Selecteer een pagina

Levend Geloof – 260

Levend geloof 1985.06 nr. 260

Gods plan met ons leven wij zijn verantwoordelijk door Gert Jan Doornink

God heeft een plan (een doel) met ons leven. Dit is een zekerheid, een waarheid waar niemand onderuit kan. We zijn geschapen naar het beeld van God en uitverkoren vóór de grondlegging der wereld. Eer dat wij geboren waren, lag alles wat er in ons leven zou en zal gebeuren reeds vast in het programma van God. Nu zouden wij geneigd zijn om te denken dat het er daarom helemaal niet op aankomt hoe wij denken of leven: “Het gebeurt immers allemaal toch zó, zo God het geprogrammeerd heeft…” Dit is echter een gevaarlijk misverstand. God handelt niet door en in ons leven, door onze eigen verantwoordelijkheid uit te schakelen. God gaf ons een ‘vrije wil’, daarom zijn wij verantwoordelijk voor alles wat er in ons leven gebeurt.

Nu moeten wij ons dit niet zo voorstellen alsof er een zware last, een soort wet op ons leven rust. Integendeel, Gods eerste programmapunt van zijn plan met ons leven is juist dat Hij ons gelukkig wil maken. Jezus sprak: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht” (Matt. 11:28-30). Velen zijn ‘vermoeid en belast’ in deze tijd. Satan heeft hun leven geruïneerd. Maar Gods grote liefde aanbod geldt voor ieder mens: “De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen” (Titus 01:11). Jezus is gekomen om ons ’leven en overvloed’ te schenken (Joh. 10:10). Zijn wij ingegaan op dit geluk aanbod? Wij kunnen ook weigeren, want wij hebben een vrije wil. Velen gingen en gaan niet in op de roepstem van Jezus. Het is net als in de dagen toen Jezus op aarde was en sprak: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild” (Matt. 23:37). Maar er zijn gelukkig ook velen die wel ingaan op de roepstem van God in zijn gemeenschap terug te keren en een nieuw leven met Jezus te beginnen. Zij hebben ’ja’ gezegd op het eerste programmapunt in Gods plan met ons leven.

Wat is de volgende stap?

Maar nu punt twee’ Zijn wij bereid een volgende stap te doen? Een nieuw leven met Jezus beginnen is uiteraard een geweldige zaak, maar is niet voldoende! De volgende stap is: gehoorzaamheid. Het nieuwe leven in ons behoort te groeien totdat het beeld van Jezus in ons ten volle tot openbaring komt en wij volwassen christene’’ zijn geworden. Daarvoor behoort er eerst een goed fundament te liggen. Wij behoren ons te laten dopen door onderdompeling, om daarmee te getuigen: ik heb mijn oude leven begraven in het watergraf en ben met Christus opgestaan om een nieuw leven te beginnen. Dit nieuwe leven kan echter pas functioneren als wij gedoopt zijn met de Heilige Geest. Ook dat hoort bij het fundament, want zonder de Heilige Geest hebben wij geen ‘krachtbron’ in ons om weerstand te kunnen bieden tegen de satan en is een effectief overwinningsleven niet mogelijk. Bovendien leidt de Heilige Geest ons in Gods waarheid, dat wil zeggen wij komen dan niet in allerlei dwalingen terecht, maar blijven in de juiste koers.

Wat wij ook spoedig zullen ontdekken is dat God met elk van zijn kinderen een eigen weg gaat. Het overgrote deel van ons wordt geen ‘full time werker’ in Gods Koninkrijk, maar is geplaatst in het normale maatschappelijke gebeuren. Maar juist dat is de meest ideale plaats om te ‘bewijzen’ dat wij een christen zijn. God gaat met ieder van ons een eigen weg. Paulus zegt: “Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander” (Rom. 12:04-05). Dat gaan wij in deze eindtijd meer en meer ontdekken en beleven. Dan lopen we elkaar niet langer voor de voeten, maar functioneert de gemeente als een harmonieus geheel in het plan van God.

Opdracht en belofte gaan samen

De verantwoordelijkheid die op ons leven rust, wordt uiteraard groter naarmate we geestelijk groeien. Maar dit kan ons alleen maar blij maken. Iedere vreesachtigheid verdwijnt, naarmate wij ons meer en meer bewust worden dat de volheid van Christus in ons is. Het is daarom diep tragisch als christenen niet geestelijk groeien, maar in het beginstadium blijven steken. God kan met hen niet verder gaan, zij hebben zichzelf uitgeschakeld door ongehoorzaamheid en ongeloof. God gaat alleen verder met hen die de ‘volle weg’ met Jezus blijven bewandelen Voor de anderen geldt dat het Koninkrijk Gods van hen zal weggenomen worden en gegeven zal worden aan een volk Dat de vruchten daarvan opbrengt (Matt. 21:43).

Wanneer de Heer ons de ogen geopend heeft voor de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie), dragen wij ook de verantwoordelijkheid die boodschap uit te dragen. Want het is alleen die boodschap die ons ook het einddoel doet zien en bereiken! Christus is ook de Voleinder van ons geloof. Hij wil dat wij mondig zijn stabiel en volwassen, zodat wij alle opdrachten die Hij ons opdraagt, kunnen uitvoeren. Daarbij hoeven wij niet te denken aan allerlei spectaculaire dingen, maar juist in de gewone dingen van elke dag wordt openbaar hoever wij gevorderd’ zijn op de geestelijke weg. Daarbij mogen we bedenken dat de Heer nooit iets van ons vraagt wat wij niet zouden kunnen uitvoeren. En Hij laat zijn opdrachten altijd vergezeld gaan van beloften. Toen Hij sprak: “Gaat heen en maakt al de volken tot mijn discipelen”, zei Hij er meteen bij: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”.  (Matt. 28:19-20)

Wat is het daarom een geweldige zaak dat God een plan heeft met ons leven, dat wij geen toeschouwers zijn, maar deelnemers! Wij zijn medewerkers Gods, wij mogen meehelpen Gods schepping te verlossen van iedere disharmonie en destructie. Zijn programma wordt puntsgewijze uitgevoerd, gaat niet buiten ons om, maar wordt in en door ons ten uitvoer gebracht, opdat de ganse schepping de volle heerlijkheid Gods zal zien!

 

Woord en wederwoord door Klaas Goverts Deel 1

 

”Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen” (Luc. 01:37).

God is een God van gesprek

Bovenstaande tekst is een citaat uit Genesis 18 vers 14 (Gen. 18:14). Letterlijk staat er: “Bij God is geen woord onmoge­lijk”. Lucas bouwt zijn evangelie op naar het pa­troon van Genesis. Het is merkwaardig, dat Lucas, die uit de heidenwereld komt, zijn evangelie gaat op zetten vanuit de gedach­tegang van de Boeken van Mozes, met name vanuit Ge­nesis. De grondstructuur van Genesis komt in Lucas terug. Matteüs doet het ook, maar op een heel an­dere manier.

“Geen woord, dat van God komt, zal krachteloos we­zen”. Bij God is een woord tegelijk een daad. ’Woord en daad’ is een begrip van­uit het Hebreeuws. Een daad of een daadwoord. Het vormt een twee-eenheid. Vanuit God komen woorden, die bij Hem hun oorsprong hebben.

God spreekt zijn woord en bedoelt dat er een antwoord komt. Het plan van God is gebouwd op woord en we­derwoord. Je kunt ook zeg­gen dat de geschiedenis is gebouwd op het gesprek. ” Het hoort heel wezenlijk bij de aard van God. God is de God van het gesprek. Het wezen van de zonde is, dat de mens niet meer tot gesprek in staat is.

Een wezenlijk punt van de verlossing is, dat de mens het gesprek weer aankan en ook aandurft. In onze tijden zijn er woorden in overvloed. Er wordt heel veel gepraat, maar er is zelden een waarachtig ge­sprek. God durft het aan en laat zijn woord tot men­sen komen.

Maria gaat het gesprek met God aan

In Lucas 1 vers 38 (Luc. 01:38) stelt Maria zich voor met de woorden: “Zie, de dienst­maagd des Heren; mij ge­schiede naar uw woord”.

Verschillende figuren uit het oude testament komen in Maria terug. In vers 38 is sprake van een antwoord. Maria is de Griekse vorm van Mirjam. Bij de uittocht uit Egypte was er een Mir­jam; hier is ook sprake van een Mirjam. Ook de gestal­te van Hanna zien we in Maria terug. Er is veel overeenkomst in beider lof­zang. Maria zegt letterlijk: “Mij geschiede overeenkom- het woord van u”.

Maria gaat in op het spre­ken van God. Zij heeft de moed om in het gesprek met God binnen te treden. Aan de basis van het evangelie staat het gesprek tussen God en mens. In eerste aanleg is dit tussen God en Maria. Het gesprek tussen God en mens zet zich voort in een gesprek tussen men­sen. Daarom is het goed om in eigen leven na te gaan in hoeverre ik het gesprek met de ander aankan.

In vers 45a zegt Elisabeth tegen Maria: “En zalig is zij, die geloofd heeft”.

Eigenlijk staat er: “die ver­trouwt heeft”. We verkijken ons vaak op het abstracte woord ’geloof’, maar vanuit de grondbetekenis is het veel meer ‘vertrouwen’. Je merkt soms hoe de mens verleerd heeft te vertrou­wen. Maria is zalig: door en door gelukkig, omdat zij vertrouwd heeft.

Vers 45b: “…want wat vanwege de Here tot haar gezegd is, zal volbracht worden” (letterlijk: “daar­aan zal voleinding zijn”.

Als de mens in het gesprek binnengaat, is er de belof­te, dat er een voleinding zal zijn aan wat God gezegd heeft.

De betekenis van het woord Heiland

Vers 46-48: “En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Here, en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland, omdat Hij heeft om gezien naar de lage staat (oude vertaling: naar de nederigheid) van zijn dienstmaagd”.

Maria komt hier met een lofzang. Haar ziel en geest, haar hele wezen, maakt er deel van uit. Maria noemt God: haar Heiland.

‘Heiland’ is één van de kernwoorden in het evan­gelie van Lucas. Het bete­kent vanuit de Hebreeuwse achtergrond: Bevrijder. Het ‘bevrijden’ heeft te maken met het herstellen van het gesprek. God is in ons bezig als Bevrijder, om ons tot het gesprek te brengen.

Het woord ‘Heiland’ komt op twee plaatsen voor in Lu­cas. Ook in hoofdstuk 2 vers 11 (Luc. 02:11)waar staat: “U is heden de Heiland (Bevrij­der) geboren”. Deze twee teksten spelen op elkaar in. Als Lucas het thema van zijn evangelie gaat aange­ven, pakt hij uitgerekend dat woord weer op.

In Lucas 3 vers 4 (Luc. 03:04) wordt de prediking van Johannes de Doper gefundeerd met een woord vanuit Jesaja: “…gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden”. De woestijn, of wil­dernis, is de plaats van de eenzaamheid; de plaats waar geen gesprek is, waar de mens alleen nog leeft in de monoloog, de alleenspraak.

Het hoofdthema van het Lucasevangelie

Vers 5-6: “Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht wor­den, en de krommingen zul­len recht worden en de on­effen wegen vlak, en alle vlees zal het heil Gods ft zien” (zie ook Jes. 52:10). Hier stelt Lucas het hoofd­thema van zijn evangelie vast. “Alle vlees zal het heil Gods zien”, staat, als het ware als een opschrift, vanuit Jesaja, boven het evangelie van Lucas. ‘Alle vlees’: de hele mensheid zal het zien. Het ‘aanne­men’ is punt twee. De hele mensheid zal de bevrijding van onze God zien.

Merkwaardig is dat ook Matteüs en Markus dit citaat van Jesaja hebben, maar zij hebben alleen de eerste drie regels. Lucas gaat vijf regels verder. Boven­dien voegt Lucas de slotre­gel toe: “Alle vlees zal het heil van onze God zien”. Lucas laat “de heerlijkheid des Heren zal zich openba­ren” weg, uit Jesaja 40 vers 5, (Jes. 40:05) maar voegt er een regel aan toe, die uit een ander gedeelte van Jesaja komt.

Lucas neemt niet klakkeloos over wat Matteüs en Mar­kus ook al hebben, maar laat expres een regel weg en voegt een andere toe, omdat hij het woord ‘heil’ er in wil hebben. De evan­gelisten schreven duidelijk met een vast omlijnd doel. Er wordt in Lucas 16 keer gesproken over dat ‘bevrij­den’. Telkens gaan allerlei mensen een bevrijdingsdaad van God ontdekken. Het is hét thema van Lucas. Juist in deze bevrijdingsdaden komt het gesprek weer naar voren en gaat een belang­rijke rol spelen.

‘Lofzingen’: Het antwoord van de mens

In Lucas 1 vers 46 (Luc. 01:46) begint Maria met haar lofzang. Het ‘lofzingen’ is een essentiële reactie van de mens. Daar­door wordt de mens een antwoordgever; de mens geeft een wederwoord aan God.

Het woord ‘lofzang’ is in het Hebreeuws het woord ’tehillah’. Het is in de grondtekst de titel van het hele boek der Psalmen. Het boek ‘Psalmen’ heet in de Hebreeuwse Bijbel eigen­lijk: het boek ‘Lofzangen’ of ‘Lofprijzingen’. Al de Psalmen samen worden ‘lof­prijzingen’ genoemd; tot het bitterste klaaglied toe is er onder vervat.

Zoals er vijf boeken van Mozes zijn, zijn er vijf boe­ken van de Psalmen. Dus vijf boeken waarin God spreekt en vijf boeken waarin de mens antwoord geeft. Vijf boeken van Mo­zes vormen de onderwijzing. Als de mens antwoord geeft, al is het in een klaagzang, is het voor God als een lof­lied. God hoort anders dan wij geneigd zijn te denken. Als een mens vanuit het diepste van zijn wezen tot God gaat klagen, is het voor God een lofzang. God beoordeelt een lofzang niet naar spraakgebruik, of daarin wel precies de geijk­te formules voorkomen. God heeft liever een mens die voor zijn aangezicht klaagt en zucht, dan een mens die allerlei formules uitspreekt. God heeft er een behagen in dat de mens met het diepste van zijn wezen in het gesprek gaat intreden.

Het is zo uniek dat Maria haar lofzang precies in de lijn van de Psalmen begint. In Lucas 2 komt het zo prachtig tot uiting , als je kijkt naar het begrip ‘verheerlijken’. Ook hierin komt de wederkerigheid tot uiting. God is hierin uniek, dat Hij de wederkerigheid met de mens wil.

De heidense góden hebben alleen maar een relatie met elkaar. De mens moet maar afwachten wat er over hem beschikt wordt. God heeft geen relatie met andere gó­den, maar Hij heeft een re­latie met de mens. God heeft de mens als partner. Het Hebreeuws kent geen woord voor ‘godin’.

Wat God bedoelt met ‘heerlijkheid’

In Lucas 2 vers 9 (Luc. 02:09) zien we de beweging vanuit de he­mel naar de aarde. De heerlijkheid van God komt naar de herders toe. Het is de eerste beweging die daar plaats vindt.

(Luc. 02:13): “En plotseling was er met de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: Ere zij God in de hoge”. Nog steeds gaat de heerlijkheid van God naar de aarde. De engelen prijzen God voor het aangezicht van de her­ders. Het hoort nog bij de verkondiging. Al sprekend tot de herders zijn de en­gelen bezig om God te prij­zen.

De herders gaan naar Bethlehem. (Luc. 02:20): “En de herders keerden terug, God lovende en prijzende”, maar de juiste vertaling is: “God verheerlijkende en prij­zende”. Hier komt het woord ‘verheerlijken’ naar voren. Het is de reactie op de Heerlijkheid, die hen omscheen. Als je in vers 9 vertaalt met ‘heerlijkheid’, dan moet je het in vers 20 ook doen. Woord en weder­woord, actie en reactie, horen bij elkaar. ‘Loven’ heeft ook wel iets met ‘ver­heerlijken’ te maken, maar het gaat om het verband tussen beide teksten. Je kunt niet zomaar woorden door elkaar klutsen, want dan ga je het woord van God devalueren; je berooft het van zijn waarde.

Het gaat om het wezenlijke punt van de heerlijkheid. Heerlijkheid kan betekenen: lichtglans; vanuit de grond­tekst betekent het ‘gewicht’. Het is het gewicht dat aan iemand wordt toegekend. Met vers 20 is het gesprek gesticht. De mens is niet compleet zonder God en God is niet compleet zonder de mens. Een vader is niet compleet zonder zijn kinde­ren. Het is juist iets fundamenteels in verband met God. De heerlijkheid die God wil hebben is een gegeven heerlijkheid. God wil geen heerlijkheid, die Hij opeist of van zichzelf heeft. Heerlijkheid is altijd iets wat een ander je geeft; het is niet iets wat je zo­maar van jezelf hebt. De grootheid van God is een grootheid die Hem gegeven wordt.

Op die manier komt het ge­sprek tot uiting. Ook in verband met het openbaar worden van de zonen Gods, is het zo, dat onze heerlijk­heid ook altijd een gegeven heerlijkheid zal zijn. Het is nooit iets waarvan je kunt zeggen: ‘Dit bezit ik’. Je bezit het alleen in het ge­ven en ontvangen; anders ga je het oppotten. Dit komt in de gelijkenissen van het verloren schaap, de verlo­ren penning en de verloren zoon, uit Lucas 15, prach­tig tot uiting. Daarover volgende maand, wanneer het tweede en laatste deel van deze Bijbelstudie volgt.

 

 

 

Een nachtje Armageddon door  Gert van de Kamp

 

Vakantie in Israël

Tijdens onze vakantie in Israël kwamen we ook in de plaats Meggido. Door een samenloop van omstandighe­den kwamen we daar in een kibboets terecht waar we de nacht doorbrachten.

Nadat we, onder leiding van onze gastheren, uitge­breid de kibboets- hadden bekeken, werd het bedtijd. Tijdens de rondleiding viel ons al op, dat het gebied van de kibboets bewaakt werd door gewapende man­nen (hoeveel het er waren, werd ons om veiligheidsredenen niet verteld!). Ook vielen ons de schuilkelders in het centrum van de kib­boets op. Men vertelde ons dat de kinderen van de kibboets daar elke week een middag les kregen om zo aan het gebruik van de schuilplaats te wennen.

Het was ons duidelijk dat men rekening hield met een vijand. Men was gemobili­seerd, daar in Meggido. Helemaal verbaasd was ik, toen ik een geweer, geladen en al, naast het hoofdkussen van mijn bed zag staan. Het gaf aan, dat de eigenaar van het bed (en het geweer) zijn taak om zich en de zijnen te verde­digen goed verstond. Ik, als Hollander, die nog nooit zo’n apparaat had vastgehouden, had een beetje een merkwaardig ge­voel. Een geweer naast je hoofd, geladen en al… Nochtans liet de slaap niet lang op zich wachten, de slaap des onschuldigen!

Een geestelijke les

U begrijpt het misschien al, klit het één en ander is achteraf een geestelijke ‘les’ te halen.

Het woord Armageddon be­tekent vertaald: berg van Meggido. Meggido zelf betekent: waar de troepen zich verzamelen. Tegen­woordig is Meggido een ruïne-heuvel, een waar Mekka voor archeologen.

Ook in de Bijbel komen we Meggido tegen. In Openba­ring 16 vers 16 (Openb. 16:16) staat dat de koningen der wereld zich daar zullen verzamelen om oorlog te voeren op de grote dag van God. Armageddon, berg van Meggido, daar zal de eindstrijd plaatsvinden. Daar ook lag ik niets vermoedend te sla­pen!

Veel christenen geloven dat deze strijd zich letter­lijk daar in de natuurlijke staat Israël zal afspelen. Rusland tegen Amerika, Europa erbij betrokken,

China, de Arabische we­reld. Kortom wereldoorlog 3 voorzegt door de Bijbel. Er zijn mensen die daarin geloven, ik niet! Voor mij spreekt de Bijbel een heel andere taal. De Bijbel is voor mij een geestelijk boek, voor geestelijke men­sen.

Een  geestelijk boek

Wat wil dat zeggen: geeste­lijk boek, geestelijke men­sen? Ik lees bijvoorbeeld in Efeziërs 6 vers 12 (Ef. 06:12) dat we niet moeten vechten in de natuurlijke wereld, te­gen medemensen van vlees en bloed, maar tegen de boze geesten in de lucht , dat is de geestelijke wereld. Deze laatste strijd is van een geheel ander niveau, van een heel andere intentie dan die van een op handen zijnde wereldoorlog, al of niet met atoomwapens. Christenen die zich met een dergelijke toekomende strijd bezig houden, ver­keren met hun gedachtewereld niet in de geestelij­ke wereld. Zij trachten de Bijbel, in het bijzonder de profetieën, toe te passen op de natuurlijke ontwikke­lingen. De staat Israël speelt daarbij voor hen een niet geringe rol.

Voor mij geldt echter dat ik mijn gedachtewereld transformeer naar de gees­telijke wereld, om daar scheiding aan te brengen tussen licht (God) en duis­ternis (satan). Dat is een strijd in de hemelse gewes­ten, daar heb ik als opge­wekte uit de dood mét Je­zus Christus, een plaats (Ef. 02:06). Deze strijd gaat zo diep dat daardoor de wortels van het kwaad voor altijd uitgeroeid wor­den .

Paraat zijn

Zoals de mensen in de kib­boets alert (Franse woor­denboek: wakker! pas op! te wapen! ) waren, eigenlijk ieder moment de vijand te­gemoet konden treden, zo geldt dat ook voor ons. Wij dienen zo te leven dat een confrontatie met de vijand (satan) in de geestelijke wereld niet als een verrassing komt. In dit perspectief misstaat een geestelijke wapenrusting een christen niet! (Ef. 06:10-20). Ons geldt de oproep: bewapen u, wees op uw hoede, wees alert!

We hoeven ons hierbij niet krampachtig op te stellen, maar mogen ons realiseren dat we God aan onze kant hebben. In die relatie is – totaal geen plaats voor vrees. In Lucas 10 vers 19 (Luc. 10:19) zegt Jezus tegen de tweeënzeventig: “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slan­gen en schorpioenen (dui­velse machten!) te treden en tegen de gehele leger­macht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen”. En zoals schuilkel­ders bescherming bieden, zo kun je bij God, onze Vader, een schuilplaats vinden. Lees de geweldige Psalm van David er maar op na (Psalm 91) .

De strijd bij Armageddon, een geestelijke strijd, waarin God afrekent met J de tegenstander, luidt dan j een nieuw tijdperk in. Een tijdperk van vrede, waar de wetten van het Konink­rijk van God voor eeuwig gelden. Weet u, zo’n nacht­je Armageddon, kan héél verhelderend werken. . . !

 

In Christus is alles volbracht! door Jan W. Companjen

“Deze (Jezus), de afstra­ling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in de hoge”. (Heb. 01:03).

Gods liefde onbeperkt!

Bij de komst van Jezus op aarde, toen het woord vlees werd, begrepen het volk Israël en ook de dis­cipelen niet wat Jezus be­doelde toen Hij hun als een nieuw volk van God wilde verzamelen, zoals een hen haar kuikens. Ze za­gen het Koninkrijk der hemelen niet en Jesaja 49 vers 4 (Jes. 49:04) werd vervuld, waar staat: “Tevergeefs heb ik mij afgemat, voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt. Evenwel, mijn recht is bij de Here en mijn vergelding is bij mijn God”.

Maar meteen volgt daar de belofte op dat die verwer­ping tot vrucht had, dat Hij een nog veel groter roeping kreeg: “Hij (God de Vader) zegt dan: Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat Mijn heil reike tot aan het einde der aarde. (Jes. 49:06)

De opdracht aan Jezus werd wereldomvattend. Gods liefde is oneindig groot en goed. Hij is nog steeds de Schepper, die thans alles in handen heeft gegeven van de Zoon. God houdt de heerlijkheid en volmaaktheid van Zijn schepping niet voor zich­zelf, maar heeft die over­gegeven aan mensen. Aller­eerst aan Jezus Christus als Eerstgeborene en ver­volgens aan hen die Hem toebehoren (van Hem zijn), dat wil zeggen uit dezelfde Geest geboren zijn. Zij zijn door die Geest tot een eenheid met God de Vader en Christus geroepen.

Wij zijn geroepen om het werk dat Christus begon te doen voort te zetten. De heerlijkheid Gods werd in Christus openbaar en wij mogen hetzelfde nu verwachten. Hoe is uw verwachting in dit opzicht? Met zijn Geest vervuld zijn wij hiertoe in staat, indien ook wij gaan opwassen tot het zoonschap. Hebt u reeds die roeping ontdekt? God wil zich in ons open­baren en Hij roept ons: “Adam – mens van mijn schepping – waar zijt gij?” Christus is de afdruk van Gods wezen en de gemeen­te van Christus behoort dat ook te zijn. Wij hebben dezélfde opdracht.

Staan wij op eigen grond?

Broeders en zusters in Christus, let er op dat u en uw gemeente daarmee bezig is. Bouw elkander op in dit geloof. Stel u hiervoor open en ontdek z., dat dit als christen je ” eigendom is en dat je op eigen grond staat. Er zijn steeds veel leringen geweest waarvan de ach­tergrond was dat je klein bleef, dat je afhankelijk en ondergeschikt bleef. Dat is van de duivel.

Satan wil niet dat de mens, laat staan de gehele ge­meente van Christus, op­wast en volwassen wordt. Gods werk is dat de mens Gods tot ontwikkeling komt en op eigen grond komt te staan. Jezus wist wie Hij was en op welke grond Hij stond. Hij handelde en wandelde daar­naar. Klim hier naartoe op en ga in de verwachting staan wat voor werk Chris­tus je op die grond, in die tuin, te doen geeft. Inzicht en het op de juiste wijze verstaan wat God met ons voor heeft is daarbij nood­zakelijk.

Ga ontdekken dat God één is, uit één, dat wil zeggen: ‘ongedeeld’. Veel christenen zeggen: God is liefde…, maar Hij is ook… vult u zelf maar in wat u daarvan zelf allemaal hoort. Neen, God is enkel liefde. God is Jezus en Jezus is God en zo heeft Hij zich u en mij gedacht. Hij houdt vast die Hem loslaten; Hij heelt al die Hem haten; Hij geneest en herstelt en breekt niet af; Hij is hét leven en heeft de dood overwonnen, heeft daar geen deel meer aan. Hij is licht en in Hem is in het geheel geen duis­ternis. Kom tot de bevrij­dende en ontzagwekkende ontdekking dat God zich in Jezus heeft geopenbaard, dat Hij zo is en dat Hij u zo wenst. Alle andere beel­den die men zich van God vormt, zijn menselijke beel­den, zijn door mensen ge­schilderd en gesneden beel­den. God wil zijn leven in ons openbaren en daarvoor in Christus alles vol­bracht.

Stel u open voor deze ge­weldige werking die Hij in u wil doen met zijn Geest. Daartoe is pinksteren nood­zakelijk. De mens zelf zal in dit opzicht niets kunnen doen. Christus aannemen is meer dan Hem alleen maar diep in je hart te laten le­ven. Hij wordt door vele broeders en zusters als de Verlosser gezien. Dat is na­tuurlijk waar, maar Hij is méér. Hij is ook onze Leids­man. Hij wil ons verder, hogerop voeren naar de weg van het heil voor deze we­reld. Wij moeten Hem gaan zien als onze grote Hoge­priester, die ons, ook van­daag, in alle waarheid leidt naar de grote voleinding. Het volk dat daarvoor be­stemd is zal de geaardheid, het wezen Gods, ten volle gaan zien en gaan openba­ren.

Durf het roep om te gooien!

Ik kom menigmaal tot de verzuchting dat juist het Christendom op deze weg nog maar weinig zicht heeft. Het wettische en starre leven, waarin zo weinig ruimte is voor liefde ten opzichte van de mede­mens, viert daar nog op tragische wijze hoogtij. Veelal is het ‘de wereld’ die ten opzichte van vrede en bescherming van alles voorop loopt. De christen, ook zij die wedergeboren zijn en vanuit de Geest Gods kunnen leven, zijn nog vaak verstrikt in het oudtestamentische denken waarin voor de wet van Christus: ‘De naaste liefhebben en God boven alles’ nog weinig plaats is. In plaats van God liefhebben is men bang voor Hem. Is het dan vreemd dat men ook bang is voor de mede­mens? Het roer moet om!

Wij moeten de netten aan de andere zijde overboord gooien en Jezus Christus niet als een historisch ge­beuren zien, maar Hem aan­vaarden als de Leider van nu. Hij is het die de oplos­sing zal brengen, omdat Hij en dat samen met zijn volk, de gemeente, de opdracht Gods zal uitvoeren waarnaar de hele schepping zucht. Wat in geen mensenhart is opgeklommen en geen oog heeft gezien, dat heeft Hij voor ons bereid. Dan ont­staat er een wereld waarin Gods liefde openbaar wordt. Dan stappen wij over van het koninkrijk (de koninkrijken) der macht, (wie is de sterkste?), naar het Koninkrijk der liefde, naar het Koninkrijk Gods waar liefde en gerechtigheid heerst.

De heerlijkheid van God ook in ons!

Laat de Geest die op de Pinksterdag werd uitgestort met dit doel in uw

leven komen. Jezus staat, als Doper met de Heilige Geest, op u te wachten! Hij wil het leven Gods zeer graag in uw en mijn leven waar maken. Dat is zijn opdracht en die opdracht wil Hij graag aan zijn lichaam, het Israël Gods, doorgeven. Hij was het licht der we­reld en wij mogen nu het licht der wereld zijn. Wij moeten het zout der aarde zijn en een volk waarin de Vader en de Zoon verheer­lijkt worden.

Dan zullen wij met Gods Zoon, als zonen Gods, bid­den: Vader verheerlijk U- zelf in ons, opdat de wereld moge weten dat gelijk Jezus gezonden werd door de Va­der, wij gezondenen van Hem zijn. Heilig uzelf in die waarheid, dan zullen wij één zijn, dat wil zeggen: gelijk- denkend, gelovend en han­delend, omdat wij als lichaam van Christus, de gemeente Gods, in Christus en de Vader zijn. Johannes 17 vers 21 (Joh. 17:21) zegt: “…gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in ons zijn”. Dan wordt het Hogepriesterlijk gebed in u en in mij, volbracht. De heerlijkheid die God aan Christus gegeven heeft, heeft Hij ons gegeven, opdat wij één zijn, gelijk de Vader en de Zoon één zijn (vs.23). “Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één (tot dat leven in staat), opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.

O, liefde Gods, oneindig groot, – ver boven ons verstand, – die zondaars weer een weg ontsloot, – naar ’t hemels Vaderland!

 

Intermezzo. Door Gerry Velema

Soms lijk ik te veel op de verloren zoon en eis te vroeg het voor mij bestemde loon.

Dit kleine rijmpje ontwikkelde zich in me tijdens een periode van. Nou wil ik wel eens zien wie er aandacht voor mij heeft. Voor mijn gevoel had ik de periode daarvoor zoveel gegeven aan de Mensen om me heen aan liefde, aandacht, vriendelijkheid of troost dat ik moe in een stoel ging zitten met de gedachte, Er is een tijd van geven en een tijd van nemen. Die laatste tijd zal nu al zijn aangebroken. Dus wacht ik maar af. Na een paar dagen zo afwachtend en passief in de stoel te hebben doorgebracht, stapelde de ene teleurstelling zich op de andere frustratie. Het werkte helemaal niet. Herkent u het? Het beste beentje heb je voorgezet voor een broeder of zuster en dan vergeten ze dankjewel te zeggen of je vriendelijkheid wordt bits beantwoord. Soms komt dan dat gevoel van, waardoor ik het nu toch voor. Eigenlijk een hele goede vraag, ondanks het ontmoedigend gevoel. Want al dat gevende liefde werk deed je toch in de eerste plaats voor de Heer, maar dan toch nog wat terug verwachten? Iets van beloning, waardering of dankbaarheid? Ja, er is een tijd van geven heden. Vandaag mag je je leven vervullen met dienstbetoon voor je Heer en je naasten. En zeker, er is een tijd van nemen prijst God daarvoor, een tijd dat onze Heer het loon uitbetaald. Het verdiende loon op zijn tijd als hij zal zeggen, wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf. Over weinig. Soms alleen jezelf, ben je getrouw geweest, over veel, zal ik je stellen. Maar ga eerst in tot het feest van de heer.

 

In de ruimte (gedicht) door Piet Snaphaan

Kom in de ruimte, om daar te leven

Bekrompen zijn stelt steeds teleur

Je mist je kansen, ’t wordt een sleur

Je kan dan niet naar buiten treden

Zo wordt het plan van God vermeden.

 

Kom in de ruimte, dat is Gods wil

Niet aardsgezind, maar Geestelijk leven

God wil Zijn plan gestalte geven

Leer dan als hemelburgers strijden

Met kinderen Gods ten alle tijden.

 

Kom in de ruimte, in Gods plan

Bouw mee aan ’t Geestelijk Huis als stenen

Die daarvoor goed zich laten lenen

De Tempel Gods, wees dan oprecht

De Hoeksteen is reeds lang gelegd.

 

Het wonder van zelfacceptatie door Liesbeth Seepma

Vorige maand heb ik je mogen uitleggen dat Gods volmaakte liefde alle vrees wil uitdrijven. Herinner je je nog? In de eerste plaats wil God de vrees voor ons eigen falen wegnemen, zo­dat wij onszelf kunnen lief­hebben en accepteren. Het gevolg zal een diepe, in­nerlijke vrede in ons leven zijn, omdat vanaf dat moment onze levenshouding niet meer wordt bepaald door de verkeerde bron de duivel, die als een be­lager aan de deur staat om te verslinden – maar door de goede bron – Jezus Christus, de Herder, die klopt om binnen te komen en maaltijd met ons te hou­den.

Diepe innerlijke vrede in ons leven heeft vervolgens zijn uitstraling naar de ander, die wij zo kunnen accepteren en liefhebben.

Een ander wonder

Ik heb ontdekt, dat deze ontwikkeling, dit ‘proces’ zoals ik het hierboven be­schrijf, me al een hele tijd bezig houdt. Ik heb me afgevraagd waaróm dit zo is. Na een tijd van naden­ken ben ik tot deze conclusie gekomen: het is een ontwikkeling die ik zélf meemaak. Dat is een eenvoudige, maar tegelijkertijd geweldige conclusie!

Weet je, persoonlijk heb ik geen radicale, plotselinge bekering meegemaakt. Ik heb dat wel eens jammer gevonden. Zo’n radicale ommekeer in je leven leek mij een groot wonder, een wonder dat ik jammer genoeg gemist had. Maar nu heb ik ontdekt, dat er in mijn leven een ander wonder heeft plaats gevonden (en nog steeds plaats­vindt) : het wonder van het accepteren van mijzelf.

Ik ben ervan overtuigd dat het accepteren van jezelf, het volledig liefhebben en aanvaarden van jezelf, één van de grootste wonderen is, die in het leven van een jongere kunnen plaats­vinden. En daarom voel ik een grote drang om dit wonder met jou, die dit leest, te delen. Het is mis­schien goed als ik je iets uit mijn persoonlijk leven vertel, dat dit wonder goed tot uitdrukking brengt.

Ongeveer op mijn derde jaar kwamen mijn ouders te weten, dat er met mijn ogen iets niet goed was, waardoor één oog scheef trok zodat ik scheel keek. Hierdoor kreeg ik als kind al snel het gevoel dat ik anders was dan andere kin­deren. Het gevolg was, dat ik me nogal schuw en ver­legen gedroeg. Hoewel de duivel mij op deze manier aanviel, werd ik door mijn ouders echter voortdurend opgedragen aan God.

Toen ik twaalf jaar was werd mijn oog rechtgezet. Het- was een succesvolle operatie, die tot gevolg had dat mijn ogen keurig recht stonden. Maar de

verandering van mijn uiterlijk betekende nog niet automatisch een verandering van mijn gevoelens. Die gevoelens, vrees om te falen, vrees om niet geaccepteerd te worden, waren van binnen nog steeds aanwezig. Vreemd genoeg was ik me van deze gevoelens niet bewust, zodat ik ook

niet bad om bevrijding en genezing. Ik kende mezelf nog niet zo goed.

Maar God kende mij wel.

Hij doopte mij met Zijn Heilige Geest toen ik achttien was. De Heilige Geest werd mijn Vriend en maakte mij duidelijk wat er in mijn leven aan de hand was: ik had mezelf niet lief, zodat ik innerlijk erg onzeker was tegenover de ander.

Er is, na deze openbaring van de Heilige Geest, met mij gebeden. En nu ik naar dat moment van gebed terugkijk, kan ik getuigen: de Here Jezus begon op datzelfde moment mijn gevoelens te genezen. Het grote wonder van mijn zelfacceptatie was begonnen!

En dat wonder neemt steeds duidelijker en reëler vormen aan

Onderzoek jezelf!

Zeg, hoe zit het met jouw zelfacceptatie? Ik hoop dat je, door het lezen van mijn getuigenis, jezelf gaat onderzoeken. Ik hoop, dat de Heilige Geest, die je Vriend wil zijn, je duidelijk maakt hoe jij denkt over jezelf. Het zóu kunnen dat je opeens ontdekt dat er in jouw leven net zo goed een wonder aan de gang is. Prijs God daar dan voor! Echter, de mogelijkheid be­staat ook dat de Heilige Geest je wijst op beschadi­gingen in je gevoelens.

Jezus wil die beschadigin­gen graag genezen. Ga in het gebed tot Hem. Of vraag je broeders en zus­ters, je jeugdleider of je ouders om je de handen op te leggen, zodat ook in jou een begin wordt gemaakt met het wonder van zelfacceptatie .

Ik las vandaag een stukje uit Psalm 18, en dat wil ik ook aan jou meegeven omdat het zo heel bemoedi­gend is:

“Gij toch doet mijn lamp schijnen, de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.

Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur” .

Hij wil je over de muur van onzekerheid heen helpen! God zegene jou in het ontdekken en liefhebben van jezelf.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst -16-

De bazuinen worden geblazen

“En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen” (Openb. 08:06). (Voor een uitvoerige uitleg over de betekenis van de bazuinen verwijzen wij naar de brochure “Wegen naar de voleinding” van Klaas Goverts).

De engelen zullen in de eindtijd heel nauw met de gemeente samenwerken. In Openbaring 12 vers 7 (Openb. 12:07) lezen we: “En er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak”. Het initiatief gaat van de gemeente uit en Michaël en zijn engelen zullen de zonen Gods terzijde staan in de geestelijke oorlog die een grote benauwdheid op aard^ teweeg zal brengen (Dan. 12:01). Ook Jezus zelf spreekt’ over grote benauwdheid en verdrukking zoals er nog nooit geweest is (Mark. 13:19; Matt. 24:21) . Hoe ontstaat die benauwdheid en verdrukking? De profeet Micha zegt: “Maar de aarde zal tot een woestenij worden vanwege haar bewoners om de vrucht van hun handelingen” (Micha 07:13). Hieruit spreekt duidelijk door wie de duisternis op aarde gestalte krijgt. De mensen hebben de machten met horden naar zich toegehaald – uiteraard door verleiding, list en sluwheid van de duivel en nu er oorlog tegen hen gevoerd gaat worden en het gericht begint, voelen de mensen de gevolgen van de ongerechtigheid.

De wetsverachting neemt toe en de liefde verkilt

Nu geloof ik dat we niet moeten denken aan de volken die nog nooit van God en Jezus Christus gehoord hebben, maar veel meer aan het grote christendom, dat de weg Gods niet meer bewandelt en eigen wegen gaat. Dit is dus het grote Babylon, waarvan Openbaring 18 vers 2b (Openb. 18:02b) zegt: “Babylon is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte” . Maar aangezien Babel overal zijn verbindingen heeft, zal ook overal de benauwdheid ervaren worden. Vers 3 (Openb. 18:03) zegt dan ook dat alle volken van de wijn van de hartstocht harer hoererij gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid.

De ware strijd is een geestelijke strijd tussen de ware stad en de valse stad, tussen Sion en Babel, tussen de ware vrouw en de hoer en niet een strijd tegen de volken. Ezechiël profeteert: “En gij zult weten, dat Ik de Here ben, naar wiens inzettingen gij niet gewandeld hebt, en aan wiens verordeningen gij niet voldaan hebt: naar de zeden der volken rondom u hebt gij gehandeld (Ez. 11:12). Geweld en ongerechtigheid zijn gaan heersen. Men heeft de ingeschapen wetten Gods onderdrukt, men heeft zich verhard en is het kwade goed gaan noemen, duisternis licht, bitter zoet, tegennatuurlijke seksuele relaties natuurlijk en ook door God geschapen, opstand en ongehoorzaamheid tegen gezag wordt aangemoedigd, enz. (Jes. 05:18-24; Rom. 01:26-32; 2 Tim. 03:01-05).

Als de ene mens niet meer voor de ander zorgt en hem als het ware vasthoudt, hoe moet God dan nog verder? God werkt immers met en door mensen? Zijn barmhartigheid werkt als de ene mens de andere barmhartigheid bewijst (Luc. 10:25-37) . Als er geen ouders meer zijn die het kind heiligen, die dus de ingeschapen wetten Gods in het kind beschermen en helpen ontwikkelen (ik bedoel hier ook een normale gezonde opvoeding, waar men niet geestelijk voor hoeft te zijn), dan staan ze weerloos tegenover het geweld en de ongerechtigheid die in de wereld heersen. In Openba­ring 8 vers 7 (Openb. 08:07) wordt gesproken over het verbranden van al het groene gras.

De voorbereiding op Armageddon

Wat echter de oorlog betreft zal de duivel al zijn aandacht nu richten op de gemeente van Jezus Christus. Alleen de gemeente vormt voor hem een bedreiging. Door list en verleugening, door bijvoorbeeld de aandacht te richten op het aardse Jeruzalem in plaats van het hemelse, door pressie, geweld en misleiding, werpt hij een groot deel van de gemeente weer op de aarde. “En zijn staart sleep­te een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde” (Openb. 12:04) .

Het zal blijken dat deze christenen de ware gemeente gaan haten en dat is het fundament voor de gemeente van de antichrist. Het fundament, Jezus Christus, van de ware gemeente zou men liefde en waarheid kunnen noemen en het fundament van de antichrist is haat en leugen en wordt geboren uit het grote Babylon. De duivel geeft in deze tijd alle macht aan het beest uit de zee (Openb. 13:01-10) en deze vaart in de antichrist, het beest uit de aarde (Openb. 13:11-18) en zo wordt de gemeente van de antichrist gebouwd (Openb. 13 en Openb. 08:10-11) . Hiermee wil de duivel beletten dat de volmaakte gemeente tevoorschijn komt die hem de kop zal vermorzelen (Gen. 03:15) en hem met zijn hele rijk zal brengen in de poel des vuurs. Maar in wezen is het afstaan van de macht (Openb. 13:02b) al zijn ondergang, want deze zal nooit meer tot hem terugkeren.

Het doel van dit alles is: oorlog voeren tegen de heiligen en tegen het Lam (Openb. 13:07; Openb. 17:14). Alle machten worden ontbonden in deze tijd en God geeft daar ook toestemming voor (Openb. 07:01-03) . Want alleen de machten die hun plaats verlaten uit de gevangenis, kunnen gegrepen worden door de zonen Gods in de grote slag van Armageddon. De zonen Gods zullen met alle machten en krachten geconfronteerd moeten worden om ook de totale overwinning te kunnen behalen. Dit is de ontwikkeling die we zien ten tijde van de bazuinen.

De mensen die tot het oordeel bewaard zijn

Al is de strijd dan nog zo geestelijk, het zal niet buiten de mens omgaan, want juist de mens is de inzet van de strijd en is met de machten, waar de toorn Gods op ( st, verbonden. Het beest uit de zee is de koning van de afgrond en zijn naam is in het Hebreeuws Abáddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon (Openb. 09:11). Deze grootmacht brengt een enorm groot leger occulte en spiritistische geesten, geweldmachten en onreine geesten mee, die tot de eindtijd opgesloten hebben gezeten. Petrus spreekt van engelen die gezondigd hebben: “Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel (gericht) te bewaren” (2 Petr. 02:04).

God zelf heeft dus deze machten – uiteraard door middel van de heilige engelen – in de afgrond geworpen en ze daar bewaard tot de gemeente deze machten kan overwinnen. De bedoeling is immers dat door middel van de mens (Jezus Christus en de gemeente) de machten in de afgrond en uiteindelijk in de poel des vuurs komen (Gen. 03:15; Ps. 149:005-009).

Wat zijn dit voor machten? Petrus (en ook Judas) noemt dan de zondvloed en Sodom en Gomorra. Machten die plotseling in de afgrond zijn terecht gekomen en waarvan we onder andere in Genesis 6 vers 1 tot 4 (Gen. 06:01-04) lezen als ‘de zonen Gods’. De vertaling van Reisel spreekt van ‘buitengewone krachtfiguren’. Wij zouden zeggen: ‘grootvorsten der duisternis’. Misschien kunnen we ook nog denken aan de bij uitstek occulte machten die in de afgrond kwamen bij de ondergang van de Farao en zijn leger in de Schelfzee en die bezeten zijn van een haat tegen het volk van God, dat ze moesten laten gaan.

Het volk op aarde dat in de hemel leeft

De ontwikkeling van de gemeente en de zonen Gods gaat steeds verder. Het is een geheimenis hoe juist ten tijde van de grote verdrukking deze zonen tot volmaakte volheid komen. De zeven bazuinen is het spreken Gods tot de gemeente om ze tot voltooiing en onvergankelijke heerlijkheid te leiden. En dit spreken geschiedt door de Heilige Geest. (Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeente zegt). De Heilige Geest neemt het uit Jezus, die als eerste tot die onvergankelijke heerlijkheid gekomen is en kennis heeft van alle dingen.

Die voltooiing wordt bereikt bij de laatste (zevende) bazuin “… maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij Zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd” (Openb. 10:07) .

Johannes hoort, in de geest zijnde, dit spreken Gods in de stemmen van de zeven donderslagen en hij wil dit opschrijven, maar een stem uit de hemel zegt dat dit een geheimenis is wat tot de eindtijd verborgen zal blijven: en toen de  zeven  donderslagen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op” (Openb. 10:04 zie ook Dan. 12:04). Wat er gesproken is staat niet opgetekend, maar het zal aan de gemeente van Jezus Christus op de juiste tijd geopenbaard worden.

Johannes, die als vertegenwoordiger fungeert van de gemeente, eet het boekje op en zo zal dit geheimenis alleen in de gemeente nog door de periode van binnenuit bekend worden. Een buitenstaander zal dit nooit kunnen verstaan. Eerst moet de gemeente nog door de periode van de zesde bazuin heen. Dit zal de zwaarste tijd worden voor het volk van God, wat zal leiden tot de overwinning op de antichrist en tot de val van Babylon, waarna het Duizendjarig Vrederijk aanvangt. Maar ook voor de mensen die op de aarde wonen, is het een verschrikkelijk zware tijd in grote grimmigheid is de duivel nedergedaald, zegt Openbaring 12 vers 12 (Openb. 12:12) en in Openbaringen 8 vers 13 (Openb. 08:13) klinkt uit het midden des hemels. Dat is de plaats van de troon Gods wee, wee, wee hun die op aarde wonen vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen. Dit is geen bedreiging, wee gij slechte mens. Ook geen geboortewee, maar een uitroep en kreet van smart, van droefheid en ontsteltenis. Omdat de bewoners op aarde overkomen, gaat. God is met zijn hele wezen bij zijn schepping betrokken., maar de dingen die geschieden zijn nodig tot bevrijding van de ganse schepping. Door de uitroep wee is wel duidelijk dat niet God de duisternis op de mens afzendt. Zeg tot hen: Zo waar ik leef, luidt het woord van de Here Here. Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft.  (Ez. 33:11)

De Goddeloosheid en onreinheid van Babylon

“En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn” (Openb. 09:13-14) . De gemeente, die onbeweeglijk staat voor het aangezicht van God in het hemels heiligdom, roept nu: Laat de laatste groep machten los! (Het gouden altaar is beeld van de gemeente) . Het zijn de machten die geassocieerd worden met Babel (aan de Eufraat). Eens trok de koning van Babel op en overwon het volk Israël, doodde zeer velen voerde anderen mee in ballingschap. De geestelijke machten van Babel zijn nog onveranderlijk hetzelfde en hebben maar één verlangen, namelijk het volk van God te doden (Openb. 18:24) . Altijd heeft de valse kerk strijd gevoerd tegen de ware kerk. Bij de opening van het vijfde zegel zien we al de martelaren die geslacht zijn om het woord van God en het getuigenis (Openb. 06:09).

Johannes ziet het geestelijk wezen van Babel in Openbaring 17 en hij is met stomheid geslagen: “En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. En ik verbaasde mij, toen ik haar zag, met grote verbazing” (vs.5-6). Babel kan de waarachtige heiligheid ‘ van het volk van God niet verdragen. Openbaring 18 vers 2 (Openb. 18:02) zegt dat het een woonplaats van duivelen is, “een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein gevogelte” . Het is er maar kan zich nog niet ten volle openbaren voor de zesde bazuin gesproken heeft. De profeet Zacharia ziet het als een vrouw opgesloten in een efa met een loden deksel er op. En de engel noemt dan de naam en zegt: “dat is de goddeloosheid” (Zach. 05:05-11).

Bij de ontbinding van deze machten zal er dus een vloedgolf van goddeloosheid over de aarde gaan, want dat is hun naam en zo is hun wezen. In Zacharia 5 vers 9 (Zach. 05:09) lezen we dan nog over    deze goddeloosheid in de Efa:

“Toen ik mijn ogen opsloeg, zag ik en zie, twee vrouwen kwamen naar voren, met de wind in haar vleugels; zij hadden namelijk       vleugels als van een ooievaar. En zij droegen de efa weg tussen hemel en aarde” . Tussen hemel en aarde is de lucht. Dat is de geestelijke sfeer van de aarde. Dat is hetzelfde gebied als waarvan Paulus spreekt in Efeziërs 2 vers 2 (Ef. 02:02), als hij zegt: “…overeenkomstig de overste van de macht der lucht” (zie ook Ef. 06:12, Statenvertaling). De duivel is geen overste van de hemelen waar de troon Gods is, maar van de wereld, wat zeggen wil het geestelijke gebied dat bij de aarde behoort. De Luthervertaling noemt dit gebied in Efeziërs 6 vers 12 (Ef. 06:12)  onder de hemel’ en de Leidse vertaling ‘het luchtruim’.

Evenals Assur in de tijd van het volk Israël, zullen deze goddeloze machten, zich sterk wanen (Jes. 10:05-14), maar zij begrijpen de raadslagen des Heren niet en zien niet dat ze hun ondergang tegemoet stormen en meehelpen dat de gemeente tot heerlijkheid gebracht zal worden. God zelf heeft gesproken, bij monde van de profeet Micha, over deze en alle machten der duisternis:

“Wel zijn nu vele volkeren tegen u (de gemeente van Jezus Christus) vergaderd, die zeggen: Zij worde ontwijd, en mogen onze ogen zich aan Sion verlustigen.’ Maar zij kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer. Sta op en dors, gij dochter Sions; want Ik zal uw hoorn van ijzer maken en uw hoeven van koper, en gij zult vele volkeren verbrijzelen en gij zult hun onrechtmatig gewin door de ban aan de Here wijden, en hun vermogen aan de Here der ganse aarde” (Micha 04:11-13).

Met deze belofte en overtuiging in hun hart kan de gemeente met autoriteit zeggen: Laat deze machten los! (Openb. 09:14) . De gemeente is bekleed met de kracht Gods, zoals Jezus Christus, en de leden van deze gemeente zullen de werken doen die Hij gedaan heeft en )g grotere (Joh. 14:12). Ze zullen door hun prediking grote scharen uit de hand van de vijand rukken en brengen tot de Here van de ganse aarde, in het Koninkrijk Gods (Micha 04:13; Openb. 07:15).

Maar er zullen ook mensen zijn, die zich niet bekeren, die wel religieus bezig zijn, maar de goddeloosheid van Babel blijven omarmen en zich verharden en het evangelie der heerlijkheid afwijzen. Alles mag en alles wordt getolereerd in Babel, het is occultisme, spiritisme en afgoderij. Daar spreken de verzen 20 en 21 van Openbaring 9 duidelijk van. Uitgerekend de zonden waardoor de toorn Gods komt, zoals we op vele plaatsen in de Bijbel lezen. Deze mensen blijven onder de toorn Gods en komen onder hetzelfde oordeel als de machten der duisternis (Joh. 03:36).  (wordt vervolgd).