Selecteer een pagina

Levend Geloof – 342

Levend geloof 1992.11 nr. 342

De volheid Gods in Christus, maar ook in ons! door Gert Jan Doornink

“In Hem (Christus) woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht” (Kol. 02:09-10; lees ook Kol. 02:4-15).

Scheiding der geesten

We leven in een tijd waarin de scheiding der geesten in volle gang is. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) gaat voor onze ogen in vervulling. Daar lezen wij: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. En wij zijn er ten volle bij betrokken. Daarbij spreekt het vanzelf dat dit speciaal geldt voor het laatste deel van deze tekst, wij zijn immers ‘heilig’ en ‘rechtvaar­dig’.

Nu is het niet zo dat de zogenaamde ‘scheiding der geesten’ alleen maar in onze tijd plaatsvindt. Weliswaar zien wij thans een toespitsing, die nog verder door zal gaan, maar ook in de tijd van de eerste christen­gemeenten speelde dat al een grote rol.

De gemeente van Kolosse bijvoorbeeld was een gemeente die op een gezonde wijze functioneerde. Paulus maakt in hoofdstuk 2 vers 5 (Kol. 02:05) de opmerking: “Ik zie met blijdschap de orde, die bij u heerst, en de hechtheid van uw geloof in Christus”. Ik denk dat dit lang niet van iedere gemeente in onze tijd gezegd kan worden.

Toch geeft Paulus enkele belangrijke’ adviezen, die -geheel in over­eenstemming met de duidelijke en radicale uitspraken die hij altijd deed- niet voor misverstand vatbaar zijn.

Geloofsadviezen van Paulus

Het eerste advies geeft hij in (Kol. 02:06), door op te roepen te ‘wandelen in Hem’. Hij legt in (Kol. 02:07) uit hoe dat in zijn werk werkt.

Het tweede advies is in feite iets scherper. Het is een waarschuwing zich niet te laten meeslepen door wijsbegeerte en ijdel bedrog “in overeenstemming met de over­levering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus” (Kol. 02:08).

En dan komt Paulus tot die geweldige uitspraak die centraal staat in dit artikel: “Want in Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem”.

Paulus legt dan in vers 11 tot en met 15 verder uit welke geweldige betekenis dit heeft voor ons persoonlijk geloofsleven.

Wat is volheid?

In Christus woont dus als ‘de volheid der godheid’ lichamelijk. Maar wat moeten wij onder ‘volheid’, waar de Bijbel ook op diverse andere plaatsen over spreekt, verstaan?

In het woord ‘volheid’ treffen we het woord ‘vol’ aan. Als je in een woordenboek het woord ‘vol’ opzoekt, kom je een achttal verschillende betekenissen tegen. De voornaamste zijn:

  1. vol, in de betekenis van: er kan niets meer bij, een tot de rand toe gevuld glas met water bijvoorbeeld,
  2. vol zijn van iets: ik ben vol van iets nieuws, mijn gedachten zijn er helemaal mee vervuld.
  3. vol heeft ook de betekenis van: volledig, dat wil zeggen alles is volledig aanwezig, bijvoorbeeld volle melk: niet afgeroomde melk, volkoren brood, het volle evangelie(ï).
  4. vol heeft ook te maken met volgroeid zijn, volwassenheid.

Samengevat: vol zijn, wil zeggen dat alles volledig aanwezig is, het is volgroeid, er ontbreekt niets aan, het is compleet. En… dit heeft óók betrekking op de levende God die wij dienen!

God is een volmaakte God

Aan God mankeert niets. Onze hemelse Vader is volmaakt, is volkomen. Paulus noemt God in Kolossenzen 1 vers 19 (Kol. 01:19): ‘de ganse volheid’. Jezus zegt van God dat Zijn hemelse Vader volmaakt is (Matt. 10:48).

God was niet alleen in Zijn wezen volmaakt, maar ook in Zijn werken. Daarom spreken wij van een volmaakte schepping en lezen wij in Genesis 1 verschillende keren dat God zag dat het goed was.

Niemand hoeft te twijfelen aan de volmaaktheid van God. Net zo min als wij hoeven te twijfelen aan alle andere positieve eigenschappen die in Hem aanwezig zijn.

En het heerlijke is dat wij ons steeds weer mogen realiseren dat God die volmaaktheid en alles wat erbij hoort, niet voor zichzelf gehouden heeft, maar in Zijn totale schep­pingswerk heeft overgedragen. Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17) zegt: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neer, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer”.

Jezus is een volmaakte Jezus

Nadat we tot deze conclusie zijn gekomen denk ik, dat geen van onze lezers en lezeressen bezwaar zal hebben in de opmerking dat Jezus even volmaakt was als de Vader!

Immers: “In Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk”. Paulus is daar zeer duidelijk over. In Hem woont niet een deel van de volheid van God, maar de gehele volheid.

Nu zijn er gelovigen die zeggen: ‘ja, geen wonder, Hij was immers God, God die in het vlees is gekomen, dus je kunt ook niet anders verwachten’.

Ik denk dat, als we zo praten, we ons er wel een beetje goedkoop van afmaken.

Er is de laatste tijd -ook in onze kringen- nogal een felle discussie gaande over het onderwerp: ‘Wie Jezus was en is’. Het is zelfs zo dat sommigen elkaar er te vuur en te zwaard voor aan het bestrijden zijn. En vaak geldt ook hier: ‘Hete hoofden, koude harten’.

Ik geloof dat we in de eerste plaats duidelijk mogen stellen dat Jezus niet God zelf is maar de Zoon van God. Weliswaar noemen de nieuwtestamentische evangelisten hem op enkele plaatsen ‘God’, maar dan altijd in de betekenis van Zijn volmaakte openbaring van het wezen van God.

Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dat Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen is.

Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) zegt over Jezus “hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem”. (Let wel: er staat niet: ‘omdat Hij God was’, maar ‘God was met Hem!).

En wat te denken van het feit dat Jezus gedoopt werd en vervuld met Gods Geest, vóórdat Hij Zijn bediening begon” (Matt. 03:17).

De eerste Zoon van God

Jezus was de Zoon van God. Hij was de eerste Zoon van God die niet zondigde, die zo volkomen leefde in gemeenschap met de Vader, dat Hij later kon getuigen: “De duivel komt en heeft aan Mij niets”.

Jezus was ook de eerste mens die volkomen gehoorzaam was aan de Vader. In tegenstelling met de ‘eerste Adam’, faalde de ‘laatste Adam’ niet!

Van deze Jezus zegt Paulus in Filippenzen 2 vers 8 (Filip. 02:08) dat Hij zich vernederd heeft en gehoorzaam is geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Hij is de volkomen weg gegaan die de Vader in Zijn grote plan had uitgestippeld. En juist daarom heeft Hij ook een volkomen verlossing teweeg gebracht en de zonde van de gehele wereld gedragen.

Nu zou het voor sommige bijbeluitleggers en gelovigen waarschijnlijk wel gemakkelijk zijn als hiermee de kous af was. Ik bedoel als Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) niet eindigde met een puntkomma, maar met een punt… Maar er staat nog iets achter! Wat?: “Gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”.

Wij zijn aan heel wat Bijbelwoorden al zo gewend geraakt, dat het ons soms niets meer doet. Maar eigenlijk zou zo’n tekst ons geweldig moeten raken! Want wat betekent dit? Dat dezelfde volheid die in Jezus was, ook in ons is!

Dat kan toch niet waar zijn? Maar het is wel waar! Dacht u dat God in Zijn grote liefde de volheid die in Zijn Zoon was, niet aan ons zou schenken? Wij zouden Hem zwaar beledigen als we dat zouden denken. Want dat zou dan betekenen dat God de liefde die Hij in Zijn Zoon legde, toch voor Zichzelf hield, dat wil zeggen slechts deelde met Zijn Zoon Jezus. Maar God houdt niets achter!

Natuurlijk weten wij dat Christus het Hoofd is van Zijn gemeente en wij zijn de leden. Maar dat is een onderwerp apart. Het gaat er nu om dat ook wij gaan inzien dat wij ten volle mogen delen in de volheid Gods. Laten wij maar eens op een rijtje gaan zetten wat die volheid voor ons betekent.

Wat Gods volheid voor ons betekent

Wij hebben genade ontvangen. 1.

We zijn vrijgesproken van de ‘straf, want “de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem” (Jes. 53:05). Johannes 1 vers 16 (Joh. 01:16) zegt: “Immers uit Zijn volheid hebben wij ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen”. Daar begint het mee. Ons geloof in Jezus, de Zoon van God, is geen eindstation, maar nu beginnen ook wij te functioneren en evenals Jezus zijn wij geroepen dezelfde dingen te doen die Hij deed. Hetzelfde leven dus te openbaren. Daarbij mogen we geen misbruik maken van de genade die ons geschonken is (Rom. 06:01).

Wij hebben de volheid van Gods Geest ontvangen. 2.

Van Jezus staat geschreven dat Hij vol van de Geest was. Dacht u dat wij met minder kunnen volstaan? Johannes 16 vers 13 zegt: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen naar de volle waarheid”.

Zonder Gods Geest zouden wij onmogelijk Gods volheid kunnen beleven. Zonder Gods Geest geven we de duivel kans te infiltreren en kunnen we gemakkelijk misleid worden.

De volheid maakt ons volwassen. 3.

Geestelijke groei is een ‘must’ voor ieder kind van God. Iemand die niet geestelijk groeit zal ook nooit de volheid van God in en door zijn leven beleven. In zijn brief aan de Efeziërs spreekt Paulus over het bereiken van de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God (Ef. 04:13). Weet u hoe Paulus dit noemt? “De mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”.

Jezus zelf spreekt in één van zijn gelijkenissen ook over deze groei naar de volwassenheid (Mark. 04:26-29). Het gaat uiteindelijk om het volle koren in de aar.

Volheid ontstaat door gemeenschap. 4.

Er zijn verschillende teksten die spreken over de gemeenschap die wij hebben met God en met Zijn Zoon. Zo schrijft Paulus in 1 Korinthiërs 1 vers 9 (1 Kor. 01:09): “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here”. En Johannes schrijft dat onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh. 01:03).

Zijn wij ons bewust dat het leven in gemeenschap een belangrijk facet is van het functioneren van Gods volheid in en door ons?

Zoals Jezus leefde in volkomen gemeenschap met Zijn Vader, gaan ook wij dat meer en meer beleven in de komende tijd. En zoals Jezus als eerste volmaakte Zoon van God die niet faalde, de volheid Gods openbaarde, gaan ook wij dat doen. We zijn immers geroepen in Zijn voetstappen te treden en ons óók als zonen Gods te openbaren!

Het is duidelijk tot welke slotconclusie wij kunnen komen: God was één met Zijn Zoon. En Zijn Zoon was en bleef één met de Vader. Diezelfde eenheid gaat ook in ons leven hoe langer hoe meer gestalte krijgen. En vanuit die eenheid, die gemeenschap, die volheid, gaat Gods heerlijkheid en overwinning, in al zijn facetten, in en door ons leven tot openbaring komen!

 

Sion (gedicht) door Piet Snaphaan

“Zijn stichting ligt op heilige bergen”
(Ps. 087:001)

Een stad, een volk, een geestelijk volk
allen uit God geboren,
in ’t hemelse Jeruzalem
daar is hun thuis, voorgoed bij Hem
voor eeuwig uitverkoren.

 

Herstel en geestelijke strijd door Ron Gast

Herstel van de gehele mens is een zaak waarnaar ongetwijfeld ieder mens uitziet. Elk mens verlangt naar een ‘compleet’ leven, ook al zal menigeen een ander idee hebben van die volledigheid.

Een gezond lichaam (gezondheid is wens nummer één van de gemiddelde Nederlander), natuurlijke voorspoed (zoals het huisje-boompje-beestje-verlangen of bijvoorbeeld het streven naar rijkdom), vrede en harmonie, zijn zaken waaraan zo gedacht wordt. Ook christenen zullen vaak geneigd zijn niet verder te denken dan deze wereldse invulling.

De volkomen mens

Een wedergeboren christen zal echter een andere compleetheid op het oog moeten hebben: de volko­menheid waarover de Bijbel spreekt. De mens die volledig naar Gods beeld en gelijkenis functioneert.

De volledige mens: geest, ziel en lichaam, functionerend in en voor Gods Koninkrijk. Dat is een volstrekt andere visie op de mens. Niet (meer) de mens die centraal staat, maar God die centraal (dat wil zeggen in het midden van ons leven) staat. En omdat God Geest is, zoekt Hij via de heilige Geest met de geest van ieder mens contact. Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05) zegt: “De geest die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”.

Een hechte relatie

Om een (h)echte relatie tussen God en de mens mogelijk te maken zal de geest van de mens daarom ‘centrale meet- en regelkamer’ moeten worden. Dus geen overheersende positie meer voor het menselijke verstand (met zijn denkpatronen en gefilosofeer), het menselijk gevoel (gevoelens zoals angst of leed kunnen mensen helemaal verscheuren) of het lichamelijke (allerlei verslavingsvormen van ( zwaar tot licht, bijvoorbeeld van drugs tot snoepzucht).

De relatie die God met de mens wil en die de wedergeboren christen zo graag met Zijn hemelse Vader wil, kan alleen via de geest van de mens tot stand komen. Via de geestelijke weg zal dan het denken van de mens en het functioneren van het menselijk lichaam gaandeweg (soms vlug, soms langzaam) worden vernieuwd en hersteld. De heilige Geest geeft via de geest van de mens leiding aan dit herstelproces.

Geestelijke strijd

Herstel, dat klinkt geweldig! Wie wil dit nu niet? Elke christen toch immers! O, zeker. Maar de duivel niet, en de boze geesten ook niet. Zo ontstaat er strijd, geestelijke oorlog. Herstel van de gehele mens vergt geestelijke strijd. Strijd in de mens, strijd om de mens.

Een voorbeeld: wat de geest van een mens wil, dat wil het gevoel (nog) niet altijd. Uitspraken als ‘dat voel ik niet zo’ en ‘dat beleef ik anders’, geven dat aan.

Een ander voorbeeld: het lichaam verzet zich: ‘dat kan ik niet’ of ‘ik heb dat absoluut nodig’.

Kortom waar de Geest van God via de menselijke geest gaat regeren, zal de tegenstand van het eigen menselijke IK vaak blijken. Als het gevoelsleven bijvoorbeeld al jarenlang op sommige terreinen van iemands leven de baas is, dan zal dat gevoel (de ziel van de mens) niet gauw accepteren ondergeschikt te worden aan de geestelijke leiding in die mens, aan datgene wat wordt geloofd, wat wordt beleden, aan datgene wat God zegt.

(De) moeite (waard)

Verandering van denken kost moeite, verandering van gevoel ook. De vraag is: wil je dat? Wil je moeilijkheden opzoeken? Wil je de strijd aangaan?

Herstellen? ja! Herstellen hoe? ‘Graag liefdevol en vooral zachtjes (en s.v.p. een beetje achteraf)’, zal menigeen zeggen.

Maar zo gaat dat niet. Herstel gaat door middel van een proces van pijn en moeite. Wie wil dat werkelijk? Is het de moeite waard (voor jezelf)? Is God het waard?

Volledig naar Gods beeld en gelijkenis worden, betekent net zoveel van je Vader houden als Hij van Zijn kind. En alles uit de weg ruimen wat jou van Hem afhoudt. God heeft er recht op. En jij ook, zegt Hij.

Au? ja, maar niet als pijnkreet maar als aanduiding (Aurum = goud) van wat er dan ontstaat: kostbaar goud. Volkomen zuiver, gelouterd.

Geschikt voor het edelste doel: bouwmateriaal te zijn van Gods tempel.

 

Het plan van God in schaduw en werkelijkheid door Hessel Hoefnagel

Het zaad van de eerste mens

Het aardse volk Israël kende meerdere perioden van slavernij als gevolg van ongehoorzaamheid aan de geboden van God. Uiteindelijk kwam het volk daardoor onder de macht van respectievelijk het Griekse en het Romeinse rijk. Deze natuurlijke slavernij duidde in schaduwbeeld op de geestelijke ‘slavernij’ onder de macht van de Dood.

Aan deze slavernij komt voor het ware volk van God (uit alle volken, stammen en natiën) een eind, wanneer in de ‘volheid van de tijd’ de ‘Christus’ wordt geopenbaard in het veelvoud van de ‘zonen Gods’, waarvan Jezus Christus de eersteling is. Deze Zoon van God, de uit een vrouw en onder de Wet geboren méns Jezus (Gal. 04:04), werd verbonden met de Geest van God en tot ‘Here en Christus’ gemaakt.

In ‘Christus’, dat wil zeggen door de vervulling met de Geest van Jezus Christus werd (wordt) het ‘zaad’, dat reeds aan Adam en Mannin werd beloofd, genoemd (Rom. 09:07; Gal. 04:04-07; Heb. 11:18).

Zó is het ware nageslacht van de eerste mens bezig vorm en gestalte te krijgen. Deze laatste ‘mens in Christus’ is de levendmakende geest ‘uit de hemel’, waarin Jezus Christus centraal staat en voor eeuwig zichtbaar is als ‘het Lam, dat geslacht is’ (Openb. 13:08). Dit ‘nageslacht in Christus’ is niet te identificeren op aarde. Het is een geestelijk volk, dat haar plaats en taak heeft in de ‘hemel’, waar Christus is en van waaruit hij Zich in en met de Zijnen zal openbaren op aarde.

Wat is onze opdracht?

Voor ons geldt dezelfde opdracht als aan de ouden, namelijk dat we ons bezig moeten houden met deze werkelijkheid van Christus. Dit geldt temeer omdat ook nu nog (of misschien wel juist nu!) het gevaar groot is, dat de blik gericht wordt op de schaduw, die echter altijd van ‘beneden’ is en op het uiterlijke gericht.

Het is namelijk een gegeven, dat er heden ten dage, terwijl de onzienlijke werkelijkheid van Christus bezig is zich te openbaren, zeer veel christenen zijn, die deze werkelijkheid nog niet zien, maar daarentegen volop gericht zijn op een terugkeer van de schaduw. Velen verwachten namelijk ten opzichte van de openbaring van Jezus Christus en in de ontwik­kelingen betreffende het plan van God een speciale plaats voor een aards volk Israël daarin.

Evenals de eerste mens(heid) is en blijft het eerste (aardse) volk Israël echter een schaduwbeeld, in dit geval van het ware (hemelse) volk Israël.

Dit volk, waarin uiterlijke afstamming geen enkele rol speelt

(Gal. 03:26-29), is bezig zich in de ‘hemel’ te vormen en zal zich te zijner tijd samen met haar Hoofd, Jezus Christus, manifesteren op aarde. Door middel van dit volk van God zal de geknechte mensheid van alle tijden en alle plaatsen tot herstel gebracht worden. De ‘veelkleurige wijsheid’ van onze God zal door middel van de gemeente gezien worden in de zichtbare schepping, zoals ze reeds nu geproclameerd wordt aan de ‘overheden en de machten in de hemelse gewesten naar het eeuwig voornemen in Christus Jezus’ (Ef. 03:10-11).

Van de schaduw in de ontwikkeling van het plan van God mogen we nooit werkelijkheid maken, omdat in dat geval een zuiver beeld op dit eeuwige voornemen wordt vertroebeld. Net als de eerste mens is het eerste volk Israël bewust door de Schepper geformeerd om uiteindelijk het ‘zaad’ voort te brengen, waarover Hij profeteerde aan Adam en Mannin (Gen. 03:15). Het volk Israël is voortgekomen uit de belofte aan Abraham. Deze belofte hield in en is ook zo bevestigd, dat hij tot een menigte van volken zou uitgroeien (Gen. 15,17,28; Rom.4).

Schaduw gaat uiteindelijk over in verdwijning, omdat ze behoort bij het oude, dat plaats moet maken voor het nieuwe (Heb. 08:13). De werkelijkheid gaat daarentegen door tot het bereiken van de volheid van God.

De schaduw en werkelijkheid van Christus

De eerste mens, waartoe ook het eerste volk van God behoort, is geroepen om op aarde gestalte te geven aan de ‘schaduw’ van het plan van God. De nieuwe mens-in- Christus heeft een hemelse roeping, namelijk om gestalte te geven aan de werkelijkheid, die van Christus is (Kol. 02:16-17).

Uit de reeds aangehaalde ges­chiedenis van de Bijbel weten we, dat de lijfelijke zoon van Abraham, Izaäk, toen deze door Abraham geofferd zou worden (Gen.22), een schaduwbeeld was van Jezus Christus. Deze werd als enige en eigen Zóón van God door de Vader niet gespaard, maar vanwege Diens grote mensenliefde voor ons allen overgegeven (Rom. 08:32). Evenals Izaäk in de schaduw stelde de Heer Jezus zich in de werkelijkheid be­schikbaar aan de wil van God de Vader. Zijn zondeloos leven gaf Hij tot verzoening van de zonde der wereld.

In zijn bereidheid om zijn enige zoon op te offeren, werd Abraham een schaduwbeeld van de Vilder in de hemel. Vanwege zijn groot geloof in de Almachtige werd hij niet slechts de natuurlijke vader van het aardse volk Israël en haar broedervolken’, maar hij is ook de geestelijke ‘vader’ van degenen, die door geloof ‘in Christus’ zijn (o.a. Gal. 3 en 4).

Zoals uit Izaäk het aardse volk Israël is voortgekomen, zo is uit de ware ‘Zoon’ van Abraham, Jezus Christus het ware Israël, de gemeente, voortkomende en tot volheid uitgroeiende.

Waarom de schaduw gaat verdwijnen

Het is heel belangrijk voor de christenen vandaag, om deze dingen goed te onderscheiden. Velen richten wat dit betreft, hun oog op de schaduw en verwachten ten onrechte een opleving daarvan, als zijnde de bedoelde ontsluiering van de gedachten van de Vader. Nimmer zal echter de schaduw, dus de aardse verhouding, zoals die in de ‘bedeling der schaduwen’ gold, herhaald of voortgezet worden in zichtbare vormen en ‘rituelen’. Integendeel, de schaduw zal met het toenemen van de ‘dag’ steeds meer vervagen en zelfs geheel verdwij­nen. Daarentegen zal de werkelijkheid van Christus steeds meer duidelijk en helder worden (vgl. Spr. 04:18).

De werkelijkheid van Christus betreft een volk, ‘Gode ten eigendom’, dat de grote daden van de Schepper zal verkondigen’ in de komende heerlijkheid van de nieuwe schepping. Deze heilige natie’ zal zich tezamen met haar ‘Hoofd’ als ‘lichaam van Christus’ open­baren tot herstel van de zuchtende schepping, die met ‘reikhalzend verlangen’ naar deze openbaring uitziet (Rom. 08:19-23).

Er is in de christenwereld zoals gezegd nog veel onbegrip inzake het onderscheiden van schaduw en werkelijkheid met betrekking tot de bedoeling van God. Het is voor velen moeilijk om bijvoorbeeld bij de begrippen ‘huis’ en ’tempel’ te denken aan de afbeelding van een levend lichaam, dat is opgebouwd uit levende stenen.

Hetzelfde geldt bij de voorstelling van het ware volk van God, waarvan het aardse volk Israël het schaduwbeeld is.

Door veel christenen wordt aan het aardse volk Israël in de tijd van het einde weer een centrale rol toegedacht, waarbij men zich vanuit gemis aan inzicht meent te kunnen beroepen op de Bijbel.

Het zichtbare, wat ooit als schaduw gediend heeft, zal echter nooit tot werkelijkheid worden, evenmin als bijvoorbeeld het offerlam ooit weer tastbare werkelijkheid zal worden, omdat Jezus Christus als het ware eeuwige ‘offerlam’ is geopenbaard. Hij is (en blijft ook tot in eeuwigheid) het Hoofd van de ware mensheid, de éérsteling van de nieuwe schepping, waarin de levende God bezig is Zich te openbaren.

Bovenstaand artikel werd overgenomen uit de nieuwe brochure: ‘De mens, heerlijkheid van God’, door Hessel Hoefnagel. Deze tweedelige brochure is zojuist bij ons verschenen. Op pagina 31 treft u een overzicht aan van de inhoud.

 

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

In ieder nummer van “Levend Geloof’ -dus ook in dit nummer- proberen wij in de verschillende artikelen weer in te haken op het feit dat ieder kind van God zich bevindt in een bepaald stadium van geestelijke ontwik­keling. Na onze geestelijke (weder)geboorte groeien wij op van baby’s in het geloof tot geestelijke volwassenen. De Bijbel maakt ons dit op verschillende plaatsen duidelijk.

Wie in eigen leven een terugblik werpt, zal deze ontwikkeling kunnen constateren. Sommigen hebben daar geen oog voor, maar dit wordt dan meestal veroorzaakt doordat men in een bepaald stadium van geestelijke groei is blijven steken. Dit is niet iets van de laatste tijd alleen, maar deed zich in de eerste christen­gemeenten ook al voor.

Maar wie werkelijk het einddoel des geloofs -de volkomenheid in Christus- wil bereiken, heeft ook het verlangen geestelijk te groeien en wil op een hoger niveau van geloofsbeleving komen. Niet om een soort ‘hoogmoed-christen’ te worden, maar wel uit gehoor­zaamheid met als resultaat: meer en meer openbaring van het beeld van Christus.

Naarmate ons geloof innerlijk groeit wordt de uitstraling naar buiten toe ook effectiever en voldoen we dus meer aan de grote opdracht een getuige van Christus te zijn en anderen te winnen voor Zijn Koninkrijk. Ook op dit aspect zullen we in “Levend Geloof’ steeds weer de nadruk leggen.

Maar primair is het dus belangrijk dat onze geestelijke ontwikkeling niet tot stilstand is gekomen of door gebondenheden wordt afgeremd. Als ergens het gezegde ‘stilstand is achteruitgang’ van toepassing is, dan is het wel in geestelijk opzicht.

In welk stadium van uw geloofsleven u zich ook bevindt: Ga de weg verder omhoog en ontdek de volle rijkdom en heerlijkheid van alles wat God ons in Zijn grote liefde wil geven!

 

De hoop der heerlijkheid (gedicht) door Piet Snaphaan

“Christus onder u, de hoop der heerlijkheid” (Kol. 01:27)

In Christus zijn is waarlijk leven
door Hem als hoop der heerlijkheid.

Hij is door God aan ons gegeven
tot steun te zijn naar geestelijk streven,
om te groeien tot volkomenheid.

 

In Hem is leven, licht en vrijheid

ontwikkeling tot groei naar meer.

Om te komen tot volmaaktheid
door volharding en bereidheid,
Hij is onze Leidsman aller Heer.

 

Wat zijn we rijk en begenadigd
Christus in ons een vaststaand feit.
In Hem zijn we geheel rechtvaardig,
Hij maakt ons sterk en keurt ons waardig
om Hem te volgen ’t allen tijd.

 

De wedloop in de renbaan door WIM TE DORSTHORST

In een jaar waar het ene grote sportgebeuren volgde op het andere, moest ik denken aan de woorden van Paulus in 1 Korinthiërs 9 vers 24 tot 27 (1 Kor. 09:24-27). Hij schrijft daar: “Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt. En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een ver­gankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet meer in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden”.

De renbaan

Paulus vergelijkt de weg die de christen dient te gaan met een wedloop in de renbaan, waarbij de winnaar beloond wordt met een erekrans. In onze dagen is dat het eremetaal, de gouden plak. Het is niet de bedoeling van Paulus de gelovigen te ontmoedigen door de weg voor te stellen als een bijna niet te lopen traject. Ook niet om het behalen van de erekrans voor te stellen als een onmogelijke zaak, hooguit weggelegd voor enkele geestelijke krachtpatsers.

Neen, hij wil iedere christen op het hart binden dat het een serieuze zaak betreft. Het is niet maar wat aanhobbelen, maar het is een zaak van leven of dood, van winnen of verliezen, de kroon ontvangen of missen.

Hij zegt in vers 23 dat hij alles doet om ook zelf deel te krijgen aan het evangelie, het einddoel des geloofs dus.

De gemeente van Jezus Christus dient te bestaan uit zulke geestelijke sportlieden die er alles voor over hebben die erekrans te behalen. En de bedoeling is dat een ieder zó loopt dat hij die ook behaalt.

De wedstrijd

Wij hebben geen wedstrijd tegen elkaar in de gemeente. Ook geen wedstrijd tegen andere gemeenten of tegen de Heer om te zien wie het sterkste is. Neen, het gaat voor een ieder om die onvergankelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor ons, zegt Petrus (1 Petr. 01:04).

De strijd die we daarbij te voeren hebben, is tegen de hielenbijter (Gen. 03:15b), de duivel en zijn rijk, die de voortgang bemoeilijkt. Heel duidelijk beschrijft Paulus in Efeziërs 6 dat we niet te strijden en te worstelen hebben tegen vlees en bloed, tegen mensen dus, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (vs.12-13).

Het is de overste van de macht der lucht, de grote verleider (Ef. 02:02; Ef. 06:11b), de aanklager van de broeders en zusters (Openb.l2:10). Jezus noemt hem de mensenmoor­denaar, de vader der leugen, de dief, de slachter en de verdelger (Joh. 08:44; Joh. 10:10a).

De ene keer zal hij als een brullende leeuw en een andere keer als een engel des lichts (1 Petr. 05:08; 2 Kor. 11:14) trachten de gelovigen beentje te lichten in de renbaan of in de ‘worsteling’ ten onder te brengen.

Het is geen wedstrijd wie zal winnen: de duivel of de mens. Maar de mens zal winnen als hij daarbij strijdt tegen de duivel en zijn rijk in de naam van Jezus.

De instelling

In de dagen van Paulus waren er niet alleen de Olympische spelen maar onder andere ook de Istmische spelen die om de twee jaar in Korinthe werden gehouden. De Korinthiërs begrepen dus heel goed wat Paulus bedoelde te zeggen met dit beeld en weer het hem ten diepste om ging, namelijk ‘met wat voor instelling ben je bezig in je leven als uitverkoren heiligen en geliefden’? Hij zegt: “En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles”. Andere vertalingen zeggen: ‘onthouden’ of ‘ontzeggen’ zich alles.

Waarschijnlijk nog meer dan in Paulus’ dagen zien we dat de atleten zich inderdaad alles moeten ontzeggen om het eremetaal te kunnen pakken. Niet alleen op de dag van de grote wedstrijd maar voortdurend in al de jaren van training en voorbereiding.

Dit dient ook de instelling van iedere christen te zijn. Ongeïnteres­seerdheid, lauwheid, onachtzaamheid… het kan niet en is uit de boze, de grote misleider. De Bijbel spreekt in termen van: volijverig, vurig van geest, begerend, worstelend, waakzaam, nuchter, volhardend tot het einde, vasthouden watje hebt, tot bloedens toe weerstand bieden in de worsteling tegen de zonde, enz.

Met die instelling moet een ieder zijn weg gaan en de strijd strijden en dat – heel belangrijk- precies volgens de regels van de kamp, want anders is er geen goud, maar diskwalificatie (2 Tim. 02:05). Niemand kan een eigen methode of strategie uitstippelen.

De trainer-coach

Veel, zo niet alles, hangt af van de trainer-coach, waarbij de beste diegenen zijn, die zelf de sport beoefend hebben. Zo is onze trainer- coach onze Heer, Jezus Christus. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Hij is in alle opzichten aan ons gelijk geworden -terwille van ons- ” opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden te hulp komen”, zegt Hebreeën 2 vers 17 en 18 (Heb. 02:17-18).

Hij kan met ons ‘meevoelen’, dat is , veel dieper dan ‘begrijpen’. Het is ‘mede lijden’, als hoofd van het lichaam, met onze zwakheden, want Hij is in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht geweest, doch zonder te zondigen!

Daarom kan Hij ons zo genadig zijn en ons te hulp komen waar wij zouden bezwijken (zie Heb. 04:15-16). Als wij onze ogen allen op Hem -als coach- gericht houden, zullen we de onverwelkelijke krans ontvangen.

De belangrijkste regel

Onvoorwaardelijk geloven in- en gehoorzamen aan alle aanwijzingen die Hij geeft, is wel de belangrijkste regel van deze kamp. Hij alleen is aan de gemeente gegeven als Hoofd om alles in allen te volmaken (Ef. 01:22-23).

Paulus zegt: “Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat”. Paulus wist de weg die hij gaan moest en hij deelde rake klappen uit onder de leiding van zijn Heer en in Zijn Naam.

Zelf zegt Jezus: “Wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heengaat”. Maar ook: “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben” (Joh. 12:35c; 08:12).

Wie in Hem gelooft als het licht en het leven van de mensen (Joh. 01:04) en Hem volgt, zal evenals Paulus, niet in den blinde of in het duister lopen. Een wie Hem werkelijk volgt, zal niet alleen zeggen: ‘Here, Here’, maar ook doen wat Hij zegt (Luc. 06:46).

Veronderstel dat sportlui niet zouden doen, wat de coach zegt. Het zou een grote mislukking worden op de grote dag van de wedstrijd, wanneer het er werkelijk op aankomt.

De toerusting

Een ieder die aan deze geestelijke wedloop wil deelnemen, zal volgens de regels van de kamp gekleed en toegerust moeten zijn.

Alleen hij die de gerechtigheid Gods in Jezus Christus draagt (2 Kor. 05:21), het oude leven in de dood gebracht heeft in de waterdoop (Rom. 06:03) en de kracht van omhoog, de heilige Geest, ontvangen heeft (Hand. 01:08), heeft de basisuitrusting om de wedloop te lopen.

Verder wordt de wapenrusting Gods aangereikt, zoals beschreven in Efeziërs 6 vers 14 tot 18 (Ef. 06:14-18). Dit om te kunnen standhouden in de worsteling tegen de verleidingen van de duivel en om weerstand te kunnen bieden in de boze dag (Ef. 06:11-13).

Ziet u al iemand voor u in deze uitmonstering? Ziet u dan ook dat daar niets van hem of haar zelf bij is? Alles, maar dan ook alles, wordt aangereikt door de Heer, de ’trainer-coach’. Het zijn de klederen des heils, de matei der gerechtigheid, het zegel aan het voorhoofd, de schoenen van de bereidvaardigheid aan de voeten en de gehele wapenrusting Gods.

Alleen zó kan een christen krachtig zijn in de Here en in de sterkte zijner macht en met succes de wedloop lopen.

De genade en kracht

Paulus begreep het toen een engel des satans hem met vuisten sloeg (let op dat ook de boze geesten proberen geen slagen in de lucht te slaan!) en toen hij op zijn gebed als antwoord van de Heer kreeg: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht (de kracht Gods dus) openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”.

Vandaar dat hij zegt: “Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome” (2 Kor. 12:08-09).

Paulus wist wat het was uit genade te leven en te werken. “Door de genade Gods ben ik wat ik ben en door die genade is het dat ik heb gearbeid”, zegt hij (1 Kor. 05:10). Hij was zich hier terdege van bewust. Alleen door genade en in de kracht Gods is de wedloop, volgens de regels van de kamp, te lopen.

Iemand die roemt in eigen kracht en grootheid zal onherroepelijk gediskwalificeerd worden want hij kan de genade en kracht van God niet ervaren. Zo iemand is als de sportmensen die doping gebruiken, waardoor zij op verkeerde krachten steunen.

De heilige weg

Een goede sportman of vrouw zal alles afleggen wat hem of haar zou kunnen hinderen om een topprestatie te leveren. Zo zal ook de goede christen alles afleggen wat hem zou kunnen blokkeren of hinderen op de hoge weg.

Een onheilig volk kan nooit het einddoel des geloofs bereiken via de ene heilige en hoge weg. Jesaja zegt hiervan: “Daar zal een gebaande weg zijn, die de heilige weg genaamd wordt; geen onreine zal die betreden; maar hij zal alleen voor hen zijn (de verlosten des Heren); reizigers noch dwazen zullen er op dolen” (Jes. 35:08).

Daarom is het dat er in de Bijbel zo’n sterke oproep staat om te breken met- en tot onthouding van alle soort van kwaad (1 Thess. 05:22). “Al wie de Naam des Heren aanroept, zal behouden worden”. Maar er staat ook: “Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” (Rom. 10:13; 2 Tim. 02:19).

(Lees ook wat de Bijbel schrijft over het afleggen, het doden van de leden die op aarde zijn en het aandoen als door God uitverkoren heiligen en geliefden, in bijvoorbeeld Efeziërs 4 vers 17 tot 32 (Ef. 04:17-32) en Kolossenzen 3 vers 5 tot 17). (Kol. 03:05-17)

De Geest der waarheid

Eeuwenlang is het ‘volk Gods’ misleid en is er gepredikt dat de mens tot niets in staat is, armelijk, zwak, zondaar tot de dood, enz. Dat is een blind en doof volk die de basisuitrusting (zoals eerder genoemd) niet heeft. Ze zijn niet van boven geboren, geestelijk geboren, al erkennen ze misschien wel de schuldvergeving door het bloed van Jezus. Ze hebben de heilige Geest niet ontvangen en missen daardoor alles om te kunnen zien in de geestelijke wereld.

Maar de Bijbel spreekt tot waarachtige christenen, die staan op het Bijbelse fundament en die de naam ‘christen’ met recht dragen (Hand. 11:26) en die de taal Gods daarom verstaan. Jesaja zegt: “Dan zullen de ogen der blinden geopend en de oren der doven ontsloten worden” (Jes. 35:05).

Wie binnengegaan is via de ene weg, Jezus Christus, hoeft niet meer als een blinde en dove rond te dolen, maar is wedergeboren tot een levende hoop, door de oneindige barmhartigheid van God (Joh. 03:03-05; 1 Petr. 01:03). Deze christenen zijn niet machteloos, maar zijn zelf geheel betrokken bij het proces van heiliging en vernieuwing, van afleggen en aandoen. Wel is het de heilige Geest die dit proces in ons leidt, die zowel het willen als het werken in ons werkt (Filip. 02:13), maar daar de mens bij nodig heeft en niet uitschakelt.

Paulus zegt: “God heeft u als eerstelingen Zich verkoren tot behoudenis in heiliging door de Geest en geloof in de waar­heid” (2 Thess. 02:13). Ook Petrus zegt dat we in heiliging zijn door de Geest (1 Petr. 01:02). Het is de Geest der heiligmaking en de Geest der waarheid, die ons de waarheid doet verstaan en de waarheid zal ons vrijmaken, zegt Jezus (Joh. 08:32).

De geopende hemel

Wat leven wij in een geweldige tijd, waarin de hemel weer geopend is! Zullen we dan niet met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt, zoals de echte sportmensen? En met de instelling dat we de prijs ten koste van alles willen behalen, er alles voor over hebbend, alles ontzeggend en alles afleggend?

De erekrans ligt gereed als een onverwelkelijke, onbevlekte erfenis, een eeuwige heerlijkheid. Dat is in de hemelen -niet op aarde waar gelopen wordt voor het ver­gankelijke- weggelegd voor ons, die in de kracht Gods bewaard worden door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.

 

Onderweg Nieuw blad voor jonge mensen door Gert Jan Doornink

Drie jonge echtparen uit de volle evangelie gemeente te Kampen (Edwin en Diana Jonker, Ronald en Anke Bolier, en André en Ina Heuer) namen vorig jaar het initiatief tot oprichting van het christelijk jongerentijdschrift ‘Onderweg’. Inmiddels zijn drie nummers verschenen van dit blad, dat vier keer per jaar wordt uitgegeven en waarvan in december het vierde nummer uitkomt. De uitgave van het blad is ondergebracht in de gelijknamige stichting ‘Onderweg’, die zich ten doel stelt ‘gedachten over God door te geven aan jonge mensen en hen zo aan het denken te zetten en hen te stimuleren met God om te gaan’.

In een verdere toelichting wordt vermeld dat ‘Onderweg’ een blad is speciaal voor jonge mensen die op zoek zijn naar God en die God beter willen leren kennen: ‘We hebben gekozen voor de naam ‘Onderweg”, omdat dit voor ons groeien, zoeken naar en actief zijn symboliseert. Samen met God ben je ‘onderweg’ om je leven inhoud te geven’.

Het blad ziet er eenvoudig maar goed verzorgd uit met enkele foto’s, terwijl Duurt Sikkens en Ina Heuer voor de illustraties zorgen, leder nummer heeft een bepaald thema. Tot dusver zijn de thema’s ‘Wie is God?’, ‘Onschuld’ en ‘Vriendschap’ aan de orde gekomen. Behalve een artikel over het thema-onderwerp heeft het blad de nodige variatie, zoals boek- en plaatrecensies, puzzels, gedichten, korte verhalen, citaten, etc. In ieder nummer komt ook een interview voor onder de titel ‘Onderweg ontmoet’. Anke Bolier, die dit onderdeel voor haar rekening neemt, ontmoette tot dusver de zanggroep ‘Oase’, Henk van Pagée en Elly en Rikkert.

Na het ‘doornemen’ van de tot dusver verschenen bladen, is onze conclusie dat het geheel een frisse en ongecompliceerde indruk maakt en feitelijk door iedere jongere gelezen zou moeten worden. In ieder geval kunnen we het blad van harte aanbevelen. U kunt zich voor ƒ 15 per jaar opgeven als abonnee, maar wilt u eerst een proefnummer ontvangen dan kan dat natuurlijk ook. Adres: Stichting Onderweg, Enkhuizen.

 

Kerstnummer “Levend Geloof”

Het volgende (december)nummer van ons blad wordt alweer de laatste uitgave van dit jaar. Het is een speciaal nummer dat zich bij uitstek ook leent voor verspreiding. Vergeet daarom niet een aantal bladen extra te bestellen (10 exemplaren en meer a f 1,75 per ex. + porto). In verband met het bepalen van de oplage is het noodzakelijk dat u vóór 25 november opgeeft hoeveel exemplaren u wenst te ontvangen.

 

Gelijkwaardig door Duurt Sikkens

“… die bij hem past…” (Gen. 02:18).

Wat is er al een hoop onzin verteld, vooral in alle godsdiensten op aarde, over de verhouding man – vrouw. Mensen die puur natuurlijk denken en wier gedachten niet door religies zijn aangetast, hebben daar vaak veel zuiverder ideeën over. Anders lees je maar eens wat Jezus daarover gezegd heeft. Met de Bijbel in de hand is de vrouw vaak in een slaafse, ondergeschikte onmachtspositie geduwd, maar, zou Jezus zeggen, ‘zo was in het begin niet’.

In de grondtekst staat: ‘hem gelijkwaardig’. De man is geen vrouw, of andersom, maar ze hebben gelijke waarde. Daarin is geen verschil. Beiden uniek en beiden elkaars hulp, om de eigen identiteit tot volle ontplooiing te laten komen, zodat je jezelf ziet zoals je bent.

Man en vrouw is een beeld van het huwelijk tussen Jezus en Zijn gemeente, tussen God en mensheid. Jezus ziet Zijn vrouw als gelijkwaardig zodat de heerlijke gestalte van God, zowel in Hem als in Zijn gemeente, tot lieflijkheid wordt. Paulus zegt dat Jezus Gods heerlijkheid is en de gemeente de heerlijkheid van Jezus (1 Kor. 11:07b).

Wij hebben een Vader in de hemel die elk mens die lieflijke schoonheid wil geven die Hij, al voordat Hij de aarde schiep, in gedachten had. En dat voornemen laat Hij nooit varen. Wie gelooft dit?

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (10)

De gemeente, de dood en het oordeel (2)

(Openb. 20:06-15; Openb. 21:04. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Vorige maand hebben we een begin gemaakt met het principe van het oordeel, daar gaan we nu mee verder. Daarbij gaan we in het kort in op het boek des levens.

Iedereen vindt zijn eindbestemming: satan met zijn demonen, de dood met zijn machten, levenden en overlevenden.

Sterven in het duizendjarig rijk nog mensen?

Het duizendjarig rijk is een aanduiding van een lange periode van herstel.

Aan velen op aarde is de confrontatie tussen de gemeente van Jezus Christus en de gemeente van de antichrist voorbij gegaan; ze hebben het niet opgemerkt of waren niet geïnteresseerd. Wat niet wil zeggen dat ze de geestelijke klimaatsverandering niet hebben gemerkt, velen hebben daaronder geleden. Ook hebben veel machten der duisternis na de confrontatie bij Harmégedon een schuilplaats gezocht in mensen. Vrijuit bewegen in de onzienlijke wereld betekent voor hen direct geworpen te worden in de afgrond; de zonen Gods zijn immers heer en meester in de onzienlijke wereld.

Voor al deze mensen op aarde klinkt de boodschap van redding, bevrijding en herstel. De dood is er nog wel: zowel de geestelijke als de lichamelijke dood. Maar tengevolge van het herstel van de schepping, en door het achterwege blijven van de destructieve werkingen van de satanische legermachten, herwint de mensheid al wel zijn vitaliteit die het bezat voor de zondvloed.

In Jesaja 65 vanaf vers 20 (Jes. 65:20) staat daar onder andere over: “… daar zal niet langer een zuigeling zijn die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden”.

Er is dus nog een sterven, maar dan op hoge leeftijd waarbij iedereen in de gelegenheid is geweest de ontwikkeling van zijn geestelijke lichaam te voltooien.

Degenen die vroegtijdig sterven of door de vloek getroffen worden zijn zij die niet breken willen met de zonde die wel openbaar gekomen is: in de confrontatie met de zonen Gods worden de inwonende machten der duisternis in de afgrond geworpen en het loon der zonde -de dood- is vervolgens het deel van de zondaar. Met de macht der duisternis die hij liefhad verdwijnt hij in de geestelijke afgrond.

Ook voor deze tijd gaat de uitspraak van Jezus uit Johannes 20 vers 23 (Joh. 20:23) op: “Wie gij hun zonde kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden, wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend”. Dat is: “… en het oordeel werd hun gegeven” (Joh. 20:04). Zo wordt de aarde geoordeeld en gezuiverd.

Hoe wordt de duizendjarige herstelperiode afgesloten?

Deze periode van herstel wordt anders afgesloten dan we zouden verwachten. Er komt ‘opstand’ tegen de Gemeente van Jezus Christus, met name tegen de verheerlijkte zonen Gods. Is het afgunst op de statuur van de ‘eerstelingen’? We zullen ons er in het kader van deze studie niet te veel in verdiepen. Eén ding is wel duidelijk: satan, ‘losgelaten’ (in een laatste poging van de dood om nog te redden wat er te redden valt?), speelt er opnieuw een belangrijke rol in op zijn welbekende wijze. Macht bezit hij niet meer, maar inspireren en verleugenen des te meer, net zoals hij ooit bij Eva deed.

De opstand bewerkt een scheiding tussen de levenden, het is voor of tegen Christus. Opnieuw gaat er een oordeel over deze wereld, die eigenlijk al één grote gemeente geworden is. Voor alle duidelijkheid: er komt geen scheiding tussen verheerlijkte zonen Gods, die zijn één met God en onaantastbaar, maar tussen alle levenden op aarde met nog een sterfelijk lichaam. Hoe het afloopt is enerzijds verdrietig om allen die alsnog de keuze maken voor de duisternis, anderzijds verheugend omdat nu definitief afgerekend zal worden met satan. Hij krijgt zijn loon uitgekeerd: eeuwige verbanning. Daarmee is het oordeel over satans rijk voltrokken. Rest nog één vijand: de dood.

Wie bevinden zich in het dodenrijk?

De dood maakt inactief, belet ontwikkeling en belemmert daarom de voortgang van het herstelplan van God. Maar wie bevinden zich nog in het dodenrijk? Allen die niet in Christus gestorven zijn, die tijdens hun leven op aarde dus geen beroep op het bloed van Jezus gedaan hebben, zodat de macht van de dood vast kon houden wat door zonde in zijn bezit was gekomen.

Dit zijn alle mensen die ten tijde van het oude verbond geleefd hebben, uitgezonderd hen die Jezus bij Zijn opstanding als ‘krijgsgevangenen’ meevoerde in Zijn Koninkrijk (Ef. 04:08) en allen uit de periode van het nieuwe verbond die niet voor Christus gekozen hebben. Redenen genoeg: nooit van Hem gehoord, of wel van hem gehoord maar zich niet bekeerd, een zo’n vertekend beeld van Hem en God voorgeschoteld gekregen dat het afstootte de duisternis liever gehad dan het licht of zonde tegen de heilige Geest. Het gaat dus om miljarden mensen!

Tevens bevinden zich in het dodenrijk alle machten der duisternis die ten tijde van het duizendjarig rijk in de afgrond zijn geworpen. En natuurlijk de doodsmachten, de ‘bewaarengelen’ van satan.

In het dodenrijk vindt dus geen ontwikkeling plaats. Maar er is wel leven in de zin van een bewust bestaan. Leven’ al deze geesten van mensen en demonen nu ‘door elkaar heen’? Dat is niet het geval. In het dodenrijk blijkt een kloof te zijn tussen de ‘lichtzijde’ en de ‘duistere zijde’. De lichtzijde wordt ook wel ‘Abrahams schoot’ genoemd en de duistere zijde ‘de afgrond’ (lees de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus er maar eens op na, (Luc. 16:19-31). De kloof blijkt onoverbrugbaar, hoewel er kennelijk wel communicatie mogelijk is tussen licht- en duistere zijde. Dit valt alleen te begrijpen als we het dodenrijk niet als een plaats’ maar als een geestelijke situatie kunnen zien.

Hoe komt de scheiding in het dodenrijk tot stand?

Maar wie bepaalt nu of je aan de lichtzijde, dan wel aan de duistere zijde terechtkomt? Uit de gelijkenis in Lukas blijkt dat ieders werken (beter gezegd’ ieders hart) doorslaggevend blijken te zijn.         ‘

Tijdens het leven op aarde valt dus de beslissing voor elk mens: hij heeft zelf gekozen. Velen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, denk aan de volgelingen van de antichrist en allen die welbewust Christus hebben afgewezen of die de zonden van bijvoorbeeld hebzucht, zelfzucht, onreinheid, macht, schijnheiligheid, afgoderij en occultisme gekoesterd hebben. Anderen echter hebben naar hun hart geluisterd (zie Matt. 25:35-40). Ook zijn er veel ‘heidenen’ geweest die van nature de wet Gods hielden, terwijl hun geweten mede getuigde, dus functioneerde (Rom. 02:14-15).

In het dodenrijk heeft de scheiding tussen licht en duisternis al plaatsgevon­den. Daarom zal het laatste oordeel niets anders zijn dan een bekrachtiging daarvan. Maar om dat mogelijk te maken moet dus de macht van de dood eerst zijn claim op deze gestorven mensheid ontnomen worden: de dood heeft nog nooit vrijwillig iemand teruggegeven! Dit wordt de laatste confrontatie in de hemel.

Hoe wordt de ‘laatste vijand’ overwonnen?

De zonen Gods hebben reeds ervaring opgedaan, ze kunnen de sleutels van dood en dodenrijk hanteren! Nu gaan zij als verheerlijkte zonen Gods het dodenrijk in.

Welk ‘zwaard’ hanteren zij in het dodenrijk? Zie bijvoorbeeld Psalm 82: heb je de geringe en de wees geleid, de ellendige en de behoeftige recht gedaan, de geringe en de arme bevrijd? Hun verschijning is zo overweldigend en hun woord maakt de waarheid zo pijnlijk openbaar, dat er maar één uitweg is: vluchten naar de diepste duisternis, die daarmee een concentratie wordt van alle duistere machten en zondige geesten. Vandaar ook: ‘poel des vuurs’, waar geen enkele liefde en respect tot in der eeuwigheid zal zijn. Dit wordt ‘de tweede dood’ genoemd, de definitieve scheiding.

De grootvorst van de dood, de verderfengel die vanaf den beginne geheerst heeft, moet voordat hijzelf in de poel des vuurs verdwijnt, ook zijn macht over de lichamelijke dood opgeven: allen die overblijven, dus allen die zich aan de lichtzijde bevinden, staan op uit de dood met een nieuw geestelijk lichaam, ook opstandingslichaam genoemd.

Dit is geen ‘verheerlijkt’ lichaam. Zij moeten immers nog met hun geestelijke ontwikkeling beginnen! Dit lichaam is wel onsterfelijk maar (nog) niet gelijk aan dat van de verheerlijkte zonen Gods. Wellicht is in de verschijningsvorm nog wel onderscheid tussen man en vrouw, maar het geslacht heeft geen functie meer, van voortplanting is geen sprake. De maat van de mensheid voor God is vol!

Wie zijn geschreven in het boek des levens?

Diegenen die opstaan worden geoordeeld of beloond naar hun werken. Eén ding is duidelijk: allen hebben gezondigd, daarvan spreken de ‘boeken’ als stille getuigen. Nu heeft de aanklager -de duivel dus- natuurlijk geen boekhouding bijgehouden. De zonden hebben de mens ‘getekend’, ze omhullen hem; de mens draagt zijn boek als het ware mee.

Maar er is nog een ander principe: er is sprake van het ‘boek des levens’. Elk mens hoort in principe aan God toe, elk mens is bestemd voor de eeuwigheid Al vanaf de conceptie is hij gekend (Jer. 01:05). Hij wordt niet in het boek des levens ingeschreven als hij zijn best doet, maar uitgewist als hij de duisternis liever heeft dan het licht (Openb. 03:05)! Zonden zijn geen maatstaf voor veroordeling, maar de hartgesteldheid die aan elke daad ten grondslag lag Het ‘verborgene’ wordt geoordeeld (Rom. 02:16). Met elk goed werk bekrachtigt de mens dat hij God toebehoort. Ondanks de zonden sieren zulke werken hem, ook die worden gezien en beloond!

Wat is het oordeel over gebondenen die met Paulus uitriepen:”… want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, ik ellendig mens” (Rom. 07:15; Rom. 07:24)? Hun wens is hun redding!

Ook staat er: barmhartigheid roemt tegen het oordeel (Jak. 02:13). Door daarnaar te handelen leek de mens op zijn Vader! Velen zullen blij verwonderd zijn, ze zullen God herkennen hoewel ze nooit van Hem gehoord hebben. Voor al dezen geldt: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af’ (Matt. 25:34).

Leven we eeuwig door in hemel èn op aarde?

Over de periode die nu aanbreekt staat:”… en God zelf zal bij hen zijn, en de dood zal met meer zijn, want de eerste dingen (!) zijn voorbijgegaan” (Openb. 21:3-4) Er vindt een volmaakte vertroosting plaats, gevolgd door algeheel herstel.

Na het herstel zal de mensheid voor eeuwig de mogelijkheid blijven houden zich zowel in de onzichtbare als de zichtbare schepping te manifesteren. De zichtbare wereld is voor de mens geschapen en dat blijft zo. God zal zich nooit een aards lichaam aanmeten, Hij openbaart zich op aarde alleen in en door mensen.

Wij mogen ernaar uitzien Hem voor eeuwig te blijven verheerlijken in hemel en op aarde!