Mede gezet in hemelse plaatsen.

“Ook toen wij dood waren door de misdaden heeft Hij ons levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden), en heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus.” (Ef. 02:05-06).

In deze paar verzen worden ons drie grote geestelijke waarheden verkondigd. In slechts en­kele woorden wordt ons ontsloten wat wij, die geloven, mogen bezitten. Het zijn deze waarheden:

  1. Levend gemaakt – dat spreekt ons van de nieuwe geboorte, die wij in Christus hebben ontvangen.
  2. Opgewekt – niet alleen levend gemaakt, maar ook opgewekt. Dat hebben wij ontvangen toen wij één plant met Christus geworden zijn niet alleen in Zijn dood, maar ook in Zijn opstanding, waarvan de waterdoop ons het symbool is.
  3. Mede gezet in de hemel. Of zoals vele vertalingen ons geven, mede gezet met Christus in hemelse plaat­sen. Dat is de wonderbare gemeenschap, die wij met Christus mogen smaken.

Velen van Gods kinderen verstaan van zulk een leven niets. O ja, als men ze spreekt dan geven ze direct toe, dat het in de Bijbel staat, maar is het beleving geworden? Laat mij u mogen zeggen er is een progressieve ervaring in deze verzen en velen van Gods kinderen komen nimmer tot de laatste stap. De eerste stap moet leiden tot de laatste en dat is: mede gezet te zijn in hemelse plaatsen met Christus. Wat wil dit zeggen? We kunnen toch aannemen dat Paulus spreekt uit er­varing en dat hij tot zulk een leven was gekomen.

Ten eerste. Het is de plaats van alle geestelijke zegeningen.

 “Gezegend zij de God en Vader van onzen Here Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus’ (Ef. 01:03), Gods Woord spreekt over sommige dingen alsof wij het ervaren en toch bezitten wij het niet altijd. Neem een voorbeeld. God had Israël het ganse land beloofd en het behoorde hun toe en sommige Israëlieten waren er wel gekomen, maar waren toch niet in hun bezitting, zodat Jozua hen trage erfgenamen moest noemen. Alleen als wij met Christus gezet zijn in hemelse plaatsen en dit een daadwerkelijke ervaring is geworden, zijn wij in de plaats waar wij gezegend worden met alle geestelijke zegening in Christus. In hemelse plaatsen worden wij ontdaan van datgene wat ons zieleleven nog aankleeft, daar kunnen wij niet tevreden zijn met een enkele zegen, hoe heerlijk ook, maar in hemelse plaatsen strekt de ziel zich uit naar al de volheid Gods. Het is daar dat ten volle ervaren wordt wat de doop des geestes in zich heeft. Dan is men niet tevreden met tongen spreken, of profetie of andere geestelijke gaven. Wel geloof ik dat de doop des geestes voor ons deze hemelse plaatsen opent. Daar kan de ziel een volle’ genieting ontvangen, maar alleen met Chris­tus in dit Allerheiligste en in volkomen overeen­stemming met Zijn wil.

Ten tweede. Het is de plaats van stille geestelijke kracht.

 “En welke de uitnemende grootheid Zijner kracht zij aan ons, die geloven, naar de werking der sterkte Zijner macht. Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opge­wekt; en heeft Hem gezet tot Zijne rechterhand in de hemel” (Ef. 01:19-20).

Dit zijn wonderbare woorden vol van kracht en leven. O indien wij de volle waarde zouden zien en er door het geloof in zouden treden, wat een krachtbron zou ons geschonken worden. We mis­sen het omdat wij nog niet mede gezet zijn in die sferen, waar deze kracht ontspringt. Laat ons deze teksten goed en aandachtig lezen en we zien, dat dit niet voor Christus is, dat dit gewrocht is, maar voor ons die geloven. Wat we slechts nodig heb­ben is wat Paulus ook zegt in vers 17 (Ef. 01:17), “opdat, de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid u geve, verlichte ogen uws ver­stand.” Gezalfde ogen moeten wij hebben. Het staat er zo heerlijk “Opdat Hij u geve, naar de rijkdom Zijner heerlijkheid met kracht versterkt te worden door Zijnen Geest in de inwendige mens” (Ef. 03:16). Wanneer en hoe wordt dit een er­varing? We hebben het reeds gelezen, deze kracht is ons geschonken omdat Christus niet alleen is opgewekt, maar omdat wij met Hem gezet zijn in hemelse plaatsen. Christus werd door Zijn kruisverdiensten gezet aan Gods rechterhand, de plaats van alle macht en kracht en door het geloof, dat in ons werkt, staat ons ook deze krachmeter beschik­king. Vanuit deze plaats wordt de ziel versterkt met alle kracht naar de rijkdom Zijner genade.

Ten derde. Het is de plaats van Goddelijke wijsheid en openbaring.

 “Opdat nu, door de gemeente, bekend gemaakt worde aan de Overheden en de machten in de hemel de veelvuldige wijsheid Gods” (Ef. 03:10).

Waar was het dat Paulus Goddelijke wijsheid en inzicht in het plan Gods ontving? Antwoord: in de hemelse plaatsen, waar hij met Christus was gezet. Daar kon hij deze wonderbare openbarin­gen ontvangen, waarvan hij ook in dit hoofdstuk spreekt. Hem was door openbaring bekend ge­maakt, dat de heidenen zijn mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en medegenoten van Zijn be­lofte in Christus, door het Evangelie (Ef. 03:01-06). En nu laat hij zien, dat allen die behoren tot de ge­meente van Jezus Christus een heilige taak hebben die alleen vervuld kan worden wanneer de Ge­meente des Heren daar is waar zij behoort te zijn: in hemelse plaatsen. Is het niet wonderbaar, God neemt geen hemelse wezens om dit te doen, maar eenvoudige mensen die eerst leefden in zonde en misdaden, maar die verlost zijn door Christus’ dood en met Hem zijn opgewekt en mede gezet in hemelse plaatsen om deze heilige taak te ver­vullen. Daar rijst een vraag op, aan wie moet de wijsheid Gods nu verkondigd worden? Ten eerste aan de goede Overheden en Machten. Dat wil zeggen aan de Engelen en andere heilige wezens in hemelse plaatsen. Zegt de Bijbel niet, dat de engelen begerig zijn in te zien in het wonderbare Godsgeheim. Voor u en mij ligt deze heerlijke maar geweldige taak. En wanneer wij in de kracht Gods het woord verkondigen door leven en daad, wordt de veelvuldige wijsheid hen bekend gemaakt.

De Bijbel spreekt ook nog van andere overheden en machten die in de lucht zijn, nl. de kwade. De- gemeente heeft ook tegenover hen de taak Gods wijsheid te verkondigen en dit kan alleen volko­men wanneer wij door het geloof onze plaats heb­ben ingenomen. (Ef. 02:02; Ef. 06:12).

Ten laatste. Het is de plaats van geestelijke strijd.

“Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de Overheden, tegen de Mach­ten, tegen de Geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boos­heden in de lucht” (Ef. 06:12).

Hier zien wij duidelijk dat in hemelse plaatsen alleen de geestelijke strijd kan gevoerd worden die tot volle overwinning leidt. O daar is een geweldig geestelijk conflict gaande en hoe nodig is het, dat wij met Christus gezet worden in hemel­se plaatsen om deze strijd te kunnen strijden. Dan zou het niet meer een strijden zijn met vleselijke wapenen. Alleen in hemelse plaatsen wordt ons de volle wapenrusting gegeven. Hoe nodig is dit, gezien de ontzettende machten. Zie eens welke benamingen dit tekstwoord geeft. Ziende deze geweldenaars, roept de Apostel Paulus ons toe: “Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt weerstaan in de boze dag, en alles verricht hebbende staande blijven” (Ef. 06:13).

O ja deze Machten zijn een werkelijkheid, maar dank God Christus heeft het mogelijk gemaakt een overwinning te behalen. Het is niet de bedoe­ling van onze Koning Jezus dat wij voortdurend in het stof der aarde zouden kruipen onder de hiel van onze vijand. Christus roept u en mij toe, kom hoger op, kom heel dicht bij mij en met Mij zult gij de strijd tot een goed einde brengen. O duizen­den hebben dit ervaren, daarom spreekt de Bijbel ook van een wolk van getuigen, die rondom ons zijn. Zij hebben overwonnen en ook wij zullen overwinnen. Christus heeft ons beloofd, dat Satan haast onder onze voeten zal verpletterd worden, maar bedenk, Hij is een grote vijand die niet op de vlucht gaat met woorden en frasen, hoe Bijbels ook, maar alleen als wij in de plaats van kracht, van overwinning, in hemelse plaatsen gezet zijn. Met onze Hemelse Koning zullen wij overwinnen.

Geliefden, deze enkele verzen tonen ons iets van onze rijkdom. O, dat Gods volk ten volle in zijn erfenis mocht intreden, dan zouden zwakte en krachteloosheid voorbij zijn, want in Hem en door Hem zijn wij meer dan overwinnaars. Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen.

P. K.

 

Als u niet zeggen kunt of iemand een Christen is, weet u dat hij het niet is.         

Wereldspiegel

Europa zonder Bijbels

Een der belangrijkste factoren bij de demoralisatie van Europa is het schreeuwend gebrek aan Bijbels en dat nog wel in streken, waar vroeger de Bijbel het volksboek bij uitnemendheid was. Duitsland is nu het meest ontblote land van Europa in dit opzicht. 5.000.000 exemplaren zouden nodig zijn om dit land weer enigermate er boven op te helpen. Evangelisatie kan maar een oppervlakkig resultaat hebben, zolang de Bijbel niet teruggekeerd is om de aangeraakte zielen te voeden. In Rusland, Polen, Joegoslavië, Italië, Frankrijk en Spanje komt men een Bijbel slechts sporadisch tegen. Naar schatting leven 400 miljoen mensen in deze landen in totale onbekendheid met Gods Woord. Ca. 28.000.000 Bijbels zouden nodig zijn om deze blanke heidenen met Gods wil en gedachten bekend te maken.

 

De Joodse inspanning om Palestina te heroveren vertoont een zeldzame taaiheid en driestheid. Zij volgt het voorbeeld van de Zuid-Afrikaanse Boeren wat betreft de houding tegenover Brittannië. Het Joodse leger, de Haganah, zoekt wegen om strijdbare mannen via Middellandse zeehavens naar Palestina over te brengen. Geen kosten worden ge­spaard om dit doel te bereiken. Schepen worden gekocht in de betrekkelijke zekerheid, dat deze niet meer dan één tocht zullen kunnen maken daar de Britse vloot ze in handen krijgt, zodra ze het Heilige Land genaderd zijn. Veelal wor­den ze eenvoudig ergens op het strand gezet wanneer op deze wijze landingen mogelijk worden. Ongeveer 52 en 1/2 miljoen dollar zijn in 1 jaar tijds door de Joden besteeg voor de aankoop van deze schepen en om daarna, als de landing volbracht is, woningen en fabrieken in te richten en materiaal aan te schaffen voor landbouw en industrie. Een hoofd­orgaan der Zionistenbeweging schreef hierover: “Wij bou­wen een natie en bezetten een land en voldoen daarmee aan een dringende behoefte op de meest effectieve wijze. En als wij voldoende geld hadden, zouden wij elk doel, dat wij ons stellen, binnen korte tijd bereiken, door onze inspanning en toewijding”.

Met even taaie inspanning en volharding wordt gepoogd de bodem tot vruchtbaarheid te dwingen. Neem een voor­hamer en een wig”, schrijft een Joodse leider, “en splijt een rotsblok in brokken. Sla met uw zelfde voorhamer deze brokken tot stenen en de stenen daarna tot pulver. Laat alles nu een jaar liggen en de krachten der natuur, regen, wind, koude, hitte en chemische invloeden doen hun werk en maken vruchtbare grond voor u, waarin gij kunt zaaien wat gij wilt”.

 

Wien zal Ik zenden?

Niet alleen Europa kan legers van evangelieboden ge­bruiken, maar dezer dagen werd door een congres van blanke en gele Zendingsmensen in China vastgesteld, dat in onze dagen de deur in China wijd geopend staat voor de bood­schap van Christus. “Wij achten dat de gouden eeuw voor het christendom in China gekomen is en zien hunkerend uit naar honderden boden, die zich willen laten zenden naar dit deel der aarde, luidt hunne verklaring. Terwijl oorlog en honger dagelijks honderden slachtoffers maken en het com­munisme met kracht en geweld zich meester tracht te maken van dit miljoenen volk, zou Jezus Christus Zijn grote triomf in China kunnen vieren, waarvoor reeds tientallen jaren volhardend gebeden is, wanneer jonge mannen en vrouwen, in blijde overgave des levens, zich geven willen voor deze dienst in het Koninkrijk.

 

Over geveinsdheid in het z.g. gebed indien daarin niet om iets bepaalds gevraagd wordt door Dr. John R. Rice

Toen mijn oudste dochter drie jaar was, gaf ze mij eens een voor mij ergerlijke les. Tijdens ons gebed aan tafel bemerkte ik dat zij op het einde van mijn gebed wachtte en dan begon te zeggen: “Amen, Amen, Amen!” Dat leek mij vreemd en begreep ik niet. Hoe wist zij het ogenblik te be­palen dat mijn gebed bijna ten einde was? En na zorgvuldig onderzoek, bevond ik, dat ik in ieder gebed zo ongeveer hetzelfde zei. Ik kon mijn gebed beginnen en het afdraaien als een grammofoonplaat. Mijn geest kon afdwalen, terwijl mijn lippen vrome zinnen voortbrachten en dat, wat lang geleden iets te betekenen had gehad, was nu langzamerhand een alledaagse vorm geworden, zonder langer een hartenkreet tot God te zijn. En mijn driejarige klei­ne meid, die honger had en blij was als het gebed ten einde was, kon het einde van dat gebed van tevoren aanvoelen. Ze wist precies wat er komen zou, omdat ik hetzelfde al zo vaak gezegd had.

Mijn geestelijk aangezicht heeft zeker gebloosd. Ik werd mij met schaamte bewust, dat ik bij mijn dankgebed aan tafel in een soort vormendienst geraakt was. Eigenlijk was ik een farizeeër, een huichelaar. Natuurlijk was ik een huichelaar die het zeer goed meende, zoals alle farizeeërs zijn, maar niettemin was er bij mij een grondig gebrek aan ernst in het volgen van een zekere vorm en het gebruiken van vrome zinnen die min of meer hun bedoeling hadden verloren. Schande over ons, indien we, als we voorgeven te bidden, niet werke­lijk iets aan God vragen!

Dat betekent natuurlijk, dat veel wat we bidden noemen, vaak helemaal geen bidden is. En over de gehele wereld heeft het dwaze denkbeeld, dat we bidden, ook als we niet om iets aan God vragen en niet iets verkrijgen, het ongeloof aangemoedigd, heeft twijfel aangaande God en de Bijbel gebracht en miljoenen mensen weten niet, dat er een God bestaat die bereid en genegen is om op wonder­bare wijze gebeden te verhoren. Miljoenen gelo­ven niet, dat het gebed werkelijk invloed uit kan oefenen op de omstandigheden. Voor miljoenen is het gebed niet anders dan een rustige overpein­zing, waardoor misschien wel de persoon, die bidt, persoonlijk gunstig beïnvloed kan worden, evenals b.v. door een goede oefening of’ door een soort zelfdiscipline, maar niet iets, waardoor ze iets za­kelijks van God ontvangen kunnen.

Bidden is vragen. De Heer Jezus zegt: “ieder die, vraagt, ontvangt”, Jacobus zei, door heilige inspiratie gedreven. “Ge hebt niet, omdat ge niet vraagt.”

Bij iedere andere definitie van bidden kan er misschien plaats zijn voor vorm en plichtpleging, maar niet waar bidden vragen is. Waar bidden werkelijk inhoudt, iets van God vragen, moet het ook uit het hart voortkomen. Geen wonder dat in (Jes. 44:03) de Heer zegt: “Ik zal water gieten op de dorstige mens.” Werkelijk vragen komt voort uit een dorst van het hart.

(Mark. 11:24) zegt: “Al wat gij bidt en be­geert, gelooft dat gij het hebt ontvangen en het zal u geschieden.”

Verlangen van het hart is de oorsprong van oprecht bidden. Het is goed overluid te bidden. Ook is het goed fluisterend te bidden. Maar waar het gebed werkelijk uit een hartenwens voortkomt, kan het ook zonder de bijkomende dingen van woorden en zinnen, tot God opgaan. De hartenkreet kan zich openbaren in tranen of in zuchten of ook in rustig en stil afwachten in het geloof. Maar in ieder geval moet werkelijk bidden, bidden waarbij aan God om iets wordt gevraagd, uit het hart voortkomen. O, wat een gruwel is een gebed dat niet is een oprecht smeken van het hart.

Lang geleden was mijn vader plattelandspredi­kant. Eens, toen hij dienst hield in een zekere kerk, bad een lieve broeder lang en welsprekend. Hij zei o.a. “Heer, kom omlaag, en openbaar U in dit gebedshuis. Heer, kom nu, op dit ogenblik door het dak naar beneden; ik zal de dakpannen wel betalen.”

Of dit was een zeer zinnebeeldige wijze om uit te drukken wat het hart verlangde of het was hele­maal geen gebed.

Te veel van onze gebeden gelijken op de spreuk van een toverdokter of de ritus van een óf andere moderne eredienst. D.w.z. ze mogen ook nog zo­veel ritme, welsprekendheid, schoonheid of esthetische vorm vertonen, het zijn geen echte gebeden, als er niet iets in gevraagd wordt. De moderne neiging om gedurende het gebed orgel­muziek te spelen, vloeit voort uit het feit dat we eigenlijk helemaal niet werkelijk bidden. We be­weren een sfeer te willen scheppen van eerbiedig ontzag, maar in feite zoeken we naar een of andere vorm van esthetische schoonheid, naar iets waar­door onze zintuigen aangetrokken en bevredigd worden.

Als een huisvrouw kruidenierswaren besteld haalt ze daarbij geen poëzie aan.

Indien een expediteur orders geeft aan een ondergeschikte, zijn die niet geschreven op luxe postpapier. Hij zal daartoe geen gebruik maken van gewichtig klinkende woorden of er klassieke voorbeelden bij aanhalen.

Als een bedelaar om een aalmoes vraagt, om een kop koffie te kunnen kopen, spreekt hij niet over de betoverende zonsondergang.

Broeder, kom tot God, eenvoudig vragende het­geen ge begeert en ga er mee naar huis.

Leert werkelijk te bidden door iets van God te verlangen.

 

Sterkte in de Here door L. De Graaf

“Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte de Here is: in Wiens hart de gebaande wegen zijn.

Als zij ‘door het dal der moerbeibomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein. Ook zal de regen hen gans rijkelijk overvallen. Zij gaan van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. (Ps. 084:006-009.)

Welk een rijk woord, vol belofte van rust, veiligheid en zaligheid. Een belofte voor elkeen, zonder uitzondering, maar toch ook weer alleen voor hen, die haar aangrijpen. Zoals het met alle beloften is uit de Heilige Schrift. Niemand wordt opzettelijk buiten gesloten, maar zo velen gaan er achteloos aan voorbij, omdat zij de rijkdom en rust in de belofte vervat, niet nodig hebben. Zij hebben genoeg in en aan zichzelf en de hen omringende wereld. Daarom moet steeds God eerst het oor wekken en het hart openen, opdat er een gebaande weg zij.

De belofte van onze tekst is voor hen, die sterkte nodig hebben en weten dat zij die in zichzelf niet vinden. Het zijn de kleinen, waarvoor Gods Woord zulke rijke ver­troostingen heeft.

Zalig geprezen worden de armen van geest; de treuren­den; zij die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid. Zij zijn niet zalig omdat zij arm en zwak zijn in zichzelf, maar omdat zij en voor zover zij, hun sterkte in God hebben ge­vonden; vol vertrouwen hun toevlucht hebben genomen tot de eeuwige bron van kracht: God Zelf.

Daar kan zoveel worden afgetobd door het bevende hart, voor het zijn toevlucht neemt tot die bron. En toch is die bron in Jezus Christus ontsloten. Wij hebben de belofte uit Zijn eigen mond: “die tot Mij komt, zal ik geenszins uit­werpen.”

“Kom, o kom, met al uw noden,

Vrede wordt u aangeboden.

Vlucht dan éér gij sterven moet.

Met uw zonde aan Jezus’ voet. (Joh. De Heer 81)

Niet alleen zijn zij gelukzalig, omdat zij een toevlucht hebben voor de eeuwigheid, maar ook omdat zij op aarde een gids en leidsman hebben, een toevlucht in tijden van benauwdheid. In tijden van druk, als zij door het dal der moerbeibomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein, want zij hebben de beloften niet alleen voor het toekomende, maar ook voor het tijdelijke leven.

En zo kan het gebeuren, als het geloof werkzaam is, dat de psalmen reeds geboren en ook gezongen worden in de nacht van het lijden. Met welke vertroostingen kan de Geest Gods komen tot hen, in wier hart de gebaande wegen zijn. Letten wij wel op, dat die weg niet versperd worde door ongeloof, of door vastgehouden of onbeladen zonden.

Zij gaan van kracht tot kracht, d.w.z. de geloofsweg geeft alleen ervaring uit en door het geloof. Wij krijgen kracht naar dat wij die nodig hebben en ook alleen als wij ze nodig hebben. Zoals het manna in de woestijn slechts voor één dag tegelijk kon worden verkregen. Maar wij weten dat elke dag weer de kracht ter beschikking zal wezen, die wij behoeven. Zo mogen wij niet bezorgd zijn voor morgen, omdat morgen weer in de kracht Gods voor zichzelf zal zorgen (Matt. 06:34). Het hemelse recept tegen bezorgd­heid.

Een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. God zal hen doorhelpen tot en veilig doen aanlanden in de haven der rust, waar zij hun tranen zullen neerleggen aan de voeten van Hem. Die hen kocht met Zijn bloed en hen door alle verzoekingen en aanvechtingen heen, op Zijn Hogepriesterlijk hart heeft gedragen.

Wij hebben een machtigen Heiland. Die nimmer de Zijnen vergeet.

Dewijl wij dan hebben een groten Priester over het huis Gods, zo laat ons toegaan met een waarachtig, hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwade geweten en het lichaam gewassen zijnde met rein water, “want, die het beloofd heeft, is getrouw.”

 

Oecumenische flitsen

Een goddeloze redenering.

De Ned. Herv. Gemeente van Pietersburen (Fr.) is vacant en moet een nieuwe dominee hebben. Beroepingswerk kost geld en verhuizing bedstro. Daarom ging men er op uit om de vrijwillige bijdragen te verhogen. De raming van ongeveer duizend gulden bleek goed, want het geld kwam er. Maar, zo lezen we in “Kerkelijke stemmen”, het orgaan mede van deze gemeente: “Toch is het de bedoeling met het geld voorzichtig om te gaan. Mochten wij een eerste klas dominee kunnen verschalken, dan zullen wij wel­licht deze som moeten besteden, maar met, een min­dere zal dit ook minder moeten zijn. Wij kunnen het voor onze gemeente niet verantwoorden, dat wij een derde klas predikant voor een woekerloon binnen­halen.’

Hier wordt dus welbewust onderscheid gemaakt in predikheren van verschillende klassen. Prettig voor­uitzicht voor de dominee, die komt!

(“Kerknieuws”)

 

De “Morgenster geeft het volgende bericht door “Heilige Maagd, zegen de atoombom”

In een bericht van de Kipa, het Internationale Pers­bureau, wordt melding gemaakt van een “gebeds­vereniging”, die de naam draagt van Pax Christi en die beoogt de vrede te bewaren. Hoe deze biddende Christenen zich het verkrijgen van de vrede voor­stellen, blijkt uit de volgende zinsnede uit’ het be­richt. “Degenen die deelnemen aan de volgende bedevaart naar Lourdes, mogen de heilige Maagd wel daarom bidden, dat de Verenigde Staten, hoe eerder hoe beter, hun atoombommen laten vallen op de apocalyptische ruiters, om hen zo terug ta drijven in de Aziatische steppe, waar zij horen, of hen naar het hiernamaals te brengen.   

We geloven niet, dat de wereldvrede, waar het mensdom naar snakt, langs deze weg zal verkregen worden. De vrede van Christus (Pax Christi) zal niet komen door atoombommen.

 

Met hun zin voor statistieken hebben de Amerika­nen uitgerekend dat het aantal geestelijk abnormalen in 60 jaar tot twaalf keer zo hoog is en van één op de veertien is gestegen tot een op de tien inwoners. Van de 10.000 rekruten worden er volgens deze statistiek 178 afgekeurd op grond van hun geestelijke tekort­komingen.

 

In Times van 25 Augustus staat een zeer breed­voerig verslag over de “progressieve” Summerhill- school, waar 70 jongens en meisjes op zijn. “De kunst van onderwijs is de kunst om kinderen alleen te laten. Summerhill is Brittannië ‘s meest progressieve school. Op deze school is geen tucht behalve zulke regels die de kinderen zichzelf in wekelijkse bijeenkomsten opleggen. De kinderen mogen vloeken, stelen, smij­ten, onzedelijkheid doen, liegen, spijbelen of iets anders dat ze los maakt van verboden”.

We zouden die uitgebrande kraters over twintig jaren wel eens willen zien.

 

Gebed

Uit “Bijbel en Gebed” citeren wij enkele aanwijzingen over het houden van een gebedskring-

Hoe kan ik mijn gebedskring levend houden?

De belangrijkste arbeid voor iedere gelovige is heden het gebed – en toch wordt juist dit heilige ambt zo veronacht­zaamd. Dat is de oorzaak van veel noden in de Gemeente. Het is heden voor ons allen heel moeilijk, een werkelijk gebedsleven te voeren, het werk dringt, de krachten van lichaam en ziel zijn dikwijls uitgeput, de geestelijke frisheid ontbreekt. En toch weten we heel goed, dat er voor onze tijd geen andere geestelijke wetten bestaan dan voor alle tijden – zonder gebed gaan wij te gronde.

Hoe zeer kan ons in de tegenwoordige gebedsnood een gebedskring helpen – de één bemoedigt, sterkt, verkwikt de ander, en spoort hem aan tot een intensieve gebeds- arbeid.

Het is betrekkelijk gemakkelijk, een gebedskring te begin­nen, maar het is slechts in de kracht van de Heilige Geest mogelijk, een gebedskring door de jaren heen levend te houden. Hebt ge een gebedskring? Zo niet, vraag de Heer, of Hij u er deze week nog een wil schenken. Hadt gij eens een gebedskring? Laat dan deze regels een ernstig beroep van God op u zijn, weer te beginnen – en wel on­middellijk. Hebt gij een kwijnende gebedskring? Laat u dan tonen, waarin de kwaal bestaat en wat het geneesmiddel is.

Wij zullen hier enige raadgevingen geven, die voor alle gebedskringen nuttig kunnen zijn, vóór alles echter kwijnen­de gebedskringen kunnen dienen.

1.Kies biddend de leden van uw gebedskring uit.

Een gebedskring is een geestelijke werkgemeenschap en geen geestelijk zuigelingentehuis. De gebedskring moet be­staan uit wedergeboren gelovigen, voor welke het werk van de Heer tot een ware last op het hart geworden is en die weten, geroepen te zijn tot de arbeid in het gebed, en op grond van biddend overleg besluiten, als werkzaam lid aan een gebedskring deel te nemen. Liever minder deelnemers, als zij die komen maar werkelijke bidders zijn.

2.Leg de nadruk op de noodzakelijkheid, regelmatig in de gebedskring samen te komen.

Natuurlijk heeft niemand tijd voor de gebedskring. Wie er echter ernst mee maakt, die moet en zal tijd vinden. Dit samenkomen om te bidden is een afspraak met de Heer – een ontmoeting met Hem. En wanneer tegelijkertijd iets an­ders onze aandacht opeist, wat gaat voor? Laten we zonder bezwaar de afspraak met de Heilige God vervallen? Het zal ons innerlijk leven schade toebrengen, de Geest is bedroefd!

Het is slechts een beleefdheidseis, dat de leden van uw gebedskring zich verontschuldigen (telefonisch of schrifte­lijk) wanneer zij absoluut verhinderd zijn. Wanneer zij be­ginnen, zonder steekhoudende redenen weg te blijven, wordt het tijd, hen in hun innerlijk leven te helpen!

3.Neem tijd tot verzorging van uw gebedskring.

Een gebedskring kan slechts dan levend blijven, wanneer de leider tegelijkertijd zielzorger is. Ons lichaam wil verzorgd worden, iedere plant moet gereinigd worden, iedere machine moet gecontroleerd worden. En de gebedskring is een fijn instrument – fijne: dan ons horloge! Wanneer het niet met elke deelnemer “in orde” is, is geen vruchtbare arbeid mogelijk. Zorg ervoor, dat zij allen vervuld met de Heilige Geest naar de gemeenschappelijke arbeid komen.

Wanneer persoonlijke gebedsaangelegenheden zoals ziekte in de familie – de deelnemers op het hart liggen, dan is het ’t beste, na de eigenlijke gebedssamenkomst nog met enkelen afzonderlijk voor deze aangelegenheden te bidden.

4.Geef uw gebedskring werk.

Een gebedskring komt samen om te werken, en zij sterft, wanneer er geen werk is. De leider moet het werk voorbe­reiden. Men kan niet “zo maar iets” bidden en gezond willen blijven! Een fabriek heeft opdrachten nodig, wan­neer de raderen moeten lopen. De leiding van de fabriek laat zijn mensen niet “zo maar iets” doen, maar hij heeft een heel bepaald arbeidsprogramma en een arbeidsverdeling voor iedere dag. In het Koninkrijk Gods heerst geen werkeloos­heid. Wij hebben opdrachten genoeg – wij zijn toch een internationale vennootschap.

Neem als gewoonte, bij alles wat ge leest, wat ge hoort, wat ge ziet, aan uw gebedskring te denken. Bid allereerst voor de eigen kerk en de dominee. Noteer de gebedsaange­legenheden uit zendingsbladen, kranten, persoonlijke brieven over de arbeid van de Heer. Rangschik dan de gebedsonderwerpen en geef hen op een duidelijke manier verder aan de gebedskring. Bind de deelnemers op het hart, gebedsonderwerpen, die hun belangrijk zijn geworden, op te schrijven en vóór de samenkomst op te geven. Een atlas is bij de ge­bedssamenkomst onontbeerlijk, zoek zelf de landen en plaat­sen, die gij noemt, van tevoren op de landkaart op. Ver­geet niet, te danken voor de verhoorde gebeden. Deel Zen­dingsgenootschappen mede, dat gij voor hen bidt en vraag naar het antwoord van de Heer.

5.Betracht nauwkeurigheid.

De gebedskring moet stipt op tijd beginnen en eindigen. Zorg ervoor, dat vóór het begin van de samenkomst de deelnemers, die samenkomen, niet tot onnodig praten komen. Vraag hen naar gebedsonderwerpen, spreek over gebeds- onderwerpen van vroegere samenkomsten. Laat de deel­nemers op tijd weggaan, houd hen niet op met babbelen, denk eraan, dat zij hun tijd nodig hebben.

6.Houd contact met andere gebedskringen.

Het is goed, wanneer de leiders van gebedskringen ge­regeld samenkomen en van gedachten wisselen over hun vreugden en noden.

Wanneer een gebedskring te groot is, moet zij gedeeld worden. Probeer dus op tijd leiders van gebedskringen te vormen. Waar de Heer u ooit heenvoert, probeer daar ge­bedskringen op te richten.

 

Gebedsonderwerpen

We hadden Maandag 3 November een gezegende bid­stond te Utrecht. Verschillende gebedsonderwerpen werden genoemd, die we doorgeven, opdat u met ons in de gebeden kunt strijden.

1.Er is een dringende behoefte aan Bijbels in Europa. Er heerst grote onkunde ten opzichte van de waarheid die God de mensen heeft geopenbaard. We willen bidden om een grote toevoer van Bijbels.

2.Opnieuw brengen we de nood der wereld voor God. De spanning tussen de volkeren is zo groot, dat, als God het niet verhoedt, een vreselijke catastrofe over de wereld zal losbarsten. Het gebed der rechtvaardigen kan God bewegen de vrede te bestendigen. Denk aan Abrahams gebed voor Sodom.

3.In deze grote wereldnood worden we smartelijk getrof­fen door de diepe verdeeldheid van Gods kinderen Daarom willen we vurig met Christus bidden, dat ze allen één mogen zijn in de waarheid.

4.De aandacht werd gevestigd op de stroom van occulte wetenschappen (in het bijzonder het spiritisme), die de zielen der mensen afvoeren van de eenvoud van het Evangelie. We willen God bidden, dat de gemeente geesteskracht moge ontvangen om deze duistere mach­ten in Zijn Naam te bestrijden.

5.De nood van de christenen in Oost-Europa is zeer groot, We willen voor hen bidden en ook, dat God de ogen van de vele geruste christenen opene voor deze nood,

6.Laat ons bidden voor het werk onder de Joden. In het bijzonder werd de voorbede gevraagd voor broeder Gutter.        

7.Vele arbeiders zijn nodig in ons land en in Indië. Geve God toegeruste en met Zijn Geest vervulde dienst­knechten. Zegene Hij het werk van de Europese Zending (broeder van Looy en zusters Kruisinga en de Lange) en ook het werk in Indië, dat zoveel heeft geleden. Gevraagd werd voor­bede voor het werk van zuster Alt in Indië.

8.We willen dagelijks God vragen of Hij aan al de gelovigen moge laten zien de noodzaak om vervuld te zijn met Zijn Geest, opdat er weer kracht van de gemeente uitga en we niet beschaamd zijn bij Christus’ wederkomst. Moge “Kracht van Omhoog” gebruikt worden om deze boodschap door te geven.

9.Groot is de nood der jeugd, die nog slechts leeft voor sport, radio, dans en film. Laat ons dagelijks bidden, dat de ogen voor het ge­vaar der zonde geopend worden en er weer verlangen kome naar ware levensvervulling Geve God ook vele bekwame jeugdleiders.

  1. In het bijzonder vragen we Gods zegen over onze militairen in Nederland en Indië. God geve. dat ze niet voor hun leven gebonden worden door drank- en tabaksgebruik en on­reine levenswandel.

Eerstvolgende gebedssamenkomsten: Utrecht. 1 December, half acht, Hotel Terminus; Gorinchem, 6 December, 8 uur, gebouw Tavinu.

 

Het leven en werk van Johann C. Blumhardt. door J. Schreuder (22)

Het innigste contact met zijn gemeenteleden, dat dateert uit de tijd van de opwekking, had plaats op zijn studeer­kamer. Daar kwamen ze met hun lasten en noden en vonden ze een open oor en hart. Blumhardt deed daar een grote mensenkennis op; hij leerde nauwkeurig onderscheiden wat echt was en wat niet. Kwamen er mensen “op vrome stelten”, zoals hij dat noemde, dan begon hij een gesprek over hun schulden of hun geit of hun mest, net zo lang, tot ze gewoon en natuurlijk werden.

Een stroom mensen vulde zijn kamer van Zaterdag tot Maandagmiddag. Meer dan een kort woord kon hij hun niet meegeven; vaak ook richtte hij zich tot zo’n groep in zijn geheel. Na een half uur verlieten ze zijn kamer en maakten ze plaats voor een nieuw aantal. Ieder zei op zijn beurt kort en direct wat hij vragen of bekennen wilde; voor al te uitvoerige of verontschuldigende inleidingen was geen tijd; Blumhardt doorzag ieder die onoprecht zich verstop­te in woorden heel scherp.

Wat lijkt dit een gebrekkig hulpmiddel voor zielzorg, zo’n “spreekuur” met slechts korte gesprekken. Ook zal het bij menigeen een sterk innerlijk verzet hebben opgewekt, vooral door de aanwezigheid van anderen: “met mijn innerlijk leven -heeft niemand iets te maken”. Maar dergelijke

gedachten komen altijd voort uit de een of andere vorm van zelfhandhaving en de spreekuren waren er juist voor hen, die hun zelfhandhaving wilden opgeven en bereid wa­ren zich te buigen onder de enge poort. Soms moesten er dingen gezegd worden, die inderdaad tussen twee mensen moesten blijven; dan sprak Blumhardt met zo iemand onder vier ogen en wat daar gezegd werd zal nooit iemand weten. Niet alleen omdat hij hierin zeer zwijgzaam was, maar hij vergat als het gesprek achter hem lag, wat die mens in nood hem gezegd had. God nam het hem af, anders waren al het leed en die zonden hem een last geworden, waar­onder hij zou zijn bezweken.

Deze uren voedden hem op, openbaarden hem steeds meer wie hij zelf was en brachten hem tot verdeemoediging. Hij wist dat schuld belijden alleen opgewekt wordt door de hou­ding van deemoed en boete doen, zoals ook het gesproken Bijbelwoord alleen vrucht draagt als hij, die het spreekt, er zich ten volle onder heeft gesteld.

Een begin te vinden bij het zich uitspreken was vaak moeilijk. Het leven kan zo gekneusd en vastgelopen zijn, dat men er wanhopig onder is geworden. Waar te begin­nen? Wat het eerst te zeggen? “Begin met wat je het minst graag wilt zeggen”, zei Blumhardt vaak. Samen zoch­ten ze de oorzaak van de mislukkingen: dan liet hij het licht van Gods Woord over zo’n leven vallen en brachten ze al het boze in eenvoud bij de Heiland.

Samen, dat bleek van grote waarde te zijn, dat bracht bevrijding. Op die studeerkamer is menigeen een zwaar pak kwijt geraakt en zijn vele nieuwe mensen geboren. Blum­hardt beschouwde deze gesprekken als een noodzakelijke aansluiting op de prediking. Ook dat was heenwijzen naar Golgotha, maar in het spreekuur kon hij de mens bij de hand vatten, daar kwam hij met hem onontkoombaar te staan op de tweesprong van het: vóór of tegen Jezus. Van onnoemelijk belang voor het koninkrijk Gods is dit werk geweest.

Wat hij daar telkens weer zei? “Ik getuig van wat de Bijbel zegt, nergens ga ik daar bovenuit in mijn leer. Het evangelie is niet alleen maar een woord, maar een kracht; en dat ik dat vasthoud en met name aan de beloften van da Bijbel meer realiteit toeken dan anderen dat doen, dat ik zorgvuldiger me houd aan de hele Bijbel en niet alleen aan bepaalde gedeelten er uit, dat geeft aan mijn prediking en woorden van troost en opbeuring de kracht, die men hoort noemen in getuigenissen.”

Dus niet meer en niet minder dan wat de Bijbel hem geeft is zijn arsenaal.

“Maar dat weten we allemaal al lang”, denkt en zegt menigeen. Wie zoo spreekt met kilheid in zijn hart en een ergernis aan het evangelie, heeft de eerste fase van het geestelijk leven, die spreekt van zonde, boete en genade, overgeslagen en daardoor wordt hij voor de volgende niet meer gevoed. Jezus brengt de mensen met wie Hij in ge­sprek raakt, dan ook altijd weer tot dat beginpunt. Van­daar keert niemand leeg terug.

Het heeft geen zin op deze plaats een lans te gaan breken voor zulke spreekuren; velen verwierpen deze werkmethode van Blumhardt zonder meer. “dat is Rooms.”

Het Protestantisme heeft, als iedere reactie, al te grondig willen afrekenen met het voorafgegane en met het Katholieke dogma ook de biecht verworpen; hiermee heeft het zichzelf beroofd van een zeer belangrijk, ja, onmisbaar element in de zielzorg. Blumhardt heeft dat ingezien of liever. God toonde het hem. Want de oorsprong van die spreekuren ligt in Möttlingen, in de dagen, dat de mensen hem uit eigen beweging opzochten om hun schuld te belijden. Dat vrijwillige element heeft het spreekuur altijd behouden. Nooit heeft hij aangedrongen op boete doen en ook heeft hij nooit willen spreken over de zonden van een ander: “die gaan me. niets aan, tot op het ogenblik dat ze me, met de vraag om vergeving, bereiken.’

Als antwoord op dergelijke kritiek: “Men heeft gehoord, dat ik de mensen door het gebed genees en nu stelt men zich voor, dat ik de hele dag met hen bid of er bij hen op aandring, dat voor zichzelf te doen. Integendeel, ik bid met niemand in het bijzonder en waarschuw iedereen voor al dat bidden: ik bedoel voor dat overdadig gebruik van woorden in uiterlijk gebed. Ik bepaal me er toe hun mijn voorbede te beloven, die vrucht kan dragen zolang zij zich gelovig houden aan Gods beloften.

Verder hebben buitenstaanders gehoord, dat ik zieken de hand opleg en daaruit concluderen ze, dat ik ’n soort mag­netisme als geneesmiddel gebruik. Hierop antwoord ik, dat ik slechts bij hoge uitzondering en nooit tot bevrijding van hun voornaamste kwaal, de zieken de hand opleg. Ik wil de gedachte niet voeden, dat de Bijbelse manier van hand­ opleggen iets te maken zou hebben met wat men tegen­woordig magnetisme noemt en bovendien zie ik in het ge­bod: “Leg niemand al te haastig de handen op” (1 Tim. 05:22) een wenk om tegenover zieken met handoplegging heel voorzichtig te zijn, opdat die niet geprofaneerd worde.

Ook heeft het publiek iets vernomen van veel zieken, die mij bekentenissen gedaan hebben en hieruit maakt men de gevolgtrekking, dat ik vóór alles een biecht verlang als voorwaarde voor genezing. Daartegen moet ik inbrengen, dat ik van niemand een bekentenis heb gevraagd of zelfs door een wenk daartoe heb willen brengen: ik sprak veel­eer heel eenvoudig, meestal kort, als een zielzorger met de men­sen en ga altijd slechts daarop in, wat ze me geheel uit zichzelf voorleggen,

(Wordt vervolgd)

 

Jezus het middelpunt.

Een klein kind, welks moeder op sterven lag, werd weg­gevoerd, om bij vrienden en bloedverwanten te blijven, daar men meende: de kleine begreep toch niet wat sterven was. Maar het kind verlangde altijd en voortdurend naar huis terug te keren om haar moeder te zien. Toen de begrafenis voorbij was, mocht ze het huis weer betreden. Ze liep het hele huis rond: eetkamer, spreekkamer, slaapkamer; van de kelder tot de zolder. Maar toen ze nergens haar lieve moeder vond, begeerde ze weer terug te worden gebracht bij de vrienden, waar ze had gelogeerd. Haar huis had alle aantrekkingskracht verloren, omdat haar moeder verdwenen was.

Zo zal de aantrekkingskracht van de hemel ook niet zijn de paarlen poorten en gouden straten; maar Christus en Christus alleen. De hemel zou geen hemel zijn zonder Christus!

 

Het sterfbed van Matthias Jorissen.

Toen allen van zijn gezin en ook de dienstbode om zijn sterfbed stonden, zei hij tegen zijn zesjarige kleindochtertje: “Zie lieve Sophie, nu sterf ik en ge ziet dat ik vrolijk ben. Als je ouder wordt en men je zegt dat het sterven verschrik­kelijk is, dan moet je zeggen: dat is niet waar, want groot­vader was vrolijk toen hij stierf.