Selecteer een pagina

Levend Geloof – 216

1981.06 nr. 216

Melkvoeding of vaste spijs? Door Gert Jan Doornink

Welk geestelijk voedsel ontvangen wij als kind van God? Een vraag die van grote, zo niet van al­lesomvattende betekenis is. Want geestelijke groei is ondenkbaar zonder gezonde geestelijke voeding. De Bijbel laat hierover geen enkel mis­verstand bestaan. Als in de natuurlijke wereld gezond voedsel al zo belangrijk is, hoeveel te meer wat betreft de geestelijke dingen.

Toch zijn er heel veel kinderen Gods die ten aan­zien van de geestelijke voeding veel nonchalanter zijn dan ten aanzien van de natuurlijke voeding. Uiteraard berokkent dit grote schade aan eigen geloofsleven. De gevolgen zijn dat men geen gees­telijke groei kent, een ‘nederlaag-christen’ blijft, dwaalleringen de kans krijgen te infil­treren, weinig of onvruchtbaar is in dienst van Gods Koninkrijk en ook het einddoel des geloofs – de volkomenheid in Christus – niet bereikt kan worden.

Het begin is: Melkvoeding

Gezonde geestelijke voeding is dus in de eerste plaats noodzakelijk om geestelijk te groeien. Dat begint met melkvoeding. 1 Petrus 2 vers 2 (1 Petr. 02:02) zegt: “Ver­langt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwas­sen tot zaligheid, indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is”.

In de natuurlijke wereld is melkvoeding een eerste vereiste voor de pasgeboren baby. Dat heeft ook een nieuwgeborene in het Koninkrijk Gods no­dig. Petrus spreekt hierover de “onvervalste melk”, met andere woorden: het Bijbelse fundament moet gelegd worden. Nadat iemand een kind van God is geworden, zijn de doop door onderdompeling en de doop met de Heilige Geest de fundamentele pij­lers waarop men geestelijk verder behoort te bou­wen. Maar dan wel op de juiste wijze. Want er is maar een evangelie dat ‘onvervalst’ is. Dat is het echte, volle evangelie, zoals Jezus dat bracht en in de eerste christengemeente gemeen­goed was. Het evangelie dat de mens werkelijk verlost uit satans macht.

Wat wordt er in onze dagen veel ‘evangeliezaad’ gestrooid dat niet aan deze Bijbelse normen vol­doet. Alleen reeds daardoor kunnen velen niet op de juiste wijze geestelijke groeien en niet be­antwoorden aan het doel wat God met de wedergebo­ren mens voor ogen heeft.

Na de melkvoeding komt het vaste voedsel

Ten aanzien van de natuurlijke, lichamelijke groei wordt het stadium van ‘alleen melkvoeding’ al spoedig afgesloten. Wat kunnen ouders niet blij en dankbaar zijn als de baby het eerste vas­te voedsel tot zich neemt. Maar hoe is het in geestelijk opzicht? Ieder mens zou het volkomen absurd en ondenkbaar vinden als een kind van een paar jaar nog met de zuigfles gevoed moet worden. Maar, geestelijke gesproken, blijken helaas velen dit heel normaal te vinden!

Ook Paulus had er in zijn tijd al mee te maken. In 1 Korinthe 3 vers 1 tot en met 3 (1 Kor. 03:01-03) lezen we: “En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, (wat ze reeds lang behoorden te zijn), maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. Melk heb ik u gegeven, geen vast voed­sel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja dat kunt gij ook nu nog niet, want gij zijt nog vleselijk. . . . “

Het kan ons hart met grote droefheid vervullen als we zien en bemerken hoe in dit opzicht velen in onze dagen met geestelijke blindheid zijn ge­slagen door de vorst der duisternis. Gelukkig zijn er ook velen die de ogen opengaan voor deze geraffineerde barricade die de vijand heeft opge­worpen om de verdere geestelijke groei tegen te houden. Het zijn zij die weten dat Jezus Overwin­naar is en zij met Hem en in Zijn Naam! Zij laten zich door niets en niemand afremmen. Want Gods Geest in hen is altijd sterker dan de geesten uit het rijk der duisternis, die de geestelijke groei willen belemmeren.

Toen ik vroeger op de boerderij de koeien ver­zorgde was het nodig dat ze van tijd tot tijd naar een ander stuk weiland werden overgebracht. Geleidelijk aan raakte het beschikbare gras op, de melkproductie ging teruglopen, omdat men min­der gras te eten kreeg en men had bovendien meer tijd nodig om nog voldoende voedsel te vinden. Tenslotte werden ze onrustig en probeerde men, door onder de omheining door te weiden, nieuw gras te bemachtigen. In sommige gevallen brak de omheining en ineens waren alle koeien in een nieuwe wei, vol met jong, vers gras! Waren ze op tijd naar een nieuw gedeelte gebracht, dan was de omheining niet gebroken, maar de honger was te groot om nog langer te wachten. . . .

Dit beeld kunnen we ook toepassen op kinderen Gods die geestelijk verder willen groeien, maar daarin belemmerd worden omdat hun gemeente, groep of kring, hen geen voldoende of verkeerd geestelijk voedsel verschaft. Een broeder vertel­de mij hoe hij in een ernstig gewetensconflict is gewikkeld, of hij een bepaalde gemeente al of niet moet verlaten. Het was de tweede keer in zijn leven dat hij iets dergelijks meemaakte. De eerste keer was het over het feit of hij al dan niet zijn kerk zou moeten verlaten. Een andere broeder vertelde met grote blijdschap hoe hij nu in een gemeente komt, waar hij wel gezonde, geestelijke voeding ontvangt, na jarenlang gees­telijk ‘ondervoed’ te zijn. Zijn leven was er totaal door veranderd. Na jarenlange gebondenheid had hij nu de vrijheid en de overwinning van Christus leren kennen!

Nu is dit artikel geen pleidooi om van gemeente te veranderen. Ieder zal dit persoonlijk moeten beslissen, elk geval is vaak anders en er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat men in een be­paalde groep of gemeente moet blijven, maar nooit mag dit ten koste gaan van de verdere geestelijke opbouw. Dat zou ongehoorzaamheid betekenen en tot grote schade van het eigen geestelijk leven zijn. Laat het verwijt wat de Hebreeën te horen kregen, niet tot ons gericht behoeven te worden. Zij wa­ren traag geworden in het horen. Naar de tijd ge­rekend behoorden het leraars te zijn. Het was no­dig dat zij de eerste beginselen van de uitspra­ken Gods weer gingen leren. Zij hadden nog melk nodig en geen vaste spijs. . . . Lees Hebreeën 5 vers 11 en 12 (Heb. 05:11-12 er maar op na. De schrijver gaat dan verder met deze woorden: “Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling. Maar de vaste spijs voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad” Hebreeën 5 vers 13 en 14 (Heb. 05:13-14).

Vaste spijs is onontbeerlijk

De waarachtige eindtijdgemeente, waartoe allen behoren die het verlangen hebben de volheid van Christus te openbaren, kan het niet stellen zon­der vaste spijs! Gezonde geestelijke voeding, die zich niet alleen bezig houdt met het funda­ment, maar daarna zich richt op het einddoel des geloofs: de volkomenheid in Christus. Deze voe­ding ontvangen wij uit het Woord van God, maar dan wel onder de leiding van de Heilige Geest. Alleen Gods Geest leidt ons tot de volle waar­heid en leert ons goed en kwaad te onderscheiden, waardoor wij vrij worden van de vermenging van waarheid en leugen. Door Gods Geest gaan wij dan ten volle functioneren als leden van het lichaam van Christus, de gemeente.

Wilt u ook een volwassen christen zijn? Het behoort een normaal en vanzelfsprekend verlangen van ieder kind van God te zijn, want alleen zij die geestelijk volwassen zijn, zullen zich als de zonen Gods openbaren, waarop de schepping met reikhalzend verlangen wacht Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19). Als dit verlangen bij u ontbreekt, ga dan onderzoeken wat de oorzaak is en neem die maatregelen die noodza­kelijk zijn om op gezonde wijze geestelijk te groeien. Er kunnen verschillende oorzaken zijn, maar altijd weer heeft daarbij satan de hand in de zaak, want hij alleen heeft er belang bij dat we niet het volwassen-christen-stadium bereiken.

“De dood is in de pot, man Gods!”

Nog een voorbeeld uit het oude testament, om aan te tonen hoe belangrijk gezond voedsel is. In de tijd van de profeet Elisa kwam er hongersnood in het land 2 Koningen 4 vers 38 tot en met 41 (2 Kon. 04:38-41). Toen er­op een gegeven moment eten voor de profeten werd bereid, was het niet te eten. De groente die ge­plukt was, was afkomstig van een wilde slinger­plant en ongeschikt voor menselijke consumptie. Het gevolg was dat men het uitschreeuwde: “De dood is in de pot man Gods!” Pas toen Elisa sprak: “Haal dan meel” en het eten daarmee bereid werd, kon er gegeten worden en was er “niets kwaads meer in de pot”.

Dit beeld is uiteraard een beeld van Jezus Chris­tus, die sprak: “Ik ben het brood des levens”. Maar de wilde slingerplanten, waarvan de “wilde kolokwinten” geplukt waren, is het beeld van sa­tan, die er altijd weer op uit is verkeerd en ver­giftigd voedsel aan te reiken. Maar een waarach­tig christen zal niet langer dit verkeerde voed­sel tot zich willen nemen. Hij heeft er geen be­hoefte aan om zich bezig te houden met leringen, die bijvoorbeeld meer aandacht schenken aan een natuurlijk Israël, dan de plaats die wij behoren in te nemen in het geestelijk Israël: de gemeen­te. Hij weet – om een ander voorbeeld van ver­keerd geestelijk voedsel te noemen – hoe leugen­achtig het is dat wij toch zondaren blijven tot de dood, terwijl het nieuwe testament zo duidelijk spreekt van het feit dat wij geroepen zijn ons te richten op de volkomenheid in Christus.

Vast voedsel zullen we moeten gebruiken, zegt de Hebreeënbrief. Het is een proces, het heeft tijd nodig om te verteren. Maar dan heeft het ook zijn uitwerking: we zullen meer en meer één worden met Christus en Zijn beeld openbaren. Wij zullen gaan beantwoorden aan het volle doel wat God met ons leven voor heeft. Dat is het beeld van Chris­tus gelijkvormig worden. Daarvoor zijn we bestemd zegt Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28). Wat een heerlijkheid daar naar toe te groeien, omdat wij ‘vaste spijs’ als voedsel gebruiken!

 

Van de redactie door de redactie

Zaterdag 16 mei was een bijzondere dag in de nu bijna twintig jaar dat “Levend Geloof” bestaat. De huidige reactie kwam namelijk voor het eerst gezamenlijk bijeen, niet met de bedoeling een soort officiële vergadering te houden, maar om met elkaar kennis te maken. Verschillende redactieleden kenden elkaar namelijk nog niet persoon­lijk. Aanwezig waren br. en zr. Companjen, br. en zr. Scholten, br. Noë en br. Goverts, terwijl mijn vrouw en ik de ontvangende partij waren.

Het was een in elk opzicht vruchtbare en gezegen­de dag, waarop van gedachten werd gewisseld over vele onderwerpen. Uiteraard kwam op verschillende wijze ook het werk van “Levend Geloof” ter spra­ke. We verheugden ons over de grote dingen die de Heer gedaan heeft, ook door middel van het blad, . . . . en nog wil doen! Want we geloven dat we aan de vooravond staan van een verdere doorbraak van Gods Geest, in allen die zich daarvoor openstel­len en de geestelijke weg van geloof en gehoor­zaamheid willen bewandelen.

“Levend Geloof” is daarbij, door Gods genade, één van de middelen die de Heer wil gebruiken om tot Zijn doel te komen. Als redactieleden willen wij ons unaniem en volledig hiervoor inzetten.

 

De strijd om de macht door Jan W. Companjen

“En Jezus sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven al­le macht in hemel en op de aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen. . . . En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” Matteüs 28 vers 18 tot en met 20 (Matt. 28:18-20).

Met deze woorden nam Jezus afscheid van zijn discipe­len. Met andere woorden ge­zegd, deelde Hij zijn volge­lingen mee: Ga nu heen, jul­lie hebben het met eigen ogen gezien hoe het moet, Ik heb het jullie zelf voorge­leefd en geleerd en. . . . Ik doe één grote belofte: Ik zal met Mijn Geest met jul­lie zijn totdat alles vol­bracht is.

Waarschijnlijk hebben zijn eerste volgelingen toen nog niet begrepen wat het was en wat het betekende dat zij vervuld zouden zijn met de­zelfde Geest die Christus, als eerste zoon Gods, beziel­de. Hij kon door die inwonen­de Geest zeggen: Vanaf de be­ginne was Ik en Ik doe de dingen, zoals Ik ze de Vader heb zien doen. En ik blijf bij jullie.

Onze ogen gaan open!

Het was iets onbegrijpelijks, maar langzaam en zeker gingen hun ogen open, maar ook nu onze ogen open. Jezus was en is de bron van alle leven.

Hij was als het ware verweven met het plan van God voor de­ze aarde en bracht ons op die wijze in contact met de Va­der, de bron van al het goe­de. Zo liet Hij ons de Vader kennen en brak een nieuw, ja volkomen nieuw, tijdperk aan. Door geloof werden wij recht­vaardig; werken gaf Hij ons te doen. Koningen en priesters werden wij in een nieuw koninkrijk, waarin Jezus Koning is en wij mogen opwas­sen, totdat het alles baan breekt en erkend zal worden^ dat Jezus Heer is.

Om tot dat doel te komen is er macht en autoriteit no­dig. Als eerste vraag komt dan op ons af: wat is macht en autoriteit?

De strijd om de macht

Echte macht en kracht is die macht welke uit God komt, dat hebben we in de autori­teit van Jezus kunnen zien. Hij had macht over al de krachten en machten in de onzienlijke wereld die de mensen afbraken en ziek maakten. Alle dingen die door de zonde in de wereld gekomen waren werden door Hem hersteld. Hij toonde dat Hij macht had in de natuur­lijke en in de bovennatuur­lijke sfeer.

Vanaf het begin der schep­ping ontstond er al strijd om de macht. God schiep in de onzienlijke wereld Zijn engelen, Zijn Geestes-legioenen. Er ontstond een strijd om de macht. Eén en­gel bracht het zeer ver. Hij kreeg een groot aantal gees­ten achter zich en vanaf de schepping van de mens heeft die engel (satan genaamd) zijn macht en kracht laten gelden.

Maar God ging door met Zijn werk en schiep de mens. Vanaf dat moment was er een door God geschapen wezen die over he? verkeerde, de macht van satan, kon heersen. Dat plan Gods is nog steeds van kracht. God wil de hoogste kracht en macht schenken aan de mensheid. Dat Hij dat werkelijk meent en doet, heeft Hij in Christus waar­gemaakt. Dat was werkelijke macht en kracht. Die kracht beheerste het gehele leven: geestelijk door herstel en natuurlijk in de heerschap­pij over brood, dier (vis) en water.

Eerst zal de mens moeten heersen over alles op deze aarde, daarna over het gehe­le werk Gods. Ja zelfs over de engelen in de hemel, dat wil zeggen in de onzienlijke wereld. De zondeval heeft, ik zeg het nogmaals, er voor gezorgd dat de mens uit zijn roeping viel. Maar – halle­luja – Gods plan blijft be­staan. Aan de mens is alles onderworpen; Jezus was de eerste en wij zullen en mo­gen Hem volgen.

Wat is macht?

Macht is een woord dat impo­neert. Het is in de loop der tijden scheef gegroeid, want hoort te zijn een kracht om te kunnen dienen. Een rege­ring bijvoorbeeld die met macht regeert is een dienen­de regering, die er voor zorgt dat het al zijn onderdanen goed gaat. De macht van een goede vader hoort er op gericht te zijn dat het zijn kinderen goed gaat, dat ze opgroeien tot volwassenheid.

Zeer veel leiders voeren heerschappij ten eigen behoe­ve. Het is goed dat u op dit punt eens aan het onderzoeken gaat of hierin alles in uw omgeving wel aan de goddelij­ke maatstaven voldoet. Chris­tenen, die de opdracht hebben de wereld te herstellen en te beheren, moeten niet heersen maar dienen. Alzo ook in de gemeente als eerste plaats waarin deze dingen moeten openbaar worden. Het elkaar tot hulp en steun zijn, blij zijn met elkaar dat de één dit heeft en de ander dat heeft. Vooral dat laatste geeft nog al eens problemen en veroorzaakt veel schei­ding. In het gezin, let op: de ouders zijn er voor de kinderen, is het ook zo dat men blij is met de variatie. Dat geeft leven en inzicht en de mogelijkheid om te bouwen. Een gezin met alleen maar elektriciens krijgt geen huis van de grond.

In de wereld vindt men de macht van de wetteloosheid. Daaruit ontstaat geweldena­rij. Het is daar vaak harde noodzaak dat men geweld ge­bruikt. Laat dat bij ons an­ders zijn, ook in de opvoe­ding van onze kinderen. Geef hun het goede voorbeeld, strijd voor hun in de’ on­zienlijke wereld en gebruik nooit geweld. Ook niet als het moeilijk wordt. Strijdt de goede strijd des geloofs en u zult zegevieren.

Leven naar Gods gedachten

In de gemeente Gods moet al­les tot volmaaktheid komen en dat gaat niet vergezeld van geweld. Wij moeten leren leven naar de gedachten van God en wij zijn nu op een punt genaderd dat we verder komen omdat Hij, Jezus, onze Leidsman in dit geloof, met ons is en ons zal leiden in alle waarheid. Jezus zelf groeide ook op in een nor­maal gezin met vader, moe­der, broers en zusters. Hij groeide op als natuurlijk mens doordat vader en moeder voor hem zorgden. Zijn he­melse Vader gaf hem de ande­re opvoeding. Dat laatste staat boven alles en bij Je­zus begon dat al op zeer jeugdige leeftijd. Bij de doop in de Jordaan ontving Hij voor die opvoeding zijn bekroning, namelijk de auto­riteit van de Vader. Vanaf dat moment – denk daar eens over na – beschikte hij over zijn eigen leven. Hij kon het afleggen en opnemen. Dat is de werkelijke wil van God en Jezus ging in de kracht van God, goeddoende en gene­zende allen die door de dui­vel overweldigd waren.

God is de bron van alle goed en het is ook voor u be­stemd. Daarvoor werd het pinksteren, daarvoor kunt u( de doop in de Heilige Geest ontvangen en opwassen tot alle volheid Gods. Hij heeft ons niet afgeschreven, maar alles ingezet om het in u en mij waar te maken. Het is een weg van geloof en wij mogen geloven dat Hij het in ons volbrengen zal, indien wij maar belijden dat Hij het in ons doen kan. Want ook hierbij geldt: u ge­schiede naar uw geloof. Ga op uw voeten staan en ga er uit leven dat Gods kracht ook voor u bestemd is.

Christus in u is de hoop van alle heerlijkheid.

Functioneert de macht van Jezus reeds in ons leven?

Alle christenen willen wel erkennen dat Jezus alle macht heeft. Maar hoe staat het met de erkenning dat de gelovigen in Hem die macht ook mede bezitten? Dit geldt eerst voor ieder die tot ge­loof komt, voor autoriteit in de hemelse gewesten, daarna in de gemeente van Christus en vervolgens in de gehele wereld.

Dit evangelie van Jezus om op te bouwen en te herstel­len, ja zelfs tot aan de vervallen hut van David toe, zal over de gehele wereld verkondigd worden. Hij zal daarbij met ons zijn en zijn opdracht (niet die van “Le­vend Geloof”) zal daarbij waar worden dat de gehele wereld tot zijn discipelen worden gemaakt. Wij zijn geen doemdenkers, maar gelo­vigen in Christus Jezus die zei: Ik heb alle macht in hemel en op aarde.

Wij geloven in Zijn en in onze opdracht. Wij willen daartoe in deze tijd, waarin velen zeggen: het kan niet meer goed gaan, samen gaan opwassen tot alle volheid Gods, dat is de voleinding, het einddoel. God in ons de hoop der heerlijkheid. Dat is de opdracht, de marsorder en wij willen er velen toe aansporen om met ons te gaan op die weg die Hij ons ver­der wijzen zal. Wij zijn het lichaam van Hem. Wij weten en erkennen dat wij eerst zelf gevormd moeten worden om tot de vorming van ande­ren te kunnen komen. Chris­tus leeft zijn leven door ons verder en wij staan op in Zijn Naam. Onschendbaar zullen wij worden in het vijandelijke land dat ons omringt. Leef daarbij gewoon onder de mensen, maar leef uit de belijdenis dat wij de Geest van het zoonschap ont­vangen hebben en dat daar­door alles mogelijk is.

Een ieder die berouw heeft dat zijn leven niet aan de­ze Goddelijke roeping vol­doet, vergeeft Hij. Hij staat met open armen op u te wachten. Zie als beeld hiervan naar de gelijkenis van de verloren zoon. Keer de varkenstrog de rug toe en keer terug tot de Vader. Hij verwijt u niets, maar geeft bij uw terugkomst meteen het beste. Bekering wil zeggen: mens, kom terug in Mijn plan en wordt mens, zoals Ik het wil.

Dit plan Gods willen wij doorgeven en openbaren, op­dat de wereld hersteld wordt naar Zijn wil. Kom ga met ons en doe als wij. Jeruza­lem, dat. ik bemin; wij tre­den uwe poorten in. . . .

Daar, in dat Jeruzalem, is het een feestelijke samen­komst van eerstgeborenen, die ingeschreven staan in de hemelen en daar hun Heer en God ontmoeten ter verheer­lijking van Zijn Naam.

 

Reacties van lezers

Christus is het leven

Broeder H. H. te Erica, (Pr. ) schrijft: “Alle waardering voor het blad “Levend Geloof”. Ik ben blij dat in de pinksterwereld een helder geluid klinkt. Ook de uitge­geven brochures zijn goed. Toen ik uw artikel “Christus is het Leven” in het april­nummer las, merkte ik iets op, wat naar mijn mening niet helemaal juist is. U schrijft namelijk dat de “eerste dood” het afleggen van het vergankelijk lichaam (het lichamelijk sterven dus) is. Dit noopte mij tot wat pennenvruchten. ”

Deze briefschrijver maakt terecht de opmerking dat het lichamelijk sterven, zoals wij dit thans nog meemaken, niet de benaming ‘eerste dood’ behoort te hebben.

Hij licht dit in een uit­voerig schrijven toe en gaat tevens dieper in op de materie: dood, opstanding en oordeel. Als volle evan­gelieprediker heeft hij zich in dit onderwerp ver­diept en er Bijbelstudies over gegeven. In het vol­gend nummer hopen wij zijn schrijven als artikel te plaatsen, zodat ook onze lezers kennis kunnen nemen van deze verhelderende in­zichten.

Hartelijk welkom!

De groei van het aantal, nieuwe abonnees duurt nog steeds voort. Ook deze maand kunnen wij weer tientallen nieuwe lezers en lezeressen welkom heten! Soms wordt de aanmelding voorzien van bij­schriften. wat voor ons al­tijd erg bemoedigend is. ”Een pracht van een blad. Gods zegen op uw werk”, schreef zuster A. O. – O. te Alblasserdam, op de oranje- aanmeldingskaart die zij gebruikte. Zuster G. M, – de W. te Medemblik, gaf zich op per brief en schreef: “Door de zegen vanuit uw blad ont­vangen, heb ik besloten een abonnement te nemen”. Zuster Y. L. d. K. te Amsterdam, die ook toezending vroeg van de brochure “Hoe beleven wij ons geloof?”, schreef: “Sinds korte tijd ben ik abonnee op uw maandblad “Le­vend Geloof”. Ik lees de bladen altijd met veel ple­zier”. Broeder S. J. B. te Meppel schrijft: “Terecht mag het blad “Levend Geloof” deze naam hebben. Dit blad heb ik via mijn vader gekre­gen, dit blad heeft iets bijzonders, het gaat uit van het Woord, het waarachtige Woord van God. U schrijft wat het Woord van God zegt, wat het is, wat God bedoeld heeft met de schepping en zeker voor de kinderen Gods, wat ze zijn in Christus Je­zus. Wat met dit blad op- valt, is wat het doel is en hoe ik dat doel kan halen”.

Heeft Yoga als ontspanningsleer nog waarde?

Ook uit België ontvingen wij weer verschillende reacties. Broeder F. O. S. te Brugge vroeg in een brief voorbede voor iemand die hij tevens een geschenkabonnement aanbood. Uit zijn begeleidend stencil blijkt hoe deze broeder op wonder­bare wijze is verlost uit satans macht en hoe hij thans de overwinning mag ervaren op talrijke ter­reinen waar hij eerst ge­bonden was.

Wij citeren uit zijn getui­genis: “Voedingsfanatici zijn er in alle kringen, de één macrobiotisch, de ander vegetarisch, een derde hygiënistisch, tot en met strikte rauwkost en langdurig vasten; een per­soon uit deze denksfeer heeft mij voor jarenlang de verbijstering en ontredde­ring in gestuurd; de Heer heeft uitweg uit de doolhof aangewezen in de Heilige Schrift en voeding en vas­ten hun juiste (belangrijke maar betrekkelijke) waarde gegeven. Wie zich met Hem voedt, is goed gevoed en kan vasten als het moet!”

Over yoga schrijft deze broeder: “Als ontspanningsleer biedt yoga ongetwijfeld mogelijkheden en middelen voor herstel en genezing naar lichaam, geest en ziel . . . . voor gezondheid, fy­sisch en mentaal; maar als ontwikkelingsweg naar Gods eeuwig leven – zonder Jezus Christus is het risico van misleiding niet denkbeel­dig. Yoga betekent nog niet: “wedergeboorte” uit de Geest . . . . het ik leidt, oefent, heerst, niet de Heilige Geest. Yoga kan helpen, maar neigt tot meesteren en is mij zo gevaarlijk gebleken, dat ik er bijna krankzinnig van ben geworden, 15 jaar geleden”.

Commentaar van de redactie: Persoonlijk zou ik ook yo­ga volledig af willen wijzen als ’ontspanningsleer’. Want dat mag dan, zoals u schrijft, ‘mogelijkheden geven voor fysische en men­tale gezondheid’, maar kan juist daardoor, bij sommi­gen, een verdere invals­poort betekenen naar occul­te gebondenheid. Daarom liever een radicale afwij­zing.         

 

Een belangrijke vraag door redactie

Wat is het allerbelangrijkste in deze tijd?. . . .

De verkondiging van het volle evangelie!

Dat is hetzelfde evangelie wat Jezus bracht en de apostelen. Het evangelie dat in de eerste tijd van het christendom zo’n geweldige uitwer­king had. . . . maar ook vandaag!

Want overal waar dit evangelie gebracht wordt, bevestigd God Zijn Woord door tekenen en wonde­ren, worden mensen vernieuwd naar geest, ziel en lichaam en begint de Heer Zijn herstelwerk in mensenlevens met de bedoeling dat ze omgevormd worden naar het beeld van Christus.

“Levend Geloof” wil hieraan meewerken door de verkondiging van dit evangelie in al zijn facet­ten. Helpt u mee dit mogelijk te maken door bid­dend en werkend achter deze arbeid te staan?

 

Gods kracht voor vandaag door Rob Polderman

Pinksteren: verleden, heden, toekomst

Veel mensen hebben Pinksteren weer als gedenkdag ge­vierd. Het Kerstfeest her­innert ons aan de geboorte van de Heer Jezus, nu bijna 2000 jaar geleden. Dit is een historische gebeurtenis. Op dezelfde wijze wordt men op de Pinksterdag herinnert aan de uitstorting van de Heilige Geest te Jeruzalem. Het was de start voor de ge­meente. Je zou het als de verjaardag van de kerk kunnen beschouwen. Om aan dit jubileum een feestelijk ka­rakter te geven wordt menig­maal op Pinksteren een zending dag, een belijdenis- en doopdienst belegd.

Toch is Pinksteren veel meer dan een gedenkdag. Op een gedenkdag staat men stil bij iets dat voorbij is, iets dat tot het verleden be­hoort. De uitstorting van de Heilige Geest moet je echter niet gedenken, maar dat moet je beleven. De vervulling met de Heilige Geest mag nooit voorbij gaan, maar moet blijven en zelfs groei­en, toenemen. Pinksteren is meer dan Gods kracht voor toen, maar voor ons is het, Gods kracht hier en nu!

De Heer Jezus zei: “De Geest komt en blijft bij u en zal in u zijn. Hij zal tot in eeuwigheid bij u zijn”. Pinksteren moet een blijvende zaak zijn, het heeft met de Géést te maken. De Heili­ge Geest wekt eeuwig leven in de mens, leven Gods.

Als wij denken aan eeuwig leven, dan worden wij ook bij de toekomst bepaald. Het is de Heilige Geest die de kinderen Gods zowel inzicht geeft in de toekomstige dingen, als ook toerust door ge­zonde geestelijke groei en geestelijke begaafdheden voor Gods toekomst. Wanneer Hij komt, de Geest der Waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid en de toe­komst zal Hij u verkondigen.

God woont in de mens

Het wonder van Pinksteren is, dat wij dank zij de doop in de Heilige Geest, de gemeen­schap met de Vader, de kracht en het leven Gods niet ver weg moeten zoeken, maar binnen in ons, in de binnenkamer, de innerlijke mens.

De gemeenschap tussen onze geest en Gods Geest vindt binnenin ons plaats. Daar groeien ook de vruchten van die gemeenschap en deze wor­den van binnenuit openbaar. De apostel Paulus schreef aan de Romeinen: “Zeg niet in uw hart: Wie zal ten he­mel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen. Maar zeg, nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart” Romeinen 10 vers 6 tot en met 8 (Rom. 10:06-08) .

Niet door eigen menselijke prestaties zullen wij groei­en en iets bereiken in het Koninkrijk Gods. Niet de veelheid en schoonheid van onze woorden, niet de lengte en inspanning van. onze gebe­den, het roepen, zuchten en wenen voor God. Is dit niet heidens? Ten tijde van de profeet Elia kunnen wij de afgodendienaars, de Baalpriesters, op deze wijze be­zig zien op de Karmel.

Dit is het Woord des Heren: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest! zegt de Here der heerscharen” Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06). Elke vorm van geweld komt van sa­tan, ook elk vroom geweld. Laten wij dat beseffen. Door de Geest maakt Christus – het beeld van de onzichtbare God – woning in ons hart. Kunt u het zich voorstellen dat de satan de aandacht op allerlei manieren afleidt van de ware inhoud van Pink­steren?

God werkt in de mens

De Geest is het leven. Wan­neer Gods Geest in ons woont en werkt, kan het niet an­ders dan dat het leven Gods in ons ontwaakt. Zijn wezen en Zijn gezindheid zullen zich in de mens ontplooien en gaan openbaren. De apos­tel Paulus schreef’ in Efeze 3 vers 20 (Ef. 03:20): “Blijkens die Geest, de kracht Gods, die in ons wérkt, is Hij bij machte on­eindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen”. Wij beseffen wellicht nog niet ten volle waar de Geest Gods in ons toe in staat is. Maar de Geest doorgrondt Gods plannen en bedoelingen. Die Geest weet het in ons te realiseren, opdat wij vervuld worden tot alle volheid Gods. Kunt u reeds doorgronden wat dit inhoudt? Hoe meer Gods Geest en onze geest met elkaar omgang hebben, hoe meer licht, kennis en inzicht we zullen ontvangen in deze verheven gedachten Gods. En des te meer zullen wij de ge­zindheid van de Geest, vrede en leven, van Hem overnemen. Des Heren vertrouwelijke om­gang is met wie Hem vrezen, en Zijn verbond maakt Hij hun bekend. Dit heeft David reeds ervaren en getuigd. Hoeveel temeer zullen wij dit beleven door Gods Geest.

God spreekt in de mens

Wij spreken met woorden die ons door de Geest geleerd zijn, lezen we in

1 Korinthe 2 vers 13 (1 Kor. 02:13). Wanneer wij hierover door denken dan gaan onze gedach­ten naar die eerste Pinkster­dag in Jeruzalem. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Woorden, door de Geest geleerd.

Wij zullen eerst innerlijk naar de Geest moeten leren luisteren, om vervolgens door de Geest tot spreken te komen. Wie in tongen spreekt, spreekt tot God, door de Geest spreekt hij geheimenis­sen. Maar geheimenissen zijn er om aan Gods kinderen geo­penbaard te worden. De Vader bewerkt door Zijn Geest, dat aan de geest van degene die Hem liefheeft, de geheime­nissen worden meegedeeld. De Heilige Geest en de mense­lijke geest onderhouden zich samen over de geheimenissen Gods. Wij zullen als Geest- vervulde kinderen Gods, ons er bewust op mogen richten en voor openstellen om de geheimenissen Gods te gaan verstaan. Pas nadat wij deze verstaan, zullen wij in de kracht Gods deze geheimenis­sen uitvoeren.

Er is een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelij­ke erfenis, die in de heme­len voor ons is weggelegd. Deze heerlijke, geestelijke rijkdommen bevinden zich in de onzienlijke wereld. De Heilige Geest legt deze schatten in ons hart. Ze worden ons door Gods hand aangeboden.

Door alle eeuwen heen en on­danks alle roofovervallen van satan, is deze goddelij­ke erfenis voor ons onge­schonden bewaard gebleven in de kracht Gods, de Heilige Geest. Dan maakt de Heer ons door Petrus bekend in 1 Pe­trus 1 vers 3 tot en met 5 (1 Petr. 01:03-05, dat dit alles gereed ligt om in de laatste tijd geopenbaard te worden. Met het oog daarop is het dan ook dat God zegt: “Het zal zijn in het laatst der dagen dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op al wat leeft”.

Ontvang de Heilige Geest

Stort de Vader zomaar links en rechts Zijn Geest uit? Misschien heb je geluk dat je bij diegenen behoort die de Geest ontvangen. Wellicht heb je pech. Neen, zo werkt onze hemelse Vader niet. Hij is rechtvaardig en maakt geen onderscheid tussen Zijn kinderen. Zijn Geest is er voor allen die Hem liefheb­ben.

Hoe werkt dit dan? Komt de Geest uit Zichzelf of ont­vangt ieder kind van God automatisch de vervulling met de Heilige Geest? Lucas geeft een nauwkeurig verslag over deze gebeurtenis in het leven van de Heer Jezus. “En het geschiedde terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende en de Heilige Geest op Hem neerdaalde” Lucas 3 vers 21 (Luc. 03:21).

Later onderwijst de Heer het volk aangaande het ontvangen van de Heilige Geest en zegt dat hun Vader uit de hemel de Heilige Geest zal geven aan hen, die Hem daarom bidden. Lucas 11 vers 13 (Luc. 11:13). Jacob ging naar zijn oude vader Isaak toe en vroeg hem om de zegen van het eerstgeboorterecht. Isaak kon het niet meer on­gedaan maken toen Ezau er om vroeg.

Allen die Jezus Christus hebben aangenomen als hun persoonlijke Verlosser, Hei­land en Heer, vormen tezamen de feestelijke en plechtige vergadering van eerstgebore­nen die ingeschreven zijn in de hemelen. Zij zijn de eerstelingen onder Zijn schepselen, voortgebracht naar Zijn raadsbesluit, door het Woord der waarheid.

Is Pinksteren niet het feest der eerstelingen die aan de Here werden gewijd? Ook in deze tijd mogen alle eerst­geborenen vrijmoedig tot hun Vader gaan en Hem vragen om de zegen die behoort bij het eerstgeboorterecht. Die ze­gen is de “belofte des Geestes” Galaten 3 vers 14 (Gal. 03:14). En wat de Vader betreft is die belofte onverbrekelijk.

Wie zegent is in de onzien­lijke wereld bezig. Zegenen is een geestelijke zaak en dit vraagt om geloof. Door middel van het zegenen wordt er contact gelegd tussen de innerlijke mens en de geestelijke wereld. Dankzij de Heilige Geest kunnen wij luisteren en spreken, wande­len en handelen, strijden, overwinnen en standhouden, groeien en vrucht vóórtbren­gen in het Koninkrijk der hemelen.

In Lucas 11 vers 13 (Luc. 11:13 staat “ontvangen door te bidden” en in Galaten 3 vers 14 (Gal. 03:14 staat “ontvangen door geloof”. Is dit ant­woord niet duidelijk? Bid en geloof, en u ontvangt!

Dank zij de zegen des Vaders, dit is de Heilige Geest, wordt het eerstgeboorterecht bevestigd en de zonen Gods geopenbaard!

Gij, kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Here, uw God. Want Hij geeft u de leraar ter gerechtig­heid – Jezus Christus -, ja regenstromen laat Hij voor u neerdalen – de volheid van Zijn Geest – vroege en late regen. Er zal eindeloze overvloed zijn, herstel en overwinningen. En gij zult loven de Naam van de Here, uw God, die wonderbaar met u gehandeld heeft. Mijn volk zal nimmermeer te schande worden. Joël 2 vers 27 (Joël 02:27).

Prijst de Heer, dit is waarachtig en eeuwig leven!

 

De prijs door Judith Jacobs

Openbaring 2 vers 10b (Openb. 02:10b)

Alles heeft zijn prijs; je moet ervoor betalen of het be­drag nu hoog is of laag.

Het punt is: is het je waard een bepaalde prijs ergens voor te betalen; wil je dat?

De Here schuwde niet de prijs voor óns te betalen; ja, Hij werd voor ons zelfs de (Los)prijs voor altoos en immer.

Hij deed dat vrijwillig. Het dragen van het kruis en eraan te sterven (een misdadigersdood) was Hem de moeite waard. Weet u waarom? Omdat het zou leiden tot ons behoud!

Zouden u en ik het dan met minder af moeten?

Jezus’ woorden klinken als een waarschuwing: Wie vóór Hem kiest heeft de wereld tegen zich. Er komt strijd. Matteüs 10 vers 34 tot en met 36 (Matt. 10:34-36). Christus heeft men vroeger niet begrepen maar verguisd; waarom zou dat nu anders zijn?! En als je niet begrepen wordt, word je niet geaccepteerd.

En toch is, dat de prijs waard. Welke prijs? Om straks uit de hand van Gods Zoon, het loon te mogen ontvangen voor ‘het leed (en o, wat zijn spot en minachting een lijdens­weg!) dat je vrijwillig hebt gedragen.

Het is ook zo’n troost te weten dat Hij vóór is gegaan. De Heer heeft ons niet alleen willen waarschuwen voor de consequenties van de navolging. Hij heeft ons ook (bij voor­baat) een riem onder het hart gestoken, want kruis en kroon, die horen nu eenmaal bij elkaar.

 

Tol betalen (gedicht) door Judith Jacobs

Matteüs 10 vers 24 en 25 (Matt. 10:24-25)

Je zult de “tol moeten betalen”

Als je een kind van God wilt zijn;

Als je – om Christus trouw te blijven –

Geen “water doen wilt bij de wijn”.

 

Er zal dan gauw een einde komen

Aan al je populariteit,

Want Jezus zei reeds dat Zijn woorden

Geen vrede brachten, maar wel strijd.

 

Hij zei ook dat wij “gelijk schapen –

Onder de wolven zouden zijn”,

En dat wij daar als Zijn getuigen

Een “geur van Christus” moesten zijn.

 

Je zult de prijs moeten betalen

Die Jezus droeg voor spot en smaad;

Je bent de dienstknecht, Hij ’s de Meester:

De wereld heeft Hem. . . . het eerst gehaat!

 

Houdt u oók van feestvieren? door H. J. Scholten

“Jubel, dochter van Sion; juich, Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem” Sefanja 3 vers 14 (Sef. 03:14).

Belofte en bemoediging

Het laatste gedeelte van de profeet Zefanja kunnen we wel het Hooglied van de blijdschap noemen. Het is een en al belofte en bemoe­diging. Uit dit Bijbelgedeelte spreekt ook het ver­langen van God zelf. Het is alsof God ook Zelf met reik­halzend verlangen uitziet naar deze gebeurtenissen.

De naam Zefanja betekent: de Here heeft verborgen. Maar nu doet deze profeet zijn naam eigenlijk geen eer aan, want hij gaat openbaren, be­kendmaken wat verborgen was. Sefanja, zelf zeer waar­schijnlijk van koninklijke bloede, gaat de kracht en de komst van de Koning aankon­digen. “De Koning Israëls, de Here, is in uw midden; gij zult geen kwaad meer vrezen” Sefanja 3 vers 15 (Sef. 03:15).

De eindverlossing is geko­men. De vijand is voorgoed weggevaagd. Er kan nu feest worden gevierd. De zonen Gods zijn tevoorschijn ge­treden en worden gesteld tot een naam en tot een lof on­der alle volken der aarde Sefanja 3 vers 20 (Sef. 03:20). Het volk heeft nu reden tot uitbundig feest- vermaak. Het mag gaan jui­chen. Het mag vrolijk zijn. De lijdenstijd van Gods volk is voorbij. Nu kan gezongen worden: Die ons, onder ’t leed gebukt, heeft uit ’s vijands hand gerukt, want Zijn gunst, alom verspreid, zal bestaan in eeuwigheid.

Hoe kan het ook anders, want, de Koning Israëls is in haar midden. De grote Overwinnaar. De Sterkere. Neen, daar kan geen twijfel meer over be­staan: gij zult geen kwaad meer vrezen.

Kunnen we het ons voorstel­len: alle volkeren hebben an­dere, reine lippen? Dat wil zeggen: er wordt slechts waarheid gesproken. De leugen is voorgoed uitgebannen. Er wordt nu alleen nog maar ge­handeld naar recht en gerechtigheid.

We kunnen het ons nauwelijks voorstellen dat dit eens wer­kelijkheid zal zijn temidden van de voortschrijdende leu­gen van onze tijd waarin we nu nog moeten leven. De duis­ternis gaat steeds meer deze aarde bedekken en de volken leven in diepe donkerheid. Maar ook de profeet Jesaja mag al profeteren van Sions heerlijkheid. Hij sluit hele­maal aan bij zijn broeder Sefanja: “Maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijk­heid zal over u gezien wor­den” Jesaja 60 vers 2 (Jes. 60:02).

Ook de profeet Mozes bleef een optimist. Hij mocht ook al in de toekomst blikken. “De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel op­gaan en niet neergaan” Deuteronomium 28 vers 13 (Deut. 28:13).

Sefanja is een profeet die spreekt over het verlossings­werk van Jezus Christus, het fundament waarop alle zege­ningen worden opgericht. De dochter van Jeruzalem heeft reden tot grote blijdschap. Eerst was de Koning als Rech­ter aanwezig geweest in Jeru­zalem. Hij had scheiding aan­gebracht door Zijn Geest. Het oordeel begint immers bij het huis Gods? Een rest is te­voorschijn getreden, het overblijfsel van Israël. Deze rest had zich vaak ellendig en gering gevoeld. Smaad, hoon en laster moest het on­dergaan. Vele verdrukkingen zijn het deel van het ware volk Gods. Maar ze schuilen te allen tijde bij de Naam des Heren. Nu gaat volmaakt in vervulling wat Jezus sprak: hij zal ingaan en uit­gaan en weide vinden. Leven en overvloed! Zefanja had het ook al geprofeteerd: want zij zullen weiden en neerlig­gen, zonder dat iemand hen verschrikt.

Waakzaamheid en volharding

Deze tijd is nog vol ver­schrikkingen, ook voor de kinderen Gods. We moeten uiterst waakzaam zijn en dicht bij het woord Gods le­ven. “Wie volhardt tot het einde, die zal behouden wor­den” Matteüs 10 vers 22 (Matt. 10:22). We komen niet fluitend en met de han­den in de zak het beloofde land binnen. Er moet voor ge­streden worden. Zelfs ’tot bloedens’ toe Hebreeën 12 vers 3 (Heb. 12:03). Aan het feestvieren gaat een intense strijd vooraf, doch de overwinning stond al van tevoren vast. De vijand is weggevaagd. Maar dat heeft heel wat strijd gekost. De profeet Daniël zegt: “en tot het einde toe zal er strijd zijn”.

Maar nu is alles voorbij. Iedereen kan volkomen gerust zijn, want er is van geen enkele kant dreiging meer. De Held, die verloste, is in ons midden, Jezus Christus. Zélf bedrijft Hij ook vreugde. “Hij zal zich over u met vreugde verblijden” (vers 17). Het nieuw gecreëerde Godsvolk, geboren uit water en Geest, is geschikt gemaakt om volmaakt de lof des Heren te bezingen. Uit de kudde heeft de goede Her­der de geringe genomen om de luister te vormen voor Zijn regering. Wie had dat ooit gedacht? In wiens hart is dit alles opgekomen? Nu krijgt het volk des Heren de kans om in het wijde en liefdevolle hart van een goede God te blikken. “Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel” Sefanja 3 vers 17 (Sef. 03:17).

Heilige ‘voorpret’

Wat een voorrecht is het toch om een kind van God te zijn. Om de zekerheid van het geloof te bezitten. Om je te verdiepen in de rijk­dom van Gods schatkamer. Je­zus sprak eenmaal over het licht der wereld en over het licht des levens en over het kennen van de Vader Johannes 8 vers 12 tot en met 20 (Joh. 08:12-20). Dan staat er, schijn­baar onopvallend, maar toch veelbetekenend: “Deze woorden sprak Jezus bij de schatka­mer, lerende in de tempel”.

Al Gods kinderen hebben een welgegronde toekomstverwach­ting en de geest vervulden hebben reeds een heilige ‘voorpret’.

“Zie, Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdruk­kers, maar Ik zal het hinken­de verlossen en het ver­strooide zal Ik verzamelen” Sefanja 3 vers 19 (Sef. 03:19). Zó is onze God. Hij brengt altijd een keer ten goede in het leven van hen, die Hem van harte lief­hebben. De gemoedsbewegingen zijn wederkerig. God is blij en wij zijn blij. God gaat jubelen en wij gaan jubelen. De liefde wordt op het hoogst beleefd en dan is er soms een stille verwondering. “Hij zal zwijgen in Zijn liefde”.

Zo gaan wij, die Jezus van harte liefhebben, naar de grote eindbevrijding. Er is een verschrikkelijke afval in deze dagen. Ook vele christe­nen zakken weg in ongeloof en geestelijke duisternis. Wat overblijft is een heilige rest, een geest vervulde rest. Die rest, Sion genaamd, wordt de rustplaats van God. God wil rusten in Zijn volk en Zijn volk in Hem. God alles in allen! Met veel strijd, lijden en verdrukking heeft Christus Zijn volk in bezit gekregen. Nu mag Hij het uitjubelen: “Ziehier Ik én de kinderen, die God mij ge­geven heeft” Hebreeën

2 vers 13 (Heb. 02:13).

Bent u er ook bij? Hebt u een overgegeven leven aan deze Christus? Kan Hij uw hart nog verblijden? Of is alles dor en dood in uw le­ven? Laat u dan vullen met de Heilige Geest. Geloof dat Hij de Doper is met deze Geest. Dan komt dat ver­nieuwde leven openbaar. Dor­re, dode christenen kunnen toch niet feestvieren?

Echte blijdschap

Alleen als u werkelijk met Zijn Geest vervuld bent zal God van u zeggen: Mijn wel­gevallen! “En zoals de brui­degom zich over de bruid verblijdt, zal uw God zich over u verblijden” Jesaja 62 vers 5 (Jes. 62:05).

Jezus Christus toebehoren betekent: blijdschap. Dat kan ook niet anders. Want Hij zegt: opdat uw blijd­schap vervuld wordt.

Hij heeft Zijn liefde in on­ze harten uitgestort en heus niet mondjesmaat. Alles wordt wederkerig. En nu mo­gen wij Zijn stem horen: “Gij hebt mij betoverd, mijn zuster, bruid, betoverd met één blik van uw ogen, met één snoer van uw hals versiersel. Hoe kostelijk is uw liefde, mijn zuster, bruid” Hooglied 4 vers 10 (Hoogl. 04:10).

Zo mochten alle profeten van het oude verbond profeteren van de voor de gemeente be­stemde genade. Wat een rijk­dom!

Ook Sefanja profeteert mee in het jubelkoor van de heilsbeloften. Het volk Gods is verzameld. Allereerst de gemeente van Christus, de zonen Gods. Daarna hen, die tóch bij ons behoorden Sefanja 3 vers 18 (Sef. 03:18). Een grote schare, die niemand tellen kan. De zonen Gods gaan aan de arbeid. Het geboomte des Levens. Zij zijn geheel en al zonder smet, vlek of rimpel en zor­gen ervoor dat de rest ook zo wordt. Halleluja. Want er is genezing voor de volke­ren. Allen krijgen andere, reine lippen opdat zij allen de Naam des Heren aanroepen; opdat zij Hem dienen met eenparige schouder Sefanja 3 vers 9 (Sef. 03:09).

Het is niet overbodig te roepen: Jubel, dochter van Sion! Het feest kan doorgaan, want daar stromen wa­terbeken, nóóit uitgedroogd. Halleluja!

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -12-

De betekenis van de zegels en het verzegelen

Zegels gaan open. Zo zouden we in één zin het hele eind- tijdgebeuren Kunnen typeren. Nu willen we in dit verband enkele vragen stellen. Allereerst: waarom is er sprake van zegels? Openbaring 5 vers 1 (Openb. 05:01) vertelt ons: “En ik zag in de rechter­hand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, wel verzegeld met zeven zegels”.

Verscheidene malen wordt er in de profeten gesproken over verzegelen. Bij Jesaja lezen we: “Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder mijn leerlingen” Jesaja 8 vers 16 (Jes. 08:16]. Het gaat hier over de getuigenis, een woord dat slechts drie keer in het hele Oude Testament voorkomt. Het is datgene wat God betuigt aan zijn volk. Parallel daarmee is er sprake van de wet, maar hierbij moeten we niet denken aan het sta­tische begrip van een wetboek; wat met wet vertaald wordt, betekent in wezen onderwijzing. Wanneer nu de opdracht ge­geven wordt om dicht te binden, om te verzegelen, dan houdt dit in: de ontvouwing van de gedachten Gods worden stil ge­legd. God had aan Jesaja bepaalde gedachten bekend gemaakt, maar voorlopig mochten deze niet verder aan de openbaarheid prijsgegeven worden. Het waren zaken die in besloten kring moesten blijven; alleen de leerlingen van de profeet zouden er kennis van nemen.

Waarom werd in de dagen van Jesaja de onderwijzing verze­geld? Eenvoudig omdat de tijd niet rijp was. De bedoeling is duidelijk: als we de onderwijzing verzegelen, betekent dat: we sluiten de school, de boeken gaan dicht, er wordt geen les meer gegeven, vingers naar beneden, er worden geen vragen meer beantwoord. Alleen Jesaja en een kleine groep ingewijden begrepen iets van het onderwijs dat God gaf; de overigen van het volk hadden er geen zintuig voor. Het was de tijd nog niet voor de verdere en volledige onthulling van de plannen Gods.

Daarom vervolgt de profeet dan ook met de veelzeggende op­merking: “En ik zal wachten op de Here, die zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, ja, op Hem zal ik hopen” Jesaja 8 vers 17 (Jes. 08:17). Het sleutelwoord voor Jesaja is: wachten. Wach­ten op God. Want God heeft bepaalde tijden in zijn plan. God doet niet alles in één keer. God maakt ook niet al zijn gedachten in één keer bekend.

God verzegelt, als de tijd nog niet rijp is

Zo zien we: in de dagen van een man als Jesaja was er reeds een bepaald voornemen Gods aanwezig. God had al bepaalde gedachten vastliggen. Er was echter nog geen volk waardoor Hij deze gedachten kon realiseren. Vandaar de verzegeling.

Later keert dit motief bij Jesaja nog een keer terug. We lezen in hoofdstuk 29: “Zo werd het gezicht van dit alles voor u als de woorden van een verzegeld boek, dat men aan iemand geeft, die lezen kan, terwijl men zegt: Lees dit eens; maar hij antwoordt: Ik kan niet, want het is verzegeld” Jesaja 29 vers 11 (Jes. 29:11). Zelfs voor degenen die kunnen lezen, blijkt de zaak nog dicht te zitten. Wanneer er sprake is van men­sen die kunnen lezen, dan betekent dit dat ze al het een en ander aan onderwijs achter de rug hebben. En toch moet de profeet vaststellen: ook zij die onderricht genoten hebben, haken nu af. Gezichten Gods verstaan ze niet. Het is voor hen een verzegeld boek. Voor de besten van het volk blijft de toekomst verborgen. Hun inzicht wordt geblokkeerd. Ze komen er niet doorheen.

Ook bij Daniël treffen we ditzelfde punt aan. In Daniël 8 vers 26 (Dan. 08:26) vernemen we: “En het gezicht van de avonden en de mor­gens, waarvan gesproken werd, dat is waarheid. Gij nu, houd het gezicht verborgen, want het ziet op een verre toekomst”. Eén van de Griekse vertalingen geeft deze tekst als volgt weer: “En gij, verzegel het gezicht”. Waarom werd het verzegeld? De reden wordt hier heel duidelijk vermeld: om­dat de tijd nog niet aangebroken is. Het is een zaak van verre toekomst.

Daarop sluit aan de opdracht die de profeet in het twaalfde hoofdstuk ontvangt: “Maar gij, Daniël, houd de woorden ver­borgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen” Daniël 12 vers 4 (Dan. 12:04). Waarom wordt het boek verzegeld? Het wachten is op de tijd van God, de eindtijd, of zoals de Griekse vertalingen het formuleren: de tijd der voleinding. En merkwaardig is dat juist in dit verband de belofte naar voren komt: velen zul­len onderzoek doen. En wat zullen ze onderzoeken? De woor­den der profetie; daar spreekt immers dit hele gedeelte over. En de kennis zal vermeerderen; maar welke kennis is dat? Wanneer het oudtestamentische Hebreeuws de term ‘ken­nis’ bezigt, ook als dit in absolute zin gebeurt, zonder nadere aanduiding of toevoeging, dan is daarmee in de regel maar één ding bedoeld, namelijk kennis van God. Daniël 12 is het antwoord op Hosea 4. In de dagen van Hosea moest God uitroepen: Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis, maar in het laatst der tijden zal de kennis ver­meerderen. Er is maar één soort kennis die van belang zal blijken in het eindtijdgebeuren, en dat is de kennis Gods.

Daniël haakt daar in het achtste vers op in met de vraag: “Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen? Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd”.

Openbaring onthult waarom de profeten moesten wachten

Telkens zien we zo dit motief dat de achtergrond vormt van Openbaring 5: de verzegelde boekrol. En dan is het merk­waardige: Jesaja en Daniël konden slechts één ding doen: wachten. En in Openbaring ontdekken we waarom ze moesten wachten. Want dan blijkt dat het openen van de zegels geen automatische of vanzelfsprekende zaak is. Een heel hoofd­stuk lang besteedt Johannes er aandacht aan om uiteen te zetten hoe dat openen van die zegels dan wel tot stand komt. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde. Er wordt ook een heel sterk woord gebruikt in dit verband: in het tweede vers van Openbaring 5 horen we over het verbreken der zegels, of, zoals we ook kunnen vertalen: het losmaken. Er is blijkbaar geestelijke kracht voor nodig.

Dit verklaart ook waarom de profeten van het oude verbond moesten wachten. Er was immers nog niemand die de kracht bezat om het verzegeld boek te ontsluiten. Het was maar niet een kwestie van wachten op een bepaald door God van tevoren vastgesteld jaartal in de geschiedenis, neen, het wachten was op de eerste volmaakte Mens.

Gods hele plan ligt in handen van de mens

Heel de schepping wacht op de mens. Heel de schepping moet zuchten om de mens. Zij gaat gebukt onder het falen van de mens. De mens is immers haar heer. Verademing komt er voor haar, als haar heer hersteld zal zijn. Niet eerder. Maar dan ook ten volle. Wat een verademing zal dat zijn. Als de mens weer mens wordt. Heel de schepping zal dan juichen, als zij haar heer en meester ziet. De grootste vreugde voor de schepping zal zijn, haar heer in hernieuwde harmonie te zien met zijn God. Zoals kinderen opbloeien wanneer vader en moeder weer met elkaar verzoend zijn, zo zal de schep­ping in al haar delen verkwikt openbloeien wanneer God en mens het weer helemaal met elkaar kunnen vinden.

God heeft zijn hele plan gelegd in handen van de mens. Daarom is het gebeuren in Openbaring 5 dan ook zo onuit­sprekelijk gewichtig. Eindelijk is daar de eerste Mens die aan de gedachten van het Vaderhart voldoet. Vandaar ook dat Openbaring 5 zo’n vreugdevol hoofdstuk is. De lofprijzing is er niet van de lucht. De jubel breekt er aan alle kanten uit. Engelen, levende wezens, oudsten, ja zelfs alle schep­sel, ze stemmen samen. Ze zingen een nieuw gezang en dat moet ook wel, want wat hier gebeurt, is nog nooit eerder gebeurd, daar zijn gewoon geen woorden voor, althans zeker geen oude woorden.

Want het moet ons niet ontgaan dat Jezus in Openbaring 5 met nadruk beschreven wordt als degene die aan onze kant staat, de Mens voor ons, de Mens met ons. Niet zonder reden wordt Hij in het vijfde vers genoemd de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids.

Zo tintelt Openbaring 5 van de vreugde om de mens Gods. Je­zus, hoofd van een nieuwe mensheid. De mens in wiens hand God zijn plan kan leggen. De mens in wie God ten volle ver­trouwen heeft.

Jezus was de mens voor God. Hij was er helemaal voor de Va­der. Beschikbaar van begin tot eind. En het heeft Hem wat gekost, de rol te kunnen openen. Niet voor niets wordt er in datzelfde vijfde vers speciaal vermeld dat Hij heeft overwonnen. En waarom moest Hij overwinnen? Er staat: “Hij heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen”. De mens Gods moest de strijd aanbinden. Hij moest zegevierend tevoorschijn komen, voordat Hij de boekrol in ontvangst kon nemen. Blijkbaar was er dus het een en ander te overwinnen; blijkbaar waren er krachten die heel bewust het openen van de zegels tegenstonden.

De beslissende betekenis van de boekrol

Wat zit daar achter? Waarom is er zoveel verzet tegen het opengaan van de zegels? Dat is niets anders dan het verzet tegen de realisering van de gedachten Gods. Die boekrol is kennelijk van beslissende betekenis. Er is een buitengewone geestelijke doorbraak voor nodig om hem open te krijgen. En de ontsluiting is een reden tot ongekende vreugde voorde hele schepping in al haar geledingen.

Tegen welke achtergrond moeten we deze rol bezien? Nu wordt Jezus in het onderhavige hoofdstuk de wortel Davids genoemd en in verband daarmee is het wel opvallend dat ook David over een boekrol heeft gesproken. In Psalm 40 lezen we: “Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij ge­schreven; ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste”(vers 8 en 9) (Ps. 040:08-09). En daarbij is het merk­waardig dat David, wanneer hij het heeft over die boekrol, er meteen aan toevoegt over wie of wat daarin gehandeld wordt. Hij zegt: Het gaat over mij. Het is Gods blauwdruk voor mijn leven. Er staat beschreven wat God bedoelt met de mijn toekomst, met mijn koningschap. David was tot de we­tenschap gekomen: ik ben koning niet voor mezelf, ik ben koning voor God. De boekrol is het program voor het koning­schap Gods. David herkent zich daarin en zo wordt Gods wil volbracht. Hij is de mens met de wet Gods, de onderwijzing Gods, in zijn binnenste.

Jezus nam dit woord van David over en maakte het tot het zijne, zoals het tiende hoofdstuk van de Hebreeënbrief ons laat zien. Jezus wist dat Hij de mens Gods was over wie de boekrol sprak; Hij wist dat Hij zou zijn de priester-koning voor God. Het voornemen des Heren zou door zijn hand voort­gang hebben.

Daarom kan ook Hij alleen de boekrol opnemen en ontsluiten. Slechts degene over wie de boekrol handelt, is gerechtigd om haar zegels te verbreken.

De profetische zegen van Jakob wordt uitgewerkt

Daarom is het ook zo veelzeggend dat juist in verband met de macht en de bevoegdheid om de rol te openen de naam ‘Leeuw van Juda’ naar voren gehaald wordt. Immers, die ti­tel is niet zonder inhoud en komt ook niet bepaald zomaar uit de lucht vallen; daarmee bevinden we ons namelijk op profetische bodem van de zegeningen van Jakob uit Genesis 49. Over Juda horen we daar: “Juda, u zullen uw broeders loven” Genesis 49 vers 8 (Gen. 49:08). Dat woord gaat in het boek Openbaring, en met name in hoofdstuk 5, heel duidelijk in vervulling. Je­zus ontvangt daar inderdaad de lof. Van wie? van zijn broe­ders; Hij is immers de eerste onder vele broederen.

De profetische zegen in Genesis vervolgt: “Een leeuwenwelp is Juda; na de roof zijt gij omhoog geklommen, mijn zoon; hij kromt zich, legt zich neder als een leeuw of als een leeuwin; wie durft hem opjagen?” Dit beeld vormt de achtergrond van het gebeuren met de boekrol. Jezus bond de strijd aan, Hij nam de satan de sleutels af en na deze roof is Hij omhoog geklommen om te zitten op de troon aan de rechter­hand van de Vader.

En dan wordt er nog aan toegevoegd de glorieuze toezegging: “De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de vol­ken gehoorzaam zijn” Genesis 49 vers 10 (Gen. 49:10). Dit wordt beloofd aan Juda als stamvader en stamhoofd, en zo geldt dit woord dan voor Jezus, eveneens in de functie van stamhoofd, Hij is immers het hoofd van dat nieuwe volk, de gemeente.

Hem zullen de volken gehoorzaam zijn. Dat is de belofte en tegelijk de roeping die de leeuw van Juda door God is toe­bedacht. Welnu, precies daarover handelt het laatste Bijbelboek. We zouden kunnen zeggen: het hele boek Openbaring is de uitwerking van deze profetische zegen van Jakob. In Openbaring 5 zien we hoe de leeuw van Juda aantreedt om zijn erfrecht in bezit te nemen. Wat is zijn erfenis? Dat is het koningschap over de volkeren. En de boekrol is als het ware het protocol voor de nieuwe honing: daarin vindt hij de gang van zaken in verband met zijn troonsbestijging. De boekrol is het draaiboek van zijn machtsovername.

Daarom sprak de aartsvader Israël ook: Totdat Silo komt. Silo kan betekenen: de vorst. Het kan ook aangeven: degene die het toekomt, degene die er recht op heeft. Vanuit deze betekenis van de naam Silo treft ons opnieuw de bijzondere geladenheid van Openbaring 5. Het is een sleutelhoofdstuk. We kunnen vaststellen: in Openbaring 5 komt Silo. Hij die er recht op heeft, is daar. Dat is de jubelroep van oud­sten, engelen en ganse schepping: hier is Hij, Hem komt het toe.

Daar hebben de volkeren op gewacht. Het is dan ook niet toevallig dat Johannes op een gegeven moment opmerkt: “En er werd tot mij gezegd: Gij moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen” Openbaring 10 vers 11 (Openb. 10:11). Het gaat om de volken.

Waarom Openbaring 4 en 5 zo belangrijk zijn

God heeft een plan met de volken. Hij heeft de volken lief, sprak reeds eenmaal Mozes Deuteronomium 33 vers 3 (Deut. 33:03). Het wachten is op degene die er recht op heeft. Hem zullen de volken gehoor­zaam zijn.

Dat is het perspectief van Openbaring 5: de leeuw van Juda treedt aan om de volkeren op te eisen. Zoals het geformu­leerd wordt in de bekende psalm van de troonsbestijging: “Want de Here, de Allerhoogste, is geducht, een groot Koning over de ganse aarde. Hij brengt volken onder ons, na­tiën onder onze voeten” Psalm 47 vers 3 en 4 (Ps. 047:003-004].

Daarom zijn de hoofdstukken 4 en 5 van het boek Openbaring zo van beslissende betekenis. Zij vormen de poort tot alles wat er verder volgt. Openbaring 4 immers is het hoofdstuk over de Troon, terwijl Openbaring 5 de blik richt op de Koning. De Koning van de eindtijd, de mens Gods, die bestemd is om de boekrol ter hand te nemen en zo het plan Gods af te wikkelen.

Openbaring 4 en 5 horen bij elkaar. Troon Gods en mens Gods zijn niet van elkaar los te denken. Zonder hoofdstuk 5 zou hoofdstuk 4 niet af zijn, het zou in de lucht hangen. Zon­der de mens Gods zou de troon Gods geen grondvlak, geen draagvlak hebben, geen weg om zich te realiseren. Via de mens Gods krijgt de troon Gods gestalte.

Zo wordt de troon Gods opgericht onder de volken. Dat is het doel van de boekrol. Daarom is het zo belangrijk dat de mens Gods, de Mensenzoon, de drager van de gedachten Gods over Juda, die rol in handen krijgt. Dat is de grootste vreugde, we zouden kunnen zeggen: de basisvreugde van het hele boek Openbaring: het gaat de goede kant op, want de boekrol is nu in goede handen. Nu kan het voornemen Gods niet meer mislukken. Als we Openbaring 5 goed begrepen heb- ben, dan weten we: nu kan het in wezen niet meer verkeerd aflopen.

Het plan God en de mens Gods kunnen niet falen

Na Openbaring 5 staat het onomstotelijk vast: het plan Gods kan niet meer falen. Want in Openbaring 5 hebben plan Gods en mens Gods elkaar gevonden.

De bedelingenleer houdt ons voor: elke bedeling eindigt met een totaal falen van de mens. Openbaring 5 echter laat een volkomen ander geluid horen: de mens Gods faalt niet.

Integendeel, de mens Gods krijgt de rol in handen. Niet de boze wordt belast met de afwikkeling van het eindgebeuren, maar de mens Gods. Jezus is de mens die niet faalt. Daarom loven Hem de broeders. Jezus is de mens die alle bedelingen doorbreekt. Want zijn koningschap heeft geen einde.

Hier is de Zoon des mensen van wie Daniël sprak: “En zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen, en men leidde hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer en ko­ninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem” Daniël 7 vers 13 en 14 (Dan. 07:13-14). Aan wie wordt de macht gegeven? Aan de mensenzoon. En dan is het opvallend dat aan het slot van het hoofdstuk die mensenzoon door Daniël omschreven wordt als het volk van de heiligen des Allerhoogsten. Vers 27 vertelt ons namelijk: “En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zul­len het dienen en gehoorzamen”.

Welnu, in Openbaring 5 gaat dit gebeuren. De mensenzoon treedt aan en wordt gepresenteerd aan God en aan de ganse schepping. Wie is de mensenzoon? Het is Jezus, als hoofd van de gemeente. Het is Jezus en zijn” volk, zij vormen sa­men de nieuwe Mens, de mens Gods.

Hem zullen de volken en de machten gehoorzaam zijn. Daarom is het ook zo frappant dat bij de opening van het eerste zegel een wit paard zijn opmars begint. Wit is de kleur van gerechtigheid, van zuiverheid. Het witte paard gaat uit, overwinnende en om te overwinnen. Dit moet wel zijn de ze­getocht van het evangelie, zoals Jezus die beschrijft in zijn rede over de laatste dingen: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

Wat is weer het doel? Alle volken. Het witte paard gaat uit, overwinnende. Alle volken zullen Hem gehoorzaam zijn. Het evangelie van het Koninkrijk gaat uit. Dit is het teken van het einde; immers, zo en alleen zo wordt het einddoel bereikt.

Het eerste zegel vertelt ons van een wereldwijde voortgang van de heilsboodschap, een doorbraak van het rijk Gods. De eindtijd is een tijd van zending. Het witte paard beeldt het uit: het heil zal gaan tot alle volken. “Zegt onder de volken: De Here is Koning” Psalm 96 vers 10 (Ps. 96:10).

(wordt vervolgd).

 

Het volgende nummer

Het volgende nummer van “Levend Geloof” ver­schijnt in de tweede helft van juli en is, even­als andere jaren, een gecombineerd nummer van de maanden juli en augustus. Bestel eens een aantal exemplaren extra voor verspreiding in uw vakantie. In dit komende nummer staan behalve weer verschillende belangrijke geloofsopbouwende arti­kelen, onder andere een ‘vakantie-gedicht’ en een ‘vakantie-belevenis’ van Judith Jacobs. Ver­der vragen wij uw speciale aandacht voor de le­vensgeschiedenis van broeder Jan Noë. Br. Noë was vorige maand precies 15 jaar medewerker van “Le­vend Geloof”. In het juli/augustusnummer volgt zijn getuigenis. Extra exemplaren van dat nummer moeten besteld worden voor 15 juli. Ook van dit juninummer zijn, zolang de voorraad strekt, nog extra nummers verkrijgbaar.

Brochures

Sinds vorig jaar september onze eerste brochure verscheen, zijn honderden boekjes afgenomen en verspreid. We zijn blij met deze ontwikkeling, omdat ook hierdoor de volle evangelieboodschap verspreid wordt en, blijkens verschillende posi­tieve reacties, ingang vindt in de harten. Inmid­dels worden ook de in het vorig nummer aangekondigde brochures van br. Nico Goverts reeds veel afgenomen. De inhoud van deze brochures wordt ge­vormd door de eerste tien verschenen artikelen van de serie: “Verkenningen rond het boek Openba­ring”. De twee boekjes zijn getiteld: “Wat ont­hult het laatste Bijbelboek?” en “Contrasten in het laatste Bijbelboek”. Ze vormen voor velen een sleutel tot het verstaan van dit boek voor de eindtijd.

Verder zijn nog verkrijgbaar: “Hoe beleven wij ons geloof?”, door G. J. R. Doornink/ En “Het Koninkrijk van de kleine kudde”, door H. J. Schot­ten. De eerste brochure van br. Schotten: “De te­genstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” is thans geheel uitverkocht, maar wordt over enkele maanden herdrukt.