Selecteer een pagina

Levend Geloof – 323

Levend geloof 1991. 03 nr. 323

Pasen: Het feest van de overwinning door Gert Jan Doornink

“Wij willen juichen over uw overwinning, en in de naam van onze God de vaandels opsteken” (Psalm 20:6).

De overwinning van Jezus

Pasen is het feest van de overwinning van Jezus Christus over de machten der duisternis. Pasen is het grote bewijs dat de duivel niet het laatste woord heeft. Ogenschijnlijk was het zijn overwinning toen Jezus stierf aan het kruis van Golgotha. Maar in werkelijkheid was het zijn grootste nederlaag. Op het moment dat Jezus uitriep: “Het is volbracht!” werd de macht van de duivel namelijk volkomen gebroken. Paulus schreef later, in zijn brief aan de gemeente te Kolosse, over de overwinning van Jezus op satans macht: “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd” (Kol. 2:15).

Jezus zelf had Zijn overwinning aan het kruis van Golgotha, tijdens Zijn aardse bediening, vele malen aangekondigd. Een daarbij ook duidelijk naar voren gebracht dat het geen ‘goedkope overwinning’ zou zijn.

Wij kennen de uitdrukking: ‘Zonder strijd geen overwinning’. Als één ding duidelijk is en ook in de evangeliën uitvoerig is beschreven, dan is het wel het feit dat Jezus de weg van vervolging en smaad is gegaan en de ‘beker van het lijden’ tot de laatste druppel heeft leeggedronken. Jezus betaalde de dure prijs tot verlossing en bevrijding van de mensheid met Zijn bloed en leven.

De grote liefde van God

Uit dit alles blijkt de grote liefde van God. Jezus getuigde ervan in Zijn gesprek met Nicodemus: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden worde” (Joh. 3 :16-17) .

Hier raken we de kern van de zaak en komen we terecht bij de werkelijke betekenis van Jezus’ dood en opstanding. God wil niet dat de mens verloren gaat, maar behouden wordt. Dat wil zeggen: God wil dat de mens weer kan functioneren overeenkomstig de oorspronkelijke doelstelling van God. De mens, als kroon van Gods schepping, kan alleen door geloof in het volbrachte verlossingswerk van Jezus Christus, weer bereiken wat God voor ogen heeft: Beheer en uitvoering van Gods plan tot een harmonieus functioneren van Zijn schepping.

Ook wij kunnen overwinnen

De mens heeft een geweldige taak van God ontvangen, die reeds is begonnen, door – evenals Jezus – ook te overwinnen! Dat is de (voorlopige) doelstelling waar iedere waarachtige christen zich voor in behoort te zetten. Want ook wij zijn geroepen om te overwinnen. Daarvoor hebben wij geestelijke wapens ontvangen. En die mogen we gebruiken om de geestelijke overwinning meer en meer tot een realiteit in ons leven te maken. De vijand tracht dit nog te verhinderen, maar hij heeft niet het laatste woord, want met de zekerheid in ons hart dat ook Jezus heeft overwonnen, kunnen ook wij overwinnen.

Paulus zegt: “Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees:, want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten en elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus. . . ” (2 Kor. 10:3-5).

Zo zijn wij niet alleen in ons eigen leven bezig ‘Jezus’ overwinning’ gestalte te geven, maar heeft dit ook zijn weerslag en uitwerking naar de ander – onze medemens – toe. Want laten we nooit vergeten: God heeft alle mensen op het oog! Hij maakt geen uitzonderingen, Hij kent geen Levertjes. Ieder mens die ‘in het geloof’ tot Hem komt, via Zijn Zoon Jezus Christus, krijgt weer een volwaardige plaats in Zijn familie.

Wat een vreugde, wat een blijdschap, alleen reeds dit te beseffen. En dat alles is mogelijk geworden door de overwinning van Jezus. Daarom vieren wij niet alleen op 31 maart en 1 april Paasfeest, maar is iedere dag opnieuw het parool van de gemeente van Jezus Christus: “Wij willen juichen over Uw overwinning, en in de naam van onze God de vaandels opsteken” .

 

Bouwstenen door Duurt Sikkens

Gods genade: eindeloos

Zeilen leer je niet uit een boekje

Wie ’t hoogst klimt, ziet ’t verst

Praat je Hem na of doe je Hem na

Als je stilstaat kom je geen stap verder

 

Bij Jezus is Heer door Rien van der Houwen door redactie

Het bijgaande artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het gemeenteblad van de volle evangelie gemeente ‘Maeslantsluys’ te Maassluis en geschreven door broeder R. J. van der Houwen. Zuster Van der Houwen gaf ons toestemming het ook in ‘Levend Geloof’ op te nemen. Tot 8 februari was broeder Van der Houwen voorganger van de gemeente te Maassluis. Op deze dag kwam er door een hartstilstand plotseling een einde aan deze taak die hij met zoveel liefde en toewijding vervulde.

Ongeveer tien jaar geleden kwam ik voor het eerst in contact met broeder Van der Houwen, toen ik uitgenodigd werd voor een spreekbeurt in zijn gemeente. In de loop der jaren is dit contact niet alleen blijven bestaan, maar heeft zich verder verdiept. In de verschillende (telefoon (gesprekken bleek dat we meestal op dezelfde geestelijke golflengte zaten en konden we elkaar vaak bemoedigen en eventueel corrigeren.

Broeder Van der Houwen, die zijn geestelijke geboorte had beleefd in de opwekkingsbeweging ‘Stromen van Kracht’, stond volledig achter de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. Hij was er, samen met zijn vrouw, in geslaagd deze boodschap op gezonde wijze over te brengen in de gemeente die hem was toevertrouwd.

Uiteraard betekent zijn heengaan een groot verlies, zowel voor zijn natuurlijke- als geestelijke familie, maar aan de zekerheid dat Gods werk in Maassluis doorgaat behoeft niet getwijfeld te worden. De herinnering aan het geloof en de inzet van broeder Van der Houwen voor het evangelie van het Koninkrijk Gods, zal een blijvende inspiratie betekenen voor allen die hem gekend hebben en in het bijzonder hen die nu zijn taak overnemen.

 

Jezus is Heer! door Rien van der Houwen

 

“En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beef­de en de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ont­slapen heiligen werden op­gewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstan­ding en kwamen in de heilige stad, waar zij aan velen verschenen” (Matt. 27:51-53) .

Het is volbracht!

Ik probeer ieder jaar op­nieuw die dagen rondom Pasen mee te beleven, zo­als de verhalen uit de Bij­bel ons vertellen dat het gebeurd moet zijn. Telkens weer lees ik de verhalen en probeer ik te luisteren naar wat de Heer Jezus tegen zijn discipelen zegt. Ik probeer te horen wat zij hoorden, te zien wat zij zagen. Wat is dat moei­lijk! Wij weten nu zo veel meer. Wij leven immers na Pasen en Pinksteren. Wij weten dat Jezus de dood overwonnen heeft. Wij we­ten dat Hij leeft! Wij weten de afloop al en daarom verstaan wij de woorden van de Heer Jezus heel anders dan de discipelen. Wij hebben ons hart niet vervuld met allerlei na­tuurlijke dromen over het koningschap van Jezus. Natuurlijk niet, we weten veel te goed dat de Heer Jezus dat toen niet zo be­doelde .

Toch probeer ik ‘even’ te denken als iemand die het allemaal nog niet weet.

Dan sta ik daar in gedach­ten onderaan de heuvel Golgotha. Ik hoor de men­sen en de soldaten spotten en joelen: “Hoor, Hij roept Elia, zal hij komen?”

Hoe durven ze. Hoe hebben ze het lef om zo te spotten met de Koning van het ganse heelal. Het doet ook pijn. Het maakt je verdrie­tig en angstig tegelijk. Laat God dit toe? Grijpt Hij niet in?

Dan ineens, plotseling ge­beuren er heel wat ‘vreem­de’ dingen. De aarde beeft (aardbeving), rotsen scheuren, graven springen open, de lichamen van ont­slapen heiligen staan op uit het graf en vertonen zich in de stad. De mensen herkennen hen. Wat een tumult! Wat een paniek!

Het zat je ook maar gebeu­ren . Het staat er allemaal zo simpel, maar denk je eens in, wat gebeurt er toch allemaal? Het is om je adem in te houden. Het is verbijsterend! Iedereen die het ziet en meemaakt weet eigenlijk niet wat te doen. Dan is daar die hoofdman, een ongelovige dus, hij komt zo diep onder de indruk van wat er allemaal gebeurt, dat als hij ziét dat Jezus zó de geest geeft het uitroept:

“Waarlijk, deze mens was een zoon van God!” (Mark. 15:39), of zoals in Lukas 23 vers 47 (Luc. 23:47) staat: “Toen de hoofdman zag wat er gebeurde, verheer­lijkte hij God” .

Dit was de reactie van een ongelovige. Dan zullen de gelovigen toch zeker nog heftiger reageren en uit­roepen: “Jezus is Koning, Hij zal weer opstaan na drie dagen. Hij heeft het zelf verteld” . De discipelen zullen dan toch op zijn minst wel weer hoop ge­kregen hebben, dat het allemaal toch niet afgelopen is. Nee hoor, de discipelen zijn verslagen van verdriet. Ze ervaren niets. Ze zien niets. Ze zijn gewoon op­gesloten in hun eigen ver­driet . Ze zitten vol wanho­pige gedachten. Daarom beleven ze niets en zien niet wat er om hun heen gebeurt. Dus zullen ze moeten wachten tot na Pa­sen. Dan zal Jezus zelf hen ontmoeten. Dan pas zullen zij het geloven. Dan pas zullen zij het uitroepen: “Waarlijk, Jezus leeft! Hij is opgestaan!”

Vaak gaat het bij ons ook zo. We zitten zo vol met ónze gedachten, ónze pro­blemen, óns verdriet. We hebben geen oog voor wat God bezig is te doen. We hebben de moed niet meer om te zien naar de levende Jezus. We zien alleen wat voor ogen is. En wat God bezig is te doen gaat aan ons zo vaak voorbij! Of. . . toch niet?

Zijn wij zo afgestemd op de plannen Gods, dat we temidden van de strijd en de duisternis uitroepen: “Jezus leeft!”. Zie maar naar de tekenen en wonde­ren die Hij doet.

Kijk dan toch. . . Jezus is in de troon. Hij heeft alle macht in hemel en op aar­de! Ik verlang er naar om de vrede Gods te tonen in de wereld om mij heen. Terwijl de duisternis toe­neemt in kracht en mensen zonder God beven van angst voor wat er staat te gebeuren, wil ik als kind van God uitroepen:

Ja waarlijk, Jezus leeft! Hij is opgestaan!

Jezus leeft én is Overwin­naar. Elke macht der duis­ternis heeft Hij openlijk tentoongesteld en. . . over hen gezegevierd.

Jezus leeft en ik mag met Hem leven tot in eeuwigheid!

Dat is Paasfeest!

 

Glorie aan het Lam door Piet Snaphaan (gedicht)

 

Wat was er eertijds aan de hand rondom Gethsémané?

De Joden schreeuwden moord en brand

en voelden Jezus aan de tand, riepen:

“Aan ’t kruis ermee!”

 

Waarom moest Jezus aan ’t kruis,

moest Hij daar bitter lijden?

Hij die de mensen toch genas

en juist voor hen gekomen was,

om van ’t juk hen te bevrijden.

 

En hoe kwam ’t dat Pilatus sprak:

“Ik vind in Hem geen schuld”?

En dat juist hij, ’t alleen maar zag

wat waarheid was, toen op die dag,

en zij met haat vervuld.

 

’t Volk dat de Schrift als waar­heid had,

zij hadden het kunnen weten,

doch beseften niet hun slavernij,

als wetgeleerden uitten zij

alleen slechts boze kreten.

 

Van: “Weg met Jezus!”, “Aan het kruis!”

Zijn dood was heel nabij,

men trad met voeten daar het recht,

door haat en nijd werd het be­slecht,

men liet Barabbas vrij.

 

Pilatus kon geen kant meer uit,

uit angst gaf hij Jezus prijs,

doch riep zichzelf onschuldig uit,

waste zijn handen tot besluit;

er was geen schuldbewijs.

 

Dit alles moest geschieden, voor­waar,

omdat ’t zo beschreven stond,

door Jezus’ lijden moest ’t ge­beuren

God zelf opende ons daardoor deuren,

’t bracht ons op hoger grond.

 

Wat eeuwen lang verborgen was,

heeft God in Hem vervuld,

in Jezus, ’t vleesgeworden Woord,

voor ons werd Hij aan ’t kruis doorboord,

Hij droeg ons aller schuld.

 

O God, Uw liefde is eindeloos groot,

Uw Zoon, als Lam geslacht,

Hij die als Held de dood verwon

en ons weer aansloot op U de Bron,

van leven, licht en kracht!

 

Geloven en belijden -1- door Wim te Dorsthorst

 

De apostel Paulus schrijft in Romeinen 10 vers 10: “Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis”. Bekende woorden die iets heel fun­damenteels zeggen over het leven van een weder­geborene, een christen, die niet meer leeft uit het zintuigelijk waarneembare, maar uit geloof.

Dat de geloofsweg geen gemakkelijke weg is, blijkt wel uit de woorden van Paulus vlak voor zijn heen­gaan van deze aarde. Hij schrijft: “Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde ge­bracht, ik heb het geloof behouden” (2 Tim. 4:7).

En ook Timotheüs vermaant hij “de goede strijd des geloofs te strijden” (1 Tim. 6:12) .

Geloven en belijden zijn verbonden

Op verschillende plaatsen in de Bijbel zien wij de verbinding tussen geloven en belijden. Als Jezus voor het graf van Lazarus staat, spreekt Hij duidelijk zijn geloof uit in de Vader als Hij zegt: “Vader, Ik dank U, dat Gij Mij ver­hoord hebt. Zelf wist Ik dat Gij Mij altijd verhoort” (Joh. 11:41b-42a).

In Openbaring 12 vers 11a lezen wij: “En zij (de ge­lovigen) hebben hem (de duivel) overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” . Wat met het hart geloofd wordt, belijdt of getuigt men met de mond. Door deze twee din­gen tezamen openbaart zich de kracht in Gods Woord.

In Romeinen 10 noemt Paulus de uitwerking: “behou­denis” , of wat andere ver­talingen noemen: “redding”, “zaligheid” of “heil”. Bij Jezus zien we dat Lazarus opstaat uit het graf. In Openbaring 12, zagen we, heeft het de overwinning op de duivel tot gevolg. De Romeinse hoofdman spreekt zijn geloof uit in Jezus Christus door te zeggen: “Here, spreek slechts één woord en mijn knecht zal herstellen” . Jezus verwondert zich over zo’n groot geloof en het gevolg is dat de knecht geneest (Matt. 8: 5-13) .

Geloof is bewijs en zekerheid

De Hebreeënschrijver ein­digt hoofdstuk 10 met de­ze woorden: “Mijn rechtvaardige zal uit het geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen wel­behagen. Doch wij hebben niets van doen met nalatig­heid, doch met geloof dat de ziel behoudt” (Heb. 10:38-39).

En dan vangt hoofdstuk 11 aan met een omschrijving wat geloof dan wel is: “Het geloof nu is de zeker­heid van de dingen die men hoopt, en het bewijs van de dingen, die men niet ziet” . De vertaling van Willibrord zegt het zo: “En wat is geloof? Het ge­loof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de wer­kelijkheid van onzichtbare dingen” (Heb. 11:1).

Het oude testament kent geen speciaal woord voor geloof. Het woord ‘Emoe- nah” heeft veel meer de betekenis van ‘vertrouwen’. Het geeft de levenshouding weer van iemand die zich door de Heer laat leiden, zoals een kind zich laat leiden door de ouders.

In het nieuwe testament is geloof en geloven de rode draad door de evangeliën en de brieven. Het is geen passief begrip maar een woord dat een daad uitdrukt. Alleen al in het evangelie van Johannes en in zijn eerste brief komt het ongeveer 100 maal voor als werkwoord en slechts éénmaal als zelfstandig naamwoord. Het duidt dus niet aan dat men gelovig is door alleen maar aangesloten te zijn bij een kerk of ge­meente!

De aard van het geloof is: ‘zekerheid’ of ‘een vaste grondslag’. Waarom? Om­dat het zich hecht aan de persoon waar men z’n ge­loof of vertrouwen op stelt, namelijk op God en Jezus Christus. Wie op Jezus Christus zijn geloof bouwt, kan niet beschaamd uit­komen, zegt de Schrift (Rom. 10:11). Hij is de steen en de rots die de zekerheid en de vaste grondslag geeft en de aan­stoot en ergernis is voor wie niet geloven (Rom. 9:32-33).

Daar komt nog bij dat God Zijn woorden en beloften onder ede als waarachtig bekrachtigd heeft en een anker der ziel genoemd wordt, dat veilig en vast is en dat reikt tot binnen het voorhangsel; dat is het Heilige der Heilige (zie hiervoor Heb. 6 vers 13 tot 20) .

Het geloof is naast die onwankelbare zekerheid ook nog ‘het bewijs’ van de onzichtbare dingen.

Voor iemand die niet ge­looft is de onzichtbare geestelijke wereld een ge­sloten boek en hij vindt het dwaasheid. Maar voor iemand die gelooft – daar­mee dus zijn vertrouwen uitdrukt in God en Jezus Christus – gaat die gees­telijke wereld open en komt er een overtuiging in het hart van de werkelijkheid van de onzichtbare dingen. Vandaar de uitspraak van Jezus dat niemand kan zien en binnengaan in het Koninkrijk Gods zonder van boven geboren te zijn uit water en Geest (Joh. 3:3-5), Ik geloof dat hier­uit wel overduidelijk blijkt hoe belangrijk een goed gefundeerd geloofsleven is.

Waarom geloven zo belangrijk is

Niet voor niets zegt het Woord: “Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” . En ook: “Maar zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn”, Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Dat de rechtvaardige uit geloof leeft is zó belangrijk dat Paulus stelt: “En alles wat niet uit geloof is, is zonde” (Rom. 14:23b). Waarom? Wat niet uit geloof is, is uit werken, is uit het vlees en dus vij­andschap tegen God (Rom. 8:7). En de apostel Johannes schrijft: “Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; Wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van Zijn Zoon” (1 Joh. 5:10).

Deze toch wel scherpe uit­spraak van Johannes brengt ons bij de kern van het nieuwtestamentisch geloven. Het verbindt ons niet zo zeer met een leer, maar met een persoon; de Zoon, waar God zelf van getuigd heeft in de hele Schrift en door de Heilige Geest; dat is de bron van ons geloof. Dat zet Paulus in Romeinen 10 uiteen waarvan we vers 10 (Rom. 10:10) als in­leiding namen. Hij grijpt terug op Deuteronomium 30, waar gesproken wordt over leven naar geboden en inzettingen.

“Maar”, vervolgt hij dan, “de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus : Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; of wie zal in de afgrond nederdalen namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. Maar wat zegt de gerech­tigheid uit het geloof? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij predi­ken” (Rom. 10:06-08).

En Paulus deed niets an­ders dan Jezus Christus verkondigen. Het vleesgeworden Woord, Jezus Christus, is in u, zegt Paulus. In het hart waar­mee men gelooft en in de mond waarmee men belijdt. Niet meer ver weg, niet bestaande uit geboden en inzettingen en leringen, maar levende werkelijkheid door de Heer Jezus Chris­tus in ons! Hij is het brood des levens dat uit de hemel is nedergedaald, Johannes 6 vers 35 (Joh. 6:35).

De vervulling van Gods beloften

Paulus onderwijst dan ver­der: “Want hoeveel beloften er ook zijn, in Hem is het ja, daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons (2 Kor. 1:20). Ons geloof in welk woord van God ook of in welke belofte van Hem, brengt ons altijd bij de vervuiler van alle beloften Gods, namelijk Jezus Christus. Er is buiten de Zoon geen enkele vervulling mogelijk. Hijzelf is de verpersoon­lijking, de uitdrukking van alles wat God van voor de grondlegging der wereld voor de mens bereid heeft. God heeft de mens niet

‘bedacht’ voor Hij hem for­meerde. Hij heeft de mens ook niet geschapen ‘naar zijn aard’, zoals de dieren, maar God sprak: “Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis” (Gen. 1:26a).

En dan zegt Paulus dat God ons TEVOREN bestemd had tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon (Rom. 8:29). Hij is het beeld van de on­zichtbare God (Kol. 1:15). En God heeft Zich aan de erfgenamen der belofte on­der ede verbonden dat Zijn raadbesluiten onver­anderlijk zijn (Heb. 6:17).

Gods doel is het eeuwige leven.

Van Jezus heeft God zelf getuigd dat wie in Zijn Zoon gelooft, het eeuwi­ge leven heeft dat in Hem is (1 Joh. 5:11) en wat vanaf het begin bij de Va­der was (1 Joh. 1:1-2).

In Hem geloven is uiter­aard ook: Hem belijden. Om dat geloof gaat het, leert Paulus in Romeinen 10 vers 9: “Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt,
zult gij behouden worden” . Ons geloof is in de opgestane levende Heer, de Zoon van God.

Dat is geloven in een per­soon en niet op de eerste plaats in een leer over die persoon. De leer over die persoon ondermijnt maar al te vaak het geloof IN die persoon, ja, het maakt geloven zelfs on­mogelijk! Kennis vervangt dan het leven en wordt tot een inhoudsloos en krachteloos geloof. Dat is de afgelopen eeuwen toch wel overduidelijk gebleken in de ‘christelijke kerken’.

(Om misverstand te voor­komen : Het gaat dus om de afwijzing van leringen over Jezus, maar niet om de afwijzing van de leer van Jezus – het evangelie van het Koninkrijk – die onderschrijven wij ten vol­le. Wie in Jezus gelooft onderschrijft óók het evan­gelie wat Hij bracht. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden) .

Het woord wat Jezus bracht was en is geen ‘dode letter’. Het is de Heilige Geest die het woord levend maakt. De letter, de ken­nis alleen, doodt en is misschien als leer wel in­drukwekkend en interes­sant, maar zal geen ge­loof wekken, maar veeleer uitblussen.

God echter zegt uitdruk­kelijk in Zijn Woord: “Mijn rechtvaardige zal door Zijn geloof leven (Heb. 10:38a; Hab. 02:04b). En de apostel Johannes verdui­delijkt dit met de woor­den: “Wie de Zoon heeft, heeft het leven, wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet” (1 Joh. 05:12).

 

 

Zomerkamp voor jongens en meisjes –

De stichting ‘De Wegwijzer’ te Ridderkerk organiseert ook dit jaar een zomerkamp voor jongens en meisjes van 7 tot en met 16 jaar. Het kamp wordt dit jaar gehouden van 20 tot en met 27 juli. Bij Rijssen (O) zijn, net als vorig jaar, weer twee gezellige boerderijen gehuurd met een eigen bos en voetbalveld. Wat wordt er gedaan? Veel sport en spel, zoals zwemmen, volleybal, vlaggenroof. Maar ook kampvuur, speurtocht, zingen, Bijbelstudie, etc. Voor de tieners is er een apart programma. Alleen de maaltijden (door een beroeps kok) zijn gezamenlijk. Alles onder deskundige leiding. De kosten zijn ƒ 120,- per persoon, all in. Verdere inlichtingen en opgave bij de familie G. Gelen, Ridderkerk.

 

De hand van God door Ron Gast

 

Handelingen

“Sla uw hand aan de ploeg”, naar aanleiding van Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62) is voor veel christenen een opdracht die vol overgave wordt uit­gevoerd. “Bidt en werkt”, alhoewel geen bijbels citaat, is een bekend motto onder deze noeste arbeiders. “De akker is de wereld” (Matt. 13:38) en die moet bewerkt worden (Gen. 03:23).

“Bidt de Heer van de oogst dat Hij arbeiders uitzendt om te oogsten” (Matt. 09: 38). “Zie, de velden zijn rijp, wit, om te oogsten” (Joh. 04:35). Vele teksten roepen op tot een arbeid­zaam christelijk leven. En zo stort menig gelovige zich gewetensvol op zijn of haar levenstaak, die, afhankelijk van het gees­telijk inzicht, dan wel meer op de natuurlijke aarde is gericht, dan wel op de geestelijke wereld.

Zonder afbreuk te willen doen aan de inzet en vol­harding van al deze trou­we knechten van de Heer, is het zinvol het gereed­schap even terzijde te leggen, de rug te rechten, het zweet af te wissen en de ogen op de hemel te richten, in plaats van op alles wat om aandacht vraagt. Waarom? Simpel omdat een knecht allereerst naar zijn Heer dient te luisteren, om te weten wat zijn Meester van hem ver­langt. Zo is het ook in de relatie tussen de Grote Meester en ons.

Luisteren

Wat zegt nu de Here, onze God? “Niet uit werken zijt gij gerechtvaardigd, maar slechts door het geloof” en “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven” (Hab. 02:04). Net zoals Abraham en alle gelovigen na hem slechts door hun geloof rechtvaardig heten, net zo geldt dat voor ons (Gal. 03:06) .

Maar “geloof en werken”(!) werpt Jakobus nog tegen (Jak. 2:14). Ja inderdaad: zonder werken is het ge­loof dood (Jak. 2:26). Het tegenbeeld geldt eveneens: werken zonder geloof leidt niet tot leven (Gal. 3:10), is nutteloos. IJdelheid der ijdelheden (Pred. 01:02-03). Wie meent het goede werk te verrichten als hij op eigen inzicht aan de slag gaat? “Een ieder deed wat goed was in zijn eigen ogen”, zoals in de tijd van de Richteren (bijvoorbeeld Richt. 21:25) . Zelfs als het beste doel voor ogen stond dan nog was de eigen visie volstrekt ontoereikend. En dat geldt nog steeds! Het gaat immers niet om ons beeld van God en Zijn schepping, maar om Gods beeld over ons, Zijn schepping.

Gelijkenissen

Jezus sprak vele dingen in gelijkenissen. Hij deed dat om iets voor ons dui­delijk te maken van Gods visie op de aarde en haar bewoners, een visie van­uit het Koninkrijk Gods. In Mattéüs 13 vers 24 tot 30 (Matt. 13:24-30) wordt de gelijkenis van de akker verteld. Even daarvoor staat de gelijkenis van de zaaier (Matt. 13:01-09). De ver­halen spreken over ver­schillende soorten akkers en zaad, over groeien, maaien en oogsten. Kortom een scala van agrarische begrippen. Ook deze be­grippen zijn nog steeds hanteerbaar als het er om gaat een hemelse werke­lijkheid eenvoudig weer te geven.

Als het er om gaat naar Gods wil te handelen en niet naar ons eigen inzicht, dan gelden de volgende begrippen:

Als God wacht totdat wij de stenen uit onze akker hebben opgeruimd, dan moeten wij niet bidden dat Hij komt om te zaai­en. God geeft ons tijd om ons leven op orde te brengen zodat niets van zijn kostbare zaad verloren gaat.

Als God al gezaaid heeft dan moeten wij niet gaan ploegen. Dat doen wij vaak als evangeliseren een ‘must’ is. Wij zijn een levend evangelie, ons leven mag Gods liefde uitstralen en dat zal de ander overtuigen. Wij hoeven slechts te wijzen op onze Bron van die vreugde. Wij mogen het leven van onze naaste niet omspit­ten, laat staan omploe­gen.

Als Gods zegen (regen) nog niet is neergedaald dan moeten wij de oogst niet willen binnenhalen. Slechts rijpe, voldragen vruchten zijn geschikt om binnen te halen; al­leen zij dragen zaad. Wij willen te vaak (te) snel resultaat zien. On­geduld is ongeloof.

Als God Zijn oogst wil binnenhalen dan moeten wij niet bezig zijn met pakhuizen bouwen, dan is onze plaats op de akker. Gericht zijn op de naaste buiten eigen erf is veel meer een opdracht dan alleen maar bezig zijn voor eigen parochie.

Dus op de juiste plaats en de juiste tijd de juiste dingen doen! Maar. . . hoe kunnen wij daar ooit in slagen?

Relatie

Elke keer als ik iets voor God wil doen, dan zegt Hij: ‘Fijn. Stop dan eens even”. (Dus precies het tegengestelde wat ik be­dacht heb).

“Als je bereid bent alles voor Mij te doen, ben je dan ook bereid te wachten? Ik wil je wat vertellen. . . “

God wil een levende relatie met ieder mens hebben.

Dan kan Hij Zijn verhaal kwijt. Zijn plan voor elk schepsel ontvouwen: “Kijk, voor jou heb Ik . . . be­dacht” en “Voor jou daar – ja jij daar achteraan, kom eens naar voren – heb ik dit idee . . . “

God, de Schepper, onze Maker weet bij uitstek wat voor ieder mens persoon­lijk het meest geschikt is. Dus ook voor mij. Welke kwaliteiten in mij zijn ge­legd, en dus welke vruch­ten in mijn leven kunnen ontwikkelen, rijpen.

Zijn Heilige Geest zal mij Zijn gedachten bekend ma­ken in een relatie van hart tot hart. Dan zal ik mijn Vaders bedoeling voor mijn leven leren verstaan en daarnaar handelen (Ps. 25).

Dan gaat het er niet meer om of ik zo’n ‘handige’ dienstknecht ben, maar of ik bereid ben Gods plan voor mijn leven te willen kennen en zo te handelen.

Dat is het verschil tussen slaaf-zijn (die niet weet wat zijn Heer wil en van alles doet om zijn Heer gunstig te stemmen) en zoon-zijn (die de gedach­ten van zijn Vader volko­men kent en in een liefde­volle relatie met zijn Vader leeft) . Leven uit Gods hand, leven in Gods hand. Mijn hand in de Zijne!

 

 

 

Het witte kleed (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Stil staan de bomen om hun wit gewaad te dragen,

dat op hun naakte takken is gelegd.

Oneindig broos heeft ’t amper zich gehecht,

dit kleed, geweven door de sneeuw en ijzellagen. . .

 

Dan komt de gouden zon met zachte, warme stralen

en smelt het schitt’rend kleed op boom en heg:

De witte schoonheid is voorbij, ’t is weg,

Het was van d’ aarde aards, kon d’ eeuwigheid niet halen. . .

 

Er is een ander kleed, door Christus ons gegeven,

zo wit als sneeuw, gewassen in Zijn bloed!

Dat nooit verslijt maar overwinnen doet,

Wij mogen ’t dragen in Gods Rijk van eeuwig leven!

 

Medearbeiders van God door Jan W Companjen

 

“En Jezus zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede daaraan gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten” (Matt. 22:37-40; een citering van Deut. 6:5 en Lev. 19:18).

In dit Schriftwoord geeft Jezus antwoord op de vraag waar het eigenlijk omgaat, wat God van de mens verlangt en wat de mens ontvangt als hij in Christus Jezus is. In Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06) lezen wij dat Jezus zegt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. En in de gelijkenis van de ware wijnstok vertelt Hij, dat de mens in een duurzame levensgemeen­schap met Hem, dit ware leven heeft.

Gods liefde en onze liefde

Ware liefde komt voort uit het verstaan van Gods liefde. “Gij zult” wordt nog zo vaak gezien als een stukje wet, een gebod dat moet gebeuren in opdracht van God. Dit kan men proberen, maar men zal steeds weer ontdekken dat men faalt. Is het niet ten opzichte van God, dan toch zeker wel ten opzichte van de medemens. Alzo lief had God de wereld (let op!, dus niet alleen die broeders en zusters en moeders die Zijn wil doen), dat Hij Zijn enige Zoon daarvoor gaf. Want God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar om de wereld door Hem te redden.

Indien dan wij waarlijk Zijn lichaam zijn, zullen ook wij dat werk moeten voort zetten. Zijn voeten zijn wij, Zijn handen zijn wij, Zijn mond zijn wij, want hoe zal de wereld kunnen geloven indien zij niet gehoord hebben dat in Jezus, de mens en de wereld gered kan worden. Vooral nu, in onze tijd, nu onze kennis zo vermeerderd is, kunnen wij een boodschap doorgeven van verlossing, redding en van eeuwig leven. Een leven dat ons, willen wij het goed verstaan, terugvoert naar het begin, toen het plan Gods tot uitvoering werd gebracht, bij de schepping van hemel en de aarde. Als kroon op die grote schepping, werd de mens geschapen, naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis.

God zal Zijn doel bereiken

Ondanks de zondeval en een geschiedenis van een mensheid die in flagrante tegenspraak is met ons Schriftgedeelte, weet de Schepper dat Zijn schepping – en dus ook de mens – zal slagen. Er komt een tijd, dat wij mensen tot de erkenning komen dat wij er zonder onze Schepper niets van terecht brengen. In Jezus Christus kwam Hij tot ons en door Zijn dood zijn wij verzoend met God. Het bij de schepping gestelde doel kan weer bereikt worden. Daartoe en daarvoor is alles volbracht. De mens, geschapen naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis, kwam als eerste openbaar in Jezus Christus. De eerste Geestelijke mens van een Geestelijk geslacht. Een nieuw volk van God, dat door één Geest tot één lichaam wordt geformeerd.

Dat volk van God zal, in Hem geworteld zijnde, opwassen tot alle volheid Gods. Jezus zelf begreep deze dingen en Hij kon daarom ook zeggen dat Hij er vanaf het begin was. De mens naar Gods beeld geschapen was en is er. Zoals Ik ben, zei Jezus, zo heeft God de Vader de mens in gedachten gehad en bedoeld. Een mens van vlees en bloed, geschapen en geformeerd uit de aarde, maar bezield met de Geest Gods die er was vanaf het begin. Een kroon op Zijn schepping in een samengaan tussen Geest en vlees, Schepper en schepsel.

Niet aards maar hemels

Indien wij deze dingen leren verstaan zullen er zeer vele problemen opgelost worden. Dan zullen wij veel beter begrijpen hoe groot en hoog onze hemelse roeping is. Dat wij niet vleeslijke (aardse), maar Geestelijke (hemelse) schepselen zijn. Wij spreken wijsheid bij mensen die daarvoor rijp zijn en ik geloof dat dit er reeds velen zijn. Lees in dit verband eens 1 Korinthiërs 2 vers 6 tot 16 (1 Kor. 02:16) Daar staat onder andere ten aanzien van Gods plan met deze wereld het volgende:

“Wat wij spreken als wijsheid wordt door de heersers dezer eeuw, wiens macht teniet gaat, niet begrepen. Wat wij spreken is de’ verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. Indien de beheersers van deze eeuw (de anti goddelijke machten en krachten) deze dingen geweten hadden, dan zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, heeft God bereid voor degenen, die Hem liefhebben”.

Wie heeft zo’n God, die zo innig met ons wil samenleven, niet lief? Die liefde die ontdekt heeft wat God de Vader voor ons is en zijn zal, is eeuwig en zo innig dat een huwelijksleven tussen man en vrouw daar een schaduw, een aardse afbeelding van kan zijn. Ook man en vrouw gaan in elkaar op, geven zich aan elkaar over, worden tot één vlees en dragen vrucht.

Waartoe zijn wij geschapen?

God heeft ons geschapen met de bedoeling dat wij medewerkers met Hem zullen zijn. Jezus Christus is het Hoofd van dat lichaam, de Leider van al die medewerkers, die Gods Woord horen en doen. Dat leger Gods zal de wereld redden en een leven openbaren waarin God verheerlijkt wordt. Het zal een volk zijn waarvan Hij zeggen kan: ‘Ziehier de mens, het volk dat Ik geschapen heb en dat tot Mijn doel is gekomen, volwassen is geworden’. Dan is het afgelopen met het toch wel vreemde gebeuren dat wij God zoeken als we in nood verkeren of het moeilijk hebben. Wij, als lichaam van Christus, behoren evenals Christus zelf van ons af te leven. Het front waarop wij strijden behoort niet IN ons zelf te liggen. Dien de ander, en dien daarin de Vader en Jezus Christus die ons ook in deze duidelijk is voorgegaan.

Enige tijd geleden zag ik een TV uitzending uit Afrika. Het had als titel ‘Ziekenhuis zonder dokters’. Het betrof een opvangcentrum waar alleen met zieken gebeden werd. Men was daar dag en nacht druk mee. Eén van de Geestelijke medewerkers, zelfs één van de belangrijkste, was zelf invalide. Nadat de TV ploeg veel zegeningen en gebedsverhoringen van hem had gezien, vroegen zij hem, waarom hij zelf nog niet genezen was. Zijn antwoord was: ‘Ik ben aan mijzelf nog niet toegekomen. . . ‘ Een geweldig staaltje van naastenliefde. Ten eerste gunde hij zich geen tijd voor zichzelf en ten tweede was die ander belangrijker. Maar nog belangrijker vind ik dat hij werkte voordat hij zelf volmaakt (hersteld) was. Hij heeft hart voor die ander.

Dienen van een ieder die je van Godswege ontmoet is een groot goed. Aan dat laatste ontbreekt het de mens heel vaak. Men laat het na met gebruikmaking van allerlei uitvluchtjes. Hoe het ook zei, de wereld om ons heen, waarin wij gezet zijn tot verheerlijking van Zijn Naam, gaat aan ons voorbij omdat wij menen dat wij een andere roeping hebben. Om u te laten zien dat wij hierin wel eens aan de verkeerde kant zouden kunnen staan, gaan wij ook hiervoor terug naar het begin, waar we de doelstelling van de mens het duidelijkst zien.

Wat was Gods bedoeling?

In het begin schiep God eerst de hemel en al wat daarin is. Het was na die schepping aldaar één grote eenheid. God heerste over alles en alle engelen dienden Hem vol vreugde. God gaf leiding en alles werd naar Zijn wil door de scharen engelen uitgevoerd. Ondanks die grote eenheid was daar toch een bepaalde rangorde. Zo was Lucifer de overste of wel de belangrijkste van alle engelen. Hij stond als het ware naast God bij de uitvoering van al Zijn plannen. Aangenomen moet worden dat ook de engelen, net als wij, een eigen wil hadden en hebben. Ook zij konden kiezen om God te dienen, dat wil zeggen voldoen aan de roeping waartoe ZIJ geschapen zijn. Zij waren dan ook bij de schepping van onze aarde helemaal betrokken. Dat zal wat geweest zijn, elke dag, scheppingsdag, ontstond er weer wat nieuws en iedere keer moest de gehele schare engelen beamen dat het alles zeer goed was.

Toen kwam de grote dag, dat God zei: ‘Kom, laat ons mensen maken’. Mensen die naast Mij kunnen staan om te beheren alles wat Ik geschapen heb. Een partner om te onderhouden en te bewaren alles wat Ik geschapen heb. Een beheerderstaak die vanuit liefde voor al het geschapene zal werken. Ik, de Schepper, heb Mijn schepping lief en zij zullen Mij en Mijn schepping liefhebben en wij en zij zullen elkander dienen en genieten van alles wat Ik geschapen heb. Zo is dat ongeveer gegaan en Lucifer, de Morgenster, had zoals altijd moeten zeggen: ‘Geweldig Heer, wat zijn Uw plannen en uitvoeringen groots, ik sta volledig “achter U en Ik zal alles uitvoeren zoals U het beveelt. Ik sta achter U en achter Uw schepping. . . “

De opstand van Lucifer

Zo had het moeten zijn, maar Lucifer kwam als eerste engel in opstand. Hij, als grootste en machtigste engel, wenste niet ondergeschikt te worden aan een schepsel dat na hem werd geformeerd. Had hij niet de oudste rechten, was hij niet steeds Gods rechterhand geweest, kwam Hij niet zelf voor dat grote doel in aanmerking? Moest hij als oudste de jongste dienstbaar zijn? Lucifer kwam in opstand en zei: ‘Nee, dat doe ik niet. Ik wil dat die nieuwe schepping dienstbaar is aan mij, dat zij mij gehoorzaam zullen zijn’. En Lucifer trok, omdat zij zelfstandig konden beslissen, een hele groep engelen mee. Er kwam scheiding tussen hen die God wilden blijven dienen en hen die gediend wilden worden. Een geweldige gebeurtenis die tot op de dag van vandaag voortduurt.

Gods plan ging echter door. Hij schiep de mens naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis en Zijn plan. Zijn opstelling en doelstelling zal slagen. Zij, de engelen Gods, die ons terzijde staan in de hemelse gewesten, zijn veel meer in aantal en sterkte. Zij voeren nog steeds het goede plan Gods uit door niet zichzelf of op eigen opvattingen gericht te zijn, maar op het grote plan Gods, door het dienen van de Schepper en al Zijn werken.

Naar wie luisteren wij?

Niet alleen de engelen maar ook wij zijn betrokken bij de uitvoering van het grote plan van God. En ook voor ons geldt: Kies dan heden wie u dienen wilt: God, de Schepper van alle dingen, die Zijn Zoon aanstelde tot onze Leidsman, of luistert u nog steeds naar de afvallige vanaf het begin, de duivel, die er nog steeds op uit is dat wij hem zullen dienen. Zijn werken zijn gegrondvest op macht en heerschappij; onderdrukking en geweld zijn de kenmerken. Zie maar om u heen hoeveel macht en invloed satan nog heeft, hoe velen hem volgen en hem dienstbaar zijn in woord en daad.

Laten wij er ook steeds meer van doordrongen worden dat wij niet alleen het woord Gods moeten horen maar het ook moeten doen. Sta op en druk het spoor van Uw Koning! Ga in Zijn voetsporen en laat de wereld de werkelijkheid van het Koninkrijk Gods zien. Satan laat zijn macht zien omdat hij steeds naar buiten treedt. Hij laat zien wie hij is en wat hij doet. Hij gaat rond als een briesende leeuw. Wij behoren ook niet alleen op onszelf gericht te blijven, op eigen behoud en eigen zaligheid in dit leven. Als wij dat doen zijn wij net als het volk Israël. Dat ging ook prat op eigen uitverkiezing. En tot de medemensen die hen omringden was er een houding van: ‘Wijk af van ons, want wij zijn heiliger en verder ingewijd dan jullie’. En God had juist dit volk uitverkoren anderen tot zegen, tot dienstbaarheid te zijn.

Het zout der aarde

In het nieuwe testament wordt die dienende factor nog duidelijker uit gedrukt in de vermelding dat wij het ‘zout der aarde’ en het ‘licht op de kandelaar’ zijn. Kortom komt het er op neer, dat wij de opdracht, bij de schepping reeds ingesteld, niet voldoende onderkennen. In het gehele oude testament komt ook steeds weer naar voren dat de oudste de jongste dienstbaar moet zijn. Een gegeven waar niemand om heen kan. Zij die het hébben – de eerstgeborenen – zij die wederom- geboren zijn –  behoren hen te dienen en lief te hebben die van deze dingen nog geen weet hebben. Die nog niet onderkennen wat goed en kwaad is en nog niet geleid worden door de Geest van Christus. Die Geest zal ons samen brengen naar het doel waartoe alles geschapen is! Jezus, als Leidsman van dit geloof, zal daarin slagen. En wij, die in Zijn voetsporen gaan, zullen óók slagen en met Hem overwinnaars zijn.

“Wie kent de gedachten van de Heer?

Wie kan Hem raad geven?

Maar wij, wij bezitten het inzicht van Christus”, 1 Korinthe 2 vers 16 Goed Nieuws, (1 Kor. 02:16).

En dan nog een vers uit het lied: ‘Gods gezindheid in ons’.

Maak ons tot een zegening voor de volken,

een zegening voor de mensen om ons heen;

tot de wereld weet wie elke schuld vergeeft,

Uw genezing door ons heen.

 

Venster door Duurt

Een christen is zelf

Een venster van de hemel.

Hoe helderder je bent

Hoe meer men Gods wezen

Door jou heen ziet

 

De hemelse gewesten: Een bewuste beleving door Hessel Hoefnagel

Bijbelstudie door Hessel Hoefnagel deel -3- slot

De ark en de tabernakel

Als gevolg van de zondeval van de eerste mens en de claim van de Dood kwam de hele aarde onder de vloek van onvruchtbaarheid en negatieve ontwikkeling (Gen. 03:17 e. v. ).

De aarde ging weer onder in het “water”, waaruit zij door de Schepper tevoorschijn was geroepen. Als scha­duwbeeld van deze ondergang voltrok zich in de dagen van Noach de zondvloed, Genesis 6. De aarde werd op in­grijpende wijze van haar heerlijkheid beroofd, omdat haar wettige heerser, de mens, was geworden tot “enkel vlees en een willige prooi van de machten der duister­nis. De Geest van God kon niet langer in de mens blij­ven, om deze voor het doel van de Schepper te bewaren. De mens werd naar willekeur door de gevallen engelen (“goddelijke zonen”) bevrucht met verderf en geweld, Genesis 6.

Terwijl echter het “einde van al wat leeft” leek aange­broken vanwege deze doorgaande verwording, zocht de Schepper verbinding met de rechtvaardige Noach. In hem zou Hij Zijn plan om “mensen te maken naar Zijn beeld en gelijkenis” voortzetten. Noach moest een ark bouwen als beeld van de bescherming van het leven, dat zich als een kiem in de mensheid bevond.

Zo moest Mozes later een tabernakel bouwen volgens het door de Geest gegeven ontwerp.

De Geest van God “broedde” opnieuw op de wateren om het door duisternis ingekapselde leven weer te doen ontlui­ken.

Een belangrijk element in de strijd in de hemelse ge­westen is de vijandschap, die de Schepper instelde tus­sen het “zaad van de vrouw” (de ware mens) en “het zaad van de slang” (wat de boze machten voortbrengen). Van “nature” is de mens geneigd het kwade te haten omdat hij een schepping van God is. Hoe wordt hierin het woord van de Schepper verdraaid zoals bij de eerste mens in de hof. Terwijl de Schepper immers had gezegd, dat de mens van alle bomen in de hof vrij mocht eten, behalve van de “boom van kennis van goed en kwaad”, sprak de “slang”: “God heeft zeker gezegd: gij zult niet eten van enige boom in de hof”, Genesis 2 vers 16 en Genesis 3 vers 1 (Gen. 02:16; Gen. 03:01).

Zo zijn er ook nu talrijke oprechte mensen, die belij­den dat de mens van nature geneigd is God te haten in plaats van het kwaad! In wezen echter “schreeuwt” de mens naar God en “zucht” de hele schepping als in ba­rensnood om “kinderen” en zelfs “zonen” Gods voort te brengen (Rom. 08:19 e. v. )

Toen de Heer Jezus als “zoon des mensen” aan het kruis hing, onderging Hij daar de “zondvloed van demonie”, die op Hem aanstormde om Hem te onderwerpen zoals de overige mensen. Als profetische heenwijzing hiernaar getuigde David in Ps. 22 vers 13 tot en met 22 van “stieren, buffels, leeuwen, honden en woudossen” (Ps. 022:013-022). Aan het eind van deze strijd, toen Hij “de zonde der wereld” droeg, kon deze grote Overwinnaar echter uitroepen: “het is volbracht!” (Joh. 19:30). Direct daarna legde Hij in geloof Zijn geest weer in de “handen van de Vader”. Zo werd Zijn innerlijk weer vervuld met de Geest van de Vader (Luc. 23:46).

In deze heerlijkheid van de nieuwe mens ging Hij in de hemelse gewesten als Heerser het rijk van de Dood bin­nen. Het gevolg was, dat “vele (geestelijke) lichamen van de ontslapen heiligen werden opgewekt” (Matt. 27:52). Dit was mogelijk, omdat de claim van de Dood óver alle leven was verbroken. De Heer verbrak de “weeën van de Dood”, want het was niet mogelijk, dat deze Hem

vasthield, zoals de andere mensen voor Hem (Hand. 02-24) In dit verband profeteerde David reeds over de “banden van Dood en dodenrijk”, Psalm 18 vers 5 en 6 en Psalm 116 vers 3 (Ps. 018:005-006; Ps. 116:003).

Eenmaal werd de Heer Jezus, toen Hij door Johannes in het water van de Jordaan werd gedoopt, vervuld met de heilige Geest. Johannes zag dit gebeuren in het visioen van een duif, die op Hem neerdaalde en op Hem bleef.

Johannes had hiervan een godsspraak gehad: Op wie gij de Geest ziet neerdalen en op Hem blijven, deze is het, die in de Heilige Geest doopt Johannes 1 vers 32 tot en met 34, (Joh. 1:32-34). Johannes hoorde hierbij een stem uit de hemelen: “Deze is Mijn Zoon in Wie Ik Mijn welbehagen heb” (Matt. 3:16-17).

Direct nadat de Heer Jezus bij Zijn waterdoop tevens verbonden werd met de Geest van de Vader, werd Hij door de Geest geleid in de “woestijn” om geconfronteerd te worden met de duivel. De “woestijn” is de aanduiding van het dorre, vruchteloze machtsgebied van de Dood. Hier werd Jezus innerlijk voorbereid op Zijn strijd aan het kruis en daarna in het rijk van de Dood. Hij weerstond de duivel, die werkt met het geweld van de Dood”, Hebreeën 2 vers 14 Staten vertaling, (Heb. 02:14). De duivel moest daarna tot een “be­stemde tijd” wachten om Hem aan het kruis opnieuw onder zware pressie te kunnen zetten, toen de Geest van God zich teruggetrokken had (Luc. 4:13, Matt. 27:45-46)

De strijd in de hemelse gewesten gaat door totdat elke macht der duisternis is “ontwapend” en geworpen in de poel des vuurs, Openbaring 20 vers 14 (Openb. 20:14). Deze “eeuwige dood” is de verzameling van alles wat niet verenigbaar is met het wezen van God. Vanwege deze zuivering krijgt het Koninkrijk van God steeds meer gestalte. In het begin sprak de Schepper: “Er zij licht” (Gen. 1:3). Door het Evangelie van Jezus Christus is dit licht vanuit het duister gaan schijnen in de harten van degenen, die ge­loven (2 Kor. 4:4-6).

De Heer Jezus sprak: “Het Koninkrijk van God is binnen ulieden, Luc. 17 vers 21 Staten vertaling (Luc. 17:21). Paulus sprak over de inner­lijke vrede, gerechtigheid (in plaats van zonde!) en blijdschap door de heilige Geest (Rom. 04:17).

Uiteindelijk wordt gezegd dat de “stad van God de zon en maan niet meer nodig heeft om haar te beschijnen want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam. ” Ook zal er geen nacht (duisternis) meer zijn want in ieder mens is de Here God volop aanwezig Openbaring 21 vers 23 en Openbaring 22 vers 5 (Openb. 21:23, Openb. 22:05), zodat steeds helder (dag)licht wordt verspreid.

De strijd in de hemelse gewesten heeft dus een doel. De grote Schepper Zelf heeft deze strijd opgepakt en zet deze voort in allen, die bewust geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus. Het einddoel van dit geloof is dan de “zaligheld (heerlijkheid) van de zielen”, 1 Petrus 1 vers 9 (1 Petr. 01:09).

God rust niet, voordat Zijn wezen van vrede, gerechtig­heid, liefde, hoop, geloof, goedheid en licht de hele kosmos vervult.

Wanneer dit doel bereikt is, zal de Zoon Zijn opdracht aan de Vader teruggeven. Dan zal Hij opnieuw en nu met een stem van vele wateren” (vanwege zijn uitgebreide nageslacht”) uitroepen: “het is volbracht!”

Dan zal het wezen van God alles en allen vervullen (1 Kor. 15:28).     

Alle reden voor ons om de strijd in de hemelse gewesten niet te schuwen, maar juist met alle kracht ter hand te nemen. Dit vraagt een nauwgezet leven, verbonden met de Geest van de Vader.

Iedere macht der duisternis siddert voor de kracht van God door ons heen, wanneer hij daarmee geconfronteerd wordt.

Daarom: Strijdt de goede strijd van geloof, zodat het einddoel bereikt wordt en de heerlijkheid van God alles zal vervullen.

De strijd in de hemelse gewesten betreft allereerst het persoonlijk leven. Min of meer, afhankelijk van het mi­lieu, waarin de mens is opgegroeid, zijn er gebondenhe­den en beperkingen ontstaan en heeft “de zonde als koning geheerst in het sterfelijk lichaam”, Romeinen 6 vers 12 (Rom. 06:12). Daardoor is de mens onder de claim van de Dood terecht gekomen en onbruikbaar geworden voor het doel van God: de realisatie van Zijn heerlijk Koninkrijk, dat de hele schepping zal omvatten.

Het woord van God, dat de basis is van alle leven, klinkt sinds de overwinning van Jezus Christus over de Dood: “Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden”, zodat Christus over u kan lichten, Efeze 2 vers 14 (Ef. 2:14). “Christus” is het vleesgeworden Woord van God (de ware mens), verbonden met de Geest van God, die alle leven wekt.

Wanneer dit leven (= licht) de mens verlicht, kan deze opstaan en ontwikkelen in een nieuw eeuwig leven. De Dood heeft geen macht meer over hem. Dit proces heet “wedergeboorte”. Door de wedergeboorte wordt de mens weer bruikbaar voor het doel van God.

Zoals God eenmaal begon te scheppen temidden van de duisternis (de sfeer van de Dood), zo kan de mens door geloof in Jezus Christus eveneens beginnen om in eigen leven en omgeving scheppend bezig te zijn.

Zo wordt het werk van God voortgezet en eenmaal zal het “einde” gezien worden. Degene, Die ooit de “strijd in de hemelse gewesten” is begonnen, zal haar ook vol­tooien. Dan zal bewaarheid worden, wat Hij gezegd heeft: “Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde”, Openbaring 21 vers 6 (Openb. 21:06). Voor ons, die geloven, geldt de be­lofte: “Wie overwint, zal deze dingen beërven; Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn (zoals Jezus).

Dit is het resultaat van wat wij kennen als “de strijd in de hemelse gewesten”.

Zoals David tegen Goliath kunnen ook wij tegen onze vijanden zeggen: Deze strijd is des Heren en Hij geeft u in onze macht’. 1 Samuël 17 vers 47 (1 Sam. 17:47). Laten wij de hemelse gewesten beschouwen als een bewuste beleving, waarin uiteindelijk de mens haar bestemming bereikt. Dit alles tot eer van God onze Vader.

 

Opbouwweken door redactie

Franse opbouwweek – Rectificatie

In ons bericht over de Franse opbouwweek 1991, in “Levend Geloof” van vorige maand, zijn tot onze spijt de gegevens betreffende data en prijs onjuist vermeld. Daarom in dit nummer een nieuw bericht, nu wel met de juiste gegevens.

Ook dit jaar wordt er weer een geestelijke opbouwweek in Frankrijk gehouden. Vorig jaar was het aantal deelnemers meer dan 100, afkomstig uit Nederland, België, Frankrijk en Zwitserland. In deze conferentie, met als sprekers Klaas Goverts en Sjaak Roose, zal het thema ‘Goddelijke genezing’ centraal staan. De conferentie wordt weer gehouden in het vakantieoord: ‘Maison Familiale de Vacances ‘Basinroche’ te Saulxures, gelegen in de Vogezen in een zeer mooie omgeving. Deze bijbelstudieweek wordt gehouden van zaterdag 29 juni tot zaterdag 6 juli. Dit jaar dus 7 dagen! De prijs is 1200 FFrs per persoon, 2280 FFrs per echtpaar. Het vervoer is op eigen gelegenheid. Verdere inlichtingen en opgave bij: I. Roose, Amersfoort. of bij Jack Gerritsen, A Robalot, (Frankrijk).

‘UT Arkien. Opbouwweken

Evenals vorig jaar worden er dit jaar weer twee opbouw weken gehouden op het schip ‘Ut Arkien’. De vertrek- en aankomstplaats is Enkhuizen. De eerste week wordt gehouden van 8 tot en met 13 juli. De vaarroute loopt dan door de provincie Noord Holland, terwijl de Bijbelstudies worden verzorgd door G. J. R. Doornink. De tweede week is van 22 tot en met 27 juli. Er wordt dan gevaren door de kop van Overijssel en Friesland. Klaas Goverts verzorgt dan de Bijbelstudies. De kosten zijn ƒ 300,- per persoon per week. Voor verdere inlichtingen en opgave kunt u contact opnemen met Jacob en Marry Roosendaal, Enkhuizen.