Selecteer een pagina

Levend Geloof – 212

Levend geloof 1981.02 nr. 212

Van de redactie

Het verlangen naar de Volle boodschap door Gert Jan Doornink

Het aantal lezers en lezeressen is ook in deze eerste maanden van het jaar weer sterk gestegen. We zijn daar erg blij mee, vooral ook omdat hieruit het verlangen van velen blijkt naar de volle evangelie boodschap. Wij willen de verschillende facetten van deze boodschap compro­misloos en zo duidelijk mogelijk doorgeven en bidden daarbij om wijsheid en leiding van de Heilige Geest. Wie eenmaal gegrepen is door de volle boodschap kent geen weg terug meer, of – als hij deze toch wil gaan – is het tot schade en achteruitgang van zijn eigen geloofsleven. Wij behoren geestelijk te groeien, want Gods wil is dat we volwassen christenen zullen worden en ons als zodanig zullen openbaren.

Dat satan de boodschap van het volle evangelie haat is een duidelijke zaak. In de dagen van Je­zus en de eerste gemeenten na Pinksteren was het niet anders. We merken dit ook in de “Levend Ge­loof “-arbeid . Temidden van de groei en de tal­rijke positieve reacties (zie ook deze keer weer de rubriek: “Reacties van lezers”), komen er uiteraard ook ‘aanvallen’ tegen de boodschap.

Niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat daar, waar Gods Geest werkt, satan probeert te infil­treren. Maar het doet wel vreemd aan als er ne­gatief gereageerd wordt door – zoals in de afge­lopen tijd gebeurde – enkele voorgangers uit de Pinksterbeweging. Men zou juist verwachten dat zij enorm blij zouden zijn met de geestelijke groei die bij verschillende kinderen Gods tot openbaring komt…. Of is de oorzaak misschien dat men zelf geestelijk niet groeit en blijft vasthouden aan ongeestelijke leringen die de verdere doorbraak van de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods tegenstaan….?

Als herders en leiders van gemeenten en groepen zal men toch op zijn minst zelf ook geestelijk moeten groeien, om anderen ‘het meerdere’ te kunnen geven. Maar vaak wil men, terwille van eigen ‘gezichtsverlies’ verkeerde inzichten niet afleggen en krijgt ‘het meerdere’ nog geen kans. We schrijven met opzet het woordje ‘nog’ erbij, want we hebben een diepe bewogenheid en liefde voor die herders en leiders van gemeenten en groepen die de volle boodschap tegenstaan, en bidden dat Gods Geest hen de ogen zal openen voor de geweldige zegen die God heeft weggelegd, zowel voor hen persoonlijk als voor de gemeenten waar ze een taak vervullen, als ze het volle evangelie compromisloos gaan uitdragen.

Ondertussen gaan wij via “Levend Geloof” rustig door met de verkondiging van het volle evange­lie. Als blad hebben wij de unieke kans om niet alleen gelovigen van gemeenten te bereiken die reeds ten volle achter de boodschap staan, maar ook vele anderen uit kerken, groepen en gemeen­ten, die nog afgeremd worden in hun geestelijke groei. Want ook onder hen zijn er gelukkig nog velen die meer en meer gaan ontdekken dat het gaan van de volle weg met Jezus (de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid), de enige weg is die de volkomen vrijheid en overwinning geeft en Gode welgevallig is.         

 

Nieuwe brochures

Behalve de vorige maand verschenen en door de redacteur geschreven brochure: “Hoe beleven wij ons geloof?”, met praktische richtlijnen over het geloof, is thans ook een nieuwe brochure van br. Scholten verschenen onder de titel: “Het Ko­ninkrijk van de kleine kudde”. Wij raden al onze lezers en lezeressen aan deze brochure te lezen en er mee te werken. Zelf hebben wij, bij het druk klaar maken van dit boekje, er reeds een grote zegen door ontvangen.

Ook de eerste brochure van br. Scholten: “De te­genstelling van het aardse- en het hemelse Jeru­zalem” wordt veel afgenomen en is nog verkrijg­baar. Er is bij velen een grote honger naar de volle waarheid. Deze boekjes dragen er toe bij dat de kennis en het inzicht in de boodschap van het Koninkrijk Gods gaat groeien en ook dat men leert dwaalleringen te onderscheiden en te ont­maskeren. Het gaat er om dat we de volle over­winning van Jezus in ons leven leren kennen en beleven en wie zich met een oprecht hart daar naar uitstrekt, mag ervaren hoe dit meer en meer werkelijkheid gaat worden! (Voor bestelling van de verschillende brochures zie blz. 31 en 32).

 

Mededelingen door Gert Jan Doornink

Het januarinummer en alle nummers van voor no­vember 1980 zijn niet meer verkrijgbaar. Alleen van de maanden november en december 1980 en van dit februarinummer zijn, zolang de voorraad strekt, nog exemplaren verkrijgbaar.

Ons telefoonnummer is vanaf 25 februari gewij­zigd.

Niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat daar, waar Gods Geest werkt, satan probeert te infil­treren. Maar het doet wel vreemd aan als er ne­gatief gereageerd wordt door – zoals in de afge­lopen tijd gebeurde – enkele voorgangers uit de Pinksterbeweging. Men zou juist verwachten dat zij enorm blij zouden zijn met de geestelijke groei die bij verschillende kinderen Gods tot openbaring komt…. Of is de oorzaak misschien dat men zelf geestelijk niet groeit en blijft vasthouden aan ongeestelijke leringen die de verdere doorbraak van de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods tegenstaan….?

Als herders en leiders van gemeenten en groepen zal men toch op zijn minst zelf ook geestelijk moeten groeien, om anderen ‘het meerdere’ te kunnen geven. Maar vaak wil men, terwille van eigen ‘gezichtsverlies’ verkeerde inzichten niet afleggen en krijgt ‘het meerdere’ nog geen kans. We schrijven met opzet het woordje ‘nog’ erbij, want we hebben een diepe bewogenheid en liefde voor die herders en leiders van gemeenten en groepen die de volle boodschap tegenstaan, en bidden dat Gods Geest hen de ogen zal openen voor de geweldige zegen die God heeft weggelegd, zowel voor hen persoonlijk als voor de gemeenten waar ze een taak vervullen, als ze het volle evangelie compromisloos gaan uitdragen.

Ondertussen gaan wij via “Levend Geloof” rustig door met de verkondiging van het volle evange­lie. Als blad hebben wij de unieke kans om niet alleen gelovigen van gemeenten te bereiken die reeds ten volle achter de boodschap staan, maar ook vele anderen uit kerken, groepen en gemeen­ten, die nog afgeremd worden in hun geestelijke groei. Want ook onder hen zijn er gelukkig nog velen die meer en meer gaan ontdekken dat het gaan van de volle weg met Jezus (de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid), de enige weg is die de volkomen vrijheid en overwinning geeft en Gode welgevallig is.

 

Van voorhof naar heiligdom door H. J. Scholten

“Want óns heeft God het ge­openbaard door de Geest.

Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods” 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

In Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03) lezen wij over het fundament van het geloof. Het heeft geen zin om over vaste spijs te gaan spreken als het fundament niet goed ligt in iemands leven. Vers 4 uit Hebreeën 6 (Heb. 06:04) spreekt over het “deel gekregen heb­ben aan de Heilige Geest”. Wij kennen allemaal de uit­drukking : part noch deel er­gens aan hebben. Met andere woorden: ik weet daar niets van en heb er niets mee te maken.

Rondom de gebeurtenissen in de stad Samaria

We gaan even naar de gebeur­tenissen, die plaats vonden in de stad Samaria. Handelingen 8 vers 4 tot en met 25 (Hand. 08:04-25). Op de prediking van de evangelist Filippus waren zeer velen tot geloof geko­men. “En er kwam grote blijdschap in die stad”, le­zen wij in vers 8.

In die stad woonde ook een magnetiseur en strijker, ge­naamd Simon. Men noemde hem: Simon de tovenaar. De mensen in Samaria waren onder de indruk van de ‘begaafdheid’ van deze magnetiseur. In vers 10 staat dat de mensen zich aan hem hielden, omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had.

Wij hebben nog nooit een magnetiseur of strijker ont­moet, die toegaf zijn kracht van de duivel te hebben ont­vangen. Vele mensen en ook vele christenen worden door dit soort mensen misleid en verleugend. Ook deze Sa­maritanen, want zij noemden deze man: de grote kracht Gods. Maar de apostel Petrus dacht daar heel anders over. Hij had al lang onderkend dat deze kracht uit het rijk der duisternis kwam. Deze Simon de tovenaar had part noch deel aan de kracht van het Koninkrijk Gods. Hij stond onder invloed van oc­culte machten en was daar­door een gebondene van sa­tan. Het is intens triest dat er soms predikanten zijn, die hun zieke gemeen­teleden naar zulke lieden verwijzen. Petrus zei tegen deze Simon: “Gij hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet recht voor God”.

Waar had deze Simon part noch deel aan? Aan de Heili­ge Geest en aan het goede woord Gods! Want wat had de­ze man gedacht? ‘Die Petrus en Johannes bezitten een kracht, die ik nog niet be­zit en die kracht, zou ik wel graag aan mijn arsenaal van kunsten willen toevoegen’. Hij biedt notabene geld aan om deze gave in bezit te krijgen. “Opdat, als ik ie­mand de handen opleg, hij de heilige Geest zal ontvangen”. Hij had gezien dat deze aposte­len ook met hun handen bezig waren. Want wat gebeurde daar in Samaria? Door de prediking van Filippus be­gonnen ze deel te krijgen aan het goede woord Gods. God bevestigde de prediking met wonderen en tekenen.

“Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en ve­le verlamden en kreupelen werden genezen; en er kwam grote blijdschap in die stad”.

Bekering is het begin van  het fundament

De mensen in Samaria begon­nen zich te bekeren, want zij hielden zich eenparig aan wat Filippus predikte. En tóch misten zij nog iets. De Heilige Geest was nog over niemand van hen ge­komen, maar als Petrus en Johannes hun de handen op­leggen ontvangen zij de Hei­lige Geest.

We zien, dus, dat er bekering kan. zijn, wat ook een werk is van de Heilige Geest, doch dat men daardoor noch geen deel heeft aan de Hei­lige Geest zélf.

“Uw hart staat niet recht voor God”, zei Petrus tegen Simon de tovenaar. Om deel te krijgen aan de Heilige Geest moet je hart recht voor God staan. Hoe komt men aan zo’n hart? Door oprechte bekering! Dat is het begin van het fundament des ge­loofs. Bekering van dode werken. Je moet je hand in het geloof leggen op het volbrachte werk van Jezus Christus, geloven dat Hij Zijn bloed ook gegeven heeft voor jouw zonden. Hem aannemen als Verlosser en Zaligmaker. Dan staat je hart recht voor God en mag je je een rechtvaardige noemen. Paulus zegt in Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01): “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus”.

Er zijn velen, die zich christenen noemen en toch niet durven te belijden: ik ben een kind van God. Bij zulke mensen kan men dan moeilijk spreken over het liggen van een fundament. Het begin is er nog niet eens. Maar wie de zekerheid wel heeft mag doorgaan tot de verdere fundamentlegging in zijn leven. Hij zal zich laten dopen in water en een verlangen krijgen naar de doop in de Geest. Gods Woord spreekt in Hebreeën 6 over een ‘leer van dopen’ of een ‘leer van doopsels’. Hier is niet sprake van het werk­woord ‘dopen’, maar van het zelfstandig naamwoord ‘ doop’ .

Vervolgens leert Gods Woord dat door oprechte bekering tot Jezus Christus de bedek­king van het hart wordt weg­genomen. Voor vele ‘oudtestamentische christenen’ is dit van groot belang omdat deze zich wekelijks ‘Mozes’ (de wet) laten voorlezen.

Hierover schrijft Paulus in 2 Korinthe 3 vers 15 tot en met 17 (2 Kor. 03:15-17). Het is type­rend, dat in de kerken waar ’s zondags de wet wordt voor­gelezen, zo weinig zekerheid des geloofs is, doch Gods Woord geeft voor deze oorzaak een duidelijke reden. Men leeft met een bedekking en daardoor is er ook geen echte vrijheid. “De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid”.

Wanneer hebben we deel gekregen aan de Heilige Geest?

Hoe kunnen we vaststellen of we deel gekregen hebben aan de Heilige Geest? Nu gaan we terug naar wat boven het be­gin van dit artikel staat: “Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods”.

De Heilige Geest heeft godde­lijke eigenschappen, de Hei­lige Geest zoekt gemeenschap. Gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. Maar ook met broeders en zus­ters. Daarom bidt Paulus de gemeente toe: “De gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen!”

Let dus op het woord ‘gemeen­schap’. Wij hebben iets met elkaar gemeen. Wij hebben deel gekregen aan de Heilige Geest. Deze Geest is een Geest van liefde en liefde zoekt en wil altijd meer. Ze wil volkomen gemeenschap. Dat is een eigenschap van de liefde. Hieraan kunnen wij ons testen of wij deel gekre­gen hebben aan de Heilige Geest, want deze Geest door­zoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.

Er zijn veel natuurvorsers. Zij trachten de geheimen van de natuur te doorgronden en kosten noch moeite worden ge­spaard om hele expedities op touw te zetten. Want de na­tuur heeft, ook zo haar gehei­men. Job schrijft daar al over in Job 28 vers 3 (Job 28:03): “Men maakt een einde aan de duisternis en tot de uiter­ste diepte doorzoekt men het gesteente, in de donkerheid en in de diepe duisternis”. Men heeft er alles voor over! Wat een moeite en inspanning getroost zich de natuurlijke mens om maar te weten en te doorgronden.

Op zoek naar de geheimenissen van het koninkrijk

Maar wat doen mensen, die echt deel hebben gekregen aan de Heilige Geest? Zij zetten ook hele expedities op touw. Zij gaan op zoek naar de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen. Daar hebben ze ook alles voor over. Een bewijs dat ze deel hebben gekregen aan de Geest Gods, die alle dingen doorzoekt, zelfs de diepten Gods.

Maar lang niet iedereen wil mee op deze onderzoekings­tochten. Het zijn de  ‘voor­hof christenen’ , die liever thuis blijven. Het zijn de geestelijk luie en gemakzuchtige mens. Ze zien op tegen de moeite en de inspanning. Hoe komt dat? Ze hebben nog geen deel gekregen aan de Heilige Geest. Ze hebben zich misschien wel bekeerd, doch bevinden zich nog in de geestelijke puberteit. Beeld van het massa-christendom!

In hun leven is van verdere fundamentlegging geen sprake. Hun wordt niet geleerd dat Jezus de Doper is met de Heilige Geest. Aan hun is niets bekend over de gaven van de Heilige Geest, zoals onder andere tongentaal en profetie. De woorden van de apostel Paulus uit 1 Korinthe 14 vers 1 (1 Kor. 14:01) zijn nog nooit diep in hun ziel door­gedrongen: “Jaagt de liefde na èn streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren”.

Wij kunnen niet begrijpen, dat als iemand zegt God lief te hebben, hij deze woorden zo maar terzijde kan leggen. Dit onderwerp komt in de or­thodoxe kerken en ook vaak elders, niet aan de orde. Het is een slag in het ge­laat van Christus als men moet constateren dat vele christenen een heimelijke afkeer hebben van tongentaal en profetie. Op grond van Gods Woord hebben wij een wantrouwen tegen zulk een christendom!

Blijf geen voorhof Christen!

Het zijn doorgaans ‘voorhof- christenen’, behorend bij de categorie ‘dwaze maagden’. Straks komt de definitieve scheiding! Want we lezen in de Openbaring van Johannes 11 vers 1 (Openb. 11:01)  “Sta op en meet de tempel Gods (de gemeente) en het altaar (reukofferaltaar) en hen, die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven”.

In de voorhof is veel evange­lische drukte, maar ook al­lerlei wind van leer. Het on­derscheid heeft men daar nog niet en zodoende komt men ook tot allerlei aards ge­richte leringen. Het zijn pasgeboren kinderen, die zelfs vaak nog niet verlan­gen naar de redelijke, onver­valste moedermelk. Ze wande­len in kringetjes rond in de voorhof en zingen altijd maar weer de ‘kruisliederen’. Daarmee te kennen gevend dat er geen sprake is van geeste­lijke groei, omdat men zich te pas en te onpas weer wil vastklemmen aan het ‘ruw-houten kruis’. Dit kan men wel sarcastisch vinden, doch de apostel Paulus leert ons an­dere dingen. Hij klemt zich niet steeds vast aan het kruis, maar hij roemt in het kruis, dat is geheel iets anders. En in het Heiligdom kun je het beste roemen in het kruis, beter als in de voorhof.

Als we echt deel hebben ge­kregen aan de Heilige Geest gaat er iets gebeuren in ons leven. “Gij geheel anders, gij hebt Christus leren ken­nen!” Je wordt een doorzoe­ken van de geheimenissen Gods en je tracht de gedach­ten Gods te verstaan en je eigen te maken.

Wees voortdurend vol van de Heilige Geest!

Er moet echter een doorlo­pende vervulling zijn met de Geest. De doop in de Geest is éénmalig, maar het ver­vuld worden gebeurt steeds. Paulus zegt in Efeze 5 vers 18 (Ef. 05:18): “Weest vervuld met de Heili­ge Geest!” Eigenlijk staat er: “Weest voortdurend vervuld-zijnde met de Heilige Geest”.

We hebben reeds gesteld dat de Geest eigenschappen heeft, want de Geest is een persoonlijkheid. Ook zegt de apostel: “Indien iemand ech­ter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” Romeinen 8 vers 10 (Rom. 08:10). Deze Geest gaat jagen. Jagen naar de volheid Gods! Naar alle gaven des Geestes. Want Hij werkt in ons het willen en het werken! We kunnen ons­zelf onderzoeken of we ‘in Christus’ zijn, anders zijn we verwerpelijk, zegt het Woord.

Waarom kennis zo belangrijk is

We willen enkele eigenschap­pen van de Geest noemen: kracht, kennis, wil, vrucht, verlangen, eenheid met de Va­der en de Zoon.

We willen toch de kennis voorop stellen. Want zonder kennis van Gods Woord is er geen kracht. “Mijn volk gaat te gronde door gebrek aan kennis” Hosea 4 vers 6 (Hos. 04:06). Door ge­brek aan kennis is er ook geen wil. Ook geen verlangen. Ook geen eenheid.

Wij moeten kennis hebben aan de liefde Gods! Als we echt deel verkregen hebben aan de Heilige Geest, hebben we ook deel gekregen aan Gods lief­de. De liefde zoekt, door­zoekt, wil altijd meer, wil leren kennen, tot in de diep­te. Hoe leren wij die liefde steeds meer kennen?

Als een geliefd persoon een brief ontvangt van de andere geliefde, zal hij deze brief meerdere malen lezen. Hij weet precies wat er staat op velletje 2 en bijvoorbeeld onderaan velletje 3. Tenslot­te kent hij de brief bijna uit zijn hoofd. Hoe komt dat?

De geliefden hebben iets ge­meen! Namelijk de liefde! Daar hebben ze ‘deel’ aan ge­kregen.

Zo is het ook met het ‘deel verkrijgen aan de Heilige Geest’. Zoiets kan men terde­ge weten. Trouwe kerkgang en kerkelijke godsdienstigheid, evangelische drukte, is nog geen bewijs, dat men deel ge­kregen heeft aan de Heilige Geest. Wij kennen een geeste­lijk leider, die bijzonder actief is in allerlei evange­lische activiteiten. Hij is bijna nooit thuis en altijd bezig. Maar hij heeft zeer weinig inzicht in het Woord Gods en zegt geen tijd te hebben om zich in allerlei oudtestamentische profetie­ën te verdiepen. Voor zover hij dat doet, legt hij ze nog uit in de zichtbare we­reld. Een typisch voorbeeld van een ‘voorhof-christen’.

Er moet verder gebouwd worden op het fundament

Maar het fundament moet ver­der worden gelegd in ons le­ven. We kunnen niet altijd bezig blijven met de eerste beginselen van de uitspraken Gods. Tegen fundamentlegging gaat zelfs de duivel nog niet eens zo te keer, maar wel tegen het optrekken van de muren en als men aan het dak begint breekt de hel helemaal los. Want dan voelt de boze zijn einde naderen. Duizenden en duizenden voorhofchristenen zijn voor hem totaal niet gevaarlijk, maar heiligdom christenen heeft hij een panische schrik voor. Zij hebben kennis gekregen van de strijd in de hemelse gewesten. Zij hebben het ko­peren brandofferaltaar in de voorhof (beeld van het kruis) achter zich gelaten, zijn langs het koperen wasvat ge­trokken (beeld van de doop) en door de tweede poort het Heiligdom binnengegaan.

“Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen (met alle broeders en zusters en niet in je eentje) in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, op­dat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” Efeze 3 vers 18 en 19 (Ef. 03:18-19).

De liefde Gods maakt honge­rig en dorstig. Naar meer kennis van de Geliefde, Je­zus Christus. Om van Hem te leren de gedachten en gehei­menissen van het Koninkrijk der hemelen. Omdat het alles in Hem verborgen is. “… En zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” Kolossenzen 2 vers 2 en 3 (Kol. 02:02-03).

Maak van de voorhoftijd geen Elim!

“Wij wandelen in het licht van Jezus”, wordt er veel ge­zongen. Onlangs vroegen wij aan enkele christenen: “en waar wandelt u dan heen”? Men keek verbaasd over deze vraag. Maar Jezus is de weg gegaan door Gods heiligdom­men en bevindt zich nu in de majesteit des Vaders, op de troon.

Daarheen zijn ook onze schre­den gericht. Wij willen de voorhof achter ons laten, al­hoewel wij daar een heerlij­ke tijd gehad hebben. Moeder­melk is niet te versmaden. Maar vele christenen maken van de voorhoftijd hun “Elim”. Ze gaan op hun lauwe­ren rusten bij twaalf water­bronnen en zeventig palmbo­men. Het is aangenaam voor het vlees en dat houdt het ook het langst uit in de voorhof. Daardoor ontstaat allerlei wind van leer en ook de aardse ‘Israëlleer’ is daar geboren. Een typi­sche voorhofleer! Want daar bevinden zich de meeste christenen en onder hen ve­len die een heimelijke af­keer hebben van de gaven van de Heilige Geest, zoals ton­gentaal en profetie, om nog maar te zwijgen van de strijd in de hemelse gewesten. Maar in het Heiligdom komen slechts de priesters en die zijn gezalfd! Ze zijn vol van de Heilige Geest en toegerust met de gaven van die Geest om dienst te doen in dat Heiligdom. Daar bid­den, lofofferen en strijden zij. En ze hebben een ver­langen om ook door de derde poort te gaan, namelijk te komen in het Heilige der Heiligen.

Daar bevinden zich nog meer geheimenissen. Daar is het gouden altaar, de cherubs, het verzoendeksel van de ark (altijd vreugde vanwege de voortdurende verzoening), daar zijn verborgen schatten. Allerlei kostbaarheden. Ze zijn verborgen in het Heili­ge der Heiligen. Daar bevindt zich in een gouden kruik het manna.

Alleen overwinnaars ontvangen het verborgen manna

We moeten volkomen vervuld zijn met de Heilige Geest, de doop met vuur niet schu­wen. De strijd aanbinden in de hemelse gewesten en steeds verder doordringen in Gods heiligdommen.

Alleen voor de overwinnaars geldt: “Wie overwint, hem zal Ik geven van het verbor­gen manna en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam ge­schreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt” Openbaring 2 vers 17 (Openb. 02:17). Er zijn eeuwige ‘voorhof- christenen’, die niet verder komen dan ‘ik ben zo blij, Jezus redde mij’. Een rijke en heerlijke belijdenis. Het begin van het fundament! Maar ze wandelen maar rond in de voorhof, steeds rond het koperen brandofferaltaar (beeld van het kruis), zich op de juiste tijd steeds weer vastklemmend aan dat altaar (kruis). Maar er is geen enkele verdere geeste­lijke ontwikkeling en van de strijd in de hemelse gewes­ten hebben zij geen weet.

Na de uitnodiging tot beke­ring is er een tweede en ook nog een derde uitnodiging. Op weg naar het Heilige! Daar bevindt zich de vaste spijze. Op een gouden tafel (beeld van Gods heerlijkheid) wordt ons daar die vaste spijze aangeboden, twaalf toonbroden, volop spijze voor het ganse volk des He­ren. Daar brandt zacht schij­nend de gouden kandelaar en daar is volop olie.

Daar worden de diepten Gods doorzocht. Daar gaat God Zijn gedachten aan ons be­kend maken. En Zijn wegen. Want die zijn hoger dan onze natuurlijke gedachten en we­gen. Daar zijn we al te goed mee bekend.

In het Heiligdom zijn de priesters en ze hebben een groot verlangen om hun dienst ten. volle te verrich­ten. Ze hongeren en dorsten naar alle woorden Gods. Zij bidden: “Leer mij Here, Uw weg (die zo hoog en verheven is) opdat ik in Uw waarheid wandele”

Het geheim van de ware kinderen Gods is: de weg door de hemel kennen, terwijl we ons naar de uiterlijke mens nog op aarde bevinden. Zij hebben geen belangstelling voor aardse leringen, maar verdiepen zich in de hemelse goederen. Ze verlangen om straks als zonen Gods geo­penbaard te worden en zeggen met de psalmist van Psalm 67: “Opdat men op aarde Uw weg kenne, onder alle volke­ren Uw heil!”

Prijst God, dat de kennis van de Heilige Geest onbe­perkt is. Amen.’

 

Heilig Avondmaal door Judith Jacobs

Openbaring 3 vers 20

Een onderwerp zó teer en heilig, dat er eigenlijk niet veel over gezegd of geschreven moet worden teneinde die heilige sfeer niet te vertroebelen.

Heilig Avondmaal: een ontmoeting met Jezus, waarin de per­soonlijke relatie een belangrijke rol speelt; de intimi­teit “proeven” van brood en wijn: Zijn “gebroken” lichaam en vergoten bloed. Heilige gemeenschap ervaren.

Voor de discipelen was het Avondmaal een afscheid; voor ons: een herinnering, inhoudende een weerzien.

Totdat Hij komt!

Maar ook consequenties, uitgaande naar twee kanten: voor hen, die er op onwaardige wijze aan deelnemen. Die bewust met hun onbeleden zonden aan Tafel komen en bewust ermee verder gaan, zodat het feest een (slechte) gewoonte is geworden.

Het Heilig Avondmaal is een sacrament waaraan een zelfonderzoek vooraf gaat, wil men niet een oordeel over zich heen halen.

Lees: 1 Korinthe 11 vers 23 tot en met 31.  (1 Kor. 11:23 -31)

Leviticus 11 vers 44: (Lev. 11:44)

“Want Ik ben de Here, uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig; verontreinigt uzelf niet….”

 

Heilig Avondmaal (gedicht) door Judith Jacobs

Als Gij mij aan Uw tafel noodt,

Ik U “ontmoet” in wijn en brood.

Maak Gij dan, Heer, die heilig zijt

’t Onwaardig hart daartoe bereid.

 

Laat mij niet naad’ren tot Uw dis,

Tenzij mijn ziel gezuiverd is;

Slechts dan beleef ik waarlijk “feest”,

Als Gij de Gastheer zijt geweest.

 

Dan wordt voor mij ’t “gebroken” brood,

’t Symbool van Uwe bitt’re dood;

Dan zal Uw bloed – de beker wijn –

Mij tot een kracht en laaf “nis zijn.

 

Het past mij ook, op ’t eind van ’t maal,

U dank te zeggen voor ’t onthaal;

Heb ‘k echter bij het woord: “verlost” –

Bedacht, wat ’t u Heer, heeft gekost?

 

De volheid Gods door J. Noë

 

“Want in Hem (Christus) woont al de volheid der god­heid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het Hoofd is van alle overheid en macht” Kolossenzen 2 vers 8 en 9 (Kol. 02:08-09).

Wat is de volheid Gods?

Wat is onder de volheid Gods te verstaan? Het lijkt mij het beste het als volgt te omschrijven, namelijk “Alles wat Zijn Goddelijk wezen omvat en inhoudt”. Zijn Woord belicht deze volheid van al­le kanten van het begin tot het einde.

We nemen nu bijvoorbeeld eens de geschiedenis van Is­raël en dan zien wij hoe God Zijn almacht tentoonspreidde aan een volk, dat Hij uit­verkoren had. Hij wilde te­midden van Zijn volk wonen (tabernakel, tempel), waar­door Israël in staat was Zijn Goddelijke tegenwoor­digheid te ervaren. En als we nu bijvoorbeeld Deuteronomium 7 lezen (doet u dat vooral), krijgen we inzicht over Gods volheid, maar ook de waar­schuwingen van God ontbraken daarbij niet. Als Israël zich niet aan Zijn voorschriften hield en ongehoorzaam werd, kwam in plaats van de zegen de vloek (Deuteronomium 11).

En nu het nieuwe testament. Zoals we uit bovenstaande tekst zien was in Jezus Christus alle volheid Gods lichamelijk en Hij demon­streerde dit dan ook op mach­tige wijze. Hij bezat de God­delijke liefde, kennis en wijsheid; Hij trad op met Goddelijk gezag en kracht;

Hij vergaf de zonden, verbrak de werken des duivels, wierp boze geesten uit, genas alle ziekten en kwalen en bedwong de natuur en de dood. Toen Hij ten hemel opvoer, zei Hij: “Mis is gegeven alle macht in hemel en op aarde” Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18).

Ook wij hebben de volheid

En nu gaat bovenstaande tekst verder, dat wij (de kinderen Gods) die volheid verkregen hebben in Hem. Is dit niet geweldig, broeders en zus­ters? Met je verstand kun je er niet bij, maar het staat er en het is Gods wil dat wij dienovereenkomstig handelen.

Jezus zegt in Johannes 14 vers 12 (Joh.14:12): “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen en nog grotere dan deze, want Ik ga tot de Vader en wat gij ook vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde”..

Het is vanzelfsprekend dat wij gedoopt moeten zijn met de Heilige Geest. Paulus wijst ons in de brief aan de Efeziërs de weg aan om tot de volheid te komen.

We slaan eens Efeze 3 vers 14 tot en met 21 (Ef. 03:14-21) op (de grote liefde van Christus) en daar staat in vers 16b en 17 het volgende:

” . . . . Opdat Hij (God) u geve naar de rijkdom zijner heerlijkheid met kracht gesterkt te worden door Zijn geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning make”.

Dus alleen door de Heilige Geest en waarachtig geloof kan Jezus intrek bij ons ne­men.

We lezen verder in de verzen 18 en 19: “Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods!.

En dan geeft Paulus als het ware nog een geestelijke in­jectie in de verzen 20 en 21 opdat het bovenstaande een realiteit voor ons wordt:

“Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen!”

De goddelijke natuur in ons doet ons Gods liefde ervaren

Broeders en zusters, laten al deze woorden van Efeze 3 gegrift staan in ons hart. Door de gemeenschap met Christus hebben we deel gekregen aan de Goddelijke na­tuur, waardoor we in staat zijn die machtige Goddelijke liefde (vrucht van de Geest) in ons leven te ervaren. Dan kunnen wij. ook het grootste gebod van God nakomen, name­lijk:

“Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht en gij zult uw naaste liefhebben als u zelf” Markus 12 vers 30 (Mark. 12:30).

Uit deze liefde blijkt, dat als wij, in welke moeilijke omstandigheden wij ook zijn, een vast vertrouwen hebben  in Gods woord, Hij Zijn woord en geloften waar zal maken en dat wij ook in staat zijn diegenen lief te hebben die ons teleurstel­len, verdriet of pijn doen, haten en vijandig gezind zijn.

Er is functieverdeling in het lichaam van Christus

En nu, broeders en zusters, gaan we over naar Efeze 4 vers 1 tot en met 16 (Ef. 04:01-16). (Eenheid en verscheiden­heid in de gemeente).

In het begin van dit hoofd­stuk (vers 1 tot en met 7) zien we dat Paulus de gemeente een ernstige verma­ning geeft om de eenheid te bewaren en let nu op wat hij in de verzen 11 tot en met 13 schrijft:

“En hij heeft zowel apostelen als profeten, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” .

Lees in verband hiermee ook 1 Korinthe 12 vers 12 tot en met 28 en Romeinen 12 vers 1 tot en met 8 (1 Kor. 12:12-28 en Rom. 12:01-08).

We zien hieruit dat God/Jezus door de Heilige Geest personen aanwijst, die hij geschikt acht om functie in het lichaam van Christus (Zijn gemeente) te vervullen!

Broeders en zusters, dit is zeer belangrijk:

Men moet dus zeer zeker niet naar eigen inzicht handelen, maar dienst zich bij dit alles onder de leiding van de Heilige Geest te stellen!

Dit gebeurt helaas niet al­tijd en men gaat dan in het vlees te werk, met alle ge­volgen van dien. De duivel met zijn trawanten krijgen dan vrij spel en wrijvingen, twisten, scheuringen, enzo­voort, zijn dikwijls het re­sultaat er van. Als we echter ieder de plaats in het li­chaam van Christus innemen welke God voor ons bereid heeft, dan bereiken we, zoals boven reeds vermeld, allen de eenheid des geloofs, de volle kennis van de zoon Gods, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.

En Paulus zegt dan in de ver­zen 14 tot en met 16: Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt. Komen, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar hem toe komen die het hoofd is, Christus. En aan hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden. door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent. Deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.

Dan krijgen we een gemeente die gezond is naar geest, ziel en lichaam!

God zegene u allen!

 

Reacties van lezers door redactie

“Levend Geloof” aan de zendelingen

Broeder B. E. te Odessa, Texas (U.S.A.] schrijft: “Hartelijk dank voor de trouwe toezending van “Le­vend Geloof”. Wij geloven dat “Levend Geloof” een bij­drage is om de christenen te kunnen dienen. Wij gaan voor onbepaalde tijd naar Aruba voor het zendingswerk daar. Wij zouden het zeer waarde­ren als we “Levend Geloof” daar zouden kunnen ontvan­gen. De Heer zegene u in uw arbeid voor Hem”.

Steeds meer Nederlandse zen­delingen in verschillende landen van de wereld krijgen “Levend Geloof” gratis toe­gezonden. Giften en geschenkabonnementen van le­zers maken dit mogelijk. Dat het gewaardeerd wordt blijkt onder andere uit deze reactie.

De weg die verder omhoog voert

Broeder H. D. te Amsterdam schrijft van elk nummer steeds weer met volle teugen te genieten en elk nummer steeds meerdere malen leest. “Tevens ontvang ik graag twee exemplaren van de bro­chure ‘Hoe beleven wij ons geloof?’ Ikzelf beleef het als een weg van ontwikke­ling, zowel persoonlijk als ten opzichte van mijn mede­mens, als een weg die verder omhoog voert”.

Tien exemplaren per maand

Broeder P. B. te Den Helder schreef onder andere: “Wilt u mij noteren voor een abon­nement op “Levend Geloof” en 10 exemplaren per maand voor verspreiding”.

In de afgelopen maand gaven verschillende lezers en le­zeressen zich op om meerde­re exemplaren per maand te ontvangen voor verspreiding of boekentafel. Een uitste­kend idee om anderen in aanraking te brengen met de volle evangelie boodschap.

Strijd en overwinning

Broeder M.H.J.E.S. te Emmen die zich ook opgaf als abonnee, vindt het erg fijn dat ook “Levend Geloof” de visie verkondigt van de strijd en de overwinning in de hemelse gewesten op de machten der duisternis. “Dat is geen kreet, maar een rea­liteit ook in ons gezin. De Heer kent Zijn volk en geeft het ook Zijn inzichten. Ik hoop dat er nog meer van zulke goede en opbouwende lectuur van de drukpersen zal rollen, want dat heeft het volk van God, Zijn Isra­ël zo nodig”.

“Prijst de Heer:”

Broeder H. G. te Alphen aan de Rijn bestelde vijf exem­plaren van de brochure “De tegenstelling van het aard­se en het hemelse Jeruza­lem” en schreef: “Tevens een ‘prijst de Heer’ voor jullie blad “Levend Ge­loof”. Het is ook deze boodschap die we nu ook zo’n zes jaar zingen en prediken door middel van onze liederen. Gods rijke zegen en sterkte in jullie bediening. (Lees ook elders in dit nummer wat deze broeder schreef onder de titel: “Nieuwe wijn”).

Wij mogen groeien naar het zoonschap

Zuster A. K..- S. te Hooge- zand is reeds vele jaren abonnee op “Levend Geloof”. In ons archief bevindt zich nog een brief van haar uit 1972. Uit een recente brief nemen wij het volgende over: “We zijn blij met “Levend Geloof” en bespeu­ren ook daarin groei. Dat we mogen groeien naar het zoonschap en de volle waar­heid vast mogen houden in Hem die zich in deze tijd meer en meer openbaart als een goede God. Ik ben 56 jaar, moeder van twee zonen waarvan één getrouwd en de ander ook dit jaar het nest uitvliegt. Ook ben ik oma met een schat van een kleindochtertje van ander­half jaar. Ook onze kinde­ren gaan de weg van het volle evangelie. Zeker, er is wel eens strijd maar door de kracht van de Heilige Geest zijn we telkens weer als overwinnaar tevoorschijn gekomen.

Mijn ouders zijn in de tach­tig en gaan ook deze weg en hierbij wil ik ze opgeven als abonnee op “Levend Ge­loof”. Voor twee jaar terug kreeg mijn vader suikerziek­te en moest heel erg op di­eet. Maar hij nam dit niet, en is door de Heer op mach­tige wijze genezen. Het bloed was 100% goed en nu eet hij alles weer. God is goed. Hij laat geen bidder staan.

En zo mogen wij verder gaan, strijdend in de hemelse ge­westen, wetende dat we de eindstreep zullen behalen door Ham die ons kracht geeft. Want die kracht heb­ben we echt nodig”.

Zuster K. schrijft verder onder andere hoe ons blad ’opbouwend, vertroostend en bemoedigend’ voor haar is en besluit: “Moge de Heer u rijkelijk zegenen en ook de medewerkers alles onder de leiding van de Heilige Geest, Ik kan me er nu al in verblijden wat de Heer alle­maal nog gaat doen. We zien dat de wereld om ons heen in diepe duisternis ver­keerd, maar wij hebben dat grote licht gezien en mogen daarin wandelen van dag tot dag”.

 

Gods gedachten en onze gedachten door Gert Jan Doornink

In Jesaja 55 vinden we enke­le veel geciteerde teksten. Het betreft hoofdstuk 55 vers 8 en 9 (Jes. 55:08-09) waar staat: “Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw we­gen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw we­gen en mijn gedachten dan uw gedachten”. Men gebruikt deze teksten dan veelal om aan te tonen hoe ver onze gedachten en wegen verwij­derd zijn van de gedachten en wegen van God. Door velen wordt de nadruk gelegd op de afstand, de kloof die er tussen de mens en God be­staat, en die dan eigenlijk min of meer onoverbrugbaar zou zijn.

Toch zullen wij bij nadere beschouwing, en zeker als we als kinderen Gods geestelijk groeien, een andere visie over dit woord krijgen en deze visie zal dan een sti­mulans voor ons geloofsleven betekenen. Waar gaat het na­melijk om?

In de eerste plaats zullen we er rekening mee moeten houden dat deze woorden uit Jesaja gericht zijn tot on­gelovigen, tot onbekeerden. Wie het verband leest be­merkt dat deze woorden staan temidden van de oproep om God te zoeken: “Zoekt de Here, terwijl Hij zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De godde­loze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn ge­dachten en hij bekere zich tot de Here, dan zal Hij Zich over hem ontfermen – en tot onze God, want Hij ver­geeft veelvuldig” Jesaja 55 vers 6 en 7 (Jes. 55:06-07). En dan komen de eerder geciteerde teksten.

Inderdaad bestaat er een grote afstand tussen de ge­dachten van de onbekeerde mens en de gedachten van de levende God. Immers de gedachtewereld van de mensen die Jezus niet kennen, staat onder invloed van de vorst der duisternis!

Maar wat gebeurt er als we Jezus aanvaard hebben? Dan zijn we een nieuwe schep­ping geworden. En ook onze gedachtewereld wordt ver­nieuwd en gaat zich, onder de leiding van de Heilige Geest, op God richten.

Als het nieuwe leven van Christus in ons, overeen­komstig Gods wil, gaat groeien en ontwikkelen, le­ren we, door Zijn Woord en Geest, ook meer en meer Gods gedachten kennen. We komen op één lijn te zit­ten! Zijn gedachten worden geleidelijk aan onze ge­dachten .

Dan gaat onze gemeenschap met Hem groeien, daartoe zijn we trouwens ook geroe­pen. “Want die zich aan de Here hecht, is één Geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 16b (1 Kor. 06:16b).

Dit proces van gedachten­vernieuwing blijft uiter­aard niet verborgen. Het heeft een positieve uitwer­king in ons dagelijks le­ven.

En daar is het God uitein­delijk om te doen! Want het gaat om de openbaring van Zijn Zoon in en door ons leven!

 

Nieuwe wijn door Harry Govers

In de gelijkenis van de oude en nieuwe wijn in Matteüs 9 vers 17 (Matt. 09:17) kunnen we iets ontdekken, wat zo belangrijk is voor onze verdere groei in het Koninkrijk Gods

Nieuwe wijn in oude zakken gaat verloren!

Nieuwe wijn hoort in nieuwe zakken thuis.

Als Jezus het over “nieuwe wijn” heeft, dan heeft Hij het over de leer die Hij verkondigt. Maar deze dingen van bo­ven zijn zo dynamisch, zo origineel, zo nieuw, dat het nooit in de oude zak van de tradities, liturgieën en ande­re uiterlijkheden past.

Het zal scheuren en—. de nieuwe wijn gaat verloren. Maar God wil dat we nieuw worden en dan vol gegoten worden met nieuwe wijn’. Dan zullen beiden behouden blijven.

In Handelingen 2 vers 13 (Hand. 02:13) leek ’t er ook op dat de discipe­len te diep in het glaasje hadden gekeken, maar het was nieuwe wijn in nieuwe zakken’.

Wat moeten wij doen? Dat vroegen de vrome Joden toen in die tijd, en dat vragen ook velen in deze tijd. Mensen die vastgeroest zitten in hun voorvaderlijke overleveringen. Mensen die het goed menen, maar het is alsof de hemel van koper is. Mensen die Jezus liefhebben, maar niet IN Hem zijn.

Petrus zegt dan: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de vaam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvan­gen.’ ” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 2:38).

Om in dat Koninkrijk van God te komen, moet men opnieuw geboren worden. Men wordt een kind van God door geboorte en niet door traditie. Door water en Geest, zegt Jezus in Zijn gesprek met Nicodemus Johannes 3 vers 5 (Joh. 03:0 5).

Als Marijke en ik de liederen zingen, die de Heer ons heeft gegeven en, waar dit mogelijk is, met het combo “Psalter”, dan hebben we de opdracht om de nieuwe wijn uit te delen en deze te doen in nieuwe zakken. God is machtig, en Hij wil van oude mensen nieuwe mensen maken. Van een mens in zonde en gebondenheid, een mens die kan leven naar de wetten Gods, geleid door de Heilige Geest! Jezus is gestorven voor onze zonden op Golgotha en Zijn Bloed reinigt van alle zonden. We willen graag het Evan­gelie van het Koninkrijk bezingen, want dat heeft de nieu­we mens nodig. De oude wijn raakt op en voldoet niet meer, maar heb je eenmaal de Woorden van Jezus geproefd, dan wil je niets anders meer!

De leer van Jezus gaat echter lijnrecht in tegen die der Schriftgeleerden en Farizeeën. Deze konden zélf niet bin­nengaan, en verhinderden anderen óók binnen te gaan.

Vandaag zal het wel niet veel anders zijn, maar vandaag zijn er óók de Christenen, die Jezus willen volgen, wat het ook kost.

Hun schatten zijn niet op de aarde, maar in de hemelse ge­westen.

Onze opdracht is deze wijn uit te delen aan hen die nieuw willen zijn en van pasgeboren baby’s op willen groeien tot volwassen zonen Gods.

“Het is goed de Here te loven, uw naam Psalmen te zingen, o Allerhoogste,

in de morgenstond uw goedertierenheid te verkondigen, en uw trouw in de nachten, op het tiensnarig instrument en op de harp, bij snarenspel op de citer.

Want Gij, Here, hebt mij verheugd door uw daden, over de werken uwer handen zal ik jubelen” Psalm 92 vers 1 tot en met 5  (Ps. 092:001-005).

Harry Govers

 

Naschrift redactie –

Voor hen die Harry en Marijke Govers en hun combo “Psalter” uit willen nodigen voor gemeente- samenkomst, koffiebar, kinder-evangelisatie, etc. geven wij hierbij hun adres voor inlichtingen: Harry Govers, Alphen a/d Rijn.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts

-Hoofdstuk 8-

Het derde contrast in het boek Openbaring

Er is nog een contrast dat we eens een ogenblik onder de loep willen nemen. Het boek Openbaring spreekt enkele ma­len over een geheimenis. Vaak zijn er van die woorden die in de bijbel af en toe, op beslissende momenten, opdoemen, en die dan tenslotte in het laatste Bijbelboek nog eens weer tevoorschijn treden. Zulke woorden hebben dan al een heel leven achter zich en wanneer ze in het boek Openba­ring hun rol gaan spelen, brengen ze al een bepaalde gela­denheid met zich mee. Met motieven uit psalmen en profeten gaan de contouren van de eindgeschiedenis zich aftekenen. David in zijn liederen heeft vaak veel meer van de eind­tijd begrepen dan heel wat christenen vandaag.

Een kerntekst vinden we in dit verband in Openbaring 10 vers 7 (Openb. 10:07): “maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wan­neer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft ver­kondigd”. In dit vers treffen we een heel aantal van die geladen, fundamentele begrippen bij elkaar aan. Het eerste punt dat opvalt: God heeft iets verkondigd. En dat woord dat hier voor verkondigd gebruikt wordt, betekent eigen­lijk: evangelie brengen, dus goede boodschap vertellen.

Het is hetzelfde woord dat Jesaja bezigt als hij spreekt over de vreugdebode die vrede aankondigt, die goede bood­schap brengt. En ook de profeet Nahum heeft reeds getuigd van die vreugdebode die heil verkondigt Nahum1 vers 15 (Nah. 01:15). En van David lezen we: “Ik verkondig de blijde mare van uw ge­rechtigheid in een grote gemeente” Psalm 40 vers 10 (Ps. 040:010). In deze psalm wordt weer hetzelfde woord gebruikt als in de ge­noemde tekst uit Openbaring. We zien: psalmen en profeten zijn bezig geweest met die verkondiging ten aanzien van de eindtijd.

Wat God bekend maakte aan de profeten

Wat heeft God nu verkondigd aan de profeten? Onze tekst uit. Openbaring 10 grijpt in feite terug op nog een andere uitspraak uit de profetische boeken: “Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten” Amos 3 vers 7 (Amos 03:07). Bij Amos gaat het ook over de profeten, en bij hem worden zij eveneens aangeduid met de veelzeggende naam: knechten Gods.

Een knecht Gods is iemand die op een heel speciale manier met zijn Heer verbonden is. Zo wordt David, de man naar Gods hart, de knecht van God genoemd. In een leerdicht van Asaf, over het plan van God met de geschiedenis, horen we: “Hij verkoos David, zijn knecht, en nam hem weg van de schaapskooien; van achter de zogende schapen haalde Hij hem, om Jakob, zijn volk, te weiden, en Israël, zijn erf­deel” Psalm 78 vers 71 (Ps. 078:071). David, als knecht van de Heer, ontvangt de taak om het volk Gods te weiden. Daar loopt die lange psalm 78 op uit. De knecht des Heren vormt het hoogtepunt van de geschiedenis. Want van hem wordt gezegd: “Deze weidde hen naar de oprechtheid van zijn hart, en leidde hen met kundige hand” (vers 72). Daaruit blijkt zijn diepe verbondenheid met God; zijn hand en zijn hart zijn geheel en al afgestemd op de inspiratie van God. Zo deelt hij in datgene wat God eigen is: oprechtheid en kundigheid. Op­rechtheid, dat is eigenlijk eenvoud, een onverdeelde ge­zindheid, en kundigheid kan men ook weergeven met inzicht, een zeer verstandig beleid, zegt de Statenvertaling.

Abraham kon zichzelf aanduiden als de knecht van God. En hij zeide: “Heerel heb ik nu genade gevonden in Uwe ogen, zo gaat toch niet van Uwen knecht voorbij” Genesis 18 vers 3 Statenvertaling (Gen. 18:03). En van deze knecht zegt de Heer: “Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?”(Vers 19). Als God aan iemand wil vertellen wat Hem bezig houdt, dan kiest Hij daarvoor niet een engel, dan kiest God zijn knecht. Wat verborgen is voor de mensheid, wordt onthuld aan de knecht. Zelfs aan Lot, hoewel hij een rechtvaardige was, wordt het verborgene niet geopenbaard; inzicht ontvangt alleen de knecht.

Zo had Abraham op zijn beurt een man met wie hij heel bijzonder verbonden was: Eliëzer. “Zo sprak Abraham tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, regerende over alles wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup” Genesis 24 vers 2 Statenvertaling (Gen. 24:02). Deze knecht verbindt zich onder ede met zijn heer; zijn hele denken is verweven met het denken van zijn heer; deze knecht regeert. Al wat van zijn heer is, beheert hij. En nu, op dit moment, legt Abraham zijn hele toekomst, de toekomst van zijn zoon, de toekomst van het volk dat geboren zal worden, de toekomst van het volk Gods en van het plan Gods, in de handen van de knecht. En de knecht ging op weg, lezen we dan in vers 10, en in dat gaan van de knecht worden oe gedachten van Abraham en daarmee de gedachten Gods gerealiseerd. De weg van de knecht is de weg van God. De gang van de knecht is de gang van God door de geschiedenis. Zoals tot hem gezegd wordt: “neem haar en ga heen” (vers 51), zo geldt het ook van God: Hij gaat door de geschiedenis en neemt zich een volk en met dat volk gaat Hij naar zijn doel.

Openbaring spreekt elf keer over de knechten Gods

In dit verband is het zo opmerkelijk dat het motief van de knechten Gods in het laatste Bijbelboek weer heel helder naar voren komt. Maar liefst elf keer treffen we deze term aan. Direct aan het begin lezen we al: “Openbaring van Je­zus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienst­knechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden” Openbaring 1 vers 1 (Openb. 01:01). We zien dat het laatste Bijbelboek meteen in het eerste vers als uitgangspunt neemt: het gaat om de knech­ten Gods. En opnieuw blijkt het speciale voorrecht van de knechten te zijn: aan hen maakt God de toekomst bekend. De knechten zijn de ingewijden.

En waar gaat het over in het laatste hoofdstuk van Openba­ring? “En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn” Openbaring 22 vers 3 en 4 (Openb. 22:03-04). Weer is er sprake van de knechten; zij zijn het die de eredienst voor God mogen verrichten; zij zijn het die Gods aangezicht zien, met andere woorden: zij zien Hem zoals Hij is; en de naam van God, dus het we­zen Gods, staat op hun voorhoofd, Gods karakter beheerst hun denken, zij weerspiegelen het wezen van hun Heer.

En van hen wordt ons in het vijfde vers verteld: “En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden” Openbaring 22 vers 5 (Openb. 22:05). Natuurlijk licht speelt voor hen geen rol meer, hun leven is in het heiligdom, waar het we­zen Gods alleen hun licht is. Zij worden verlicht, dat wil zeggen: een brandende lamp is hun geest, licht is hun we­zen omdat God in hen is. En aan hen komt het koningschap voor altijd. Knechten worden lichten; knechten worden ko­ningen .

Wanneer dan in het zesde vers vermeld wordt dat God zijn engel heeft gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet, dan is daarmee heel duidelijk te­ruggegrepen op het eerste vers van hoofdstuk 1.

Nog een opvallende uitspraak vinden we in Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03): “Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben”. Niet het rijk der duisternis heeft het eerste woord. Eerst moet er iets ge­beuren vanuit God. Mensen ontvangen het zegel van de le­vende God. Wie zijn dat? Dat zijn de knechten van de Heer. En alles begint bij de knechten Gods. We kunnen vaststel­len: zonder knechten Gods geen eindtijd. Zonder knechten Gods geen plan Gods. Zonder knechten Gods geen toekomst, geen voleinding.

Het eindtijdgebeuren draait om het geheimenis Gods

Nu gaat God aan zijn knechten iets bekend maken. Wat? Hij openbaart zijn raad, zegt Amos. Het is een geheimenis, zegt Johannes. Het hele eindtijdgebeuren draait om dat ge­heimenis.

Hier ontdekken we het vaste punt van de ganse geschiede­nis: er is een raad Gods. Er is een geheimenis Gods. En alles wat er gebeurt, bestaat ter wille van dat geheime­nis. Het is niet zo dat de doelloosheid regeert. Onze God is een God die in alles werkt naar de raad van zijn wil. Efeze 1 vers 11 (Ef. 01:11) . Hij heeft zijn bestek met wijsheid uitgeme­ten. God gaat zijn ongekende gang, verborgen majesteit, die in de zee zijn voetstap plant, en op de wolken rijdt. Wat Hij bedoelt, dat rijpt tot zin, wordt klaar van uur tot uur; de knop is bitter, is begin, de bloem wordt licht en puur.

Gods raad, dat is de knop die onweerstaanbaar gaat open­bloeien te midden van nacht en ontij. Het is een wortel uit dorre aarde. Maar die wortel is niet te verwrikken. Die raad Gods is door God geplant en geen macht der hel kan uitrukken wat God heeft geplant. God gaat zijn gang. Niet, neen nimmer wijkt Hij af van zijn raad. Gij gaat in ’t donker voor ons uit en niemand stuit uw grote gang de eeuwen door, een wereld lang.

Zo is God. En zoals God is, zo is zijn raad. En daarom, voor de eindtijd telt alleen dit: dat we leren denken van­uit de raad van God. Uitgangspunt van de hele geschiede­nis, ook van de eindgeschiedenis, is de raad Gods. En het eindpunt van de totale historie, van de ganse wereldtijd zal zijn: de raad Gods. God wordt niet voor niets juist in het boek Openbaring genoemd de alpha en de omega, het be­gin en het einde. Het begin ligt niet bij de duivel, het begin van de schepping, het begin van de wereldhistorie, ligt in God. In den beginne schiep God, zegt het boek Ge­nesis. In den beginne was het Woord, zegt Johannes. En het is niet zonder zin dat Jezus in het laatste Bijbelboek ge­noemd wordt: “het begin der schepping Gods” Openbaring 3 vers 14 (Openb. 03:14).

Het gaat om de raad Gods

Alles is begonnen met God, met het woord Gods. De duivel is er pas later bij gekomen en hij is dan ook in feite iemand die er helemaal niet bij hoort. Een verstekeling. Naar de verstekeling heeft het schip niet gebouwd, hij heeft uiteindelijk ook niets te zeggen over de vertrek­tijd, over de koers, de aankomst en het doel van de boot. Dat wordt bepaald door de raad van de kapitein. En als de bemanning eensgezind is, dan nemen zij samen die versteke­ling op en ze gooien hem eendrachtig overboord. En de raad van de gezagvoerder zal zegevieren.

Ons begin is God. Wanneer faalt een mens? Wanneer hij af­dwaalt van zijn oorsprong. Wanneer hij afdwaalt van de raad Gods. Waar waren profeten en psalmisten (die in wezen ook profeten waren) dan ook voortdurend mee bezig? Om het volk terug te brengen tot de raad Gods. De mens, op zijn zwerftocht door het land der eeuwen, zoekt waar zijn oor­sprong is. Het volk Israël in de woestijn miste zijn doel, waarom? “Doch spoedig vergaten zij zijn daden en wachtten niet op zijn raad” Psalm 106 vers 13 (Ps. 106:013). Ten diepste is de mens be­stemd voor de raad van God. Daar komt hij immers vandaan. Uit de raad Gods is hij voortgekomen, tot de raad Gods zal hij gaan. Nergens anders vindt hij hulp of heil.

Wat is duisternis? Leven buiten de raad van God is duis­ternis. Zoals Asaf het gezien heeft: “Naar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden. Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in God hei­ligdommen inging’’ Leven buiten het heiligdom is duister­nis. Maar dan, maar nu: “Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uw raad” Psalm 73 vers 2,16,23-24 (Ps. 073:002, Ps. 073:016, Ps. 073:023-024). Dat verandert een mens. Dat maakt duisternis tot licht. Dat zet wankele voeten vast. Uw raad!

Dat is profetisch. Het volk van de eindtijd zal zijn het volk dat deze woorden op de lippen neemt, en ter harte neemt. Voeten glijden uit, duisternis doet dwalen, totdat …. Tot wanneer? totdat een volk gaat vragen naar de raad van God. Gelijk aan ’t verre vreemde strand, gedachten gaan naar ’t vaderland, zo, midden in het aards gewoel, vraagt mijne ziel naar ’t eeuwig doel.

Dit zal de laatste gemeente uit het hart gegrepen zijn. Zij klemt zich vast aan het woord van Asaf. Zij zegt tot God en zij blijft zeggen tot God: Gij zult mij leiden door uw raad.

Het raadsplan van de duisternis

Is er dan geen andere raad? Psalm 1 spreekt over de raad der goddelozer. De volken hebben ijdele raad bedacht, ver­telt de tweede psalm. Er is ook een raad van de boze. Hij heeft ook een raadsplan. In het boek Openbaring wordt maar liefst acht keer op Psalm 2 gezinspeeld. “De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde”, zegt de psalm Psalm 2 vers 2 (Ps. 002:002) . En in Openbaring lezen we: “En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger” Openbaring 19 vers 19 (Openb. 19:19). We zien: wat Johannes be­schrijft, loopt helemaal parallel met de genoemde psalm­tekst .

Wat is nu het raadsplan van de duisternis? Het doel is, het volk Gods, de gezalfde van de Heer, uit te roeien. “Want zie”, zegt een andere profetische psalm, “uw vijan­den tieren, uw haters steken het hoofd op; zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw be­schermelingen” Psalm 83 vers 3 en 4 (Ps. 083:003-004 ) . Let op de term ‘beraadslagen’, die ook in het zesde vers nog een keer terugkomt: “Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten”. Dat is hun raad. Ze keren zich tegen de be­schermelingen Gods. Tegen zijn heiligen, zegt de Griekse tekst. En wat zien we in Openbaring 13 vers 7 (Openb. 13:07)? “En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwin­nen”. Eensgezind, lazen we in de psalm. En het boek Open­baring vertelt: “Dezen zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest” Openbaring 17 vers 13 (Openb. 17:13).

De duisternis heeft een raad, en God heeft een raad. Ook in dit opzicht is het boek Openbaring weer het boek van de contrasten. In de eindtijd staat daar de raad van God te­genover de raad van de boze. Het rijk der duisternis be­raadslaagt. Maar de raad des Heren, die zal bestaan. God bereidt zich een volk; dat zijn zijn beschermelingen. Dat is niet zomaar een volk; een Engelse overzetting noemt ze thy hidden ones, de Statenvertaling zegt: uw verborgenen. Zij zijn geborgen in de raad van hun God, zij zijn verbon­den met de raad van hun God, op hen zal rusten de Geest van raad en sterkte. De raad van God is alles voor hen. Daar leven ze voor, daar ankeren zij in. Zij zijn terug gegaan naar hun oorsprong. En daarom kunnen zij doorgaan tot het einde.

Zij weten het: Wie is er die me aan U ontrukt? Uw merk, mijn ziele ingedrukt, uw zegel in de edelsteen, wijst al­tijd naar haar oorsprong heen. Vanuit deze achtergrond nu horen wij over het geheimenis.

(wordt vervolgd).