Selecteer een pagina

Levend Geloof – 310

Levend geloof 1990.01 nr. 310

Waar zouden we zijn zonder het Volle Evangelie? Door Gert Jan Doornink

Een reclameslagzin die het de laatste tijd erg goed doet is: “Waar zouden we zijn zonder de trein?” Het suggereert niet alleen de auto te laten staan en de trein te nemen, maar ook wordt de trein daarbij voorgesteld als iets onmisbaars: niemand kan eigenlijk effectief reizen zonder gebruik te maken van de trein.

Met een variant op deze slogan willen wij de stelling naar voren brengen: “Waar zouden we zijn zonder het volle evangelie?” Als we behoren tot de waarachtige gemeente van Jezus Christus, kunnen we daar in feite maar één antwoord op geven: “Dan zouden we ‘nergens’ meer zijn…”

Het volle evangelie is immers dé boodschap die de mens bij aanvaarding niet alleen overplaatst vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus, maar maakt het ook mogelijk dat het nieuwe leven van Christus beleefd kan worden als een dagelijkse realiteit. Verder wordt door dit evangelie de mogelijkheid geschapen om het einddoel: de volkomenheid in Christus, te bereiken. Daarvoor is geestelijke groei nodig. Zoals in de natuurlijke wereld iemand opgroeit van baby tot volwassene, zo is dit, als het goed is, ook in geestelijk opzicht het geval. En zoals in het natuurlijke leven gezonde voeding erg belangrijk is, geldt dit ook ten aanzien van het geestelijke leven.

Ontvangen wij gezonde geestelijke voeding? Worden wij opgevoed in de (gezonde) leer van het Koninkrijk? Leren wij geestelijk te strijden en daardoor geestelijk te overwinnen? Zoeken wij de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn? Vragen die nog met talrijke andere aangevuld kunnen worden, maar waarop wij volmondig ‘ja’ moeten kunnen zeggen, want het gaat om de boodschap die Jezus bracht en later de apostelen. Deze boodschap – dit evangelie – is in deze tijd nog even waardevol als in die tijd.

Het evangelie naar de wil van God

Feitelijk is er ook nooit een ander evangelie geweest, althans geen evangelie dat was naar de wil van God. Voor treinreizigers zijn er verschillende alternatieven mogelijk om te reizen, voor ‘geestelijke reizigers’ zijn er in de loop der eeuwen weliswaar ook verschillende alternatieven op de markt gekomen, maar het zijn stuk voor stuk surrogaten. Ze zijn misleidend omdat satan erin heeft geïnfiltreerd. En een ‘half’ of ‘gedeeltelijk’ evangelie is geen echt evangelie …. burgers van een rijk in de hemelen” (Filip. 03:20) .

De apostel Paulus kreeg er in zijn tijd al mee te maken. In Galaten 1 lezen wij dat hij verbaasd is dat de gelovigen in een ‘ander evangelie’ gaan geloven. Hij stelt heel duidelijk: “Dat is geen evangelie” . Voor Paulus had alleen het ‘volledige evangelie’, zoals hij dat had leren kennen, rechtsgeldigheid.

De taak van “Levend geloof”

Over de aanvaarding en beleving van dit ‘volledige evangelie’ willen wij ook dit jaar weer op veelzijdige wijze schrijven. Veelzijdig, dat wil zeggen dat de artikelen in “Levend Geloof” niet alleen bedoeld zijn voor ‘volwassen christenen’, maar ook gericht zijn om ‘onbekeerden’ en pas-bekeerden’ in contact te brengen met dit evangelie. Bovendien zullen christenen die nog vastzitten aan aards gerichte (dwaalleringen het werkelijke evangelie moeten leren kennen. Een belangrijke taak die wij alleen kunnen uitvoeren dank zij de medewerking van verschillende werkers in Gods Koninkrijk, die ook in ons blad schrijven. En natuurlijk denken wij daarbij ook aan de regelmatige financiële steun die wij van verschillende lezers en lezeressen ontvangen.

We schreven het reeds vaker: het werk van “Levend Geloof” kan alleen ten volle functioneren door de gezamenlijke inzet van gemotiveerde kinderen Gods die ook achter de volle boodschap staan. Zij hebben het evangelie in zijn totaliteit aanvaard en hebben evenals wij het verlangen dat ook anderen dat zullen doen. Wij zijn blij en dankbaar te mogen constateren dat steeds meer lezers en lezeressen gaan ontdekken dat het gaat om het ‘volledige aanvaarden van het volledige evangelie’. Misschien wat superlatief uitgedrukt, maar wij doen dit om de belangrijkheid ervan duidelijk te onderstrepen. Wij kunnen en mogen in deze eindtijd niet de weg van het compromis bewandelen, want dan geven wij de duivel weer kans te infiltreren. Het gaat erom dat God ons ten volle kan gebruiken in Zijn grote plan tot herstel en voltooiing van Zijn schepping. Hij wil zo graag dat we ‘in het centrum van Zijn wil’ zijn en blijven. En hoe zouden we dat kunnen realiseren als we het volle evangelie niet zouden kennen en steeds beter leren kennen?

 

Hemelburgers door Duurt Sikkens

“… burgers van een rijk in de hemelen” (Filip. 03:20).

Veel mensen leggen het boek Hooglied uit als een lied dat alleen maar is geschreven om een ontwakende liefde tussen een jonge vrouw en een man te beschrijven. Dat kan natuurlijk maar het is ook een duet van Jezus Christus en Zijn gemeente. Die verhouden zich als man en vrouw. Hij wordt door Paulus ‘de laatste Adam’ genoemd, wat ’t beste omschreven kan worden als ‘de uiteindelijke mens’. Dan zou je Zijn vrouw ‘de laatste Eva’ kunnen noemen en dat wat zich afspeelt tussen deze twee geliefden is een diep geheim.

Paulus zegt: “Dit geheimenis is groot, maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente” (Ef. 05:32). De enigen die dit geheim als geheim bewaren zijn de twee geliefden en de Vader die ons tot die gemeenschap heeft geroepen.

Jezus bevindt Zich in de hemel, bij de Vader, maar Zijn vrouw ook. Al is ons sterfelijk lichaam zichtbaar op aarde, onze geestelijke gestalte is zichtbaar in de hemel. Daar beleven wij het één zijn, daar waar wij wonen, omdat wij door de uitwerking van Jezus’ opstanding, met Hem zijn samengegroeid. Het is dus nu mogelijk om in de hemel, in het Koninkrijk van God te wonen. Onze inwendige, geestelijke mens is met Hem opgestaan en beleeft het eeuwige leven samen met Jezus Christus. Ben je al ingeburgerd?

 

Bevrijding van demonie door Evert van de Kamp

 

“In mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven” (Mark. 16:17).

De in 1880 overleden pre­diker J, C. Blumhardt schreef in zijn dagen al: ‘Onze tijd verdraagt het niet dat men veel spreekt en denkt over aanwezige krachten der duisternis. Zij meent door stilzwijgen feiten te kunnen uitwis­sen’ .

De Hervormde predikant Dr. W. C. van Dam be­gint zijn boek ‘Demonen eruit in Jezus’ Naam’ – oorspronkelijke titel ‘Daemonen und Besessene’ – met het woord ‘Middel­eeuws’. Hij schrijft: ‘Dat is de reactie, die zeer velen geven, wanneer ze iets horen over demonen en bezetenen. Het wil er bij velen niet in dat hier iets anders dan bijgeloof in het spel zou kunnen zijn’.

  1. E. van den Brink po­neert: ‘De theologie houdt geen rekening met het be­staan van de duivel en zijn engelen. Zij heeft af­gerekend met de zoge­naamde middeleeuwse voorstellingen. Maar het bestaan der demonen is geen uitvinding van een hysterisch mens: wij dan­ken onze kennis omtrent hen aan goddelijke open­baring .

Jezus sprak over de on­reine geesten en over Beëlzebul, de overste der boze geesten of duivelen (Matt. 12:27) . Hij wierp de demonen uit en be­vrijdde daardoor de mensen van zonden, ziekten en gebondenheden. Ook beval Jezus zijn volgelin­gen desgelijks te doen, was een essentieel van de opdracht aan discipelen (Matt. 10:01; Matt. 10:07-08; Luc. 10:10; Luc. 10:19) .

De hedendaagse theologie heeft de duivel uit haar denken geëlimineerd en de hypothese van de erfzon­de, erfschuld en erf smet in zijn plaats gesteld. De vijand van de mens is nu de mens zelf. Men strijdt niet meer tegen de boze en wil niet meer van hem verlost wordén, maar van zichzelf’.

Wie bekend is met de geestelijke wereld, weet dat de duivel niet maar een symbool is, maar de tegenstander van God en mensen. Geen mens ont­komt aan zijn beïnvloe­ding . Daardoor is het voortbrengsel van het menselijk hart boos van zijn jeugd af aan (Gen. 08:02) . Daar moeten wij van af en dat kan ook. Met de apostel Paulus kunnen wij zeggen: “Satans gedach­ten (werkingen) zijn ons niet onbekend” (2 Kor. 02:11) . Velen zijn geknecht en gebonden. Daarom wil­len wij over dit omstreden en complexe onderwerp. hoe bemerkt ook, schrij­ven en nadenken. “Om gevangenen loslating te verkondigen” (Luc. 04:19).

Wat is demonie?

Dr. Derek Prince merkt op: ‘Het Griekse woord voor boze geest is ‘daimonion’. Dat is afgeleid van een ander Grieks woord ‘daimon’. In het Nieuwe Testament staat ‘daimonium’ in verband met ‘daimonizomai’. De letterlijke betekenis daar­van is ‘gedemoniseerd’. Dat wil dus zeggen: onder invloed of in de macht van demonen, boze geesten’.

Dat uit zich in vele vor­men. Boze geesten zijn de bewerkers van zonde, ziekte, gebondenheid, be­zetenheid, etc.

Van Dam noemt bezetenheid: ‘De toestand waarbij door gedrongen, dat ze zijn persoonlijkheid hebben overmeesterd en zich van, zijn lichaam en stembanden kunnen bedienen, zolang tot aan hun macht een einde wordt gemaakt’.

Demonen bezitten kennis: Marcus 1 vers 24 (Mark. 01:24): “Wat hebt Gij met ons te maken Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen? Ik weet wel, wie Gij zijt: de heilige Gods” . Handelingen 19 vers 15 (Hand. 19:15): “Jezus ken ik”.

Demonen hebben een wil: Matthéüs 12 vers 14 (Matt. 12:14): “Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitge­varen”. Lucas 8 vers 31 en 32 (Luc. 08:31-32): “Zij smeekten Je­zus , dat Hij hun niet ge­lasten zou in de afgrond te varen. Zij smeekten Hem, dat Hij hun zou toe­staan in de kudde zwijnen te varen” .

Demonen hebben gevoel: Jakobus 2 vers 19 (Jak. 02:19): “De boze geesten geloven ook en zij sidderen” .

Thurneysen zegt het zo: ‘De mens in de bezeten­heid is als onder de voet gelopen, overmand, over­stroomd door de donkere machten, die over hem zijn losgebarsten. Het ‘ bewust handelende, denkende en willende ik wordt volledig opzij ge­schoven en uitgeschakeld. Hij denkt en spreekt: maar precies uitgedrukt denkt en spreekt hij zelf niet, maar ‘het’ denkt, ‘het’ spreekt in en uit hem, dat niet meer/hijzelf is, dat veeleer zich van zijn zelf heeft meester gemaakt, doordat het zich als heer en meester gewelddadig met hem iden­tificeert’ .

Gedeeltelijke bezetenheid

Dikwijls is er sprake van een ten dele. Hierover de arts E. Flöning: ‘We kun­nen onderscheid maken tussen demonische kwel­lingen en demonische bezetenheid. Het verschil ligt min of meer in de he­vigheid waarmee demoni­sche machten bij iemand indringen of hem overval­len en zich aan hem vastklemmen; of ze alleen maar komen en gaan, of gedurende een zekere periode blijven, terwijl in de tussentijden die per­soon bevrijd schijnt te zijn en volkomen normaal’. Leo Harris maakt in zijn boekje ‘Satan overwonnen’ de volgende opmerking: ‘Als wij over bezetenheid spreken, moeten wij er van uitgaan, dat de boze macht of machten bezit genomen hebben van een gedeelte van het lichaam of verstand. Buiten de aangetaste sector kan de

patiënt volkomen vrij en normaal zijn’.

In Matteüs 12 vers 22 (Matt. 12:22) lezen we, dat men tot Je­zus een bezetene bracht, die ‘blind en stom’ was. Er wordt niet gesproken over aantasting van zijn verstand en persoonlijk­heid. Lucas vertelt in hoofdstuk 13 vers 11 en 16 (Luc. 13:11; Luc. 13:16) van een vrouw, die reeds achttien jaar een geest van zwakheid had en (daardoor, door die demon) verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Jezus noemt haar een gebondene van satan. Onder handop­legging bevrijdt hij haar.

Kenmerken en signalen

Er zijn veel kenmerken en signalen van bezet-gebied- zijn en bezetenheid en vele vormen van demonie. In het Nieuwe Testament vin­den we tal van voorbeelden van religieuze, lichamelijke, psychische en para psychische aard. Elk geval is weer anders .Om dit te kunnen doorgronden zullen wij, zoals Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14) zegt, onze zinnen moeten oefenen in het onder­scheiden van goed en ‘kwaad.

De Duitse psycholoog Oestereich wijst er met nadruk op, dat de kentekenen van bezetenheid door de loop der eeuwen heen gelijk zijn gebleven. Hij vindt dat de evangeliën de bezetenheidstoestand correct weergeven en spreekt van de historische waarde van het Nieuwe Testament.

Het beginsel der wetteloosheid

Bij gebondenheid spreken we over het beginsel der wetteloosheid. Dat dringt de mens binnen. Zo kan iemand gebonden’ zijn aan leugen, drift, onrein­heid, nicotine, drank, drank, drugs, verdovende middelen, spel, etc. Een mens is gebonden als hij zondige dingen moet doen, die hij niet wil. Je leest het wel in de krant: ‘Ik weet niet hoe het kwam, maar ik moest dat doen’.

Een waarlijk vrij christen behoeft geen zonde te doen. In Romeinen 7 vers 14 tot en met 24 (Rom. 07:14-24) schetst Paulus de situatie van voor zijn bekering en bevrijding. Hij komt tot de conclusie: “Ik ben vlees verkocht onder de zonde. Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. Niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwa­de, dat doe ik”. Paulus geeft ook aan hoe dat komt: ‘Ik bewerk het niet, maar de zonde (geïnspi­reerd door de duivel) , die in mij woont’.

Dit is de binnenkant zou je kunnen zeggen, maar satan valt evenzeer van buiten af aan. Ik noem dit geestelijk, of als u wilt ongeestelijk terrorisme. Ik heb gezien dat normale correctie dan niet mogelijk is. Dat is een stukje erva­ring opgedaan in de leer­school van de Heer. Er moet dan iets ‘anders’ ge­beuren .

Ik heb zo eens een ver­schrikkelijk moeilijke leer­ling onder mijn hoede ge­had. Al gauw merkte ik dat het hem bij vlagen heel erg ‘moeilijk’ werd gemaakt. Er was duidelijk sprake van demonische in­vloeden. Zijn moeder, zelf evenmin vrij, typeerde dat heel juist met de woor­den: ‘Hij is van de duivel bezeten’. Overigens had zij geen enkele oplossing voor dit probleem. Met mijn ‘nieuw’ verkregen kennis heb ik hem twee jaar lang, zo goed en zo kwaad als het ging, gees­telijk mogen opvangen.

Er zijn psychiaters die volmondig erkennen dat zij met werkelijk bezeten mensen niets kunnen uit­richten. In een t.v.-uit­zending van de N.C.R.V. gaf een Noord-Hollandse evangelist een getuigenis hoe hij een volstrekt be­zeten vrouw in de naam van Jezus totaal had mogen bevrijden. Na afloop van het programma gaf de psy­chiater Dr. Frank van Ree zijn visie. Aan de orde kwamen de vragen: Waar liggen de grenzen van de wetenschap en wat kan een psychiater doen als een bezetene bij hem komt, komt? Zijn antwoord op de laatste vraag was: Eigen­lijk niets. Zonder meer gaf hij toe dat de evan­gelist de enig juiste weg had bewandeld. “Drijft de boze geesten uit”, sprak Jezus.

Hoe ontstaat demonie?

Door de zondeval, sinds Adam Gods schepping aan de vruchteloosheid heeft onderworpen (Rom. 08:20), hebben satan en zijn engelen grip op .heel de mensheid. Het bestaan van de mens wordt door de duivel en zijn trawan­ten belaagd en beheerst.

, De strijd tegen de demo­nie is er nooit één tegen mensen en jezelf, maar tegen al die duistere machten (Ef. 06:12). Dit is een geestelijke strijd in een geestelijke wereld en alleen, maar dan met zekerheid, te winnen in de kracht van de Heilige Geest. De Geestesdoop is hierbij onmisbaar.

Voor alles is het de boze drom te doen, het denken van de mens onder zijn beslag te krijgen. Op ve­lerlei wijze tracht hij bij” de mens binnen te komen, de troon van het mensen­hart te bezetten (2 Thess. 02:04). en demonie in die tempel Gods te bewerk­stelligen .

Om dat te voorkomen is grote waakzaamheid gebo­den. Satan manifesteert zich in diverse gestalten. Als een engel des lichts (2 Kor. 11:14), als een tegenstander (1 Petr. 05:08), als een tegenwerker (1 Thess. 03:05), etc. Ver demonisering kan dan ook op heel veel manieren tot stand komen. Om daarvan enig idee te geven noem ik een klein aantal.

Door zonden.

Het verlangen van de zondemachten gaat uit naar de mens. Als de begeerte van de mens loskomt van God, nemen de boze geesten contact op met die mens. Zij ‘bevruchten’ die be­geerte en dat brengt de zonde voort (Jac.l:15). Je kunt ook zelf de deur voor de vijand openen en contact met de satan zoe­ken, je in zonden storten. Het trieste verhaal van Ananias en Saffira in Han­delingen 5 is hiervan een voorbeeld. In Galaten 5 vers 19 tot en 21 (Gal. 05:19-21) geeft de apostel een opsomming van allerlei werkingen van het vlees, die kunnen leiden tot demonie.

Door afval van het ge­loof.

In 1 Timotheüs 4 vers 1 (1 Tim. 04:01) brengt de apostel Paulus de afval van het geloof in verband met het volgen van dwaalgeesten en lerin­gen van boze geesten. In 1 Korinthiërs 10 vers 20 en 21 (1 Kor. 10:20-21) waarschuwt hij: “Ik wil niet, dat gij in ge­meenschap komt met de boze geesten. Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des He­ren deel hebben èn aan de tafel der boze geesten” .

Het toe geven aan ver­keerde begeerten en tot verslaving leidende gewoonten.

Drugs- en alcoholgebruik, bepaalde medicijnen, spel­en gokpraktijken (speel­automaten), etc. kunnen de deur openzetten voor demonische invloeden, –

Door vervloeking en bezwering.

Augustinus verhaalt van een moeder die haar tien kinderen had vervloekt nadat een zoon geprobeerd had haar te verkrachten. Alle tien raakten bezeten. De moeder pleegde zelf­moord .

Door het sluiten van een verdrag met satan.

Bijbelse voorbeelden zijn ondermeer Bileam en Judas Bekend zijn de medaillons met de woorden erin: ‘De­ze ziel behoort aan satan’. Oude Avondmaal formulieren waarschuwden al voor het belezen en/of het zich

toewijden aan de duivel. Een vrouw bezocht een magnetiseur, riep satan aan en schreeuwde: ‘Als God mij niet helpen wil, help jij mij dan satan?’ Demonie was het gevolg.

Door het bedrijven van en het sympathiseren met het occultisme.

“Het actief uitoefenen van occulte praktijken lokt de demonen meer dan iets an­ders. Dit ‘bovennatuurlij­ke’ terrein van de vorst der duisternis is schier onbeperkt. Het wordt enorm gestimuleerd door een ruim aanbod van lite­ratuur, satanische films en toneelstukken, t.v.- en radio-uitzendingen als Parallax en het Zwarte Gat (van Veronica), het bezoeken van samenkom­sten waar hypnose, mag­netisme, helderziendheid- en horen, spiritisme, yo­ga, het wichelroedelopen, etc. worden gedemon­streerd of beoefend.

Door de kwetsbaarheid van kinderen.

Kinderen hebben nog niet hun natuurlijke, laat staan hun geestelijke, verdedigingslinie gevormd. Basham vertelt hoe bij hem een angstgeest was bin­nengedrongen, doordat zijn broer hem had mee­genomen naar een vampierfilm. Het is mij gebleken dat kinderen zelfs binnen de schoolmuren lang niet altijd veilig zijn. Heerlijk dat ouders hun kinderen kunnen heiligen in de Heer.

Deze opsomming lijkt mij voldoende. Veel meer dan dit soort zaken zijn dui­delijk te herkennen. An­dere verschijnselen zijn zo subtiel dat hiervoor de Geestesgave van het onderscheiden der gees­ten nodig is (1 Kor. 12:10). Het woord van de apostel: “Vertrouwt niet iedere geest, maar be­proeft de geesten of ze uit God zijn” (1 Joh. 04:01), is zeer terecht.

In een tweede artikel hoop ik in te gaan op een paar duidelijke Bijbelse voorbeelden van demo­nie en geven we de weg aan voor bevrijding en herstel. We zullen zien dat de Heer Jezus Chris­tus zonder aanzien des persoons een machtige Verlosser, Bevrijder en Heelmeester is!

 

 

 

Bouwstenen door Duurt Sikkens

* Wie de sleutels van het koninkrijk der hemelen is toevertrouwd, bekleedt een sleutelpositie.

* Beloof God maar niks, geloof liever wat Hij jou beloofd heeft.

* Is het stille tijd binnen in je?

* Wat is waarheid? Door God gekend zijn.

* God houdt van je om wie je bent, niet om wat je allemaal doet,

* Bouwen is meer dan stenen stapelen.

* Ben je twee of één?

 

Perspectief voor de toekomst door Piet Snaphaan

“Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter mij ligt, en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt…” (Filip. 03:14).

 

Dat ene ding waar ’t juist om gaat

is heel belangrijk in ons leven:

vergeten ’t geen je achterlaat,

wetend wat je te wachten staat,

als je naar ’t doel van God wilt streven.

 

Eerst dit of dat is niet genoeg,

wat ook Jezus eenmaal zei,

ook Hij sprak eens over een ploeg,

als je eenmaal daar de hand aan sloeg,

ga dan aan ’t oud voorbij.

 

Je blik vooruit – ’t geldt u en mij

zie niet meer achterom,

wat vóór ons ligt, zoals Paulus zei,

een geestelijk leven, vrij en blij,

stralend als de ochtendzon.

 

Het hemelse Jeruzalem door Hessel Hoefnagel -3-

De “vrouw” van God

Omdat de Schepper als de Onvergankelijke nooit Zijn oorspronkelijk doel loslaat, profeteerde Hij direct na de zondeval van de eerste mens over de eeuwige verwerping van de slang (satan), door wiens toedoen de vorst van de Duisternis (de Dood) in de wereld van de mens kon infil­treren. Tegelijk verbond God zich met de mens door een belofte. Uit de eerste mens, die een “levende ziel” ge­noemd wordt en met de aarde verbonden was, zou het “zaad van de vrouw” geboren worden. Deze nieuwe mens zou als “levendmakende geest” allereerst de kop van de slang ver­morzelen, ondanks de tegenstand, die deze zou bieden (Gen. 03:15).

De “vrouw” is de aanduiding van de gemeente van Jezus Christus, die de volkomenheid zal bereiken. In haar moe­derschoot ontwikkelt zich de nieuwe generatie, die als “zonen Gods” openbaar zal worden. Deze zonen zijn de eer­stelingen van de nieuwe schepping, die met het Lam staan op de berg Sion. Ze zijn vol van het wezen van het Lam en de Vader in de hemelen. Ze zijn daartoe gekocht “uit de mensen”. Ze spreken het woord van de waarheid en hebben de gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon bereikt, want ze zijn onberispelijk (Openb. 14:01-05).

Met grote grimmigheid staat de duivel en satan, die ook de grote draak wordt genoemd, voor de vrouw. Hij weet, dat deze zwanger is en dat de zoon, die zij zal baren, hem de kop zal vermorzelen naar het profetisch woord van de Schepper. (Gen. 03:15). Hij weet dat zijn macht niet verder reikt, dan dat hij dit zaad van de vrouw de hiel kan vermorzelen, dus het kan belemmeren in haar voortgang naar het door God gestelde doel.

Tegen de mens in de hof van Eden, die door zijn ongehoor­zaamheid daaruit verbannen werd en gedoemd was tot een wandel op aarde in plaats van een wandel in de hemel, werd gezegd: “met smart zul je kinderen baren” en “in moeite zal je zwangerschap zijn” (Gen. 03:16).

Hoe is deze profetie uitgekomen! Door onderdrukking en slavernij werd het eerste “kind” van de mens gevormd in Egypte om vandaaruit onder leiding van Mozes op weg te gaan naar het aan Abraham, Izak en Jakob beloofde land. Toen dit volk van God in de volheid van de tijd was geko­men, hetgeen met verdrukkingen gepaard ging, kondigde zich het kind van Bethlehem aan. Hoe ging ook deze ge­boorte met “smart” gepaard vanwege het dreigen van de duivel. Satan inspireerde en misbruikte de goddeloze koning Herodes om dit kind te vermoorden, hoewel het hem niet gelukte (Matt. 02:16)

Ondanks de dreiging en moord, waarmee de Eersteling van de nieuwe schepping In zijn korte aardse leven te maken had, werd Hij overwinnaar door de zonde van de wereld teniet te doen en de macht van de veroorzaker van dood en vruchteloosheid te verbreken.

Door geloof in Jezus Christus is de “vrouw” opnieuw bezig volwassen te worden, maar nu door de vervulling met de Geest van de Vader en de Zoon. De duivel weet echter dat hij slechts weinig tijd heeft (Openb. 12:12) en gaat rond, brullende als een leeuw en hij zoekt wie hij kan verslin­den (1 Petr. 05:08).

Vanwege de voortdurende dreiging van de draak schreeuwt deze vrouw in haar weeën en pijn om te baren. Toch zal haar zaad, dat wil zeggen wat uit haar voortkomt, zich openbaren als “een mannelijk, wezen”,-dat de duivel tege­moet treedt in de hemelse gewesten (dit is de geestelijke wereld). Dit doet de vorst van de duisternis sidderen.

Met grote grimmigheid tracht hij daarom de openbaring van de zonen van God te verhinderen door dit “kind van de vrouw” te “verslinden” middels de verleidende stroom van leugen en ongerechtigheid die uit zijn bek komt. Het kind wordt echter “plotseling weggevoerd naar God en Zijn troon” (Openb. 12:05)

Het zaad van de vrouw

Het zaad van de vrouw werd door de profeet Jesaja aange­duid als het nakomelingschap, dat gezien zou worden als de knecht van God (Jezus Christus) zichzelf tot een vlek­keloos schuldoffer zou hebben gesteld (Jes. 53:10).

Jezus Christus ging als de Hogepriester van het Nieuwe Verbond het hemelse heiligdom binnen. Dit is de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van deze schepping. Hij vergoot Zijn eigen bloed, de drager van het leven en verwierf daarmee een eeuwige verlossing van de claim van de Dood. Als een smetteloos offer stelde Hij Zichzelf beschikbaar om de wil van God te volbrengen. Zo reinigde Hij ons bewustzijn van dode werken, zodat we de levende God zouden kunnen dienen. Door de dood te ondergaan heeft Hij bevrijding gebracht voor de overtredingen onder het eerste Verbond, zodat de geroepenen de belofte van een eeuwige erfenis zouden ontvangen (Heb. 09:11-15).

De profeet en apostel Paulus noemde het nakomelingschap, dat de Knecht van de Here zou zien, zonen Gods (Rom. 09:26; Gal. 03:26). Zij zijn de bedoelde eerstelingen van de nieu­we schepping. Ze zijn voortgekomen als een rijsje uit de wortel van Isaï en als een scheut uit zijn wortels die vrucht zou dragen (Jes. 11:01).

Naar Zijn raadsbesluit heeft God deze eerstelingen voort­gebracht door het woord der waarheid om door middel van hen de hele schepping te herstellen. De apostel Johannes zag in een gezicht de hele nieuwe mensheid als een grote schare, die niemand tellen kan, uit alle volken, stammen, natiën en talen. Deze schare staat voor de troon van God en voor het Lam. Ze is bekleed met witte gewaden en palm­takken in haar handen.

Wanneer dit beeld werkelijkheid wordt, zal de hele schep­ping zich uiten in aanbidding en lofprijzing: “Amen, de lof en de heerlijkheid, de wijsheid en de dankzegging, de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden” (Openb. 07:09-12).

Het is in dit verband te begrijpen, dat de hele schepping met de mens voorop zucht en in barensnood is, terwijl ze met reikhalzend verlangen de openbaring van de zonen van God verwacht (Rom. 08:18-23).

Dit verlangen van de schepping richt zich op het herstel van de oorspronkelijke bestemming en mogelijkheden. Sinds in de eerste Zoon van God het leven van God de vernieti­gende werking van de vorst van de Dood doorstond, is dit herstel ingezet. In de openbaring van de zonen van God ofwel het nakomelingschap van Jezus Christus zet het her­stel zich voort, totdat alles zal functioneren, zoals de Schepper het vanaf het begin heeft bedoeld.

 

Wat betekent gemeente zijn? Door Liesbeth Hagendoorn

 

‘Gemeente zijn is Gods bedoeling

Weet je nog, dat we enke­le maanden geleden hebben nagedacht over het trainen van je geestelijke conditie? Daarbij zagen we, dat er voor deze training geen beter oefenterrein te be­denken is dan: de gemeente.

Maar de gemeente is niet alleen oefenterrein. Gemeente zijn betekent veel en veel meer. Zo veel, dat je dat eigenlijk onmo­gelijk even in een artikel kunt neerschrijven. Waar­om dan toch die titel? Om­dat ik, als ik denk aan de gemeente, mijn hart snel­ler voel kloppen. De ge­meente, daarvoor wil ik warmlopen. De gemeente mag een heel grote plaats in mijn leven innemen.

Ik hoop dat jij, die dit leest, ook bij een gemeen­te ‘hoort’. En als dat niet zo is, dan hoop ik dat je, nadat je mijn gedachten ever gemeente-zijn hebt gelezen, in je hart bent geraakt en dat je in je hart ook overtuigd wordt dat ‘gemeente-zijn’ altijd al Gods bedoeling is ge­weest, vanaf het allereerste begin dat God sprak: “Laat Ons mensen maken” .

Laten we gemeente-zijn eens van dichtbij bekijken. Daarbij stuiten we op een eerste vraag: gemeente- zijn, ja, waarom eigenlijk? Waarvoor ga jij elke zondagochtend – als heel veel anderen nog lekker op een oor liggen of aan het sporten zijn – vroeg je bed uit, naar de gemeente? Waar­voor ga jij elke zaterdag- (of vrijdag-)avond – als je klasgenoten zich verma­ken in de disco – naar je jeugdgroep? Waarvoor doe je dat? Met welk doel?

Het verlangen van Gods hart

We gaan daarvoor helemaal terug naar het allereerste begin van alles. Naar die zesde scheppingsdag, waarop God Zijn diepste verlangen in woorden om­zette: “Laat ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijkenis…” (Gen. 01:26).

Het hoge woord was eruit! Heel de schepping was klaar… in afwachting van dat ene, hoogste schepsel, waarom alles draaide: de mens. Partner van God! Metgezel om alles mee te delen! Dat was het verlan­gen van Gods hart, daar­om dacht God aan mensen.

En God schiep de mens (Gen. 01:27). Een wezen naar Zijn beeld, zo op Hem lijkend. . . De gelijke­nis was zo treffend dat God zei: “Het is zeer goed” (Gen. 01:31).

De mens. Een wezen, ge­maakt om contact te heb­ben met zijn Schepper. Maar ook gemaakt om contact te hebben met andere mensen. Geestelijk contact, van hart tot hart. Want zo had God het be­doeld: Hij verlangde naar mensen, naar een volk, naar mensen samen. Die contact zouden hebben met elkaar. Die elkaar steun, troost, veiligheid, liefde zouden geven. Die elkaar zouden leren, sti­muleren, aanmoedigen, onderwijzen, op voeden.

Aan zo’n volk dacht God. Een volk dat Zijn heerlijk­heid zou uitstralen, in de manier waarop ze met Hem en met elkaar optrokken. God dacht aan: een ge­meente! En Adam zou daarin de eerste zijn, het hoofd van dat volk, voor­aan gaand, de ‘voorgan­ger’ !

We weten: Adam luisterde naar de verleider, naar de duivel, die de mens van zijn hoge bestemming wilde (en nog steeds wil) afhouden. Adam luisterde en zondigde. De mensheid kwam onder de macht van de duivel.

Maar God liet Zijn plan niet los! Zijn volk zou er komen, dat was Zijn vas­te geloof. God gelooft in Zijn zeer goede schep­ping! Zijn geloof is nooit aan het wankelen te brengen. De mensheid zou be­vrijd worden, zodat het opnieuw Zijn volk zou zijn.

Die grote en heel zware taak, om de mensheid vrij te kopen, kwam te liggen op de schouders van de Here Jezus. Hij was de eerste mens die Gods plan echt begreep en er ook helemaal in meeging, er Zijn leven voor inzette. Hij werd de tweede Adam, de ’tweede eerste’ mens. Hij kocht de mensheid vrij uit de macht van de dui­vel, met Zijn eigen leven. Zodat Gods plan gereali­seerd kon worden, name­lijk een volk van God, een. . . gemeente!

En omdat de Here Jezus die zware opdracht zo grandioos heeft vervuld, heeft God Hem aangesteld op een heel hoge plaats, zo hoog dat alleen de He­re Jezus die plaats kan en mag hebben: als hoofd boven het volk van God, als hoofd boven de ge­meente, als hoofd boven de mensheid! (Ef. 01:22).

De gemeente, Gods hartenwens “Vanaf het moment, dat Hij aan mensen dacht, is er gekomen. En in Gods hart is vreugde als Hij ziet dat de gemeente, op heel veel plaatsen in de wereld, ontstaat, ontwik­kelt, opgroeit, geestelijk groot wordt, onder leiding van het Hoofd, Jezus Christus!

De gemeente is als een gezin

Weet je waarmee je de ge­meente zou kunnen verge­lijken? Met een gezin. Wie staan in een gezin aan het hoofd? De ouders. Zij bepalen wat er binnen het gezin gebeurt. Wat wel en wat niet mag, wat wel en wat niet goed is voor het gezin.

Op eenzelfde manier is de Here Jezus Hoofd van de gemeente. Hij bepaalt wat goed is voor de gemeente en wat niet. Hij geeft de koers aan. Hij geeft aan welke ‘kant’ de gemeente opgaat. Hij staat in het middelpunt, Hij is de Spil, waar alles om draait!

In een gezin zijn het de ouders, die aan de kinde­ren opdrachten geven. Ze doen dat niet zomaar luk­raak, maar ze kijken daarbij wat ieder kind aankan. Kleine kinderen krijgen minder moeilijke en verantwoordelijke ta­ken dan oudere kinderen. De taakverdeling zal zo zijn, dat er rust en har­monie is in het gezin, een goede sfeer, waarin iedereen gelukkig kan zijn.

Zo is het de Here Jezus, die binnen de gemeente opdrachten geeft. Hoe? Hij, maakt Zijn bedoelingen bekend door de Heilige Geest. En aan wie dan? Aan mensen in de ge­meente die vol van de Heilige Geest zijn. En dat zijn in de eerste plaats de leiders van de gemeen­te, die mensen die, onder leiding van de Here Jezus, voor het gezin zorgen! De Here Jezus zal in de eer­ste plaats bij die mensen in hun hart leggen wat Hij graag wil.

En Hij deelt niet zo maar willekeurig taken uit, Hij werkt niet met ‘natte-vinger-werk’! Hij kijkt in het hart van elk gemeentelid persoonlijk: is daar in de eerste plaats een diep verlangen om Jezus te dienen, te volgen? Dan zal Hij dat verlangen in­vullen met een taak, die precies bij die ene per­soon past. Een taak waar­in die persoon helemaal zijn capaciteiten en talenten zal kwijtkunnen. Want reken er maar op dat de Here Jezus ‘ef­ficiënt’ omgaat met Zijn gemeente (-leden)! Geen talent of gave zal onge­bruikt, renteloos blijven liggen. Dat is juist wat God en Jezus het liefste willen: dat wij al de gaven die we in ons hebben, ontwikkelen, en dat bin­nen de gemeente, voor de gemeente, zodat de ge­meente erdoor gebouwd wordt.

Maar Jezus is daarbij ook fijngevoelig: Hij geeft je een taak die jij aankan, waar jij aan toe bent. Hij weet precies wat jouw schouders kunnen dragen. Hij heeft geen haast.

Daarin lijkt Hij sprekend op God, die ook geen haast heeft. Maar… Hij zit niet stil. Zijn ogen gaan door de rijen van de gemeente, geduldig, vol liefde, maar ook onderzoe­kend en vol verwachting: wie mag ik inzetten in Mijn lichaam? Wie is er klaar voor?

De gemeente..,. dat ben jij!

En dan ontdekt Hij jou. Jij, die misschien op de achterste rij zit; voor Hem maakt dat namelijk geen verschil. Hij heeft van jou een even grote verwachting als van de­genen die vooraan zitten. Hij kijkt in je hart. En Hij ziet wat in jou, dat ene of misschien wel die vele talenten die jij hebt. Hij. ziet het als je hart in verlangen naar Hem uit­gaat. Als dat zo is, zal Hij tot jou spreken, recht­streeks tot je hart: ‘Zou je misschien jouw muzika­le aanleg voor Mij willen inzetten, ten behoeve van Mijn lichaam? Zou je mis­schien jouw spontaniteit willen geven, waardoor je zo fijn met mensen kunt praten? Zou je je fijnge­voeligheid actief willen gebruiken, waardoor je mensen kunt troosten, helpen, op vangen? Zou je jouw goede verstand willen inzetten, waarmee je Mijn woord zou kunnen onderzoeken en uitleggen aan anderen? Zou je…’ Hij zal jouw verlangen invullen, eraan tegemoet komen.

Ook zal Hij, zoals ik hier­boven al zei, spreken tot de leiders van de gemeen­te. En zij zullen het naar jou toe bevestigen door je uit te nodigen voor die ene bepaalde taak. Zo werkt de Here Jezus door de Heilige Geest, Fantas­tisch, hè?

Als je het nog niet geconcludeerd had, dan zou ik het hier duidelijk willen zeggen: de gemeente, dat ben jij, Dat ben jij. Ge­meente van de toekomst.

De gemeente heeft jou no­dig, zoals in een muur goede stenen nodig zijn ’(1 Petr. 02:04-05) . Als jij het erbij laat zitten, is de gemeente een beetje incompleet. Alsof er midden in een muur een steentje ont­breekt .

Als jij je geeft aan de ge­meente, dan ben je rechtstreeks aan ’t bouwen aan: Gods grootste wens! En Zijn reactie zal dan ook zijn, dat Hij blij met jou is. (En dat is dan zacht­jes uitgedrukt) Vol (vreugde zal Hij bij Zich­zelf denken: alweer een mens, die begrijpt wat Ik van plan ben. Alweer een mens die begint te besef­fen wat een belangrijke plaats de gemeente inneemt I in Mijn plan! Hoera!

Waarop wacht de schepping?

Gemeente. Gods gedachte en wens vanaf het aller­eerste moment dat Hij aan mensen dacht. Gemeente, volk van God, mensen sa­men . Mensen die leven vanuit vergeving. Mensen die steeds verder bevrijd worden van hun vijanden. Mensen die steeds meer de wil van God leren ken­nen. Mensen, die hecht met elkaar verbonden en hecht met de Here Jezus verbonden, uitgroeien tot volwassen geestelijke men­sen, tot volwaardige part­ners van God. God zou het liefste willen dat heel de wereld Zijn gemeente was! Maar dat is nog niet zo. . .

…want daarvoor wil God de gemeente inzetten. Lees eens Romeinen 8 vers 19 (Rom 08:19): “Want met reikhalzend l verlangen wacht de schep­ping op het openbaar worden van de zonen Gods”.

De schepping wacht. Waar­op? Op het moment dat er mensen zullen zijn die, binnen de gemeente, zover gegroeid zijn dat er een tijd aanbreekt, dat ze zonen van God worden (Ef. 04:12-13). Mensen die, binnen de gemeente, de Here Jezus zo gevolgd hebben, dat ze aan Zijn beeld gelijk worden. Men­sen dus, die Jezus Chris­tus ook volgen in: het Zoon-van-God zijn!

En de zonen van God, on­der leiding van de eerste Zoon van God, die zijn het waarop de schepping wacht. En ze rekt haar nek uit om te kijken: ko­men ze al? Zijn ze er al? Want de schepping moet bevrijd worden. Waarvan dan? Dat staat in Romeinen 8 vers 20 en 21 (Rom 18:20-21): van de vruchteloosheid en van de vergankelijkheid. Twee dingen die nu nog heersen over de hele schepping. Twee dingen waarmee de duivel de schepping in zijn greep houdt. Ze komen uit zijn koker. Want bij God is nooit vruchteloosheid, bij Hem is het altijd de bedoeling dat er vrucht komt. En bij God is geen vergankelijk­heid. Bij Hem heeft alles zo’n grote waarde dat het eeuwig blijft bestaan, blijft voortleven.

Uitdaging en verantwoordelijkheid

De gemeente, jij en ik! Wij mogen ons ervoor klaarmaken, ervoor toebe­reiden om zonen van God te worden! Hoe dan? Waar dan? Door onze inzet, in de gemeente. Want de schepping wacht op… jou en mij. Met reikhal­zend verlangen. Hoe lang duurt het nog?

Mensen, wat een uitdaging! Maar ook: wat een verantwoordelijkheid! Gemeente- zijn, wat is dat belangrijk, veelomvattend, alles be­palend.

Zoals ik al zei aan het begin: ik hoop dat ik, door deze gedachten over gemeente- zijn, in jouw hart een vuurtje heb mogen aansteken. Een vuurtje voor de gemeente. (Als dat er niet al was).

Heb een warm hart voor de gemeente! Omdat God er een warm hart voor heeft. Omdat Jezus Chris­tus er een warm hart voor heeft. Wil je Zijn gemeente versterken? Zoek dan naar een hechte relatie met Hem. Dat natuurlijk in de eerste plaats. En als je zo hecht met Hem bent verbonden, zal Hij zeker tot je spre­ken. Je zult Zijn stem ze­ker kunnen verstaan.

Geef het beste wat je hebt! In de tijd van het Oude Testament offerden de Israëlieten het beste van hun oogst en hun kudde aan God, hun eers­telingen (Ex. 23:19a) . Laten wij ook onze ‘eers­telingen’ geven, het beste wat we in huis hebben!

Wees in de gemeente. Voel je er verantwoordelijk voor. Voel je er verbonden mee. Ik zei al: in deze paar bladzijden kan ik eigenlijk nog maar heel weinig zeggen over het gemeente-zijn. Want, laten we eerlijk zijn, de duivel zit niet stil om de gemeente ‘onderuit te halen’. Hij gaat rond als een brullende leeuw, ook in de gemeenten, om on­rust, verwarring, onzuiver­heid, onwaarheid te zaaien, zodat Gods bedoeling met de gemeente ondersneeuwt. Want de duivel weet: als de gemeente werkelijk zo wordt zoals God haar be­doelt, is het afgelopen met hem.

Daarom moedig ik je aan om zelf in de Bijbel op zoek te gaan naar Gods gedachten over gemeente- zijn. Want alleen die ge­dachten moeten voor ons de ‘maat’, de ‘norm’ zijn!

Als er dan van binnen nog geen vuurtje gaat bran­den . . . !

 

 

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts 15 – slot –

De proclamatie van het koningschap van God

We gaan nog even verder met Openbaring 14 waar we in vers 6a lezen (Openb. 14:06a): “En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels…” (letterlijk: ‘in de midhemel’). De eerstelingen laten hun citerspel horen en terstond komt er weer een engel in beweging. Deze engel reageert op de eerstelingen en komt niet zomaar uit de lucht vallen. Deze engel vliegt in de midhemel. De midhemel is het knooppunt in de geestelijke wereld; je kunt zeggen: het kruispunt waar de wegen samenkomen. Kruispunten zijn vaak erg gevaarlijk. In de midhemel komen alle wegen in de hemelse gewesten samen. Zo zijn er knooppunten boven bepaalde landen of volkeren.

De engel in de midhemel had een eeuwig evangelie. ‘Evangelie’ is oorspronkelijk de boodschap van het Koningschap; de proclamatie van het Koningschap van God. Deze engel gaat het eeuwig evangelie proclameren. In vers 6b lezen wij: “…om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie. De engelen gaan het evangelie proclameren over alle volken, met het doel om over de volkeren de duisternis te verdrijven. Er komt ruimte boven die volkeren.

Dan komt de oogst! In vers 15 lezen we over de oogst die is rijp geworden. Het grijpt allemaal in elkaar. De eerstelingen beginnen. Zij gaan de zaak vrij bidden met hun citers. Daarna komt de engel in beweging, als vertegenwoordiger van de hele engelenwereld en gaat over de volken het evangelie proclameren. Daarna komt de oogst (vs.14-16).

De ondergang van de wereldbeheersers

In Openbaring 14 vers 8 (Openb. 14:08) lezen wij: “En een tweede engel volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen drinken”. De wijnoogst betreft het gericht over de wereldbeheersers (Openb. 14:17-20). Ze gaan in de persbak van de gramschap. “En de persbak werd getreden buiten de stad” (Openb. 14:20a). De wereldbeheersers worden onder de voeten van de gemeente: de Christus, gebracht. Een interessante tekst, die in verband staat met de wijnoogst en de wereldbeheersers is Psalm 76 vers 13a (Ps. 076:013a): “…die de toorn der vorsten verslaat” (Statenvertaling: “die de geest der vorsten als druiven afsnijdt”). De wijnoogst! De vorsten zijn de druiven en hun geest: de wereldbeheersers. Ze worden afgekapt om in de persbak vertreden te worden.

Een belangrijke profetie

Verschillende van de dingen waar ik in deze serie artikelen over geschreven heb, zijn profetisch aangereikt. Ik denk aan de nu volgende profetie, welke aanknoopt bij een oud gezangvers: “Ja, zo spreekt uw Heer:

Rust mijn ziel, uw God is Koning;

heel de wereld zijn gebied.

Alles wisselt op Zijn wenken,

maar Hijzelf verandert niet.

Zulke oude woorden, Mijn volk, zo vaak en door zovelen gezongen, maar nog zo weinig begrepen: Heel de wereld is Mijn gebied!

Mensen, die in ellende geboren worden, Mijn volk; mensen die nooit iets anders zien dan dat en sterven in dezelfde ellende; de uitzichtloosheid van miljoenen mensen. Dezelfde uitzichtloosheid geldt de mensen in een hoog beschaafde cultuur. Ze hebben geen wensen meer voor de toekomst; alles is grijs en «grauw voor hen. Het zijn allen mensen, die door Mijn scheppende kracht tot aanzijn geroepen zijn. Geen enkele daarvan is niet door Mij gekend.

Er zijn ontelbaar velen in duisternis, maar Ik heb ze gezien. Mijn hart gaat naar hen uit, want heel de wereld is mijn gebied, Mijn volk. Maar het wisselt op Mijn wenken. Het zal niet altijd in duisternis gehuld blijven, want waartoe zou Ik dan het Licht der wereld geworden zijn? Ik ben niet het Licht van een kleine uitgelezen groep, maar Ik ben het Licht der wéreld geworden. Het wisselt op Mijn wenken!

Mijn volk, in de hemelse gewesten zal uw strijd zijn voor de volkeren. Ik heb Mij een lichaam verkoren, om mét Mij uitvoerder te zijn voor Mijn plan. Wanneer gij het Mij vraagt, zal Ik u een gebied van deze aarde tonen, waarvoor gij in de hemelse gewesten zult strijden, want daar begint de verandering op Mijn wenken. Ik deel u Mijn wenken mede en gij zult spreken in de hemelen binnen, wat Ik in uw harten leg, om over een bepaald gebied van deze aarde te spreken. En gij zult bemerken dat op uw spreken legioenen engelen aan het werk zullen gaan en strijd zullen leveren voor de Heer en Zijn Gezalfde.

En het zal wisselen op Mijn wenken, omdat Ik niet veranderd ben, omdat Ik het Licht der wéreld ben, omdat Ik mensen gemaakt heb en voor elk mens een kans bereid heb om redding in Mijn bloed te aanvaarden.

Mijn macht reikt verder dan uw inzicht en het uitzicht van die mensen. Mijn macht reikt over de dood heen en aan elk mens zal Ik openbaren wie Ik ben, want de wereld is mijn gebied. Het zal veranderen op Mijn wenken naar het beeld Gods. Mijn volk, de aarde zal tot volheid gebracht worden. Bereid des weg des Heren, maak ruim baan in de hemelen en toon dat gij Mijn lichaam zijt en wenk mijn wenken verder. Rust, Mijn ziel, want voor u ben Ik de Koning en de wereld is mijn gebied, spreekt uw Heer”.

De vier cirkels waarin God gaat werken

God zegt tot ons als gemeente: ‘Wenk Mijn wenken verder!’ Wees u bewust dat heel de wereld Zijn gebied is. Wij mogen deel zijn van de komende Koning. God gaat werken in cirkels. De binnenste cirkel is het volk in de troon. De tweede cirkel zijn de engelen rondom de troon. De derde cirkel zijn de volkeren. De vierde cirkel is de hele schepping.

God gaat in de binnenste cirkel beginnen. Daar is het volk dat het hart van God gaat kennen en Gods hart gaat vertolken naar de engelen toe en via de engelen naar de volkeren. God gaat de volken samenbinden. Eerst gaat God Zijn gemeente samenbinden. In een andere profetie werd gezegd, dat God zegt: “Ik ben de Samenbinder, dit is één van Mijn namen. Ik ben de Samenbinder van ménsen en Ik ben de Samenbinder van volken”.

Zó zal de schepping één worden: één Heer, één God, één naam, één volk, één kudde en één Herder! Amen!