Selecteer een pagina

Levend Geloof – 392

1998.01-02 Levend geloof nr. 392

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

 

In de eerste brief van Petrus komen we, bijna aan het einde, enkele belangrijke opmerkingen tegen, waarvan de apostel onmogelijk kon vermoeden hoe belangrijk en actueel ze bijna tweeduizend jaar later zouden zijn. Als hij name­lijk schrijft: “Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden”, zijn dit woorden waar elke nu levende gelovige diep van doordrongen behoort te zijn.

Wordt nuchter en waakzaam… Duidelijker kan het niet gezegd worden. Toch zijn er in onze dagen velen die dit advies in de wind slaan en menen een ande­re koers te moeten gaan varen. Het gevolg is dat er een evangeliebeleving ontstaat die los is komen te staan van de fundamentele wortels die zijn oorsprong hebben in het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, het evangelie zoals Jezus en de apostelen dat brachten. Wanneer spectaculaire ervaringen worden aangezien als werkingen van de Geest en men de gezonde groei naar geestelij­ke volwassenheid niet meer zo belangrijk acht, raakt men langzaam maar zeker het spoor geheel bijster.

(In ons vorige nummer werd abusievelijk een verkeerde toelichting afgedrukt bij de illustratie. Het ging toen om de val van Jericho, zoals beschreven in Jozua 5 en 6 en aan­gehaald in Hebreeen 11 vers 30 (Heb. 11:30).

Gelukkig zijn er ook in onze dagen christenen die zich geen rad voor de ogen laten draaien. Zij blijven waakzaam en nuchter…, zij blijven -wat Petrus ook verder in zijn brief onder woorden brengt- de tegenstander weerstaan, vast in het geloof. Zij weten dat het gaat om de volle openbaring van Jezus in en door hun leven. Dat is hun verlangen, daar richten zij zich naar. Daar blijven wij ook in Levend Geloof sterk de nadruk opleggen en ik meen dat de schrijvers ook in de verschillende artikelen van dit nummer, ieder op eigen wijze, daarin weer geslaagd zijn. Lees, proef en ervaar hoe rijk en gelukkig je mag zijn door je geloof in overeenstemming te brengen met de wil van God, die geen surrogaat aanbiedt maar het ‘goede, welgevallige en volkomene’ voor ons heeft bestemd.

Gert-Jan Doornink

 

Zicht op het Koninkrijk

Het in ons vorige nummer bespro­ken boek ‘Zicht op het Koninkrijk der hemelen’ van Jildert de Boer heeft al heel wat aftrek gevonden. Behalve op de boekentafels van verschillende gemeenten kunt u het ook via de (evangelische) boek­handel of rechtstreeks bestellen. Wat dit laatste betreft verzoeken wij onze lezers het boekje niet bij ons maar direct bij de uitgever ‘Verdieping en Aansporing’ te bestellen. Dit voorkomt vertraging en misverstanden. We zetten nog eens alles op een rijtje:

‘Zicht op het Koninkrijk der hemelen door Jildert de Boer Prijs: fl. 18,95

Verkrijgbaar of te bestellen bij de Evang. boekhandel of rechtstreeks

bij de uitgever: ‘Verdieping en

 

Nieuwe abonnees

Zij die de afgelopen tijd abonnee zijn geworden op Levend Geloof attenderen wij op de mogelijkheid om de 9 nummers (alle nummers sinds juli 1996) die al op het nieu­we A4-formaat verschenen zijn aan te schaffen voor slechts fl. 10,- (excl. porto). U kunt daarvoor schrijven of bellen naar Levend Geloof, Heerde.

 

Leer ons zó onze dagen tellen door Wim te Dorshorst

“Leer ons zó onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen” Psalm 90 vers 12 (Ps. 090:012).

Weer ligt een nieuw jaar voor ons. Een jaar met 365 dagen. 70 x 365 dagen en voor de sterke misschien wel 80 x 365. Veel? Nee, soms kan het beangstigend weinig lijken. Toch zijn de dagen van een mensen­leven zeer kostbaar. Te kostbaar om zo maar voorbij te laten gaan of om tenminste niet eens even bij stil te staan.

In deze opgefokte wereld, met de vierentwintig uurs economie, wor­den de dagen tot de laatste seconde benut. Tijd is geld! De mammon is een verschrikkelijke afgod. Er heerst geldzucht. Dubbele banen, grotere huizen, tweede auto, meer vakanties, duurdere vakanties…. Iedereen moet naar de beurs, moet in aandelen, moet in obligaties, moet in …, moet… moet… En maakt het de mens werkelijk gelukkig? Brengt het de mens dichter bij God of heeft het enige waarde voor de eeuwigheid? Het antwoord is natuurlijk: neen. Wij zien hoe de mens steeds verder van God wegdwaalt en in de duister­nis verstrikt raakt.

Psalm 90 is van oudsher een Psalm die op oudejaarsavond gelezen wordt. Het schildert de grootheid, de trouw en de eeuwigheid van God. Hij is een toevlucht van geslacht tot geslacht (vs. 1-2). Voor Hem speelt tijd geen rol: “Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van giste­ren, wanneer hij voorbijgegaan is, en als een nachtwake” (vs. 4).

Aan de andere kant laat deze Psalm de broosheid en de korte levensduur van de in zonde gevallen mens zien. De weg die ieder mens gaan zal: wederkeren tot stof (vs. 3a). Misschien na 70 jaar of na 80, of met de moderne wetenschap nog iets langer, maar het is de weg van ieder mens. “De jaren worden vol­eindigd als een gedachte. Het leven gaat snel voorbij, en wij vliegen heen” (vs. 9b en 10c). Wat in het mensenleven eer en trots is, blijkt niet anders dan moeite en verdriet te zijn (vs. 10b). Het is niet vruchtbaar geweest voor de eeuwig­heid. Geen erg verheffende gedacht voor de jaarwisseling. Kan God niet iets vrolijkers aanbieden?

Gods zorg en liefde

Als God dit de mens voorhoudt, dan. komt dit voort uit zijn grenzeloze zorg en liefde voor de mens. Hij wil de mens wakker schudden en zeg­gen: stop! Kom eens tot bezinning mens, zie wie Ik ben en zie wie jezelf bent. Laat je levensdagen niet nutteloos en leeg voorbijgaan. En iedereen, die z’n geweten nog niet helemaal toegeschroeid heeft, ervaart heus nog wel dat God een appèl op hem of haar doet. Ervaart heus wel dat men niet ongestraft kan zondigen; dat er een oordeel zal komen en dat men rekenschap af zal moeten leggen over wat men met z’n leven gedaan heeft. Dat is, God zij dank, ingeschapen. Velen gaan dan  ook met nieuwe en betere voornemens het nieuwe jaar in. God heeft er geen behagen in om de mens zijn ongerechtigheden voor ogen te stellen en de verborgen zon­den aan te wijzen (vs. 8). Maar als Hij het niet zou doen, zou Hij een liefdeloze God zijn die de mens in zijn eigen sop liet gaarkoken. Want eenmaal zal ieder mens verantwoor­ding af moeten leggen voor wat hij met zijn leven gedaan heeft. In dat licht moeten we vers 8 en ook vers 11 lezen, waar staat: “Wie kent de sterk­te van Uw toorn, en Uw verbolgen­heid naardat Gij te vrezen zijt”! God heeft een afschuw van het kwaad omdat Hij de verschrikkelijke gevolgen hiervan kent voor de mens. Dat wekt Zijn toorn, waarin de veroorde­ling van de zonde ligt, op. En dan volgt vers 12 wat zegt: “Leer ons zó onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen”. Dat komt als een noodkreet, als een gebed tot God. Kom ons alstublieft te hulp (vs. 13).

Alle vertalingen beklemtonen het woordje “zó”. Leer ons, vanuit wat in de verzen 1 tot en met 10 beschreven staat, met onze levensdagen omgaan. Leer ons daarom oplettend te zijn omdat de dagen maar zo weinige zijn.

Dat is voor alle mensen van levens­belang, maar toch wel heel bijzonder

or de gelovigen. Want voor hen geldt toch: “Maar gij geheel anders, gij hebt Christus leren kennen” Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20).

Vele vragen

Het is goed en nuttig om eens stil te zijn en je af te vragen: hoe was het afgelopen jaar? Zijn het vruchtbare dagen geweest? Ben ik naar Hem toegegroeid die het hoofd is, Christus? Heb ik mijn talenten gebruikt of heb ik ze in de grond gestopt? Was mijn wandel werkelijk in de hemel of veel meer op de aarde? Heb ik de wapenrusting Gods dag en nacht gedragen of heb ik mij

onder de voet laten lopen door de duivel en z’n rijk?

Vele vragen die je als christen je best wel eens mag stellen. De apostel Petrus schrijft: “Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden” 1 Petrus 4 vers 7 (1 Petr. 04:07). Meer dan ooit te voren zijn deze woorden actueel voor iedere gelovige. De Spreuken-dichter zegt: “Welzalig de mens die naar mij luistert, dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren, bewakende de posten van mijn poorten” Spreuken 8 vers 34 (Spr. 08:34). Dat is een oproep om dag aan dag op de Heer afgestemd te zijn, en nauwkeurig naar Hem te luisteren.

Oproep tot waakzaamheid

De hele Bijbel roept de gelovigen op om nuchter en waakzaam te zijn en ernst te maken met het heil Gods. Petrus zegt: “Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij” 1 Petrus 4 vers 3 (1 Petr. 04:03).

De apostel Paulus schrijft: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad” Efeze 5 vers 15 en 16 (Ef. 05:15-16). Nauwlettend als wijzen wan­delen en geen dagen nutteloos voor­bij laten gaan in deze boze tijd. Wie zo leeft is bezig zijn dagen te tellen. Dan zullen het vruchtbare dagen zijn voor het Koninkrijk Gods. Dan zijn er ook veel dagen te tellen van vreugde en blijdschap door de Heilige Geest.

Wijs en verstandig

Psalm 90 vers 12 (Ps. 090:012) zegt ook nog: “Dat wij een wijs hart bekomen”. De Lutherse vertaling heeft: ” Dat wij verstandig worden”. Dit is hier geen verstandelijk zaak maar een geestelijke. Mensen met een wijs of een verstandig hart hou­den met God rekening. Zij zien over de grenzen van dit tijdelijke heen en bereiden zich toe op dat wat van eeu­wige waarde is.

Het zijn mensen die God hebben leren kennen en op de juiste wijze Godvrezend zijn en in alles met Hem rekenen. Die de tijd verstaan waarin ze leven en daar hun leven op inrichten.

Bij de profeet Daniël, die spreekt over de eindtijd, lezen wij: “Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verze­geld tot de eindtijd. Velen zullen zich laten reinigen en zuiveren en loute­ren, maar de goddelozen zullen god­deloos handelen; en geen der godde­lozen zal het verstaan, maar de ver- standigen zullen het verstaan” Daniel 12 vers 9 en 10 (Dan. 12:09-10).

Dit noemt de Bijbel mensen met een wijs of verstandig hart. Ze hebben zich laten reinigen en zuiveren en louteren en verstaan daarom de geheimenissen Gods, die voor ande­ren verborgen blijven. Die mensen zoekt de Heer. Mensen die nauwkeurig wandelen als wijzen en hun dagen aldus tellen. Zij kun­nen met de Psalmist meebidden: “Keer weder, O Here! Hoelang nog? en ontferm U over uw knechten. Verzadig ons in de morgenstond met uw goedertierenheid, opdat wij jubelen en ons verheugen al onze dagen.

Verheug ons naar de dagen waarin Gij ons hebt verdrukt, naar de jaren waarin wij onheil heb­ben gezien.

Laat uw werk aan uw knechten open­baar worden,

en uw heerlijkheid over hun kinde­ren;

de liefelijkheid van de Here, onze God, zij over ons,

en bevestig Gij het werk onzer han­den over ons,

ja, het werk onzer handen, bevestig dat”

Psalm 90 vers 13 tot en met 17 (Ps. 090:013-017).

 

De verwerper verworpen! Door Cees Maliepaard

 

“Maar Michaël, de aartsengel, durfde toen hij met de duivel in een twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbren­gen, doch hij zei: De Heer straffe u! Zij echter lasteren al wat zij niet ken­nen, en in hetgeen zij (gelijk de redeloze wezens) van nature weten, ligt hun verderf. Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn opgegaan, zij zijn voor de verleidingen van een Bileamsboom bezweken en door het verzet van een Korach ten onder gegaan” Judas 1 vers 9 tot en met 11 (Judas 01:09-11).

In Daniel 10 vers 13 (Dan. 10:13) wordt de strijd vermeld tussen een engel van de Heer en de demonische vorst die door Satan in de geestelijke wereld over het Perzische rijk was aange­steld. Omdat deze duistere demon nogal sterk van kracht bleek te zijn, kwam de aartsengel Michaël de oor­spronkelijke hemelstrijder van God te hulp. Al met al duurde het 21 dagen eer de weg in de hemelse gewesten voor Daniël vrijkwam.

De Heer geeft heil!

Onze liefdevolle Meester nodigt ons van harte uit voor het volle heil dat van de hemelse vader komt. Zelf kunnen we dit niet bewerken, maar wel hebben we de mogelijkheid gekregen te delen in de door Jezus verworven heling. In onze uitspra­ken en gedachten zullen we dus altijd van enige bescheidenheid blijk geven.

Ook de hierboven aangehaalde aarts­engel betrachtte dit – zelfs in een meningsverschil met de van z’n voet­stuk gevallen Lucifer, die na z’n val als de duivel bekend kwam te staan. Hij bestrafte Satan niet zelf, maar voegde deze de woorden toe : De Heer straffe u! Waar geestelijke mensen van de Heer de bevoegdheid gekregen hebben om met gezag tegen de duivel en zijn demonen op te treden, mag onze benadering daa­ruit voortvloeien.

Maar dat neemt niet weg dat we in algemene zin (zeker naar de mensen toe) gepaste bescheidenheid aan de dag zullen leggen. We zullen in ons bezigzijn in de gemeente en met de mensen om ons heen, incalculeren dat we lang niet alles in het leven van anderen volledig objectief beoor­delen kunnen. Maar hoe het ook ligt, de Heer heeft voor een ieder volledig herstel op het oog.

De weg van Kaïn

Judas heeft het in ons schriftgedeelte over mensen die de weg van Kaïn zijn opgegaan. Wat bedoelt hij daar­mee? Welke levensweg sloeg de eerstgeboren mens dan wel in tij­dens zijn bezigheden op aarde? Is het waar wat mij vroeger wel verteld werd door goedbedoelende zondags­schoolleiders? Zij zeiden dat de Here God geen welbehagen had aan een bloedeloos offer van de vruchten der aarde, en dat Zijn voor­keur uitging naar het bloedige offer van één der eerstelingen van Abels schapen. Dat valt zeker in de periode voor Mozes niet te onderbouwen. Want een gebod over het brengen van offers was ten tijde van Kaïn en Abel nog niet gegeven. Waarom aanvaard­de de eeuwige God het offer van de jongste wel en dat van de oudste niet? Niet vanwege de aard van het offer, maar gezien de hartsgesteld- heid van de offeraars! Uit Genesis 4 blijkt duidelijk dat Kaïns hart (anders dan dat van zijn broer Abel) niet op de Heer gericht was. Hij was bezig met het bedrijven van religie, terwijl Abel de intensie had vanuit z’n hart de Schepper van hemel en aarde te dienen. Dat het offer van Kaïn geen afspiegeling van .”Sten zuivere hartsgesteldheid was, Dleek alras uit zijn reactie op Gods regering van zijn religieuze vroom­heid. Hij bracht onder auspiciën van de geest van verwerping het eerste mensenoffer aan Gods tegenstander.

Een Bileamsloon

Balak, de koning van Moab, was bereid Bileam vorstelijk te belonen wanneer deze de door de koning bedachte vervloeking over Israël uit zou spreken Numeri 22 vers 2 en Numeri 24 vers 25 (Num. 22:02 en Num. 24:25). Na enkele loonronden zal het waarzeggersloon beduidend hoger dan nor­maal zijn uitgevallen. En Balak bezat wel het één en ander, zodat een belo­ning bij hem ook écht vorstelijk wezen kon!

De Moabieten waren als de dood voor het oprukkende leger van Israël; zij hadden immers gezien hoe gron­dig de Israëlieten met de Amorieten afrekenden. De macht van de hyste­rie sloeg toe in Moab en ook Koning Balak kwam er danig onder te zitten. Want (zoals altijd) pleegde de hyste­rische geest zich ook hier als een olievlek op het water uit te breiden. De geest van hysterie, ons wel bekend, pleegt altijd de mensen door panische angsten uit balans te bren­gen. Dat lukt hem vaak probleemloos – zo ook hier bij de Moabieten. Wat er in het functioneren van Bileam ook scheef mag hebben gezeten, voor hysterische beïnvloedingen zoals bij Balak, bleef hij gespaard. Vandaar dat hij instaat bleek de stem van de levende God van de leugen­achtige beweringen vanuit het Rijk der duisternis tijdig te onderschei­den.

Overeenkomstig de tekst uit Numeri bestaat er geen bezwering tegen Jakob, noch waarzeggerij tegen Israël. Het geestelijke Israël is onkwetsbaar voor Satans vervloekingen als het zich als een leeuw verheft boven alles wat hem naar de kroon steekt. De zegen van onze God is verheven boven wat voor occulte vervloeking ook, onder voorwaarde van ons legi­tiem bezig zijn in eendracht met onze liefhebbende hemelse Vader.

Verzet als van Korach…

Korach, Datan en Abiram meenden (samen met de nodige medestan­ders) het beter te weten dan Mozes en Aaron. Zij dachten Gods stem nauwkeuriger te kunnen verstaan dan degenen die God er voor aange­wezen had. De geest van weerspan­nigheid kreeg ongekende kansen, ook tijdens de schaduwwet van het Oude Verbond Numeri 16 vers 1 tot en met 33 (Num. 16:01-33). Datzelfde hardnekkige kwaad steekt af en toe ook in de niéuwe bedeling z’n eigenwijze kop op. Sommige mensen in de gemeente willen niet luisteren naar anderen, omdat ze zelf betere geestelijke oren denken te hebben. Het staat overigens niet op voorhand vast, dat leidinggevenden altijd het beste luistervermogen in huis hebben. Laten we ook hierin maar de nodige bescheidenheid in acht nemen!

Luisteren naar wat de Heer ook tegen anderen gezegd heeft, kan nooit kwaad.

Wanneer het inderdaad woorden van de Heer blijken te zijn, zullen we die zeker in onze overwegingen meenemen. Niemand van ons kan bij de hemelse Vader het alleenrecht op het ontvangen van Zijn aanwij­zingen claimen. Alleen daarom al is een verdere voortgang in Gods Koninkrijk slechts gezamenlijk mogelijk!

Wanneer de geest van weerspannig­heid in een gemeente huis heeft weten te houden, heeft dat altijd heel nare gevolgen. Het geestelijke kli­maat in Gods huisgezin wordt hier echt door bedorven! En de leiding wordt het werken op een vervelende wijze bemoeilijkt. Maar wanneer lei­dinggevenden de eigen gedachten voor de stem van de Heer aanzien, zullen de gevolgen werkelijk desas­treus kunnen zijn. Verzet als van Korach wordt uitgebannen als we gezamenlijk bezig zijn de gedachten van heil naar iedereen op Gods weg waar te maken.

Aanvaarding

Wat voor godsbeeld Mozes en Aaron hadden weet ik niet, maar de God en Vader die Christus Jezus ons bekendgemaakt heeft, is Iemand die altijd zichzelf is. God is licht, volgens het Woord, en daarom is Hij dat onder alle omstandigheden. Evenzo wordt God in Zijn Woord goed en liefde genoemd, en ook dat verandert dus nimmer. Met Zijn gerechtigheid is het niet anders gesteld, en derhal­ve is het aannemelijk dat al Gods eigenschappen overal, op elk tijdstip en waar ook in de hemel of op de aarde onveranderd positief naar Zijn plan met de mens zullen wezen. Geheimenissen als in Numeri teke­nen Mozes als een kind van zijn tijd. Evenals de anderen onder het Oude Verbond, meende hij dat naast het goede ook het kwade van God ver­wacht kon worden. God zegende Zijn volk, maar Hij kon ook om het minst geringste Zijn straffende hand tegen de Zijnen verheffen. Het is echter meer in overeenstemming met Jezus’ openbaring van het wezen van de Vader, dat in de betreffende hoofdstukken God alleen kenbaar maakte Zich terug te willen trekken van deze hardnekkig onge­hoorzame natie.

En daar ons God z’n mensen niet blokkeert bij de keuze van hun over­spelige hart, staat de Satan te trappe­len om ieder van hen met genoegen de vernieling in te helpen. God ech­ter blijft dezelfde. Hij verwerpt de mens niet en Hij keert zich niet van hem af. Bij Hem is er altijd aanvaar­ding van een ieder die het van Hem verwacht – uit wat voor schijnbaar uitzichtloze situatie zo’n persoon ook komt. Dat is één van de kernpunten van het evangelie. In 2 Timoteus 2 vers 13 (2 Tim. 02:13) staat: “Indien wij ontrouw zijn – Hij blijft getrouw, want Zichzelf ver loochenen kan Hij niet”. Paulus had het door! Hij begreep de intentie van Jezus’ boodschap: Gods aanvaarding van de mens in Christus.

 

Een karaf door Truus van Kaam

Deze karaf van kristal ziet er schitterend uit.

Een streling voor het oog, maar hoe zit het met de inhoud?

Als ik de wijn proef valt de smaak tegen; een beetje wrang.

Is het iets om over na te denken of vinden we dat minder belangrijk,

over smaak valt immers niet te twisten.

Als we met Gods Geest vervuld zijn hebben toch allen dezelfde smaak. Waarin proeven we dan verschil bij elkaar? De Heer kan daarover inzicht geven.

Er kan gewenning optreden wanneer we jarenlang naar het woord luisteren, soms ook verdoving.

We verlangen naar dieper inzicht en daar is meer overgave voor nodig. Door telkens ons hart te zuiveren gaan we bij elkaar de eenheid des geestes proeven en dit zal bevestigend werken.

Jakobus zegt heel terecht dat we ons hart moeten zuiveren als we innerlijk verdeeld zijn Jakobus 4 vers 8 (Jak. 04:08).

Het verborgene wordt aan ons geopenbaard en al gaande zullen onze ogen dit gezuiverde innerlijk gaan uitstralen Matteus 6 vers 22 (Matt. 06:22).

 

De bloeiende woestijn door Hans Bulthuis

Zoals we al eerder schreven introdu­ceren wij van tijd tot tijd nieuwe schrijvers. Het verhoogt de veelzijdig­heid van de belichting van de volle evangelie boodschap zoals deze in Levend Geloof een centrale plaats inneemt. Bijgaand het eerste artikel van Hans Bulthuis (59), voorganger van de Gemeente Gods (Pinksterkapel) te Den Haag. Broeder Bulthuis is een bekend bijbel­leraar en in de loop der jaren werden van hem talrijke artikelen gepubli­ceerd, onder andere in Kracht van Omhoog en het Studieblad van het Koninkrijk der hemelen. We zijn blij dat Hans Bulthuis ook regelmatig in Levend Geloof gaat schrijven, (red.).

Eén van de vele vermogens die God bij de mens heeft ingeschapen, is de mogelijkheid om iets voort te kun­nen brengen. De mens kan en mag productief zijn. De geschiedenis van de mensheid heeft aangetoond dat de mens hierdoor al veel tot stand heeft weten te brengen. Ze toont ons de ontwikkeling van steentijdmens tot ruimtevaartmens. De Schepper heeft echter andere voortbrengsels bedoeld. Door het samengaan van God en mens is de laatste namelijk in staat om goede werken te doen van een goddelijk niveau en gehalte. De bijbel noemt dit vruchtdragen. Jezus zegt daar­over: “Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt…” Johannes 15 vers 8a (Joh. 15:08a). En Paulus schrijft: “Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zou­den wandelen” Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10). Het voortbrengen van geestelijke vrucht is in principe dus mogelijk. Of het er ook werkelijk van komt, zal de toekomst ons leren. Bezien we het volk van God van alle tijd en plaats tot nu toe, dan valt het ’ten dele zijn’ daarvan op. De heerlijke en volle eindvrucht, de volwassen zonen Gods, is na tweeduizend jaar chris­tendom nog niet te voorschijn geko­men. De Landman wacht nog steeds op deze kostelijke vrucht van het land. De zuchtende schepping wacht er eveneens op, zelfs met een reik­halzend verlangen. Ja, wijzelf, als eerstelingen tot die heerlijkheid geroepen, zuchten ook bij onszelf in de verwachting daarvan Romeinen 8 vers 21 en 23 (Rom. 08:21-23).

Hoewel dit einddoel van het geloof nog niet gerealiseerd is, betekent dat niet dat er niets tot stand gekomen zou zijn. Er is zeker wat bereikt. Het hout van de vijgeboom is reeds week geworden en de bladeren spruiten uit. De zomer staat voor de deur Matteus 24 vers 32 (Matt. 24:32). Overal ter wereld zijn kinderen Gods zich in de binnenka­mer aan het toebereiden en zich aan het toewijden. Een verblijdende zaak.

Woestijn

Tegelijkertijd bemerken we ook een pijnlijke gedeeltelijke vruchteloos­heid van Gods volk op. Een droogte. Er zijn namelijk evenzo vele christe­nen die nauwelijks groeien en wei­nig vruchten voortbrengen. Naast alles wat er tot nu toe dus al wèl is voortgebracht, merken we tevens nog droge plekken op. Er zijn helaas allerlei terreinen van het leven waar leegte en gebrek voorkomt. Ze zijn stukjes woestijn. Binnen het gehele volk van God zijn er zelfs velen die wat dit betreft op een minimum leven. Toch noemt de goede God de zijnen ‘kostelijke velden en vruchtba­re wijnstok’ Jesaja 32 vers 12 (Jes. 32:12). Tegelijkertijd treurt Hij evenwel over het akkerland van zijn volk waar doornen en distelen opschieten (vs. 3). Jesaja noemt dit ‘woestijn, het dorre land, de steppe’ (Jesaja 35). Een beeldspraak voor ernstige en hardnekkige vruchteloosheid. Uitzichtloos en toe­komstloos. Valt er van een woestijn iets te verwachten? Is er iets om wanhopiger van te worden inzake vruchtdragen en oogsten dan gloei­end zand en dorstig land? Het is toch hopeloos daar iets van te ver­wachten en het is toch zinloos je daarmee bezig te houden. Is deze voorstelling van zaken niet geheel in overeenstemming met de uitspraak van ‘het gehele huis Israëls’ als het klaagt: “Onze beende­ren zijn verdord en onze hoop is ver­vlogen; het is met ons gedaan” Ezechiel 37 vers 11 (Ez. 37:11)? Of met de woorden van Haggaï: “Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit?” Haggaï 1 vers 9 (Hagg. 01:09)

Vele lieve kinderen Gods gaan nog steeds gebukt onder zwakheden, ziekten, psychische beschadigingen, gebondenheden en allerlei noden.

Om hierbij maar te zwijgen over de schrijnende onderlinge verdeeldheid en onenigheid binnen de gemeente van Christus. Zijn lichaam is ziek. Is dit het leven en de overvloed die Jezus ons beloofd heeft, of is het woestijn en steppe?

Oorzaken

Geestelijke onvruchtbaarheid kan door verschillende factoren veroor­zaakt worden. Allereerst kan de grond niet geschikt zijn. Te denken valt aan ongeïnteresseerdheid voor Gods plan, of onwil om zich aan de Heer te onderwerpen. Iemand kan meer liefde tot de wereld hebben dan voor het bedacht willen zijn op de dingen Gods. Dat is een persoonlijke keuze. God dwingt of forceert nie­mand. De roep klinkt immers: “Wie dorst heeft, hij kome…”. Een andere oorzaak van onvrucht­baarheid kan zijn dat gelovigen geremd, geblokkeerd of verleugend worden door boze geesten. Onkunde omtrent de geestelijke wereld speelt helaas velen parten. Kennis en inzicht aangaande deze zaken is ech­ter onmisbaar. Bevrijding en vrij blij­ven zijn broodnodig. De strijd in de hemelse gewesten, allereerst in eigen hemel, behoort tot de kernwaarhe­den van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen o.a. Efeze 6 vers 10 tot en met 20 (Ef. 06:10-20). Indien daaraan wordt voor­bijgegaan, kunnen de machten der duisternis als sprinkhanen en kaalvreters hun slag slaan om iedere beginnende vrucht meteen weg te roven.

Ook problemen rond het geloven op zich, of stoornissen in de relatie met Jezus, of een blijvende armoede betreffende het woord van God, kun­nen belemmerend inwerken op het proces van vruchtdragen. Voor ons onderwerp ‘de bloeiende woestijn wijst de profeet op een andere oorzaak van geestelijke droogte, namelijk gebrek aan water dat het land vruchtbaar doet zijn. De profeet spreekt immers over wateren die in de woestijn zullen gaan ontspringen en het ontstaan van beken in de steppe. Het gloeiende zand zal tot een plas worden en het dorstige land tot waterbronnen Jesaja 35 vers 6b en 7 (Jes. 35:06b-07).

Het onmogelijke wordt mogelijk

Er bevinden zich op onze planeet plaatsen die zo dor en leeg zijn dat bij een wolkbreuk er modderstromen ontstaan. Die veroorzaken alleen ver­woesting en ellende. Met zulke gebieden valt niets te beginnen, maar er zijn echter ook woestijngedeelten waar gedurende de regentijd binnen zeer korte tijd een weelderige plantengroei ontwikkelt. Alles komt dan tot leven.

Is hier sprake van een wonder, van een onverklaarbaar natuurverschijn­sel? Neen, integendeel. Het is een logisch gevolg van een natuurgegeven. In de periode toen er nog geen sprake was van slechts één druppel­tje regen, voerde de hete wind zaad mee dat neersloeg in het gloeiende zand en erin verdween. Niemand zag het, niemand merkte het. Uiterlijk bleef de vlakte droog, kaal en leven­loos. Maar diep van binnen, in de schoot der woestijn, lag het zaad te wachten, totdat… Totdat de regen zou komen, het hemelwater. De onvruchtbare woestijn was, ondanks de kwellende toestand van hitte en droogte, tot een verborgen maar veel­belovend zaaiveld geworden. In Jesaja’s profetie is het water, de bevloeiing, de zegenbrengende regen de oplossing voor het woestijnpro­bleem en de veroorzaker van een komend heilsfeest. De grote en beklemmende vraag of dat dorre en levenloze land ooit overvloedig vrucht zou kunnen voortbrengen, wordt door zijn voorzegging name in positieve zin beantwoord. De woestijn en steppe zullen wèl gaan bloeien en vruchtdragen. De onmo­gelijkheid wordt omgekeerd tot een mogelijkheid. Bij God zijn immers alle dingen mogelijk! Door bevloeiing van het dorstige land zal er een ongekende en welige bloei tot stand komen. Dit wonder zal een uitbrekend gejubel en gejuich met zich meebrengen. Niet voor waar te houden heerlijkheid wordt openbaar. De luister van God zelf zal daarin aanschouwd gaan worden. In Jesaja 35 wordt een toe­komstsituatie van Gods volk geschil­derd die boven elk besef en voorstel­ling van ons uitrijst.

De Geest

In dit verband spreekt Jesaja over het ’totdat…’. Totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge Jesaja 32 vers 15 (Jes. 32:15). Daar moeten we het dus van hebben. Dat biedt de reeële mogelijk­heid tot vruchtdragen. Het stemt overeen met de uitspraak van Jezus dat er stromen van levend water uit ons binnenste zullen gaan vloeien als wij de Geest ontvangen zullen (Joh. 7:38-39). De Geest maakt het zaad Gods levend. De goede grond brengt dan vanzelf vruchten voort. Tot zolang blijft het verschrompelde zaad onder de droge aardkluiten lig­gen Joël 1 vers 17a (Joël 01:17a).

Het woord van God komt tot vervul­ling door de werking van de Geest. Dat was al zo tijdens de scheppings­dagen. De Geest Gods zweefde over de wateren. Toen God evenwel ging spreken, kwam de realisering van zijn wil tot stand. Zo belooft Jezus ons dat wij kracht zullen ontvangen wanneer de Heilige Geest over ons komt Handelingen 1 vers 8a (Hand. 01:08a). De Geest maakt immers levend.

Het behoort dan ook tot het funda­ment van het geloof om gedoopt te worden in heilige Geest. De bedoe­ling is wel om met die Geest vervuld te worden en te blijven Efeze 5 vers 18b (Ef. 05:18b). Een eenmalig gebeuren na de beke­ring en het daarbij laten, is onvol­doende. Jezus dient alle ruimte en gelegenheid te krijgen in ons leven en in de gemeenten om Zich door de Geest te kunnen manifesteren en werkzaam te zijn. Waar zijn zalving aanwezig is, kan met vrucht gearbeid worden.

Voor de eindtijd is er nog een extra belofte gegeven, de late regen. Er is door God een heerlijke volheid aan woord en Geest voorzegd om daar­door tot de volwassen geestelijke mens Gods te kunnen doorstoten.

Late regen

Deze diep inwerkende en wereldwij­de eindzalving zal Gods volk tot een vruchtbare akker maken waar iedere droogte verdwenen is. Dit gebeuren zal tot de grootste oogst aller tijden leiden. De woestijn van Sion wordt als Eden en haar wildernis als de hof des Heren Jesaja 51 vers 3a (Jes. 51:03a). De werking ervan zal alles tot leven en volheid brengen in allen die Jezus’ verschij­ning liefhebben.

In de achter ons liggende jaren is er door vele gelovigen het hemelbrood, het verborgen manna, verzameld en in de harten opgeslagen. Lang niet alles is tot groei en rijping gekomen. Maar dat zal dan wel tot stand gaan komen. Ook al het goede dat in vele christenen naar de Heer en zijn plan uitgaat, komt dan tot volle mobilisa­tie. Met verbazing zal de wereld, maar ook wijzelf, zien wat er eigen­lijk in de binnenkamer opgestapeld lag en nu in kracht geopenbaard wordt. Terwijl velen reeds in liefde naar de Heer toegroeien, zal deze laatste fase van de late regen de vol­heid in volwassenheid en de openba­ring van Gods heerlijkheid in onbe­perkte mate tot gevolg hebben. Er komt een definitief einde aan de situatie beschreven in Jesaja 41 vers 17a (Jes. 41:17a. De ellendigen en de armen zoe­ken naar water, maar het is er niet, hun tong verdroogt van dorst. De reactie van God is daarop: “Ik, de Here, zal hen verhoren; Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten’. Het gevolg zal zijn dat op kale heuvels rivieren zullen ontspringen en dat er bronnen ontstaan te midden der valleien. God zal de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen. De hand des Heren zal dit doen en dit scheppen (vs. 17-20). Niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest, zegt de Here der heerscharen! Dit zal tevens een grote vreugde tot gevolg hebben. Verdriet en pijn zul­len verdwijnen. Vervulling met de Geest gaat altijd hand in hand met blijdschap, gejubel en dankzegging.

Troost

Voor velen vandaag is dit vooruit­zicht een geweldige troost. Wat wij dag na dag hebben gezaaid op de akker van onze geest, en deels wat oogst opbracht, ontwikkelt zich door die late regen tot een boven onze voorstelling uitgaande overvloed aan vrucht. Niets van ons werken is tevergeefs geweest. Alles in ons wat tot nu toe nog niet aan bod kwam en vrucht voortbracht, zal dan wel tot bloei komen en rijpe vruchten gaan voortbrengen. De volharding wordt beloond. De trouw aan het kleine voert tot het beheer over het meerde­re. Wie heeft, hem zal gegeven wor­den.

De lijdenden die in geloof bleven uit­zien naar hun totale verlossing, ont­vangen verlossing en genezing. De beschadigden gaan algeheel herstel ervaren. Zij die nooit iets van de heerlijkheid beleefden en het alleen maar met het ‘van horen zeggen’ moesten doen, zullen het getuigenis van Johannes nazeggen: “Hetgeen wij aanschouwd hebben en met onze handen getast hebben van de Woord des levens”.

Een ieder die door zware werkverplichting en een druk gezinsleven met schuld rondliep, omdat hij ‘zo weinig tijd voor de Heer’ had, maar toch door alles heen probeerde te verzamelen en met de gemeente meeging, zal eveneens verrast wor­den door een zalige doorbraak van het Koninkrijk in zich. Jongeren, opgevoed en deels bezaaid met het goede van God maar deson­danks het erbij lieten zitten, keren op hun schreden terug en trekken met de gemeente op. De woestijn, de steppe en de dorre plaatsen zullen gaan bloeien en groeien en vruchtdragen als nooit tevoren.

Hand aan de ploeg

Betekent het bovenstaande nu dat wij passief en doelloos wat rondhan­gen in het leven, totdat God iets gaat beginnen? Neen! Er is werk aan de winkel, veel werk. Het belangrijkste is dat wij voortgaan met ons hart te bezaaien met het zaad Gods 2 Korinthe 9 vers 10 (2 Kor. 09:10). Dat is het evangelie der heerlijkheid. Het bewaren van het woord Gods houdt in dat wij er dagelijks mee aan de slag gaan in ons eigen leven. Geloven is doen, leert Jacobus ons. Het gewas van gerechtigheid zal dan gaandeweg toenemen. Immers, indien wij ons in praktische zin aan de waarheid houden, groeien wij in elk opzicht naar Christus toe. Vervolgens zullen wij ons leven heili­gen, gelijk God heilig is 1 Petrus 1 vers 16 (1 Petr. 01:16). Als er niets tussen Hem en ons instaat, is er een direkte relatie mogelijk waarin Hij door zijn Geest het willen en werken in ons kan onderhouden. Vanuit deze innerlijke omgang met de Zoon leren wij Hem kennen gelijk Hij is en zullen Hem gelijk wezen 1 Johannes 3 vers 2 en 3 (1 Joh. 03:02-03). Door dit kennen zal Hij, volgens Hosea, dan tot ons (kunnen) komen als de late regen, die het land besproeit Hosea 6 vers 3 (Hos. 06:03).

Ten slotte is in deze tijd het gebed van groot belang. De profeet Zacharia roept ons op om ten tijde van de late regen er ook daadwerke­lijk om te bidden Zacharia 10 vers 1 (Zach. 10:01). De belofte dat God een stortregen zal geven, waardoor er voor iedereen gewas op het veld kan gaan groeien, stemt overeen met de voorzeggingen van Jesaja over de bloeiende woestijn.

De tijd die voor ons ligt wordt een heerlijke tijd. De late regen, de opwekking, de openbaring van Gods heerlijkheid, of hoe dat grootse gebeuren ook verwoord mag worden, zal Gods volk op orde brengen en bijeen vergaderen. Eén kudde en één Herder. Eén God en één volk. Voor zo’n toekomst, zo’n opgang, willen wij toch allen de hand aan de ploeg slaan en zonder omzien rechte voren trekken? Sta dus op en word verlicht, want ons licht komt en de volle heer­lijkheid van onze Heer Jezus Christus zal over ons opgaan en over allen die Hem toebehoren en lief­hebben!

 

Het nagalaten spoor (gedicht) door Duurt Sikkens

Hoog in de winterlucht

zag ik de vlucht van wilde ganzen

in de glinsterende stilte

hoorde ik hun vleugels suizen

en hun zacht getoeter

 

lieten zij geen spoor na?

 

maar ik heb ze gezien

ik heb ze gehoord, in de stilte

 

zoveel sporen zijn achtergelaten

getekend in het zand

in het gebogen gras

de prenten in de sneeuw

 

maar het zand verstoof

gras verdorde, sneeuw smolt

dat ene bleef, hoog in de lucht,

het nagelaten spoor

van een waarachtig mens

 

zie dan, hoor, de stille vlucht

van wilde ganzen…

 

De mens als vrouw van God door Hessel Hoefnagel

De vrede van Jeruzalem deel 4

De Schepper laat als de Onvergan­kelijke nooit Zijn doel los. Daarom profeteerde Hij direkt na de zondeval van de eerste mens over de uiteinde­lijke verwerping van de slang (Satan), door wiens toedoen de mens onder de claim van de vorst van de duisternis (Dood) is gekomen. Tegelijk verbond God Zich met de mens in een verbond, waarin Hij een belofte legde. Uit de éérste mens, die een ‘levende ziel’ genoemd wordt en met de aarde ver­bonden is, zou in een volheid van tijd ‘zaad’ tevoorschijn komen. Deze nieuwe of ‘hemelse’ mens zou als ‘levendmakende geest’ allereerst door middel van de Eersteling van deze nieuwe schepping de kop van de slang vermorzelen Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15). Daarna zou door middel van de ‘gemeente’, als het ware lichaam van Jezus Christus, het demonenrijk van deze slang worden uitgebannen in de ‘strijd in de hemelse gewesten’ (Efezebrief).

In het voorwoord van deze studie werd al melding gemaakt van de aanduiding ‘vrouw’. Deze wordt ook gegeven in de profetie van Openbaring 12. Vooral in onze tijd blijkt opnieuw de zwangerschap van deze ‘vrouw’ en haar pijn om te baren. Het ‘vrouw’-zijn betreft in deze eindtijd de in het plan van God gelovende mensheid, in wiens ‘moe­derschoot’ het lichaam van Jezus Christus in ver gevorderd stadium van ontwikkeling is. De openbaring van dit ‘kind’ als ware gemeente tesamen met haar Hoofd, de Heer Jezus Christus, is aanstaande. We leven reeds in de periode, waarin de vervulling met de Geest van de Vader en de Heer Jezus als ‘late regen’ bezig is het gewas te besproei­en vgl. Ezechiel 34 vers 26 (Ez. 34:26) (‘zegenbrengende regens’) en Jakobus 5 vers 7 en 8 (Jak. 05:07-08) (‘vroege en late regen’).

Satan tegenover de vrouw

Met grote grimmigheid staat in deze situatie de duivel en Satan, welke ook de grote draak wordt genoemd, vóór de vrouw. Hij weet, dat deze zwanger is en hij weet ook heel goed, hoe de profetie, welke de Schepper uitsprak in de ‘hof van Eden’ in vervulling zal gaan, want geen woord, dat de Schepper spreekt, zal onvervuld blijven Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15)

Deze eerste profetie sprak van de vrouw, die zaad zou voort brengen, evenals de slang zelf. Dat zaad van de vrouw zou echter de kop van de slang vermorzelen. Het ‘zaad van de slang’ is de mens waarin de leugen zich zal manifeste­ren, want de duivel is de verwekker van de leugen Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44). Het ‘zaad van de vrouw’ is daarentegen de mens der waarheid, welke voor het eerst gestalte kreeg in onze Heer Jezus de Christus en als Zijn ‘nage­slacht’ zal uitgroeien tot een onmeet­bare volheid.

Door zijn leugen, welke hij maar al te vaak als ogenschijnlijke waarheid weet te vermommen, zal de duivel de ‘hiel’ van het zaad van de vrouw ver­morzelen. Hij weet, dat zijn macht niet verder reikt en dat hij slechts de voortgang tot het voor de mens weg­gelegde doel kan belemmeren, wan­neer deze in standvastig geloof hem weerstaat. Hij kan slechts door zijn leugen bewerken, dat de ontwikke­ling van de ‘vrouw’ tot het doel van God moeizaam verloopt, maar hij kan deze ontwikkeling niet keren, zolang de mens daar in geloof aan vast houdt Jakobus 4 vers 7 en 1 Petrus 5 vers 9 (Jak. 04:07 en 1 Petr. 05:09).

Met moeite en smart

Hoe is de profetie van Genesis 3 vers 15 en 16 (Gen. 03:15-16) jegens de ‘vrouw’ uitgeko­men. Haar noodgedwongen wandel op aarde gaat onophoudelijk gepaard met moeite en smart, gepaard aan een aardsgericht begeren, hoewel op zich niet direkt zondig, maar wel vol met beperkingen.

Door onderdrukking werd het eerste ‘kind’ van de mens gevormd in de slavernij van Egypte om vandaaruit onder leiding van Mozes op te trek­ken naar het aan de vaderen beloofde land.

Toen dit aardse volk van God via velerlei verdrukkingen in de ‘volheid van de tijd’ was gekomen, bracht zij zonder het zelf te beseffen het ‘kind van Bethlehem’ voort Jesaja 66 vers 7 (Jes. 66:07). Hoe ging ook deze geboorte in natuurlijke zin met smart en moeite gepaard vanwege het dreigen van de duivel. Satan misbruikte de wijzen uit het oosten en de wrede koning Herodes om dit kind te vermoorden. Vanwege de bijzondere heiliging en bescherming van Zijn kind voor­kwam de hemelse Vader dat. Hij schakelde hierbij de naast betrokke­nen in door een engel naar Jozef te sturen en deze in een droom op te dragen, met spoed naar Egypte te vertrekken. Zo ontkwam het kind van Bethlehem terwille van diens hoge roeping, doch het ging met grote smart gepaard vanwege de zo genoemde ‘kindermoord’ in Bethlehem en omgeving Matteus (Matt. 02:16-18).

De ‘moeder’ van de gemeente wordt door de apostel Paulus in zijn brief aan de Galaten aangeduid als het ‘hemelse Jeruzalem’ (Galaten 4). In haar schoot worden de leden van het lichaam van Christus gevormd en daaruit ‘geboren’ of geopenbaard. De apostel Paulus spreekt in dit opzicht ook van ‘openbaring van zonén Gods, dus een veelvoud van de eerste Zoon. Op deze openbaring wacht de zuchtende schepping, waarbinnen de genoemde ‘vrouw’ centraal staat, als in barensnood (Romeinen 8). Zowel op het het Hoofd als op de leden van haar ‘kind’ is de uitdrukking ‘eerste­ling’ van toepassing 1 Korinthe 15 vers 23; 2 Thessalonicenzen 2 vers 13; Jakobus 1 vers 18 en Openbaring 14 vers 4 (1 Kor. 15:23 en 2 Thess. 02:13 en Jak. 01:18; en Openb. 14:04).

Het zaad van de vrouw

Het zaad van de vrouw werd door de profeet Jesaja aangeduid als het nakomelingschap, dat zich als ‘knecht van God’ zou openbaren. De Eersteling hiervan zou zich beschik­baar stellen voor de Vader in de hemel, zodat Deze het noodzakelijke en eeuwige offer tot redding van de mens zou kunnen brengen (Jes. 53:10). In de geschiedenis van Abraham en diens zoon-der-belofte Izak op de berg Moria wordt hiervan een duidelijk beeld weergegeven. Jezus Christus ging in een andere beeldstelling als de Hogepriester van het Nieuwe Verbond het hemelse heiligdom binnen. Dit heiligdom is de ‘grotere en meer volmaakte taber­nakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van deze schepping’ Hebreeen 9 vers 11 (Heb. 09:11). Hij vergoot Zijn eigen bloed, de drager van het natuurlijke leven en verwierf daarmee een eeuwige verlossing van de claim van de Dood. Als een smetteloos offer gaf Hij zich­zelf over om de wil van God te vol­brengen, zodat Deze als de grote Offeraar Zijn offer kon brengen als het enig mogelijke zoenmiddel voor de zonden van de wereld. Met deze offerande reinigde Hij ook ons bewustzijn van het hanteren van slechts dóde werken. Dit zijn wer­ken, die de vele godsdienstige instel­lingen en verrichtingen betreffen, waardoor menigeen ten onrechte denkt God te behagen. Ze dienen echter slechts tot bevrediging van het (vrome) vlees en zijn voor de levende God slechts een schaduwbeeld van de eigenlijke dingen, waar het om gaat.

Door Zijn dood heeft onze Heer bevrijding gebracht voor de overtre­dingen onder het eerste (schaduw)verbond. Daardoor konden de ‘geroepenen’ onder dit verbond (het zichtbare volk Israël) de belofte van de ‘eeuwige erfenis’ ontvangen Hebreeen 9 vers 11 tot en met 15 (Heb. 09:11-15).

De nieuwe generatie

De aanduiding ‘vrouw’ betreft zo de rechtvaardigen van alle tijden en alle plaatsen. In haar ‘moederschoot’ wordt sinds de openbaring van Jezus Christus de nieuwe generatie gevormd, welke als ‘zonen Gods’ openbaar zal worden Romeinen 8 vers 18 (Rom. 08:18 v.v). Deze zonen zijn de éérstelingen van de nieuwe schepping, terwijl de Heer Jezus Zelf de Eérsteling van allen is. In de benaming ‘eerstelingen’ zit de belofte verborgen, dat er méér zal volgen, want het plan van de Vader betreft de hele nieuwe mensheid. Als Hoofd en lichaam met elkaar verbonden zullen de eerstelingen samen met het Lam staan op de berg Sion, een aanduiding voor de ‘berg van het huis des Heren’. Deze berg zal verheven zijn boven al de bergen. Op deze berg woonde in de bedeling van de schaduw de God van Israël in de tempel te Jeruzalem. Sinds de werkelijkheid, welke in de verschij­ning van onze Heer Jezus begon, woont de Here der heerscharen in Zijn heilige en ware tempel, dat is het lichaam van Jezus Christus Jesaja 8 vers 18 (Jes. 08:18). Aanvankelijk alleen in de ‘Ark van het Verbond’, onze Heer, maar sinds Diens verheerlijking en de daaruit voortvloeiende vervulling met de Geest van God ook in degenen, die deze Geest bewust hebben ont­vangen. Deze eerstelingen zijn even­als hun Heer en Hoofd vol van de Geest des Heren, dat is van het wezen van het Lam en het wezen van de Vader in de hemelen. Ze zijn gekocht uit de mensen. Ze spreken het woord der waarheid en zijn vol­komen gelijkvormig aan het beeld van de Zoon, zoals de Schepper vanaf het begin voor ogen had en ze zijn onberispelijk Openbaring 14 vers 1 tot en met 5 (Openb. 14:01-05). Het nakomelingschap, dat de Knecht van de Here’ zou zien, zijn daarom de genoemde zonen Gods. Zij zijn de eerstelingen van de nieu­we schepping en zijn voortgekomen als een ‘rijsje uit de (afgehouwen) tronk van Isaï en als een scheut uit zijn wortels’, om vandaaruit vrucht voor God te dragen Jesaja 11 vers 1 (Jes. 11:01). Naar Zijn raadsbesluit heeft onze God deze eerstelingen voortgebracht door het ‘Woord der waarheid’ om door middel van hen de hele schep­ping te herstellen. De apostel Johannes zag in een gezicht de hele nieuwe mensheid als een grote scha­re, die niemand tellen kan, uit alle volken, stammen, natiën en tongen. Deze staat dan voor de troon van God en het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in de handen.

Wanneer dit beeld werkelijkheid wordt, zal de hele schepping zich uiten in aanbidding en lofprijzing: “Amen, de lof en de heerlijkheid, de wijsheid en de dankzegging, de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden” Openbaring 7 vers 9 tot en met 12 (Openb. 7:9-12).

Als een brullende leeuw

De duivel weet, dat hem nog slechts weinig tijd is beschoren om de ‘vrouw’ en haar ‘kind’ te bedreigen en zo mogelijk uit te schakelen.

Daarom staat hij voortdurend vol haat, maar ook vol angst tegenover de zwangere ‘vrouw’ om zodra zij het ‘kind’ baart, dit te verslinden. Anders gezegd: hij gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal (kunnen) verslinden.

Vanwege deze voortdurende dreiging ‘schreeuwt’ daarom de vrouw in haar barensnood en in de verwachting van het zoonschap. Toch zal haar ‘zaad’ zich op Gods tijd openbaren en wel als een ‘mannelijk wezen’, dat als een meervoud van ‘zonen Gods’ de duivel tegemoet treedt in de hemelse gewesten. De duivel siddert vol angst vanwege de openbaring van deze zonen. Hier gaat het niet om een baby, zoals deze in de stal van Bethlehem werd geboren, maar om een ten strijde toegeruste ‘mannelij­ke zoon’.

Geen wonder, dat de duivel en draak vanuit paniek dit ‘kind’ tot vóór de troon van God najaagt om het alsnog te verslinden. Hij wordt echter door de hemelvorst Michaël en diens krachtige engelen, die de ‘zonen Gods terzijde staan’, uit de hemel geworpen. Hij kan dan op ‘aarde’ (waar de natuurlijke mens leeft), niets anders doen dan de ‘vrouw’ bedreigen en haar trachten te mislei­den middels een ‘vuile stroom’ van leugen en ongerechtigheid. Zo wil hij haar aandacht van haar wezenlij­ke doel aftrekken 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08 en Openbaring 12).

Ondanks de dreiging, waarmee de ‘Eersteling van de nieuwe schepping’ werd geconfronteerd in diens korte, aardse leven, werd Hij vanwege Zijn geloof in het ‘plan van God’ en Zijn volharding overwinnaar over de ver­oorzaker van dood en vruchteloos­heid. Hij deed de ‘zonde van de wereld’ te niet. De ‘zonde van de wereld’ is de blokkade in het berei­ken van haar door de Schepper gege­ven bestemming tot heerlijkheid.

Vanwege de misleiding van het eer­ste mensenpaar in de ‘hof van Eden’ (Genesis. 3) werd deze zonde een feit.

Het verlangen van de schepping

Het is in dit verband te begrijpen, dat de hele schepping, met de mens voorop, zucht en ‘in barensnood’ is en met reikhalzend verlangen uitziet naar het zich openbaren van de beloofde vele zonen Gods. Dit zijn mensen, die net als de Heer Jezus geheel door de Geest van God geleid worden. Het zijn de geroepenen uit Joden en niet-Joden, welke tesamen met de Heer Jezus, het verheerlijkte ‘lichaam van Christus’ vormen. Dit ‘lichaam’ is bezig zich te openbaren zie Romeinen 8 vers 14 tot en met 23 en Romeinen 9 vers 23 tot en met 26 en Hebreeen 2 vers 10 (Rom. 08:14-23 en Rom. 09:23-26 en Heb. 02:10). Deze gehele gemeente kent dan de aanduiding ‘Jood’, omdat zij de Naam van de ware God draagt (Jood = Godlover) Romeienen 2 vers 28 en 29 (Rom. 02:28-29). De vorming van deze zonen gaat gepaard met verdrukking en be­nauwdheid in de zware tijden van de laatste dagen 2 Timoteus 3 vers 1

(2 Tim. 03:01). Dit is de reeds eerder genoemde periode, waarin de duivel rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08).

Het verlangen van de schepping richt zich op het herstel van de oor­spronkelijke bestemming en de veel­zijdige mogelijkheden daarvan. Dit herstel is ingezet, sinds in de eerste Zoon van God het leven van God de vernietigende werking van de Dood doorstond.

In het openbaar, dus zichtbaar, ken­baar en meetbaar worden van de vele zonen, die samen met het Hoofd het genoemde lichaam van Christus vor­men, zet het herstel zich voort. Zo zal het door middel van de profeet Jesaja beloofde ‘nakomelingschap’ van Jezus Christus zich manifeste­ren tot heil van de geknechte mens­heid Jesaja 53 vers 10 (Jes. 53:10). Zo heeft de Schepper het vanaf het begin bedoeld.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert-Jan Doornink

“Het einde aller dingen is nabijgeko­men. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden. Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden. Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren. Dient elkander, een ieder naar de genadega­ve, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods. Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God; dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid! Amen”. (Petrus in zijn eerste brief, 1 Petr. 04:0711).

Is het mogelijk gelukkig te sterven?

Definitief afscheid nemen van een geliefde. Dat is wel het afschuwelijk­ste wat een mens kan overkomen. Daar wil je eigenlijk niet eens over nadenken. Toch zouden we dat juist wel moeten doen, volgens de Amerikaanse Christine Longaker. Zij schreef er een boek over dat sterven­den en hun familie moet helpen: ‘Het licht van afscheid’. “Wie zich goed voorbereidt op de dood, zal het uiteindelijke sterven lichter vallen”, zegt zij. “Sterven kun je vergelijken met bevallen. Een vrouw die weet wat haar te wachten staat, heeft min­der het idee te lijden als ze een kind baart dan een vrouw die onwetend aan haar bevalling begint”. Uit het interview dat Marjolein Hurkmans van De Telegraaf met haar had blijkt dat Longaker haar ideeën en inzichten heeft geput uit het ‘Tibetaanse boek van leven en sterven’ van Sogyal Rinpoche. Zij gelooft -net als de Tibetaanse boed­dhisten- heilig dat de dood niet meer is dan een kruispunt. Haar filoso­fieën hebben echter op geen enkele wijze iets te maken met het geloof van de ware christen, die met Paulus kan getuigen dat niets (ook de dood niet) hem zal kunnen scheiden van de liefde Gods in Jezus Christus.

Hoewel sterven iets is waar we alle­maal mee te maken krijgen, probe­ren we de gedachte eraan zover mogelijk van ons af te zetten. Ook bij waarachtige christenen steekt dat soms de kop nog op, ondanks het . feit dat wij ‘de dood’ vrijmoedig onder ogen kunnen zien. Immers wij weten dat Christus de dood heeft overwonnen en dat de uitspraak van Paulus honderd procent waar is: “Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?” 1 Korinthe 15 vers 55 (1 Kor. 15:55)

De laatste vijand

Door de overwinning van Jezus is de angst voor de dood weggenomen. Hij was de eerste die de dood volle­dig heeft overwonnen, maar Paulus spreekt nog wel over de ‘laatste vij­and’ die overwonnen moet worden en dat geldt dan voor allen die weten dat het nieuwe, eeuwige leven in het zicht is, omdat ze geloven in het volbrach­te werk van Jezus Christus. In de huidige overgangstijd hebben wij dus nog volop met ‘de dood’ te maken. Daarom is het erg belangrijk dat we de laatste fase van ons aardse bestaan in alle rust en vertrouwen kunnen doorbrengen. Soms zien we ook bij waarachtige christenen nog een ware doodstrijd, terwijl dit bij anderen helemaal niet het geval is. Ook hier zien wij weer hoe belang­rijk het is dat we ons hebben laten bevrijden van alle gebondenheden of deze zelf hebben afgelegd. Wanneer dit niet het geval is zal de vijand, juist wanneer het einde nadert, ons nog zoveel mogelijk het leven zuur proberen te maken. Hij geeft zich niet zomaar gewonnen. Christenen die bevrijd zijn en vol van Gods Geest, kunnen te allen tijde de rest van hun leven op aarde met vertrou­wen tegemoet zien. Zij zijn niet bang voor de toekomst en kunnen met Paulus getuigen: “Het leven is mij Christus en het sterven gewin” Filippenzen 1 vers 21 (Filip. 01:21).

Overgewicht, de welvaartsziekte van onze tijd

Uit een recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat de Nederlander steeds dik­ker wordt. 42 procent van alle man­nen blijkt zwaarlijvig te zijn, evenals 36 procent van alle vrouwen. Bij zeven van de honderd Nederlanders is zelfs sprake van vetzucht. Deze ‘ziekte’ komt meer voor naarmate mensen ouder worden. Mannen tot hun zestigste en vrouwen tot hun zeventigste hebben de neiging steeds omvangrijker te worden. Volgens het CBS is het aantal vetachtige mensen de afgelopen tien jaar explosief toegenomen. Bij man­nen is dit het sterkst, met zestig pro­cent sinds 1985. Maar ook bij vrou­wen valt een stijging van 25 procent waar te nemen.

Wat is de oorzaak? De onderzoekers geven twee redenen op. In de eerste plaats is tegenwoordig bijna alles te krijgen: ‘De boodschappenkar bezwijkt bijna onder de overvloed en de ene lekkernij is nog zoeter en vet­ter dan de andere’. De tweede reden is tijdgebrek en de toenemende werkdruk. Daardoor komen de dagelijkse maaltijden meer en meer in het gedrang. Dan grijpt men gemakkelijker naar een snelle hap die meestal vet en zoet is. Kant-en-klaar maaltijden en instant­producten winnen razend snel ter­rein.

Als gevolg hiervan dreigt overge­wicht, volgens het onderzoek, de belangrijkste welvaartsziekte van het westen te worden.

In hoeverre blijven christenen gevrij­waard van deze ziekte? Ook hier geldt weer dat wij daarover vrij kun­nen beslissen, want christenen behouden ook nadat ze een nieuwe schepping zijn geworden hun ‘vrije wil’. Laten wij ons verleiden om mee te doen met de modetrends van de grote massa, of weten wij een halt toe te roepen aan de overdaad waar we mee te maken hebben? Wie gezond geestelijk voedsel tot zich neemt, zal ook gezond natuurlijk voedsel voorop stellen. Natuurlijk hoeven we elkaar geen wetten op te leggen. De Bijbel is ook in dit opzicht erg duidelijk. Maar ook hier gelden de woorden van Paulus: “Alles is mij geoorloofd… maar niet alles is nuttig!”

De sekte van Jezus van Nazareth

Het woord ‘sekte’ heeft bij de meeste mensen een negatieve betekenis. In de Grote Van Dale wordt een sekte omschreven als ‘de gezamenlijke aanhangers van een met name gods­dienstige gezindheid, die op bepaal­de punten afwijkt van een meer oor­spronkelijke waaruit zij is voortgeko­men; in de christelijke kerken met name in toepassing op groeperingen die zich afsplitsen van een kerkge­meenschap op grond van afwijkende opvattingen betreffende een niet-centraal geloofspunt’.

De Belgische historica Anne Morelli deed twaalf jaar lang onderzoek naar sekten in de Belgische hoofdstad Brussel en bracht er een honderdtal in kaart – van de Orde van de Zonnetempel tot satansvereerders. Ze concludeerde dat je niet kunt uit­maken of een groepering gevaarlijk is of dat morgen wordt. Natuurlijk ook in sekten komen oplichters en misdadigers voor. “Maar nu er in Brussel een dominee wordt verdacht van moord op zes familieleden, zeg­gen we toch ook niet dat alle domi­nees moorden?”

Slechte verliezers

Het is interessant te lezen hoe Morelli over sekten denkt. Birgit Donker doet ervan verslag in NRC- Handelsblad waaruit we het een en ander overnemen. Meerderheidsreligies verliezen ter­rein aan een scala nieuwe godsdien­sten. Morelli: “Mensen kiezen hun religie a la carte”. Maar de ‘godsdienstmultinationals’ zijn slechte verliezers die nauwelijks de vrije concurrentie gunnen aan ‘vrije zelf­standige ondernemers’, die vaak als gevaarlijk worden afgeschilderd. Morelli, zelf katholiek opgevoed maar inmiddels atheïst, waarschuwt tegen het criminaliseren van nieuwe religies. “Dan maak je ze tot martela­ren”.

Vorig jaar zorgde een parlementaire onderzoekscommissie voor opschud­ding in België, toen ze een lijst pre­senteerde met 189 sekten die in de gaten gehouden zouden moeten wor­den. “Een fantasielijst”, vindt Morelli, waarbij onder meer werd aangevoerd dat sekten zich mengen in het privé-leven van hun aanhangers. Maar Morelli ziet geen enkel verschil tussen mevrouw Gabrielle, hogepriesteres van de groep Ananda, die haar volgelingen verplicht con­doom, pil of spiraaltje te gebruiken en mijnheer Wojtyla, ‘heilige vader’, die het hun verbiedt. Sekten zouden gewelddadig zijn.

“Maar grote oorlogen in de wereldge­schiedenis hebben een religieuze grondslag”.

Sekten zouden hun leden dwingen hun bezittingen op te geven. “Sommigen geven inderdaad veel geld aan sekten”, beaamt Morelli. “Dat wordt gezien als diefstal. Maar in januari geven veel katholieken de paus geld als nieuwjaarsgeschenk en die besteedt het vervolgens aan een nieuw type pausmobiel”. Ook wordt vaak gezegd dat sektele­den gehersenspoeld worden. Morelli haalt een als non geklede pop uit een vitrinekast vol katholiek speelgoed. “Als een kind hiermee speelt inplaats van met een Barbie, is dat dan geen hersenspoeling?”

De onderzoekscommissie bepleitte aanpassing van de wet, zodat bijvoor­beeld ‘misbruik maken van psychi­sche zwakte’ strafbaar wordt. “Onzin”, vindt Morelli. Sekten moe­ten net als ieder ander de wet respec­teren, maar daarvoor zijn geen spe­ciale wetten nodig. “In de hele maat­schappij heb je goede en slechte mensen, perverselingen en gekken. Eigenlijk zouden we pas echt bang moeten zijn voor de traditionele meerderheidsreligies. “Want die kunnen hun wil opleggen”.

De ‘sekte van Jezus’

Deze en andere dingen die Morelli naar voren brengt zijn zeker waard om over na te denken. Maar al te dikwijls zien wij ook in het christen­dom dat het ‘recht van de sterkste’ (de meerderheid) als een opgelegde wet de overhand heeft. Al wat daar­buiten valt wordt als ‘verkeerd’ of ‘misleidend’ bestempeld, al zegt men dat vaak niet openlijk. Het naam-christendom wijst iedere vorm van sekte en sektevorming af… maar staat tegelijkertijd ook afwij­zend tegenover het ware christen­dom wat men ook als sektarisch aan­merkt! Werkelijke christenen vor­men vaak een kleine minderheid, zeker in sommige landen. Helaas zijn ook de echte christenen vaak nog zo verdeeld dat ze verschillende groepen en gemeenten vormen of soms als een kleine minderheid in de traditionele kerken aanwezig zijn. Zij weten echter stand te houden en, omdat de Geest van God in hen is, kunnen zij te volharden tot het einde. Zij vormen de ware Gemeente van Jezus Christus, hun kenmerk is niet onderdrukking en discriminatie van de ander, maar liefde en bewo­genheid vóór de ander. Zij worden immuun voor verdrukking en vervol­ging, ook al worden zij door sommi­gen voor een sekte aangezien. Dat gebeurde in de Handelingentijd ook al 4 vers 5 tot en met 14 en Handelingen 28 vers 22 Handelingen 1(Hand. 14:5-14 en Hand. 28:22). Zij zijn echter blij en dankbaar dat ze tot déze sekte mogen behoren! U ook?

Het sceptisisme van ‘Skepsis’

Begin november bestond de stichting Skepsis tien jaar. In Amersfoort werd ter gelegenheid hiervan een congres gehouden. Skepsis houdt zich bezig met het bestrijden en aan de kaak stellen van alles wat met het occultisme te maken heeft vanuit een wetenschappelijke visie. Verschillende bladen schonken veel aandacht aan dit tienjarig bestaan en het werk van deze stichting. Zo trof­fen we in HP-De Tijd een artikel aan onder de kop: ‘Waar de kennis groeit, groeit de onzin mee’. Erik Noomen, de schrijver van het artikel, begint met de opmerking: ‘Het geloof in homeopathie, astrologen en ufo’s is wetenschappelijk ongegrond, maar desondanks onuitroeibaar’.

Een pendeltest

Hij haalt enkele voorbeelden van ontmaskering aan. Ik citeer: ‘Beroemd zijn de Skepsis-pendeltes- ten. Een pendel is een touwtje waar­aan een gewichtje hangt. Dankzij dé bewegingen van zo’n pendel kunnen paragnosten allerlei informatie opvangen die voor gewone stervelin­gen onvindbaar is. In welke donkere kelders zich bijvoorbeeld geesten ophouden of op welke plaats water in de grond zit. Pendelen is een myste­rieuze speurmethode die nader onderzoek verdient, aldus Skepsis. Dus loofde de stichting tienduizend gulden uit voor een échte pendelaar. Uit een rij van zes doosjes zou die minstens vijftien van de dertig keer het gevulde moeten kiezen. Zeven deelnemers meldden zich in de herfst van 1992 in de oude ster­renwacht in Utrecht met voorwerpej’ die ‘door de doosjes heen zouden stralen’. Twee van hen waren zonder pendel gekomen, omdat ze verwacht­ten de ‘energievelden’ wel met de hand te voelen of het ‘aura’ met de ogen te kunnen waarnemen. Niet dat het mocht baten. Uiteindelijk kreeg geen van de deelnemers zelfs maar zijn reiskosten vergoed – daarvoor moesten ze bij de eerste tien pogin­gen vijf keer raak kiezen. De hoogste sKore was drie op tien’.

Astrologie

Een andere ‘elegante’ test werd gehouden onder vijftig astrologen. Zij kregen zeven levensbeschrijvin­gen voorgelegd, alsmede de bijbehorende horoscoopgegevens zoals geboorteplaats en tijd. De astrologen hoefden nu alleen maar te bepalen welk leven bij welke horoscoop hoor­de om 5000 piek op te strijken. Als extra aanwijzing kregen de sterren­wichelaars ook nog de antwoorden op een vragenlijst die ze zelf hadden helpen samenstellen – waarbij de Skepsis-onderzoekers vooral ervoor zorgdroegen dat vragen als ‘wanneer ben je precies geboren er niet op voorkwamen. Wederom werd er geen cent uitbetaald: slechts één enkele deelnemer bleek drie van de zeven horoscopen juist te hebben, terwijl de gemiddelde score op 0,75 (J|. Ook door willekeurig te kiezen, zouden de astrologen gemiddeld één toevalstreffer hebben’. Een ander voorbeeld van misleiding vertelt Noomen is de recente onthul­ling ‘dat er bitter weinig waar was van een genezing die instraalkanon Jomanda in een RTL 4-talkshow had geclaimd. Bij navraag bleek geen van de buren of oud-klasgenootjes van Mieke Decatte uit het Belgische Tienen ooit iets gemerkt te hebben van de vervelende blindheid die door Jomanda zou zijn verholpen’.

Een goed werk

De stichting ‘Skepsis’ doet dus goed werk, al zullen echte christenen so wie so alles op dit terrein radicaal afwijzen. Wanneer er verkeerde geesten in het spel zijn is er altijd sprake van misleiding en bedrog, hoe ogenschijnlijk echt sommige dingen ook lijken. Gods Geest wil ons ook in deze tijd attenderen om ons niet met welke vorm van occul­tisme of semi-occultisme in te laten, ook al wordt het soms als een onschuldig spelletje voorgesteld. Het artikel vermeldt verder nog hoe ook het bedrijfsleven en de gezond­heidszorg geïnfiltreerd raken met deze pseudo-wetenschap: ‘Nog steeds nemen bedrijven sterrenwi­chelaars in dienst om te zien of de sollicitant ook astrologisch gezien wel in het team past en er bestaan nog steeds wachtlijsten voor de oplei­dingen ‘Therapeutic Touch’, waar verpleegkundigen in een week geleerd wordt om ‘elastische energie- velden’ met blote handen uit het lichaam van patiënten te trekken. “Iedereen mag in deze postmoderne tijd zijn eigen betoverende wereldje in elkaar knutselen”, aldus Skepter- redacteur Rob Nanninga, “maar ik wil dat niet terugvinden naast mijn ziekbed”.

Bij deze woorden zal zich ieder rechtgeaard christen volledig kunnen

aansluiten. Waakzaamheid blijft geboden, vooral als we bedenken dat men zich maar weinig aantrekt van wat de stichting ‘Skepsis’ onthult en publiceert. Ook hier geldt het spreek­woord dat de wereld nu eenmaal bedrogen wil zijn. Gelukkig leven christenen met de zekerheid dat ze niet hoeven te verdwalen of zich te laten misleiden omdat Gods Geest in hen woont. En die Geest leidt in alle waarheid en maakt meer en meer immuun voor infiltratie van verkeer­de geesten.

Spiritistische misleiding

In deze eindtijd is het zeer belang­rijk dat we als gelovigen goed weten te onderscheiden wat echt is en onecht, wat uit de verkeerde bron afkomstig is en wat uit de goede bron. Daaraan moest ik nog eens weer denken toen ik in De Telegraaf een artikel lazen onder de kop ‘Boodschapper van gene zijde’. Het gaat over Rosemary Altea, een Engelse van geboorte maar tegen­woordig wonend in Amerika. Zij was onlangs in Amsterdam voor de pro­motie van haar nieuwe boek ‘Wegen van de ziel’, nadat eerder een boek van haar was verschenen onder de titel ‘Stemmen van de overzijde’. Zij beweert dat zij met waarzeggerij niets te maken wil hebben, maar dat zij alleen mensen wil helpen die graag contact willen hebben met geliefden, familie of vrienden die het aardse hebben verwisseld voor de eeuwigheid. Daarbij wordt ze ‘gead­viseerd’ door Grey Eagle, een engel die haar al 17 jaar de weg wijst. Zij zegt: ‘We hebben allemaal een beschermengel, een persoon die je leidt. Het enige verschil is dat ik ze kan zien en met ze praten en de rest niet. Ze zien er heel gewoon uit, net als stervelingen. Ik heb nu eenmaal een hele speciale gave’. Zij vertelt dat zij bij toeval in contact kwam met Paul Denham, die al jaren actief was in de spiritistische beweging. Daar kreeg ze op 34-jarige leeftijd haar eerste trance-ervaring met overleden personen. Grey Eagle, de Apache-indiaan ‘overge­gaan’ in de vorige eeuw, diende zich een paar maanden later aan om nooit meer uit haar leven te verdwij­nen’.

Rosemary Altea is er stellig van over­tuigd dat ze voor veel mensen tot grote steun is, omdat velen graag wil­len weten hoe het met hun overleden familieleden en vrienden gaat. Ze zegt: ‘Steeds meer mensen worden zich bewust dat er een geestenwereld is. Engelen zijn niet alleen in de Verenigde Staten een hype, maar overal waar ik op toernee ben, of het nu Nieuw-Zeeland, Canada, Australië of Italië is’.

God is licht

Verder meent zij dat ieder mens op aarde is ‘om onze ziel te laten groei­en. God is licht en stelt iedereen voor de keus of ze in dat licht of in het donker willen verblijven. De meesten willen het eerste. Mensen die iets verschrikkelijks op hun geweten heb­ben, hebben ook die keus maar die prefereren het meestal om in de duisternis te blijven. Als je voor het licht kiest, zie je namelijk je ziel. Die is door al die wandaden verschrikke­lijk verminkt en om dat te zien, is de grootste straf.

Zoals zo dikwijls met occulte lerin­gen het geval is, schuilen in de opvattingen van Rosemary Altea gevaarlijke adders onder het gras. In eerste instantie stelt zij namelijk heel aannemelijk licht tegenover duister­nis. En als zij zegt ‘God is licht’ zegt zij iets wat ook waarachtige christe­nen geloven, denkend aan bijvoor­beeld de opmerking van de apostel Johannes in één van zijn brieven: “God is licht en in Hem is het geheel geen duisternis” (1 Joh. 1:5b). Wat dit licht werkelijk betekent werd echter niet door een engel geopenbaard, maar door een mens: Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God. Van engelen zegt de Hebreeënbrief dat zij “dienende geesten zijn, die uitge­zonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven” (Heb. 1:14). De zekerheid dat een mens ‘het heil zal beërven’ ontstaat zodra wij tot geloof in Christus komen. Dan veria­ten wij het rijk der duisternis en gaan Gods Koninkrijk binnen. Met geen woord zegt Rosemary Altea hier iets van, wel legt zij uitsluitend het accent op haarzelf en de ‘engel’ die haar begeleidt.

De krant vermeldt verder nog dat zij voor een promotietour in Amstedam was en en passant twee lezingen hield voor een uitverkochte zaal. Alles wat met het het occulte en bovennatuurlijke te maken heeft trekt in onze dagen grote aandacht. Velen laten zich meesleuren in deze richting. Als waarachtige christenen hebben wij de belangrijke taak de mensen hiertegen te waarschuwen en tegelijkertijd te openbaren wat het werkelijk betekent een positief geloof in de levende God, geopenbaard in Jezus Christus, te hebben.

 

Wie laat Mij binnen? door Duurt Sikkens

“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij” Openbaring 3 vers 20 (Openb. 03:20).

Ik ben het licht, het leven en de waarheid en nodig mensen uit om met Mij mee te gaan.

Voor zoveel deuren heb Ik al gestaan en aangeklopt, gebeld en zelfs geroepen: “Is hier iemand?”

Soms deed men open of iemand zei: “Kom maar achterom”.

Soms ging de deur op een kier.

“Ga je mee?’ vroeg Ik “Ik ben de weg van de morgen die de nacht verlicht”.

“Vandaag niet” zei de één. Een ander: “Nee, bedankt”. “En morgen dan?, vroeg Ik “Ach”, was het antwoord, “dat zien we dan wel weer”.

Voor zoveel deuren hen Ik al gestaan, voor deuren in een rijke buurt -voorzien van degelijk alarm- of deuren die klemden -door roestige scharnieren- voor deuren van het Vaticaan -gewijd door pauselijke handen­ voor deuren van een pinksterkerk -waarachter men zó hard zong dat men Mij niet hoorde- voor deuren van het volle evangelie -zó vol, dat er geen plaats meer was voor Mij­voor de deur van land en overheid -met paars geklets over ‘de vreemdeling die in uw poorten woont’.

Voor zoveel deuren heb Ik al gestaan net als in Bethlehem -mijn moeder was toen zwanger-, In de stal konden we nog terecht, gelukkig.

Veel deuren blijven dicht door slot en grendel -“je weet maar nooit, er is zoveel raar volk”-

En zoals het klokje thuis tikt… En ons kent ons… nietwaar?

Zovele deuren dichtgebleven door angst en boosheid en verdriet. Dichtgespijkerd met ‘waaroms’ dichtgekit met gelijkhebberij, de hangsloten van de treurnis, de grendels van verlegenheid en schaamte.

Voor zoveel deuren heb Ik al gestaan. Ik heb de neiging om het op te geven…

Maar… misschien zijn er nog mensen zónder deur, daklozen die niets hebben te verliezen zoals de herders in het vrije veld. Ze hebben wat gehoord, iemand gezien en durfden te geloven in een ander leven:

Ze stonden op… en gingen!

Voor zoveel deuren heb Ik al gestaan, Ik nodig je weer uit om op te staan. “Kom mee”, zeg Ik, “Ik ben de morgen, jouw waarheid en jouw leven. Doe nu je deur maar open, dan kom Ik bij je wonen”.

 

Nieuws over het Project Lectuur door Hessel Hoefnagel

In Levend Geloof van januari/februari 1997 gaf ik enige informatie door betreffende het in 1995 opgestarte lectuurproject. Dit project beoogt het in principe kosteloos vertalen van en ver­zenden van (basis)-bijbelstudiemateri­aal ter toerusting van leidinggevenden in de (soms spectaculair) groeiende kerk van zo genoemde ‘derde wereld’-landen. Als basisprincipe voor het project geldt, de Heer Jezus tegen Zijn discipelen zei, toen Hij ze uitzond om het evange­lie van het Koninkrijk van God te pre­diken vgl. Matteus 10 vers 8 (Matt. 10:08): “Gij hebt het zelf voor niets ontvangen, geef het daar­om ook voor niets door”. Alleen als de ontvangers van deze lec­tuur zichzelf daartoe in staat achten, mogen ze een bijdrage leveren aan het project.

Stuurgroep

Direct bij de aanvang van het project is een stuurgroep ingesteld uit mede­werkers van betrokken (volle) evan­gelie gemeenten. Een stichtingsvorm is in voorbereiding. Voorlopig is een fonds ingesteld binnen de bestaande stichting Volle Evangelie Gemeente Emmen e.o.

De stuurgroep heeft intussen in 1995 en 1996 naar diverse Engelstalige Afrikaanse landen een aantal in het Engels vertaalde bijbel- studie-series ‘Op weg naar de volko­menheid’ en ‘De Geest van de Gemeente’ verzonden (totaal 4000 ex.). De inmiddels ontvangen reac­ties hierop zijn zo overweldigend, dat besloten is om dit project voort te zetten.

Momenteel is een Franse vertaling van deze series aan de gang en wor­den voorbereidingen getroffen voor verzending van zo mogelijk weer

2000 exemplaren van beide boeken, nu naar contactadressen in Franstalige Afrikaanse landen. Ook zijn enkele broeders en zusters (‘pro Deo’) bezig met vertaling in het Duits en Italiaans. Ook aan het samenstellen van aanvullend (basis)bijbelstudie-materiaal wordt gewerkt.

Zolang daartoe de nodige financiële middelen binnenkomen, zal dit lec- tuurproject blijven functioneren. Er blijkt volgens informatie-bronnen namelijk een groot gebrek te bestaan aan degelijk (basis)bijbelstudie-mate- riaal ten behoeve van de afzonderlij­ke gemeenten van de kerk in de derde wereld.

Reacties

De reacties op de bijbelstudies zijn stuk voor stuk erg bemoedigend. Een man uit Kenia getuigde zelfs, dat hij door het lezen van de studies tot bekering is gekomen! Samuël, een 15-jarige jongen uit Ghana, vroeg ons om extra lectuur toe te zenden voor hemzelf en zijn zus. Zijn hobby is bijbellezen, schreef hij en zijn wens is het evan­gelie wereldwijd te verkondigen. Uit de reacties blijkt dat de mensen in Afrika zeer hongerig zijn naar het evangelie. Wij hebben de kans om hen te voeden.

Bij de voorbereiding van dit lectuur- project bond de Heer mij ook ‘op het hart’: ‘Let op! De velden zijn wit om te oogsten’ en ‘de oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er (te) weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst om arbeiders (ter plekke) uit te zen­den in Zijn oogst’ vgl. Johannes 4 vers 35 en Matteus 9 vers 37 en 38 (Joh. 04:35 en Matt. 09:37-38).

Deze studies zijn allereerst bedoeld om deze ‘arbeiders’ (in spé) toe te rusten, zodat zij op hun eigen wijze het evangelie door kunnen geven.

Oproep

Graag wil ik u als lezer(es) van Levend Geloof opwekken, dit project te steunen met gebed en mogelijk met een financiële bijdrage. Laten we in dit opzicht gehoor geven aan wat de Heer Jezus zei: “Wij moeten het werk van God doen, zolang het nog ‘dag’ is; er komt een nacht waar­in niemand werken kan” vgl. Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04).

Laten we daarom onze materieel minder bedeelde broeders en zusters mee laten delen in de overvloed aan middelen, die ons ter beschikking staan. Bidt met ons mee en laat uw hart bepalen of u daarnaast ook financieel kunt en wilt bijdragen aan dit project. Nadere informatie hier­over kunt u verkrijgen bij het secre­tariaat van “Lecture Ministries’ te Nieuwleusen of bij mij. Uw eventuele gift kunt u overmaken ten name van de penningmeester: (voorlopig nog) via: VEG Emmen.

 

Het herstel van de gemeente (2) door Wim te Dorsthorst

 

In het voorlaatste nummer heb ik enkele gedachten geschreven over het herstel van de gemeente in deze eeuw. We zagen dat aan het einde van de vorige eeuw en het begin deze eeuw, mensen hebben gebeden om de late regen, de Heilige Geest weer werd uitgestort en mensen weer spontaan in nieuwe tongen gin­gen spreken. En dat dit als een vloed­golf over de wereld is gegaan. Er kwam weer leven in de dorre doodsbeenderen zoals de profeet Ezechiël zo prachtig heeft geprofe­teerd Ezechiel 37 vers 1 tot en met 10 (Ez. 37:01-10). Vers 10 spreekt van “een groot leger”. Nu anno 1998 zien we dat het een leger is van vele miljoenen Geestgedoopte christenen. Er is inderdaad enorm veel gebeurd in deze eeuw, wat de gemeente van Jezus Christus betreft. Meer dan ooit in de kerkgeschiedenis is voorgeko­men.

Als er een duidelijk teken is van de eindtijd, dan is dat toch zeker het herstel van de gemeente van Jezus Christus, die weer gebouwd wordt op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de Hoeksteen is Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20).

Het kerkmodel

Vanaf de invoering van de staats­godsdienst in de vierde eeuw, is de kerk verworden tot een hiërarchies bestuurd instituut. Aan de top van de piramide de Paus, die de plaatsbe­kleder van Christus op aarde genoemd wordt. Daaronder kardina­len, bisschoppen, dekens, priesters, kapelaans en helemaal onderaan het kerkvolk, ‘de leken’. Tot de dag van vandaag is dat nog de structuur van de Rooms Katholieke kerk.

Ook na de reformatie is er niet wer­kelijk iets veranderd in de kerken die uit de reformatie zijn voortgekomen. In de loop van de eeuwen is, wat ik zou willen noemen, ‘het kerkmodel’ ontstaan, waarin alles van bovenaf geleid, bestuurd en geregeld wordt. Meestal een gestudeerd iemand (dominee) aan het hoofd met een kerkeraad, broederraad of oudstenraad. Verder een vast patroon van liturgie in iedere samenkomst. Dit ‘model’, waarbij men sterk gehecht is aan overleveringen en tra­dities, is ook voor een groot deel overgenomen in de gemeenten, die. in deze eeuw over de hele wereld zijn ontstaan: evangelische gemeerd ten, pinkstergemeenten, volle evan­gelie gemeenten, enz. Het hoeft niet per definitie fout te zijn of slecht te functioneren, maar het werkt maar al te vaak een passie­ve, alles accepterende houding van de gelovigen in de hand. Zo kan het bij Geestgedoopte chris­tenen toch ook weer een in alles voorspelbaar gebeuren worden in de samenkomst, waarin de Heilige Geest maar moeilijk kan werken. Ik geloof dat de tijd is gekomen dat de Heer Zijn dorsvloer gaat zuiveren van alle systemen en structuren, van alles wat babels is. Absurde theologiën en leerstukken, vooral over de persoon van Jezus Christus en Zijn volbrachte werk op Golgotha, welke wel godsdienstig en vroom klinken, maar verwarrend en afbrekend blij­ken te zijn.

Ook zal de gemeente gezuiverd wor­den van alles wat met ‘Egypte’ te maken heeft. Het vleselijke zondige bestaan. Het denken overeenkomstig de wereldgeesten en het verstande­lijk beredeneren van geestelijke zaken. Van psychologie en filosofie.

Koninklijk Priesterschap

Hoe anders is het in de begindagen van de gemeente geweest, waar wer­kelijk alle leden met de Heilige Geest gedoopt waren. Waar de apostel Petrus over de gelovigen spreekt als ‘levende stenen waarmee een geestelijk huis gebouwd wordt’.

Waar hij over hen spreekt als “een heilig priesterschap tot het brengen van geestelijke offers die Gode wel­gevallig zijn door Jezus Christus” 1 Petrus 2 vers 5 en 6 (1 Petr. 02:05-06).

Waar hij van de gelovigen zegt: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te ver­kondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht” 1 Petrus 2 vers 8 en 9 (1 Petr. 02:08-09). En waar verder gesproken wordt van blijdschap, van jubelen voor de Here, van onuitsprekelijke en ver­heerlijkte vreugde, van het functione­ren van de gaven van de Geest’, enz. Wat een fel contrast met hoe de kerk door de eeuwen heen beleden heeft over zichzelf en gefunctioneerd heeft.

De gemeente

Geeft de Bijbel aanwijzingen waaruit we kunnen zien hoe de gemeente van de begintijd gefunctioneerd heeft en hoe dat ook voor deze tijd kan gel­den? Hoe de verhouding leiding/gemeenteleden was en ook nu dient te zijn? Daar past een vol­mondig ‘ja’ op!

In het bijzonder komt dit uit in Efeze 4,1 Korinthe 12 en Romeinen 12.

Zo lezen wij in Efeze 4 vers 15 en 16 (Ef. 04:15-160: “Maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is, Christus. En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welslui­tend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams om zichzelf op te bouwen in de liefde”. In deze enkele verzen geeft Paulus op schitterende wijze het functione­ren en het doel van de gemeente weer.

Het Hoofd is Christus

Voor alles moet duidelijk zijn en vaststaan dat Jezus Christus het Hoofd is van het lichaam, de gemeente.

“God heeft Hem als Hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is”, zegt de apostel in Efeze 1 vers 22 en 23 (Ef. 01:22-23. Waar dit niet duidelijk meer gezien wordt, is de Gemeente ten dode opgeschreven. De gemeente bestaat wel uit men­sen, maar het is geen mensenwerk. “Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan”, zegt de Psalmist Psalm 127 vers 1 (Ps. 127:001). Alleen aan Hem ontleent de gemeente verlossing, rechtvaardig­heid, heiliging, leiding, wijsheid, inzicht, leven en groeikracht. “De gemeente dient zich te houden aan het Hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en samen gehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt” Kolossenzen 2 vers 19 (Kol. 02:19).

Dit moet de gemeente zich heel goed bewust zijn. Alles wat daarbuiten gebeurt is uit het vlees. Hoe echt het misschien ook lijkt of hoe geestelijk het ook klinkt, als het niet vanuit het Hoofd is, is het uit het vlees en schadelijk voor de gemeente.

Een welsluitend geheel

De apostel begint in Efeze 4 vers 16 (Ef. 04:16) met de woorden: “En aan Hem ont­leent het gehele lichaam…”. In de gemeente van Jezus Christus beho­ren geen rangen en standen te zijn, waarbij de een meer is of belangrij­ker wordt geacht dan de ander. Merkwaardig dat dit juist in de ker­ken wel altijd zo’n grote rol heeft gespeeld.

Bij “het gehele lichaam” is echter niemand uitgezonderd. Het is voor iedereen die in dat lichaam ook wer­kelijk zijn/haar plaats wil innemen. “Aan Hem ontleent het gehele lichaam… als een welsluitend geheel”.

Als we het menselijk lichaam beschouwen, zal iedereen, denk ik, wel onder de indruk komen van dit scheppingswonder van God. Niets in dat lichaam is overbodig en alles heeft z’n plaats en functie. Dat is werkelijk een “welsluitend geheel”. Zo wordt de gemeente voorgesteld. Aan het Hoofd ontleent het gehele lichaam de mogelijkheid om als een welsluitend geheel te functioneren.

De dienst van alle geledingen

Dan zegt de apostel verder: “Bijeen gehouden door de dienst van al zijn geledingen”. Dat wil zeggen: door de dienst van alle gemeenteleden. Al die losse eenheden moeten als een wel­sluitend geheel bijeengehouden wor­den door de dienst van alle leden. Het woord voor “geledingen” kan ook vertaald worden met “gewrich­ten”. Met een gewricht zit het ene deel soepel en beweegbaar aan het andere verbonden. Zo dient de gemeente samengevoegd en bijeen gehouden te worden. Niet dus door de dienst en de vindingrijkheid of kundigheid van een voorganger, dominee, oudstenraad of iets derge­lijks.

Hoe anders is dit geweest in de voor­bije eeuwen, waar deze bijbelse samenhang geheel ontbrak. En wat wordt er ook nu soms niet van alles gedaan en georganiseerd om de ker­ken nog enigszins gevuld te houden. Om gelovigen samen te binden en bij elkaar te houden. Samenkomsten worden tot een soort amusement gemaakt om de leden te behagen. De woordverkondiging gaat dan al snel op de tweede plaats komen. Dit gevaar bedreigt evengoed de gemeente, want het is juist de Geestvervulde gemeente die door de duivel gehaat wordt. Als de gehele gemeente werkelijk tot een “welslui­tend” geheel komt, weet hij dat dit zijn ondergang bewerkt. Alles wat de gemeente betreft, moet ontleend zijn aan het Hoofd wil het enig geestelijk resultaat opleveren. Daarom zijn alle kunstgrepen uit den boze.

Welke kracht?

“Naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent”. Dat gehele lichaam, dat welsluitend wordt samenge­voegd, wordt bijeengehouden door de dienst van elk gemeentelid afzon­derlijk, “naar de ‘kracht’ die elk lid op zijn wijze uitoefent”. Elk lid op zijn wijze met zijn mogelijkheden. Welke kracht moeten wij ons hierbij voorstellen? Zou Paulus bedoelen dat een ieder in eigen kracht, op zijn wijze er maar het beste van moet zien te maken? Dat zeer zeker niet! Als ieder lid maar wat doet op zijn wijze en inzicht, dan wordt het geen welsluitend geheel, maar een puin­hoop. De groei van het lichaam halen we niet uit onszelf, maar ontle­nen wij, ontvangen wij van Hem die het Hoofd is, Christus. Hij is de energiebron van dit gigantische werk in de plaatselijke gemeente en ook wereldwijd.

Dat woordje ‘kracht’ in de tekst, is de vertaling van het griekse woord ‘Energeian’. Het betekent energie, kracht of werking. Het is een inner­lijke werkzaamheid, een innerlijke activiteit of kracht. Dit woord ‘Energeian’ wordt in de Bijbel alleen gebruikt voor bovenna­tuurlijke kracht, geestkracht of werking. Van de acht maal dat het woord gebruikt wordt in het Nieuwe Testament, is het zeven maal als een krachtwerking van God en eenmaal voor de kracht die de satan werkt in de anti-christ tot het doen van bedrieglijke tekenen en wonderen 2 Thessalonicenzen 2 vers 9 (2 Thess. 02:09).

Het is de kracht van God die door de gelovigen heen stroomt en iets van het bovennatuurlijke uitwerkt en zichtbaar maakt in het functioneren van de gemeente. Dat is de kracht die hier bedoeld wordt. De kracht die ontleend wordt aan het Hoofd, Jezus Christus, en door welke de gemeente gebouwd wordt.

De opstandingskracht

In Kolossenzen 2 vers 12 (Kol. 02:12) wordt het­zelfde woord ‘Energeia’ gebruikt als de apostel zegt: “In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de ‘werking’ Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt”. Het is de kracht, de werking van de Heilige Geest, de opstandingskracht, waarmee Jezus uit de doden is opge­wekt en ook wij met Hem opgewekt zijn, die in ons werkt. Door die kracht wordt het lichaam van Christus samengevoegd en bijeenge­houden tot een welsluitend geheel en opgebouwd.

Zoals de menselijke levensgeest de dynamo is, die aan alle cellen en delen, met al die verschillende func­ties, kracht en werking verleent voor het goed functioneren van het lichaam, zo doet dat ook de Heilige Geest, als de levensgeest van het lichaam van Christus. In 1 Korinthe 12 vers 13 (1 Kor. 12:13) zegt de apos­tel: “Want wij zijn allen door één Geest tot één lichaam gedoopt”. De bouw van de gemeente, de groei van het lichaam, het samenvoegen en de kracht, ‘de Energeian’, om het tot een welsluitend geheel te maken, gebeurt vanuit de geestelijke wereld, vanuit het hemelse heiligdom.

Vanuit de plaats waarvan Efeze 4 vers 10 (Ef. 04:10) van de Heer Jezus zegt: “Hij is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen”. Handelingen 2 vers 33 (Hand. 02:33) zegt hiervan: “Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de beloften des Heiligen Geestes van de Vader ont­vangen heeft, heeft Hij dit uitgestort wat gij ziet en hoort”. Vanuit die plaats werkt de Heer aan Zijn gemeente.

Aan het slot van vers 16 zegt Paulus nog: “Om zichzelf op te bouwen in de liefde”. De liefde is de samenvat­ting van de totale gezindheid van God en Jezus Christus. “God is lief­de” zegt de apostel Johannes. Op bovenstaande wijze bouwt de gemeente zichzelf op in de liefde van God die in het Hoofd Jezus Christus is naar Romeinen 8 vers 39 (Rom. 08:39).

Vasthouden aan de waarheid

Paulus begint vers 15 met: “Maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende”. Wat is dat belangrijk! Juist ook in deze tijd waar zoveel op de gelovigen afkomt aan leringen en nieuwe inzichten, om dat principe goed vast te houden. Alleen als we ons aan de waarheid houden, zullen we in elk opzicht naar Hem toegroei­en, die het Hoofd is, Christus. Die waarheid ontlenen wij enkel en alleen aan het woord van God, de Bijbel. Dat is de enige bron van ^ onderwijzing en de enige maatstaf, waaraan alles getoetst dient te wor­den.

Stemt het niet overeen met Gods woord dan is het uit het vlees en dient het niet het lichaam van Christus. Het is dan als bouwen met hout, hooi en stoppelen wat het oor­deel niet kan doorstaan 1 Korinthe 3 vers 12 en 13 (1 Kor. 03:12-13). Wat uit het vlees geboren is, is vlees, wat uit de Geest geboren wordt, is Geest, zegt de Heer Jezus Johannes 3 vers 6 (Joh. 03:06).

Leven door de Geest

Zo geeft de apostel Paulus in twee verzen een prachtig beeld van hoe de gemeente behoort te functioneren en hoe het ongetwijfeld in de begintijd gefunctioneerd zal hebben. Het zal duidelijk zijn dat dit alleen kan func­tioneren met werkelijk wedergebo­ren gelovigen, vervuld met de Heilige Geest, die met geopend ver­stand en verlichte ogen des harten de Schrift kunnen verstaan zie Lucas 24 vers 45 )Luc. 24:45)

In Romeinen 8 vers 9 (Rom. 08:09) zegt de apos­tel: “Gij, daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe”.

Dat is ook de reden dat het in de afgelopen eeuwen niet gefunctio­neerd heeft. De doop met de Heilige Geest was een van de eerste dingen die uit de gemeenten verdween en zonder de Geest is het lichaam dood.

Levende leden

Wat uit deze verzen ook duidelijk blijkt, is dat de gehele gemeente erbij betrokken is. Iedereen in het lichaam van Christus dient mee te werken in het bijeenhouden en het maken tot een welsluitend geheel, naar zijn of haar kracht die in het lichaam wordt uitgeoefend. Alleen dan is er sprake van gemeentebouw op bijbelse wijze, waarin een ieder opgebouwd wordt in de liefde.

De Bijbel kent geen gemeenteleden die passief zijn en niets inbrengen om het lichaam samen te binden en het lichaam geestelijk te laten func­tioneren. Leden die niet meewerken aan de groei van het lichaam zijn eigenlijk dode leden. De Heer Jezus vergelijkt dat in Johannes 15 met ranken aan Hem die geen vrucht dragen. In Efeze 4 vers 11 (Ef. 04:11) schrijft de apostel: “En Hij (Jezus) heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus”. Wat de Bijbel hier zegt over de leiding in de gemeente, die door de Heer als gave aan de gemeente gegeven wordt, daarover een andere keer.

Onberispelijk in alle delen

De gemeente zit in een heerlijk pro­ces naar de geestelijke volwassen­heid.

Ik geloof dat de Heer bezig is met veel geduld en liefde de gemeen­te te heiligen en te reinigen met het Woord, dat als een waterbad wordt voorgesteld in Efeze 5 vers 26 (Ef. 05:26). Maar het is ook de kracht van de Heilige Geest, die steeds duidelijker over­tuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel.

De profeet Jesaja zegt hiervan: “Wanneer de Here het vuil der doch­ters van Sion zal hebben afgewassen en de bloedvlekken van Jeruzalem daaruit zal hebben weggespoeld door de Geest van gericht en van uitdelging. Dan zal de Here over het gehele gebied van de berg Sion en over de samenkomsten die daar gehouden worden, des daags een wolk scheppen en des nachts een schijnsel van vlammend vuur, want over al wat heerlijk is, zal een beschutting zijn” Jesaja 4 vers 4 en 5 (Jes. 04:04-05) De gemeente moet gereinigd worden van heel veel babels, religieus vuil en van Egyptische vleselijke wereldge­lijkvormigheid. Maar het moment gaat komen dat de Heer zelf de gemeente voor Zich zal plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, heilig en onbesmet in alle delen.

 

Is ons evangelie ook voor oude­ren? Door Peter Koumans

Natuurlijk is dat het geval! Het volle evangelie is voor ieder­een, man, vrouw, jong en oud, ieder volk en ras. Daar sta ik geheel achter, maar toch meen ik, dat er aspecten zijn van het ouder worden, die niet of nauwelijks aan­dacht krijgen in onze predikingen en in artikelen.

De positie van de ouderen

De plaats van de ouderen in de maat­schappij verandert de laatste jaren sterk. Ouderen worden helaas hoe langer hoe meer gezien als een last, waarvoor de werkende mensen moe­ten betalen. Men spreekt over ‘het probleem van de vergrijzing’. En inderdaad komen er in verhouding steeds meer ouderen bij, mede dank zij de vooruitgang van de geneeskun­de. Daardoor stijgt de gemiddelde leeftijd.

Maar de waardering voor wat oude­ren vroeger gedaan hebben en voor wie ze zijn wordt minder. Men vindt hen onproductief en daarbij hebben zij in verhouding veel zorg nodig omdat bij de toenemende leeftijd de gezondheid minder gaat worden. Bij de werkende mensen worden velen bang (gemaakt!) dat zij de kosten daarvoor moeten opbrengen. Op allerlei manieren wordt aan ouderen duidelijk gemaakt dat zij een last aan het worden zijn, waar tegenover weinig of niets positiefs aanwezig is. Men beschouwt ook de nog gezonde ouderen als maatschap­pelijk onnuttig. Zij begrijpen immers niets van de moderne ont­wikkelingen. Het computertijdperk zou niets voor hen zijn. Dat moeten zij overlaten aan hun kinderen en kleinkinderen. En zo gaan ouderen zich vaak minderwaardig voelen. Maar, zult u zeggen, nu spreek je over de ouderen in de natuurlijke wereld. Zo is het niet in de volle evangelie gemeenten. Dat is wel waar, maar wat is onze houding tegenover de problemen die ontstaan als gevolg van het ouder worden? We spreken zó gemakkelijk over genezing door het geloof en lijken daarmee te zeggen dat achteruitgaan van ons lichaam eigenlijk niet hoort!”

Oud met een krachtig lichaam

Ik hoorde eens iemand zeggen: ‘De zuivere weg zou zijn als men tot op hoge leeftijd krachtig blijft en dat dan de Heer je op Zijn tijd van de aarde wegneemt en bij Hem haalt’. Dat zou dan zijn zoals Mozes mee­maakte: “Toen stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land Moab, volgens des Heren woord. En Hij begroef hem in een dal in het land Moab, tegenover Beth-Peor, en niemand heeft zijn graf geweten tot op de huidige dag. Mozes was hon­derd twintig jaar oud, toen hij stierf: zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet gebroken” Deuteronomium 34 vers 5 tot en met 7 (Deut. 34:05-07)

Het komt wel voor dat iemand in de kracht van zijn leven opeens sterft, maar dat is meestal door een plotse­linge hartstilstand en dat komt ook wel bij jongeren voor. Er is dan geen gelegenheid tot afscheidnemen en dat is voor de familie en vrienden een extra last.

Ouderdom met gebreken

Een bekend spreekwoord luidt: ‘Ouderdom komt met gebreken’ Helaas is het maar al te waar. Prediker 12 vers 1 tot en met 7 (Pred. 12:01-07) spreekt daarvan in een bijzondere beeldspraak.

begint daarin met de oproep om God te dienen in de jaren dat men jong is, omdat er jaren gaan komen waarin het lichamelijk niet goed meer gaat. Hij beschrijft dan die toe­stand, waarbij blindheid kan optre­den, het gebit het laat afweten, de kracht geweken is en die eindigt met het verbreken van de levensdraad, waarbij het stof teruggaat naar de aarde en de geest weerkeert tot God.

Het volle evangelie

het lijkt wel of het verschijnsel ‘ouder worden’ met al zijn proble­men in strijd is met ons ‘volle evan­gelie’. En misschien hebben we of andere predikers wel eens teveel de nadruk gelegd op de zegen, die de Heer nu in dit aardse leven geeft aan een ieder, die gelooft. U kent wel de kreet: ‘Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft’. Maar wij allen accepteren toch wel dat er een bril nodig is, of dat het gebit hersteld moet worden.

Vaak wordt er in onze kringen gesproken over ‘het openbaar wor­den van de zonen Gods’. Meestal wordt er maar een gedeelte van de teksten gebruikt, die we kunnen lezen in Romeinen 8 vers 19 en 20 (Rom. 08:19-20): “Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods”. Soms wordt nog het daarop volgende gele­zen: “Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om de wil van Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schep­ping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd wor­den tot de vrijheid van de heerlijk­heid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schep­ping in al haar delen zucht en in barensnood is”.

Maar wat er daarna volgt in vers 23 wordt haast nooit voorgelezen: “En niet alleen zij (dat is dus die schep­ping), maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam”. Paulus stelt hier dat niet alleen de schepping, dus alles wat er in leeft, maar ook de gelovigen lijden onder de vergankelijkheid van hun lichaam en verlangen ervan verlost te worden.

Lijden door het ouder worden

Naar mijn mening gaat het bij het ouder worden lichamelijk bij gelovi­gen niet opvallend beter dan bij niet- gelovigen. Begrijp mij goed: ik heb het nu over het stoffelijke lichaam. Dat geldt niet voor de innerlijke of geestelijke mens. Want daar is wél een groot positief verschil. En dat verschil zal niet alleen straks blijken als we gestorven zijn, maar nu al. Onze innerlijke mens is immers veranderd. Als gelovigen ervaren we de rust, de vrede en de nabijheid van de Heer in ons leven. Het zou dan ook zó moeten zijn dat buitenstaanders aan ons ervaren dat we veranderde mensen zijn, waardoor zij ernaar gaan verlangen om ook zo te wor­den!

Waarom dit lijden? Er, denk ik twee redenen aan te voeren, waarom ook wij dit ‘lijden’ van het ouder worden meemaken.

  1. Als God alleen bij de gelovigen maakte dat zij tot op hoge leeftijd kerngezond en krachtig zouden blij­ven, zouden er vele honderden mil­joenen mensen christen worden omdat ook te ontvangen. Zij zouden geen christenen worden door bekering, door zonde- belijden, door Jezus Christus te aanvaarden als hun Heiland. Dat zou voor hun onbe­langrijk zijn. Genezing, kracht, zegen, gezondheid van lichaam is hun wens, niet om God te dienen vanuit een veranderd leven.
  2. Gelovigen in deze schepping, die zucht onder de nood van de vergan­kelijkheid, gaan naast de ongelovigen staan met een bewogen hart en lij­den mee in deze situatie. Op deze wijze kunnen zij, als volgeling van Jezus Christus, beter getuigen dat Hij nabij is en de mens innerlijk wil veranderen, waardoor men hoop krijgt op een glorieuze toekomst. In een folder van de zendingsorganistie WEC staat onder andere dat de zendelingen bereid moeten zijn om zich te identificeren met de mensen waaraan zij het evangelie verkondi­gen. Dat wil zeggen dat zij ongeveer net zo leven als die mensen. Dat betekent dus dat er geen groot ver­schil in materiële welstand mag bestaan.

Het is dezelfde gesteldheid zoals Jezus die toonde. Hij begeerde geen materiële voorspoed, maar leefde in armoede en was zich bewust van Zijn afhankelijkheid van Zijn Vader. Hij zei zelfs: “De vossen hebben holen en de vogels van de hemel nes­ten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen” Lucas 9 vers 58 (Luc. 09:58). Als we hier op aarde voorspoed willen hebben zijn we bij Jezus aan het verkeerde adres.

Hoop in lijden

Paulus wist van het vergankelijke van ons lichaam maar al te goed en kon schrijven in 2 Korinthe 4 vers 16 tot en met 18 (2 Kor. 04:16-18): “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der ver­drukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijk­heid, daar wij niet zien op het zicht­bare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig”. De sleutelwoorden zijn hier: het ’tij­delijke’ wat zichtbaar is en het ‘eeu­wige’ wat onzichtbaar is. Geen schat­ten hier op aarde verzamelen, maar een schat in de hemel. In 2 Korinthe 5 vers 1 (2 Kor. 05:01) zegt Paulus: “Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis”. Paulus verlangt ernaar om bij de Heer zijn intrek te nemen. Maar hij streeft ernaar om dan bekleed te wor­den, opdat het sterfelijke door het leven wordt verslonden. En daartoe heeft God ons klaargemaakt en Zijn geest tot onderpand gegeven. Ik denk dat de Heer wil dat we heel bewust iedere dag uit Zijn hand aan­nemen en er van maken wat in onze macht ligt. De Heer waarschuwt ons ook om niet bezorgd te zijn voor morgen. Dat is iets anders dan te zorgen voor morgen! We mogen trots op onze leeftijd zijn en erken­nen dat Hij ons heeft bewaard, een mooie tekst hierbij is Spreuken 20 vers 29 (Spr. 20:29): “Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden glorie is de grijsheid”. Met andere woorden: jon­geren mogen trots zijn op hun lichamelijke kracht, ouderen kunnen trots zijn op hun leeftijd en gaan niet gebukt onder hun uiterlijkheid.

Bidden voor problemen

Nu zult u wel gaan denken: ‘Ouder worden hoort bij het leven. We moe­ten verwachten dat daarmee ook pro­blemen komen. Maar kennelijk is dat normaal en we hoeven dus niet te bidden om verbetering’. Maar daar ben ik het niet mee eens. In Lucas 13 vers 11 tot en met 13 (Luc. 13:11-13) staat: “En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaar een geest van zwakheid had en ver­kromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwak­heid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God”. Jezus genas deze vrouw, tegen wie een moderne arts misschien zou zeggen: “U lijdt aan een slijtage in uw rug. Helaas is daar niets aan te doen. U moet hier maar mee leren leven. Ik zal u een middel geven tegen de pijn”.

Jezus bad met mensen die onder­mijnd werden op allerlei terreinen. Ouder worden met de normale daar­bij komende beperkingen zullen we in blijmoedigheid moeten accepte­ren. Maar we hoeven geen kwellin­gen te accepteren, waarmee de boze onze blijdschap in de Heer probeert te roven.

Bij Paulus werd de inwendige mens van dag tot dag vernieuwd, en dat willen wij ook meemaken. Daarvoor is geloofsstrijd nodig, het dagelijkse gebed van iedere gelovige, waarin hij strijdt tegen de aanvallen van de boze.

Voor degenen die het moeilijk heb­ben is er de mogelijkheid tot voorbe­de in de gemeente, maar ook de dagelijkse gebeden van hun mede­broeders en -zusters zijn belangrijk. In de gemeente lijden we samen als iemand het moeilijk heeft, en heb­ben samen vreugde als de Heer ver­hoort.

Vruchtdragen als oudere

Psalm 92 vers 12 tot en met 16 (Ps. 092:012-016) geeft beloften dat ook ouderen vrucht zullen dragen: “De rechtvaardige zal groei­en als een palmboom, opschieten als een ceder van de Libanon; geplant in het huis des Heren groeien zij in de voorhoven van onze God; zij zullen in de ouderdom nog vrucht dragen, fris en groen zullen zij zijn; om te verkondigen, dat de Here waarachtig is, mijn rots, in wie geen onrecht is”. Natuurlijk zijn de werkzaamheden van ouderen anders dan die van jon­geren. Maar ook de ouderen dragen bij tot het goed functioneren van een gemeente. Soms lijken die werk­zaamheden wel erg beperkt en pover. Maar God ziet altijd het hart aan en kent onze mogelijkheden. Zelfs als we de gehele dag op bed zouden moeten liggen, kunnen we nog de noodzakelijke voorbeden doen voor de noden van anderen. Soms kan ook een simpel woord van iemand, die ziek of lichamelijk heel zwak is, anderen bemoedigen en opbouwen.

Paulus legt uit aan Titus hoe oude mannen en vrouwen zich dienen op te stellen in de gemeente Titus 2 vers 2 (Titus 02:02): “Oude mannen moeten nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding. Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadspre- kend, niet verslaafd aan veel wijn, het goede onderrichtende, zodat zij de jonge vrouwen opwekken man en kinderen lief te hebben, bezadigd, kuis, huishoudelijk, goed en aan haar man onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde”.

De Heer schrijft niemand af en geeft taken, die iemand aankan. Hij zal ook die taken aanpassen als het te moeilijk wordt. Hij leidt en Hij geeft de kracht en de mogelijkheid om het in vreugde en rust te volbrengen. Mensen schrijven andere mensen soms af maar God nooit. Ja, ook bij de uitingen van de Heilige Geest mogen de ouderen erop rekenen dat ze worden gebruikt. Petrus haalt de bekende tekst uit Joël aan in Handelingen 2 vers 17 tot en met 19 (Hand. 02:17-19: “En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profete­ren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zul­len dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienst­maagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm”.

Die dromen zullen geen gewone dro­men zijn maar door God geïspireerde dromen, waarmee Hij iets wil doorgeven wat van groot belang voor allen is.

Zo zien we dat God iedere gelovige wil inzetten in de verkondiging van Zijn Koninkrijk hier op aarde. En daar hoort niet alleen bij een getuige­nis geven aan de mensen, die nog niet gelovig zijn, maar ook het steu­nen van elkaar, opdat wij samen de strijd volbrengen en straks juichend bij de Heer zullen komen. In alles is de Heer nabij.

 

 

 

De mijlpaal tussen oud en nieuw door Jildert de Boer

 

Dit artikel is speciaal bedoeld voor die kinderen Gods die zich nog niet hebben laten dopen door onderdompeling. Moet dat dan, zullen sommigen zich afvragen. Mogelijk zijn ze als baby al besprengd met enkele druppels water, wat vele kerken onder de doop verstaan, maar is dit juist? Anderen die al wel tot het inzicht zijn gekomen dat de doop door onderdompeling de enig juiste doop is die uit de ‘doopverhalen’ in de Bijbel naar voren komt, hebben moeite terwille van familie of kennissen. Zit u op een af andere wijze nog met de doop in de knoop, lees dan dit artikel, (red.).

Een vrijwillige keuze

Wie in aanraking komt met het volle evangelie, wordt al snel geconfron­teerd met de doop in water. Ook in deze is onze God geen god van pres­sie! Wij zullen eveneens geen druk op mensen leggen inzake de water- doop. Het is een vrijwillige keuze, een hartezaak!

Wat ons betreft, kunnen we helder de bijbelse gegevens over de doop verkondigen. Wie daar oren naar heeft, zal er vervolgens gehoorzaam, praktisch op in gaan.

Onlangs lazen we een verslag over een jeugdconferentie in een krant. De hoofdspreker had in zijn toe­spraak voor jonge mensen de kinder­doop en de besprenging voor bijbels gehouden. Ik werd herinnerd aan de woorden van Jezus: “Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering van mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden… En zo maakt gij het Woord Gods krach­teloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele” Markus 7 vers 8 tot en met 13 (Mark. 07:08-13).

Wanneer men puur de Bijbel leest, dan is deze duidelijk over de doop. Hier is het een kiezen tussen het blijven meegaan met een traditie in kerkelijk denken óf het gehoorzamen aan goddelijk, bijbels denken. Het laatste vraagt om een vernieuwing van denken! Daarom zitten velen die in contact komen met het volle evan­gelie nog met de doop in de knoop. We willen nu graag deze ‘knopen’ ontwarren.

Gedachten ter overdenking

In beknopt bestek laten we zestien gedachten uit Gods Woord de revue passeren, die veel misvattingen en misverstanden kunnen ontzenuwen: 1.

1.”Eén Here, één geloof, één doop” Efeze 4 vers 5 (Ef. 04:05). God is de Eerste 1 Johannes 4 vers 10 tot en met 19 (1 Joh. 04:10-19), dan komt het geloof, vervolgens vindt de doop plaats.

2.Men dient geen volken , maar discipelen te dopen, lerende hen onderhouden AL wat Ik u bevolen heb Matteus 28 vers 19 (Matt. 28:19). Discipelen geven alles op, om Jezus te volgen Lucas 14 vers 26 tot en met 33 (Luc. 14:26-33). Dat is enorm radicaal!

3.Evenals Jezus, ons voorbeeld, bet­aamt het ons alle gerechtigheid te vervullen, als zijn leerlingen Matteus 3 vers 15 (Matt. 03:15). Die gezindheid, om Gods wil geheel te volbrengen vgl. Deuteronomium 6 vers 25 (Deut. 06:25) wordt getoond in de waterdoop. De inhoud daarvan is een zich bekleden met Christus Galaten 3 vers 27 (Gal. 03:27).

4.Het verschil tussen dopen en besprenkelen is duidelijk. Dit kan Leviticus 4 vers 6 (Lev. 04:06) goed aantonen: “De priester zal zijn vinger in het bloed dopen en van het bloed zeven­maal sprenkelen voor het aangezicht des Heren, vóór het voorhangsel van het heiligdom”.

5.De doop is het tegenbeeld van de zondvloed, onmiskenbaar dus de gedachte aan veel water en een radi­caal laten ‘verdrinken’ van het oude leven 1 Petrus 3 vers 20 tot en met 23 en Gensis 6 vers 13 (1 Petr. 03:20-21; Gen. 06:13).

6.Er is sprake van begraven van de oude mens, de oude leefwijze Kolossenzen 2 vers 12 en Romeinen 6 vers 3 (Kol. 02:12 en Rom. 06:03) Het is een watergraf voor de mens, die van ‘ top tot teen’ gezondigd heeft Jesaja 1 vers 6 (Jes. 01:06).

7.Het is het bad der wedergeboorte Titus 3 vers 5 (Titus 03:05), niet de besprenging na de natuurlijke geboorte.

8.De opstanding in een nieuw leven met Christus als Here Romeinen 6 vers 4 (Rom. 06:04) kan men niet uitbeelden met enkele druppels water, wel met een verrij­zen uit het water na onderdompeling.

9.De doophandeling op zich is geen doping tot een beter geestelijk leven. Het kan wel een doorbraak beteke­nen, maar het mag geen vorm zijn zonder inhoud! Het gaat om een door de Geest van God geleide keuze: ik geef mijn zelfbeschikkings­recht op, ik leef niet langer mijn eigen leventje, maar ik leef voor Hem die voor mij gestorven is en opgewekt (2 Korinthe 15). Het gaat niet langer om de ‘ik’ van de prestaties – die is gekruisigd- maar Christus leeft in mij Galaten 2 vers 19 en 20 (Gal. 02:19-20). Romeinen 6 spreekt over het met Christus gekrui­sigde leven en de wandel in nieuw­heid des levens en dat is het wezen van de doop.

10.De doop is de zichtbare uitbeelding van de innerlijke, ware besnijdenis van het hart, naar de Geest Kolossenzen 2 vers 11 en 12 en Romeinen 2 vers 28 en 29 (Kol. 02:11-12 en Rom. 02:28-29). De doop is der­halve voor hen wier hart de Here heeft besneden!

11.De doop is een bede van een goed geweten tot God 1 Petrus 3 vers 21

(1 Petr. 03:21). Bij zuigelingen is er nog geen sprake van een geweten Deuteronomium 1 vers 39 (Deut. 01:39).

12.De doop is niet alleen een zichtbaar getuigenis voor de mensen, maar ook een krachtige proclamatie naar het rijk der duisternis. Met de doop verbrandt men alle schepen achter zich en wie zich zo losmaakt -koste wat het kost- die ervaart met Psalm 106 vers 11 (Ps. 106:011): “Want de wateren bedek­ten hun tegenstanders, niet één van hen bleef over”! (hoe furieus ze ook waren!). De machten der duisternis doen er alles aan om de doop te blok­keren. Velen weten dat ze zich ‘eigenlijk’ (duivels woord!) zouden moeten laten dopen, maar ze doen het niet. Ze zijn God hierin onge­hoorzaam terwille van de zogenaam­de ‘lieve vrede’ met mensen… Een opvatting huldigen ‘pro-volwassen- doop’ is van weinig nut, als het nim­mer tot de door God verlangde geloofsdaad komt. Als de aanklager na onze doop komt aandragen met onze zonden uit het verleden, dan is ons krachtige wapen: ‘ga jij maar vis­sen in m’n doopwater’! Door onze opstanding met Christus in een nieuw leven, zijn ook ons “engelen en machten en krachten onderwor­pen” 1 Petrus 3 vers 21 en 22 en Efeze 1 vers 21 (1 Petr. 03:21-22 en Ef. 01:21).

13.De doop is geoorloofd, “indien gij van ganser harte gelooft” Handelingen 8 vers 37 (Hand. 08:37).

14.Allen ‘van klein tot groot” hielden zich aan Simon de tovenaar. Toen zij echter geloof schonken aan Filippus… lieten zij zich dopen zowel mannen als vrouwen” Handelingen 8 vers 12 (Hand. 08:12).

15.In de eerste gemeenten werden de christenen eenvoudig gedoopt in de naam van Jezus Christus Handelingen 2 vers 38 en Handelingen 8 vers 16 en Handelingen 19 vers 5 (Hand. 02:38; Hand. 08:16; Hand. 19:05).

16.En nu -u die als kind besprengd werd, naar het licht wat uw ouders hadden 2 Timoteus 1 vers 3 (2 Tim. 01:03)- wat aarzelt gij nog? St opa, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, onder aanroepen van Zijn naam Handelingen 22 vers 16 (Hand. 22:16). Het oude leven mag voorbij, vroeger, verleden tijd, verdwenen zijn! Het nieuwe leven zal zijn: vrij, voor­waarts, victorie, volheid! Daartussen heeft de Heer de mijlpaal van de doop opgericht! Van harte een ‘fees­telijke begrafenis’ toegewenst! Glorie voor Zijn naam, Hij bracht ons een vernieuwd bestaan!

 

Verhoring door Froukje Huis

‘Ik moet nog wat aantekeningen kopiëren, loop je even mee?’ vraagt Dick op een ochtend, ’t Is mooi weer en het is een leuke wandeling naar de supermarkt waar het apparaat staat.

Het lijkt behoorlijk druk in de win­kel. Er is geen winkelwagen meer te vinden en een gestage stroom van in- en uitgaande mensen verspert bijna de ingang.

Als we naar binnen gaan, ligt er vlak voor onze voeten een opengesneden, geadresseerde envelop op de grond. ‘Zeker weggegooid’, denk ik, maar Dick raapt hem op en de brief zit er nog in. Hij bekijkt het adres: ‘iemand uit het verzorgingshuis’. Het verzorgingshuis ligt vlak naast de winkel. ‘Breng je hem daarheen?’ vraag ik. ‘Nee, de verliezer is vast in de winkel. Ik geef hem daar wel af. Om de brief niet kwijt te raken in de drukte, houdt Dick hem wat omhoog en opeens roept een oude heer ach­ter een loopkarretje: ‘Kijk eens, mijn brief is al gevonden en ik heb er nog niet eens naar gevraagd!’ Verheugd grist hij Dick de envelop uit de hand, haalt er een paar foto’s uit en begint ons uit te leggen wie er allemaal op staan. Hij is op bezoek geweest bij zijn dochter in Duitsland en daar zijn ze gemaakt. Vanmorgen lagen ze in de bus. Hij had de brief op zijn karretje gelegd en… verloren! De foto’s gaan in de envelop en de brief komt weer op het karretje. ‘U kunt hem beter in uw zak doen’, stel ik voor. En dat gebeurt.

Op de terugweg praten we er even over na.

‘Wat was de man blij dat hij de brief al terug had, voor hij er om kon vra­gen, hè?’

‘Ja”, zegt Dick, ‘zo is onze hemelse Vader ook: Hij antwoordt voor we Hem roepen!’

Ik weet dat het in de Bijbel staat, maar ervaar ik dat ook? Ervaart u het ook? We kennen allemaal teksten als: “Bidt en u zal gegeven worden” en “Indien gij Mij iets vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen”. In de Psalmen staan machtige uitreddingen beschreven, maar ook de angstige vraag: “Heer, hoort U me wel?”

En komt die vraag nooit in ons hart op? Zou God dan niet altijd naar ons horen?

God hoort altijd! En Hij geeft altijd antwoord, maar wij horen Hem vaak niet. We vergeten dikwijls de andere teksten als Johannes 15 vers 7 (Joh. 15:07): “Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt en het zal u geworden”. En in 1 Johannes 3 vers 22 (1 Joh. 03:22) lezen wij dat wij ontvangen… als wij doen wat Hem welgevallig is. Nemen we de moeite en de tijd om Vader welgevallig te zijn? Blijven we in het Woord? Naarmate onze band met de Here Jezus inniger is en Hij meer ons leven vult, zullen onze gebeden meer beantwoord worden! Vader wil niets liever dan gemeen­schap met Zijn kinderen hebben. Dan kan Hij ons ook uitleggen waar­om Hij iets (nog) niet verhoren kan. Hoe dichter we bij Jezus blijven, des te beter leren we wat en hoe we mogen vragen.

En dan komt er een tijd dat Jesaja 65 vers 24 (Jes. 65:24) waar wordt in ons leven: “En het zal geschieden, dat Ik antwoor­den zal, voordat zij roepen, terwijl ze nog spreken, zal Ik verhoren”. Dan verhoort Vader onze wensen omdat we volkomen één zijn met Hem, in de tijd dat God bezig is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde te scheppen Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17). Ziet u er ook naar uit? Ik wel!