Selecteer een pagina

Levend Geloof – 259

Levend geloof 1985.05 nr.

De opening van ons verstand door G. J. R. Doornink 1985.05 nr. 259

”Toen opende Hij hun ver­stand, zodat zij de Schrif­ten begrepen” (Luc. 24:45).

Het bewijs van de opstanding

Het grote bewijs van de opstanding van Jezus is niet alleen het lege graf, maar vooral ook het feit dat Hij zich in de veertig dagen tussen zijn opstan­ding en hemelvaart, ver­schillende malen toonde in een lichaam van vlees en bloed. Zoals bijvoorbeeld beschreven wordt in het laatste deel van Lukas 24. De discipelen waren bijeen in druk gesprek met de Emmaüsgangers aan wie Jezus eerder op de dag was verschenen. Plotseling stond Jezus in hun midden en de eerste reactie was dat ze “ontzet en verschrikt werden en meenden een geest te aanschouwen” (Luc. 24:37).

Deze eerste reactie is in eerste instantie niet zo ver­wonderlijk. Ik denk dat ook wij op zijn minst vreemd zouden opkijken als plotse­ling iemand bij ons zou staan die niet op de norma­le wijze tot ons was geko­men. Toch zou het voor de discipelen niet zo’n groot wonder behoeven te zijn, omdat zij wisten dat Jezus de Zoon van God was en alles wat over Hem geschre­ven stond, vervuld moest worden. Daarom sprak Hij ook: “Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden” (Luc. 24:44).

Tot de Emmaüsgangers, die eerst ook niet konden geloven dat het Jezus zelf was die met hen opliep, had Hij in min of meer dezelfde be­woordingen gesproken: “O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrek­king had” (Luc. 24:25-27).

Onverstandigen, noemt Je­zus hen, tragen van hart, ongelovigen. Hetzelfde kan van zijn discipelen gezegd worden. Toch maakt Jezus hen geen verwijten

Wat gaat Jezus doen?

Toch maakt Jezus hen geen verwijten, integendeel: na­dat Hij zijn handen en voeten getoond heeft, eet hij zelfs een stuk gebakken vis op. Hij maakt openbaar dat Hij werkelijk bij hen is! Hieruit blijkt ook weer de grote liefde van God. Ter­wijl er alle reden toe was, de discipelen aan de kant te zetten omdat Hij reeds zo vaak in hen teleurgesteld was en nu weer opnieuw, gaat Hij iets positiefs in hen doen! Hij gaat hun verstand openen, zodat zij de Schriften kunnen begrijpen!

En dan wordt hun heel het grote (herstel )programma van God met zijn schepping nog eens in een notendop geopenbaard. Hij gaat hen nog eens uitleggen wat hun taak gaat worden: Zij moe­ten in zijn Naam prediken tot vergeving der zonden aan alle volken, te begin­nen bij Jeruzalem. Maar zij hebben daarbij de kracht uit de hoge nodig, waarop zij eerst moeten wachten (Luc. 24:46-49).

Nu moeten we ons dit niet voorstellen dat Jezus even een soort knopje omdraaide, waarop de discipelen van de ene op de andere minuut totaal van inzicht veranderd waren en geheel geschikt waren geworden, voor de taak die zij moesten uitvoe­ren. Neen, zo werkt het niet. God werkt altijd fase voor fase. Hij gaat van stap tot stap met zijn discipelen …en met ons! Want Hij wil ook ons leren onderweg, zo­dat we uiteindelijk volkomen bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk en als volwaardige getuigen van Hem gaan functioneren.

Ook de discipelen leerden op deze wijze en werden klaargemaakt voor de grote taak in Gods Koninkrijk. De ‘ontzetting en schrik’, waar­van in vers 37 nog sprake is, maakt plaats voor ’grote blijdschap en lofprijzing’ (Luc. 24:53). En dat is het altijd wat God ook in ons leven wil doen!

Vanuit het negatieve in het positieve!

God haalt ons uit het nega­tieve en brengt ons in het positieve. Zoals Hij ons eens uit de duisternis haal­de en plaatste in het licht. Ook al hebben wij Hem vaak teleurgesteld en fouten ge­maakt, Hij is een goed werk in ons begonnen… en zal het voortzetten, tot de dag van Christus Je­zus (Filip. 01:06).

Maar hoe wordt dat nu in ons leven bewerkstelligt? Wat is de sleutel daartoe? Het antwoord is: door de werking van Gods Geest in ons. Die Geest van God die ook de discipelen nodig had­den, alvorens hun taak te kunnen uitvoeren (vs.49). Daarom horen Pasen en Pinksteren bij elkaar! De grote tragedie van veel christenen is dat zij ergens tussen Pasen en Pinksteren afhaken! Denk aan de vele orthodoxe christenen die wel geloven in de opstanding van Christus, maar voor wie Pinksteren een gesloten boek is.

Wij moeten dus in feite aan twee voorwaarden voldoen, willen wij onze taak in dienst van Gods Koninkrijk optimaal kunnen vervullen,

a – Ons verstand moet ge­opend zijn, zodat wij de Schriften (en voor ons als gemeente van Jezus Chris­tus geldt dat voor de gehele Bijbel) kunnen begrijpen, b – Wij hebben (daarvoor) de vervulling met de Heilige Geest nodig.

Zonder deze twee gaat het niet. Het gaat zowel om het één als het ander. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alleen dan kun­nen we beantwoorden aan de doelstellingen die God wil uitgevoerd zien: door woord en daad openbaar ma­ken dat God de mens los wil maken uit het rijk der duisternis en, zodat er weer volkomen gemeenschap met Hem tot stand komt.

Is ons verstand geopend?

Het komt er dus op aan dat ons verstand geopend is. Bij het woordje ‘verstand’ krijgen vele kinderen Gods een soort huivering… Het verstand hoort er toch niet bij, dat staat toch lijnrecht tegenover het geloof?, wordt er dan gezegd, veel­al met citering van teksten als dat het voor wijzen en verstandigen verborgen is, maar aan kinderen geopen­baard. Bij het aanvaarden van Jezus kan inder­daad ons verstand een be­langrijke hinderpaal zijn, daarom zegt Jezus ook dat wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, het voorzeker niet zal bin­nengaan (Mark. 10:15).

Wie Jezus echter heeft aan­genomen en een nieuwe schepping is geworden, be­hoort met heel zijn wezen Hem te dienen, dus ook met het verstand. Zoals trou­wens ook duidelijk onder woorden gebracht wordt door Jezus als Hij zegt: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand” (Matt. 22:37).

Waar het echter wat ons verstand betreft om gaat is of het geopend is! Het kan namelijk ook gesloten zijn. Terwijl God ons ver­stand wil openen is satan er op uit ons verstand ge­sloten te houden. Het is heel essentieel voor het functioneren van ons ge­loofsleven dat wij dit on­derkennen , want er zijn vele kinderen Gods met een gesloten verstand. En met een ‘gesloten verstand’ be­doel ik dan dat het – even­als dat van de mens die Christus niet kent – alleen functioneert op het natuur­lijke vlak. En als het al op het geestelijke vlak functioneert, dat hebben verkeer­de (occulte, vrome) geesten het voor het zeggen. Een kind van God behoort zijn verstand afgesloten te heb­ben voor verkeerde gees­ten.

Inzicht door de Heilige Geest

Feitelijk behoren wij een verstand te hebben met slechts één geopende deur: dat is de deur waardoor de Heilige Geest binnenkomt! Want zonder inzicht door de Heilige Geest kunnen we namelijk onmogelijk de Bijbel op de juiste wijze, dat wil zeggen geestelijk, verstaan! Ik gebruik hier het woord ‘inzicht’, want terwijl de Statenvertaling, de NBG- en Lutherse ver­taling het woord ‘verstand’ gebruiken, spreken de an­dere Nederlandse vertalin­gen van ‘inzicht’. Zo zegt de Leidse en Canisiusvertaling: “Toen verhelderde Hij hun inzicht, zodat zij de Schriften verstonden”.

En prof. Brouwer zegt: “Toen ontsloot Hij hun in zicht, zodat zij de Schriften konden verstaan”. We zou­den kunnen zeggen: Jezus draaide de sleutel om.

Het geweldige is hierbij dat het initiatief van deze ont­sluiting, verheldering en opening van God uitgaat! Maar wij moeten ons wel rea­liseren dat wij de verant­woording dragen of de deur van ons verstand geopend of gesloten is. Misschien hebt u de deur tot dusver op een kier staan… Dan wordt u via dit artikel opge­roepen hem wagenwijd open te zetten! Zoals wij nu in het voorjaar de frisse lente­lucht naar binnen ademen, behoren we ook in geestelijk opzicht ’grote schoonmaak’ te houden, opdat Gods Geest ons leven geheel kan leiden naar zijn wil.

Want wat gaat er gebeuren tijdens het doorgaande pro­ces van de ontsluiting van ons verstand?

a – We gaan Gods Woord meer en meer verstaan op de wijze zoals God dat bedoelt heeft.

b – We gaan ten volle beant­woorden aan het plan van God met ons leven: volledige omvorming naar zijn beeld èn anderen bekend maken dat ook zij daaraan deel kunnen hebben.

Satan haat uiteraard deze ontwikkeling, maar door de volheid van Gods Geest in ons kunnen we hem weer­staan en overwinnen. De da­gelijkse geestelijke strijd, waarmee we te maken heb­ben, is geen strijd tegen vlees en bloed… We zullen steeds weer opnieuw te ma­ken krijgen met boze gees­ten en machten die zich op allerlei wijze zullen manifes­teren, met name ook in de verschillende leringen die op ons afkomen, maar door de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods, die wij heb­ben leren kennen en door de vervulling met de Heili­ge Geest, blijft ons ver­stand geopend en worden we van dag tot dag in zijn waarheid geleid.

Vertegenwoordigers van het nieuwe leven

Wij zijn als leden van de gemeente van Jezus Chris­tus vertegenwoordigers van het nieuwe leven wat wij in Christus hebben le­ren kennen. De kerninhoud van dit nieuwe leven is dat God niet de dood wil maar het leven. Jezus was de eerste volwaardige Verte­genwoordiger van dat nieu­we leven. En nu zijn wij levensvertegenwoordigers! Daarom proclameren wij het door ons leven heen: Het nieuwe leven is er voor iedereen! God heeft alle mensen op het oog!

Ik las als opschrift van een overlijdensadvertentie “Een bijzonder mens is  heengegaan…” Maar dat geldt voor alle mensen, we zijn allemaal bijzondere mensen, unieke mensen. Waarom? Omdat we geschapen zijn naar het beeld van God! Als we Jezus reeds kennen, zijn we feitelijk bevoorrecht dat het nieuwe leven reeds in ons is. Maar God wil dat ook anderen Hem leren kennen. Daarom behoren we ons optimaal in te zetten voor de zaak van Gods Koninkrijk.

En of deze inzet optimaal is, of we werkelijk geheel en al in de wil van God staan, hangt dus af van het feit of ons verstand geopend is en blijft door de Heilige Geest, zodat wij de Schriften geestelijk kunnen verstaan. Dan brengen wij, temidden van de kakofonie van door de satan geïnspi­reerde, disharmonische ge­luiden van deze wereld, een helder en klaar geluid. Want dan worden op volle sterkte en in zuivere toonaarden de bazuinen van Gods overwinningsleger gehoord.

Tot dat leger wil ik beho­ren! U ook…? Laten we zorgdragen dat we onze plaats hebben ingenomen in dat leger, opdat het nieuwe leven wat in ons is, niet verborgen blijft, maar ten volle door ons heen tot openbaring gaat komen! Gouden tekst. – De Bijbel heeft vele teksten die rechtstreeks over het geloof spreken. Niet voor niets wordt de Bijbel daarom wel het ‘Boek des geloofsgenoemd. Eén van de meest duidelijke teksten is ongetwijfeld Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01) waar staat: “Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet”. Deze tekst kunnen we rustig de ‘gouden tekst’ over het geloof noemen en zou iedereen uit zijn hoofd moeten kennen. Want alles wat wij, in overeenstemming met de wil van God, ‘hopen’ en ‘niet zien’, zoals eeuwig leven, gezondheid, overwinning, etc., is door het geloof zekerheid en bewijs!

 

De identiteit van God door Klaas Goverts – 2 –

In deze tweede en laatste studie over de wederkerig­heid tussen God en mens, nog een aantal teksten met toelichting uit het evangelie van Lukas.

God richt de mens omhoog

(De opwekking van de jongeling te Naïn).

“En de dode ging over­eind zitten en begon te spreken” (Luc. 07:15).

Er staat: Hij ging omhoog­zitten. De mens komt weer in de staat, zoals hij oorspronkelijk bedoeld is: rechtop. Ook in de natuur­lijke wereld gaat de mens rechtop; heel anders dan de andere schepselen.

Oprechtheid betekent oor­spronkelijk: rechtop gaan. Van de verlamde staat: Hij stond op. In beide gebeur­tenissen staat het woord ’ana’: omhoog. Het komt ook voor in verband met de we­dergeboorte: omhoog gebo­ren worden of van boven geboren worden.

“De dode ging overeind zit­ten en begon te spreken”. Het resultaat ervan was, dat de schare God ging ver­heerlijken (Luc. 07:16).

(De verkromde vrouw). “Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God” (Luc. 13:12)

Zij richtte zich op. Letter­lijk: Zij werd omhoog recht gemaakt. Zij komt in haar oorspronkelijke staat. En zij verheerlijkte God. Zij komt meteen in de wederkerigheid te staan en maakt hiermee God compleet. Je zou haast kunnen zeggen dat God niet compleet is zolang zijn schepping nog zucht. God wordt pas ten ­volle God, als Hij alles in allen zal zijn.

(De tien melaatsen).

“En één van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, met luider stem God ver­heerlijkende” (Luc. 17:15).

Het merkwaardige is dat meteen op de genezing van de melaatsen, door de farizeeën de vraag wordt ge­steld wanneer het Koninkrijk Gods zal komen (Luc. 07:20). Wij hebben geleerd om in peri­kopen te lezen. Maar vers 20 sluit heel diep aan op vers 11 tot en met 19. Er waren tien melaatsen. Het getal 10 komt ook bij de schepping voor; ook bij Sodom. Er waren tien recht­vaardigen nodig om Sodom te redden. Er waren hier tien rechtvaardigen nodig om het Koninkrijk Gods te doen komen.

‘Behouden betekent meer dan ‘Genezen’

Het blijkt dat van de tien genezen melaatsen één terug komt. Deze ene komt in de wederkerigheid te staan. De negen melaatsen hebben in wezen God alleen maar ge­bruikt. Ze hebben gebruik gemaakt van hulp en heil en zijn daarna verdwenen.

De man die terugkwam was een Samaritaan. Je zou kun­nen zeggen: een randfiguur. Deze mens komt in het cen­trum te staan en wordt de mens waarin het Koninkrijk Gods komt. Vers 20 hoort er dus helemaal bij. Tien rechtvaardigen hadden het Koninkrijk Gods kunnen brengen. Het gaat erom of zij aan hun bestemming be­antwoorden. Alleen de vreemdeling heeft het be­grepen. Daarom staat er zo merkwaardig in vers 19: “En Hij zeide tot Hem: Sta op (ana: omhoog), ga heen, uw geloof (eigenlijk: ver­trouwen) heeft u behouden. ‘Behouden’ betekent veel meer dan ‘genezen’. Voor ‘genezen’ wordt een ander woord gebruikt. ‘Behouden’ betekent ‘heel gemaakt’ of ‘gaaf gemaakt’. Dus: uw vertrouwen heeft u heel gemaakt. Hij is de mens ge­worden zoals God hem be­dacht heeft.

(De genezing van de blinde Bartimeüs). ”En terstond werd hij ziende en hij volgde Hem, God lovende” (Luc. 18:43).

Het merkwaardige is, dat voor ‘ziende worden’ een woord wordt gebruikt met een dubbele betekenis. Het kan betekenen: (ana)

  1. weer zien;
  2. omhoog kijken Je kunt vertalen:
  3. de blinde werd weer ziende;
  4. de blinde zag omhoog. In al de besproken genezin­gen komt ‘ana’ voor: omhoog. Steeds in de beteke­nis van: weer rechtop staan. Hij volgde Hem, God loven­de. Letterlijk: God verheer­lijkende. En al het volk zag het en gaf Gode lof. Hier wordt een ander woord ge­bruikt: En al het volk prees God. De blinde komt in de wederkerigheid en gaat God prijzen. Twee werkingen. De mensen hebben de heer­lijkheid wel niet aan den lijve ondervonden, maar staan er als medegenieters omheen.

Het antwoord op Lucas 2

(De intocht in Jeruza­lem). De menigte der discipelen begint God te prijzen, om al de krach­ten, die ze gezien heb­ben. “Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen!” (Luc. 19:38).

Dit is het antwoord op de engelenzang in Lucas 2: Heerlijkheid in de hoogste en vrede op aarde. ‘Heme­len’ staat er in de grond­tekst niet bij. De engelen zingen van boven naar be­neden: vrede op aarde. De mensen zingen van beneden naar boven: vrede in de hémel. Lucas 19 is het ant­woord op Lucas 2! Het moet in de hémel óók vrede wor­den. De engelen beginnen met heerlijkheid en spreken dan over vrede op aarde. De mensen beginnen met vrede in de hemel en eindigen met heerlijkheid in de hoogsten. Het betekent: hoogste plaatsen of hoogste gebieden. Hier komt de we­derkerigheid prachtig tot uiting: Lukas 2: het woord; Lukas 19: het wederwoord, de echo.

(Het sterven van Jezus). “Toen de hoofdman zag wat er geschiedde…” (Luc. 23:47).

Namelijk dat Jezus zich aan het kruis overgeeft aan de Vader, en zegt: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”. Het is het beeld van de totale overgave van de mens aan God. Jezus wordt daar de mens die zich teruggeeft aan de Vader. De hoofdman zag wat er ge­schiedde. Er geschiedde iets. Toen verheerlijkte de hoofdman God, zeggende: “Inderdaad (eigenlijk: we­zenlijk), deze mens was rechtvaardig’ ”

Het evangelie begon met: God geeft zijn heerlijkheid aan de mens. Het eindigt met de heidense hoofdman, die Jezus, wat de zichtbare wereld betreft, ziet in totale ontluistering, en God gaat verheerlijken. Deze heidense hoofdman komt in de weder­kerigheid te staan en gaat God de heerlijkheid terug­geven. God kan nu eigenlijk zeggen: Het doel is bereikt, de cirkel is rond.

‘Heerlijkheid’ kun je ook weergeven met ‘waardigheid’. God geeft waardigheid aan de mens; en de mens mag waardigheid geven aan God. Het is een gesprek tussen God en mens. Je bemerkt iets heel wezenlijks van de goedheid van God. God zal niet rusten voordat het woord van Hem beantwoord is, voordat het gesprek er helemaal uit gaat komen.

Het evangelie van Lukas is het evangelie van de weder­kerigheid. De mens komt omhoog en gaat God de heerlijkheid teruggeven, die van Hem uitgaat. Dit gaat steeds gebeuren als een vernederde verhoogd wordt. Vertrapte figuren, die van hun waarde beroofd waren, worden in waardigheid her­steld. Het is veel meer dan lichamelijke genezing. Van de mensen die buitenspel stonden en beroofd van waardigheid wa­ren, ontvangt God zijn waardigheid. We zien hier de omkering van de waarde: De hoogmoedigen worden van de troon gestoten en de nederigen worden ver­hoogd. Maria heeft dit in haar lofzang in Lukas 1 , al profetisch aangekondigd. Het is eigenlijk het op­schrift boven het evangelie van Lukas.

Als je de lofzang van Maria te pakken hebt, hebt je de draden in handen waarmee het evangelie van Lukas ge­weven wordt. God keert de rollen om. Degenen, die denken dat ze het hébben, komen aan de kant te staan. Degenen die denken dat het voor hun niet is, worden in hun waardigheid verhoogd, omhooggericht: op Gód ge­richt. Een mens is in wezen iemand, die omhooggericht is: anthropos; een mens die in gesprek is met zijn Maker. God en mens hebben elkaar nodig’

 

Adam, waar zijt gij? door Jan W. Companjen

”Door de overtreding van één persoon (Adam) begon de dood te heersen, door die ene man dus. Maar hoe­veel meer is bereikt door die ene mens Jezus Chris­tus! Want door hem zullen alle mensen leven en heer­sen, die de genade en ge­rechtigheid overvloedig ge­schonken krijgen” (Rom. 05:17, Goed Nieuws vertaling).

De keuze tussen leven en dood

In de Statenvertaling is deze tekst als volgt ver­taald: “Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door die ene, veel meer zullen degenen, die de overvloed der genade en de gave der rechtvaar­digheid ontvangen, in het leven heersen door die Ene, namelijk Jezus Christus. Welke vertaling men ook op­slaat doet er niet toe, maar duidelijk blijkt uit elke vertaling dat de komst van Je­zus op aarde geschiede­nis van mens en wereld- beslissende wending heeft gegeven. Ieder mens is zelf verantwoordelijk voor zijn lot. De mens kan kiezen, kan een keuze maken tussen dood en leven. Hij kan de weg gaan die Adam koos en zelf zijn weg bepalen, zelf heer en meester zijn en Gods weg, die ons in Jezus Christus gegeven is, afwij­zen. De genade en gerech­tigheid, de vrede en de blijdschap, die ons in Chris­tus overvloedig geschonken is, gaat aan zo’n iemand voorbij en de kloof tussen God en deze mens blijft be­staan. De toorn, de onvrede Gods, blijft op hem of haar. (Joh. 03:36 zegt: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”.

De mens kan zichzelf niet bevrijden. God de Vader gaf ons een deur waardoor wij opnieuw het paradijs konden binnengaan. Ten aanzien daarvan zei Jezus: “Ik ben de deur, als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal in gaan en uit gaan en weide vinden” (Joh. 10:09). Die deur staat open voor u en mij en die deur kan door niemand gesloten worden (Openb. 03:08).

De weg, de waarheid en het leven

Dat ingaan door die ene mens, Jezus Christus, is dé weg, dé waarheid en hét leven. Daarvoor is alles ge­reed gemaakt en wij zeggen met Paulus: “In naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen. Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons (u) tot zonde gemaakt, op­dat wij zouden worden ge­rechtigheid Gods in Hem” (2 Kor. 05:20-21). Hij heeft ons gekocht en betaald. Op grond van dit geloof zult u bezegeld worden met de Geest der belofte, de Heilige Geest, die u in alle waarheid leiden zal.

Christus heeft aan de ver­strikking van zonde en schuld een einde gemaakt en een nieuwe verhouding tussen God de Vader en de mens mogelijk gemaakt. De gave der rechtvaardigheid , die God in Christus aan ieder schenken wil, die ge­looft in het Goddelijk offer dat leven geeft en overvloed aan genade. Daarom klinkt tot ieder mensenkind dage­lijks de roep: Adam (mensenkind), waar zijt gij? Het is Gods roep om zijn eigen schepping. Hij wil het alles in u en met u volmaken. Dat wil zeggen afmaken op de manier zoals dat vanaf het begin Gods bedoeling is geweest. De mens, zoals die zich in Christus heeft gemanifesteerd.

Is het niet geweldig dat wij één met de Vader en de Zoon mogen zijn? Dat wij als een nieuwe schepping uit God geboren mogen zijn en mogen en zullen opwas­sen tot alle volheid Gods? Wij mogén en kunnen met Hem wandelen op de hoge weg in het Koninkrijk der hemelen.

Men is nog lang niet tot het begrip gekomen wat het zeggen wil te behoren tot hét Koninkrijk van Chris­tus. Het wordt weer volop pinksteren, de Geest Gods gaat stromen, opdat het lichaam van Christus tot volheid komt door de open­baringen van die Geest. Die Geest zal het lichaam van Christus volwassen ma­ken en leiden naar de volle waarheid. Dan zullen wij beseffen wat het betekent dat wij een lid zijn van zijn lichaam, de gemeente, het volk, het Israël Gods. Daarvoor moeten wij geeste­lijke Christenen worden. Men komt er niet uit als men geestelijke zaken op een natuurlijke wijze wil op­lossen of verklaren. Gees­telijke dingen, groot of klein, kunnen alleen maar geestelijk opgelost worden.

Kijk bijvoorbeeld eens om je heen hoe men de steeds groter wordende bewape­ning tracht te beheersen door evenwicht. De één mag onder geen voorwaarde sterker zijn dan de ander. Door nog meer geweld, be­tere en machtiger atoombe­wapening, tot in de ruimte toe, tracht men elkaar te overtroeven. Men ziet ech­ter niet in dat achter deze hele bewapeningswedloop een macht zit van wantrou­wen, van verwerping van die ander, van haat. Al deze dingen worden door duivelse geesten veroor­zaakt en aangewakkerd. Men ziet elkaar als tegen­standers en niet als mede­mens. Het elkaar verwerpen heeft tot gevolg partijvor­ming en het instellen of laten geworden van groot­machten die de partijen ver­tegenwoordigen. Niet het dienen maar het heersen geldt hier als wet. De oud­ste moet de jongste dienst­baar zijn is daar een onbe­kend geluid, terwijl wij als Christenen toch zeker beter moesten weten.

Let eens op deze dingen en u zult ontdekken dat vele christenen een natuurlijke weg kiezen onder andere op politiek gebied. Men kiest voor de meest aantrekkelijke partij of voor die partij die ons, vooral godsdienstig, zo min mogelijk in de weg legt. En wij kiezen vooral zoveel mogelijk rechts, om­dat daar het meest met God en zijn gebod rekening wordt gehouden.

Broeder en zuster, vergeet niet dat al deze dingen, na­tuurlijke, menselijke aange­legenheden zijn. Houdt uzelf niet langer voor de gek door te denken dat u door te kiezen voor de een of an­dere partij, de omstandig­heid, uw levensinhoud, het geweld en de wereldbeheersers dezer eeuw, kunt veranderen of beïnvloeden,

De tijd is voorbij dat wij iemand moeten kiezen die voor ons uit gaat. Het gaat om u en mij persoonlijk. Er is een roep van God tot u en mij: “Adam, waar zijt gij?” Hij zoekt een volk dat leeft, zich wil laten gebruiken als levende stenen tot bouw van het huis Gods. Van dat huis is Jezus de bouwmees­ter en hoeksteen. De relatie tussen God en mens, die verstoord was, moet hersteld worden en dit zal geschieden omdat Gij het wil en Hij daartoe alles volbracht heeft.

Gods uurwerk loopt precies

Er is een precisie in het gebeuren van de wereld als een uurwerk. Het uurwerk Gods, waarin de dingen ge­beuren op het moment door God zelf bepaald, dat wil zeggen als de tijd vol is. De Geest Gods broedt nog steeds op deze aarde om al­les tot volheid te brengen. Wij als mensen mogen daarin meegroeien en opwassen tot alles tot zijn doel, zijn be­stemming komt.

Zeer veel kinderen Gods zien uit naar die komende heerlijkheid, waarin dit al­les geopenbaard wordt in Christus en zijn gemeente. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, dat heeft Hij weggelegd voor ons die Hem liefheb­ben. Het is al een hele doorbraak dat wij zo zijn gaan denken. De spade re­gen maakt de oogst rijp en men strekt zich uit naar een volwassen geloof, waar­in men niet zoet geworden wordt met spel en zang of met het opplakken van pleisters op wondjes en wonden. Er wordt doelbe­wust, maar ook nog wel zoekend en tastend, ge­streefd naar gelijkvormig­heid aan het beeld van Christus. Maar aan ons al­len geeft Hij zijn zegen om­dat wij oprecht en eerlijk bezig zijn.

Wij zijn als het ware in de fase van Jezus toen Hij als twaalfjarige jongen optrok met zijn ouders naar de tempel en het moment dat Hij als volwassene (30 jaar) optrok en uitriep: Het Ko­ninkrijk der hemelen is over u gekomen. Hij groeide op in die tijd en wij nu even­eens. Hij kende zijn roeping en zijn afkomst. Hij werd volwassen en trok uit in de kracht Gods.

In diezelfde verwachting mogen ook wij leven. Dan zullen wij ook begrijpen en verstaan dat zijn bloed tot bevrijding en verlossing over ons en onze kinderen kwam. Dat wij – Jood en heiden – gekocht (en niet verkocht) zijn uit de macht van satan. De duivel heeft geen recht meer op ons. Wij behoren Hem toe en wij wil­len één Geest met Jezus en de Vader zijn. Niet meer heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer willen wij ons vasthouden aan de waarheid die ons door zijn Geest geleerd wordt.

Gods Geest is een Geest van éénheid, die pinkstergeest zal ons blij maken omdat het lichaam vele, ja vele leden heeft. Dan zullen wij blij zijn met elkaar omdat wij elkaar aanvullen en werkelijk mens kunnen zijn. Een mens met eten eigen identiteit die geen geweld wordt aange­daan.

Bent u ook zo op weg? Of bent u bang dat er wat aan u veranderd moet worden? Bent u bang dat oude waar­den als steun zullen wegval­len? Weet dan dat de steun die Jezus geeft meer is dan welke aardse kracht ook. Zaai uw zaad uit op de ak­ker van de Geest en u zult daarvan ook oogsten. Kom uit uw schuilplaats en ga staan onder de milde regen die neervalt en u doet op­wassen, die u vrijmaakt en tot leven brengt. Jezus leeft en wij met Hem, halle­luja!

Zing en juich tot eer van Jezus, –

Hij, de rots waar­op wij staan. –

’t Is Zijn woord, vol geest en leven, –

dat ons krachtig voort doet gaan.

Opgewekt tot een nieuw leven, –

zijn wij nu van Gods geslacht. –

Wij ver­krijgen door volharding, –

wat Hij ons heeft toegedacht.

God roept u om uit te trek­ken, –

uit het duister tot Zijn licht, –

koningen met Hem te worden, –

in het Rijk door Hem gesticht.

 

Intermezzo Door Gerry Velema

Geen geduld, maar Jezus! De voorganger moest maar eens op huisbezoek komen. Ze wilden allebei verder komen. Het kon toch zo niet langer. Hun tienerdochter gaf hun zoveel kopzorgen dat vooral de moeder regelmatig haar geduld verloor. En de moeder begreep heel goed, dat uiteindelijk zijzelf de grote verliezer was, als ze haar moeilijke dochter hardhandig had aangepakt. Ze vocht en worstelde al een tijdje met dit gebrek aan geduld. Had al dikwijls met haar man hiervoor gebeden en gestreden, maar de veranderingen bleven uit.

Zo kwam het dat de voorganger, onder het genot van een aangekleed kopje koffie, het hele verhaal te horen kreeg.

Het was even stil in de kamer toen moeder was uitgesproken. “Tja”, zei de voorganger, “ik vrees dat het niet zoveel zin heeft om voor u te bidden”. Wat was dat nu voor opmerking! Moeder verloor bijna alweer haar geduld. Maar de man ging verder. “U hebt toch immers samen er ook al voor gebeden?” Ja, dat hadden ze samen inderdaad gedaan. “En dat gebed is toch ook niet verhoord? Waarom zou de Heer dan mijn gebed voor u wel verhoren?”

Toen werd het helemaal stil. God verhoorde toch altijd? Niet verhoren van gebeden? Wat moesten ze dan, ze wilden toch verder met de Heer?

“Ik denk dat ik wel weet waarom de Heer dit niet verhoren kon. U hebt geen geduld nodig, maar u hebt Jezus nodig”.

Geen geduld, maar Jezus? Waar lag dan het verschil? “U wilt geduld voor die en die situaties, maar Jezus wil in uw hart geduld laten functioneren in alle situaties. Hij wil de vruchten van de Heilige Geest in uw hart kweken, zodat u geduldig wordt van karakter. Daarom hebt u Jezus nodig, en geen geduld”.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

De uitspraak van Jezus: “Een ieder dan, die mij belijden zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor mijn Vader die in de hemelen is; maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is” (Matt. 10:32-33), laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Was Jezus zo fanatiek dat Hij zich op een der gelijke wijze moest uitdrukken? Neen, want wie fanatiek of extreem is wordt niet beheerst door de Heilige Geest, maar door verkeerde geesten. Jezus was echter vol van de Heilige Geest en bracht op een volkomen wijze de liefde van God tot openbaring.

De grote taak van Jezus was de werken van satan te ontmaskeren en te overwinnen en het wezen van de Vader terug te brengen in de mensen. De mens moest volkomen gescheiden worden van de machten der duisternis en teruggebracht worden in de gemeenschap met God. Daarom waren de woorden van Jezus radicaal en recht op de mens af. Jezus openbaarde geen zoetsappige schijnliefde en sloot geen compromis met wie of wat ook waarbij de vorst der duisternis nog in het spel was. Dat was ook de reden waarom Hij niet door iedereen aanvaard werd en bloot stond aan felle kritiek, met name van de kant van de Farizeeën en Schriftgeleerden.

Hetzelfde zien wij weer in onze dagen. Nu de groeikracht van het oorspronkelijke evangelie in de waarachtige gelovigen meer en meer zijn positieve uitwerking gaat krijgen, komt dezelfde felle tegenstand tot uiting. Dat bemerken wij ook in de arbeid van “Levend Geloof”. De vijand haat dat wij op compromisloze en duidelijke wijze het volle evangelie doorgeven via ons blad. Maar wij gaan door, daarbij aangespoord door Gods Woord en Geest. Wij zien hoe de Heer “Levend Geloof” gebruikt om mensen de ogen te openen voor het volle heil in Christus en hoe er bij velen een niet tegen te houden groei is naar de volkomenheid in Hem.

Ontrouw aan deze opdracht zou betekenen dat wc Jezus en Zijn boodschap zouden verloochenen. Wilt u bidden voor onze arbeid en met ons op de bres staan dat deze veel vrucht zal dragen voor Gods Koninkrijk? Alles lol eer en verheerlijking van onze grote Koning: Jezus Christus!       

 

Jezelf liefhebben: mag dat?

Als je het bovenstaande zinnetje leest, zul je misschien zeggen: “Wat een vreemde vraag! Natuurlijk mag je jezelf liefhebben!”  Toch wil ik je vragen om eens even te stoppen met lezen, en hierover na te denken. Mag je jezelf lief hebben? Voor vele jongelui zal het antwoord niet vanzelfsprekend ‘ja’ zijn.

Liefde voor jezelf is namelijk een heel gevoelig begrip. Liefde voor jezelf, dat is iets waar je niet over praat. Dat is toch zeker egoïstisch? Hoe kun je eigenlijk jezelf liefhebben als je nog zoveel dingen in je leven fout doet, als er nog zoveel punten zijn, waarop je steeds weer faalt? Hoe kun je jezelf liefhebben als je in de spiegel kijkt en een gezicht of lichaam ziet, waarvan je ‘weet’ dat anderen het lelijk vinden? Trouwens, wat , dacht je van die daad in het verleden, waardoor je een ander gekwetst hebt? Nee, liefde voor jezelf is helemaal niet zo vanzelf­sprekend! En tóch. . . denkt God daar anders over.

God wil dat wij onszelf liefhebben!

In (Matt. 22:37-40) geeft Jezus het gebod: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben, met geheel uw hart en met geheel uw ver­stand, en gij zult uw naas­te liefhebben als u zelf” . Ja, dat zegt God tegen jou en mij: je zult je naaste liefhebben als jezelf. Nu wordt heel vaak bij deze uitspraak de nadruk gelegd  op het eerste gedeelte, het liefhebben van de naaste.

Ik denk niet dat dit juist is. Om deze uitspraak goed te kunnen begrijpen, zou je hem misschien in een iets andere vorm moeten gieten: “Je zult je naaste ? liefhebben op de manier, waarop je jezelf liefhebt”.

Zie je nu, dat de manier waarop je jezelf liefhebt de basis vormt voor je liefde tot de naaste? Hieruit blijkt dan dat je jezelf van God mag en kunt liefhebben.

Sterker nog: Hij WIL dat jij jezelf liefhebt. Het maakt deel uit van het grootste  gebod dat Hij aan jou gaf.

Hij wil dat je jezelf liefhebt, opdat je ook de ander zult kunnen liefhebben. Het is . Zijn wil dat jij jezelf aanvaardt. Maar het is Zijn wil niet, dat jouw zelfbeeld gevormd wordt door fouten, of door je uiterlijk, door je zwakheden, of door je verliezen.

“Ja”, zul je zeggen, “ik weet dat God wil dat ik mezelf liefheb. Maar waar zal ik de kracht vinden om dit echt in praktijk te brengen? Op welke manier zal ik elk  gevoel van minderwaardigheid, wat zich aan mij wil opdringen, kunnen overwinnen?”

Laten we samen eens gaan naar de eerste brief die Johannes schreef. Daarin vond ik een gezegde dat mij heel erg aansprak, en waardoor ik begreep dat ik mezelf mag liefhebben, ondanks mijn fouten.

Dat gezegde staat in (1 Joh. 04:08-10):

“Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is de lief de Gods jegens ons ge­openbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld opdat wij zouden leven

door Hem. Hierin is de liefde, niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefge­had en Zijn Zoon gezon­den heeft als een ver­zoening voor onze zon­den” .

Hoe leren we zonder fouten, zonder te­kortkomingen in deze we­reld leefde? Neen! ! ! Hij deed het, omdat Hij zo zielsveel van jou houdt. Omdat Hij niet kan aanzien, dat jouw persoonlijkheid verstikt wordt in je eigen fouten. Omdat Hij het niet kan aanzien, dat jij verlo­ren zou gaan door je zon­den. Omdat Hij, koste wat het kost, een verzoening tot stand wilde brengen, een verzoening voor alle fouten.

Daarom spreidde Hij een liefde ten toon, die alles bedekt. Een liefde die ook jou wil bedekken, zodat je, beschermd door die banier van liefde, zélf kunt leren wat liefde is. Zelf kunt leren jezelf lief te hebben. En vanuit deze gezonde, door God uitgedachte basis, een ander lief te hebben.

Het kenmerk van volmaakte liefde

Zo kun je ontdekken dat de volmaakte liefde begint bij God. Sterker nog: God is volmaakte Liefde. Hij plant Zijn volmaakte liefde in jou. Als deze liefde in jou volgroeid is, tot zijn recht komt, zul jij in staat zijn volmaakt liefde te planten in je naaste. Weet je wat een kenmerk van volmaakte liefde is? Dat staat in (1 Joh. 01:18): “Er is in de liefde geen vrees, want volmaakte liefde drijft de vrees uit” .

Wat is dat geweldig, dat de volmaakte liefde juist hierdoor gekenmerkt wordt: door het uitdrijven van o vrees! Dat is immers vaak de grootste belemmering in het liefhebben van jezelf en de ander: vrees om te falen, vrees om minder te zijn dan de ander, vrees om bij de ander in ongenade te vallen, vrees om veroordeeld te worden, kortom: wantrouwen in de ander.

Deze grote belemmering wordt uitgedreven door Gods liefde voor jou.

In Hooglied, Gods liefdeslied voor jou, staat: “Want sterk als de dood is de liefde” . Maar zal ik je eens wat zeggen? God heeft door Jezus getoond dat Zijn vol­maakte liefde sterker is dan de dood. De macht van de aanklager, de duivel die vrees inboezemt, is voorbij, want hij is neergeworpen!

Ik zou je willen zeggen: laat deze volmaakte liefde jouw leven mogen beheer­sen. Laat hij bij jou alle vrees mogen uitdrijven. Laat hij bij jou zó mogen doorwerken, dat jouw ogen mooi gemaakt worden doordat volmaakte liefde, zonder vrees, daar doorheen straalt. Volmaakte liefde, ook voor jezelf. Want ik verzeker je: Gods liefde maakt een mooier en waar­devoller mens van je dan je ooit geweest bent.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 13 –

De toorn van God en van het Lam

Keren we nu terug naar (Openb. 06:16-17), waar staat: “…verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?” dan begrijpen we dit al veel beter als we het beeld van het vuur verstaan hebben. Onder de toorn van God en van het Lam moeten we – evenmin als het vuur – niet verstaan de duivel en zijn machten (het rijk der duisternis), welke op de schepping, als een soort wraak van God losgelaten wordt. God is niet vertoornd op de mensheid of de schepping, want Jezus zegt in (Joh. 03:16): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.

De toorn is dus in wezen niet bedoeld voor de mensen. Paulus zegt in (2 Kor. 05:19 dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen. God wil de mens behouden en heeft de ganse kosmos in Jezus Christus weer met Zichzelf verzoend. Wij zien ook dat Jezus weent als Hij de onwilligheid van de Joden ziet (Luc. 19:41). Wat is dan de toorn van God? Dat is niet zo gemakkelijk in een paar woorden uit te drukken, maar ik zou het als volgt willen formuleren: De toorn van God is Gods gezindheid ten opzichte van de duisternis, waarin het negatieve oordeel over het rijk der duisternis besloten ligt, welke ten tijde van het eindgericht voltrokken gaat worden. (Synoniem met toorn is: gramschap, verbolgenheid, grimmigheid, wrake, gericht, oordeel, het aangezicht afwenden en dergelijke) .

De poel des vuurs

“God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”, zegt de apostel Johannes (1 Joh. 01:05b). God zelf heeft de scheiding tussen licht en duisternis bepaald en gesteld tot elkaar vijandige, niet te vermengen waarden (Gen. 01:03-05). Het licht is dag, is leven, is gerechtigheid; de duisternis is nacht, is dood, is ongerechtigheid of wetteloosheid en deze hebben niets gemeenschappelijks zegt Paulus (2 Kor. 06:14). God heeft de duisternis – wat concreet wil zeggen satan en zijn rijk – veroordeeld (Gen. 03:15). God heeft daar een rechtvaardig oordeel over uitgesproken. En dat rechtvaardige oordeel is een absolute uitstoting uit de schepping zonder enige verbinding met God, wat uitgedrukt wordt met de eeuwige dood, de tweede dood, de buitenste, de buitenste duisternis of de poel des vuurs. Dat ligt buiten de schepping. Je zou ook (misschien beter) kunnen zeggen, dat God de keuze van Lucifer en zijn engelen respecteert en Zich van hen afkeert. Jezus spreekt heel duidelijk uit wat dat inhoudt als Hij zegt: “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is” (Matt. 25:41) .

Wij dienen er dus goed op te letten, dat de duivel en zijn engelen niet het vuur zijn, ook niet het vuur vormen, maar het is van eeuwigheid bereid voor hen. De poel des vuurs is niet een zichtbaar of tastbaar vuur, maar een situatie, waarin de tegenstander, van God – het volk waarop de Here voor eeuwig toornt (Mal. 01:04) – terecht komen. In Hebreeën 1 (Heb. 01:03) lezen wij dat Jezus Christus die de af druk en afstraling is van Gods heerlijkheid en wezen en van de’ Vader alle macht heeft ontvangen in de hemelen op aarde (Hij is op de troon), “alle dingen draagt door het woord zijner kracht” (vers 3). “Hij houdt alles in stand door Zijn machtig woord” (Willebrordvertaling) .

Buiten Hem is er dus geen leven mogelijk, want alleen Hij kan het in stand houden. Nu is de poel des vuurs een situatie die niet gedragen wordt door het woord zijner kracht, dus geen leven kent. Er is wel een bestaan’, want alles wat geest is (God, mensen, engelen) blijft eeuwig bestaan, maar er is geen leven, geen instandhouding, maar eeuwige dood. In de buitenste duisternis is geen leven mogelijk. (Jes. 66:24 besluit met: “…want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen” (zie ook Mark. 09:48). Het volkomen naakte, kale, ontluisterde bestaan blijft, ver van het aangezicht van God. Paulus drukt het in (2 Thess. 01:09) zo uit: “Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte” . Over deze plaats buiten het aangezicht des Heren spreekt ook (Openb. 22:15): “Buiten (dat is buiten de plaats, waar het leven is, buiten de heilige stad) zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders en ieder die de leugen liefheeft en doet” . Er is alleen maar leven mogelijk binnen het gebied waar God is, dus waar zijn aangezicht niet afgewend is (zie ook Ps. 027:009; Ps. 104:029).

Eeuwige raadsbesluiten worden volvoerd

Zoals wij lezen dat God gezworen heeft om de onveranderlijkheid van zijn raad te doen blijken ten aanzien van de erfgenamen (Heb. 06:13-18), zo lezen wij ook herhaaldelijk dat God gezworen heeft over de ondergang van het rijk der duisternis en alle ongerechtigheid. De toorn van God is dus net zo onveranderlijk als de liefde van God en met een eed bekrachtigd. In Jesaja 14 is Assur het beeld van satan en zijn rijk (Jes. 14:12-14) en dan lezen we: “De Here der heerscharen heeft gezworen: Voorwaar, zoals Ik gedacht heb, zó zal het geschieden, en zoals Ik besloten heb, zal het tot stand komen: Ik ga Assur in mijn land verbreken en het op mijn bergen vertreden; dan zal zijn juk van hen weggenomen worden en weggenomen de last van hun schouder. Dit is het besluit dat gemaakt is over de ganse aarde, en dit is de hand die uitgestrekt is over alle volken. Want de Here der heerscharen heeft een besluit genomen; wie zal het verijdelen? En zijn hand is uitgestrekt; wie zal haar afwenden?” (Jes. 14:24-27) .

God heeft het gedacht en besloten! Het is Zijn raadsbesluit en Hij heeft gezworen dat het alzo geschieden zal! Niemand zal of kan dit afwenden en de machten der duisternis weten dit. De tijd dat het beschreven vonnis door de zonen Gods (de gemeente) voltrokken zal worden is aangebroken (Ps. 149:005-009) . Ze bemerken dat deze ‘zonen’ ‘het woord van God’ gebruiken als een vuur of als een hamer of als een zwaard of als een ijzeren staf (Jes. 30:30-32; Openb. 12:05). Ze weten dat nu de tijd van de toorn van God en van het Lam gekomen is (Openb. 06:16-17). De toorn van God en van het Lam is echter ook de toorn van de gemeente! Wij kunnen het lichaam – de gemeente – niet los zien van het hoofd Jezus Christus. In de dagen van Jezus Christus begon dit reeds in werking te treden, maar dat was nog niet de grote dag van de eindtijd. De machten weten dit en ze schreeuwen het uit tegen de Heer: “Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?” (Matt. 08:29) . Jezus weet ook dat de grote dag van de toorn nog niet gekomen is. Als Hij in (Luc. 04:18-19) Jesaja 61 citeert, dan laat Hij heel bewust de uitspraak van (Jes. 61:02b) weg, waar staat: “…en een dag der wrake van onze God”. Niet omdat Jesaja dit verkeerd profeteerde, maar omdat dit nog niet aan de orde is. En als de boze geesten dan Jezus smeken of ze in de zwijnen mogen varen, dan stemt de Heer daarin toe (Matt. 08:30-32) .

Zie, Ik heb u macht gegeven!

Nu is de tijd wél aangebroken en de Heilige Geest openbaart dat steeds duidelijker in het midden van de gemeente. Nu is er een volk van koningen en priesters aan het opstaan die de strijd strijden zoals hun Heer en Meester Jezus Christus. Eerst moet de gemeente toebereid zijn zoals (Jes. 10:12) zegt: “Doch het zal geschieden wanneer de Here zijn ganse werk op de berg Sion en in Jeruzalem voleindigd heeft… dan!” De eindslag van Harmagedon komt (geestelijk) in het zicht (Openb. 16:16) . Daarom lezen we in (Openb. 12:12b: “Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft” . Het eeuwige vuur is voor de duivel en zijn engelen bereid en ze zullen er allemaal komen. Te beginnen met het beest en de valse profeet en als de duizend jaar van het vrederijk voleindigd zijn, zal de duivel (en zijn machten) nog eenmaal zijn plaats verlaten, maar dan zal hij ook definitief geworpen worden in de poel van vuur en zwavel (Openb. 20:07-10) .

(Jes. 30:33) beschrijft deze plaats als volgt: “Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel (zie ook Openb. 20:07-10).

De oordelen van Zijn mond

De toorn van God is dus het oordeel en de uitvoering daarvan dat besloten ligt over het rijk der duisternis en alles wat zich daarmee verbindt en zich niet los wil laten maken (Joh. 03:36). En als de toorn ontbrandt – zoals we dat zo vaak lezen in de Bijbel – dan treedt dit oordeel in werking. Het begint dan te branden (ontbrandt) en vanuit de geestelijke wetmatigheden gaat dat geschieden wat God gesproken of gezworen heeft. De tijd van de toorn is dus de tijd van het oordeel waarin het rijk der duisternis, met allen die de duisternis liever hebben gehad dan het licht, afgescheiden worden van de ganse levende schepping (Openb. 22:05) .

Dit geschiedt in de eindtijd, de dag des Heren! Het gaat dus bij ‘de toorn, de gramschap, de grimmigheid, het vuur’, enz. van God ook weer om ‘zijn Woord’. Het gaat om de oordelende woorden waarvan Psalm 119 zegt: “Ik weet, o Here, dat uw oordelen gerechtigheid zijn”, dat wil zeggen heil voor de mens en onheil voor de duisternis. De oordelen van zijn mond gaan over de ganse aarde (Ps. 105:005-007). Dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn en verschrikt hen in Zijn gramschap (Ps. 002:005).

Paulus spreekt ook heel duidelijk over de toorn van God als het oordeel als hij in (Rom. 02:05-06) zegt: Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardige oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken” . En in datzelfde gedeelte zegt Paulus: “Ten dage, dat God het in de mens verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus”.

Het rechtvaardige van Gods oordeel is dat het overeenstemt met de ingeschapen wetten Gods, het eeuwige evangelie (zie ook Openb. 14:06-13) . In wezen heeft ieder mens dit oordelende vermogen in zichzelf. Een liefde tot de gerechtigheid en een haat tot de ongerechtigheid, evenals God en Jezus Christus (zie ook Ps. 045:008). Daarom, zegt Paulus, doen heidenen van nature wat de wet gebiedt, terwijl ze nooit van de wet gehoord hebben (Rom. 02:14). Dit bedoelt Jezus ook te zeggen in (Joh. 07:16b-17), wat ook nog onverkort geldt voor de eindtijd: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek”.

De machten der hemelen zullen wankelen

De tijd van de toorn of het oordeel is dus een bestemde tijd en zo we al meer gezien hebben. In deze studies hangt dit samen met de gemeente van Jezus Christus, die tot volheid gaat komen. De werken der duisternis komen tot volheid. En dus zoon Gods komen tot volheid. Vandaar dus ook de uitroep in Openbaring 6 vers 17, want de grote dag van hun God, het Lam en de gemeente) toorn is gekomen en wie kan bestaan?

Deze uitroep hoort Johannes , in de hemel klinken. In de geestelijke wereld is békend dat dit de zwaarste tijd wordt voor de schepping om die te doorstaan. Jezus zelf spreekt van een radeloze angst op aarde onder de volken, vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor dé dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen (Luc. 21:25-26; Matt. 24:21-22

De oorzaak van alle angst en vrees onder de volken is dat het rijk der duisternis door de gemeente op eigen terrein wordt aangevallen en ontmanteld. (Ez. 21:30b-31 zegt: In de plaats waar gij geschapen zijt (in de geestelijke wereld) in uw land van herkomst zal Ik u richten (oordelen, vonnissen). Ik zal mijn gramschap (woede, grimmigheid, toorn) over u uitstorten; met het vuur van mijn Verbolgenheid zal Ik tegen u blazen en u overgeven in de macht van redeloze mensen die verderf smeden”. Dit moeten we geestelijk verstaan en dan weten we dat alles zal geschieden door Jezus Christus en de gemeente (Openb. 19:11-16) die door het woord des Heren (voedsel zult gij zijn voor het vuur, (Ez. 21:32) de vijanden zullen verderven op hun eigen bodem. Het is een geestelijke strijd! Paulus zegt: Dan zal de wetteloze zich openbaren, die de Here Jezus zal doden door de adem des monds…”(2 Thess. 02:08) zie ook (Openb. 14:06-11)

God heeft Zijn aangezicht nog niet afgewend.

Zolang de tijd van de toorn nog niet is aangebroken zien we, evenals Asaf in zijn dagen (Ps. 73), dat de goddelozen voorspoed kennen. Hoe treffend beschrijft Asaf profetisch de tegenwoordige tijd. Hij tobt erover hij begrijpt het niet, totdat hij ingaat in Godé heiligdommen en dan zegt vers 17b (Willibrordvertaling) :

…en het eind dat hen wachtte gewaar werd”. Andere vertalingen spreken van: “…totdat ik doordrong in Gods heilsgeheimen of raadsbesluiten” .

Zo mag de gemeente van Jezus Christus inzicht hebben en in de geest aanschouwen hoe deze tijdsbedeling afloopt en hoe al wat duisternis is ten onder gaat. God is lankmoedig en Hij wil niet dat sommigen verloren gaan (2 Petr. 03:09). Zelf zegt God: “Om mijns naams wil vertraag Ik mijn toorn” (Jes. 48:09). De machten der duisternis kunnen in de mens nog niet doen wat ze maar willen. Zolang Gods toorn nog niet ontbrand is, is zijn aangezicht ook nog niet afgewend en is er nog steeds bescherming door de heilige engelen. Zelfs de meest verstokte zondaar of geweldenaar heeft nog steeds een bepaalde mate van bescherming om de doodeenvoudige reden dat de tijd nog niet ten volle aangebroken is en de gemeente nog niet opgenomen is bij de zevende bazuin.

De machten der duisternis voelen zich ook nog betrekkelijk veilig. De duivel permitteert zich een grote mate van vrijheid en overmoed. (Dan. 11:36) zegt: “En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der góden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij zal voorspoedig zijn totdat de maat van de gramschap (toorn) vol is; want wat besloten is, geschiedt”.

Er komt een moment dat God zijn aangezicht afwendt en het oordeel in werking treedt. (Ps. 104:029) zegt: ‘Verbergt gij uw aangezicht, zij worden verdelgd”. De paniek die dan ontstaat in het rijk der duisternis zal een ieder ervaren, die met duisternis verbonden is. Dat zal het klimaat zijn wat Jezus bedoelt in (Luc. 21:25-26 (zie boven) .

Dit is, evenals alles wat we tot nu toe besproken hebben, een ontwikkeling .van een begin tot een volheid. Wij zien dat heel duidelijk in het boek Openbaring als de eerste zonen geboren worden in (Openb. 08:05) (zie ook Openb. 12:05), tot in (Openb. 11:19) (zie ook Openb. 15:05-08), waar de volheid van de gemeente zichtbaar wordt. Wij kunnen deze ontwikkeling in deze artikelenserie niet in details behandelen. In enkele hoofdstukken zullen we nog proberen de hoofdlijn te laten zien.    (wordt vervolgd).