Selecteer een pagina

Levend Geloof – 309

Levend geloof 1989.12 nr. 309

De komst van de zoon des mensen door Gert Jan Doornink

Wie een overzicht maakt van de belangrijkste gebeurtenissen, waarover we in de Bijbel kunnen lezen, komt al spoedig tot de conclusie dat er heel wat is gebeurd en nog gaat gebeuren tussen ‘de schepping van hemel en aarde’ en ‘de eindvoltooiing aller dingen’. Maar dat de komst van de Zoon des mensen naar deze wereld een centrale plaats inneemt is aan geen enkele twijfel onderhevig.

We spreken met opzet over de ‘komst’ van de Zoon des mensen, want rondom het kerstfeest zien wij vaak een overaccentuering van de herdenking van Zijn geboorte als kind in Bethlehems stal. Natuurlijk is Zijn komst naar deze wereld ondenkbaar zonder Zijn geboorte, en wij mogen dan ook het kerstfeest met grote blijdschap vieren. Maar nooit mag uit het oog verloren worden waarom Christus werkelijk in deze wereld kwam, namelijk als de ‘Gezondene des Vaders’. God legde Zijn hart, Zijn wezen in Zijn Zoon, waarom wij ook in Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) lezen dat Hij de afstraling van Gods heerlijkheid was en de afdruk van Zijn wezen.

In Johannes 3, bij het gesprek wat Jezus had met Nicodemus, komt ook zeer duidelijk het gezonden zijn van Jezus naar voren Johannes 3 vers  17 en 17 (Joh. 3:16-17) . En in Johannes 18 vers 37, (Joh. 18:37) toen Jezus Zich verantwoorden moest voor Pilatus, zien wij dat Jezus Zijn geboorte ook verbonden heeft met Zijn gezonden zijn in deze wereld. Hij zegt: “Hiertoe ben Ik geboren èn hiertoe ben Ik de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem”.

Uit de waarheid of uit de leugen

Dit is een belangrijke uitspraak van Jezus. Hij wist dat velen de ‘waarheid’ zouden afwijzen. Wie niet ‘uit de waarheid is’, wie niet wedergeboren is, wie het nieuwe leven van Christus niet kent, is nog verbonden met de ‘leugen’. Hij is gemakkelijk te infiltreren vanuit het rijk der duisternis en kan zich tijdens het kerstfeest misschien wel laten meeslepen door allerlei romantische of nostalgische gevoelens, al of niet met een religieus sausje overgoten, maar heeft geen enkel ‘zicht’ op het werkelijke doel van de geboorte van Christus.

Eerst wanneer het nieuwe leven van Christus in ons is, en dit nieuwe leven ook regelmatig gevoed wordt vanuit Gods Woord en door de Heilige Geest, ontstaat er een geheel nieuwe situatie. Dan is het oude leven werkelijk voorbij en gaat het nieuwe leven zich hoe langer hoe meer manifesteren. Dan gaan we ook ontdekken dat niet alleen de Zoon des mensen in deze wereld gezonden werd, maar ook wij gezondenen des Vaders zijn. Tot Zijn discipelen sprak Jezus destijds reeds dat zoals Hij gezonden was door de Vader, ook zij gezonden waren Johannes 20 vers 21 zie ook Johannes 17 vers 18 (Joh. 20:21; Joh. 17:18).

Het is goed om juist rondom en tijdens de kerstdagen hier onze aandacht bij te bepalen. Het unieke feit dat de Zoon des mensen in deze wereld kwam en als baby geboren werd, zou geen enkele betekenis hebben gehad als Hij daarna niet was opgegroeid tot volwassene en Hij zich als de Gezondene des Vaders kon openbaren.

Maar dit geldt ook voor ons! Als wij nieuwe scheppingen in Christus zijn, zal uit ons leven moeten blijken of er bij ons ook ‘groei’ is van baby’s in het geloof tot volwassen christenen. Het is ondenkbaar dat men in de natuurlijke wereld het aspect ‘groei’ over het hoofd ziet. Hoeveel te meer zal uit de geestelijke groei van ons als kinderen Gods moeten blijken, dat ook wij ons bewust zijn dat we ‘gezondenen des Vaders’ zijn.

Jezus was de ‘Eerstgeborene onder vele broederen’ zegt Paulus in Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29). En Petrus zegt dat Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten, opdat wij in Zijn voetstappen zouden treden 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21). De komst van de Zoon des mensen naar deze wereld en alles wat Hij deed en sprak tijdens Zijn bediening, mag ons dagelijks inspireren dit grote Voorbeeld te volgen. Hij is onze grote Koning, die het ons, door de volheid van de Heilige Geest, mogelijk maakt Zijn beeld tot openbaring te brengen, Hij, de Zoon des mensen, heeft ook ons het recht van het zoonschap gegeven Galaten 4 vers 5 (Gal. 04:05). De vreugde van het kerstgebeuren wordt er alleen maar groter en echter door hoe meer wij ons dat realiseren! Daarom kunnen wij met grote vreugde kerstfeest vieren en prijzen wij Hem die als kind in de kribbe zijn leven begon, maar thans de Koning der koningen is!

 

Jezus’ moeder door Duurt Sikkens

“…is vrij, en dat is onze moeder” Galaten 4 vers 26 (Gal. 04:26).

In Openbaring 12 vers 1 (Openb. 12:01) wordt gesproken over een vrouw. Wie is zij? Niet Maria, de aardse moeder van Jezus, want wat voor          zin heeft het een visioen te beschrijven over iets wat al heeft plaats gevonden? Bovendien bevindt zij zich in de hemel, de       voor natuurlijke zintuigen afgesloten gebieden.

Deze vrouw is een beeld van de gemeente, de vrouw van Jezus die bij Hem in de hemel woont. Deze vrouw gaat door een zware periode van veel verdrukkingen en dreigingen want de duivel staat er vlak bij.

En dan baart zij een volwassen kind, een man. Dat is een zware bevalling en ze schreeuwt het dan ook uit. Ze roept de naam. Want uit haar worden rijpe, volgroeide kinderen geboren, de zonen Gods waarop de hele schepping wacht en die – net als de eerste zoon Jezus – hun troon rechten innemen en in wie de genade Gods gestalte heeft gekregen. Zij binden de strijd aan, samen met de engelen en werpen de draak op de aarde, opdat de hemel gezuiverd wordt van de veroorzakers van al het kwaad.

Overigens, Jezus’ moeder. Wie was dat? Op aarde was het Maria, in de hemel waren dat degenen die Zijn wil doen en bij Hem zijn gebleven. Deze vrouw is vol van genade want ze is bekleed met de zon. Er is geen duisternis in haar, geen kwaad woord komt over haar lippen. Als je zonen wilt zien, leg je dan eerst toe op het goddelijk moederschap.

 

De grote lofzang door Wim te Dorsthorst (7 slot)

Gods handelen is wonderbaar

Wonderlijk als wij beden­ken hoe God gehandeld en gewerkt heeft met het volk Israël. In Romeinen 8 vers 4 en 5a (Rom. 08:04-5a) merkt Paulus op hoe bevoorrecht zij waren: “Hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijk­heid en de verbonden en de wetgeving en de ere­dienst en de beloften; hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft de Christus”.

Wonderlijk hoe God ervoor gezorgd heeft dat ze het heil voor zichzelf en voor de volken als een belijde­nis en een getuigenis uit­zongen bij de viering van Pesach. Dat ze, zo vaak ze het Pesach-lam slach­ten, heen wezen naar het Lam Gods dat ook geslacht moest worden in de vol­heid van de tijd en waar ze als volk zo’n grote rol zouden vervullen.

Ze zongen Psalm 114 over de wonderbare uittocht uit Egypte onder Mozes, niet beseffende dat ze te­gelijkertijd zongen en ge­tuigden van een veel gro­tere, veel wonderbaarlij­ker geestelijke uittocht in en door Jezus Christus. Niet beseffende dat ze zongen over de Messias die ze zo vurig verwacht­ten en het waarachtige Pesach-lam zou zijn.

Zij hebben Hem niet aangenomen

En toen Hij kwam tot het zijne – zegt Johannes – hebben de zijnen Hem niet aangenomen Johannes 1 vers 11 (Joh. 01:11). De Joden maakten de fout dat ze de Schrift voor de werkelijkheid hielden, ter­wijl de Schrift getuigt dat de werkelijkheid van Hem, die de werkelijkheid is. Jezus zegt: “Gij onder­zoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig le­ven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij ge­tuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben” Johannes 5 vers 38 tot en met 40 (Joh. 05:38-40).

Ook op de laatste dag, de grote dag van het Loofhuttenfeest, werd de grote lofzang gezongen in de tempel en dan zongen ze: “Die de rots verandert in een waterplas, de keiste­nen in een waterbron” Psalm 114 vers 8  (Ps. 114:008). En als de priester opsteeg naar de tempel met een gouden kan water op zijn schouder, geschept uit de bron Siloam, dan werd hij ontvan­gen met muziek van har­pen, trompetten en cymbalen.

En dan lezen we van Jezus dat Hij stond en riep: “In­dien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” Johannes 7 vers 37 en 38 (Joh. 07:37-38). Hij was het levende water Johannes 4 vers 10 (Joh. 04:10), Hij was de waterbron waarvan ze altijd al gezon­gen hadden.

Paulus zegt in 1 Korinthiërs 10 vers 4 (1 Kor. 10:04): “Ze hebben in de woestijn gedronken uit een geeste­lijke rots welke met hen mee ging, en die rots was de Christus”.

Uit de rest van het ver­haal in Johannes 7 blijkt dat de woorden van Jezus nogal voor opschudding hebben gezorgd. Het ein­digt bij de schare in ver­deeldheid om Hem. Ze wil­len Hem zelfs grijpen om Hem om te brengen.

De profeten moeten vervuld worden

Hoe kon de Christus, de Zoon van God, nu een mens zijn van vlees en bloed, zonder enig aan­zien? Dat is de grote vraag bij de Joden. Ze kenden Daniël 7 vers 12 tot en met 14 (Dan. 07:12-14) waar de Zoon des men­sen gezien wordt als koning met heerlijkheid en macht als een hemels we­zen.

Jazeker, ze verwachtten de Messias en ze wisten: dat is de Zoon van God, en hun Messias zou het Koninkrijk van Israël her­stellen en vrede brengen op aarde. Maar in Jezus, die geen gestalte of luister bezat in het zichtbare, zien ze een godslasteraar, een mens, die zichzelf God maakt en daarom gedood moet worden Johannes 10 vers 33 (Joh. 10:33).

Ook hier zijn ze niet be­seffend dat ze zelf mee­werken dat het Lam Gods geslacht gaat worden en dat God zo de profeten in vervulling doet gaan die zeggen dat Zijn Christus moest lijden Handelingen 3 vers 18 (Hand. 03:18).

Jezus sterft als plaatsvervanger

De hogepriester van het jaar, Kajafas, spreekt van Godswege de profetische woorden: “Gij weet niets, en gij beseft niet, dat het in uw belang is dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat”. En dan merkt Johannes nog op: “Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hoge­priester van het jaar pro­feteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk maar ook om de verstrooi­de kinderen Gods bijeen te vergaderen” Johannes 11 vers 49 tot en met 52 (Joh. 11:49-52).

God spreekt hier door Ka­jafas: “Gij weet niets en beseft niet”. Kajafas had geprofeteerd dat Hij plaatsvervangend moest sterven voor het hele volk, ja, voor de hele wereld. Dat is echter alleen maar mogelijk als iemand als koning dat volk en ook de hele wereld vertegenwoor­digt. In de berechting van Jezus staat dit dan ook centraal en komt steeds de vraag: “Zijt Gij de koning der Joden?”. Zou Jezus dit ontkennen dan zou Hij niet sterven voor het volk en de hele schepping, zou Hij geen plaatsvervanger zijn; maar Hij is Koning en antwoordt Pilatus: “Gij zegt, dat ik koning ben” Lucas 22 vers 3 en Johannes 18 vers 37 (Luc. 23:03; Joh. 18:37). Jezus laat het Pilatus zelf zeggen: “Gij zegt dat Ik koning ben”. Hij zal sterven als koning van de Joden, maar ook als koning van de heidenen, van de volken.

Het Lam dat God geeft

Aan het avondmaal – waar de grote lofzang gezongen wordt – neemt Jezus niet alleen de plaats van de ko­ning in, maar ook van het Lam Gods. Door het samen eten van het brood – ‘dit , is Mijn lichaam’ – en het samen drinken van de wijn – ‘dit is het bloed van Mijn verbond’ – maakt Hij zich één met zijn discipelen en de discipelen worden één met Hem. Zij vertegen­woordigen het volk en als Jezus als Lam geslacht wordt, neemt Hij het volk mee in Zijn dood op het kruis.

Als Jezus dan geboeid aan Kajafas, de hogepriester van het jaar, overgegeven wordt door Annas, geeft deze het Lam ter slachting over in naam van het volk. Kajafas vertegenwoordigt als hogepriester het volk bij God die het Lam zal slachten. In Zijn lichaam brengt Jezus dan de zonde van het volk in de dood op het kruis.

Maar Kajafas geeft ook nog het Lam in de handen van de heidenen, van de zondaren Lucas 24 vers 7 (Luc. 24:07) die Hem kruisigen. De heidenen, de volken, hadden nooit deel gehad aan de verbon­den van Israël. Ze hadden nooit een lammetje kunnen slachten voor hun zonden. Maar het Lam Gods dat geslacht wordt is voor Jood en heidenen samen – Jood en heiden – brengen ze

Hem in de dood. Hij draagt de ongerechtigheden van alle mensen, van alle volken en alle tijden. Hij is het Lam Gods voor Adam en Eva, maar evengoed voor het laatste mensen­kind dat uit een vrouw ge­boren zal worden. Niemand zal in de eeuwigheid be­staan op grond van eigen gerechtigheid, maar enkel door de gerechtigheid Gods in Jezus Christus 2 Korinthe 5 vers 21 en Efeze 1 vers 4 (2 Kor. 05:21; Ef. 01:04).

Geen bloed tot wraak maar tot behoud

Helaas wordt op het Jood­se volk een enorme schuld gelegd door sommigen die geen inzicht hebben. Dit wordt dan gegrond op Matteüs 27 vers 25 (Matt. 27:25) waar staat: “En al het volk ant­woordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen”.

Op grond van deze tekst worden de grootste wan­daden dit volk aangedaan verdedigd en goedgepraat. De uitroeiing van zes mil­joen Joden in de tweede wereldoorlog, van kinde­ren tot grijsaards, wordt met deze tekst in de hand aangemerkt als hun ver­diende loon.

Zou het bloed van het Lam Gods, dat geslacht is voor alle mensen, ook voor de Joden, Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) zoiets verschrikkelijks kunnen brengen voor onschuldige mensen? Is Zijn bloed niet enkel reinigend, verlos­send, vrijsprekend? Het bloed van Jezus Christus werd door de Joden inder­daad over zichzelf afge­roepen, maar dit was niet tot hun veroordeling en ondergang, maar tot hun behoud. We lazen immers dat God door de mond van Kajafas sprak: “Gij weet niets, en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het hele volk en niet het hele volk verloren gaat” Johannes 11 vers 50 (Joh. 11:50).

Ook wisten ze niet eens wat ze deden: “Gij weet niets, en beseft niet”, zegt God. En Jezus roept toch ook tot Zijn Vader: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen” Lucas 23 vers 34 (Luc. 23:34). De Vader heeft het vergeven! Denk ook aan Handelingen 3 waar Petrus zegt: “En nu broeders, ik weet, dat gij uit onkunde (andere vertalingen: onwetend­heid) gehandeld hebt, ge­lijk ook uw oversten; maar zo heeft God in vervulling doen gaan, wat Hij bij monde van alle profeten tevoren gebood­schapt had, dat Zijn Christus moest lijden” Handelingen 3 vers 17 en 18 (Hand. 03:17-18).

In het verhaal van de Emmaüsgangers horen we zeggen: “…hoe Hem (Je­zus) onze overpriesters en oversten overgegeven hebben om Hem ter dood te veroordelen en Hem ge­kruisigd hebben.

Het antwoord van Jezus is dan: “Onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben. Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan?” Lucas 24 vers 20 tot en met 25 (Luc. 24:20-25).

Nog veel meer Schriftplaatsen getuigen ervan dat Je­zus gekruisigd moest worden en dat alles was naar de raad en voorken­nis van God Handelingen 2 vers 23 (Hand. 02:23). Jezus heeft volkomen de wil van de Vader vervuld Hebreeën 10 vers 5 tot en met 7 (Heb. 10:05-07). De schrij­ver van de Hebreeënbrief merkt ook nog op dat Je­zus zichzelf, door de eeu­wige Geest, als een smet­teloos offer aan God ge­bracht heeft” Hebreeën 9 vers 14 (Heb. 09:14). Hierin wordt met geen woord gerept over een aandeel van de Joden of de heidenen of over schuld, maar het is een zaak van de Vader, de zoon en de Heilige Geest.

Het is wonderlijk in onze ogen

Als Jezus met de zijnen het avondmaal viert is Hij de enige die alles overziet en weet er spoedig gebeu­ren gaat. Maar vanuit de liefde van God zegt Hij: “Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd” Lucas 22 vers 15 (Luc. 22:15).

Hoe wonderbaar en groots is dit allemaal. Helaas zijn er nog altijd vele Joden die nog Pesach vieren en daarbij de grote lofzang zingen, niet beseffende dat het Paaslam Jezus Christus voorgoed geslacht is. Dat het oude voorgoed voorbij is gegaan en het nieuwe gekomen is.

Voor Joden en heidenen is er maar één weg, zegt Pe­trus in Handelingen 15 vers 11 (Hand. 15:11), en dat is door het geloof in de genade van de Here Jezus. Voor de hele schepping geldt wat in de lofzang al die eeuwen gezongen werd: “Dit is de poort des Heren, de rechtvaardigen gaan daar binnen . Ik loof U, omdat Gij mij geantwoord hebt en mij tot heil geweest zijt. De steen die de bouw­lieden versmaad hebben is tot een hoeksteen ge­worden; van de Here is dit geschied, het is wonderlijk in onze ogen” (Ps. 118:020-023).

Bouwstenen door Duurt Sikkens

-Wat heerlijk wanneer je, nadat je je schuld hebt beleden, je onschuld belijden kan.

-Eigen aard is goud waard.

-De Heilige Geest is de leraar die boven de stof staat.

-Jezus volgen is Jezus begrijpen. Kunt u Hem volgen?

-Ga niet onder in de grijze massa; beken kleur.

 

Ontmoeting met Alfons Lehardy door Gert Jan Doornink

Enige tijd geleden ontvin­gen wij het getuigenis van broeder Alfons Léhardy uit Niel bij Antwerpen. Later hadden wij een ontmoeting met hem. Deze broeder – die reeds 86 jaar is – maar nog zeer actief is in dienst van Gods Koninkrijk, leest reeds vele jaren “Levend Geloof” . Hij heeft zelfs drie abonnementen, één voor zichzelf en twee om door te geven.

Bewogen leven

Alfons Léhardy heeft een bewogen leven achter de rug. We willen er graag iets van doorgeven, uiter­aard tot eer van de Heer die onze broeder telkens weer door zeer moeilijke situaties heen hielp.

In 1933 – Alfons was toen 30 jaar – kwamen hij en zijn vrouw tot bekering. In 1937 stierf hun enige dochter op achtjarige leef­tijd aan een ziekte, waar­voor in die tijd nog geen geneesmiddel bestond. Het sterven van hun dochtertje veroorzaakte een ernsti­ge crisis in het leven van zuster Léhardy, mede ten gevolge van allerlei ‘advie­zen’ die zij kreeg van zus­ters uit een kring waar ze bij aangesloten waren. Ver­driet en depressiviteit gin­gen haar leven beheersen en zij keerde de Heer ge­heel de rug toe. Alfons bleef echter vertrouwen dat zij uiteindelijk terug zou keren tot de Heer.

Dat gebeurde pas na 30 jaar in 1967. Dat gebeurde voor Alfons niet onverwachts, want de Heer had het kort tevoren aan hem geopenbaard.

Uitreddingen

Het spreekt vanzelf dat het leven van Alfons al die jaren niet gemakkelijk was. Hij bleef echter on­wankelbaar wat betreft zijn geloof in de levende Heer. Verschillende keren in zijn leven beleefde hij ook wonderbare uitreddin­gen, zoals in 1945, toen hij bij zijn werk als elektricien, bleef vastzitten op een paal en onder 250 volt stroom kwam te staan. In levensgevaar sprak hij tot de Heer: “Here God, als Gij mij hier niet afhelpt binnen 5 seconden is het leven uit mij” . Alfons weet zich niet te herinneren hoe lang hij was blijven vast­zitten, maar kwam weer bij kennis.

In 1950 overkwam onze broeder opnieuw een erns­tig ongeluk, toen hij van een bouwstelling naar be­neden stortte. Hij kwam op een betonrand terecht, waardoor drie halswervels gebroken waren gebroken en hij zes jaar niet kon werken.

Samenkomsten

In 1967 ging onze broeder met pensioen. Hij ging ech­ter niet stilzitten maar om­zien naar een groot huis waarin ook samenkomsten konden worden gehouden. Aan het Sint Hubertusplein te Niel werd een geschikte locatie gevonden. Al spoe­dig werden hier volle evan­gelie samenkomsten gehou­den die voor velen tot ze­gen waren. Ook kwamen er veel jonge mensen. In de zomer werden Bijbelstudies in de openlucht gehouden, want bij het huis hoorde een groot grasveld. Alfons had de leiding en verzor­ging wat betreft eten en drinken, terwijl broeder Rob Polderman het geeste­lijk voedsel uitreikte.

Toch voelde Alfons zich in die tijd belemmerd in zijn werk voor de Heer, doordat hij steeds een korset om moest hebben voor ver­sterking van zijn rug, die na het ongeluk in 1950 ernstig beschadigd was. Op een dag sprak hij tot de Heer: “Here God, ik kan het niet meer doen, ik heb onvoldoende adem” . Er kwam een wonderbaar antwoord. God sprak na­melijk: “Doe uw band van uw lichaam af en er zal u niets gebeuren!” “Ik deed zoals de Heer mij gezegd had” – vertelt Alfons – “er gebeurde mij niets en ik was sterker dan ooit tevoren”.

Er zou nog veel meer te vertellen zijn uit het leven van broeder Léhardy, want ook de laatste jaren beleefde hij nog menigmaal uitreddingen uit benarde situaties, onder andere bij een bromfietsongeluk, waarbij hij buiten zijn schuld, betrokken raakte en bij de val van een lad­der, bij het plukken van peren. In beide gevallen had hij veel pijn, maar al­tijd weer was zijn getuige­nis èn ervaring dat de Heer zijn grote Heelmeester was.

Alfons woont nu in een an­der huis dan waarin des­tijds de samenkomsten werden gehouden. De sa­menkomsten werden ver­plaatst naar Mortsel en worden nog geregeld be­zocht door onze broeder.

In de loop der jaren is daar een volle evangelie gemeente ontstaan, welke thans onder leiding staat van broeder Du Fossé. Uiteraard is Alfons in en voor deze gemeente nog steeds actief. Stilzitten is er niet bij. Toen ik hem onlangs opbelde en voor­zichtig vroeg of hij mis­schien gestoord werd in zijn middagdutje, was het lachende antwoord: “Ik ga altijd direct na het eten weer aan het werk. . .”

Het geheim van zijn vruchtbaar leven in dienst van de Heer is ongetwij­feld zijn verlangen om in voortdurende gemeenschap met    Hem te leven. Zo­

als hij het zelf onder woor­den brengt: “De Heer is mij altijd nabij geweest, omdat ik veel met Hem in verbinding was” .

 

Redaktie en medewerkers van “Levend Geloof” wensen alle lezers en lezeressen een rijk gezegend kerstfeest en een voorspoedig 1990 toe! Onze bede is dat wij ook in het nieuwe jaar vruchtbaar zullen zijn in dienst van Gods Koninkrijk!

 

Het hemelse Jeruzalem -2- door Hessel Hoefnagel

De hof van Eden

Na een bepaalde ontwikkelingstijd als natuurlijk mens formeerde de Schepper een gedeelte van de aarde als een bijzondere plaats voor de mens. Deze geografisch in de bijbel aangeduide omgeving kennen we als de “hof van Eden”. De reden van haar formatie staat in duidelijk ver­band met de bestemming van de mens.

De hof van Eden is een schaduwbeeld van het Koninkrijk der hemelen, waarvan Jezus later sprak en waar de geeste­lijke, wedergeboren mens met Hem geplaatst wordt. Zij was zeker niet het toonbeeld van het Koninkrijk van God met haar vrede en gerechtigheid. Daarom waarschuwde God de mens, toen Hij deze geestelijk in staat achtte de hof te betreden, voor de gevaren en verleidingen. Het ging hier­bij om niets minder dan de invloed van de Engel van de Afgrond, de Dood en diens handlanger, de duivel.

In de hof was een rijke schakering aan bomen en planten met een enorme variatie aan vruchten. Van al deze vruch­ten kon de mens eten om de behoeften van zijn natuurlijk lichaam te bevredigen.

In deze bomenvariatie beeldde de Schepper uit tot welke kennisontwikkeling de natuurlijke mens zou kunnen komen. De vruchten die deze mensheid zou voortbrengen, zouden haar in staat stellen om met wijsheid en inzicht de aar­de te bebouwen en te bewaren”. De mens zou zich ontwikke­len tot een waardig medewerker aan het doel van de Schep­per.

In het midden van de hof duidde de Schepper twee bomen aan met een bijzondere verhouding tot de mens. Deze was bestemd tot een taak, die verder ging dan alleen de zichtbare schepping. Ook en bovenal was hij bestemd tot een hemels wezen, met een taak en plaats in de wereld der geesten. Om de situatie in deze onzichtbare wereld aan de mens duidelijk te maken, wees God twee bomen aan in het midden van de hof en benoemde ze met kenmerkende waarden met betrekking tot de ontwikkeling van de mensheid.

Het midden van de hof duidt op de centrale invloed, die deze belde bomen zouden hebben In de ontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen.

De “boom des levens” is de aanduiding van de mens, zoals God die van oorsprong bedoelde. Van de vrucht van deze boom mocht de mens eten om verzadigd te worden. Deze boom wordt aan het eind van de bijbel beschreven, als zijnde het centrale object In het “Paradijs Gods , waarvan dege­nen die volharden in geloof, mogen eten om tot het zoon­schap Gods uit te groeien Openbaring 2 vers 7 (Openb. 02:07). Deze mogelijkheid was er al voor de eerste mens, die geplaatst was in de hof van Eden.

De “boom der kennis van goed en kwaad” is eveneens een aanduiding van een mens, die zich zou ontwikkelen door gehoor te geven aan een stem, die niet van God kwam. Deze mens wordt later aangeduid als de mens der wetteloosheid, de antichrist en de tegenstander, die zich bewust verzet tegen al wat God of voorwerp van verering heet 2 Thessalonicenzen (2 Thess. 02:03-04). De zonde van deze mens ligt daarin, dat hij ken­nis heeft van het goede, dat van God is, maar zich daar bewust tegen verzet. Hij wordt daarbij geleid door de geest uit de Afgrond, waarover later meer.

Door te luisteren naar een stem, die wezensvreemd was aan het Woord van God, vervreemdde de mens van zijn Schepper. Ook dit vreemde woord had haar oorsprong in de geestenwereld. Het was de leugen, die door middel van de slang (beeld van de duivel) in het paradijs tot de mens kwam. In de onzienlijke wereld zocht de Duivel (satan) als de vader van leugen contact met de mens Johannes 8 vers 44 en Openbaring 20 vers 2 (Joh. 08:44; Openb. 20:02). Deze leugen verdrong het woord van de waarheid, dat van de Schepper kwam en aan de mens het leven gaf Matteüs 4 vers 4 (Matt. 04:04). Het gevolg was dat de mens naar zijn inner­lijk stierf (dus het contact met God kwijt raakte) en on­der het beslag van de Dood kwam Genesis 3 vers 1 tot en met 5 (Gen. 03:01-05).

De vervreemding van de Schepper kenmerkte zich in de mens allereerst door vrees en schaamte, dingen die wezens­vreemd zijn aan de mens. Deze kenmerken zouden de mens eigen blijven, zolang de Dood in hem zou heersen vanuit de misleiding door de duivel.

De mens In ballingschap

Daniël was een profeet in ballingschap. Het gros van het volk Israël was door de koningen van Assur en Babel in gevangenschap weggevoerd.

Aan deze ballingschap kwam een eind, toen God Zelf daar­toe de geest van Kores, de koning van Perzië, opwekte om de ballingen terug te doen keren naar hun eigen land. Dat was op de door de profeet Jeremia uitgesproken profetie inzake de zeventig jaren, waarin het volk zou worden on­derdrukt (Jer. 25:12).

Ook in deze gebeurtenis met betrekking tot het natuurlij­ke volk der joden zit een profetische waarde, die aan Da­niël werd geopenbaard. Alvorens dit verder uit te diepen, eerst nog iets over het begrip ballingschap.

Toen de mens vanwege de misleiding door de slang, waar­achter de duivel schuilging, uit de hof van Eden werd verdreven, was hier sprake van ballingschap. De mens, die geroepen was tot medewerker van God in het grote plan van de schepping, raakte door de zogenoemde “zondeval” ver­vreemd van zijn ontwikkeling in het Koninkrijk der heme­len.

De Schepper had hem gewaarschuwd: ten dage als je eet van de vrucht van de boom van kennis, zul je de dood sterven. Dat dit niet slechts zijn lichaam betrof, bleek wel daar­uit, dat de mens nog honderden jaren leefde, eer hij stierf. Deze profetie betrof de innerlijke mens, die zou worden losgeweekt van zijn Schepper, in Wie hij leven had. Hij zou komen onder de macht van de Dood, die over hem zou heersen. Deze heerschappij betekent vruchteloos­heid ten opzichte van het doel van de Schepper. De vruch­teloosheid en onderworpenheid aan deze vijand van God en mens is voor de innerlijke mens ballingschap, dus ver­vreemding van eigen bodem.

De ballingschap, waarin de niet wedergeboren mens ver­keert, heeft alles te maken met de klimaat van de Dood, dat als gevolg van de zonde over hem gekomen is. De zonde is de sfeer van misleiding, waarin de duivel de mens brengt. Vaak is het ingaan op deze misleiding een niet bewuste daad, vanwege de schijnbare onschuld daarvan. De natuurlijke begeerte van de mens naar eten, bezit en ken­nis is vaak de aanleiding tot het komen onder de wet van de zonde (vgl. de wet van oorzaak en gevolg). Deze wet is zo sterk, dat de aan de natuurlijke mens opgedragen wet­ten, al hoe rechtvaardig en goed ze zijn, haar niet kun­nen uitschakelen.

De kracht van deze wet ontleent zij aan de heerschappij van de Dood. Daarom wordt deze wet ook die van de Dood genoemd Romeinen 8 vers 1 en 2 (Rom. 08:01-02).

Het einde van de ballingschap

Tegenover de wet van de zonde en de dood staat in de geestelijke wereld de wet van de Geest van het leven. De­ze wet is de ware wet van de Schepper van hemel en aarde. Zij is in werking gesteld door de overwinning van Jezus Christus over de claim van de Dood. Deze claim ofwel de “weeën van de Dood” (Hand. 02:24) werden door Hem verbro­ken, toen Hij het dodenrijk binnenging. De sleutels van Dood en dodenrijk werden Zijn eigendom, omdat de Vorst van de Afgrond deze reine, zondeloze mens niet kon vast­houden en Hem terug moest geven aan het leven.

Zo werd de Zonde(macht) veroordeeld in het vlees, dat op zich zwak is ten opzichte van deze macht, omdat Jezus, verbonden met de Geest van God, vrij bleef van de claim van de Zonde op de mens Romeinen 8 vers 1 tot en met 3 (Rom. 08:01-03).

De ballingschap van de eerste mens duurde tot een vastge­stelde tijd. Over deze volheid van de tijd schreef de apostel Paulus in de brieven aan de Galaten en de Efeziërs.

In de brief aan de Galaten schreef hij over de uitzending van de Zoon van God in de volheid van de tijd Galaten 4 vers 4 (Gal. 04:04). Met de komst van Jezus en Zijn overwinning over de Dood werd de ballingschap voor het volk van God doorbroken. Een nieuwe tijd brak aan. Een tijd waarin God de volheid van alle tijden voorbereidt om alles wat in de hemelen en op de aarde is, te brengen onder het gezag van Jezus Chris­tus Efeze 1 vers 10 (Ef. 01:10).

Tijdens Zijn bediening op aarde sprak Jezus reeds: Ik ben de weg, de waarheid en het leven Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06). Om deze weg te kunnen bewandelen teneinde het oorspronkelijke doel met de mens te bereiken, wees Hij Zijn volgelingen op de komst van de Heilige Geest, die de weg zou wijzen om te komen tot de volle betekenis van wat de waarheid inhoudt Johannes 16 vers 13 (Joh. 16:13).

Alleen door geloof in Jezus Christus en de vervulling met de Geest van de Waarheid kan de mens het doel van God be­reiken. Dit doel is de heerlijkheid van de goddelijke be­stemming, welke de Schepper reeds van oorsprong in Zijn voornemen had. Deze bestemming is de erfenis van Gods kinderen, die op deze wijze worden aangenomen tot zonen. De Heilige Geest, die aan de gelovigen gegeven wordt, is het onderpand van deze erfenis 2 Korinthe 1 vers 22 (2 Kor. 01:22).

Alleen langs deze weg wordt de mens verlost uit de bal­lingschap, waarin hij door de zondeval is terechtgekomen. Deze verlossing is tot lof en verheerlijking van de grote Schepper van alle dingen Efeze 1 vers 11 tot en met 14 (Ef. 01:11-14).

De profeet Jeremia schreef een brief aan de ballingen in Babel, waar ook Daniël verbleef. Daarin wekte hij de bal­lingen op om huizen te bouwen, tuinen aan te leggen en de vruchten daarvan te eten. Ook zouden ze gewoon door moe­ten gaan met de gangbare verplichtingen inzake huwelijk en gezin. Bovendien zouden ze de vrede moeten zoeken en moeten bidden voor hun leefomgeving, zodat ze daar in vrede konden verkeren. Op Zijn vastgestelde tijd zou de Heer zelf naar hen omzien en hen terugbrengen naar hun land. “Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvol­le toekomst te geven”, luidde het woord van de Heer Jeremia 29 vers 1 tot en met 14 (Jer. 29:01-14).

Ook voor ons geldt, dat we gericht moeten zijn op de ont­wikkelingen in de geestelijke wereld. Ook daar gelden vastgestelde “tijden”, die in de profetieën van de bijbel zijn vastgelegd. Ook voor ons geldt, dat we ons niet hoe­ven af te zonderen in deze wereld, maar dat we ons door de zorgvuldigheden van het natuurlijke leven niet moeten laten losweken van onze hemelse roeping en bestemming. Na een bewuste en radicale bekering, waarop de innerlijke wedergeboorte volgt, groeit de nieuwe mens, zich vasthou­dend aan de waarheid, op tot het einddoel. Zo doet de in­nerlijke mens onsterfelijkheid en onvergankelijkheid aan, zodat het woord werkelijkheid wordt: de Dood is verzwol­gen in de overwinning 1 Korinthe 15 vers 54 (1 Kor. 15:54).

Dit is het einde van de ballingschap, waarin de mens door de misleiding van de Zondemacht is terecht gekomen.

“Deur de hoop” door Gert Jan Doornink

In Zaltbommel bestaat reeds verschillende jaren de volle evangelie gemeen­te “De Kandelaar” . De kleine maar zeer actieve gemeente houdt regelmatig samenkomsten in het ge­bouw van de Mannenvere­niging, Omhoeken 17 in het centrum van Zaltbom­mel. Daarnaast zijn er verschillende activiteiten zoals speciale evangelisatieavonden, koffieontmoetingen, colportagewerk en ook staat men met een lectuur- en boekenkraam op braderieen en markten in Zaltbommel en omgeving.

Vanuit deze laatste activiteit groeide langzaam de gedachte om met een eigen boekwinkel te beginnen, maar hoe komt men aan een geschikte locatie en de benodigde financiën? De gedachte kreeg een vastere vorm toen er een winkelpandje vrij kwam op één van de drukste punten van de stad (Wa­terstraat 33a) en de ver­huurder niet onwillend bleek om mee te werken dat hier een evangelische boekwinkel kon worden gevestigd. Men werd het eens over de huurprijs, de benodigde financiën kwamen er, er kwam me­dewerking van een be­vriende evangelische boek­winkel en na veel werk door de gemeenteleden, kon de locoburgemeester van Zaltbommel, de heer Krijger, op vrijdag 17 november het pand openen.

Dat men deze ‘evangelisatiepost’ niet zag als een vreemde eend in de bijt, bleek wel uit de reacties van de verschillende win­keliers uit de buurt. Meer dan 20 bloemstukken wer­den bezorgd en de eerste weken na de opening was er reeds een forse omzet.

De exploitatie van de boek­winkel, die de naam “Deur der Hoop” heeft, naar aan­leiding van Hosea 2 vers 14 (Hos. 02:14), staat onafhankelijk van de gemeente, waarom een aparte stichting werd op­gericht. Dit om zoveel mogelijk mensen te bereiken.

De winkel, waar behalve boeken, ook wenskaarten, tegels, cd’s, Ip’s en cassettes, etc., verkrijgbaar zijn is voorlopig geopend op dinsdag van 9 tot 13 uur; op vrijdag van 13.30 tot 21 uur en op zaterdag van 9 tot 17 uur.

Voor verdere inlichtingen – ook betreffende de sa­menkomsten van de ge­meente – kan men altijd contact opnemen met de echtparen Anton en Coos Hildebrand of met Johan en Tine Seepma.

 

Liever het licht door Liesbeth Hagendoorn

De belangrijkheid van het licht

Licht, wat is dat belang­rijk voor een mens! ’t Is eigenlijk zo vanzelfspre­kend voor ons, dat we er niet zo bij nadenken. Al­les om je heen gewoon goed te kunnen zien, zo­dat je je niet stoot aan dingen, niet struikelt en valt, je niet bezeert, zo­dat je kunt waarnemen wat er op je pad komt. Zo gewoon…

Maar… probeer je eens voor te stellen dat je blind bent. Je kunt met jouw twee gezonde kijkers misschien maar heel moei­lijk verplaatsen in het be­staan van iemand om wie het altijd alleen maar don­ker of wazig is. Als ik soms verhalen lees over hoe blinde mensen leven, bewonder ik vaak hun zeer fijn afgestemde ge­hoor- of reukorgaan. Dat is vaak extra ver ontwik­keld.

En toch, blindheid is en blijft een enorme handi­cap. Als je blind bent, worden je mogelijkheden opeens een stuk beperk­ter. Misschien heb je wel geweldige talenten in je, bijvoorbeeld in de sport, of heb je een prachtig tekentalent, maar dergelijke talenten zul je nooit kunnen gebruiken en ont­wikkelen, want: daar heb je ogen voor nodig die kunnen zien. Wat jammer is dat, wat onbevredigend!

Stel dat een oogarts het geweldige nieuws voor je zou hebben dat je door een operatie weer zou kunnen gaan zien. Hoe zou je reageren? Je zou toch dolblij zijn en die mogelijkheid, om bevrijd te worden uit dat eeuwige donker, met beide handen aangrijpen!

Kiezen tussen licht en donker

Nee, over zo’n aanbod zou niemand lang hoeven na te denken! Als je mag kiezen tussen donker en licht, dan wist je het wel . . . : liever het licht! Lie­ver die ingrijpende ver­andering in je leven, waardoor er opeens zoveel ruimte bij komt, waardoor er een compleet nieuwe wereld voor je opengaat. Waardoor jouw wezen, al jouw gaven, pas echt tot hun recht kunnen gaan komen! Waardoor je opti­maal kunt gaan leven.

Misschien denk je nu: ja, dat lijkt me voor een blin­de echt geweldig om op­eens te kunnen zien. Maar ja, ik kan al zien, dus voor mij is dat verhaaltje verder niet geschreven. Maar weet je dat wij ook zo’n geweldig aanbod krijgen in ons leven? Weet je dat ieder mens die keu­ze kan maken tussen duis­ternis» en licht?

Je begrijpt natuurlijk wel dat ik ’t niet heb over jouw lichamelijke ogen, want hopelijk is daar niks mis mee. Nee, als ik het heb over een keus tussen licht en donker, die elk mens kan, mag, nee, moet maken, dan gaat het om iets heel anders. Dan gaat het niet om licht of donker in de zichtbare wereld om je heen, maar dan heb ik het over een toestand in de onzichtbare, geestelijke wereld.

En dat is de situatie waar de Bijbel vaak over spreekt. Die situatie wordt bijvoorbeeld onder woorden gebracht door de profeet Jesaja in het Ou­de Testament, in Jesaja 9 vers 1 (Jes. 09:01): “Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis straalt een licht…”

In de tijd dat Jesaja deze woorden opschreef werd het volk Israël bedreigd door zijn grote buurman, het land Assyrië. Toch was dat niet in de eerste plaats wat Jesaja bedoel­de toen hij het had over een land van diepe duisternis. Er was een andere duisternis in en rondom dat volk: namelijk, dat ze zich van God, hun Vader en Schepper, hadden af­gekeerd. Dat bracht duisternis in hun leven. Zonde en leugen, dwang en gebondenheid waren de gevolgen. God werd ver en moeilijk te begrij­pen. Wie was God nu wer­kelijk? Niemand wist het echt meer. Het volk was zijn zicht op God kwijt. En dus hun zicht op echt leven, hun zicht op alles wat goed en gaaf, rein en waar, echt en sterk was. Ze werden steeds meer verblind en gehandicapt. Een volk dat alleen nog maar oog had voor het op­pervlakkige leven om zich heen en geen zicht meer had op het leven dat God eigenlijk voor de mens had bedoeld: het leven als geestelijk wezen, hecht verbonden met God in de geestelijke wereld. . .

God dacht eerst aan het licht!

Het volk Israël was en is echt niet het enige dat in zo’n situatie terecht kwam. Vanaf het moment dat de leugen voor het eerst door de slang de wereld in kwam (Genesis 3), probeerde de duivel altijd de mens het zicht te ont­nemen. Vanaf die eerste leugen was het vaak ‘slecht zicht’ in de gees­telijke wereld! Terwijl Gods eerste gedachte, die Hij onder woorden bracht, was geweest: “Er zij licht…” Genesis 1 vers 3 (Gen. 01:03). En God meende dat. Hij

meent het nog steeds, met heel Zijn goddelijke, ruime, onovertroffen Vaderhart. ‘Ik wil dat het licht is rond en in mijn mens!’ God wil niets liever dan dat elk deel van Zijn schepping optimaal leeft, met elke vezel! Heel Zijn schepping mag leven, dat is Zijn wil, zo heeft Hij het bedoeld. Zo heeft Hij het zeker bedoeld voor de kroon van Zijn schepping: Zijn mens. Helemaal uit de verf mag die mens komen, op en top mens, beeld en weerspiegeling van de le­vende God, stralend door dezelfde heerlijkheid. God meent het nog steeds…

Daarom mag en kan ik straks weer kerstfeest vieren. Want er kwam licht. “Ik ben als een licht in de wereld geko­men, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve” Johannes 12 vers 46 (Joh. 12:46). Dat zei de Here Je­zus Christus, Gods eerste mens, die eindelijk be­greep dat God het nog steeds meent.

En Jezus bracht licht, was dat licht zelf. Licht, dat elke donkere ruimte in één klap verlicht en dat echt ruimte geeft, levensruimte. Licht, dat ieder mens verlicht Johannes 1 vers 9 (Joh. 01:09), ieder menselijk leven zo com­pleet wil maken! Licht dat een wereld voor je opent van ongekende mo­gelijkheden, waardoor jouw wezen pas echt tot zijn recht gaat komen.

Iedereen om je heen die die geweldige keuze voor dat stralende licht heeft mogen maken, zal je kun­nen vertellen waaruit dat licht bestaat. Maar ik denk dat het hier de Here Jezus mag zijn, die het jou Zelf uitlegt. Want hoe dat licht merkbaar kan worden, ook voor jou, dat vind je in Johannes 18 vers 37 (Joh. 18:37): “Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou ge­tuigen” .

Het licht waarmee Jezus Christus je wil verlichten, omhullen, doorstralen, is: de waarheid. De waar­heid op elk terrein. Ein­delijk de waarheid over wie God nu echt is. Ein­delijk de waarheid over wat Zijn gedachten over jou nu echt zijn. De waar­heid over hoe Hij jou nu echt bedoelt. De waarheid over waar het kwaad nu eigenlijk echt vandaan komt. De waarheid, dat jij mag heersen over het kwaad. De waarheid over hoe je dat mag en kunt volbrengen. De waarheid over jouw toekomst. De waarheid. . .

God wilde dat die boven water zou komen! En de Here Jezus begreep dat. Wat heerlijk, Hij begreep het! Hij werd Degene, die met Zijn hele leven getuig de voor de waarheid. Vocht voor de waarheid. Overwon voor de waar­heid! Voor Hem, de Koning aller koningen, sloeg de leugen op de vlucht. Tegen Hem, de Heer aller heren, moest de aartsleu­genaar, de duivel, het af­leggen!

Waarheid betekent: licht in de geestelijke wereld. Ruimte en helderheid, echtheid en zuiverheid in die onzichtbare wereld, waarin ieder mens zich bevindt. Waarheid in die wereld maakt je niet alleen vrij, maar ook sterk. Want je begint meer en meer te ontdekken dat al jouw vij­anden zich daar bevin­den. Die vijanden, die je willen op zadelen met han­dicaps en die je zo aan handen en voeten willen binden. Maar ze kunnen zich niet langer voor je verstoppen, je hebt ze in de peiling, want je kunt zien! Die onzichtba­re wereld is voor je open­gegaan. De mist is opge­trokken .

Ik zou je willen zeggen: maak ook die keuze, kies liever het Licht! Zeg ook: ‘Ja Heer, ik wil liever uw Licht in mijn leven, uw licht en uw waarheid” .

Is er een beter en mooier moment dan die keuze te doen tijdens het kerst­feest? Doe het. Er gaat een wereld voor je open. Een wereld waarin je, sa­men met de Here Jezus Christus, onze Leidsman en God, onze Schepper, pas echt, met elke vezel, zult gaan leven. Zoals een mens behoort te le­ven .

En als je die keuze mis­schien al lang hebt ge­maakt, dan mag je die feestdagen van kerst ge­bruiken om die keuze van je hart nog eens op­nieuw te bevestigen. Uit liefde voor onze Heer Je­zus Christus, die getrou­we getuige van de waar­heid. Doordat Hij zo’n getrouwe getuige was en is, werd Hij het Licht, dat ieder mens verlicht.

Ik kan het niet laten om je nog te wijzen op Psalm 45, een schitterende Psalm in de Bijbel, die subliem laat zien waarom de Here Jezus zo’n geweldige Koning der koningen is, die voorspoedig uitrijdt, voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht. Lees hem met je hart.

Ik wens je toe, dat kerst­feest het feest mag wor­den van jouw keuze voor het Licht.

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts (14)

Wat in Openbaring 14 onthuld wordt

We gaan ons nu bezighouden met Openbaring 14, een hoofdstuk dat eigenlijk één geheel vormt. In dit hoofdstuk – en ook op andere plaatsen in het boek Openbaring – ga je het verband zien tussen de activiteit van de gemeente en als gevolg daarvan het uit gaan van de engelen. In Openbaring 14 gaat het om drie punten: 1. De eerstelingen Openbaring 14 vers 1 tot en met 5 (Openb. 14:01-05). 2. De graanoogst Openbaring 14 vers 15b (Openb. 14:15b): …”de oogst der aarde is geheel rijp geworden”). 3. De wijnoogst Openbaring 14 vers 18b (Openb. 14:18b: …”oogst de trossen van de wijngaard, want zijn druiven zijn rijp”). Het is een schitterend beeld van de ontwikkeling, die God gaat aangeven.

Het hoofdstuk begint met de woorden: “En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden”. De berg Sion wordt in de Bijbel vaak verbonden met het heil voor de volkeren. Zo lezen wij in Jesaja 2 vers 2a (Jes. 02:02a): “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen en hij zal verheven zijn boven de heuvelen”.

Letterlijk staat er voor ‘als de hoogste der bergen’: ‘als het hoofd der bergen’. Het hoofd van alle machten en koninkrijken. Er staat meteen bij: “en vele volken zullen derwaarts heen stromen” Jesaja 2 vers 2b (Jes. 02:02b). De volken zullen naar de berg Sion stromen, want uit Sion zal de wet uitgaan. De eerstelingen staan op de berg Sion. Zij staan daar om de volken te zegenen en hun het heil te verkondigen.

De citer als instrument van openbaring

“En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers; en zij zongen een nieuw gezang voor de troon…” (vs.2-3a). Zij zingen als antwoord op het oude lied van de volkeren , een nieuw lied. We noemen twee plaatsen waarin de citers een belangrijke rol spelen:

In 2 Koningen 3 krijgt de profeet Elisa bezoek van drie koningen, die ten strijde getrokken zijn. Na zeven dagreizen te zijn rondgetrokken, was er geen water meer voor de legers en de lastdieren. De koning van Israël zegt: “Voorzeker heeft de Here deze drie koningen geroepen om hen in de macht van Moab te geven” 2 Koningen 3 vers 10 (2 Kon. 03:10). Koning Josafat van Juda zegt: “Is er een profeet in de buurt?” 2 Koningen 3 vers 11 (2 Kon. 03:11). Als de drie koningen bij Elisa komen en hun verhaal vertellen, zegt Elisa: “Haal mij een citerspeler!” Als de citerspeler gaat spelen, ontvangt Elisa een woord des Heren. Hij zegt: “Dit dal zal vol water lopen. Jullie moeten greppels gaan graven!” Als dan de citerspeler zijn spel doet horen, komt er heil voor de volkeren. De drie koningen vertegenwoordigen drie volken. Er komt water in de woestijn om de volken te drenken. In Openbaring 14 zien we de citerspelers weer. Dit heeft ook te maken met het heil, dat de volken in de woestijn water zullen ontvangen.

In Psalm 49 vers 5 (Ps. 049:005) lezen wij: “Ik zal mijn oor tot een spreuk neigen, mijn geheimenis bij de citer ontsluieren”. De tempelzangers, de Korachieten, zeggen: ‘Wij gaan ons geheimenis ontsluieren bij de citer’. Dit wordt tot alle volken gesproken: “Hoort dit, alle gij volken, neemt ter ore, alle bewoners der wereld…” (vs.2). Het geheimenis wordt voor de volken ontsluierd. De volken waren zelf ook gesluierd. De citer is het instrument van de openbaring voor de volkeren.

Ik geloof niet dat muziek op zich een mens verlossen kan. Hier is echter sprake van muziek met inhoud. Als iemand liederen van bevrijding zingt, eventueel met muzikale begeleiding, dan kunnen de woorden Gods, die worden uitgezongen, in de geestelijke wereld iets uitwerken. Als David zijn liederen zingt ten aanhoren van Saul, dan heeft dit uitwerking op de boze geest, die Saul opjaagt. Deze geest wordt het zwijgen opgelegd. David deed de dingen heel bewust. Dat blijkt wel uit de Psalmen, die hij gemaakt heeft. Bijvoorbeeld Psalm 57 vers 10 (Ps. 057:010): “Ik zal u loven, o Here, onder de volkeren, Ik zal U psalmzingen onder de natiën”. De gemeente zingt: 1. voor de volken; 2. over de volken (over de volken héén, om hun genezing te bewerken); 3. namens de volkeren (de gemeente zingt en bidt namens degenen, die niet kunnen bidden).

De gemeente heeft in zekere zin hierin een plaatsvervangende functie. De gemeente is als het ware de stem voor de volkeren, zoals een vader of moeder de stem voor het kind is. Een kind kan misschien niet onder woorden brengen wat het mankeert. Dan moet de vader of moeder namens het kind bidden. De gemeente is op deze wijze in de geestelijke wereld bezig voor de volkeren, om hun stem te zijn voor de troon van God. Vandaar dat er juist in Openbaring staat, dat ‘alle volken, stammen, taal en natiën’ voor de troon zijn. Op deze wijze zijn alle volken in de hemel vertegenwoordigd.

 

“Bevrijding van demonie”

Over dit belangrijke onderwerp, geschreven door broeder Evert van de Kamp, volgt het eerste artikel in “Levend Geloof” van volgende maand.