Selecteer een pagina

Levend Geloof – 208

1980.10 nr. 208

Van de redactie

Waarom de verspreiding van volle evangelie lectuur zo belangrijk is

In deze tijd, nu de strijd tussen de machten van het goede en het kwade zich hoe langer hoe meer gaat toespitsen, is het van het allergrootste belang dat de boodschap van het volle evangelie van Jezus Christus zo duidelijk mogelijk wordt uitgedragen. Alleen de aanvaarding en beleving van deze boodschap kan de mens immers werkelijk verlossen uit satans macht en hem het einddoel des geloofs doen bereiken.

Daarom zijn we blij dat we door middel van “Le­vend Geloof” deze boodschap in gedrukte vorm door mogen geven. We schreven het reeds eerder: “Levend Geloof” is geen doel, maar middel – één van de vele – die de Heer in deze eindtijd wil gebruiken om bekendheid te geven aan deze gewel­dige boodschap.

We zien het als onze taak en opdracht dit “mid­del” – in dit geval dus “Levend Geloof” – zo goed mogelijk te doen functioneren, opdat het ‘geestelijk rendement’ zo groot mogelijk is. Om dit te bereiken proberen we zoveel mogelijk aan de volgende voorwaarden te voldoen:

 

Levend Geloof door redactie

1.De artikelen worden zo duidelijk mogelijk geschreven, zodat ze voor iedereen te begrijpen zijn.

2.We gebruiken zoveel mogelijk “originele” ar­tikelen, dat wil zeggen geen vertalingen uit buitenlandse bladen en dergelijke. Vrijwel alle artikelen worden exclusief voor ons blad geschre­ven .

3.De artikelen worden geschreven door medewer­kers die, geïnspireerd door Gods Woord en Geest, de bekwaamheid (het talent) bezitten om te schrijven. Niet iedere prediker heeft de be­kwaamheid om te schrijven, evenmin als iedere schrijver de bekwaamheid bezit om te prediken. Ook achten wij het minder juist om reeds gespro­ken boodschappen, die op cassettebandjes zijn opgenomen, af te drukken als artikelen. Het ge­schreven (gedrukte) woord komt nu eenmaal anders over dan dat het in een boodschap wordt uitge­sproken. Beiden stellen hun eigen eisen en bena­dering .

4.De schrijvers van de artikelen staan ten volle achter de boodschap van het Koninkrijk Gods, c.q. het volle evangelie. Wat dit laatste betreft hebben wij dit principe in de 19 jaar dat ons blad nu bestaat, steeds gehandhaafd. Al hebben wij uiteraard een verdere verdieping ondergaan en door Gods genade meer kennis en inzicht gekregen. We leven nu eenmaal in een tijd dat wij door Gods Geest steeds meer inzicht ontvangen in al datgene wat God doet en nog gaat doen.

We zijn blij en dankbaar dat het aantal lezers en lezeressen voortdurend toeneemt. We merken dit aan de vele nieuwe abonnees en geschenkabonnementen die dit jaar reeds zijn binnengekomen. Ook breidt het aantal gemeenten, boekentafels en individuele adressen dat iedere maand een aantal bladen afneemt zich voortdurend uit.

Nieuwe activiteiten

De kostbare boodschap van het Volle evangelie is het ook waard om op grote schaal verspreid te worden. Vandaar dat we in de komende maanden het blad aan een groot aantal adressen toe willen sturen ter kennismaking. Ook aan predikanten en aan velen in de Pinksterbeweging die geestelijk niet verder komen, doordat ze vast blijven hou­den aan natuurlijke, aardsgerichte leringen, die de weg naar de volheid blokkeren.

In dit verband willen wij ook bekendheid geven aan een nieuwe tak van arbeid, .die wij reeds lange tijd in gedachten hebben, maar die tot dusver in de ijskast bleef staan. Het betreft de uitgave van brochures waarin verschillende fa­cetten van de volle evangelie boodschap belicht zullen worden, ongeveer ter grootte van “Levend Geloof”, maar dan één onderwerp per boekje. Het is ongetwijfeld de leiding van Gods Geest ge­weest dat wij dezer dagen een ontmoeting hadden met broeder H. J. Scholten, voorganger van de Pinkstergemeente te Enkhuizen. Deze broeder heeft in de afgelopen jaren reeds over verschil­lende onderwerpen geschreven en in de vorm van gestencilde brochures uitgegeven. Eén van deze brochures is thans door ons herdrukt en uitge­geven. Wij raden al onze lezers en lezeressen aan van deze brochure kennis te nemen! Voor meer bijzonderheden verwijzen wij naar de ach­terpagina. Meerdere brochures van br. Scholten volgen nog. Tevens is van zijn hand in dit num­mer van “Levend Geloof” een artikel afgedrukt. Ook de artikelenserie van broeder Goverts over Openbaring, wordt na afloop van de serie als boekje uitgegeven! Evenals diverse onderwerpen waar wij zelf over schrijven. Wilt u voor de realisatie van al deze uitgaven bidden? En ook meehelpen aan de verspreiding van de boodschap van het volle evangelie via deze boekjes? Wij hebben nog gouden kansen om het evangelie uit te dragen. Laten wij ze benutten nu de mogelijk­heden er nog volop zijn! 

 

Gods doel met ons leven door Jan W. Companjen

 

“Elk van God ingegeven Schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toe­gerust” 2 Timoteüs 3 vers 16 (2 Tim. 03:16).

Wat is onze bestemming?

Uit dit tekstgedeelte blijkt ook weer dat opvoeding en opwassen naar een hoger doel de uiteindelijke bestemming van de mens is. De mens is geroepen een geestelijk wezen te worden die boven het na­tuurlijke uitstijgt. Daarvoor hebben wij een gezonde leer nodig en deze leer zullen wij moeten afstemmen op datgene wat Jezus Christus zelf bracht. Hij was het die het Koninkrijk der hemelen nabij bracht en de mens herstelde van alles waarin hij door de duivel overweldigd was. Daar­om is een gezonde leer pas volkomen, als deze de mens herstelt. Alles wat de mens ontkleedt, ontluistert en tot zondaar maakt is onjuist. De boodschap van Jezus was: God de Vader is goed en Ik zal Hem als zodanig aan jullie openbaren in herstel, vrede, vreugde en blijdschap door de Heilige Geest. Dit zal aan allen die tot geloof komen ten deel vallen. “O, liefde Gods, oneindig groot, ver bo­ven ons verstand…” Dat is een liefde die gezond maakt en herstelt. Wij hebben veel meer dan de wereld en daarom zijn we in de komende tijd tot hulp in staat. Wij mogen groeien tot geestelijke men­sen, klein en groot, arm en rijk, sterk en zwak, ja ie­der naar zijn vermogen.

Het evangelie van Jezus Christus is een dynamisch evangelie. Maria was een vrouw uit het volk. Zij bracht de Christus voort.

Zij geloofde en zei: “Mij ge­schiede naar uw woord”, met andere woorden: “uw woord wordt in mij volbracht”.

Van Jezus zeiden zij: “Is hij niet de zoon van de timmer­man en wonen zijn broers en zusters niet onder ons?” Zij namen aanstoot aan Hem, omdat Hij maar van gewone komaf was. Een leraar dacht (denkt) men, moet toch gestudeerd hebben en op z1n minst pro­fessor zijn om geloofwaardig te zijn.

Van Hem werd gezegd dat Hij een veelvraat en een wijnzui­per was kortom Hij werd zon­dermeer weggepraat door allen die niet inzagen dat Hij een inwonende kracht bezat die niet op school geleerd wordt, maar dat Hij door God de Va­der zelf werd onderwezen.

Het gaat om het herstel van de gemeente

De kennis van het Koninkrijk der hemelen kwam toen en komt nu niet langs een andere weg dan die door God zelf geleerd is. Als men zich nu afvraagt: hoe en wat is de weg Gods?, kunnen wij alleen nog maar zeggen: Jezus is die weg en hij is zeer smal, want hij gaat slechts over één per­soon, namelijk over diezelfde Jezus die de weg, de waarheid en het leven is!

Jezus zocht Zijn mensen onder het gehele volk. Hij schreef niemand af, omdat Hij wist dat Gods Geest boven het menselijke denken uitgaat. Het ging Hem toen en nu om samen werkers tussen zender en gezondenen. Het gaat – let goed op – niet om Elia’s of andere grote figuren, om dominees, professors of voorgangers, maar om het herstel van het lichaam van Christus, de gemeente.

Die gemeente wordt samenge­steld, samengevoegd, door één geest gedoopt, tot één lichaam, uit een veelheid van mensen uit allerlei rang en stand en zonder aanzien des persoons. In dat lichaam gaat Hij zich openbaren als de machtige opvoeder en hersteller. Op­dat de mens Gods, dat bent u en dat ben ik, volkomen zij en moge uitgroeien tot ware zonen Gods.

Het gaat hierbij om mensen die het evangelie van Jezus Christus willen aanvaarden in alle aspecten. Dat laat­ste wil zeggen dat wij strijdbaar zijn en met Hem ten strijde zullen trekken tegen satan en zijn trawan­ten. Satan, die de mens er onder houdt, door hem in bezet gebied, in het land der dienstbaarheid te laten leven als een slaaf van de zonde, ziekte en neerdruk­kende machten, die van de mens Gods een karikatuur maakt.

Onze plaats is te leven in de hemelse gewesten, al waar wij met Christus gezet zijn. Daar is ons alles gegeven wat wij voor die strijd nodig hebben, als voornaamste wel de kracht van de Naam van Jezus. Daar, in dat hemelse Jeruzalem, wordt onze interesse omgezet naar de wil van Hem die wij toebehoren. Dan komt ons ge­loof tot overwinning. Over­winning over het natuurlijke, dat deze wereld in haar ban heeft.

Bevrijde mensen, wedergeboren en verlost uit satans macht, zijn mensen die niet meer ge­bonden zijn aan het moeten en het dwingende leven wat de duivel ons oplegt. De duivel, als overste van deze wereld, wil de mens doen geloven dat het leven hier op aarde niet anders kan, dat hij zon­daar is en blijft. Verdrijf die geest in Jezus’ Naam en ga op uw voeten staan, gelo­vende en belijdende met mond en hart, dat Jezus Overwin­naar is en ook tot een nieuwe schepping wil maken tot een hoogte dat de duivel niets meer aan u heeft. En dat u gerechtvaardigd bent door het geloof in het volbrachte werk (voor alles) van Jezus Christus, uw Heer en Heiland.

Waarom lijden veel christenen schipbreuk?

Het er niet uit willen stappen in het geloof, dat men rechtvaardig is, dat men een nieuw leven heeft ont­vangen, doet veel, ja zeer veel christenen schipbreuk lijden. Men blijft als het ware halfweg steken. Men komt niet verder dan de ver­lossing .

Volgens berekeningen zijn er in Nederland nog ongeveer 2,8 miljoen min of meer actieve christenen. Daarvan zouden er 1,6 miljoen tot de evangelische vleugel van kerkelijk Nederland behoren. De kenmerken van die evange­lische groepering worden ge­vonden in A: de noodzaak van wedergeboorte, B: de Bijbel is Gods Woord en C: de be­reidheid zich zelf niet op te sluiten, maar te erkennen dat de verlossing zo essen­tieel is, dat men op grond daarvan, medebroeders en zusters accepteert, ondanks verschil van “opvattingen”.

Nu is het duidelijk dat juist in dit laatste punt het probleem zit. Men blijft als evangelisch christen vaak inderdaad halfweg ste­ken, als men ook niet, na de verlossing van Jezus, Zijn weg gaat maar blijft belij­den dat de mens zondaar is en blijft.

Men zal op weg moeten gaan en de weg der verlossing moeten zoeken en dan zullen alle 1,6 miljoen evangelische christenen gelijkvormig kunnen worden aan het beeld van Christus.

Men moet niet blijven stellen in eigen lijsbehoud. Er is veel en veel meer dan verge­ving van de zonde. Wedergeboorte heeft tot doel dat u een geheel nieuwe schepping wordt. Indien dat verlangen niet in u leeft, dan werkt de Geest van Christus niet vol­doende in u en moet u zich gaan uitstrekken naar de doop in de Heilige Geest. De doop met Geest en Vuur. Dezelfde Geest die Jezus tot Gods Zoon maakte, wil ook u tot dat doel opbouwen. Het vuur van die Geest zal ook in u alle dingen wegbranden en u doen laten uitstrekken naar het welgevallige en volkomene.

De weg naar de volle waarheid

Het téken van de eindtijd is niet het aardse Jeruzalem, maar het hemelse Jeruzalem. Daar staan onze namen opge­schreven en daar zijn wij burgers van. Daar is Jezus, met eer en heerlijkheid be­kroond, aanwezig en daar is Hij onze inspirator. Daar geeft Hij ons Zijn Woord door en daar wijst Hij ons de weg naar de volle waarheid.

Kom tot erkenning van de waarheid dat wij in Zijn voetstappen moeten gaan en dat wij buiten Hem nooit tot het grote Goddelijke doel kunnen komen, namelijk: van paradijs tot paradijs. De mens ’ts als gelovige er on­der gehouden door klein van denken. Men is zich zelf klein en miezerig gaan zien en niet als koningen en priesters, niet als kroon der schepping, maar als een wezen ondergeschikt aan de overste van deze wereld. Men is God gaan zien als een natuurlijke vader, die zijn kinderen straft als deze stout zijn. Men is als geestelijke in het zwart gaan lopen en de feestmuts is he­lemaal zoek geraakt.

Geliefde medegelovigen, sta op en ga met ons en doe als wij! Wij zijn wedergeboren en behoren tot een nieuw ge­slacht, tot een nieuw volk van God. Met dit volk wil Hij de eindoverwinning beha­len. Wij zullen worden opge­nomen in de hemelse gewesten en aldaar, ik zeg het u nog­maals, door Hem zelf geleerd worden. Dan zullen de profetieën, onder andere uit Joel en Jesaja, vervuld worden. Dan zal de bruidsgemeente bij haar bruid liggen, als Ruth bij Boas. Dan zal de gemeente, als lichaam van Christus, eisen stellen en Hem er aan herinneren wat Hij als Losser verplicht is. Dan zullen ook onze handen en alles wat wij bij ons hebben, vol zijn van de ga- – ven des Heren. Het boek Ruth
is in deze een grote profetie voor de eindtijd, die voor de bruidsgemeente bestemd is.

Geliefden, ik hoop dat ook uw hart brandende in u is. Dat verlangen zal Hij zeker ver­vullen, want Hij zoekt en jaagt naar een volk dat het met Hem aan durft. Dat bereid is het beloofde land te vero­veren. Ik heb u met dit woord willen onderrichten en opvoe­den en heb daarbij, naar ik zeker weet, ook dingen weer­legt en verbetert. Wij in “Levend Geloof” willen dit echter alleen doen met het doel: “opdat de mens Gods volkomen zij en tot alle goed werk volkomen toegerust” en opdat uw blijdschap moge toe­nemen tot verheerlijking van Zijn Naam!

’t Lam dat geslacht is, heeft nu alle macht.

Door de Heilige Geest verleent Hij ons Zijn kracht –

voor ’t evangelie samen pal te staan –

uit geloof tot geloof voort te gaan.

In de Naam van Jezus strijden wij, zij aan zij.

Want wij zullen worden zoals Hij.

Geestelijk gewapend, sterk in onze Heer, geven wij Hem alle eer!

 

 

 

“Van maand tot maand” door Gert Jan Doornink

Het zal onze lezers en leze­ressen opgevallen zijn dat de rubriek “Van maand tot maand is verdwenen. In deze rubriek werd ingehaakt op actuele gebeurtenissen door deze te plaatsen in het licht van Gods Woord en Geest. Het is echter geen echte verdwijning, alleen een verandering. De artikel­tjes die voorheen geplaatst werden in deze rubriek, wor­den nu namelijk geplaatst tussen de andere, meest lan­gere, artikelen. De korte artikelen zijn over het algemeen ook meer gericht op onbekeerden en pas-bekeerden. Terwijl de langere ar­tikelen bedoeld zijn voor geloofsopbouw en verdere verdieping. De veelzijdig­heid in de lezerskring maakt een veelzijdige benadering noodzakelijk. Bij alles staat echter de boodschap van het Koninkrijk Gods cen­traal. Het gaat om de aan­vaarding en beleving van het volle evangelie!

 

Wie Jezus aanneemt wordt een gelukkig mens; wie Jezus volgt – in de weg van geloof en gehoorzaam­heid – blijft een gelukkig mens.

 

Christenen hebben moed nodig! Door Gert Jan Doornink

 

Van de oude Grieken en Ro­meinen is bekend dat zij vier belangrijke deugden erg belangrijk vonden. Dat waren wijsheid, rechtvaardigheid, zelfbeheersing en moed. Ie­mand die onlangs afscheid nam uit het zakenleven, me­moreerde dit door te vertel­len hoe hij heel vroeger vond dat het laatste niet in het rijtje thuis hoorde. Tot hij onder andere in de oorlog anders geleerd had. “Iemand zonder moed deugt niet op een verantwoordelij­ke post”, is nu zijn erva­ring.

Christenen staan ook op ver­antwoordelijke posten! Zij zijn de ambassadeurs van de levende God. Als beelddra­gers van Christus zijn ze geroepen in Zijn voetstappen te treden en hetzelfde te doen wat Hij deed. Bovendien zijn zij betrokken bij de oorlog. Maar dan een geeste­lijke oorlog wel te ver­staan. Een oorlog tegen de machten uit het rijk van sa­tan, waarbij geestelijke bewapening noodzakelijk is’.

Voor hen is het ook absoluut noodzakelijk moed te beto­nen! Maar waar haalt een christen zijn moed vandaan? Uit Gods Woord (“Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend scherp zwaard…. – Hebreeën 4 vers 12 (Heb. 04:12) en door de Heilige Geest (“Gij zult kracht ontvangen, wan­neer de Heilige Geest over u komt…. Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08).

Christenen die niet moedig zijn, zijn al bij voorbaat uitgeschakeld in dienst van Koning Jezus en een speelbal van de vijand.

In deze eindtijd zoekt God naar moedige christenen, dia geen blad voor de mond nemen, maar door woord en daad bewijzen dat zij één zijn met Jezus en Zijn boodschap! En zij bemoedi­gen elkaar met de woorden van Paulus: “Wees krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht!” Efeze 6 vers 10 (Ef. 06:10} .

 

“Wij moeten werken….” door Gert Jan Doornink

“Wij moeten werken de werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan” Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04).

Ora et Labora”

De Latijnse spreuk: “Ora et Labora” (“Bidt en Werkt”) hing vroeger in veel huizen als tekst aan de wand. Toch komt deze kombinatie als zodanig niet in de Bijbel voor. Wel bijvoorbeeld: “Waakt en bidt”. Toch spreekt de Bijbel afzonderlijk heel veel over bidden en werken. Beiden zijn noodzakelijk. Wij willen het nu speciaal hebben over het “werken”.

Welk werken bedoelt Jezus als Hij in (Joh. 09:04) zegt dat wij werken moeten, de werken desgenen die Hem gezonden heeft. Ik geloof dat het een duidelijke zaak is: Het gaat om het werk wat Hij deed en wat ook wij behoren te doen. Jezus predikte de boodschap van het Koninkrijk Gods en bracht in praktijk wat Hij verkondigde: mensen werden verlost uit satans macht en werden nieuwe scheppingen.

Dat is ook de taak en opdracht voor elk kind van God. In Johannes 17 vers 18 (Joh. 17:18) bad Jezus: “Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld”. En in Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21) sprak Jezus tot Zijn discipelen: “Gelijk de Va­der Mij gezonden heeft, zend Ik ook u”. Zoals

God Zijn Zoon in deze wereld zond, zijn ook wij gezonden!

Zijn wij ons dat ten «talie bewust? Zijn wij er­van doordrongen dat wij in de wereld gezonden zijn om dezelfde werken te doen die Hij deed?

Als in 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09) staat: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priester­schap, een heilige natie, een volk Gode ten ei­gendom”, is deze tekst nog niet uit, maar volgt: “Om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.

Uiteraard zal de duivel er alles aan proberen te doen om ons het werken onmogelijk te maken. We willen hier enkele dingen noemen:

a – Hij zal proberen onze aandacht af te leiden van alles wat Jezus deed en de apostelen, wande­lend in Zijn voetstappen, deden. Hij heeft er geen enkel bezwaar tegen als we ons bezig houden met de dingen van deze wereld, met natuurlijke zaken, als we maar van het geestelijke afblij­ven. Hij heeft er zelfs geen bezwaar tegen als we ons bezig houden met het Woord van God, zolang we het maar niet “omzetten in gehoorzaamheid” .

b – Hij probeert de Schriften te verdraaiden. Hij heeft er een hekel aan als we de Bijbel le­zen in het licht van de Heilige Geest, die ons in de volle waarheid leidt. Of Hij zal zeggen: dat was voor vroeger. Terwijl Gods Woord zegt: “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08).

c – Hij probeert ons krachteloos te maken door ons aan te vallen. Daarom is de geestelijke wa­penrusting zo noodzakelijk! En spreekt Efeze6 vers 16 (Ef. 06:16) er van dat wij bij dit alles het schild des ge­loofs ter hand moeten nemen, waarmee wij de brandende pijlen van de boze kunnen doven. Hij probeert ons gebonden te houden. Het niet willen afleggen van de werken der duister­nis is één van de grootste zonden van deze tijd. Dit alles en nog veel meer zal de duivel gebrui­ken om ons getuigenis in deze wereld onvrucht­baar te maken. We moeten niet vergeten dat ieder kind van God die “de werken doet die ook Jezus deed”, een reëel gevaar voor hem betekent! Dan moet hij terrein prijsgeven en dat is wel het laatste wat hij wil.

Bouwen wij verder op het fundament?

Het is belangrijk bovenstaande punten te onder­kennen, opdat we daar schoon schip mee maken en in het geloof de hindernissen zullen nemen die de duivel opwerpt. Alleen dan kan de Heer ons gebruiken in Zijn dienst!

Helaas is de duivel er in geslaagd om zeer veel kinderen Gods volkomen krachteloos te maken. En dat juist in een tijd dat de Gemeente vol vuur, kracht en liefde zou moeten zijn! Hoeveel kinde­ren Gods komen niet verder dan het fundament. Een verdere geestelijke groei blijft totaal ach­terwege. Men wil liever melkvoeding ontvangen… dan vast voedsel…

Men weet dat vaak nog wel heel vroom te camou­fleren met allerlei uitspraken zoals: “Als je maar weet behouden te zijn, dat is het voornaam­ste”, of: “Alles loopt op zijn eind, waarom zul­len we ons nog druk maken?”

Maar… waar zijn de gelovigen, die als ambassadeurs van de levende God, in deze eindtijd willen spreken en handelen? Die niet te rade gaan met vlees en bloed, maar die, geleid door Gods Woord en Geest, de volle weer met Jezus willen gaan? Waar zijn de gelovigen die hun plaats met Christus hebben ingenomen in de hemelse ge­westen en van daaruit strijden, volharden en o- verwinnen? Die van geen uitstel weten, maar die nu spreken en handelen in de Naam van Jezus?

Het is nog dag!                 

God haat uitstel, als het om gehoorzaamheid aan Zijn opdracht gaat. In Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04) zegt Jezus dat wij werken moeten, zolang het dag is, omdat .er een nacht komt waarin niemand werken kan.

Het is nu nog dag! Ieder kind van God weet dat. Wij kunnen daarom niet net doen of onze neus bloedt, maar moeten ons realiseren hoe belangrijk het is dat wij functioneren als volwaardige ge­tuigen van Christus.

Vier belangrijke voorwaarden

Wij willen nu vier voorwaarden noemen waaraan een kind van God moet voldoen, wil hij ten volle bruikbaar zijn in dienst van de Meester.

a – Wij moeten één zijn met de boodschap, zoals Jezus die bracht en de apostelen die ook uit­droegen. Er is maar één boodschap en dat is het volle evangelie, de boodschap van het Koninkrijk Gods. Het is een radicale boodschap en kent geen compromissen. Lees in dit verband eens wat Pau- lus schreef over het evangelie in Galaten 1 vers 6 tot en met 9 (Gal. 01:06-09).

b – Wij moeten vervuld zijn met de Heilige Geest. Velen zien de doop met de Heilige Geest, gepaard gaande met het spreken in nieuwe tongen, als een soort eindstation, maar dan begint het pas! Wij moeten verder “groeien in de Geest”. Alleen iemand die vol is van de Geest ervaart de kracht daarvan en kan moed betonen in de geestelijke strijd.

c – Wij moeten de geestelijke weg bewandelen. Dat wil zeggen volkomen loskomen van welke ge­bondenheid ook. Ook van aardse, natuurlijk ge­richte leringen, die het vlees bevredigen, zul­len we ons moeten losmaken.

d – We moeten ons bewust zijn dat het gaat om de verheerlijking van Christus in ons leven! Niet wat wij voor Hem presteren is belangrijk, maar wat wil in Hem zijn en doen is belangrijk! Christus in ons, de hoop der heerlijkheid! We moeten oppassen voor een “ik-gericht-christen- dom” . We spraken met een broeder uit Amerika, die veel achter de schermen heeft gekeken bij allerlei “grote” evangelisten. Velen van hen zijn in de Geest begonnen en in het vlees ge­ëindigd . . .

Ook moeten we oppassen voor de mentaliteit van: “Waarom zou ik me druk maken om al deze dingen. Zolang de ander zich niet meer inzet, zolang de ander niet reiner en heiliger leeft, doe ik het ook niet…”

Maar het gaat er niet om wat de ander doet of niet doet, maar wat doen wij? Paulus zegt: “Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder weg zal dragen wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” 2 Korinthe 5 vers 10 (2 Kor. 5:10). En in 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05) vermaant Paulus ons: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het ge­loof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? want anders zijt gij verwerpelijk”.

Heeft u een oprecht verlangen in de voetstappen van Jezus te wandelen? Realiseert u zich ten volle wat het betekent om dezelfde werken te doen die ook Jezus deed en welke consequenties dat heeft voor ons leven? Ga dan de weg van geloof en gehoorzaamheid. Weersta de duivel in de Naam van Jezus. Ervaar Gods overwinning in uw leven! En een diepe innerlijke vreugde en vrede zal uw deel zijn.

Steeds meer kinderen Gods gaan in onze dagen in­zien, dat halfslachtigheid en “twee heren die­nen” een onmogelijke zaak is in het Koninkrijk Gods! Zij gaan voorwaarts met Jezus! Zien niet achterom, want Jezus heeft gezegd: “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods” Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62). Daarom is er voor een waarach­tig kind van God maar één weg: Voorwaarts met Jezus naar de volle overwinning.

 

Geestelijke wellevendheid door Judith Jacobs

Lucas 17 vers 11 tot en met 19 (Luc. 17:11-19)

Vindt u het ook zo ’n heerlijke gedachte dat de Heer dicht in de buurt is? Hier zijn enkele voorbeelden uit Zijn Woord:

“De Here is nabij” – Filippenzen 4 vers 6a (Filip. 04:06a). “Want des Heren ogen gaan over de ganse aarde” –  2 Kronieken 16 vers 9a (2 Kron. 16:09a). “De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen” – Psalm 34 vers 16 (Ps. 034:016).

Zo zou ik nog een poosje kunnen doorgaan, maar dat voert te ver. Als ik deze rijke beloften lees, moet er als het goed is – door de werking van Gods Geest – iets door mij heen gaan.

Als ik in een diepe put terecht zou komen, zou ik eruit zien te komen; ik zou uit alle macht roepen en schreeu­wen om hulp. Precies, zo is het ook geestelijk. Als de Here ons gadeslaat, ziet Hij ook onze nood. En daar is meer: Hij kan en wil ons helpen en Hij nodigt ons daar­toe uit: Wij moeten roepen en Hij zal ons (ver)horen en (uit)redden. Welk een opluchting en gevoel van bevrijding gaat er dan door je heen. Terugziende op die put wordt je zo blij en dankbaar. Je wilt je redder bedanken (dat tenminste!) en zo mogelijk iets “terugdoen”. Nu, dat kan en mag allemaal, we mogen er “die ander” om eren.

Hoeveel temeer zouden we dan God de eer moeten geven die Hem ook waarlijk toekomt. Heeft u wel eens getracht te tellen hoe vaak de Heer u uit noodsituaties heeft ge­haald? Ik heb dat wel eens geprobeerd, maar vanzelfspre­kend heb ik dat niet kunnen achterhalen, omdat Zijn genadegebied te omvangrijk is gebleken.

Dat geeft mij de (heerlijke!) verplichting God te be­danken en niet te handelen zoals de geschiedenis laat zien in het hierboven aangehaalde Schriftgedeelte. Soms vergeten we te bedanken en eren is er dan helemaal niet meer bij. Maar dat zou op één lijn staan met ondankbaar­heid en (geestelijke) onwellevendheid waarmee wij Hem bedroeven.

 

Roep Mij aan! (gedicht) door Judith Jacobs

Psalm 50 vers 15 (Ps. 050:015)

Welk een genade, o Heer Jezus,

Te mogen lezen in Uw Woord,

Dat ik in nood tot U mag roepen,

Gij steeds op het gebed verhoort.

 

Het is zo’n troost te mogen weten

Dat Gij wilt omzien, ook naar mij;

Uw hand staat klaar om te bevrijden:

Wie is een helper zoals Gij?!

 

Dank zij Uw liefde mag ’k geloven:

Gij zijt niet “ver” maar heel “dichtbij”;

Geen enk’le noodkreet, zwak of staam’lend,

Gaat aan Uw luist’rend oor voorbij.

 

En als ’k verlossing mocht ervaren

Waar Uw beloften, vol en vrij,

Geef dat ‘k U danken mag èn eren,

Want dat verwacht Uw hart… van mij.

 

De dood ‘van Gerard Croiset door Gert Jan Doornink

 

Nederlands meest bekende helderziende en magneti­seur, Gerard Croiset, is op 71 jarige leeftijd overle­den. Het “Algemeen Dagblad” had onlangs in verband hiermee een interview met de parapsycholoog prof, dr. W. Tenhaeff, die jarenlang met Croiset samenwerkte om een “wetenschappelijke ba­sis” aan het werk van deze “paragnost” te kunnen ge­ven .

In het interview wordt op­gemerkt dat tegenwoordig de interesse in paranormale verschijnselen groot is en de boeken over dit onder­werp in groeiende hoveelheden over de toonbank gaan.

Prof. Tenheaff ziet de pa­rapsychologie uitsluitend als wetenschap en heeft er bezwaar tegen dat daartoe ook spoken, het oproepen van geesten, etc. gerekend worden. Maar de christen weet dat heel het terrein van spiritisme, magnetisme, helderziendheid, etc. be­hoort tot de door satan be­heerste occulte wereld, waarvoor de Bijbel uitdruk­kelijk waarschuwt.

De nieuwtestamentische ge­lovige heeft geen mislei­dende toekomstvoorspellin­gen nodig, maar de Heilige Geest voorspelt hem de toe­komst en leidt hem in alle waarheid. Dok hoeft hij geen “genezing” via magne­tiseurs te ontvangen, omdat zijn geest dan toch nog oc­cult gebonden zou blijven. Jezus Christus is zijn Heelmeester. En Hij is een volkomen Bevrijder en Ver­losser naar geest, ziel en lichaam!

 

Wat zijn de werken des duivels? door H. J. Scholten

 

“Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08).

Gods schepping was volmaakt

Wanneer wij deze tekst over­denken, dienen wij goed te beseffen wat de werken des duivels zijn. We denken even terug aan het begin, het be­gin van de schepping Gods. In Genesis 1 vers 31 (Gen. 01:31) lézen wij: “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed!”

Een volmaakte schepping met volmaakte mensen, Adam en E- va. Zonde, leugen en ziekte waren volkomen onbekende be­grippen. Maar door de zonde­val is Gods heerlijke schep­ping aangetast. De mens ging eten van de boom van kennis van goed en kwaad en dat had God nu juist verboden. God sprak tot Adam: “Om uwentwil is de aardbodem vervloekt!” Doornen en distelen waren niet aanwezig vóór de zonde­val. Ziekte en dood, moeiten en zorgen waren onbekende begrippen. Het is alles ge­komen door de leugenaar van het begin, de duivel.

Als deze onvolmaaktheden kwamen niet van God. Doordat de mens zijn oor te luisteren had gelegd bij de duivel, kwamen deze dingen in de we­reld. Van oorsprong behoorde dit alles niet bij Gods vol­maakte schepping en daarom moet deze schepping weer ge­zuiverd worden van al dit kwaad.

Kennis en inzicht zijn nodig

Wij hebben daartoe kennis en inzicht nodig in de geeste­lijke wereld. Daarom is het zo verheugend, dat de apos­tel Johannes schrijft: “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons in­zicht gegeven heeft om de Waarachtige te. kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven” 1 Johannes 5 vers 20 (1 Joh. 05:20).

Deze Johannes schrijft ook, dat Jezus gekomen is, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. Wij leren Je­zus bijzonder goed kennen uit de vier evangeliën; daarin kunnen wij Hem als het ware op de voet volgen. Wij kunnen Zijn doen en laten van dicht­bij gadeslaan. En wat zien wij dan?

Wij citeren de tekst uit Han­delingen 10 vers 38 (Hand. 10:38): “…hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem!”

Ziekte is een overweldiging van de duivel

Het Woord van God leert ons duidelijk dat ziekte een overweldiging van de duivel is.- Want Jezus deed niets an­ders dan zieken genezen en daardoor verbrak Hij de wer­ken des duivels. Nergens, maar dan ook nergens lezen wij, dat Jezus tegen één of andere zieke zegt: “Dit is een kruis wat Mijn hemelse Vader u opgelegd heeft en dat kruis moet u nu maar in stil vertrouwen dragen”. Nergens lezen wij, dat Jezus een ziek» wegzendt met de mede­deling: “Het is Mijn tijd nog niet om u te genezen, komt u over een poosje maar eens terug”.

Neen, élke zieke, die tot Hem kwam of bij Hem gebracht werd, genas Hij, zonder aan­zien des persoons. Niemand stuurde Hij weg met zijn kwaal. Jezus genas allen! Allen, die door de duivel overweldigd waren. Hij liet in Zijn werken zien, wat de werken des duivels waren. Kreupelheid, lamheid, me­laatsheid, kromgroeien, koorts, blindheid, doofheid en bezetenheid behoorden allemaal tot de werken des duivels. Er staat zo type­rend in Handelingen: want God was met Hem!

Wat kunnen wij hieruit op­maken? Dat óók de Vader er­kent, dat ziekte en wat dies meer zij, ons niet uit Zijn vaderhand toekomen.

Want dan zou Jezus ook geo­penbaard zijn om de werken des Vaders te verbreken!

De werken des duivels komen toch niet uit de hand van onze hemelse Vader? Zou God dan tegen Zichzelf werken? Dan is Hij een verdeeld God. Toch heeft de grote leugenaar van het begin, bij vele christenen een geweldig – succes met de valse leer: gezondheid én krankheid, rijkdom én armoede komen ons toe van Zijn vaderlijke hand. Duizenden christenen zijn door deze loer misleid en weten vaak niet meer wat ze nu eigenlijk aan hun he­melse Vader hebben. Daarom zijn zij verdeeld geworden in hun denken, tot vreugde van de duivel.

Jezus werkt niet tegen zijn Vader in!

Nooit zullen wij geloven, dat Jezus tegen Zijn eigen Vader inwerkt. Hoe zullen wij, als kinderen Gods, de strijd tegen satan en zijn gehele rijk effectief kunnen voeren als wij tegelijker­tijd moeten leren: De hemel­se Vader zendt ziekte en Je­zus geneest de zieke; de he­melse Vader legt armoede op en Jezus zegt: “Ik ben geko­men, opdat zij leven hebben en overvloed!”

Het is geen wonder, dat men­sen die deze dogmas aanhan­gen veelal in hun geloofsle­ven niet verder komen dan ‘vallen en opstaan’. Eén van de discipelen van Jezus vraagt: “Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg!” Dan geeft Jezus een afdoend antwoord: “Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!” Johannes 14 vers 8 (Joh. 14:08) .

Nu zou iemand kunnen stel­len: “Maar u haalt alleen het Nieuwe Testament aan”. Jazeker, maar ook het Oude Testament zullen we laten spreken. In Exodus 4 vers 11 (Ex. 04:11) staat: “Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof, ziende of blind; ben Ik het niet, de Here?”. Ge­lukkig staat er ook in het Oude Testament: “Want Ik, de Here, ben uw Heelmeester” Exodus 15 vers 26 (Ex. 15:26).

Vernieuwing van denken is noodzakelijk

Nu moeten wij oppassen geen denkfouten te maken door een natuurlijk denken. Paulus leert ons in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02): “En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld (met haar natuurlijk denken), maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, op­dat gij moogt weten wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene”.

Alleen het Nieuwe Testament is normatief voor de uitleg­ging van het Oude Testament. Zo heeft Jezus ons het ge­leerd en ook Zijn apostelen! Heel vaak haalt Jezus het Oude Testament aan door te zeggen: “Gij weet dat er ge­schreven staat…., maar Ik zeg u….” Dan geeft Jezus een geheel andere uitleg dan wat er in het Oude Testament staat. Hij zet soms de boel met eerbied gezegd, totaal op z’n kop. Wie zijn Bijbel niet goed geestelijk lezen kan, komt er nooit uit.

Het Oude Testament lezen wij niet meer ‘naar de letter’, maar in de ‘nieuwe staat des Geestes’! In Psalm 11 vers 5 (Ps. 011:005) staat bijvoorbeeld: “De Here toetst de rechtvaardige en de goddeloze; en wie geweld bemint, die haat Hij”. Als God Zijn vijanden haat, hóe kan Jezus dan zeggen: “Hebt uw vijanden lief”? In het Oude Testament staat: “Oog om oog, tand om tand”! Het staat er toch maar heel dui­delijk. Hóe kan Jezus dan zeggen: “Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe” Matteüs 5 vers 39 (Matt. 05:39)? Ook zegt Jezus in vers 43: “Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste lief­hebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij. kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrecht- vaardigen”.

In het Oude Testament staat van God geschreven, dat Hij zijn vijanden haat. Hoe zit dat dan? Is dat niet werke­lijk zo? Als God zijn vijan­den haat, hóe kan Jezus dan leren: “Hebt uw vijanden lief? Dat is toch alles tegenstrijdig?

Dat dachten de Joden ook en daarom verwierpen zij Jezus. Zij maakten Hem uit voor een valse leraar, die het volk verleidde. Dat is eigenlijk ook heel begrijpelijk. Geen wonder, dat de scharen ui­termate verbaasd waren en uitriepen: “Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag!” Markus 1 vers 27 (Mark. 01:27). Jezus bracht een totaal nieuwe leer en daardoor waren al deze oudtestamentische gelovigen diep geschokt en verwierpen Hem, zijnde een valse pro­feet.

Hoe lezen wij de Bijbel?

Hoe kwam dat nu? Omdat het allemaal natuurlijke mensen waren, die niet geestelijk konden denken. Ze lazen de Schrift ‘naar de letter’! En dat doen ook nog vele hedendaagse christenen en zijn daardoor tot de leer gekomen: God geeft ziekte én gezondheid, armoede én rijkdom. Ze zijn nog niet verder gekomen dan Job, die ook moest toegeven, dat hij dingen verkondigde zonder inzicht! Job 42 vers 3 (Job 42:3).

Vele christenen zeggen: “Je moet de Bijbel letterlijk geloven”. Dat klinkt zeer aannemelijk, maar men maakt een grote fout. Het is maar wat met onder ‘letterlijk’ verstaat. Lezen we het oude Testament letterlijk natuurlijk’ of ‘letterlijk geestelijk’? Het laatste moeten wij doen en dat kan alleen door vernieuwing van denken, dus volkomen geeste­lijk denken.

We nemen nog eens een voor­beeld uit het Oude Testament. We lezen in Jesaja 54 vers 16 (Jes. 54:16): “…. maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te vernielen”. Als we dit letterlijk nemen, zoals het er staat, dan heeft God de duivel geschapen! Maar is dat waar? Schept God een duivel en demonen?

Wie was de duivel voor dat hij een duivel werd?

De duivel was een geweldige engel, volmaakt door God ge­schapen. Hij was een zoon des Dageraads! Want dezelfde Jesaja schrijft in Jesaja 14 vers 12 (Jes. 14:12): “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dage­raads; hoe zijt gij ter aar­de geveld, overweldiger der volken!” Hier komen we het woord ‘overweldiging’ weer tegen, zoals in Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) staat: “…. al­len die door de duivel over­weldigd waren”.

We zien dus, dat het ‘naar de letter’ lezen van het Ou­de Testament tot grote dwa­lingen kan leiden en dat is ook bij vele christenen ge­beurd. We zien dan ook dui­delijk dat veler geloofsle­ven op oudtestamentische leest geschoeid is.

Daarom is men ook tot de leer gekomen: ziekte en ge­zondheid, rijkdom en armoe­de komen ons toe uit Gods vaderhand! Nogmaals: men heeft de Waarachtige nog niet leren kennen! Daarom zijn er vele christenen, die niet goed weten wat ze aan de hemelse Vader heb­ben. ‘Misschien stuurt Hij ons deze ziekte of ramp als straf?’ zeggen velen. Het is dan altijd ‘misschien’, waaruit men de onzekerheid proeft over wat God wel of niet doet.

Daarom is er bij velen geen geestelijke groei en is ‘vallen en opstaan’ aan de orde van de dag. Dit alles schept bergen van twijfels en onzekerheden. Er is er één, die er wél bij vaart: de duivel, de grote tegen­stander van God. Daarom kent men in sommige ortho­doxe kerken ook de strijd in de hemelse gewesten niet. In deze kringen heerst een enorme onkunde aangaande de dingen van de onzienlijke wereld.

Mozes werd een geestelijk mens

We gaan nog even naar de Israëlieten op hun tocht door de woestijn. Men is ge­komen aan de berg Sinaï, de berg van de wetgeving. De vraag is: Wilde God, dat de Israëlieten de berg zouden beklimmen samen met Mozes? Wij zeggen ‘ja’, God wilde dat! In Exodus 19 vers 13 (Ex. 19:13) lezen wij: “Eerst bij de langge­rekte toon van de hoorn mo­gen zij de berg bestijgen”. Het volk mocht opklimmen naar God, de Schepper van hemel en aarde. Maar dat kon zomaar niet. Het volk moest zich heiligen en ze moesten hun klederen wassen. Mozes zei: “Weest over drie dagen gereed, nadert niet tot een vrouw”!

Stel u eens voor dat het volk wél de berg bestegen had? Het zou er, samen met Mozes, stralend vanaf geko­men zijn, zonder bedekking! Maar het volk durfde niet op te klimmen vanwege de blik­sem en de donderslagen. Het volk was bang! Mozes ging alleen en hij kwam in de heerlijkheid van God en werd een geestelijk mens. Omdat het volk op het natuurlijke vlak bleef, moest Mozes een bedekking voor zijn aange­zicht doen. Toen kon God niet anders dan een noodwet maken. Natuurlijke wetten! Ze waren aan het geestelijke niet toe. Eerst dus een noodverbond, later het goe­de, definitieve verbond!

Daarom zegt Paulus in Romeinen 8 vers 3 (Rom. 08:03) dat de wet zwak was door het vlees. En in Hebreeën 7 vers 18 (Heb. 07:18) lezen wij: “Want een vroe­ger voorschrift (de oudtestamentische wet) wordt wel afgeschaft, als het zonder kracht en nut is, – immers de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht – maar thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor wij nader tot God komen”.

De nieuwe leer van Jezus

Daarom kon Jezus niet anders dan een geheel nieuwe leer brengen en is het in eerste instantie wel begrijpelijk dat men Hem afwees. Want Hij zette als het ware het Oude Testament op de kop. Van Hem staat geschreven in Markus 1 vers 27 (Mark. 01:27): “En allen werden zeer verbaasd, zodat zij elkander vroegen, zeggende: Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag!”

Daarom is het Nieuwe Testa­ment absoluut normatief voor uitleg van het Oude Testa­ment, anders komt men tot aards gerichte leringen. Daarom zijn wij intens blij, dat mét Jezus de genade en de waarheid gekomen zijn, want Hij is de Middelaar van het Nieuwe Verbond en Hij alleen toont ons wie de Va­der werkelijk is. De Her­steller van een gans verdor- . ven massa! Halleluja!

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -4-

De geestelijke bevrijding in de eindtijd

De vorige maal hebben we gezien: het boek Openbaring be­schrijft een exodus. We zijn toen geëindigd met een aan­tal vragen. In wezen gaat het om het punt: welk karakter heeft die uittocht?

Allereerst stellen we dan vast: die exodus van het volk Gods is geen verdwijning. Wat gebeurde er ten tijde van Mozes? Het volk Israël verdween niet, maar het kwam onder de macht van farao vandaan; het was geen verdwijning, maar een bevrijding.

Waar is het nu om begonnen in de eindtijd? Ook om een be­vrijding, maar dan een voluit geestelijke. De gemeente wordt niet bevrijd door een beetje aan ruimtevaart te gaan doen; zou iemand dan, wanneer hij buiten de damp­kring komt, plotseling een ander mens worden? Hoe zat dat dan met de astronauten, wanneer ze hun ruimtereizen maak­ten?

God heeft een veel grootser doel: een volk komt onder de machten vandaan, het werpt zijn juk af en het staat op.

Maar in de dagen van Mozes kwam de uittocht niet zomaar uit de lucht vallen. Het was niet zo dat de Israëlieten zomaar van de ene dag op de andere vertrokken waren, zon­der dat de farao er iets van af wist-» Velen menen: niets staat meer de beëindiging van het gemeentetijdperk in de weg. Elk moment kan het gebeuren. Bij Mozes zien we ech­ter dat de zaak duidelijk anders ligt. Toen hij door God geroepen werd, kon hij beslist niet zeggen: Nu kan het volk elk moment uitgeleid worden. Die uitleiding was een proces; dat was niet een kwestie van afwachten. En om dat proces op gang te brengen, waren er verschillende kernmomenten nodig; dat ging niet vanzelf. Het was niet genoeg dat het volk klaagde over zijn harde dienst; hun klachten brachten hen niet uit Egypte.

Zo is het ook in onze tijd: het is niet genoeg dat er een volk is dat klaagt over de donkere tijd. Wie klaagt is ongeschikt voor de exodus. Een aantal elementen is onmis­baar: Mozes moet telkens naderen tot God, dat wil zeggen: hij moet God leren kennen (voor zover dat in het oude ver­bond dan nodig was); bovendien moet Mozes telkens naar de farao. En wat moet hij daar doen? Daar moet hij woorden spreken, woorden Gods, woorden van gezag: Laat mijn volk gaan! Daar zien we iets van een geestelijke strijd. En intussen wordt het volk van God klaar gemaakt, afgezon­derd, apart gezet, en tenslotte, door de kracht van het bloed, losgekocht.

De taak, van de gemeente in de eindtijd

Drie kernmomenten spelen dus een rol: kennis Gods, confrontatie met de tegenstander en afzondering. Deze drie momenten vormen als het ware de motor waardoor het exodusproces in beweging wordt gezet.

In dit kader moeten we ook de plagen beschouwen. We wil­len enkele sleutelteksten in verband hiermee naar voren halen. In Exodus 12 lezen we aan het slot van vers 12 (Ex. 12:12): “En aan alle góden van Egypte zal Ik gerichten oefenen. Het gaat dus in wezen om een strijd tussen God en de gó­den. Het vonnis wordt voltrokken aan de afgoden, de mach­ten. En naar de woorden van Psalm 149 is dat voltrekken van het vonnis de luister van al Gods gunstgenoten. Zo was Mozes daarmee bezig op aarde, zo zal dit ten volle de taak zijn van de gemeente in de hemelen. De gemeente van de eindtijd zal de gerichten ten uitvoer brengen over de góden dezer eeuw.

Een gedeelte dat ook licht werpt op de plagen van Egypte, vinden wij in Psalm 78. God is niet de bron van het on­heil, maar we lezen: “Hun vee gaf Hij prijs aan de hagel en hun kudden aan de vurige schichten. Hij zond tegen hen zijn brandende toorn, verbolgenheid en angstwekkende gramschap, een schare van verderfengelen. Hij baande een pad voor zijn toorn. Hij behoedde hun zielen niet voor de dood, maar gaf hun leven prijs aan de pest” Psalm 78 vers 48 tot en met 50 (Ps. 078:48-50). Hier blijkt duidelijk dat het om een prijsgeven gaat. De Egyptenaren werden prijsgegeven aan de machten waar ze mee verbonden waren. De bescherming werd weggenomen: het was voor God onmogelijk, een volk dat zich zo hardnekkig verenigd had met het rijk der duisternis, nog omtuining te bieden. “Hij onttrok hun ziel niet van de dood”, zegt de Statenvertaling. God kon hen ook niet meer aan de dood onttrekken, want zij hadden zich aan de bescherming van de God des levens onttrokken. Alleen als een mens zich volhardend verbindt met de machten, komt hij onder het vonnis dat voor die machten bedoeld is; alleen dan komt die mens in het eeuwige vuur, dat niet voor de mens, maar voor de duivel en zijn engelen bereid is.

Het loon dat de duivel uitbetaalt

We zien hier: het gericht wordt beschreven als een schare van verderfengelen. In feite keren zich dus de machten tegen hen die het rijk der duisternis altijd gediend heb­ben. We zouden het ook zo kunnen formuleren: de boze gaat het loon uitbetalen, het loon dat bestaat in dood en ver­derf. De farao, die altijd voor de duivel gewerkt heeft en verderf heeft gezaaid, zal nu oogsten wat hij gezaaid heeft. Wat Egypte ontvangt, is de vrucht van hun eigen overleggingen, om het met de woorden van Jeremia te zeg­gen Jeremia 6 vers 19 (Jer. 06:19).

Dezelfde gedachtegang vinden we in het boek Openbaring. Om daar zicht op te krijgen willen we letten op drie pa­rallel lopende gebeurtenissen. Zoals bekend, wordt er ge­sproken over zegels, bazuinen en schalen; we hopen daar nog wel nader op terug te komen. Maar bij alle drie is opvallend de manier waarop de zaak op gang komt. Er is als het ware een bepaalde startprocedure.

De opening van de zegels

Allereerst wat de zegels betreft: er is iemand nodig die ze opent, en dat is niet ‘zomaar een willekeurige zaak, daarvoor wordt niet iemand van de straat gevraagd, neen, daar is een speciale bevoegdheid voor vereist. En van welke aard is die bevoegdheid? Daar wordt vaak overheen gelezen,- meestal denkt men klakkeloos: natuurlijk, het Lam is de enige die de zegels mag openen, want Hij is God. Maar Openbaring 5 is veel concreter, daar wordt een scherp omschreven motivering gegeven: “Zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen” Openbaring 5 vers 5 (Openb. 05:05). Hier blijkt: deze bevoegdheid heeft een basis, zij berust op een overwinning. Om de zegels te kunnen ontsluiten moest Jezus eerst een bepaalde strijd beslechten, Hij moest een bepaalde positie verwerven in de geestelijke wereld. Het gaat hier immers over een geestelijke overwinning. Eh op die basis ontvangt en bezit Jezus dan bevoegdheid, waar­digheid, zoals Openbaring 5 dat zo typerend noemt.

En dan ontdekken we een buitengewoon fundamenteel grond­principe, een grondwet van de geestelijke wereld. Wie iets aan het laatste Bijbelboek wil hebben, zal hierop zijn aandacht moeten spitsen. Want dit is nu juist het meesterwerk van de Geest: de Geest van God is erop uit, aan de hand van velerlei beelden te belichten, hoe de eeuwige grondwetten van de geest zich in de eindtijd ten volle gaan realiseren. En God wil ons, zijn knechten, to­nen, welke die grondwetten zijn, die ten grondslag lig­gen aan het hele gebeuren in de hemelse gewesten.

Welnu, welk principe treffen we hier aan? Het Lam heeft gezegevierd, en nu is Hij degene die zegels kan en mag openen. Dat wil zeggen: elke overwinning die in de heme­len behaald wordt, maakt iets los. En als dit principe ergens van kracht is, dan is het hier; we weten immers dat hetgeen Jezus aan het kruis bevochten heeft, de grond leggende overwinning is, we zouden kunnen zeggen: de oer overwinning, die de bron vormt van alle volgende overwinningen .

Het gevolg van de overwinning van Jezus

Daarom kan het niet anders: nu komt er inderdaad wat los.

Als Jezus aan het kruis en in het dodenrijk de legermacht der duisternis verslaat, dan wordt daarmee metterdaad een gigantisch proces in beweging gezet. Het is dan ook een logisch gevolg dat Openbaring 6 begint met de woorden: “En ik zag. toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier dieren zeggen met een stem als van een donderslag: Kom!” Openbaring 6 vers 1 (Openb. 06:01).

Dat beeld van die donderslag is niet toevallig; dat bete­kent meer dan alleen maar: hij had een harde stem. Wan­neer het onweert, dan zit er werking in de lucht; krach­ten ontladen zich. Met andere woorden: de botsing der geesten in de hemelse gewesten wordt ingeluid. Zegels gaan open, tijden worden in beweging gezet, strijd gaat ontbranden.

Het is dan ook alleszins verklaarbaar dat het openen van de zegels resulteert in het uittrekken van een serie paarden. Tenslotte is het paard in de bijbel over het al­gemeen het strijdros. Het paard wordt opgetuigd tegen de dag van de strijd, zegt ons Spreuken 21 vers 31 (Spr. 21:31). Zo zien we hier in Openbaring 6 een opmars van geestelijke legerscharen. En deze opmars is het gevolg, de weerslag, van de overwin­ning die Jezus behaald heeft. We zouden ook kunnen zeg­gen: wat onze Heer gedaan heeft, brengt een bepaalde reactie teweeg.

De gemeente in het voetspoor van het Lam

En tweede voorbeeld van deze geestelijke grondwet vinden we in Openbaring 6. We lezen daar over het reukwerk, de aan­bidding der heiligen. De gemeente is dus kennelijk niet uitgerangeerd. Dan vertelt ons Openbaring 6 vers 5 (Openb. 06:05): “En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp (het vuur) op de aarde; en er kwamen dondersla­gen en stemmen en bliksemstralen en aardbeving”. Daar zien we: het volk van God brengt door zijn gebeden een geestelijk proces op gang, waarbij enorme krachten gaan meespelen. Precies zoals het Lam dat deed in hoofdstuk 5, zo treedt hier de gemeente in hetzelfde voetspoor: zij wordt werkzaam, dat wil zeggen zij gaat werken in de geestelijke wereld, en dat niet alleen: zij werkt daar ook wat uit.

Daarom is Openbaring 6 ook zo’n veelzeggend gedeelte: het laat ons zien wat Gods plan is. God bedoelt een volk dat invloed heeft in de hemelen. Vanuit de gemeente wordt de loop der geschiedenis bepaald. De gebeden van het volk Gods vormen de startsignalen voorde eindstrijd. Er volgt dan ook onmiddellijk op: “En de zeven engelen, die de ze­ven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen Openbaring 8 vers 6 (Openb. 08:06). Zij luiden nieuwe etappes van de kamp in.

De strijd wordt ontketend vanuit de gemeente

Het derde voorbeeld treffen we aan in Openbaring 15. Johannes vertelt daar: “En daarna zag ik, en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; en de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. En een van de vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden” Openbaring 15 vers 5 tot en met 7 (Openb. 15:05-07). Daar zien we opnieuw ditzelfde geestelijke grondprincipe: de strijd wordt ontkend vanuit de tempel, dus vanuit de ge­meente .

In het Oude Testament vinden we een parallel die in dit verband verhelderend kan werken. Als Gideon ten strijde trekt tegen Midian, dan gaat hij naar de buitenrand van de legerplaats, en dan lezen we: “Toen bliezen zij op de horens, terwijl zij de kruiken stuksloegen, die zij in de hand hadden”. En ze riepen: “Het zwaard van de Here en van Gideon!” Richteren 6 vers 19 en 20 (Richt. 06:19-20). Het gevolg is dat het le­ger van de vijand in beroering komt, en het zwaard van de een keert zich tegen de ander. Gideon met zijn mannen bracht de strijd op gang.

Zo is de gemeente in de eindtijd de gangmaker van wat er zich in de geestelijke wereld gaat afspelen. Het gevolg is dat het rijk der duisternis aan zichzelf ten onder gaat; de boze valt in zijn eigen zwaard. En het woord van Jezus gaat in vervulling: “En indien de satan op­staat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij niet be­staan, doch is hij aan zijn einde” Markus 3 vers 26 (Mark. 03:26).

(wordt vervolgd).

Vergeet niet “Levend Geloof” na lezing door te geven aan anderen!

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

 

Hoe kom ik van het roken af?

Broeder H. J. van H. te Kam­pen reageerde op ons artikel over dit onderwerp en vroeg zich af waarom er zo vaak geschreven wordt over het roken als gebondenheid. Zou het komen dat roken een “zichtbare gebondenheid” is, terwijl er heel wat “on­zichtbare gebondenheden” zijn waar minder aandacht aan wordt geschonken, maar die soms nog erger zijn?

Wij schreven reeds dat het niet alleen gaat om het ro­ken, maar dat gelovigen die in dit opzicht niet “vrij” zijn er vaak ook andere ge­bondenheden op na houden. En we leven nu eenmaal in een tijd dat geen enkele waarachtige gelovige zich nog kan veroorloven er enige gebondenheid op na te hou­den. Paulus zegt: “Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wape­nen des lichts!” Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12).

Gods erfgenamen

Zuster A. T. K.-H. te Ams­terdam is het er mee eens dat de Bijbel alleen te le­zen is in het licht van de Heilige Geest. “Nu had ik me al jaren afgevraagd, waarom wij onder andere ‘erfgenamen Gods’ genoemd worden. Hij is toch eeuwig! Nu is mij door de artikelen die broeder N. Goverts schreef duidelijk geworden wat het woord ‘Gods erfge­naam’ betekent”.

Geloofsopbouwende artikelen

Zuster C. E, A. van W.-S. te Nonster, die een geschenkabonnement opgaf, schreef: “Het is om de po­sitief geloofsopbouwende artikelen in uw blad, dat ik ook haar graag hiermee in kennis zou willen bren­gen”

Verzoeken om oude nummers

Nieuwe abonnees vragen her­haaldelijk om toezending van reeds verschenen num­mers. Tot onze spijt zijn van verschillende maanden alle nummers uitverkocht. Nieuwe abonnees en adressen voor geschenkabonnementen ontvangen “Levend Geloof” vanaf de eerstvolgende maand na opgave.