Selecteer een pagina

Levend Geloof – 307

Levend geloof 1989. 10 nr. 307

De identiteit van het evangelie door Gert Jan Doornink

Het evangelie: De kracht Gods tot behoud

Wanneer Paulus in Romeinen 1 vers 16 (Rom. 01:16) zegt dat het evangelie ‘een kracht Gods tot behoud is, voor ieder die gelooft’, is het geen overbodige zaak dat hij deze definitie van het evangelie zo duidelijk stelt. Vanaf het begin dat het evangelie van Jezus Christus gepredikt werd is het vanuit het rijk der duisternis fel aangevallen en bekritiseerd. Niet alleen opdat de mensen het af zouden wijzen, maar ook om christenen te verleiden en een vertekend beeld op te hangen. Paulus schrijft er bijvoorbeeld over in Galaten 1. Hij spreekt, daar zijn verbazing uit dat sommigen zich inlaten met een ‘ander evangelie’, dat is geen evangelie, zegt Paulus. Er is maar één evangelie, dat van verlossing, bevrijding en herstel door Jezus Christus, dat is het ware evangelie, de kracht Gods tot behoud.

Ook in onze dagen wordt het woord ‘evangelie’ enorm onderuit gehaald. Het is bij velen gedevalueerd en wordt misbruikt voor allerlei doeleinden. Het is daarom goed om eens stil te staan bij de identiteit van het evangelie, de wezenskenmerken, want zonder dat we ons bewust zijn wat die kenmerken zijn, komt er van onze eigen kenmerken als kind van God – onze herkenbaarheid in Christus – ook weinig terecht. En daar komt het op aan! Hoe openbaren wij ons als christenen? Zijn wij werkelijk leesbare brieven van Christus? De bekende woorden van Paulus in 2 Korinthiërs 5 vers 17 (2 Kor. 05:17): “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping”, zijn ‘dode woorden’ als we niet openbaar maken dat we nieuwe scheppingen zijn.

De openbaring van het ‘nieuwe schepping zijn in Christus’, het nieuwe leven in Hem, is alleen mogelijk als het gevoed wordt. Het moet daarom in verbinding staan met Degene die het voedsel verstrekt. Want door die verbinding, door dat kanaal, kunnen de voedselstromen vanuit Gods heiligdom ons bereiken. Dit kanaal mag niet verstopt zijn, de verbinding mag niet verbroken zijn. Iedere remming, iedere belemmering, iedere gebondenheid is een sta-in-de-weg voor het doorkomen van de voedselstromen vanuit Gods heiligdom. Blokkades moeten worden opgeruimd, vandaar de oproep in Gods Woord om af te leggen al datgene wat belemmerend werkt, of als men daartoe niet in staat is, zich te laten bevrijden van elke gebondenheid.

Zijn wij uitdelers van het grote heil?

Wanneer alles in orde is, dat wil zeggen: we zijn gedoopt met de Heilige Geest, we werken eraan dat er een open verbinding met Gods heiligdom in stand blijft en we zijn ons bewust dat we behoren tot Zijn Koninkrijk, wat doen we dan met het voedsel wat God voor ons beschikbaar heeft gesteld? Met het evangelie van Jezus Christus, dat zo rijk en vol is? Met alles wat in Gods voorraadschuren aanwezig is? Halen we er iets vanaf en laten het meeste voor wat het is? Of gaan we zoveel mogelijk nemen en zijn we uitdelers van het volle heil in Christus?

Wij willen nu een aantal oorzaken onder ogen zien, waarom het ‘uitdelen’ vaak nog niet optimaal functioneert. In de eerste plaats kan dit te maken hebben met het feit dat wij ons niet bewust zijn hoe rijk we geworden zijn in Christus. Paulus spreekt in Efeziërs 3 vers 8b (Ef. 03:08b) over de ‘onnaspeurlijke rijkdom van Christus’ en over de ‘rijkdom Zijner heerlijkheid’ Efeziërs 3:16 (Ef. 03:16). Eerder in deze brief had hij gesproken over de ‘rijkdom van Zijn genade’. Maar ook op talrijke andere plaatsen worden wij er bij bepaald hoe rijk we zijn geworden in Christus. Niet alleen het geloof in Christus heeft ons rijk gemaakt, maar óók het geloof in Zijn evangelie. We kunnen ons geloof niet losmaken van de boodschap die Hij bracht. Jezus en Zijn boodschap vormen een onlosmakelijke eenheid. Als we niet weten wat de werkelijke betekenis is van het evangelie, kunnen we dus ook nooit ten volle als gelovige functioneren.

Paulus zegt dat het evangelie een kracht Gods tot behoud is voor ieder die gelooft. Het evangelie wat ‘goed nieuws’ betekent, oftewel ‘blijde boodschap’, is niet zomaar een willekeurige boodschap. Het is de openbaring van Gods plan voor de mensheid. Het evangelie doet wat’ Het werkt! Het ontmaskert en overwint de vijand! God heeft Zijn wezen gelegd in het evangelie. God en Zijn evangelie (Zijn Woord) zijn één. God heeft zich geïdentificeerd met Zijn evangelie. Wie over God of Jezus Christus spreekt of denkt, kan dit nooit losmaken van Zijn boodschap.

Een tweede reden waarom er van het ‘uitdelen’ weinig of niets terecht komt kan zijn dat we niet inzien dat we geroepen zijn uitdelers te zijn. Jezus gaf de opdracht die Hij had ontvangen door aan Zijn discipelen. En dit ‘doorgeven’ is in feite de spil waar alles omdraait ten aanzien van het evangelie. Zijn wij alleen maar ‘ontvangers’ of willen wij ook ‘uitgevers’ zijn. Denk aan de woorden van Jezus bij de uitzending van de twaalf discipelen: “Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet!” Matteüs 10 vers 78 (Matt. 10:78). Op allerlei wijze wordt deze grote opdracht centraal gesteld in de bediening en prediking van Jezus en mondt tenslotte uit in Zijn afscheidswoorden: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping” Markus 16 vers 15 (Mark. 16:15).

Dan is er nog een reden waarom er van het uitdelen soms nog zo weinig terecht komt. Dat is als wij ons door de vijand laten beroven van onze rijkdom in Christus of ons door hem angst laten aanjagen. In Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10) zegt Jezus dat de dief (satan) maar één bedoeling heeft, namelijk te stelen, te slachten en te verdelgen. Dat is de tactiek van de vijand. Een tactiek waarvoor God ons een machtig wapen heeft gegeven om ons daarvoor af te schermen, dat is de veiligheid en geborgenheid van Zijn Koninkrijk.

De bescherming van Gods koninkrijk

In Psalm 91 vers 1 en 2 (Ps. 091:001-002) lezen wij: “Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God op wie ik vertrouw”. De ‘schuilplaats des Almachtigen’ betekent, nieuwtestamentisch gesproken, de bescherming van het Koninkrijk, het volle heil in Christus, het vol zijn van de Geest van God, weten dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde en dat wij mogen delen in die macht. Maar ook hier geldt weer: zonder aanvaarding beleven wij het niet. We zullen ons één moeten maken met Zijn woorden, met Zijn evangelie. De identiteit van het evangelie zal met heel ons wezen, ons bestaan, ons denken, spreken en handelen, verweven moeten zijn.

Dan worden we ook zelf meer en meer herkenbaar als levende getuigen van Christus. We gaan dan ook meer en meer begrijpen hoe waar het woord van Jezus is als Hij zegt: “Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden” Matteüs 13 vers 12 en Matteüs 25 vers 29 en Markus 4 vers 25 (Matt. 13:12; Matt. 25:29; Mark. 04:25). Ik heb deze tekst vroeger wel eens anders geïnterpreteerd door te denken dat God dan datgene afneemt van wat hij meent te bezitten. Maar uiteraard gaat het hier om de duivel.

Iemand die niet heeft, of weinig heeft, iemand die de werkelijke identiteit van het evangelie niet kent, is een gemakkelijke prooi voor de vijand. Maar iemand die wel heeft, die het volle evangelie van Jezus Christus in al zijn facetten heeft Ieren kennen en meer en meer leert kennen is onaantastbaar voor de duivel. Jezus sprak: “Ik ben gekomen opdat zij leven hebben en overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10). Het evangelie van het Koninkrijk is vol, is compleet, en hoe meer we daarmee samengroeien, hoe meer wij ook geïdentificeerd worden met dat evangelie, dat wil zeggen: hoe meer wij ook werkelijke getuigen van Christus zijn en kunnen functioneren in het grote plan van God tot herstel en voltooiing van Zijn schepping.

Uiteraard gaat dat niet altijd van een leien dakje, het een groeiproces, het gaat vaak stap voor stap, maar wie in geloof en gehoorzaamheid volhardend doorgaat, zal van dag tot dag de kracht van het evangelie ervaren en over kunnen brengen in de levens van anderen. In de natuurlijke wereld hebben wij onze identiteitspapieren, paspoort, rijbewijs, etc. We kunnen bewijzen wie we zijn. Hoeveel belangrijker is dat we ons geestelijk identiteitsbewijs op zak hebben: het evangelie van Jezus Christus, de kracht Gods tot behoud voor ieder die gelooft.

 

Laat Gods Geest ons vallen? door Marja Dalhuijzen

 

Van de redactie

Het is al weer enkele jaren geleden dat wij in een ar­tikel onder de titel “De Geest van nuchterheid” schreven over het zoge­naamde vallen of rusten in de Geest. Naast posi­tieve reacties ontvingen wij toen ook enkele brie­ven die op uitvoerige wij­ze dit ‘vallen’ verdedig­den. Uiteraard willen wij altijd openstaan voor correcties van medechriste­nen en hoewel wij niet twijfelden aan de oprecht­heid van de briefschrij­vers, werden we niet overtuigd.

We bleven de ontwikkelin­gen op dit terrein nauw­lettend volgen. Objectieve informatie uit verschillen­de gemeenten en van broe­ders en zusters en eigen waarneming, brachten ons meer en meer tot de over­tuiging dat we juist had­den gehandeld door een afwijzend standpunt in te nemen.

Omdat er bij sommige van onze lezers en lezeressen nog steeds vragen op dit terrein bestaan leek het ons goed in dit nummer op dit onderwerp nog een keer terug te komen. We doen dit met het hierna

volgende artikel waarop een lezeres ons onlangs attent maakte en dat ver­scheen in het gemeente­blad van de volle evange­lie gemeente te Amersfoort. Het werd geschreven door zuster Marja Dalhuijzen, echtgenote van de voorganger van de gemeente, broeder Henk DaIhuijzen. We zijn blij dat we toestem­ming kregen dit artikel ook in “Levend Geloof” te publiceren. Het geeft namelijk naar onze mening een duidelijke en even­wichtige belichting van dit onderwerp. Met de in­houd kunnen we dan ook volledig instemmen en wij hopen dat dit ook bij vele van onze lezers en lezeres­sen het geval zal zijn.

 

Vallen of staan?

Is er een Bijbelse gedach­te die aangeeft dat vallen een zegen van de Heer is? Roept het woord van God ons op om ons daar­aan over te geven? Geeft de bijbel aan dat het ons geestelijk leven kan ver­rijken? Kom je iets tekort in je geestelijke leven als je deze ervaring niet kent?

Vallen een gebeuren te­midden van kinderen Gods. Dikwijls doordat een bekend prediker of predikster mensen uitno­digt om naar voren of op het podium te komen. Tijdens wat vragen of terwijl er gebeden wordt kan iemand ineens op de grond zakken of achter­over vallen. Ook wordt er wel gevraagd of er een getuigenis is, maar voordat de persoon kan gaan spreken valt hij om en is niet meer aan­spreekbaar.

De verleiding is er om vallen te accepteren als zijnde een uiting van de krachtige werking van de Heilige Geest. Immers, het vindt plaats in een samenkomst waar het evangelie gepredikt wordt, de Heer groot ge­maakt en de mensen vol verwachting uitzien naar wat de Heer gaat doen.

Toch denk ik dat het vallen getoetst mag wor­den aan het woord van God. Zoals de bijbel ons oproept om te toetsen of iets van de Heer is. Het woord van God mag nog steeds een lamp voor on­ze voet en een licht op ons pad zijn.

Belichting van enkele gedachten

Er zijn verschillende ge­dachten die aangevoerd worden om te bewijzen dat vallen een positieve uitwerking heeft voor ons geestelijk leven. Deze ge­dachten wil ik nu belich­ten met het woord van God.

Vallen is rusten in de geest.

Dit rusten kan duren van een ogenblik tot langere tijd. Soms wil een geval­lene weer gaan staan, maar is dit onmogelijk om­dat de geestelijke kracht nog steeds werkzaam is. De bijbel spreekt niet over rusten in de geest. Wel worden we opgeroepen om in te gaan, in de rust van het geloof in Hebreeën 4 vers 11 (Heb. 04:11) .

De rust van het geloof is niet inactief, maar een werkzame kracht in de onzienlijke wereld. Het is een onwankelbaar vertrou­wen op de Heer en in zijn plan met de mens. De eni­ge die baat heeft bij het rusten van iemands geest, is de boze. Van hem mag dit rustig eeuwig duren’

Er komt een gevoel van diepe rust en ont­spanning, over degene die ‘rust in de geest’.

Waar komt dit gevoel eigenlijk vandaan? Jezus zelf zegt: “Komt tot Mij, die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust ge­ven”. Komen tot Jezus heeft niets te maken met een inactieve geest. Wie tot Jezus komt richt zich in geloof tot Hem. Geloof is altijd een actieve wer­king van onze geest.

Er vindt een ‘gene­zingsproces’ plaats.

In het verleden kan ie­mand gewond zijn door mensen of omstandigheden, soms heeft iemand daar zelf geen weet van. Tij­dens het rusten in de geest komt dan de Heilige Geest in die persoon en gaat hem genezen.

Jezus is onze Redder. Wij spreken ook over Hem als Heiland, dat betekent Heelmeester. Wie tot Hem komt ervaart zijn liefde en kracht door de woor­den die Hij spreekt en door zijn Geest die Hij geeft aan hen die Hem daarom vragen. Jezus Christus is geen inbreker die zonder onze medewer­king dingen in ons inner­lijk verandert. In de evangeliën lees je telkens weer dat Hij vraagt aan de persoon die tot Hem komt: “Wat wil je dat Ik doen zal?” De mens wordt aangesproken.

Wat is vallen eigenlijk? Als een mens valt komt dat doordat hij een ogen­blik geen contróle heeft over zijn evenwicht. Meestal blijft hij dan niet liggen, tenzij hij iets ge­broken heeft of niet meer in staat is om te gaan staan. Dit komt niet zo positief over. Er is nie­mand die een ander zoiets toe bidt, of toewenst. Als je valt, verlies je een ogenblik je gezicht, je waardigheid.

Ik denk dat er bij het vallen in de geest ook zoiets gebeurt. Verder verlies je een ogenblik je gezichtsvermogen. Dit is heel bedenkelijk in de geestelijke wereld. We zijn wedergeboren, dus geplaatst in de onzicht­bare wereld om te zien en te onderscheiden waar het op aankomt, zodat we ons kunnen heiligen van alles wat de boze over ons wil leggen. De brief aan de Hebreeën zegt: “Maar wij zien Jezus, met eer en heerlijkheid ge­kroond”. Er is een bedek­king over ons weggeno­men toen we Christus aanvaardden met de belof­te dat iedere bedekking weggenomen wordt in Christus. Wij kunnen de Heer niet dienen door te slapen. Bij het dienen ? van de Heer komt het aan op ‘geheel onze kracht en geheel ons hart en geheel ons verstand’. Kortom met alles wat we ter be­schikking hebben.

Het komt in het nieuwe testament voor dat men­sen vallen, maar daarmee geeft de bijbel niet aan dat het een werking van de Heilige Geest is. De maanzieke knaap werd regelmatig ter aarde ge­worpen. Jezus bestrafte de boze geesten, pakte zijn hand en richtte hem op.

Saulus valt op de grond als Jezus zich aan hem openbaart. Saulus was toen vervuld met moord en dreiging. Duisternis verdraagt geen licht. Het is geen wonder dat Saulus bij zo’n licht ter aarde valt. De Heer zegt bijna onmiddellijk: ‘Sta op!’

Johannes op Patmos kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren. Hij hoorde een luide stem die hem opdracht gaf. Als hij zich dan om draait ziet hij Jezus in al zijn heerlijk­heid. Het verbaast mij niet dat Johannes bij zo’n openbaring neervalt. De Heer heeft echter niets aan een Johannes die als dood op de grond ligt en richt hem onmiddellijk op. Johannes moest aan het werk.

Dit artikel heb ik geschre­ven omdat de boze, onder de dekmantel van het evangelie, kinderen Gods, wat dit punt betreft, ver­leidt en onder een ver­sluiering brengt. Zo’n zes jaar geleden hoorde ik voor het eerst over het vallen. Toen wilde ik daar geen oordeel over geven. Nu is voor mij de tijd ge­komen om voor mijzelf vast te stellen wat werk­zaam is in de geestelijke wereld.

Niet om mensen te veroor­delen, maar uit liefde voor mijn broeders en zusters geef ik dit door, zodat zij zich van het vallen verre kunnen houden. Het evan­gelie dat gebracht wordt kan dan wel zuiver zijn, maar vallen op zich komt niet van de Heer Jezus Christus en kan ik alleen maar bestempelen als een duistere werking. Ik hoop dat velen dit gaan onder­scheiden en waar nodig zich laten bevrijden en reinigen van deze bedek­king.

 

De grote lofzang door Wim te Dorsthorst (5)

 

Wie is voor de Here?

We zien dat bij de menta­liteit die in de wereld heerst, de mens zichzelf verheft en spot met alles wat van God en Jezus Christus is. In 2 Timotheüs 3 ziet Paulus door de Geest dat het in ‘de laatste dagen’ zware tij­den zullen zijn. Hij zegt in vers 4b (2 Tim. 03:04b) dat de mensen meer liefde voor genot dan voor God zullen heb­ben. Zo maakt de mens­heid zich een enorm gou­den kalf en zij hangen dat aan met heel hun hart en zeggen: ‘dat is de god van onze verlossing’ .

Dat zongen de Israëlieten ook terwijl Mozes bij God op de berg was om leven­de woorden voor het volk te ontvangen Exodus 2 vers 5 en Handelingen 7 vers 38 (Ex. 32:05; Hand. 07:38). En dan stelt Mozes zich op in de poort van de legerplaats en roept temidden van dat goddeloze tumult: Wie is voor de Here die kome tot Mij! En dan verzamelen zich al de Levieten bij Mozes, die zijn oog gevestigd houdt op de Onzienlijke Exodus 32 vers 26 en Hebreeën 11 vers 27 (Ex. 32:26; Heb. 11:27).

Wat het gevolg is van de­ze gezegende keuze van de Levieten lezen we in Deuteronomium 10 vers 8 en 9 (Deut. 10:08-09): “Toen zonderde de Here de stam der Levie­ten af, om de ark van het verbond des Heren te dragen, vóór de Here te staan om Hem te die­nen, en in zijn naam te zegenen tot op deze dag.

Daarom heeft Levi geen bezit of erfdeel met zijn broederen; de Here is zijn erfdeel, zoals de He­re, uw God, tot hem ge­zegd heeft”.

De uitgeroepene

Zo roept de Heer in deze tijd ook een volk bijeen uit de grote christenheid, uit de wereld: ‘Wie is voor de Here? Die kome tot Mij’. Uit alle volken, over de gehele aarde, ge­ven mensen gehoor aan de oproep om toe te tre­den tot het priesterschap. Er wordt niemand geprest of gedwongen, maar juist op vrijwillige basis vormt zich zo de gemeente van Jezus Christus. Het Griekse woord voor ge­meente ‘ecclesia’ betekent ook letterlijk ‘uitgeroepe­ne’ of ‘bijeengeroepen’. Jezus bouwt deze uitge­roepenen tot een konink­rijk, tot priesters voor zijn God en Vader Openbaring 1 vers 6 (Openb. 01:06).

Zo is de gemeente de nieuwtestamentische stam der Levieten en zij is de draagster van de waarheid en de geheimenissen Gods, van de ark van het ver­bond des Heren 1 Timoteüs 3 vers 15 (1 Tim. 03:15). De gemeente zal vóór het aangezicht van de Heer staan om Hem te die­nen en in Zijn Naam te zegenen Lucas 21 vers 36 en Numeri 6 vers 22 tot en met 27 (Luc. 21:36; Num. 06:22-27).

De gemeente zal niet de mensen doden met het zwaard, zoals de Levieten deden in de dagen van Mozes, maar ze doden de boze geesten, de tegenstanders van God en mens, die achter dit alles staan, door het zwaard des Geestes, dat is het woord van God Exodus 32 vers 27 tot en met 29 en Efeze 6 vers 17 en Openbaring 19 vers 14 (Ex. 32:27-29; Ef. 06:17; Openb. 19:14).

Leven uit genade

Maar ook voor de gemeen­te zal gelden dat ze geen erfdeel op aarde zal heb­ben, want de Here is haar erfdeel. De gemeen­te, die uit de wereld ge­roepen wordt, zal moeten leren volledig uit de ge­nade te leven van God in Jezus Christus. Dat staat diametraal tegenover de houding, de geest, die in de wereld heerst,

Nu is de genade een be­kende term, maar ik ge­loof dat het voor velen een vaag, zweverig be­grip is. Zonder er hier al te diep op in te gaan, wil ik er het volgende van zeggen. We zagen al dat de goedertierenheid (chèsed), zoals gebruikt in het oude testament, in het nieuwe testament ver­taald wordt met genade (charis). God heeft in het nieuwe verbond niet ineens een andere eigen­schap, die dan genade genoemd wordt, maar het gaat om één en hetzelfde begrip.

De goedertierenheid van God krijgt echter pas ten volle gestalte in Jezus Christus. En deze genade is veel meer dan: ‘gratie, onverdiende en onverwachte ontferming’ zoals het theologisch wel ge­formuleerd wordt, al is het doordacht en oprecht.

De genade is ook veel meer dan onze verzoening met God door het bloed van Jezus Christus, hoe fundamenteel dit ook is. Genade is niet iets wat je ontvangt en dan als een soort geestelijk goed bezit. Ieder zakelijk be­grip betreffende genade is volkomen vreemd aan de Bijbelse betekenis hiervan. Leven onder de wet, trachten door eigen inspanning, eigen kracht en inzicht God te behagen en genade te verdienen, is een absolute onmogelijk­heid. Paulus zegt: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de ge­nade geen genade meer” Romeinen 11 vers 6 (Rom. 11:06). “Gij zijt los van Christus, als gij door de wet (eigen werken) gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij” Galaten 5 vers 4 (Gal. 05:04).

In deze en nog veel meer van dergelijke uitspraken maakt Paulus duidelijk hoe scherp en groot de tegenstelling eigen kracht – wet, en alles wat daar­mee verband houdt, en genade is.

Het liefde verbond van God

Het genadeverbond van God in Jezus Christus met de mens is geen werkverbond maar een liefde verbond, waarin alle initiatief van God uit­gaat en alles door Hem geschonken wordt.

Genade is dat we in Je­zus Christus deel krijgen aan de goddelijke natuur 2 Petrus 1 vers 4 (2 Petr. 01:04) en gelijk­vormig worden aan het beeld van Gods Zoon Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29). Genade is dat wij worden binnengebracht in de levenssfeer van God, bestaan en le­ven in de liefde van God. Zoals een vis alleen maar kan leven in het water, zo kan de mens alleen maar leven, werkelijk le­ven, in de genade van God.

Dat is niet tegennatuur- lijk voor de mens, maar daartoe zijn wij door God geschapen om in een per­soonlijke ontmoeting, in een onafgebroken gemeen­schap samen te kunnen zijn in Gods leefwereld. Wij krijgen hier deel aan door de Heilige Geest, waardoor het goddelijke leven in ons komt en sa­men gaat groeien met on­ze geest tot één 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17).

Ik ben uw erfdeel

De gemeente die in die vrijwillige leefgemeen­schap treedt met God door Jezus Christus, die dus gehoorzaamt en leeft door de Heilige Geest, die dus vrijwillig afstand doet van ieder erfdeel van deze wereld en uit genade leeft, daarvoor geldt: “Gij zult onder al­le volken Mijn bijzonder eigendom zijn” Exodus 19 vers 5 (Ex. 19:05). Tot dit volk zegt God: Ik ben uw erfdeel. –

De gemeente erft God, door vrijwillig in te gaan in Zijn wereld, uit liefde voor Hem. Dat is binnen­gaan in een levenssfeer van volmaakte heiligheid en liefde. En dan zegt God: “Nooit meer zal Ik mijn gelaat voor hen ver­bergen, omdat Ik Mijn Geest heb uit gestort over Israëls huis: is de Gods­spraak van Jahweh de Heer!” Ezechiël 39 vers 29 Petrus Canisiusvertaling (Ez. 39:29). En aan deze belofte houdt God zich in goedertieren­heid en trouw.

De heerlijkheid van Gods genade

Dat eeuwige genade-ver- bond van God voor de mens, in de Zoon zijner liefde, is tot lof van de heerlijkheid Zijner genade, zegt Paulus Efeze 1 vers 6 (Ef. 01:06). Dit handelen van God naar zijn eeuwig voornemen is tot lof, tot verheffing, tot glans van de heerlijkheid zijner ge­nade. Paulus zoekt als het ware naar woorden om uit te drukken hoe wonder­baar Gods genade is. Hij doet dat ook in Efeziërs 2 vers 5 tot 7 (Ef. 02:05-07), waar hij zegt dat wij door genade behouden zijn en dat God ons heeft opgewekt en ons mede een plaats heeft gegeven in de hemelse ge­westen, in Christus Jezus.

En dat, zegt Paulus, is nu uit de onbegrensde liefde van God, want hij vervolgt dan met: “om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom Zijner genade te tonen naar zijn goedertie­renheid over ons in Chris­tus Jezus”. Paulus die kon zeggen: “Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij” Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20). begrijpt wat goedertieren­heid of genade Gods bete­kent en tracht dit in su­perlatieven als ‘de heer­lijkheid Zijner genade’ en ‘de overweldigende rijk­dom Zijner genade’ uit te drukken.

Genade is dus veel meer dan iets van God ontvan­gen of iets hebben als een bewijs om in de hemel te komen. Paulus wil als het ware zeggen: “Eeuwen, misschien wel de eeuwig­heid, zijn nodig om die overweldigende rijkdom Zijner genade te gaan zien naar Zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus.

David zegt: “Alle wegen des Heren zijn goedertie­renheid en trouw”. Dat betekent dat alle wegen van God, al het handelen van God met de mens, om een mensheid te creëren waarin Hij eens ‘alles zal zijn in allen’, geschieden zal in goedertierenheid en trouw. Een dichterlijk schrijver heeft eens ge­zegd over de genade: De mens kan niet hoger vlie­gen dan hij zelf is, maar door de genade wordt hij Gods liefde en leven bin­nengebracht, waar hij in onbegrensde hoogten zijn vleugels mag leren uit­slaan .

 

 

 

Bewijzen wij barmhartigheid? door Ron Gast

 

“Barmhartigheid wil Ik en geen offerande” Matteüs 9 vers 13 en Matteüs 12 vers 7 (Matt. 09:13 en Matt. 12:07).

Menigeen zal deze tekst herkennen als een uit­spraak van Jezus. En dat Hij daarbij de profeten Hosea 6 vers 6 (Hos. 06:06) aanhaalde zal niemand verbazen; Hij deed ‘niets anders’! Maar toch. . . Laten we eens beter kijken naar deze woorden van Jezus.

Barmhartigheid, daar gaat het om als Jezus in het verhaal over de barmhar­tige Samaritaan uitlegt wie je naaste is (en hoe je zelf naaste wordt!) (Luc. 10:37).

Barmhartigheid, daar gaat het om als Jezus in de Bergrede tegen zijn disci­pelen zegt: “Zalig zijn de barmhartigen want hun zal barmhartigheid geschie­den” Matteus 5 vers 7 (Matt. 05:07).

Over barmhartigheid be­wijzen aan God lezen we in Hosea 6, over barmhartigheid bewijzen aan je naaste in Lucas 10 en over barmhartigheid bewijzen aan jezelf in Matteüs 5. Blijkbaar speelt barmhartigheid een veel belangrijker rol in Gods denken en handelen dan wij ooit bedacht en bewe­zen hebben.

Barmhartigheid in de Joodse traditie

In de Joodse traditie komt barmhartigheid voor als uiting van trouw, ge­trouwheid en betrouwbaar­heid. De hechte relatie tussen God en Zijn volk door het verbond met Abraham en zijn nage­slacht veronderstelt zulke trouw over-en-weer. Deuteronomium 5 vers 10 (Deut. 05:10) spreekt over “. . . getrouw­heid bewijzend aan duizen­den van hen die Mij lief­hebben .

Ook trouw tussen mensen – broeders! – is een be­kend gegeven. Het ver­bond tussen David en Jo­nathan 1 Samuel 20 vers 8 (1 Sam. 20:08) staat of valt bij de betrouwbaar­heid van de partners; hun leven hangt er zelfs van af.

Het is daarom helemaal niet verwonderlijk dat Je­zus zijn omgeving deze uitspraken over trouw en betrouwbaarheid voor­houdt . Elke gelovige wordt immers persoonlijk aange­sproken op zijn of haar inzet voor de Heer en zijn gemeente!

Jezus over barmhartigheid

Maar Jezus gaat verder dan de traditie. In het verhaal van de barmharti­ge Samaritaan wordt name­lijk geen barmhartigheid bewezen aan een (ver-) bondgenoot, maar aan een vijand! Samaritanen en Joden gaan immers niet met elkaar om Johannes 4 vers 1 tot en met 42 (Joh. 04:01-42). Dan blijkt wat Jezus werkelijk op het oog heeft: barmhartigheid bewijzen is genade bewijzen!

In de Griekse grondtekst staat niet voor niets: ‘eleos’ dit is ‘genade’. Genade bewijzen doe je aan iemand die bij jou in het krijt staat. Iemand die het – bij jou – verbruid heeft. Iemand die geen relatie met jou kan of wil aangaan. Genade wordt geschonken aan personen die op grond van het recht niet meer hoeven te rekenen op clementie.

Gratie en genade

Maar zoals God ons Zijn genade schenkt, zo wil de Vader dat wij onze schuldenaren vergeven. God verleent ons zelfs gratie van de zondedood (“Zo is er dan in Jezus Christus geen veroorde­ling meer”). Dan kunnen wij onze naaste toch niet (meer) voor de rechtbank slepen? genade voor recht! Of misschien wel: genade is recht, in Gods Konink­rijk.

In Matthéüs 18 vers 23 tot en met 35 (Matt. 18:23-35) wordt dit beeld door Jezus volledig geschetst. Ons wordt de schuld van een alle fron­ten tekort schietend leven (’tienduizend talenten’, in onze valuta tientallen mil­joenen) kwijtgescholden. Dan laten wij onze naaste die ons misschien eens dwars zit of onheus beje­gent (‘honderd schelling­en’ schuldig is) de vrij­heid in plaats van hem klem (‘gevangen’) te zet­ten.

Echte barmhartigheid is ons bewezen door Jezus toen Hij voor ons Zijn le­ven gaf: opdat wij zouden leven door Hem. Echte barmhartigheid mogen wij bewijzen aan onze naaste omgeving: opdat allen worden geraakt door Gods liefde, èn leven.

Barmhartigheid bewijzen

“Barmhartigheid wil Ik, geen offerande”, betekent daarom: God wil graag dat ik mijn hele leven inzet om aan mijn naaste iets van God te laten zien. Genade voor recht laat gelden aan degenen die mij oneerlijk tegemoet tre­den. Help waar dat nodig is. Betrouwbaar ben. Niet ophoud het goede te doen. Omdat mijn Vader in de hemel mij oneindig veel meer genadig is.

Daarom: niet af en toe eens een beetje je best doen. Geen offerande; geen ‘ziezo ik heb mijn plicht ook weer gedaan’! Want plicht verwijst naar de wet. En juist op grond van de wet wordt recht (dus vonnis) gesproken en geen genade. Nee: met gaat erom dat wij barm­hartigheid bewijzen met heel ons hart, met heel onze kracht en met heel ons verstand. . Door Zijn Heilige Geest geleid.

 

 

Geestelijke conditietraining door Liesbeth Hagendoorn

Doe jij wel eens aan conditietraining? Vast wel. De meesten van ons heb­ben wel een sport waarin ze zich eens in de zoveel tijd lekker even uitleven. Vooral na een vermoeien­de school- of werkdag, waarin je vaak vooral met je grijze massa actief bent, is ’t heerlijk om er lichamelijk eens flink te­genaan te gaan.

Maar nu moet je eens even met mij meelezen in de bijbel, want daar las ik iets over conditietraining wat me best wel even aan ’t denken zette, namelijk in 1 Timotheüs 4 vers 7 en 8 (1 Tim. 04:07-08): “Benut je tijd en energie om geestelijk in conditie te blij­ven. Lichaamsoefening is wel nuttig, maar oefening

van de geest is veel nut­tiger; het heeft een goe­de uitwerking op alles wat je doet. Oefen dus je geest en probeer een beter christen te worden; dat zal je niet alleen hel­pen in dit leven, maar ook in het volgende. Dit is de waarheid, die ieder­een zou moeten aannemen” .

Dus naast de oefening van je body op zich , prima en nuttig – is er ook nog een andere oefe­ning, een training op een andere manier, op een ander niveau, namelijk: op het terrein van je geest. En met betrekking tot die oefening schrijft Paulus aan de nog jonge Timotheüs: “Timotheüs, jongen, vergeet die oefe­ning van je geest niet!

Want die is nog veel belangrijker dan de training van je lichaam!”

En waarom? Omdat die oefening van je geestelijke vermogens een uitwerking heeft op alles wat je doet, dus: op alle terreinen van je leven. De manier waar­op je allerlei dingen in je leven aanpakt, wordt heel erg beïnvloed door je geestelijk ‘welzijn’, door je conditie in de geeste­lijke wereld. Ben je gees­telijk gezond? Dan zul je dat merken in je leventje van alledag! Blijdschap, ontspanning en vrede zul je ervaren, onafhankelijk van de omstandigheden. Kracht zul je ervaren, in moeilijke momenten waarin niet alles zo gesmeerd loopt. Blijvende kracht, die je bij God vandaan haalt. Je zult mogen er­varen, dat je beschikt over een flinke portie doorzet­tingsvermogen. En al deze eigenschappen in je wor­den sterker en sterker naarmate je je geestelijk gaat ontwikkelen.

Kopje onder in het woord van God

Maar hoe doe je dat dan, werken aan je geestelijke conditie? Hoe train en ontwikkel je je geestelijke vermogens? Ik denk dat dat in de eerste plaats betekent: je helemaal openstellen voor de vol­maakte, zuivere, heldere denkwereld van God, die geest is en Die wil dat wij Hem aanbidden in geest en in waarheid. Stel je open voor de woorden, de gedachten, de normen en waarden van God.

Dompel jezelf onder, ga helemaal onder in dat wa­terbad van het woord! Efeze 5 vers 26 (Ef. 05:26). Dat betekent wel: actie vanuit jezelf! Je bijbel pakken, lezen. Nadenken over de woorden en gedachten van God. Uitvinden hoe je ze kunt toepassen in je eigen le­ven .

Maar daarin hebben we zo’n grandioos voorbeeld in de Here Jezus! Als kind al verdiepte Hij zich in Zijn ‘bijbel’ (de schrif­ten, het oude testament). Hij verlangde ernaar om te begrijpen wat daar stond. Hij leerde God kennen als Zijn eigen Va­der en Schepper door al die oude verhalen en profetieën heen. En Hij ging daarin zichzelf ontdekken! Hij ging Zijn eigen naam invullen. “Vader, Ik heb lust om uw wil te doen, uw wet is in Mijn binnen­ste” Psalm 40:9 (Ps. 040:009). “De Here heeft MIJ als een leerling leren spreken, om met het woord de moede te kunnen ondersteunen. Hij wekt elke morgen, Hij wekt Mij het oor, opdat Ik hore zoals leerlingen doen. De Here Here heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet weerspannig geweest, Ik ben niet te­ruggedeinsd. . . ” Jesaja 50 vers 4 en 5 (Jes. 50:04-05).

De vonk van Gods liefde sloeg over in het hart van de Here Jezus. Elk woord van God viel in Zijn hart op z’n plaats. Hij begon Gods woord in zich op te nemen als een legpuzzel, die steeds completer werd. Gods woord, Gods plan, werd vlees in Hem. Zo werd de Here Je­zus daadwerkelijk het vleesgeworden woord, zo­als Johannes het onder woorden brengt in Johan­nes 1 vers 14 (Joh. 01:14). Als jongen al begon Jezus te begrij­pen: “God is mijn Vader, Ik ben zijn Zoon. Hij heeft een plan met mijn leven, Hij heeft een plan met de mens, met de we­reld, met de schepping!”

En het verlangen in de Here Jezus, om bruik­baar te zijn voor Zijn Vader, werd sterker en sterker.

Zo trainde de Here Jezus Zijn geest, vanaf dat hij nog een kind/tiener was tot op het moment dat Hij werd gedoopt, in water en in de Heilige Geest. Die onderdompeling in water en Geest was bij de Here Jezus de voltooiing, , de bekroning, de climax van Zijn voortdurende on­derdompeling in het woord en de denkwereld van God tijdens Zijn jeugd. Zo maakte de Here Jezus zich klaar voor Zijn grote opdracht en Zijn ontzet­tend belangrijke aandeel in het plan van God.

Gaaf toch, hè? Op zo ’n manier mogen ook wij onze jeugdtijd invullen, door onszelf onder te dom­pelen in Gods gedachten! Zo mogen ook wij Gods woord en plan in ons ei­gen leven ‘vlees laten wor­den’! Ik zou niet weten wat een effectievere uit- conditietraining van je geest is dan deze, om je te vullen met de woorden en gedachten van God, om daarmee verzadigd te wor­den. Zo verzadigd, dat het jouw woorden en ge­dachten worden, dat het leven van God jouw leven wordt.

Thuis in de geestelijke wereld

Tegelijk met het jezelf onderdompelen in het woord van God, is er nog een andere kant aan gees­telijke conditietraining.

Omdat- het gaat om trai­ning van je Geest is het namelijk van levensbelang om thuis te raken in de wereld van de Geest, oftewel de geestelijke we­reld, om daar inzicht en kennis te krijgen.

In de wereld om je heen kom je helaas veel mensen tegen die alleen maar be­zig zijn met de wereld van het zichtbare, met het na­tuurlijke, materiële leven. Daar is onze westerse maatschappij vol van. Zul­ke mensen zijn geestelijk diep in slaap, inactief. En dus kwetsbaar. . .

Maar God roept jou en mij – ieder mens – juist om wakker te worden, om uit die slaap op te staan en wel te gaan functioneren. In Efeziërs 5 vers 14 (Ef. 05:14) staat het op de volgende manier: “Ontwaak, jij die slaapt, en sta op uit de (geestelijke) dood”. God roept ons op om niet lan­ger te slapen, maar om wakker en actief te wor­den en daadwerkelijk on­ze positie te gaan innemen in de geestelijke wereld.

En dan geldt voor ieder­een die wakker wil worden en met beide benen op de (geestelijke) grond wil gaan staan, ook nog die gave tweede helft van Efeziërs 5 vers 14: “. . . en Christus zal over je lich­ten!” Dat wil zeggen: de Here Jezus zal je, door de Heilige Geest, helpen en leiden, zodat de gees­telijke wereld ook echt helder, duidelijk, reëel voor je zal zijn, zodat je die wereld ook echt zult ervaren.

De goede strijd: van je geloof

De plaats waarbinnen we veilig en rustig onszelf geestelijk kunnen trainen is de gemeente. De ge­meente, het lichaam van Christus, de veilige schuilplaats, waar alle ge­meenteleden hetzelfde ver­langen hebben, namelijk om te werken aan die geestelijke ontwikkeling. Het huisgezin van God, waar ruimte is voor iedereen, zowel voor de jeugd als voor oudere broeders en zusters. Waarin je ont­spannen en rustig mag groeien en jezelf ontplooi­en. De gemeente, waarin je ook nog gerust eens een fout mag maken. De gemeente, waarin geen ri­valiteit heerst, waarin niet het recht van de sterkste geldt. Nee, waarin juist het meerdere het opneemt voor het mindere. Die ge­zindheid van Jezus, om de ander te respecteren, uitnemender te achten dan jezelf, die gezindheid om in de ander altijd het goe­de te zoeken, die gezind­heid heerst in de gemeen­te. Een oefenterrein bij uitstek!

Misschien denk je nu bij jezelf: ik kom in de ge­meente ook nog wel eens een andere gezindheid te­gen. . . Dat is misschien wel zo, maar elk gemeen­telid is immers aan het werk aan zijn of haar ont­wikkeling. Jij bent in de gemeente toch niet de eni­ge die er geestelijk aan trekt! De bijbel geeft ons een beeld van de gemeente zoals ze uiteindelijk zal zijn, en ik denk dat we ons aan die visie van de bijbel moeten vasthouden. Het is de bedoeling dat de gemeente eenmaal als een stralende bruid voor haar

God zal staan, smetteloos, zonder vlek of rimpel! Als je in jouw gemeente nog wel eens vlekjes of rim­peltjes opmerkt, houd dat goddelijk toekomstbeeld vast! Laten we liever ons­zelf afvragen wat wij per­soonlijk kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van dat toekomstbeeld.

De waarheid

Heb je er ook zin in, om je in te zetten voor Gods plan door training van je geest? Voel je ook dat verlangen in je hart?

Samen willen we ons inzet­ten om niet alleen in de natuurlijke wereld onze benen te strekken, maar ook in de geestelijke we­reld! We leven in twee werelden tegelijk’. Samen willen we ondergedompeld worden in het leven van God, zodat het ons leven wordt. Samen mogen we onze plaats innemen in de hemel, ons hechtend aan de Here Jezus, waardoor de duivel geen schijn van kans heeft.

Ja, dit is echt de waar­heid, die iedereen zou moeten aannemen.

 

 

 

 

Nieuwe brochures door de redactie

Vorige maand verscheen een nieuw gedichtenbundeltje van Tea Keuper- Dijk onder de titel “Komen tot God”. Het boekje met positieve en geloofsopbouwende gedichten is uitstekend geschikt voor versprei­ding of cadeautje tijdens de aanstaande feestdagen.

In november verschijnt de brochure “De ontsluiering van het geheim van God” door Hessel Hoefnagel. Het is een bewerking van de vorig jaar in “Levend Geloof” versche­nen serie artikelen over het onderwerp “De innerlijke mens”.

Verder zijn de meeste brochures herdrukt en weer ver­krijgbaar, behalve het boekje “Het boek Ruth als profe­tie” dat nog herdrukt wordt en “De volledige mens”. Laatstgenoemde brochure wordt voorlopig niet herdrukt.

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts (12)

Het gesprek met de Samaritaanse vrouw

In Johannes 4 lezen we over de ontmoeting die Jezus had met de Samaritaanse vrouw. Ik geloof dat in deze geschiedenis een extra dimensie aanwezig is, met betrekking op de volkerenwereld. Jezus heeft op het persoonlijke vlak gewerkt, maar er zit tegelijk een uitbeelding in van iets wat met een bepaald volk gaat gebeuren. De ‘vrouw’ is in de bijbel vaak beeld van een stad, bijvoorbeeld de dochter van Sion. Ook Babel wordt als een vrouw uitgebeeld. De vrouw kan ook beeld van een volk zijn. Er zijn bevolkingsgroepen die vaak een hele problematiek vanuit het verleden hebben. In Nederland zijn onder andere de gastarbeiders en de Molukkers, die hiermee te kampen hebben.

Ook rondom de Samaritanen zit een stuk beschadiging. In vers 4 lezen we dat Jezus door Samaria moest gaan. Normaal maakte men een grote omweg en ging om Samaria heen. Het was een stelling, een axioma voor de Joden: ‘Wij gaan niet met de Samaritanen om. We zijn dit gewend’. Er was een kloof tussen deze twee bevolkingsgroepen. De Samaritanen werden beschouwd als een tweederangs bevolking. De Samaritaanse vrouw is de vertegenwoordigster van dit beschadigde volk. De kloof werd nog scherper door de godsdienstige kloof tussen beiden. De Samaritanen hadden alleen de vijf boeken van Mozes. De rest was voor hun niet gezaghebbend. Voor de Joden telden de profeten ook mee. Het ging allemaal lijnrecht tegen elkaar in.

De Samaritaanse vrouw vormt het voorbeeld van wat er met het hele volk gebeurt. Er zijn meer voorbeelden uit de bijbel waaruit je kunt aflezen wat Gods bedoeling met alle mensen is. Rachab de hoer, bijvoorbeeld. Zij werd uit Jericho behouden. Dit was in feite Gods bedoeling met al de mensen in Jericho. God neemt één mens als illustratiemateriaal, om zijn bedoeling met alle mensen te tonen.

De noodkreet van de volkeren

Het wezenlijke kenmerk van de Samaritaanse vrouw is, dat zij dórst heeft. Ook de volkeren hebben dorst. Bovendien is hier sprake van een stuk isolement. De vrouw moest met haar kruik naar de bron op het heetste uur van de dag, als niemand op pad was. Kennelijk was er niemand die water wilde putten. Deze vrouw had vijf mannen gehad; de zesde was haar man niet. Jezus is de zevende, die tot haar komt: de volheid. Ze had de vijf boeken van Mozes gehad. Nu is ze bezig met het zesde: de Samaritaanse religie, een soort mengsel. De Samaritanen hadden allerlei góden bij elkaar gepakt. Ze hadden priesters van allerlei pluimage 2 Koningen. 17 vers 9 tot en met 12 (2 Kon. 17:09-12). Bij déze religie hoort de vrouw niet. Jezus is de zevende, die tot haar komt.

In vers 20 lezen wij dat de vrouw tot Jezus zegt: “Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden”. Ik geloof dat de vraag van deze vrouw eigenlijk een noodkreet is, een harte schreeuw. Het is eigenlijk de noodkreet der volkeren: ‘O God, hoe komen we ooit tot aanbidding in ons leven!’ Als je niet weet of je op de góede berg zit, wordt je voortdurend aangeklaagd.

Het antwoord van Jezus is uniek: “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden, maar de ure komt en is nu dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en in waarheid. . . ” Johannes 4 vers 21 tot en met 24 (Joh. 04:21-24). Jezus spreekt eerst over ‘geloven’, dat wil zeggen ‘vertrouwen’. Ook is het frappant dat Jezus ineens het woord ‘Vader’ er inbrengt. Voor de vrouw was God altijd heel ver weg geweest. Het is tegelijk een belofte: ‘Vrouw, de ure kómt, dat je de Vader zult aanbidden!’ De vrouw had de hoop allang opgegeven om ooit tot waarachtige aanbidding te komen.

De belofte voor de volkeren

“Gij aanbidt wat gij niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want het heil is uit de Joden” (vs. 22), zegt Jezus tot de vrouw. De volkeren hebben altijd in een versluiering gewandeld. Wij aanbidden niet op deze of op die berg, maar uit de geest, vanuit de verbondenheid met God zelf; vanuit Zijn gedachten, vanuit het thuiskomen bij Hem. De waarachtige aanbidders zullen de Vader aanbidden in geest en in waarheid. ‘Waarheid’ betekent letterlijk onverborgenheid (aletheia). ‘Je zult de Vader aanbidden in onverborgenheid’, dus ongesluierd.

Deze belofte geeft de Heer voor de volkeren, waarvan de vrouw het prototype is. Als het gesprek is afgerond, laat de vrouw haar kruik staan. Zij laat de problemen achter: de verwonding uit het verleden. Hier is sprake van een stuk innerlijke genezing. De hele stad loopt uit, als de vrouw verteld heeft wat Jezus heeft gezegd. In vers 35 lezen wij dat Jezus zegt: “Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten”. Jezus doelt hier op de grote schare men­sen, die is komen toestromen (vs. 30). Samaria is één oogst veld. Jezus als Jood, gaat de Samaritanen tot Zich brengen. Zij komen thuis. Jezus heft de kloof tussen de volkeren op. Hij is bezig met de genezing der volkeren. Dan lezen wij in vers 42 dat de Samaritanen, die tot geloof gekomen zijn, tot de vrouw zeggen: “Wij geloven niet meer om wat gij zegt, want wij zelf hebben Hem gehoord en weten, dat deze waarlijk de Heiland der wereld is”. Ze zijn erachter gekomen en denken wereldwijd: Jezus is niet slechts de Heiland van een klein groepje mensen, maar Hij is de Redder en Behouder van de hele kosmos. Deze geschiedenis is een schitterend voorbeeld van de genezing van de volkeren.

 

Alles wordt nieuw (gedicht) door Piet Snaphaan

Alles wordt nieuw, God heeft gesproken

door de eeuwen heen vanaf Zijn troon,

in schaduwbeelden door profeten

en in ’t laatst der dagen door Zijn Zoon.

 

Alles wordt nieuw, wederopgericht,

’t krijgt reeds gestalte, ja ’t komt in ’t gezicht,

Gods kinderen claimen weer hun recht

wat hen door satan werd ontnomen,

bolwerken worden reeds geslecht

en vestingswerken afgebroken.

 

Alles wordt nieuw, verblijd u heden,

’t is zaak om rein voor God te staan,

de goede strijd wordt saam gestreden,

met Jezus kun je alles aan.

 

Alles wordt nieuw, Gods Woord is waar,

Gods zonen worden openbaar,

de tijd raakt vol, ’t eind is in ’t zicht:

alles wordt weder opgericht.

Gods plan gaat door, de wereld wacht,

tot ’t alles straks zal zijn volbracht.