Selecteer een pagina

Levend Geloof – 430

2004.05-06 Levend geloof nr. 430

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink          

Er wordt ons wel eens gevraagd: Is het evangelie waar jullie in Levend Geloof over schrijven niet een apart evangelie, werkt het niet sektevorming in de hand. Een waarom moet er zo nadrukkelijk vermeld worden: ‘het evangelie van het Koninkrijk Gods’?

We willen op dit punt heel duidelijk zijn: er is maar één evangelie en dat is het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten. Maar omdat er in de loop der eeuwen zoveel verwatering, onvolledigheid en onduidelijkheid is ont­staan, die doorwerkt tot op heden, is het voor ons vanzelfsprekend dat we dit oorspronkelijke, echte, volle evangelie via ons blad verkondigen en uitleggen. Deze ‘vanzelfsprekendheid’ is niet automatisch ontstaan. Maar doordat Gods Geest ons overtuigde en we door geloof in het volbrachte werk van Christus een nieuwe schepping werden en daarna gedoopt en vervuld werden met Gods Geest werd dit de vaste basis in ons leven waaruit heel ons denken, spreken en handelen vernieuwd werd en verder tot ontwikkeling komt. We zijn een nieuwe geestelijke wereld binnengestapt en hebben slechts één verlangen, namelijk dat ook anderen deze nieuwe leefwereld leren kennen. Dat is het wat ons motiveert Levend Geloof uit te geven!

Wie dit evangelie eenmaal leert ontdekken en beleven weet dat hij nu behoort tot de werkelijke gemeente van Christus. Dan is het ‘etiket’ wat men verder draagt totaal onbelangrijk en weten ons één met iedereen die datzelfde evange­lie heeft leren kennen en steeds beter leert kennen. En wat dit laatste betreft: we hebben ons best gedaan dat ook in de verschillende artikelen in dit nummer weer op een zo duidelijk mogelijke wijze onder woorden te brengen.

 

Bij de voorplaat door redactie

Als de discipelen door Jezus geroe­pen worden Hem te volgen zijn ze zich nog niet bewust wat dit ‘volgen’ inhoudt. Pas na de Pinksterdag wor­den ze, na de vervulling met de heili­ge Geest, echte vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk. Ook wij beho­ren ons voortdurend verder te bekwamen om dat ook te zijn. Lees in dit nummer de artikelen van Jack Schoenaers (“Onze roeping en verkiezing”) en Wim te Dorsthorst (“De prijs der roeping Gods”) over dit onderwerp. (Illustratie W. Thomas).

 

Zomeractie 2004 door Gert Jan Doornink

Aan het begin van iedere zomer kondigen we altijd onze financiële zomeractie aan. Dat doen we niet uit een soort traditie, maar nood­zakelijk willen we Levend Geloof ook financieel gezond houden. Daarom is een eenmalige extra col­lecte tijdens de zomermaanden voor ons erg belangrijk. Uiteraard kan men het hele jaar door giften overmaken en dat gebeurt geluk­kig ook, maar iedereen die het Levend Geloof-werk een warm hart toedraagt kan dit laten blijken door tijdens de zomer ook een bij­drage over te maken. Dan blijft het mogelijk dat wij op onbezorgde wijze door kunnen gaan met de uitgave van ons magazine, dat gezien de positieve reacties, nog steeds duidelijk in een behoefte voorziet.

Bovendien kunnen wij dan extra exemplaren van ons blad gratis verspreiden, zodat anderen in aan­raking komen met het heerlijke evangelie dat wij in ons blad publi­ceren. Ook in deze tijd van allerlei nieuwe media blijft het gedrukte woord zijn plaats behouden, zeker als dat via een tijdschrift gebeurt. De extra inkomsten maken het bovendien mogelijk proefnummers uit te geven en sommigen die het beslist niet betalen kunnen een gratis abonnement aan te bieden. Kortom, help mee dat ook dit jaar deze actie gaat slagen. Wij sturen u geen acceptgiro’s toe of aparte betalingsverzoeken, maar rekenen op uw eigen initia­tief. U kunt daarbij gebruik maken van onze rekeningnummers Postbank En voor België Landbouwkredietbank, alles ten name van Stichting Levend Geloof, met ver­melding van ‘zomeractie 2004’. En vanzelfsprekend willen wij u alvast hartelijk bedanken voor uw mede­werking!

 

Geen dood- maar een levend geloof! door Gert-Jan Doornink

Ons blad draagt sinds jaar en dag de naam ‘Levend Geloof’. We hebben nooit spijt gehad deze naam te heb­ben gekozen. De basis van ons bestaan (denken, spreken, handelen) is immers ‘het geloof”. En dat we het woord ‘levend’ hebben toegevoegd geeft precies aan wat ons voor ogen staat: een levend, werkzaam geloof in het gewone leven van elke dag. Zeker als nieuwe scheppingen in Christus is dit de spil waar alles omdraait. In de loop der jaren zijn er heel wat artikelen in Levend Geloof verschenen waarbij dit onderwerp rechtstreeks werd besproken. In dit nummer weer een nieuw artikel, want een levend geloof is ook een groeiend geloof, dat wil zeggen Gods Geest bepaalt ons bij de belangrijkheid van bepaalde facet­ten van onze geloofsbeleving die op de achtergrond dreigen te raken of al of niet voor ’t eerst in het volle licht komen te staan.

“Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood” Jakobus 2 vers 26 (Jak. 02:26).

Wie verlangt niet naar een effectief, werkzaam geloof dat uitwerking heeft in het gewone leven van elke dag? Als het goed is verlangt iedere waarachtige gelovige daar naar. We weten immers dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn, want we geloven niet alleen in het feit dat Hij bestaat, maar ook dat Hij een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. De Hebreeënbrief is hier zeer duidelijk over Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). Geloven is dus een serieuze aangele­genheid, het is niet iets dat we in onze vrije tijd ‘er even bij doen’, maar vervult heel ons leven. Heel ons bestaan als nieuwe schep­ping in Christus is doortrokken van dat ene woord: Geloof! Dat is ’t ook wat God wil honoreren. God is op zoek naar mensen die niet in theorie maar ‘praktisch geloven’. Hun hart is erbij betrokken. Daarom blijft het niet verborgen maar open­baart zich in het gewone leven van elke dag.

Niet om op elk moment een Bijbeltekst te gebruiken als we met ande­ren spreken over de geweldige bete­kenis van het echte geloof, hoewel natuurlijk het Woord, geleid door Gods Geest, de basis is van ons den­ken, spreken en handelen. Van daar­uit komt ons geloof tot leven, heeft het uitwerking in ons leven, maar ook naar de ander toe.

Gelooft het evangelie!

Hoe komt het toch dat velen in hun geloofsleven vaak moeten bekennen dat de beleving van hun geloof op een laag pitje staat? Men gelooft wel in Jezus als Heiland, dat men van ) een zondaar en kind van God is geworden en uiteindelijk naar de hemel gaat, wat men daaronder dan ook mag verstaan. Maar voor de rest blijft het vaak ‘vallen en opstaan’ en heeft men zich allang verzoend met de gedachte dat het toch niet anders zal worden.

Wij geloven dat veelal het begin van deze, wat wij zouden willen noemen ‘negatieve geloofsbeleving’ (hoewel er van beleving feitelijk helemaal geen sprake is), werd gelegd toen men tot geloof kwam. Er volgde geen verdere groei en ontwikkeling. Of soms kwam er een verkeerde ont­wikkeling doordat men in één of ^ andere sektarische stroming terecht kwam, waarin men de gedachte hul­digde van ‘wij vormen de ware gemeente en alle anderen zijn fout’. De evangelist Marcus is wat dat betreft in zijn evangelie heel duide­lijk. Hij brengt het begin van het optreden van Jezus onder woorden door te schrijven hoe Jezus naar Galilea ging om het ‘evangelie Gods’ te prediken en sprak: “De tijd is ver­vuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15). Het evangelie dat Jezus bracht was het échte evangelie, compromisloos, het rijk der duisternis ontmaskeren; het was het evangelie van God, uit Zijn hart afkomstig, dus vol­maakt. De conclusie mag duidelijk zijn: ieder ander evangelie dat niet aan deze maatstaven voldoet is dus niet volkomen, er ontbreekt iets (of heel veel) aan, het brengt de mensen niet op een hoger, dat wil z eggen Gods plan, het werkelijke doel blijft in nevelen gehuld, kortom het is niet het evangelie van het Koninkrijk Gods.

De apostel Paulus had dit -om een voorbeeld aan te halen- goed begre­pen door in het begin van zijn brief aan de gelovigen in Galatië al duide­lijk aan te geven dat er maar één evangelie is. Hij was verbaasd dat de gelovigen zich lieten verleiden in een ander evangelie te gaan geloven, “en dat is geen evangelie’, schrijft hij er dan nog bij. (Lees wat hij daar­over nog meer schrijft in Galaten 1 vers 6 tot en met 9 (Gal. 01:06-09). Als we eenmaal het evangelie van het Koninkrijk Gods hebben ontdekt en er in gaan geloven, gaat er een heel nieuwe wereld voor ons open: de geestelijke wereld waarin wij gaan onderscheiden waarop het wer­kelijk aankomt Dan kan ons geloofsleven zich op positieve wijze ontwikkelen, zodat het van een ‘dood geloof verandert in een ‘levend geloof. Al het onechte, alles wat surrogaat is. wat misleidend en verwarrend is. moet dan uiteindelijk het veld ruimen en plaatsmaken voor een levend, sprankelend geloofsleven, dat misschien nog niet altijd ten volle tot openbaring kan komen vanwege fel verzet uit het rijk der duisternis, maar als een levende werkelijkheid echte inhoud aan ons leven geeft.

Geloven vanuit de rust

Geloof vindt dus zijn basis in dit echte evangelie waarvan een belang­rijk facet wordt gevormd door de rust die we in Christus gevonden hebben.

In Matteüs 11 vers 28 en 29 (Matt. 11:28-29 lezen wij dat Jezus zegt:

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vin­den voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht”. Wij hebben deze woorden van Jezus nog eens volledig geciteerd om dui­delijk aan te geven hoe Jezus de grote nadruk legt op de ‘rust’ die er bij Hem te vinden is. Tot tweemaal spreekt Hij erover. Vanuit de onrust, onvrede en chaos die de vorst der duisternis had aan­gebracht in ons leven, hebben we Zijn vrede en rust in ons hart ont­vangen. Dat betekent een totaal nieuw leven waarvan Paulus later zou zeggen dat we er ‘geheel anders’ door zijn geworden. Er heeft een radicale verandering in ons leven plaatsgevonden en die werkt, naar­mate we geestelijk groeien, door in iedere vezel van ons bestaan. Jezus richt deze woorden primair tot hen die ‘vermoeid en belast’ zijn en dat is zelfs bij sommige christenen het geval! Sommigen die het spoor geheel of gedeeltelijk kwijt zijn geraakt moeten opnieuw op de rails gezet worden. Veelal is gebrek aan geestelijke groei de oorzaak. Doordat men in een beginstadium van zijn geloofsleven bleef steken kon de vij­and weer infiltreren en ons nieuwe leven lamleggen.

Het is dus van het grootste belang dat het echte, levende geloof tot ont­wikkeling komt vanuit de rust die we in Christus gevonden hebben. En wat ook duidelijk is dat Jezus ons dus niet in de eerste plaats ‘geloof’ geeft, maar het begint met ‘rust’. Zijn hart is vervuld van Goddelijke liefde, want wat is het heerlijk dat Hij zegt dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is. Wat een instelling, wat een liefde!

Geloof is vertrouwen

Een ander woord voor ‘geloof’ is ‘vertrouwen’. Hij schenkt ons Zijn vertrouwen. En wij mogen Hem ver­trouwen. Geloof is daarom geen spectaculaire aangelegenheid. Wij hoeven dus niet als gelovige indivi­dueel of in onze samenkomsten met veel tamtam geloof op te roepen. Het samenkomen van de gemeente is geen luidruchtige aangelegenheid, alsof God zich daardoor zou laten vermurwen. Dan zijn we ‘heidens’ bezig. Natuurlijk mogen we onze blijdschap en dankbaarheid in het samenkomen van de gemeente met lofprijzing en aanbidding tot uiting brengen, maar laten we oppassen dat we niet denken dat we door een bepaald systeem te hanteren geloof tot ontwikkeling kan worden gebracht. Geloof is er, gewoon omdat Hij het in ons hart, dat de rust en vrede van God heeft ontvan­gen, heeft gelegd en tot ontwikke­ling laat komen. Het is een gave van God, schrijft Paulus aan de gemeente in Efeze, Efeze 2 vers 8 (Ef. 02:08). God heeft het ons in Zijn grote genade en liefde geschonken. Wij zullen moeten leren wat geloof betekent. En dan gaan we langza­merhand ontdekken wat geloof inhoudt, hoe het werkt, hoe het oplossingen tevoorschijn brengt, hoe het overwinning geeft. Soms zijn er gebondenheden die eerst opgeruimd moeten worden of waarvoor bevrij­ding nodig is, maar uiteindelijk gaat het doorbreken en leren we meer en meer de weg van geloof te gaan. Toen Jezus op aarde was openbaarde Hij wat werkelijk geloof betekende door de woorden die Hij sprak en die werden bevestigd door de teke­nen en wonderen die erop volgden. Nu moeten wij niet de fout maken door deze tekenen en wonderen voorop te stellen, ze zijn een gevolg van werkelijk geloof. Ook als teke­nen en wonderen uitblijven, althans op de wijze zoals wij in gedachten hadden, dan is nochtans ons geloof functioneel. Hij doet immers, als we God liefhebben, alle dingen mee­werken ten goede Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28)? Waarom? Omdat Hij een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken, dus wie werkelijk in Hem geloven. Dan worden we ook niet teleurgesteld als het soms anders gaat dan wij in gedachten hadden. En dan verdwijnt onze blijdschap ook niet maar ondergaat een diepere dimensie.

De grote stimulator

Wat we ook niet over het hoofd moe­ten zien is dat geloof genoemd wordt bij de vrucht van de heilige Geest Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22), maar ook één van de gaven van de Geest is 1 Korinthe 12 vers 9 (1 Kor. 12:09). Je zou kunnen zeggen: de grote stimulator van ons geloof is de heilige Geest. Niemand kan dus zonder de dagelijkse vervulling met Gods Geest.

Bidt u wel eens of u vandaag vol mag zijn van Gods Geest? Doe dit niet af met de opmerking; maar ik ben toch eens gedoopt met de Geest, dus dat zit wel goed, daar hoef ik niet steeds opnieuw voor te bidden. Dan zien we over het hoofd dat ook de vervulling met Gods Geest een onderdeel vormt van het groeiproces dat we als gelovige meemaken. De werking van de Geest is geen

automatisme zoals we het contact- sleuteltje van de auto omdraaien en de motor start. Neen, Gods Geest wil samenwerken met onze geest en als onze geest niet betrokken is bij het functioneren van ons geloof, is ook Gods Geest ‘uitgeschakeld’, dat wil zeggen dood.

Het is duidelijk dat dit nooit Gods bedoeling is. Een lichaam zonder geest is een dood lichaam, een geloof zonder werken is een dood geloof. Het kan niets, doet niets en is bij wijze van spreken afwezig. Nu willen wij wat het woord ‘wer­ken’ betreft nog even een opmerking maken, namelijk dat het niets met ‘presteren’ te maken heeft. We kun­nen niet aan het einde van de dag onszelf op de borst slaan door te zeggen: zo, dat heb ik dan toch maar even gepresteerd, ik heb tegen die of die getuigd of ik heb twee euro,- in plaats van tien euro, in de collecte gedaan. Geloven heeft niets met presteren of inspanning te maken. Dan komt het niet voort uit ons hart. Wél kunnen we de Heer die wij die­nen met een dankbaar hart bedan­ken dat Gods Geest zodanig in ons werkzaam was, dat we ons niet heb­ben laten afremmen door onze tegenstander die er altijd op uit is ons geloof uit te schakelen. Werkelijk geloof is verbonden met overwinning. Zoals Jezus en de eer­ste apostelen zich nooit lieten impo­neren door de tegenstander, zullen ook wij meer en meer leren dat niet te doen zodat we uiteindelijk net als Paulus kunnen zeggen en beleven: “Ik vermag alle dingen in Christus, die mij kracht geeft” Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13). Ik denk ook aan wat hij schrijft aan de gemeente te Rome hoe hij onder alle omstandigheden toch overwinnaar was Romeinen 8 vers 37 tot en met 39 (Rom. 8:37-39). De eindtijdgemeente zoals deze in ontwikkeling is, zal een gemeente zijn van werkelijke gelovigen, van overwinnaars, van mensen die de woorden ‘dood geloof’ uit hun leven hebben verbannen, maar vervangen door een levend geloof dat vrucht­baar is, dat openbaar maakt dat het Koninkrijk Gods geen theoretische aangelegenheid is maar een levende werkelijkheid. Wat een heerlijkheid daar naar toe te groeien en meer en meer te gaan beleven!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Psalm 56 vraagt David aan God: -Doe mijn tranen in Uw kruik, noteer ze in Uw boek”. Hij vraagt Hem of Hij het verdriet wil bewaren, niet wil verge­ten. Er is zoveel verdriet onder de men­sen, onder christenen en de oorzaken kunnen vele zijn, met name de teleur­stellingen. Die wil ik niet allemaal opnemen, want iedereen weet vaak erg goed van de pijn die dit verdriet veroor­zaakt. Het zijn soms hele diepe won­den en die kunnen al in je vroege jeugd aangebracht zijn. Dikwijls komt die pijn naar boven op intense momenten in je leven, wanneer je jezelf tegen­komt’. Doorgaans kun je het verbergen achter allerlei manieren, maar het blijft altijd aanwezig. En je dénkt het zomaar niet weg, dat geloof je niet weg, dat ‘praise’ en preek je niet weg. En mocht er soms een goedbedoelde Bijbeltekst op geplakt worden als pleister op de wonde, dan merkje dat dit uiteindelijk niet werkt. En tot overmaat van ramp komt er ook nog een (vaag) schuldgevoel om de hoek kijken, waar­door je ervan weerhouden wordt om je wond, Grieks, ’trauma’ – Lucas 10 vers 34 Luc. 10:34) tonen. Nog erger wordt het als deze wond verkeerd is behandeld. Het ellendige is dat het je werkelijke leven verhindert zich te ontplooien, het staatje geluk in de weg. In arren moede heb je soms maar besloten om je leven zó in te richten datje altijd voor ander klaar staat. Er zijn immers ergere dingen… En zo doende kun je misschien iets ‘goed’ maken. Lieve mens, wat moet je je soms hope­loos voelen, verdrietig, en daarin zo alleen. David kende dat ook en het ster­ke van hem is dat hij zijn verdriet niet opkropt en voor zichzelf houdt. Hij uit het. En daarom is hij ‘een man naar Gods hart ‘. Hij zoekt Gods hart op en laat zich troosten, bijstaan, als een kind bij zijn moeder. Niet voor niets bracht hij dagen door in de spelonk van Adullam (= ’toevlucht’). Zelfs vraagt-ie God of Hij zijn tranen wil bewaren, want hij weet dat Hij hem niet vergeet en eens rechtvaardig zal oordelen. David geeft het over, in goede handen, zodat hij zelf weer wat adem, wat ruimte kan krijgen en genie­ten kan van het levenslicht. Wanneer David had gezondigd ging hij naar God en liet zich vergeven. Wanneer hij het benauwd had ging hij naar Hem en liet zich tot rust brengen. Wanneer hij diep verdriet had liet hij zich troosten. Daarin was hij een voor­beeld, zelfs voor Jezus. Die zocht in de benauwenis en verdriet ook altijd het aangezicht van Vader. En als hij leed dreigde hij niet, maar gaf het over aan zijn Vader, die rechtvaardig oordeelt. En omdat hij weet hoeveel mensen zuchten onder hun innerlijke pijnen heeft hij onze ‘smarten’ gedragen, uit liefde voor jou en mij zodat de Vader met een gerust hart het oordeel aan Zijn zoon kon overgeven. Wat een trooster is hij daardoor geworden voor degenen die zoveel was en werd aange­daan tijdens zijn leven op aarde. En nu wij “een andere trooster” hebben ontvangen die ons nooit zal verlaten, kunnen wij getroost worden en dan anderen troosten, adem geven. Traan voor traan wordt dan van ons gelaat gewist zodat wij dat ook mogen doen, namens de zoon, namens Vader. De rouw over jezelf, waardoor je bijna van jezelf vervreemd kan raken, gaat voorbij omdat de barmhartigheid groter is dan het oordeel over jezelf. Jij die treurt zult gelukkig worden omdat je anderen kunt bijstaan en je kunt dan zeggen: M’n Vader en ik zijn hierin één.

Er is zoveel intens verdriet onder gelovi­gen en ‘geloven’ is vertrouwen, je toever­trouwen aan de barmhartigheid van God in de integere mensen van Zijn welbehagen. Dan krijg je je ware, lieve, eigen gezicht weer terug. De Psalmen 42 en 43 eindigen met ‘mijn verlosser en mijn God’. Eigenlijk staat er: ‘De bevrijder van mijn aangezicht’. Je lijdt geen gezichtsverlies bij Hem, maar je krijgt je eigen, onmiskenbare waarde terug en je kunt onbevangen, verlost van verdriet en ellende, God en mensen aanzien. Je bent weer mens je bént. Er is toch niets mooiers dan met Hem te leven, van aangezicht tot aange­zicht? Samen leven en gelukkig met elkaar…

 

Kennen en gekend worden door Cees Maliepaard

 

“Want de Heer kent de weg der recht­vaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat” (uit Psalm 1).

Reeds als jongen werd ik met deze uitspraak geconfronteerd. Dat is ook geen wonder, dacht ik als tiener, natuurlijk kent de Here God de levensweg van de rechtvaardigen – Hij weet immers alles… dus waar de onrechtvaardigen en de goddelozen mee bezig zijn ontgaat Hem net zo min! Wie kennen opvat als ‘ergens van op de hoogte zijn’, zal daar wel gelijk in hebben. Maar het Bijbelse kennen houdt veel meer in dan dat.

Grondig kennen

Als ik zou zeggen dat ik Amsterdam ken, klopt dat maar voor een deel. Ik ben er een paar keer van m’n leven geweest; de laatste keer nog niet zo heel lang geleden en de eerste keer in de tijd dat de verkeersagenten nog met stopborden op de drukke kruis­punten stonden. Kreeg je een groen vlak voor je, dan mocht je doorrijden en werd je een rode kant getoond met daarin het woord stop, dan bracht je jouw vervoermiddel tot stil­stand. Ik heb ook wel het een en ander over de hoofdstad gelezen en ik zie wel eens beelden van Mokum op de tv. Ik heb er dus enig idee van, wat en hoe Amsterdam is. Ik zie de contouren van het centrum voor me: het Rokin, het Muntplein en de Kalverstraat. Nou, dit staat niet voor het Bijbelse kennen. Dat is eerder zoals ik Rotterdam ken. Daar ken ik de mentaliteit en daar weet ik van de hoed en de rand, want ik heb er gewoond, ik heb er gewerkt, ik heb er deel uitgemaakt van de samenleving in de wereld en in de gemeente. Dat komt aanmer­kelijk dichter bij het Bijbelse ken­nen.

Zó kent God de rechtvaardigen. Hij heeft deel aan hun leven en zij het) ben gemeenschap met Hem. God kent mijn zitten en mijn opstaan, schrijft de psalmdichter. De Here God is niet slechts op de hoogte van ons doen en laten en van onze gedachten – Hij heeft er zelfs deel aan. En wij aan zijn gedachten van heil over ons, aan de mogelijkheid van hemels leven in relatie met Hem en met Jezus. Daarvoor heeft Jezus ons van Gods Geest gegeven. Anders zouden wij God nooit echt hebben kunnen leren kennen. Maar nu wel: Hij kent ons en wij kennen Hem. Ons kent ons, zou je kunnen zeggen. Want in de Christus hebben we relatie met God met Jezus en met elkaar, met de rechtvaardigen. Welzalig dus de man of vrouw die zich niet inlaat met ongerechtigheid, maar die bezig is met de nieuwtestamentische invul­ling van Gods voorschriften inzake zijn liefdeswet.

Een zalig leven

Het is een nogal ouderwetse uit­drukking hè, dat welzalig uit de eer­ste psalm. We kennen nog wel het woord zalig om aan te geven dat we iets erg lekker vinden. ‘Mmm… zalig!’ kun je soms horen met de klemtoon zelfs op de laatste letter­greep. We kennen het ook in de tegengestelde betekenis: wat een zalig idee of wat een rampzalige gebeurtenis.

Jongeren noemen rampzalig tegen­woordig vaag. Een jong familielid van ons stapte onlangs in Australië uit het vliegtuig. Hij verwachtte er mooi weer aan te treffen, maar het regende pijpenstelen. En (veel erger) toen kreeg een reisgenoot ook nog een hartstilstand. ‘Vaag hoor’, lazen we in een e-mail van hem. Een week later mailde hij ons over zijn eerste indrukken van Australië: ‘Wreed man!’ Wel, het woord wreed staat in de turbotaal zo ongeveer voor onze uitdrukking zalig. Wie zaligheid ervaart, is intens gelukkig, die voelt zich ’te gek’ eigenlijk. Welzalig zijn is dus je volmaakt gelukkig weten en voelen. En dat heet onder jongeren dus: wreed.

Maar wat is er dan wel zo zalig voor een nieuwtestamentisch christen? Wel, minstens twee dingen. Een ervan is: je afzijdig houden van god­deloze werken en gedachten, van dat wat slecht is. En vanuit het diepst van je hart leven in de liefde die Jezus Christus voor ons heeft, is de tweede. Niet enkel de liefde van de Heer voor jou aanvaarden, maar zelf ook gaan leven in zijn liefde, doet ons de zaligheid ervaren. Te weten dat je een geliefde van Hem bent, is een groot goed. Het voorkomt dat je jezelf in gevoelens van verwerping naar beneden denkt. Maar anderen aanvaarden en met goddelijke liefde bejegenen, stelt je instaat in een gezond geestelijk klimaat werkelijk gelukzalig te leven.

Godlozen en goddelozen

Kun je mensen die niet in een per­soonlijke God geloven, goddelozen noemen? Nee, dat zijn immers god­lozen, ofwel mensen die geen per­soonlijk godsbeeld hebben. Maar goddelozen zijn zij die tegen Gods plan van liefderijke voorzieningen ingaan. Die Gods vaderhand van zich weren en zich goddeloos en liefdeloos gedragen. Het zijn zij die zich niet willen rich­ten naar het bij de mens ingescha­pen liefdesprincipe, en zich al hele­maal niet laten leiden door wat Jezus Christus openbaarde aan goddelijke input in zijn woorden en in zijn leven. Anders gezegd: door wat Hij liet horen in de theorie van zijn boodschap en wat Hij liet zien in zijn levenspraktijk. Goddeloos is alles wat ingaat tegen het goede dat ons in Christus Jezus ten deel geval­len is.

We staan niet op de weg van de zon­daars, met andere woorden: we zijn niet stilgevallen op onze levensweg door een verkeerde, antichristelijke levenshouding die in strijd met Gods liefdeswet is. Ons leven op Gods weg gaat altijd door, want het is immers van eeuwige waarde. Het is alleen geen racebaan, waar we met adembenemende snelheid over­heen razen. Want dan kunnen we Jezus niet volgen als Hij ons voor­gaat op een ezeltje. Het is een wandelweg om je in alle rust op voort te bewegen, genietend van het moois in de geestelijke en in de natuurlijke wereld. We worden geacht niet met groot licht over een verlaten snelweg te racen, maar in gezelschap van Jezus in zijn licht te wandelen. Alleen op die manier zul­len we een eventueel duister dal voorgoed kunnen verlaten. Bij dat duistere dal behoren ook de spotters. Dat zijn geen mensen die de gek steken met God, met Jezus of met de gemeente – met ons dus, want zulke door spotgeesten geïn­spireerde lieden zijn gemakkelijk genoeg te herkennen. Het zijn vee­leer zij die naar opvattingen en levenshouding ingaan tegen Gods wijze levenswetten, daar als het ware door hun manier van leven de spot mee drijven. Welzalig is de mens die zich niet thuis voelt in een verkeerd leefklimaat, maar die plezier beleeft aan Gods liefdevolle inbreng in het leven. Welzalig is de mens die zich daarin volkomen op zijn gemak voelt en daar als het ware dag en nacht mee bezig is.

Blad of vrucht?

Voor de oudtestamentische Israëliet stonden Gods gedachten met name in de eerste vijf Bijbelboeken, de wet genaamd. Voor ons christenen staan ze in wat Jezus openbaarde over het herstel van de mens naar Gods oorspronkelijke plan. En dat plan gaat verder terug dan de wet van Mozes, in wat God van vóór de schepping van hemel en aarde bedacht. We zijn geplant aan levend water en we zijn als vol in blad staande bomen geworden. Gaat het er hierbij om dat het wat moet lijken, dat we vooral indruk moeten maken met waar we mee bezig zijn? Dienen we dusdanig op te vallen dat iedereen duidelijk zien zal hoe vol we wel in blad staan? En dat ons loof van een soort is die niet verwelkt, zodat het dus echt wat schijnt te betekenen? Alsjeblieft zeg, dat is van bijkomsti­ge betekenis; het gaat erom de hemelse vrucht voort te brengen. Een hecht bladerdak is niet iets wat we net zo goed missen kunnen, want daaronder kan een ander beschutting vinden tegen de felle zomerzon. Maar de vrucht kan men eten – en daar gaat het eigenlijk om. Een goed natuurlijk leven leiden is net zo belangrijk voor ons als gezon­de bladeren dat voor een goede boom zullen wezen. Ook in de natuurlijke aspecten van ons leven zullen we anderen tot steun en tot richtsnoer mogen zijn. Maar dat we door Gods goedheid de beschikking gekregen hebben over de vrucht van de Geest, over de geestesgaven, dat is het meest opzienbarende van alles. De vrucht heeft alles te maken met de liefde van Christus. Wie wer­kelijk ‘in de Christus’ is, straalt die liefde als vanzelfsprekend voor ieder zichtbaar en merkbaar uit. Liefde van twee kanten?

Wanneer mensen zich steeds moe­ten dwingen naar de samenkomst te gaan, is er iets mis met het functio­neren van de liefde. Het gezegde luidt: de liefde kan niet van één kant komen. Dat is ook zo. Maar als de liefde van Christus aanwezig is in een gemeente, zal er een hechte onderlinge liefdesband zijn. Dan kun je veel hebben van elkaar. Heel veel. En als er eens iemand gedesil­lusioneerd uit de gemeente weggaat, kan daar niet zomaar de conclusie uit getrokken worden dat het dus naar analogie van Psalm 1 vers 4 (Ps. 001:004) wel weggeblazen kaf zal wezen. Het kaf zijn niet de teleurgestelden, maar de onrechtvaardigen. Vanwege hun onrechtvaardigheid zijn ze zon­daars en goddelozen. En de weg der goddelozen vergaat, niet die van de gekwetsten of de bedroefden. Het is goed in de samenkomst te komen, maar God zegt nooit dat daar je eeuwige behoud van afhangt. We kennen geen kerkisme, want we hebben een evangelie van bevrijding en behoud van mensen. De mens staat bij de Here God hoog aange­schreven. Het gaat ook niet om de boodschap, want die is slechts een middel. De engelen zongen in de kerstnacht niet van de boodschap van Gods welbehagen, maar van de mensen waar God zijn welbehagen in heeft. Dat zijn de nieuwtestamen­tische rechtvaardigen, die tot de ont­dekking mogen komen dat alles gelukt wat zij in de Christus onder­nemen.

Een boom die vol in blad staat en vrucht geeft op z’n tijd, zit goed in zijn bast. Een mens die (waar dat nodig is) beschutting geeft en de vrucht van de Geest voortbrengt, zit goed in z’n geestelijke vel. Al wat Gód hem te doen geeft, gelukt. Geweldig is dat; je zou verwachten dat zoiets dagelijks om je heen te zien zal zijn. Maar dat valt wel mee: we leven nog steeds niet in aan­schouwen, maar nog altijd in geloof. Is dat een afknapper? Helemaal niet. We zongen vroeger in een van de gezangen uit de oude bundel van de Hervormde Kerk: ‘Nooit kan ’t geloof teveel verwachten, des Heilands woorden zijn gewis, ’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een vriend als Jezus is.’ En daar kunnen we wat mee!

 

Amen! Door Duurt Sikkens

De allereerste keer waar in het Oude Testament het woordje ‘amen’ voor­komt is in Numeri 5 vers 22 (Num. 05:22), Dit Hebreeuwse woordje is afgeleid van een werkwoord en dat betekent: geloven, vertrouwen, zeker zijn, vaststaan. Het is een hardop uitgesproken bevestiging van een overeenkomst, een ver­bond. Je kan het dus niet ondoordacht roepen, want dan raak je, omdat je er niet goed over hebt nagedacht, gevangen in je eigen toezegging. In Deuteronomium 7 vers 9 (Deut. 07:09) staat “de trouwe God” oftewel de “amen-God”. Wat een prachtige naam, want Hij houdt Zijn kant van de belofte altijd intact. Ook Jezus gebruikt herhaaldelijk dit woordje, dat wordt dan vertaald met “waarlijk”. Hij zei eigenlijk “Amen”, ik zeg jullie…” En de uitgesproken bevestiging van Gods kant van de overeenkomst is vlees en bloed geworden in Christus Jezus en heeft zó volledig gestalte in hem gekregen dat hij zelfs de naam draagt van “de Amen” Openbaring 3 vers 14 (Openb. 03:14). Zo zijn wij in Christus Jezus bevestigd, vastgemaakt, omdat wij óók van Zijn Geest hebben ontvangen als waarborg dat God Zijn verbintenis is nagekomen. Wat een Vader, die zó Zijn vertrouwen geeft aan de mensenkinderen. Me dunkt, dat kun je toch alleen maar beamen.

Duurt Sikkens

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert- Jan Doornink

In deze rubriek neemt deze keer het thema ‘geweld’ een belangrijke plaats in. Niet erg voor de hand liggend voor een blad waarin de blijde bood­schap centraal staat. Maar het blij makende evangelie wordt in de tijd waarin wij leven nog op felle wijze belaagd door het rijk der duisternis die wil verhinderen dat de mensen het Rijk van het Licht (het Koninkrijk Gods) leren kennen. En daarvoor heeft God de mens uiteinde­lijk bestemd.

Als kinderen Gods die geroepen zijn dit Rijk te openbaren (wij zijn licht­dragers, zegt Jezus) laten we ons daarom niet afschrikken of angst aanjagen door alles wat vanuit het rijk der duisternis op ons afkomt. En ook al is het soms niet gemakkelijk en kunnen we met vervolging te maken krijgen, wij weten dat dit alles door Jezus is voorzegt, die ons daarbij echter tegelijkertijd bemoedigde. Hij sprak: “Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u smaad en ver­volgt en liegende allerlei kwaad van u spraakt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen…” Matteüs 5 vers 10 en 11 (Matt. 05:10-11).

De zinloze spiraal van haat en geweld

“Op een kruispunt bij de joodse nederzetting Netzarim komen bin­nen een paar dagen twee jongeman­nen om het leven. De eerste is Fahmi, een jonge Palestijn die gebo­ren is in het Palestijnse vluchtelin­genkamp Nusseirat. De tweede, David, is een jonge Israëlische sol­daat die ingedeeld is bij een unit die de joodse kolonisten in Netzarim bescherming biedt. El’ad, de beste vriend van David, pleegt korte tijd na Davids dood zelfmoord. Dit alles gebeurt in september 2000, het begin van de tweede intifada. Wie waren deze mannen en waar­om moesten ze zo jong sterven? In de aangrijpende documentaire ‘De kruising’ van het IKON brachten onlangs vrienden familieleden, colle­ga’s en kennissen van de slachtoffers in vaak emotionele gesprekken de levens van de mannen in herinne­ring. In wat zij vertelden, klinkt naast woede en verdriet ook hun eigen machteloosheid door over de zinloze spiraal van haat en geweld tussen Israëli’s en Palestijnen”, aldus een bericht in De Telegraaf. Eén van de vele berichten waarmee we dagelijks via de media mee wor­den geconfronteerd. Ook in eigen land, zij het op kleiner schaal, is dit aan de orde van de dag. We zijn er langzamerhand zo aan gewend geraakt dat we het ‘gewoon’ begin­nen te vinden, terwijl we weten dat in feite elke vorm van geweld zin­loos is.

Onder de kop ‘Zinloos geweld’ schreef Cees Maliepaard in het gemeenteblad van de volle evangelie gemeente ‘De Opgang’ er een arti­keltje over. Onderstaand publiceren wij het ook in ons blad, waarbij wij vooral willen attenderen op wat hij in de laatste alinea daarover schrijft. “Er zijn tegen het geweld in de hedendaagse maatschappij, uit pro­test al heel wat stille tochten gehou­den. De eerste keer maakte dat indruk. Maar hoe vaker zoiets plaats­vindt, hoe minder het tot de verbeel­ding spreekt. Want wanneer het vol­gende delict zich aandient, dreigen de voorgaande calamiteiten buiten de kring van direct betrokkenen al gauw naar de achtergrond te worden verdrongen. Sommigen zijn het spoor soms volkomen bijster en grij­pen (al of niet na enige aanleiding) naar knuppel, mes of vuurwapen. Soms met fatale gevolgen, zoals kortgeleden op het Haagse Terra College.

De toestand van weleer zal nimmer terugkeren. In het complexe geheel van onze multiculturele samenle­ving heeft bijvoorbeeld de eerwraak een plaats gekregen. Die heeft al ver­scheidene slachtoffers geëist. Voor de handhaving van de eer van de familie, is de liquidatie van een zich in de ogen van de verwanten mis­dragend lid of van iemand van bui­ten die hun status lijkt aan te tasten, blijkbaar een geoorloofd middel. Gelukkig kennen wij Gods gedach­ten hierover. Reeds onder het Oude Verbond zei Hij: ‘Mij komt de wraak toe en de vergelding.’ En onze God wreekt het ons aangedane kwaad aan de werkelijke bedrijvers ervan: aan de duistere machten in de hemelse gewesten”.

Het geweld en de geweldenaars

Een uitspraak van Jezus die nog al eens aanleiding geeft tot misver­stand is Matteüs 11 vers 12 (Matt. 11:12), waar wij lezen: “Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar”. Het is duidelijk dat het woordje ‘geweld’ waarmee het Koninkrijk baan breekt, hier de bete­kenis heeft van Geesteskracht en niets te maken heeft met fysiek geweld of kracht. De profeet Zacharia verwoorde dit al met de opmerking: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest! zegt de Here der heerscharen” Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06). En Jezus zelf zei het later zo: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt…” Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08). Maar wie zijn dan de geweldenaars? Dat zijn de machten uit het rijk der duisternis, die het Koninkrijk dat, zoals Jezus zei, binnen in ons is Lucas 17 vers 21 (Luc. 17:21) aanvallen en proberen uit te schakelen. Gelukkig weten wij dat de grote tegenstander niet het laatste woord heeft en of deze ‘geweldenaars’ nu ons openlijk of meer subtiel aanvallen, zij zullen het onderspit moeten delven bij iedere christen die zijn plaats met Christus heeft ingenomen in de hemelse gewesten, want alleen van daaruit kunnen we strijden en overwinnen. Duurt Sikkens, die veel kennis van de grondtekst heeft, maakte ons er nog op attent dat de vertaling van prof. Brouwer en de Statenvertaling, wat deze tekst betreft, het dichtst bij de grondtekst staan. Zo lezen we in de vertaling van prof. Brouwer: “Van de dagen van Johannes de Doper af tot nu toe tracht men het koninkrijk der hemelen stormenderhand te ver­overen, en bestormers trachten het met geweld in hun macht te bren­gen”. Ook valt er waarschijnlijk een link te leggen met het moeilijk te begrijpen Bijbelgedeelte Genesis 6 vers 1 tot en met 4 (Gen. 06:01-04). Hoe het ook zij, als eindtijdgemeente zijn wij geroepen elke aanval op Gods Koninkrijk, in welke vorm ook, een halt toe te roe­pen en dank zij de kracht van Gods Geest in ons, zal ons dat ook geluk­ken!

Geen angst voor vervolging en onderdrukking

Nederland en België behoren tot die landen waarin men zijn geloof nog in alle vrijheid kan beleven. Wij zijn daaraan zo gewend geraakt dat men soms over het hoofd ziet dat dit in vele landen niet het geval is. Deze ‘luxe’ heeft bovendien tot gevolg dat er van eenheid in beleving weinig sprake is. Een grote krant had onlangs een reportage over de mees­te noordelijke stad van Nederland, Dokkum. Een kleine stad maar wel met niet minder dan 17 verschillen­de geloofsdenominaties… Hoewel er hier en daar sprake is van samenwerking is er in de praktijk van eenheid vaak nog weinig sprake. Bovendien zien we een ‘grote afval’, dat wil zeggen: velen keren het geloof de rug toe en blijven zich vaak alleen nog in naam ‘christen’ noemen. Gelukkig heeft dit alles tot gevolg dat er ook zijn die het echte geloof gaan ontdekken, weliswaar een klein aantal, maar dit zien we in de Bijbel al onder woorden gebracht als daar gesproken wordt over ‘het koninkrijk van de kleine kudde’ Lucas 12 vers 32 (Luc. 12:32).

Zij die hiertoe behoren zijn allen die geloven in het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dit brachten en waarover we in ons blad geregeld schrijven. Want wie dit evangelie eenmaal heeft ontdekt weet het heel zeker: dit is het! Natuurlijk gaat hij of zij zich daarbij niet afzetten tegen medechristenen die het anders zien, maar probeert hen wel te over­tuigen dat het hierom gaat. Daarbij behoren leer en leven samen te gaan. Wie alleen maar stelt dat het gaat om de leer is in feite sektarisch bezig. Een leer behoort altijd ‘ver­taald’ te worden naar het gewone leven. Anders heeft het geen enkele waarde. Jezus en de eerste apostelen zijn daarbij onze grote voorbeelden.

Geweld tegen christenen

Ook dit echte evangelie kan dus nog in alle vrijheid beleefd worden, maar wij dienen ons wel geregeld af te vragen: hoe lang nog? Als er in lan­den revoluties ontstaan richt zich dat veelal ook tegen christenen en zeker tegen hen die hun geloof op de oorspronkelijke, echte wijze wil­len beleven. Dan komt er veelal ook geweld aan te pas, want Satans kan zijn tactiek van optreden van ‘engel des lichts’ heel plotseling gaan ver­anderen in een ‘brullende leeuw zoekende wie hij zal kunnen verslin­den’.

In het september/oktobernummer van vorig jaar schreven wij al over de vele landen waarin geen geloofsvrij­heid is en veelal met geweld het geloof in Christus en zijn gemeente probeert te onderdrukken. Wij deden dit mede naar aanleiding van de verschijning van het boek Geweld tegen christenen’ van dr. J. G. Orban de Lengyelfalva. Onlangs ontvingen wij een nieuwe uitgave van dit boek, nu onder de titel ‘Geweld tegen christenen anno 2003’. Daaruit blijkt dat het geweld in vele landen alleen nog maar is toegenomen. In een inleiding ter aanbeveling van dit boek schrijft Paola Wouters, onder andere dat nog nooit een onderwerp zo actueel was: “Het jaarboek, dat over de vervolging en het geweld tegen christenen in de hele wereld gaat, is reeds drie keer eerder uitgebracht maar staat dit jaar nog meer in het teken van landen waar christenen nog steeds voor hun leen moeten vrezen”. En verder onder andere: “Vanzelfsprekend bleef de kwestie van de Islam ook 2003 beheersen. De auteur vindt het vooral opvallend dat de radicale Islam zich ten zuiden van de Sahara aan het verspreiden is, een gebied waar deze vorm van radicalisme nog nooit voorkwam. Ook in West-Afrika zien we soortgelijke ontwikkelingen. Moslimrebellen droegen daar shirts met het portret van Osama bin Laden”. En dan de opmerking: “In tweeduizend jaar geschiedenis van het Christendom zijn er meer dan 70 miljoen christenen vermoord”!

Natuurlijk kunnen wij dergelijke berichten niet af doen met de opmerking: “ja dat is allemaal zo ver weg, waar zal ik me druk om maken…” en dan denken “als het hier zover is, zien we wel verder…”. En uiteraard hoeven we elkaar ook geen angst aan te jagen, dat zou de duivel wel willen, maar anderzijds betekent echt geloven ook realistisch geloven. Wie rekening houdt met het feit dat wat nog niet is, ook hier komen kan, zal zich meer en meer ‘geestelijk bewapenen’. Dat wil zeg­gen; zich bewust zijn van zijn plaats met Christus is in de hemelse gewesten, om dat we alleen van daaruit kunnen strijden, standhou­den en overwinnen. En zelfs al zouden wij deze overwin­ning met de dood moeten bekopen, het jaagt ons geen angst aan. Daarbij mogen we denken aan de Leidsman van ons geloof, Jezus Christus, die Zijn overwinning met de dood moest bekopen. De Dood heeft ech­ter niet het laatste woord, maar Hij die de dood overwon! En we denken bij alles waar we misschien nog mee te maken krijgen ook aan Zijn woor­den: “In de wereld lijdt gij verdruk­king, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” Johannes 16 vers 33b (Joh. 16:33b).

Onze taak als vredestichters

Bij alle artikelen die we in deze rubriek aantreffen over geweld zou men geneigd zijn te denken dat het bij een nieuwe schepping in Christus alleen maar meer zou gaan om strijd, lijden en overwinning. Dit is natuurlijk een belangrijk gege­ven zolang wij in deze wereld zijn en de eindafgang van Satan en zijn trawanten nog niet definitief heeft plaatsgevonden. Maar onze grote

taak als vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk is natuurlijk pri­mair licht, liefde en vrede te ver­spreiden.

Wij hebben immers een totaal nieuw leven ontvangen waarin geen plaats meer is voor al het negatieve van het rijk der duisternis. Het is ons verlangen en doel dat het nieu­we leven van Christus volledig tot openbaring gaat komen. Een belangrijk aspect daarbij is: vrede! Echte vrede wel te verstaan. Jezus zelf was de grote vredestichter. Zijn komst naar deze wereld werd door de engelen al aangekondigd met de woorden: “Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” Lucas 2 vers 14 (Luc. 02:14). Werkelijke vrede is ondenkbaar zon­der Hem. Niet alleen een soort ‘alge­mene wereldvrede’, dat komt later pas aan de orde. Maar de vrede waar het primair nu om gaat is vrede in de harten van de mensen. Een uit­spraak van Jezus tijdens de zoge­naamde zaligsprekingen was: “Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden” Matteüs 5 vers 9 (Matt. 05:09).

Jezus zelf liet er geen enkel misver­stand over bestaan hoe Hij die vrede in de harten van de mensen wil leg­gen. Voor Zijn heengaan zei Hij nog: “Vrede laat Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u” Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27). En na Zijn opstanding, toen Hij zich aan Zijn discipelen openbaarde, begon Hij met de woor­den: “Vrede zij u!”. Daarop volgde: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21). Met andere woorden zij (en wij!) zijn nu geroepen ‘vredestichters’ te zijn. En laten we dit niet afdoen met de opmerking ‘daar komt toch niets van terecht’.

Want door het vervuld zijn met Gods Geest zijn we hiertoe bekwaam gemaakt. Een onderdeel van de vrucht van de Geest, maakt Paulus duidelijk, is immers ‘vrede’! Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22).

 

Onze roeping en verkiezing door Jack Schoenaers

De basis van dit artikel wordt gevormd door wat Petrus schrijft in zijn tweede brief, 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11 (2 Petr. 01:03-11). Daar lezen we hoe God ons oproept onze roeping en verkiezing te bevestigen. Jack Schoenaers geeft op duidelijke wijze aan hoe we dit waar kunnen maken in ons leven (red.).

Overal in de maatschappij zoekt men mensen, die opvallen door hun positieve ingesteldheid en levenswij­ze. Mensen die wat te bieden heb­ben, waar iets van uitgaat dat tot navolging strekt. Mensen ook welke op een voorbeeldige en creatieve manier de maatschappij dienen. God is ook op zoek naar zulke mensen, luister maar: “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uit­gaat” 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09). Hij zoekt naar mensen met inzet, vol van geloof en goede werken. Mensen ook, die voorbeelden zijn in het dienen en vóórleven van Goddelijke leefregels. Mensen naar het beeld van de mens Jezus, dé Christus, Zoon van de levende God. Van Hem getuigt Gods Woord, de Bijbel dat Hij in “achting was bij God zowél als bij mensen”. Dit alles vanuit Zijn toenemen in wijsheid en grootte van kennis en inzichten aan­gaande Zijn hemelse Vader evenals in Zijn toenemen in genade, Hem door God geschonken. Op dié wijze maakte Hij Zich onvervangbaar.

Maak jezelf onvervangbaar

Een belangrijke leefregel voor ons is: maak jezelf onvervangbaar. In de wereld heerst namelijk de dégenererende geest en tendens, dat iedereen te vervangen is. Dit laat men je dan ook duidelijk aanvoelen. Éérst alles uit je proberen te halen om je vervol­gens als een baksteen te laten vallen.

Van geesten van verwerping gespro­ken. Achter dit alles gaan schuil, gedachten en infiltraties van doem­denken uit Dood en dodenrijk. En wat is nu het gevolg hiervan bij de mensen? Wel, dat de motivatie de meesten weg is en men op zoek gaat naar een andere job, als die er tenminste nog te vinden is. Bij God echter ben je uniek, waardevol en niet te vervangen! Dit is echter géén automatisme of een vanzelfsprekende zaak Daar dien je iets aan of vóór te doen.

Het vertrouwen dat God immers in je stelt, dien je dan ook te gaan beantwoorden en waar te maken. En dit in je persoonlijke leven, als gezin, vader én moeder ten opzichte van de kinderen, en dezen wéér ten aanzien van de ouders. Vrouwen, die thuis blijven om man en kinderen verzorgen en daarbij denken: ‘Ik ben toch maar huisvrouw, meid voor allen, meestal om de vuile en ondankbare huiswerkjes op te knap­pen…’ Zusters, broeders, jongens en meisjes, op school, op het werk, in de omgang met anderen. Als werk­gever of als werknemer, als leden van een plaatselijke gemeente ook, neem de uitdaging aan, ga in op het Goddelijk advies en: Maak jezelf onvervangbaar!

Naar de gemeente toe geldt sowieso hetzelfde advies. Evenals elk functionerend onderdeel daarvan; van voor­gangers en oudstenraad, teams van zondagscholen en jeugd- en muziek evenals degenen die de technische diensten verzorgen. Kortom, elke geestelijk levende steen en lid van de gemeente, zorg ervoor dat je niet te vervangen bent.

Rechten en plichten

Ken je rechten, maar ook je plichten Hoe doe je dit? In de maatschappij geldt het volgende principe: ‘Wie niet werkt geen eten’. Gelukkig voor velen is hier, vandaag wel een héél lange mouw in aangepast. In het algemeen gesproken gaat het er ech­ter om dat: “Recht hebben op iets tevens inhoudt je de moeite getroos­ten om aan je plichten te voldoen”. Als Christenen hebben ook wij zulk soort “verplichtingen”. Luister maar naar wat Petrus ons zegt: “We zijn met alles wat tot leven en gods­vrucht strekt, en met kostbare en zéér grote beloften begiftigd om deel te hebben aan de goddelijke natuur en om te ontkomen aan het verderf, dat in de wereld heerst” en waar ook christenen niet altijd vrij van zijn. Denk hierbij maar eens aan de vele onreine gedachten en praktijken waar ook christenen zich schuldig aan maken.

Wekelijks wordt men in de samen­komsten en Bijbelstudies onderwe­zen hoe een Christen behoort te leven, en toch wordt vaak niet gebroken met onreinheid. Terwijl alle mogelijkheden in een geestelijk gezond functionerende gemeente aanwezig zijn, zulke gebonden men­sen te bevrijden in de Naam van Jezus Christus.

Toeschouwer of betrokkene?

We komen nu tot een volgende god­delijke leefregel: Ben je toeschouwer of betrokkene?

Een toeschouwer Is iemand die naar iets kijkt en/of ziet gebeuren. Dit kan vrijblijvend. Je doet daarmee wat jezelf wilt. Je kan ook op niets aan­gesproken worden. Je laat iedereen met rust, je bekommert je ook niet om een ander en je verlangt ook niet dat anderen zich om jou bekomme­ren en/of aandacht hebben, je bent immers maar toeschouwer. Een betrokkene is echter geheel anders. Hier is er sprake van iemand die, hetzij vrijwillig of door de omstandigheden genoodzaakt, erbij gehaald wordt of zich in posi­tieve zin wil gaan bemoeien. Zo iemand is dan wel degelijk aange­sproken op zijn zin voor verantwoor­delijkheid. Hij laat wat hij ziet en weet, op zich inwerken en stelt zich beschikbaar ten dienste van zijn evennaaste, al kan dit dan ook ‘grote offers brengen’ voor zo iemand inhouden.

Betrokkenen zetten zich ook in een gemeente in om allereerst geestelijk mee te groeien. Daartoe nuttigen ze ook hetzelfde geestelijke voedsel, en gaan het kauwen en herkauwen door onderzoeken en toepassen in eigen leven en dit alles om te zien en na te gaan of het ook werkt in de praktijk van wat geleerd wordt. Betrokkenen stellen zich ook disciplinair op ten aanzien van de ‘geestelij­ke huisregels’ binnen de gemeente; Je laat je dan ook ‘voegen en waar nodig ook corrigeren’. Je weet immers dat, en nu komen we bij een volgende, onmisbare geestelijke leefregel voor al wie betrokken wil zijn: correctie is onlosmakelijk ver­bonden met het Koninkrijk van God En dit zijn dan dingen welke door betrokkenen in acht dienen te wor­den genomen.

Ben je toeschouwer of betrokkene? Niet ik, een ander of God bepalen dit. Maar wél jij! En voor betrokke­nen gelden dan wat staat in de ver­zen 5 tot 7: “Schraag (dat is een toe­stel dat iets draagt en ondersteunt; zo ook dragen en ondersteunen betrokkenen), met betoon van alle ijver, door hun geloof, de deugd”. Het betekent, goed zijn in zedelijke zin, goede eigenschappen en hoeda­nigheden, een voorbeeldige christe­lijke levenswandel voorleven. In alle eerbaarheid en op onschuldige wijze goed weten te doen aan anderen. En dit niet wetmatigs, maar vanuit innerlijke verbondenheid met Jezus Christus en geleid vanuit Gods Geest, voortreffelijk goddelijk en geestelijk gedrag etaleren. Evenzo met de kennis aangaande God en Jezus Christus en tevens de leer van het Koninkrijk Gods leren toepassen in eigen leven, hetgeen neerkomt op onder andere: ‘zelfbe­heersing, volharding, standvastig blijven en volhouden in alles wat voor God goed is, welgevallig en vol­komen, eveneens in godsvrucht, broederliefde en liefde jegens allen’.

Doelstellingen

Het is goed om jezelf doelen te stel­len en je af te vragen wat je doelen zijn. Dit vanuit hetgeen zoeven is aangehaald en waarvan Petrus zegt: “Als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten ze u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus.”

Dit alles vervat in een geestelijk mens Gods, ernaar strevend uit te groeien van ‘kind van God naar een zoon van God’. Of in termen van de apostel Johannes in 2 Johannes 2 vers 12 tot en met 14 (2 Joh. 02:12-14) waar hij het heeft over ‘kinderen, jongelingen en vaders in het geloof. Een geestelijk groeiproces dus, het­geen uiteindelijk gaat resulteren vanuit “de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods in, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn we ook niet lan­ger meer onmondig, op en neder, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling ver­leidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, Die het hoofd is, Christus” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13-15). Daar moeten we aan werken vanuit een geest van duidelijk betrokken te

willen zijn. Vergeet bij dit alles ech­ter niet dat we als Christenen God op aarde vertegenwoordigen.

Gods representanten

Is er iets mooiers te bedenken? Uitverkorenen te zijn -neen- niet om een firma of bedrijf te vertegenwoor­digen. Maar wél een naam, één boven andere namen ons geschonken. Vertrouwelingen van God mogen en kunnen we zijn. Zijn Rijk en Jezus’ Evangelie en Leer van het Koninkrijk Gods vertegen­woordigen in woord en daad. Mensen wat een opdracht! Door bekering, wedergeboorte, waterdoop en Geestesdoop, krijgen we niet alleen deel aan de Goddelijke natuur, maar worden we bovendien in staat gesteld om ware V.I.P.-mensen te zijn. Very Important Person namelijk een door God Zelf uitverkoren en toegeruste representant. Mensen namelijk van Zijn Geslacht. Dit, hier op aarde te mogen en kunnen vertegenwoor­digen, gaat hier iéts bovenuit? U mag het noemen. Alles, maar dan ook werkelijk alles heeft God ons in Christus Jezus bereid om als V.I.P.-mensen, ja, als zonen Gods geopenbaard te worden. Verlang je daarnaar? Heb je alleen maar trek of een hartstochtelijke en niet te verzadigen dorst naar het méérdere dat God te bieden heeft? Namelijk God en Jezus Christus te kennen en naar buiten te brengen als V.I.P. en Topvertegenwoordiger! Eén en al verlangend om gerechtig­heid en waarheid uit te leven in een heilige en zuivere en reine levens­wandel. Dit alles vanuit Gods uitne­mende Geest waarin je gedoopt en vol van bent, en waar je vrijwillig en gehéél mee verbonden kunt zijn en blijven.

God verbreekt je ‘ik’ niet

Voor wie deze Geest van God nog niet ontvangen heeft, waarom tevre­den zijn met minder, daar waar het méérdere, door doop en volheid in heilige Geest van God als ‘onder­pand van je geestelijke erfenis’ op i- ligt te wachten? Heb je bij je doop in water werkelijk je oude leven afge­legd? Hiermede bedoel ik geenszins dat ‘je eigen ik verbroken diende te worden’, neen, want wie ben je dan nog als mens?

Je ‘ik’ van God ontvangen is naar “Zijn beeld en gelijkenis gescha­pen”. Wel, God verbreekt het niet, en jij hoeft dit ook niet te doen. De dui­vel probeert dit maar al te graag in jou plaats te doen. Zorg er dan maar voor dat je hem buiten de deur van je levenshuis houdt. En slaag je er niet in van ‘de werken van het vlees’ en de inwerking van boze geesten, krachten en machten te overwinnen, nogmaals, laat je dan bevrijden van die inwonende boze geesten en laat je dopen en vervullen in heilige Geest van God. Waar de mens Jezus nodig had gedoopt te zijn in heilige Geest Gods, kunt u het dan af met min­der?

Als ‘vertroeteling’ mag je bij Vader op schoot, luisterend aan Zijn boe­zem, je afstemmend en gehoorzaam één wordend met Zijn uiterste wils­beschikkingen ten eeuwigen leven. Zo leer je immers ook dezelfde gezindheid, deze van Jezus, te open­baren, doordat je juist nauwgezet handelt overeenkomstig Zijn Woord. Vanuit deze gezindheid dien je dan ook verlangend te zijn, de onderling ge samenkomsten en Bijbelstudies niet te verzuimen. Leergierig zijn om kennis en inzich­ten evenals wijsheid op te doen, ze om te zetten in eigen leven en ze samen als gezin en gemeente ook uit te leven. Daarbij werk je aan de geestesgaven, alsook aan de genade­gaven, welke geschonken zijn zowel individueel om jezelf en anderen te dienen en ze in dienst te stellen bin­nen de gemeente en als lichaam van Jezus Christus ook dienstbaar naar buiten uit.

Met zijn allen dus Goddelijk charis­ma ten toon spreiden. Het is immers juist doordat ‘geestesgaven met krachten’ zich openbaren in het lichaam van Christus dat je, en dit samen met je broeders en zusters, in staat gesteld wordt om volop bezig te zijn met en uit te zien naar de ‘openbaring of wederkomst’ van Jezus dé Christus in eigen leven, in dat van anderen in de gemeente. Daarbij zie je dan nauwlettend toe hoe je als betrokkene zelf eerst wan­delt, “niet als onwijze doch als wijze, je de gelegenheid te nutte makende, want de dagen zijn kwaad”, zegt Paulus in Efeze 5 vers 16 (Ef. 05:16). Niet de dagen op zich zijn dan kwaad, maar wat er in een dag zoal op een mens afkomt aan tegenwerkingen uit het rijk der duisternis. En hoe een mens zich hierin gedraagt, als slaaf en vertegenwoordiger van Dood en dodenrijk, of als vrije zoon van God en Zijn Koninkrijk van Leven. Ook gaat het erom, dat we als V.I.P’s wijze mensen zijn.

Ons levensdoel

Een wijs mens ben je, als je de opge­dane en verwerkte kennis, gekop­peld aan de eveneens opgedane en verwerkte inzichten op de juiste tijd en wijze namelijk deze in de geest van Christus, van toepassing weet te brengen. Nu, dan ben je een wijze man of en vrouw, een V.I.P.in Christus.

Er is immers maar één manier om in je werk voor de Heer vorderingen te hebben en dit is het ook lief te hebben!

Laat dit je levensdoel zijn. Want van­uit de verzen 10-11 roept de apostel Petrus op: “Beijver je daarom des te méér, broeder, zuster, om je roeping en verkiezing te bevestigen; want als je dit doet, zul je niet meer struike­len. Want zó zal je rijkelijk worden verleend, de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus”. Wees ook niet bang om naar déze dingen te streven. Neem ze aan en maak ze tot je persoonlijk eigen­dom. En wordt je hierin tegen geze­ten door de boze, ga dan allereerst na of hij bij jou mogelijk nog een kapstok vind om de vuile was aan op te hangen. Heeft hij mogelijk nog wat in de pap te brokkelen, of heeft hij misschien nog raakvlakken welk niet zijn afgeschermd? Wat laat je nog toe in je eigen hemel, gedachten en hart?

Zijn dit echter gebieden waar je overwinning in hebt en waar je ‘boven’ staat, voel je dan niet te min want juist jij bent uniek, waardevol en hooggeschat door God bedacht en onvervangbaar, een ware V.I.P.

Verlies hierbij ook niet volgende Goddelijke leefregel uit het oog: Niet waar je vandaan komt, maar de rich­ting die je inslaat, bepaalt, waar je

zult eindigen!

En dit individueel, als gezin en als gemeente. Beijver je hier maar in, dit is immers naar de wil van God. En zie met reikhalzend verlangen maar uit naar datgene wat beloofd is en zéker komen zal. Want Hij die beloofd is ook getrouw Hij zal het voorzeker ook doen en dit samen met jou, je gezin en in de gemeente.

U alle eer onze God, U alle glorie en lof

Ja een vreugdezang uit ons hart stijgt op

Met héél het engelenheir jubelen wij U ter eer

U bent groot en goed, geprezen zij Uw Naam

Gij zijt de Bron van ons aller bestaan. Halleluja!

 

Gericht op onszelf… of op de ander? Door Yvonne Sulman

Stemmingen bepalen in grote mate onze gedachten en ons handelen. Een vrolijke stemming leidt tot positieve gedachten en goede daden. Een treuri­ge, teleurgestelde, boze of tegendraadse stemming maakt niet alleen je eigen leven als een onweersbui, maar ook dat van anderen! De geest der verwerping kan ons maken tot onzekere, nerveuze, afwijzende, afstandelijke of wispelturige mensen. De geest van hysterie kan een demon­strerend, egocentrisch, overdreven, onrustig, verkrampt, chaotisch, panieke­rig, overgevoelig of aanstellend gedrag teweeg brengen. Een weerspannige geest bewerkt in ons gedragingen van verzet, eigenwijsheid, verheffing, eigenzinnigheid, irritatie, bitterheid, isolement, onlust, onmacht, passiviteit, blindheid en doofheid.

Deze kenmerken en typeringen van gedrag zijn gericht op onszelf. De hele wereld draait toch om jezelf? Of niet soms? Jezus liet in zijn leven een ande­re houding en andere eigenschappen zien. Hij was niet gericht op zichzelf, maar stelde zich ten volle dienstbaar aan zijn Vader en aan de mensen. Zo mogen en kunnen wij ook zijn. Gericht op God, volkomen in de vrijheid om ons leven volledig in te zetten voor zijn plan: het dienen van de mensen om ons heen. En dan niet alleen binnen je gezin, de jeugd, de huiskring of de gemeente, maar (net als Jezus) dienstbaar aan ieder mens die het goede van God wil ontvangen.

 

De prijs der roeping Gods Door Wim te Dorsthorst

De prijs der roeping Gods is een uit­drukking van Paulus als hij schrijft in Filippenzen 3 vers 4 (Filip. 03:04): “Maar een ding doe ik: Vergetende hetgeen ach­ter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”. Aan de hemelse roeping in Christus Jezus is te allen tijde voor iedere geroepene een heerlijk prijs verbon­den. Paulus stond voor ogen de prijs van de roeping als apostel en die wilde hij niet mislopen; ‘ik jaag naar het doel’, zegt hij.

Hij is eens opgetrokken geweest tot in de derde hemel, het paradijs Gods, en hij heeft daar onuitspreke­lijke dingen gezien en woorden gehoord, die het een mens niet geoorloofd zijn uit te spreken, zegt hij zelf. Hij zal gezien hebben wat de prijs der roeping Gods betekent; een heerlijkheid die niet in menselij­ke woorden is uit te drukken of te begrijpen.

Het is nooit in een men­senhart opgekomen, alles wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben 1 Korinthe 2 vers 9 (1 Kor. 02:09).

De prijs die de Heer Betaalde

Tegenover het ontvangen van een prijs gaat het ook om het betalen van een prijs. Het allergrootste voorbeeld hiervan hebben wij in de Heer Jezus. Hij heeft de allerhoogste prijs ontvangen in de schepping. Hij is gezeten aan de rechterhand Gods, Hem mogen we even als God, eren en aanbidden en alles is aan Hem onderworpen. Maar Hij heeft ook de allerhoogste prijs betaald. De apostel omschrijft dat in Filippenzen 2 vers 5 tot en met 11 (Filip. 02:05-11) heel beknopt en toch zo duidelijk: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, Die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiter­lijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoor­zaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader”!

Hier spreekt heel duidelijk uit waar­om de Heer Jezus de grootste prijs, de hoogste plaats, heeft gekregen. “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken”, lezen we in vers negen. Daarom!! Om de hoogste prijs die Hij heeft betaald. Om Zijn gezindheid, om Zichzelf geheel en al te ontledigen en te ver­nederen, om in gehoorzaamheid aan de Vader de meest gruwelijke dood te sterven aan het kruis tot redding van de wereld, daarom is Hij uiter­mate verhoogd.

En dan begint de apostel dat gedeel­te in vers 5 met: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was”. Dat is eigenlijk een hele indringen­de oproep als je weet welke gezindheid in Hem was! Laat ik het voor ons maar zó verta­len: Welke prijs willen wij betalen? Wat willen wij afleggen? Wat is het ons waard? Willen wij, even als de Heer Jezus en evenals Paulus, alles prijs geven om de prijs van de roe­ping Gods niet mis te lopen?

De prijs berekenen

In Lucas 14 vers 28 tot en met 32 (Luc. 14:28-32) spreekt de Heer over de prijs bereken om hem te vol­gen. Aan het slot van Zijn betoog zegt Hij dan in Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33): “Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn”.

Dat zijn best moeilijke woorden van de Heer, want het is toch alleen maar een feest om bij Hem te horen en Hij lost toch juist alle problemen op? Ja, dat is maar een deel van de waarheid! Het andere deel van de waarheid is dat de Heer van Zijn discipelen vraagt zichzelf te verloo­chenen zoals Hij dat ook gedaan heeft, en iedere dag z’n kruis op te nemen en Hem te volgen Lucas 9 vers 23 (Luc. 09:23).

Voor de Heer Jezus -wij zagen het- was de prijs die Hij ontving de aller­hoogste plaats in de schepping! Voor Paulus was het de prijs van het apostelschap. Natuurlijk is de Heer Jezus ons grootste voorbeeld, maar misschien staat Paulus wat dichter bij ons als gewoon mens. Hij zegt ook: “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg” 1 Korinthe 11 vers 1 (1 Kor. 11:01). Paulus heeft ook alles afgelegd en achter zich gelaten. Zijn hele theolo­gische studie en het aanzien wat hij daaruit had, heeft hij schade geacht en hij zegt: “Om Zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen” Filippenzen 3 vers 8 (Filip. 03:08). Dat doel stond de apostel helder voor ogen. En dan begrijpen we er al meer van. Dan gaan we zien dat Paulus niet Christus kon winnen, dat wil zeggen: dat het leven van Christus zich in zijn leven zou open­baren, zonder al het oude radicaal op te geven. Je kunt niet een discipel van Jezus zijn zonder van alles afstand te doen!

De roeping Gods

Ik denk dat het wel eens goed is bij je eigen roeping stil te staan. Wij zijn immers allemaal geroepen met een heilige roeping; uitverkorenen en geliefden Gods. Hoe kijk ik tegen die roeping aan en wil ik de prijs betalen die de Heer Jezus vraagt?

Gelukkig weten wij dat het de Heer niet te doen is om een volk wat na de bekering maar onveranderd door blijft leven ‘omdat ze toch wel in de hemel zullen komen’! Nee, de Heer verwacht dat als vrucht het zoon­schap zal worden voortgebracht. Zonen Gods waar hemel en aarde verlangend naar uitzien. Een onbe­rispelijke gemeente naar geest, ziel en lichaam. Geheiligd en gereinigd door het waterbad van het woord en de kracht van de heilige Geest. Een volk dat naar het beeld van de Heer veranderd is en wandelt zoals Hij tij­dens Zijn dagen in het vlees gewan­deld heeft 1 Johannes 2 vers 6 (1 Joh. 02:06). Een konink­lijk priestervolk om met de Heer als koningen te regeren in het duizend­jarig rijk, ja zelfs tot in alle eeuwig­heden Openbaring 22 vers 5 en Daniel 7 vers 18 (Openb. 22:05 en Dan. 07:18). Daartoe is de gemeente geroepen en dat is haar bestemming. Geroepen tot Gods eigen koninkrijk en heer­lijkheid

1 Thessalonicenzen 2 vers 12 (1 Thess. 02:12).

Petrus zegt: “De God van alle genade, Die u in Christus geroepen heeft tot Zijn eeu­wige heerlijkheid” 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10). De prijs of het loon der roeping Gods is duizelingwekkende heerlijk­heid; Gods eeuwige heerlijkheid!

Leven als nieuwe schepping

Het Koninkrijk Gods is het leven van Christus in het hart van de gelo­vigen en dat kan alleen maar gebouwd worden in volkomen over­gegeven harten. Hemelburgers, huisgenoten van God, kunnen niet een dubbel leven leiden; doorgaan met het oude leven en daar het nieu­we proberen in te passen. Dat is onmogelijk!

Het oude en het nieuwe is niet met elkaar te vermengen. De Heer Jezus heeft dat uitgelegd toen Hij er over sprak dat je niet een nieuwe lap op een oud kledingstuk moet zetten en dat je jonge wijn niet in oude zak­ken kunt doen Lucas 5 vers 36 tot en met 38 (Luc. 05:36-38). Die vernieuwing is bij waarachtig wedergeborenen niet ineens als bij toverslag op orde, nee, dat is een proces van afleggen van het oude en aandoen van het nieuwe leven in Christus, van verandering naar Zijn beeld door woord en Geest. Maar er is een wilsbeslissing nodig om deze weg te kunnen gaan. De Heer Jezus vraagt: wie wil Mijn dis­cipel zijn en wie wil achter Mij komen? Wil je dat? Ja? Dan ook van alles afstand doen wat je voortgang zou kunnen hinderen. Er moet een hele nieuwe denkwereld gevormd worden om van daar­uit een heel nieuw leven te leven door de heilige Geest. Ons geloofsleven staat voortdurend onder druk. De duivel zal alles in het werk stellen om onze aandacht af te trekken van het doel wat God voor ogen staat met Zijn volk. Naarmate de eindtijd vordert zullen de verleidingen om andere wegen te bewandelen toenemen. En al zal God er op toezien dat we niet boven vermogen verzocht worden 1 Korinthe 10 vers 13

(1 Kor. 10:13), we zullen dagelijks volhar­dend, in geloof en geduld, onze weg moeten gaan om de prijs der roe­ping Gods in ontvangst te kunnen nemen.

De kroon des levens

Paulus noemt de prijs der roeping Gods: “de krans der rechtvaardig­heid”

2 Timoteüs 4 vers 8 (2 Tim. 04:08). Het Griekse woord voor krans of erekrans is “Stephanos” en wordt ook vertaald met “de kroon des levens”. De Heer Jezus zegt in Openbaring 2 vers 10b (Openb. 02:10b): “Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens”. Dat is de kroon op het levenswerk! De Heer zelf zal dus de prijs uitrei­ken bij Zijn komst. In 2 Timotheüs 4 vers 8 (2 Tim. 04:08) zegt de apostel: “Voorts ligt voor mij gereed ‘de krans der rechtvaardigheid’, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning heb­ben liefgehad”. “Te dien dage”, is dus bij de wederkomst van de Heer. De apostel Petrus zegt hiervan: “En wanneer de Opperherder verschijnt, zult gij ‘de onverwelkelijke krans der heerlijkheid ver­werven” 1 Petrus 5 vers 4 (1 Petr. 05:04).

De wedloop lopen

Met deze uitdrukkingen: ‘prijs’, ‘krans’, ‘erekrans’, ‘onverwelkelijke krans’, zet de Bijbel de levensweg van de christenen in het beeld van de sportwereld om daar een voor­beeld aan te nemen. God heeft in zijn wijsheid voorzien hoe belang­rijk de sport zou zijn, juist ook in de tijd waarin wij nu leven. Wij kunnen dagelijks zien, horen, lezen, wat top­sporters er voor over moeten hebben om in de prijzen te vallen. Jaren en jaren van training, zelfverloochening en zelfdiscipline.

In 1 Korinthe 9 vers 23 tot en met 27 (1 Kor. 09:23-27) schrijf Paulus de bekende, aan de sportwe­reld ontleende, woorden: “Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te krijgen. Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loop dan zó, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelij­ke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook maar niet in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden”.

De apostel, geleid door de heilige Geest, past het sportgebeuren heel kundig toe op de dagelijkse levens­wandel van de gelovigen, die er ook, evenals de sportlieden, alles voor over dienen te hebben om die onver­gankelijke erekrans in bezit te kun­nen nemen.

Enkele opmerkingen bij wat Paulus zegt in dit gedeelte om deel te krij­gen aan de heerlijkheid van het evangelie, ‘de onvergankelijke ere­krans’:

Alles doen en er alles voor over wil­len hebben om er deel aan te krij­gen, wat dat ook kost, evenals de topsporters.

Als je er vanuit zou gaan dat bij deze wedstrijd ook maar één de prijs kan behalen, loop dan zó, dat gij die behaalt!

Je in alles beheersen, zoals topspor­ters dat ook doen! Zelfbeheersing completeert de vrucht van de heilige Geest Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22). Je beheersen dat je geen dingen doet die geen nut hebben of zelfs schadelijk zouden kunnen zijn om het doel Gods met je leven te bereiken. Iedereen kan daar wel voorbeelden van bedenken voor z’n eigen leven.

– Je lichaam in toom houden. De Statenvertaling zegt: “Maar ik bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid”. Het vlees wil nog o zo graag meespreken en ons leven bepalen, maar de apostel heeft geleerd en geeft ons het advies het lichaam zó te beheersen dat het doet wat de heilige Geest verlangd. Paulus weet dat velen struikelen door de lichamelijke begeerten te volgen en daarom de waarschuwing, wil je de prijs behalen, het lichaam in bedwang te houden. In Romeinen 8 vers 13 (Rom. 08:13) spreekt hij van de werkin­gen van het lichaam te doden door de heilige Geest. Doe je dat niet, dan zou je wellicht hierom afgewezen kunnen worden!

De regels van de kamp

In 2 Timoteüs 2 vers 5 (2 Tim. 02:05), merkt de apostel nog op: “En is iemand een kampvechter, dan ontvangt hij de krans alleen, als hij volgens de regels van de kamp heeft gestreden”. Evenals bij de sport zijn er voor de gelovigen ook regels om de erekrans uit de handen van de Heer Jezus te kunnen ontvangen. Eén van de , regels is: de kleding! Bekleed je met de vrucht van de heilige Geest, dat is het karakter en de gezindheid van Jezus Christus. Dat vinden we mooi verwoord in Kolossenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Kol. 03:12-14): “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaakt­heid.”

Hebreeën 6 vers 11 en 12 (Heb. 06:11-12), spreekt van ijver blijven betonen tot de verwe­zenlijking der hoop tot het einde toe en door geloof en geduld de beloften beërven.

Geloof, geduld, volharding en trouw, dat zijn de sleutelwoorden als het er om gaat het einddoel Gods te berei­ken en de kroon des levens uit de hand van de Heer te kunnen ontvan­gen. Juist op deze punten zal de gelovige zwaar beproeft worden, want de duivel zal aanzetten tot ontevredenheid om dat het al zo lang duurt en hij zal steeds listiger proberen de gelovigen op dwaalwe­gen te leiden. Wij zijn er overduide­lijk voor gewaarschuwd in het Woord van God door de Heer Jezus en de apostelen. “Laten wij afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en volein­der des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rech­terzijde van de troon Gods” Hebreeën 12 vers 1b en 2  (Heb. 12:01b-02).

 

 

Geduld door Froukje Huis

 

’t Is tamelijk druk in de wachtruimte van het ziekenhuis. Patiënten voor verschillende afdelingen wachten rustig op hun beurt.

Dick meldt zich voor de oogarts en we zoeken een plaatsje. Assistenten lopen heen en weer met mappen en verdwijnen achter gesloten deuren. Een deur gaat open en een naam wordt omgeroepen. Iemand staat op en gaat naar binnen. Hier en daar wordt zachtjes gepraat, anderen zitten te lezen. Een oudere vrouw snuf­felt in de tijdschriften en komt dan bij ons zitten. Al gauw begint ze met luide stem tegen mij te praten, zo luid dat we de volgende oproep niet kunnen verstaan. Ze onderbreekt zichzelf: o, dat ben ik, en haast zich naar het kamertje. Dick krijgt een vooronderzoek en moet zich daarna om de 10 min. melden voor oogdruppels. Mensen verdwijnen, nieuwe patiën­ten komen maar het wordt steeds rustiger. Aan de overkant is een jon­geman binnengekomen met een oude vrouw in een rolstoel. Er heerst stilte.

Plotseling: ‘Dokter, dokter!’ een luide stem. Iedereen kijkt verschrikt op. ’t Is de oude vrouw. De jonge­man buigt zich over haar heen om in het van hem afgekeerde oor te fluisteren. Stilte. ‘Ik wil naar huis!!’ De jongeman buigt en fluistert. ‘Ik wil naar huis, de dokter is er niet!!!’ Stilte. ‘Het duurt te lang, ik wil een andere dokter!’ ‘Die is er niet’ fluistert de man. ‘Hoe gaan we hier weg?’ ‘Met een taxi.’ ‘Bel dan een taxi, ik wil naar huis.’ ‘Als we bij de dokter geweest zijn’ ‘De kinderen zitten alleen.’ De man buigt en fluistert. ‘Dokter! Er is geen dokter.’ De man stelt haar gerust. ‘Ik moet naar de w.c.’

Het einde van alle tegenspraak. De man staat op en rijdt de vrouw weg.

Wat een trieste situatie als een mens door dementie zo zijn waardigheid verliest, bedenk ik. Maar de vriende­lijkheid en het geduld van de man waren bewonderenswaardig.

In hem zie ik plotseling iets van de Here Jezus, die met nog groter lief­de en geduld luistert naar onze smeekbeden en verzoeken. ‘Heer ik heb het U gevraagd en er is nog niets veranderd. Wanneer lost U de zaak op?’ ‘Heer ik heb nog steeds pijn, hoort U me niet?’ ‘Waarom ben ik nog steeds niet hersteld Heer’ Er staat toch in de bijbel: “Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen” Johannes 14 vers 14 (Joh. 14:14). God doet het ook, maar wij moeten geduld leren, we willen immers op Jezus gaan lij­ken?

In Heb. 10:36 zegt de Heer: “Want gij hebt volharding nodig om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is”. In vers 35 wor­den we opgeroepen onze vrijmoedig­heid niet prijs te geven; we mogen God alles vragen.

Dan belooft Jezus ons: “… al wat gij bidt of begeert, gelooft dat gij het hebt ontvangen en het zal u geschie­den” Markus 11 vers 24 (Mark. 11:24).

Laten we elkaar aanmoedigen en ondersteunen in geloof en geduld want Gods beloften gaan in vervul­ling.!

 

Het laatste lied van Mozes Door Klaas Goverts

Mozes was oud geworden. Veertig jaar door de woestijn gelopen met een groot volk. Hij weet dat het afscheid nadert. Nog eenmaal gaat hij staan voor de mensen, met wie hij zoveel lief en leed heeft gedeeld. Hij heeft hun vaders en moeders gekend, nu staat hier een nieuwe generatie, het land is eindelijk  in zicht, zijn ze er klaar voor? Dan denk je: wat kan ik ze nog mee­geven? Mozes zegt: ik zal nog een lied voor jullie zingen. Daar staat hij, als een markante gestalte, wel ver­grijsd maar niet gebroken. Wel bejaard maar niet verduisterd, want zijn oog was niet verdonkerd en zijn kracht niet uitgedoofd. Deuteronomium 32 is het laatste lied van Mozes. Zijn slotlied. Daarna geeft hij het volk de zegen. Het lijkt wel een samenkomst; we zingen nog een lied, dan wordt de zegen uitge­sproken en ieder gaat zijns weegs. Wel thuis en tot ziens. Mozes zingt, hij zegent en dan is het voor hem: wel thuis. Hij gaat naar zijn eeuwig huis. Wat zal hij zingen in zijn laat­ste lied, zijn zwanenzang? Aan het eind van Deuteronomium 31 zegt Mozes zelf, wanneer hij zijn lied aankondigt: Dit lied zal getuigen in u. De NBG – vertaling zegt: het zal getuigen tégen u; maar letterlijk staat er: het zal getuigen in u. Deuteronomium 31 vers 21 (Deut. 31:21): “Het zal geschieden wanneer vele rampen (of kwade dingen) en benauwdheden hen zullen treffen, dan zal dit lied in hen getuigen, in hen getuigenis afleggen, want het zal in de mond van hun zaad niet vergeten worden”. En Mozes schreef dit lied op en leer­de het aan de kinderen Israëls (vs. 22). Mozes als voorzanger, heel het volk zal het lied overnemen en’ het zal zich een weg banen door de tijden en door de harten heen. Dit lied zal met hen meegaan, over de grens van woestijn en land, over de grens van vandaag en mor­gen, over de grens van vreugde en verdriet, en juist op wezenlijke momenten zal dat lied in jou zijn als een getuigenis. Als een innerlijke kracht. Juist als je het nodig hebt, zal het in jou beginnen te zingen. Het is om zo te zeggen een zelf-zingend lied. Want het is een goddelijk lied. Een lied waarin geest is, adem Gods.

De aanhef

Hoe gaat Mozes zijn lied inleiden? We letten op de eerste strofe. De hemel en de aarde worden uitgeno­digd om mee te luisteren. Het is een lied met grootse afmetingen. Mozes zingt maar niet voor de huiskamer, hij zingt voor de hele wijde wereld. Zijn lied moet de wereld door. Door de wereld gaat een woord… Het is van ver strekkende betekenis. Daar in de woestijn, in het grens­gebied op de drempel van Kanaän, zingt Mozes woorden die geldigheid hebben voor de hele kosmos. “Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken, en de aarde hore naar de woorden van mijn mond”. Zo begint het lied. Hemelen en

aarde, dat is samen de hele schep­ping. En dan gaat Mozes er dieper op in, wat het karakter van zijn lied zal zijn.

“Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppele als dauw, als regen­buien op het jonge groen, en als regenstromen op het kruid” Deuteronomium 31 vers 2 (Deut. 31:2). Een aantal beelden wordt hier gebruikt; beelden die allemaal met elkaar verband houden. Maar het is de moeite waard er eens goed naar te kijken.

Mijn leer

Het woord dat hier staat, lèqach, duidt aan: wat de horende ontvangt. In wezen is het dus een heel mooi beeld: je bent één en al oor en ter­wijl je bezig bent te luisteren, ont­vang je iets. Het heeft dus te maken met innerlijk afgestemd zijn, met een geestelijke antenne. Het kan ook inzicht aangeven. Er ligt derhalve een heel andere dimensie in dan je op het eerste gehoor zou denken. We bevinden ons hier niet in de sfeer van doctrine en dogma. Niet de leer of de leerstelligheid is bedoeld, maar we zien hier Mozes als profe­tisch mens. Hij legt zijn oor te luisteren en verstaat de stem van de Geest.

En dan zegt hij: mijn inzicht druipe of druppele als regen. Deze leer (als we dat woord willen handhaven) is verkwikkend, zoals de regen op het veld, zoals een milde stroom op het dorre land.

Het woord ‘druipen’ of ‘druppelen’ hangt oorspronkelijk samen met een begrip dat wolken kan aan­duiden (in het oude Babylonisch) of met de eerste regen. Parallel daar­mee wordt gezegd dat de uitspraak van Mozes moge vloeien als de dauw. Dauw is heel zacht, geruis­loos, dauw komt nooit met geweld. De woorden die Mozes gaat zingen, ze komen niet als een bulldozer over het hart; ze zijn niet als een lawine, die de mens verplettert. Ze zijn stil en heilzaam als de dauw op de akker, in de vroege ochtend.

Regenbuien

Woorden komen als regenbuien op het jonge groen. De term die hier de regenbuien typeert, komt uitsluitend in deze tekst voor.

De sfeer van het woord is als volgt aan te geven: het gaat om ruisen, murmelen, zachtjes vloeien; het beeld van motregen, stille nevelre­gen. Het kruid is eigenlijk het jonge, frisse groen, het lentegras; het woord komt ook voor in het schep­pingsverhaal: dat de aarde jong groen voortbrenge Genesis 1 vers 11 (Gen. 01:11). En in Psalm 23 vers 2 (Ps. 023:002) lezen we over de groene, grazige weiden. De woorden van Mozes zijn als regenstromen op het kruid; hier gaat het over flinke buien, die net even het gewas raken. Het land wordt erdoor tot leven gebracht. En dan vervolgt Mozes: ik zal de Naam des Heren uitroepen. Als Mozes één ding geleerd heeft in zijn lange omzwerving door steppe en woestijn, dan is het wel dit: het gaat om de Naam. Want die Naam is Gods wezen, zijn identiteit. Die Naam is de regen op de akker. Die Naam is verkwikking, heil­zaam, genezend. Zo is de Naam van Jezus: o zoete Naam met uw verborgen schatten, gij zijt voor mij een goddelijk geschenk.

 

De heerlijkheid van Gods erfenis door Peter Koumans

Eigenlijk wordt niet vaak gesproken of geschreven over de erfenis, die de gelovigen bij God te wachten staat. Onze aandacht is vooral gericht op de problemen die we vandaag heb­ben in ons bestaan. Dat kan betrek­king hebben op ons werk, onze stu­die, ons gezin, vooral onze kinderen. Misschien hebben we moeite met onze gezondheid. We leven in een maatschappij waarin alles druk, druk en nog eens druk is. We vinden haast geen tijd voor onszelf. Maar ook alles wat met ons geloof te maken heeft legt een beslag op onze tijd. Bij de opbouw van ons geeste­lijk leven zijn we vooral bezig met het pogen een beter Christen te wor­den. En daar zijn de meeste preken op gebaseerd. Op zich is dat niet ver­keerd. Maar het gevolg is wel dat men vooral is gericht op het nu. Vandaag leven we, vandaag willen we resultaten zien. En dat geldt voor alle aspecten van het leven. Paulus waarschuwt ons in 1 Korinthe 15 vers 19 (1 Kor. 15:19) om niet alleen naar de situatie van ons aards leven te kijken: “Indien we alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn we de beklagenswaardigste van alle mensen”. Dat is een boute uitspraak! Maar vroeg of laat, en hopelijk niet te laat, worden ieder van ons gesteld voor de vraag: wat gebeurt er na mijn dood?

Waarheen na onze dood?

Dat is een vraag, waarop men heel verschillende antwoorden geeft. En dat kan gemakkelijk omdat nog nie­mand is teruggekomen uit de dood om ons dat te vertellen. In de Bijbel wordt wel een aantal gevallen genoemd van mensen die^ dood zijn geweest, maar weer levend gemaakt werden door God en door Jezus Christus. Maar op die plaatsen legt de Bijbel niet uit waar die men­sen geweest zijn toen zij dood waren. Van Jezus Christus wordt vermeld dat Hij het evangelie ver­kondigde aan de geesten in de gevangenis toen Hij gestorven was 1 Petrus 3 vers 19 (1 Petr. 03:19). Maar dan geeft geen aanwijzing voor ons omdat Jezus heeft beloofd dat degenen, die Zijn woord bewaren de dood niet zullen zien Johannes 8 vers 52 (Joh. 08:52) en bij de Here hun intrek zullen nemen 2 Korinthe 5 vers 8 (2 Kor. 05:08).

Daarom hebben veel Christenen hebben wel een idee waar we heen zullen gaan na onze dood. Zeker niet als de oude Germanen die in het walhalla bier dronken uit de schedels van de overwonnen vijan­den. En ook niet als Palestijnse zelf­moordenaars, die verteld werd dat zij na hun dood zouden worden ont­vangen door een aantal schone maagden.

Tegenwoordig geloven veel mensen in reïncarnatie. Zij geloven dat zij al eerder op de aarde geleefd hebben en verwachten in een betere positie weer als mens op aarde te komen. Sommige Christenen, die erg in zwart-wit denken, menen dat er twee mogelijkheden zijn: je komt in de hel of je komt in de hemel. De hel is voor degenen, die niet in Jezus Christus geloven. Daar is een eeu­wig brandend vuur en wordt altijd pijn geleden. De hemel is iets heel bijzonders. Daar zou een stad met gouden straten zijn en paarlen poor­ten. Daar komen ze te wonen in een huis door de Heer toebereid. Nog anderen baseren hun visie op wat mensen hebben meegemaakt bij een bijna dood ervaring. Volgens een zuster in de Heer, die ik ken, had zij gelopen in een prachtige tuin vol bloemen. Het was er zó prachtig en vredig dat zij niet meer terug wilde. Ik beweer niet dat dit laatste juist is, wel dat het maar een schijntje is van hetgeen we werkelijk kunnen ontvangen.

De bijbel over onze erfenis

Het is voor ons jammer dat de Bijbel niet heel duidelijk is over wat ons te wachten staat. Toch staat er meer over in dan de meeste Christenen weten.

Maar eerst nog dit: wat ons te wach­ten staat is in het Koninkrijk van God en dat is een geestelijk Koninkrijk. Voor de mens met zijn natuurlijke zintuigen is dat niet te vatten of te beschrijven. Dat maakte het voor Johannes zó moeilijk om met woorden te beschrijven wat er plaats vindt in de hemelse gewesten en hoe het hemelse Jeruzalem eruit ziet. Je kunt proberen alles letterlijk te nemen. En dan krijg je een heel vreemde stad. Die stad is even lang als breed, maar ook de hoogte zou gelijk zijn aan die lengte. De straten zijn van goud en ieder van de twaalf poorten waren uit één parel gemaakt. Het zijn menselijke beschrijvingen van een hemelse geestelijke plaats. Wat zeker is dat we delen in een erfenis. Misschien is erfenis niet het goede woord, maar zouden we beter van een erfdeel kunnen spreken. Van een erfenis spreekt men als de erflater gestorven is. In zekere zin is dat bij ons zo: Jezus Christus is gestorven. Maar Hij is ook opge­staan en heeft Zelf het voor Hem bestemde erfdeel in ontvangst geno­men.

Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17) zegt het zo: “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking. Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.” En 1 Petrus 1 vers 3 en 4 (1 Petr. 01:03-04) stelt: “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u”. Er is dus voor ons een onverganke­lijke erfenis. Een erfenis die niet ophoudt, of die vergaat zoals op aarde. Het is een onbevlekte erfenis, dus er zitten geen nare gevolgen is als je hem aanvaardt. In de wereld kan je wel een erfenis krijgen met als bepaling dat je alle lusten en las­ten daarbij accepteert. Als je niet uit­kijkt zou het kunnen gebeuren dat de schulden van die erfenis groter zijn dan de “lusten”. Verder is de erfenis onverwelkelijk. Hij verliest niet in de loop van de tijd zijn waarde. Er is geen Goddelijke inflatie!

Wat is onze erfenis?

Onze erfenis is in één woord te omschrijven: een kroon! Nu denk u wellicht aan dat liedje: een kroon zeer schoon wacht ons aan gindse kust.

Dat staat in Jakobus 1 vers 12 (Jak. 01:12): “Zalig de man, die in verzoekingen vol­hardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben”. En Openbaring 2 vers 10 (Openb. 02:10) zegt: “Wees getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens”. Wat houdt het hebben van een kroon nu in? Dat betekent dat je een koning bent. Dat moet men geeste­lijk zien. Een koning heeft macht, invloed, heeft een bepaald gebied onder zich en de daarin bevindende mensen behoren tot zijn onderda­nen, die hem moeten gehoorzamen. Dat wordt onze positie straks als we nu gelovig volharden om God te die­nen in ons natuurlijke leven.

Een koning zijn

2 Timoteüs 2 vers 11 en 12 (2 Tim. 02:11-12) stelt: “Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven; indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen”. Wanneer zal dat gebeuren? Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10) spreekt hier­over: “En zij zongen een nieuw gezang, zeggende: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde”. Dat is nu nog toekomst, maar zal plaats vinden als Jezus Christus terugkomt op de aarde bij het begin van het duizend­jarig rijk.

Dat zegt Openbaring 20 vers 4 (Openb. 20:04) “En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aange­beden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ont­vangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.” Maar daar blijft het niet bij. Ook daarna, als er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde is gekomen, krij­gen die koningen onder Jezus Christus een taak. Dan zijn alle doden opgewekt en hebben het laat­ste oordeel ondergaan. Hierover staat in Openbaring 22 vers 4 en 5 (Openb. 22:04-05): “En niets vervlóekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem ver­eren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voor­hoofden zijn. En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen ver­lichten en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheden.” Daarop duidt ook de beschrijving in Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02) waar wordt gezegd dat aan weerszijden van de rivier van het leven het geboomte des levens staat. Dat is een beeld van de zonen Gods, die op Jezus lijken, die zelf de boom des levens is. Dat geboomte draagt iedere maand twaalf maal vrucht en zijn bladeren zijn tot genezing van de volken. Dus ook dan zullen de zonen Gods wor­den ingezet tot herstel van de men­sen. Maar ook nu al ontvangen we een koninklijke positie door de heili­ge Geest die we kunnen ontvangen. Dat zegt Efeze 1 vers 13 en 14 (Ef. 01:13-14): “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.” Hier wordt de vervulling met de heilige Geest verbonden met de komende erfenis

Ongelijk verdeeld

Zoals we hiervoor hebben gelezen, zullen alle gelovigen delen in de erfenis. Maar het is niet zo dat allen een even groot deel zullen krijgen. De een zal meer krijgen, de ander minder. Dat hangt af van het oordeel van God over onze werken, die we deden op aarde. Daarop duiden een aantal Bijbelteksten. Een heel beken­de is de gelijkenis van de ponden Lucas 19 vers 12 tot en met 25 (Luc. 19:12-25). De slaaf, die de meeste winst had gemaakt kreeg bij de terugkeer van zijn heer het gezag over 10 steden, de slaaf die wat min­der winst had gemaakt, kreeg gezag over 5 steden. De slaaf die niets had gedaan met het gekregen pond, moest dat teruggeven en kreeg niet Ook 1 Korinthe 3 vers 10 tot en met 15 (1 Kor. 03:10-150 geeft een soortgelijke aanwijzing. Je dient te bouwen op het funda­ment van ons geloof: Jezus Christus. En dan zorgen dat je bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente. Want als dat werk lijkt op hout, hooi of stro, zal dat vergaan door het oor­deel met vuur.

Je zal dan wel behouden worden, maar je werken gaan verloren. Het lijkt er dus op dat je je positie in het Koninkrijk van God moet verdie­nen met goede werken. Maar 1 Korinthe 13 vers 3 (1 Kor. 13:03) zegt duidelijk: “Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden brand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets”. En inderdaad is het grote gebod om God lief te heb­ben en je naaste als jezelf.

Gods oordeel

Het is maar goed dat niet wij, maar God onze werken zal beoordelen. Wij kijken gemakkelijk alleen maar naar de zichtbare werken. Voor ons zouden de zogenaamde grote Godsmannen en Godsvrouwen, die wonderen en tekenen verrichten, de hoogste plaatsen krijgen. De zwak­ke, de zieke, de gehandicapte men­sen zouden bij ons niet veel kansen krijgen.

Maar Gods oordelen zijn altijd recht- vaardig. Hij kent al onze mogelijk­heden, kent al onze zwakheden, onze beperkingen en ook onze motieven waarmee wij iets doen. En daar houdt Hij rekening mee. In Matteüs 25 vers 34 tot en met 41 (Matt. 25:34-41) beschrijft Jezus ons de eenvoudige liefdevolle daden die een mens tot erfgenaam maken. Jezus liet ons zien bij het penningske van de arme weduwe Lucas 21 vers 1 tot en met 4 (Luc. 21:01-04) dat God rechtvaardig is. Volgens Zijn oordeel had zij het meeste in de offerkist geworpen. Daarom is het voor ons moeilijk en meestal onmogelijk om te oordelen in hoeverre de goede werken van anderen “vuurbestendig” zijn. Ja, zelfs ons oordeel over ons eigen werken moeten we voorzichtig stel­len. De boze is er altijd op uit om ons verwijten te maken, om ons klein te houden. Daarom moeten we te rade gaan bij God. Hij wil ons door de heilige Geest duidelijk maken wat bij ons goed is en min­der goed. Hij is vol liefde en is een barmhartig Vader, die Zijn kind altijd wil bemoedigen, vertroosten en versterken.

Geen goede werken mogelijk

Helaas zijn er heel wat mensen, die niet in de gelegenheid zijn geweest om goede werken te verrichten. Ik denk hierbij aan jong gestorven kinderen, maar ook aan gehandicapte mensen. Er zijn vele mensen, die te vroeg stierven om zich volledig te kunnen ontplooien en dus geen of te weinig gelegenheid hadden om goede werken uit te voeren. Dan kan je denken aan oorlogsslachtoffers, gesneuvelde soldaten, aan mensen die vermoord werden, maar ook aan mensen, die door ziekten of ongeval­len stierven.

Ik geloof dat God zulke mensen ook na hun dood mogelijkheden geeft om zich geestelijk te ontwikkelen. Er is hierover maar weinig in de bijbel te vinden. Misschien heeft hierop Openbaring 21 vers 3 tot en met 8 (Openb. 21:03-08) betrekking. Daarin belooft de Heer dat Hij alle tranen zal afwissen en dat Hij alle dingen nieuw maakt.

En Openbaring 22 vers 1 tot en met 3 (Openb. 22:01-03) waar­in gezegd wordt dat aan weerszijden van de rivier des levens het geboom­te des levens staat, waarvan de bla­deren zijn tot genezing van de volke­ren. Het herstel gaat dus door, ook in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Een opmerkelijk boekje is in 1962 verschenen als een uitgave in samenwerking met de stichting “Vuur” met als titel “Hij zag de hemel, visioenen van Sadhoe Soendar Singh”. Dit boekje is voorzien van een uitgebreide inleiding

van Ds. W. W. Verhoef. Hierin wor­den een aantal visioenen beschre­ven, die Sadhoe Soendar Singh had ontvangen. Hij kwam uit India en heeft in de jaren 20 van de vorige eeuw diepe indruk nagelaten door zijn geloof in de Heer. In de visioe­nen is hij in de geest in de hemel geweest en heeft daar bijzondere dingen geleerd in het bijzonder over het leven na de dood. Sommige dingen uit die visioenen kan ik niet goed plaatsen. Volgens mij worden die wel erg kinderlijk en aards beschreven. Bijvoorbeeld toen een kind van God bij zijn hemelse huis aankwam, zag hij bij de deur in lichtende letters het woord “welkom” en een geluid dat tot hem welkom zei.

Maar wat in verband met ons onder­werp wel zeer van toepassing is, is dat in die visioenen naar voren komt dat er in de hemel een plaats is waar engelen voor gestorven kinderen zorgen en hen onderrichten in hemelse wijsheid zodat zij geestelijk volwassen worden. Er zou ook in de hemel een plaats zijn waar pas ge­storven volwassenen onderricht krij­gen als zij dat willen. Op die plaats komen geen mensen, die zich bewust hebben verbonden met boze geesten. Die laten hen niet los en voeren hun slachtoffers naar de duisternis.

Ik geloof dat in deze visioenen Gods liefde wordt getoond ten opzichte van de mensen, die geen of weinig kansen in hun aardse leven hebben gehad.

Het is zeker geen aanwijzing dat mensen, die hun kansen niet heb­ben gebruikt, een tweede mogelijk­heid krijgen om dat alsnog goed te maken.

Aansporing

Het voorgaande is hoop ik een aan­sporing om nog bewuster met de Heer te leven, om attenter en meer toegewijd de Heer te dienen en open te staan voor onze naasten. Het gaat erom om een schat in de hemel te verzamelen.

Het zal ons eeuwig spijten als we hierin te kort schieten. En dan zou­den we niet de onverwelkelijke krans van de heerlijkheid ontvangen 1 Petrus 5 vers 4 (1 Petr. 05:04), dan zou kunnen blijken dat we geen vat tot eervol gebruikt zijn voor God, maar een vat voor alledaags gebruik Romeinen 9 vers 21 (Rom. 09:21). Maar het is tot eer van God als we blijken een goede dienstknecht te zijn geweest.

 

Alert op wat komen gaat door Cees Maliepaard

“Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende” Lucas 12 vers 33 (Luc. 12:33).

De hiernaast staande tekst wil zoveel zeggen als: zorg dat je reisvaardig bent, sta als het ware in de startblok­ken. In de dagen van de eerste chris­tengemeenten waren het door ieder­een begrepen uitdrukkingen, maar in deze tijd behoeven ze stellig enige uitleg.

In vroeger tijden

In de tijd van de bijbel waren jeans en andere soorten pantalons nog niet bekend. Men droeg lange gewa­den die tot op de enkels hingen, en die bepaald niet gemakkelijk waren bij het zich op weg begeven. Om het ongemak zoveel mogelijk tegen te gaan, werd van gordels of riemen gebruik gemaakt. Wanneer iemand zich hiermee omgord had, kon hij het in de loop belemmerende kledingstuk deels omhoog trekken. Zo behoorde een snelle voortgang tot de mogelijkheden.

Dat de lampen voor onderweg reeds van tevoren aangestoken waren, was ook geen overbodige weelde. Wij klikken onze zaklantaarns pas aan op het moment dat we het licht nodig hebben, maar het ontsteken van een toorts of fakkel voor onder­weg was in die dagen een bezigheid die veel meer tijd in beslag nam. En van openbare straatverlichting had toentertijd nog nooit iemand gehoord.

Zorg dat je reisvaardig bent

Het is nodig dat we de lendenen van onze geest tijdig omgord hebben.

Alles wat het lopen op de weg naar boven belemmert, dienen we hoog genoeg op te trekken. Wie dat niet doet, zal bemerken dat de geestelijke voortgang een hele heisa aan het worden is. Want waarmee kan een christenmens zich allemaal wel bekleed hebben? Er kunnen legio stroken aan ons geestelijke gewaad zitten, waarvan we ons vaak voor een deel helemaal niet bewust zijn. Kunnen we de kleding van onze innerlijke mens in zo’n geval beter maar van de hand doen? Nee, natuurlijk niet, want de belemme­rende stroken zitten immers aan een overigens goed geweven gewaad! Eén van die stroken is vaak wereldgelijkvormigheid. Onder dit begrip wordt niet verstaan het zich in het natuurlijke leven mengen van kinde­ren Gods, maar het van dezelfde geestesgesteldheid zijn als mensen die los van God door het leven gaan. Natuurlijk is niet alles slecht wat in de natuurlijke wereld wordt uitge­dacht, maar het mist altijd wel Gods visie op het volkomen herstel van de door Hem geschapen mens. Daarom zullen we er zorg voor dra­gen dat de lendenen van onze geest te allen tijde omgord zijn en dat we op ieder moment van zuiver hemels licht zijn voorzien. Dat kan, want Jezus Christus doopt ieder die zich ervoor opent, in Gods heilige Geest. Wie zich door die Geest laat leiden, zal daarmee bereiken op elk wille­keurig moment reisvaardig te zijn. Gemakzucht is een belemmering

Geestelijk met je pantoffels aan in een gemakkelijke stoel onderuit zak­ken, werkt anders dan wanneer zoiets in het natuurlijke leven plaats­vindt. Een mens heeft nu eenmaal rust en ontspanning nodig, waarbij het zaak is dat hij naar lichaam, ziel en geest de boog regelmatig leert ontspannen. Maar onderwijl zal hij in een ononderbroken relatie met Vader God en met Jezus Christus mogen staan. Er werd eens aan een christen de vraag gesteld, hoeveel ‘stille tijd’ hij wel per dag hield. Het antwoord luidde kort en krachtig: ‘Wel, zo’n 24 uur per dag.’ En dat klopt in dezelfde mate als dat een man en een vrouw 24 uur per dag met elkaar getrouwd zijn, hoewel ze echt niet doorlopend aan elkaar zul­len denken. Wie via Jezus in een eeuwigdurende relatie met de Vader staat, zal ervaren dat het Bijbelwoord waar is dat Hij het zijn beminden zelfs in de slaap geeft. Maar niemand zal er met recht van­uit kunnen gaan dat het er allemaal niet zoveel toe doet. omdat het je toch ‘in de slaap gegeven wordt’. Het gevaar van geestelijk niet meer wak­ker worden is dan levensgroot aan­wezig. Wie alert is op wat God laat zien en bereid is zijn aanwijzingen ter harte te nemen, die mag ver­wachten dat Vader God en zijn eer­ste Zoon de werking van de Geest van boven op elk levensmoment zul­len kunnen consolideren. Ook tij­dens de nu eenmaal broodnodige natuurlijke slaap.

Vrij van ongezonde spanningen

Het leven met de Heer is allesbehal­ve een saaie, geestdodende aangele­genheid. Het is spannend genoeg. Absoluut. Maar het leidt nooit tot overspanning. De spanning van het met de levende God verbonden zijn, is een zowel geestelijk als natuurlijk door en door gezonde zaak. Het boeit zonder dat een mens in boeien geslagen wordt. Het heft uit boven het alledaagse zonder dat het tot zweven leidt. Het maakt realistisch, maar het geeft geen puur verstande­lijk scenario. Het geeft ons in alle facetten van ons wezen een ontwik­keling naar hemelse stabiliteit. We hebben onze lendenen omgord, we zijn alert op wat de Heer ons laat zien, en daardoor zijn we doorlo­pend reisvaardig. Onze lampen branden. Het woord van de levende God is ons richtsnoer en Jezus heeft ons van Gods Geest gegeven om de hemelse strekking ervan te door­gronden. Is het leven op aarde en in de hemel voor ons nu een fluitje van een cent geworden? Vergis je niet: niemand van ons is tot geestelijke krachtpatser bevor­derd, allemaal hebben we de genade van onze Heer nog dagelijks brood­nodig.

Maar doordat de Heer die ons ook geeft, voorkomt dat een eindeloze serie inspanningen. We hoeven niet op ons tandvlees te lopen, geestelijk niet en natuurlijk niet. We zijn immers ‘in de Christus’. Nou dan!

 

Toewijding (gedicht) door Berry Janson

Hij ging zijn weg

in gehoorzaamheid,

En nu ik dit leer te verstaan,

komt Hij mij steeds meer nader.

 

Hij is mijn Heiland:

ik nam Hem aan,

‘k was toen nog jong van jaren.

Hij was voor mij een supermens,

die ik nooit kan evenaren.

 

Maar in de wandel

met mijn Heer

ben ik het gaan begrijpen:

Hij leefde als een mensenzoon,

die kende vreugd’ en lijden.

 

Hij leefde voluit

hier op aarde:

een mens aan ons gelijk.

Zijn hart echter was bij de Vader

en daarvan gaf Hij blijk.

 

Want toen Hij zag

wat nodig was:

een prijs om te bevrijden,

bood Hij zijn eigen leven aan

en schuwde niet het lijden.

 

Hij ging zijn weg

in gehoorzaamheid,

uit liefde tot ons, mensen.

En nu ik dit leer te verstaan,

Kan ik slechts één ding wensen:

 

Mijn weg te gaan

gehecht aan Hem,

met diep respect en eer

voor U, mijn Losser,

Bondgenoot,

mijn toegewijde Heer!

 

25 hints voor het christelijk gezin Door Jildert de Boer

Het leven in een gezin is niet in regels te vatten! Leven is altijd dyna­misch en nooit statisch! Elk kind is verschillend en mannen en vrou­wen, die de ouders vormen, zijn er in grote verscheidenheid. Daarom is het opstellen van een lijstje met richtlijnen niet het volkomene, al kunnen we zeker met bepaalde handvaten ons voordeel doen. Ergens las ik: ‘Regels zonder relatie leiden tot rebellie’ en in die uit­spraak zit veel waarheid. Vanuit een relatie met je kinderen kunnen regels en richtlijnen hun nuttige functie hebben. Mits we ze als ouders met de nodige wijsheid en souplesse weten toe te passen. Regelmatig zijn we in de praktische situaties met jongere en oudere kin­deren om raad verlegen, maar geluk­kig niet radeloos, want onze Heer en zijn goede engelen zijn er ook nog! Vanuit de geestelijke wereld zijn er vele ‘stoorzenders’ die de gezins­structuur in de war willen schoppen en we mogen leren onze geestelijke antenne uit te zetten, om een ver­keerde frequentie op te merken, waardoor we de onrust stokende machten der duisternis kunnen onderkennen, om ze te bestrijden. Het Koninkrijk van God bestaat immers uit rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17).

Wanneer ik onderstaand een aantal hints geef, dan worden die let wel met onze huiselijke- en gezinssitu­atie in het achterhoofd aangereikt. Wij hebben een groot gezin met kin­deren in alle leeftijdscategorieën. Al hebben we dan enige ervaring, we zijn zeker geen specialisten op dit gebied en leren nog dagelijks bij en komen ook onszelf met onze ‘blinde vlekken’ nog regelmatig tegen en moeten steeds weer voor elk kind opnieuw wijsheid bij God opdoen. Het gebed van Jakobus 1 vers 5 en 6 (Jak. 01:05-06) om wijsheid bidden we regelmatig en we zijn ook door diverse moeilijk­heden heengegaan, al zijn we dank­baar hoe onze kinderen zich over het algemeen ontwikkelen. Het is absoluut niet mijn bedoeling dat de hierna volgende lijst wordt gekopieerd en aan een heel gezin met kinderen onder de ogen wordt geduwd. Zo werkt het niet! Misschien zijn er wel punten in, die als enkelvoudig punt in sommige gezinnen besproken kunnen worden en waar mogelijk op een later tijd­stip nog eens een ander punt onder de aandacht gebracht kan worden. Als er praktische en geestelijke hulp voor het dagelijks leven in het gezin in zit, hebben deze 25 hints hun doel bereikt. Aan u de schone taak het een en ander te filteren en (uit) te sorteren voor uw eigen gezinssitu­atie! Inhoudelijk is niet alles in concreto ingevuld, dus er blijft volop gelegenheid er met uw kinderen over te ‘stoeien’ (letterlijk en figuur­lijk gesproken heel goed op z’n tijd!). Veel zegen ermee in de soms weerbarstige praktijk van alledag! In elk geval mogen we samen met de Heer in onze gezinnen verder komen!

-We dienen God en zijn Koninkrijk in de eerste plaats. Het gezin, de gemeente en evangelisatie + zending zijn erg belangrijk voor ons.

Bidden, bijbellezen en over God en het leven met Hem zingen is voor ons net zo ‘natuurlijk’ als ademhalen, eten en drinken. ‘Geestelijk’ zijn we afhankelijk van Gods genade, zegen en kracht.

We spreken niet negatief of kri­tisch over anderen in ons huis, maar we leren voor anderen te pleiten en dingen ook vanuit de invalshoek van

anderen te bekijken.

We hebben hoogachting voor mensen die helemaal met God leven en waarderen hun taak in het koninkrijk van God.

We minachten zondaren niet, maar hebben hen lief zoals God hen liefheeft en zijn bewogen over hen, omdat we weten waaruit God ons heeft verlost.

We gaan respectvol met elkaar en anderen om en we zoeken het delen met en het bemoedigen van elkaar.

We zijn erop uit vrede te bewaren en vrede te stichten (‘stoorzenders’ uit!).

We houden rekening met elkaars gevoelens in onze uitingen.

De houding van brutaliteit, verzet en pesterij weren we uit ons gezin; de gezindheid van gezeglijkheid, vriendelijkheid en gehoorzaamheid laten we graag toe.

We letten op een normaal en positief taalgebruik, dat plezierig is voor ieder van ons.

Als we gebruik maken van media, doen we dat in overleg, ver­antwoord en selectief zonder elkaar te hinderen. We waken voor allerlei ‘pulp’ vanuit de wereld.

We werken met elkaar aan een goede onderlinge relatie en (h) echte communicatie van hart tot hart.

We leren in gastvrijheid open te staan en om te zien naar anderen buiten het gezin, bijvoorbeeld door regelmatig mensen uit te nodigen.

Wanneer we iets van elkaar wil­len gebruiken of lenen, vragen we dat eerst en geven het ook weer terug.

Rommel die we maken, ruimen we zelf op en laten dit niet liggen voor de ander.

Huishoudelijke taken doen we allemaal zonder tegenspreken of mopperen, omdat we erop uit willen zijn te helpen en te dienen.

We houden van humor en flexibi­liteit en we genieten van gezellig­heid en warmte, maar we beseffen ook dat discipline nodig is en dat huisregels erbij horen.

Onrust, schreeuwen, rebellie, weerspannigheid en geweld horen er thuis niet bij.

Wel bevorderen we orde, respect, aandacht, begrip en een luisterend oor voor de ander, wat heilzaam voor ieder werkt.

In ons huis is er letterlijk en figuurlijk gesproken ‘speelruimte’, maar geen plaats voor zonde.

Met ons geld gaan we bewust met beleid om, maar we schromen niet om vrijgevig te zijn voor goede doelen.

We kleden ons fatsoenlijk.

Op seksueel gebied willen we ons rein bewaren.

We willen eerlijk leven voor God en voor elkaar.

Chagrijnigheid en bezorgdheid mag en zal de sfeer in huis niet bederven of neerdrukken, maar vro­lijkheid en vertrouwen verandert ons leefklimaat.

We leren onze wil te buigen en snel te zijn in het toegeven van onze fouten naar elkaar en zullen minder prettige dingen tussen elkaar zo spoedig mogelijk oplossen of terecht brengen.