen zullen vooral mensen die ‘loskomen uit de kerken’ aanspreken, en vele artike­len zijn uiteraard bedoeld voor de verdere uitleg van de volle evangelie bood­schap, opdat er een verdere geestelijke groei zal plaats hebben en de eind- tijdgemeente de ‘mannelijke rijpheid’ zal bereiken. Bij alles proberen wij in een voor iedereen begrijpelij­ke taal te schrijven. Zoals een voorganger het onlangs formuleerde: “Levend Geloof brengt een diepe boodschap, maar is toch door iedereen te begrijpen”.

Een rijk gedekte tafel

Zuster T. A. te Amsterdam Ontvangt “Levend Geloof” via een geschenkabonnement en schrijft dat ze er erg door aangesproken is, evenals onder andere door het boekje “De tegenstel­ling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” van H. J. Scholten: “Ik van de ene verbazing in de andere. Hiervan ben ik nooit op de hoogte geweest. En ik ben er van overtuigd dat dit een diepe ingreep is in ons geloofsleven. Hoewel ik heel duidelijk de werking van Gods Geest in mijn leven ervaar, is het ook een des­illusie, dat ik zoveel jaren onwetend hierin was. Een deur is voor me openge­gaan, en nu kan ik me eens echt verheugen op de plaats in de hemelse gewesten in Christus, en de hemelse roeping I Het lijkt allemaal op een rijk gedekte tafel, alleen weet ik niet goed waar ik moet beginnen. Misschien moet ik me innerlijk losma­ken van godsdienstig hou­vast naar geestelijke hou­vast. De Heer zal me dat toch ook wel uitleggen? Het meerdere van de Heer willen we in ieder geval niet kwijt. Wat de Heer me uit­legt, geef ik ook weer door aan anderen, die er oren naar hebben”.

Achttien jaar abonnee

Zuster G. P. te Utrecht bestelde telefonisch bro­chures en vertelde hoe zij vanaf haar bekering in Su­riname, 18 jaar geleden, “Levend Geloof” gelezen heeft en er erg door is opgebouwd in haar geloofs­leven.

Vijftien jaar abonnee

Bovenstaand ‘getuigenis’ ontvingen wij van broeder J. O. te Westervoort, die onder andere schreef: “Nadat vorig jaar door be­diening ‘een geest van verwerping, weerspannigheid en hysterie’ is verbroken, er­vaar ik een geweldige bevrijding en is er een door­braak ten goede in mijn le­ven gekomen. Zoals u weet ben ik al 15 jaar abonnee van “Levend Geloof”. Het blad dat ook veel heeft bijgedragen tot mijn gees­telijke ontwikkeling”.  

 

Zoon van God door Jaap Overkleeft

Ik dank God de Vader, die mij geroepen heeft tot gemeenschap met de Zoon, want wie de Zoon heeft, heeft Het Leven’.

(Maar wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet).

Daarom heeft Hij mij macht gegeven een kind van God te worden.

Ik, die in Zijn Haam geloof.

En Zijn Naam is: Jezus Christus, die nu, door de inwoning van de Heilige Geest, in mij woont.

Zo ben ik dan nu, door de leiding van de Heilige Geest, een zoon van God, want, allen die door de Heilige Geest geleid worden, zijn zonen van God;

en groeien, door Woord en Geest, op tot het zoonschap. Dat is het doel van God met de mens en was reeds van voor de grondlegging der wereld Gods plan.

Want de mens is het voorwerp van Zijn liefde;

Zijn oogappel zijn wij en in Zijn voornemen geroepen te heersen over al de werken Zijner handen: zodat heel de schepping vervuld wordt van de goedheid van God.

Daarom zal, wanneer alles hersteld is, God zijn alles in allen, en zullen wij ‘in eeuwigheid’ Zijn lof bezingen!

 

Wat betekent het behouden te zijn? Door Gert Jan Doornink

Behouden zijn heeft voor vrijwel ieder kind van God een bekende klank. De zeker­heid van het geloof wordt er in tot uitdrukking ge­bracht, maar bij velen wordt daarbij vooral ge­dacht aan het leven wat gaat volgen na het lichame­lijk sterven. Want om nu reeds de positieve uitwer­king ervan te beleven, wordt door velen als een utopie, een onbereikbaar ideaal gezien.

“Als je maar weet behouden te zijn, dat is het aller­belangrijkste”. Wie heeft deze uitspraak nooit eens gehoord of misschien zelf wel gedaan? Men zegt het niet met zoveel woorden, maar eigenlijk wil men zeg­gen: Hoe je verder als kind van God leeft is minder be­langrijk, het échte leven komt later pas, in de eeu­wigheid. …

Behouden zijn betekent ech­ter méér dan ‘in de hemel komen’. Behouden zijn bete­kent méér dan ‘gered zijn voor de eeuwigheid’. Het betekent het nieuwe leven van Christus leren kennen in al zijn facetten. Het is een totaal andere levens­wijze. Het betekent verlost zijn uit satans macht.

In deze eindtijd gaan vele kinderen Gods de diepere betekenis van het ‘behouden zijn’ ontdekken. Dat is maar goed ook, want zo heeft God het bedoeld. Het is al­tijd Zijn wil geweest dat de kracht, liefde en heer­lijkheid, die in Zijn Zoon tot openbaring kwam, zich ook in hen die in Zijn Naam geloven, zouden openbaren. Wij zijn immers geroepen om in de voetstappen van Jezus te gaan, dat wil zeg­gen Zijn leven te leven.

Gods Woord zegt niet: Wie in de Zoon gelooft, ontvangt later het eeuwige leven. Maar: hééft het eeuwige le­ven! Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36). We zijn in Christus een nieuwe schep­ping en mogen als nieuwe scheppingen functioneren, geleid door Gods Woord en Geest. We zijn behouden uit een verkeerd geslacht. In de wereld, maar niet van de we­reld. Werkelijk behouden!

Is deze ‘behoudenis’ ook in uw leven zichtbaar?

 

Belofte, geloof en erfenis door Jan W. Companjen

“Want de Geest die God u gaf, maakt geen slaven van u, zodat u weer in angst moet zitten; nee, de Geest heeft u kinderen van God gemaakt en door die Geest roepen wij tot God: Vader, mijn Vader. De Geest van God valt onze geest bij en verklaart dat wij kinderen van God zijn. Zijn wij Zijn kinderen dan zijn wij ook Zijn erfgenamen; erfgenamen van God, namelijk samen met Christus. Want als wij delen in het lijden van Christus, zullen wij ook delen in Zijn heerlijkheid” Romeinen 8 vers 15 tot en met 17 (Rom. 08:15-17).

De komst van jezus bracht een totale verandering

Zoals wij reeds meermalen hebben opgemerkt is bij de komst van Christus de ge­schiedenis van de mensheid totaal veranderd. De daar­aan voorafgaande geschiede­nis van de Joden en de an­dere volken, werd op één spoor gezet, met samen één doel, namelijk bevrijding uit het verstrikt zijn in het eigen willen buiten de Schepper aller dingen om.

Door Jezus Christus is er een nieuwe schepping begon­nen die weer in harmonie met haar Schepper kan le­ven. Dit gegeven van een zo beslissende wending is van zo’n grote betekenis dat wij van een nieuw verbond, de gehele mensheid betref­fend, kunnen spreken. In dit nieuwe verbond is voor een ieder alles anders. Er is vrede voor nu en voor de toekomst. Door het aanvaar­den van het Offerlam Gods kunnen wij weer met God verzoend worden. Dit bete­kent niet dat God onze zon­den door de vingers ziet! Neen, onze zonden komen juist aan het licht, dat wil zeggen wij leren onze zonden kennen. Maar, en dat is het geweldige, God vergeeft al onze schuld op grond van de verzoeningsdood van Jezus.

Maar dat is niet alles, met de vergeving van de zonde en al onze schuld, geeft Hij ons ook nog een nieuwe toekomst. Een nieuw leven in Christus. Adam en Eva leefden in het begin in gemeenschap met hun Schepper. Over de schepping, het ontstaan van de wereld en of Adam en Eva de eerste mensen waren, wordt reeds lang een hevige strijd ge­voerd. Voor- en tegenstan­ders van de evolutieleer staan miljarden jaren van elkaar af. Het hele discussiegebeuren gaat echter over natuurlijke dingen, dat wil zeggen over een randgebeuren.

De mens is de kroon van de schepping

De uiteindelijke bedoeling en bekroning van de gehele schepping is de mens. Zonder de mens zou de schepping, ondanks zijn geweldige pracht, namelijk niet ‘af’ zijn. De ‘beheerders’ van dat paradijs, die in over­eenstemming met de wil van de Schepper zouden leven en handelen, hoorden erbij. God zag dat het alles goed 18 ja zeer goed was. De mens Adam werd door God de Schep­per geformeerd uit het stof der aarde, zegt Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Hij blies zelf de levens­adem in zodat hij een levend wezen werd.

Adam, de eerste mens, werd aldus door God geschapen als zoon Gods. Adam was een ver­standelijk wezen die verant­woording dragen kon. Adam was een denkend wezen, die zijn daden kon overzien en beoordelen. Adam kon door die ingeschapen mogelijkhe­den in gemeenschap met God de Schepper leven. En die Schepper wilde Adam en Eva opvoeden naar de heerlijk­heid die voor de zonen Gods is weggelegd.

Maar Adam en Eva kozen samen hun eigen weg. Het gevolg was de verdrijving uit het beschutte paradijs en zij moesten toen hun eigen weg gaan.

Toch geeft God Zijn plan niet op. Hij wist dat de tijd komen zou dat de naakte mens weer omkleed zou wor­den. Christus heeft als nieuwe Adam de slang de kop vermorzeld en een einde ge­maakt aan de verstrikking in lot en schuld. Hij heeft een nieuwe verhouding tussen God en mens, tussen Schepper en schepsel mogelijk gemaakt. Hij wil u en mij weer volkomen tot God leiden en ons nu en hier het ware Goddelijke leven schenken dat zelfs door de dood niet wordt te­niet gedaan. Wie zijn eigen leven heeft afgelegd – de doop is daarvan een getuige­nis – en is gedoopt, vervuld met Gods Geest, leeft niet langer eigenmachtig. Hij aanvaardt Jezus als Leidsman en Heer. Dat zal tot gevolg hebben dat God met de mens en de wereld tot Zijn doel komt.

De Schepper schiep de wereld niet voor de ondergang en Jezus leed en stierf niet voor een nederlaag, een vlucht voor de vijand uit deze wereld, door opname van de gemeente. God schiep en Jezus leed en overwon, opdat wij als gelovigen allen één zouden worden, zoals God de Vader en Jezus één zijn in de wil tot herstel van de mens en de schepping. Dan wordt het woord waar uit het Hogepriesterlijk gebed Johannes 17 vers 22 (Joh. 17:22): “En de heerlijkheid die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne dat Gij Mij gezonden hebt”.

Is dat niet een geweldige belofte? En hoe ontvangen wij die? Niet anders dan door het geloof!

Gods doel met de schepping wordt weer gezien

Wij leven in een tijd dat wij weer gaan zien wat het doel van God is met deze we­reld en bovenal met de mens als kroon van de schepping. Het is een ervaringsfeit dat het leven Gods in het dage­lijks leven van een christen aan het licht komt of aan het licht dient te komen.

In het leven van de christen oefent niet langer de zonde zijn vernietigende macht uit, maar wordt God erkend als Schepper en Jezus als Heer die alles regeert met zijn Geest. “Want Hij, die heiligt, en zij, die gehei­ligd worden, zijn allen uit één” Hebreeën 2 vers 11 (Heb. 02:11). Dat wil zeggen uit één Geest gebo­ren.

Indien u, broeder of zuster, niet uit de ban of de ver­strikking van satan kunt komen om aan dit leven deel te nemen, roep dan de hulp van een medebroeder of zus­ter in, opdat u samen tot overwinning en bevrijding zult komen.

Het leven van de werkelijk bevrijde christen zal zich gaan openbaren in het feit dat hij of zij tot de belij­denis komt dat Jezus en de Zijnen overwinnaars zullen zijn, dat de beloften Gods worden onderkend en dat al deze beloften in Christus Jezus ‘ja en amen’ zijn. Dat wij door wedergeboorte inwo­ners zijn geworden van het hemelse Jeruzalem en dat wij daar onze schatten, die van blijvende waarde zijn, ver­zamelen. Wij mogen en zul­len opwassen van kind tot een volwassen geestelijk kind van God en zullen als zodanig dienstbaar zijn op de wijze en op het niveau zoals het (op dat moment) in ons vermogen ligt.

Langzaam maar zeker gaan wij steeds meer de beloften Gods onderkennen. Ze zijn er voor u en mij ten behoeve van on­ze medemens. Wat wordt be­doeld met ‘ons lijden met Christus’, er staat toch im­mers geschreven: “indien wij delen in Zijn lijden, zullen wij ook delen in Zijn ver­heerlijking”? wij hoeven niet net als Christus ge­kruisigd te worden, want wij zijn reeds mee gekruisigd met Hem Romeinen 6 vers 6 (Rom. 06:06). Neen, dat is niet nodig, maar wij moe­ten met Hem mede bewogen zijn met het lot van onze medemens. Zij dwalen nog als schapen omdat zij geen her­der hebben die hen werkelijk geestelijk voedt.

De opwassing tot het zoon­schap heeft tot doel verlos­sing van de gehele schepping, met als eerste doel: verlossing en bevrijding van de mens. Als wij daarop ge­richt zijn zullen wij erf­genamen zijn van al de be­loften Gods. Het mensdom en met hen de ganse schepping zal leven en openbloeien tot lof en eer van God de Vader.

Verwacht deze dingen, stel uw hoop er op en sta open als een bloem, gericht op de zonne der gerechtigheid. Zeg na een duidelijk ont­vangen boodschap uit Gods hand: Here, mij geschiede naar uw Woord. In u en in mij zullen dan Gods belof­ten werkelijkheid worden opdat wij kunnen opwassen tot zonen Gods. Dan zijn wij als ranken aan de wijn­stok. Wij moeten er voor zorgdragen dat Hij, Jezus, met Gods Geest en zijn woorden in ons blijven. Dan zal het geschieden, ook al leven wij midden in deze wereld, of juist omdat wij midden in deze wereld wo­nen. Men zal ons gaan her­kennen en erkennen als volk van God, omdat wij gaan handelen en wandelen zoals Hij gehandeld en gewandeld heeft. Het werk dat Hij be­gonnen is te doen Handelingen 1 vers 1 (Hand. 01:01) mogen wij voortzetten en voleindigen.

Houdt de beloften Gods vast en stel uw geloof er op en u zult niet beschaamd uit­komen. In Lucas 4 lezen we de geschiedenis van Jezus in Nazareth (de plaats waar Hij was opgevoed en door iedereen gekend werd). Men vond zijn boodschap mooi, geweldig zelfs, men vroeg naar tekenen en wonderen, maar Hijzelf werd niet aan­genomen. Men geloofde niet in Hem. Men geloofde niet in het wonder, in het boven­natuurlijke. Jezus haalt dan de geschiedenis aan van de weduwe die voor Elia een koek moest bakken. Zij had nog meel en olie voor één koek. Zij moest er eerst één voor Elia bakken en dan kon zij voor haarzelf bak­ken. Ra, ra, hoe kan dat?

Zij deed wat de man Gods gezegd had en de olie en het meel raakten niet op. Verder vertelde Hij hun de geschiedenis van Naaman de Syriër. Die man geloofde reeds voordat hij Elisa ge­zien had. Hij had namelijk een grote hoeveelheid ge­schenken, als dankoffer, bij zich. Hij had bezwaar tegen de rare opdracht: ze­ven keer onderdompelen in de Jordaan, maar hij geloof­de wat zijn dienstmeisje ge­zegd had betreffende de man Gods.

Voor ons is geloof in wat men nog niet ziet ook zeer belangrijk. Wij zullen de erfenis Gods volledig ont­vangen als wij er in durven te geloven. God liegt niet Hebreeën 6 vers 18 (Heb. 06:18). Zoals Abraham het kind der belofte kreeg door onder andere te vol­harden, zo zullen ook wij als kinderen der belofte erfgenamen zijn. Geprezen is de naam van Jezus.

U opent een vergezicht dat ons bekoort en zelf bent U daartoe de weg en de poort.

Dank, Heer, voor de waar­heid dat U als de Zoon, ons leven vernieuwt tot sieraad en kroon.

U straalt als de morgen­ster, helder en klaar. Wij worden de lichtende dag reeds gewaar.

Vol dank is ons hart, Heer, want zo bent U zelf: belofte en waarborg voor alle herstel.

Wat is uw naam?

 

Burgers van een rijk in de hemelen door H J Scholten

Dat waren wij van oorsprong niet. Paulus schrijft in Efeziërs 2 vers 3 (Ef. 02:03): “… en wij waren van nature, even­zeer als de overigen, kin­deren des toorns”.

Wat een diepe verandering heeft er dan plaats gehad. Een ingrijpende verhuizing. In Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13) staat: “overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde”.

Vanuit de duisternis in het licht. Een inwoner van het rijk der hemelen is een kind van hot licht. We ge­loven in het licht. Jezus zegt: “Gelooft in het licht, zolang gij liet licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn” Johannes 12 vers 36 (Joh. 12:36) .

Jezus Christus bevindt zich in het rijk in de hemelen en vanuit dat rijk verwachten wij Hem.

Er moet nog meer gebeuren met de kinderen Gods. Nóg een verandering moet er gaan komen en wel de veran­dering van ons lichaam. Het zal aan het verheerlijkte lichaam van Jezus gelijk­vormig worden Kolossenzen 2 vers 21 (Kol. 02:21). Daarom moet en mag onze wan­del in de hemel zijn. Onze namen moeten staan in het boek des levens.

Wat doen nu de kinderen van het licht zolang ze nog in hun aardse tent verblijven? Wat zijn het eigenlijk voor mensen? Zijn het zwevers omdat hun wandel in de hemel is? Staan ze niet met beide benen op de grond?

De Bijbel leert dat ze ge­heel anders zijn omdat ze Christus hebben leren ken­nen. Ze brengen in toepas­sing hetgeen ze geleerd heb­ben en hun overgeleverd is. De God des vredes is met hen. Weet u wat ze bedenken? Alles wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminne­lijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient. Dat zijn de dingen waar een kind van het licht mee bezig is. Dat brengen ze dagelijks in toepassing en daarom is de God des vre­des met hen. Bent u ook een kind van het licht? Brengt u deze dingen ook elke dag in toepassing?

 

De volledige mens -3- door Nico Goverts

Van zieleleven naar Geestesleven

Vaak blijft de mens steken op het niveau van de ziel. Dan moet hij nog een stap verder. Dan moet hij doordringen tot de geest. Hier betreedt de mens een veelal ongebaande weg. De weg van de ziel is hem bekend, maar het pad van de geest lijkt onbegaanbaar. Toch is juist dit het pad des levens.

Laten wij enkele hindernissen gaan bezien die ons belem­meren om door te dringen in het gebied van de geest. Soms is het als een weg die men moet banen door een oerwoud en sommigen komen terug en vertellen ons dat ze het geprobeerd hebben maar dat er leeuwen waren, angstaanjagende geluiden; anderen raden het ons af, want volgens hen is er achter het oerwoud geen land meer; ook zijn er die nooit terugkwamen, want ze zijn vastgeraakt in de lianen die ze op hun weg ontmoetten en die sterker waren dan zij.

God is een God die inzicht geeft. Juist ook inzicht in hindernissen. Een eerste hinderpaal is dat we ons ermee tevreden stellen God te dienen met en vanuit de ziel. Men kan een fijne samenkomst hebben want het gemoed is geraakt. Bepaalde emoties zijn gewekt of versterkt. Dit kan op diverse manieren gebeuren. Men is verontrust over de ont­wikkelingen in het wereldgebeuren en in de samenkomst wordt deze verontrusting gevoed. Zo denkt men in bepaalde kringen somber over de mogelijkheid om heilszekerheid te verkrijgen en als men bijeenkomt, wordt deze somberheid bevestigd. Het kan ook anders maar het principe is het­zelfde. Men associeert het leven Gods met een zekere oppervlakkige vrolijkheid en wanneer men vergaderd is, wordt men in deze luchthartige levensstijl gestaafd. We zouden kunnen zeggen: een christen herkent men aan zijn gitaar. Anderen ergeren zich aan bepaalde politieke toestanden, bij voorkeur in Amerika en Zuid-Afrika, en in hun eredienst wordt deze ergernis gekoesterd en opgekweekt. Zo zijn er vele varianten maar het is goed onszelf onder de loep te nemen: is ons godsdienstig beleven meer dan het genoegen dat men vindt in het horen van bepaalde vertrouwde klanken? De religieuze mens luistert en zegt: Het doet een mens goed dit weer eens te horen. Het gevoel wordt bevredigd, of het verstand, dit schenkt voldoening en meer verlangt men niet.

Wat zit hierachter? De misleider houdt de mens bezig. De soldaat die bestemd was om te strijden aan het front, speelt met een waterpistool in de kazerne. Hoor dan hoe de Geest van God ons aanspoort: Blijf niet staan in het land van de ziel, maar stoot door naar het gebied van de geest.

De geestelijke mens luistert naar God

Een kernpunt in dit verband is dat de mens antwoorden gaat ontvangen van God. De mens die leeft op het niveau van de ziel, voelt daar geen behoefte aan. Hij geeft zijn eigen antwoorden. Want het zoeken van antwoorden Gods is hem te moeilijk. Als hij vragen heeft, raadpleegt hij liever mensen. Of hij vult al snel zijn eigen gedachten in.

Maar de geestelijke mens vraagt door: “Ik wil horen wat God, de Here, spreekt” Psalm 85 vers 9 (Ps. 085:009). “Ik wil gaan staan op mijn wachttoren en mij stellen op de wal, ik wil uitzien naar wat Hij tot mij spreken zal, en wat ik moet antwoorden op mijn klacht” Habakuk 2 vers 1 (Hab. 02:01).

Hij is niet tevreden met het voeden van zijn ziel, hij schenkt aandacht aan de honger van zijn geest. Want wie zijn geest vergeet, blijft klein in de geestelijke wereld. Hij kan schatten verzamelen in zijn ziel, maar hij wordt geen soldaat.

Maar wie zich losmaakt van gevoelens en ervaringen, van wat hij in zijn verstand heeft opgetast, die kan de wereld van de geest binnengaan. Dan zal het woord van God komen in zijn geest. Hij ontvangt wat eeuwig is. Hij wordt een strijder in de geest en overwint de god van deze eeuw. Immers, het wapen van de god dezer eeuw is tijdelijkheid: hij vult de ziel van de mens met het tijdelijke, en ervaringen en gevoelens zijn tijdelijk: en het gevolg is blindheid. De geest is blind voor het eeuwige.

De Geest leidt de mens in de verborgenheden Gods

De Geest verlangt ernaar de mens in te leiden, in te wijden in de verborgenheden die eeuwig zijn. Het eeuwige en blijvende woord van God. De Geest heeft als zijn diepste, intense wens dat de mens een speurder zal worden naar de schatten van het rijk Gods. “Men maakt een einde aan de duisternis, en tot de uiterste diepte doorvorst men het gesteente” Job 28 vers 3 (Job. 28:03). Dan wordt de mens geïnspireerd door God; dan laat hij zich niet door het gesteente tegenhouden maar hij dringt er doorheen. “Hij brengt het verborgene aan het licht” Job 28 vers 11 (Job 28:11).

Dit is één van de grootste belemmeringen voor geestelijke groei: de oppervlakkigheid die niet verder gaat dan het zieleleven. Wanneer het volk Israël te kampen heeft met de Filistijnen in 1 Samuël 4, zien we daar een sprekend voor­beeld van. Wat is hun reactie? Ze halen de ark in de leger­plaats en ze heffen een luid gejuich aan, zo luid dat de aarde dreunt. De vraag is: op welk niveau bewegen ze zich? Dit is niets anders dan zieleleven. Ze hebben niet de moeite genomen om door te dringen tot het niveau van de geest. Het is veel betekenend dat er in 1 Samuël 3 vermeld werd: “Nu was in die dagen het woord des Heren schaars; gezichten waren niet talrijk” 1 Samuël 3 vers 2 (1 Sam. 03:02). Letterlijk staat er: Geen gezicht brak door. Het kwam er niet doorheen. De weg naar de geest was geblokkeerd.

Wat hadden ze nu in 1 Samuël 4 moeten doen? De enige oplossing zou geweest zijn: terugkeren tot God, een innerlijke reiniging, en dan vandaar uit een ingaan in het gebied van de geest. Zodat er weer een woord Gods, een gezicht, zou kunnen doorbreken. Maar die weg is hun te lang. Zij geven de voorkeur aan een kortere weg. De weg van de ziel. Zo zijn ze al snel aan het juichen toe; alleen is dit juichen van erg korte duur. Wat was het resultaat? De aarde dreunde. Maar de hemel kwam niet in beweging.

Dat verandert pas in 1 Samuël 7. Dan gaat het volk onder leiding van Samuel de weg van de geest. En dan lezen we: “Maar de Here deed te dien dage machtig de donder rollen over de Filistijnen en bracht hen in verwarring, zodat zij tegen Israël de nederlaag leden” 1 Samuël 7 vers 10 (1 Sam. 07:10). Dan komt de hemel in beweging.

David kende het geheim van de Geest

David kende dit geheimenis: hij wist wat er nodig is om de strijd te kunnen aanbinden. In Psalm 60 geeft hij dit zo zuiver aan: hij spreekt daar over het doel: opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn. En dan vraagt hij: “Geef overwinning door uw rechterhand en antwoord ons” Psalm 60 vers 7 (Ps. 060:007). Alleen de geest kan antwoorden ontvangen. Daarom heeft de ziel de leiding van de geest nodig. Wat is het paard zonder ruiter? Hoe zal het alleen de weg vinden?

David gaat verder in het achtste vers van dezelfde psalm: “God heeft gesproken in zijn heiligdom”. Het binnenste heiligdom van de mens is zijn geest. Daar wil God spreken. Vandaar uit ontvangt de ziel leiding en kracht. Vandaar uit wordt richting en koers aangegeven.

In een andere psalm heeft David dit zo treffend onder woorden gebracht: “Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel” Psalm 138 vers 3 (Ps.138:003). Wanneer de geest van de mens antwoorden verkrijgt vanuit God, komt er kracht in de ziel.

Immers, vanuit het heiligdom gaat de rivier van water des levens stromen, en zo gaat er een stroom van heling en kracht vloeien over en door de dorstige ziel.

David kreeg antwoorden van God in zijn geest en daardoor bloeide zijn ziel op. En dan, als God gesproken heeft, kan hij ook vervolgen in Psalm 60: “Ik wil juichen”. Het juichen van David was anders dan het juichen in 1 Samuel 4, toen men de ark in het legerkamp haalde.

De noodzaak van het leren onderscheiden

Hiermee komen we op een tweede punt. Het is noodzakelijk dat we leren onderscheiden: wat komt voort uit de geest en wat komt voort uit de ziel? Hier hebben we een tweede hindernis die onze geestelijke groei wil belemmeren: dat we niet onderkennen uit welke bron een bepaalde uiting of reactie afkomstig is. Dan lopen we gebaar door te slaan naar het ene of het andere uiterste. Het ene is: alles wat de ziel zegt en doet, te accepteren en daarmee in zee te gaan. Zo zijn er mensen die aan elke ingeving of impuls meteen gehoor geven. Ze kunnen dan tot de meest onbereken­bare daden en handelwijze komen, maar als iemand de moed heeft om hen daarop te wijzen, luidt hun antwoord: Ik kreeg het in mijn hart. Dat is dan het einde van alle tegenspraak. Zo kreeg Petrus het in zijn hart, zijn Meester te bestraffen.

Zo staat er van David op een gegeven moment: “David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet beter dan dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen” 1 Samuël 27 vers 1 Statenvertaling (1 Sam. 27:01). Hier zien we bij David, die toch een man naar Gods hart was, duidelijk een impuls die niet gegrond was in de geest. Hij begint immers met te zeggen: Nu zal ik door Sauls hand omkomen. Ik moet zien dat ik het land uit kom, want anders is het vandaag of morgen met me gebeurd. Deze impuls was niet gebaseerd op geloof; hier lag geen gedachte Gods aan ten grondslag. Zelfs profetieën dienen getoetst te worden; hoeveel te meer geldt dit dan voor ingevingen.

Het andere uiterste is dat men alles over één kam scheert. Men is bevreesd voor de impulsen van de ziel en uit reactie daartegen geeft men de geest ook geen ruimte meer. Alles wordt aan banden gelegd. Men kan zo voortdurend zeggen: Pas op voor de ziel, dat. men tenslotte niets anders meer doet dan oppassen. We moeten ervoor waken dat we niet, uit vrees voor de werkingen van de ziel, de geest aan banden leggen. Vrees is altijd een slechte raadgeefster. Dan wordt men als een automobilist die uit vrees voor ongelukken voortdurend op de rem trapt. Ouders die niets anders doen dan de hele dag door hun kind waarschuwen: pas toch op, kijk toch uit, voorkomen wellicht veel narigheid, maar ze remmen tegelijk elke ontplooiing af. Men kan zeggen: ik houd mijn kind binnen de deur, want buiten zijn er zoveel gevaren, ik neem het zekere voor het onzekere. Maar het resultaat is wel dat het kind verkommert, het zit opgesloten, het wordt verveeld en verbitterd, en bovendien moet men bedenken dat de meeste ongelukken plaats vinden binnenshuis.

Zo zijn er ook christenen die bang zijn voor de excessen van de ziel, en daarom houden ze hun geest ook maar binnen. Die krijgt geen ruimte maar gaat elke uiting en ontplooiing van de geest beschouwen als overdreven, fanatiek of gevaarlijk. Zoals het volk oordeelde in de dagen van Hosea: “Dwaas is de profeet, waanzinnig de man des geestes” Hosea 9 vers 7 (Hos. 09:07). Zo kan men iedere vorm van profetie de pas afsnijden uit vrees voor uitingen van de ziel. Het gevolg is.: de man des geestes komt niet tot zijn recht.

Toch is dit juist de bedoeling die God met ons heeft: dat wij mensen des geestes zullen zijn. De mens wiens geest uit de verf komt.

Maar op allerlei manieren probeert de tegenstander de mens beangst te maken, af te remmen. Hij waarschuwt de mens voor het zoeken van geestelijk inzicht, want daar wordt men toch maar hoogmoedig van.

Wat is de oplossing? Niet het indammen van de geest, maar het leren onderscheiden: wat is geest, en wat is ziel? Wie de geest aan banden legt, komt terecht in een dor land. Zijn leven wordt wettisch. Daarom zal de ontplooiing van de geest hoog in ons vaandel geschreven moeten staan. Anders stoppen we de bron dicht waaruit we moeten leven.

De sleutel tot ware aanbidding

Onderscheiden. Neem het voorbeeld van het aanbidden. Jezus sprak: God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. Wat is nu de sleutel? We hebben reeds gezien dat een mens op twee manieren kan juichen: er is een juichen vanuit de ziel, zoals de Israëlieten deden in 1 Samuël 4, en er is een juichen vanuit de geest, zoals David het deed volgens Psalm 60.

Vaak is de mens zo afgeleid, zo verstrooid, dat hij aan het aanbidden vanuit de geest niet toekomt. De rusteloze mens kan niet aanbidden; zijn horloge blokkeert zijn geest. De farizeeën baden wel, maar ze konden niet aanbidden, want hun geest was niet vrij; ze werden veel te lang in beslag genomen door de vraag: wat zullen de mensen van ons denken? Koning Saul kwam niet tot aanbidding, want zijn geest was rusteloos; als men niet kan wachten tot Samuel komt, kan men ook niet aanbidden. Van David staat er op een gegeven moment: En hij zat voor het aangezicht des Heren. Iemand die kan zitten voor God, kan aanbidden in de geest. Soms is er tijd nodig om onze geest te stemmen, af te stemmen op God. Ook in verband met aanbidding geldt: we moeten leren door te dringen tot het niveau van de geest. Rusteloosheid is één van de wapens die de vijand hanteert om ons buiten het gebied van de geest te houden.

De ware jubelroep komt vanuit de geest die gedrenkt is met de gedachten Gods. Dan is er vastheid, dan is er iets wat dieper gaat dan emotie.

Gedachten Gods zijn genezend. Zij komen in de geest en werken door in de ziel. Daarom is het zo heilzaam voor de ziel, wanneer men leert door te dringen in de wereld van de geest. Dan komen er nieuwe gedachten en nieuwe gedachten zijn als koel water voor een dorstige ziel. Zo worden de woorden van Jeremia vervuld: “Want Ik zal u genezing schenken, u van uw wonden genezen, luidt het woord des Heren, omdat men u, Sion, de verstotene noemt, degene naar wie niemand vraagt” Jeremia 30 vers 17 (Jer. 30:17). En in Jeremia 31 vervolgt de profeet in vers 14 (Jer. 31:14): “Ik laaf de ziel der priesters met het vette en mijn volk wordt met het goede van Mij verzadigd, luidt het woord des Heren”. “Zo komen zij jubelend op de hoogte van Sion en stromen toe naar het goede des Heren…, hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten” Jeremia 31 vers 12 (Jer. 31:12).

Dat is Gods verlangen: onze ziel als een besproeide hof.

Die ziel die daar lag als een uitgedroogd land, opengebars­ten grond, die ziel wordt besproeid, gedrenkt. Hoe? Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Zijn binnenste, dat is zijn diepste wezen, dat is zijn geest. Vandaar uit gaat het levend water stromen. “Want Ik verkwik de vermoeide ziel, elke versmachtende ziel verzadig Ik”, zo lezen we verder in Jeremia 31 vers 25 (Jer. 31:25).

Als de ziel van een mens gewond is, geslagen, vermoeid, dan is daar heling nodig, heling door nieuwe gedachten. Het breken van oude banden is niet genoeg. Wat heeft de man die geketend in de woestijn ligt, eraan als men alleen maar zijn boeien losmaakt, doch hem niet te drinken geeft?

Oude banden moeten verbroken worden. Maar dan moeten ook nieuwe gedachten binnenkomen. Dan wordt de ziel gezond.

(Het laatste deel in de serie: “De volledige mens” ver­schijnt in “Levend Geloof” van volgende maand. Daarna wor­den de vier artikelen gebundeld tot een brochure).