Selecteer een pagina

Levend Geloof – 432

2004.09-10 Levend geloof nr. 432

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Twee facetten die we bij de samenstelling van ons blad steeds voor ogen hou­den zijn ‘veelzijdigheid’ en ‘duidelijkheid’. Veelzijdigheid wat betreft de inhoud van de artikelen. Want naast de ‘gewone’ artikelen die natuurlijk ook alle gefun­deerd zijn op Woord en Geest, zijn er de specifieke bijbelstudies. Kortom we houden er rekening mee dat ons blad niet alleen gelezen wordt door mensen die verder op de weg zijn, de ‘gevorderden’, om het zo maar eens te zeggen, maar ook met mensen die voor ’t eerst kennismaken met ons blad. Daarom proberen wij ‘veelzijdigheid’ te laten samengaan met ‘duidelijkheid’, zonder dat dit ten koste gaat van de inhoud van de boodschap die we in Levend Geloof uitdragen. Want deze ‘boodschap’ -en daarover mag geen enkel misverstand zijn- is het evangelie van het Koninkrijk Gods, hetzelfde dat ook Jezus en de eerste apostelen verkondigden, uiteraard geactualiseerd naar de tijd waarin wij leven.

Er is in onze dagen veel surrogaat- en onecht evangelie. Dit is geen veroordeling van mede-christenen, maar dat ontdekt men pas als men zelf ‘het meerdere’ gaat leren kennen. En dan onstaat het verlangen ook hen bekend te maken dat er zoveel meer is, dat de betekenis van het evangelie veel verder reikt dan een soort religieus gevoel of denken die dan ingepast wordt in het leven wat men leidt.

Het werkelijke evangelie betekent een totale levensverandering die doorwerkt in elke vezel van ons bestaan. Een zich bewust zijn dat men met Christus een plaats heeft gekregen in de hemelse gewesten zodat ons leven een echt geeste­lijk leven gaat worden. Dat betekent niet dat we daardoor zweverig gaan wor­den of ver van de alledaagse werkelijkheid afstaan. Integendeel, we staan mid­den in het volle leven, maar zijn ons ten volle bewust dat het primair gaat om het échte leven dat ons voor altijd geluk en vrede heeft gebracht. Wij hopen dat u via de inhoud van dit nummer daarvan weer iets gaat ontdekken en beleven.

 

Bij de voorplaat door redactie

Op de voorpagina een impressie van W. Thomas van Jakob die zijn scha­pen hoedt. Het doet ons ook denken aan de woorden van Jezus: “Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de scha­pen…” Johannes 10 vers 14 en 15 (Joh. 10:14-15).

 

Onveranderlijk goed! Door Berry Janson (gedicht)

“Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en tot in eeuwigheid” (naar Heb. 13:8).

Jezus, Zaligmaker,

Zoon van de hoogste God,

toen ik U leerde kennen

veranderde mijn lot.

Want angstig en argwanend

ging ik eens door het leven;

zoekend naar rust en veiligheid,

doch niemand kon het geven.

 

Ik steunde op een leer,

klampte mij vast aan mensen;

zocht in mijn werk en studie

bevrediging van wensen.

Maar in mij bleef het leeg;

hoe hongerde mijn hartl

Ondanks mijn goede werken

droeg ik een diepe smart.

 

Toen hoorde ik van Jezus

als een persoonlijkheid;

met aandacht voor mijn leven-

is dit realiteit?

Is Hij nog steeds Dezelfde:

de Heer, die spréékt en lééft

en mensen kan bevrijden

en zó weer waarde geeft?

 

Ik heb het ondervonden!

Jezus doorzag mijn nood;

genas mijn zieke lichaam,

doorbrak in mij de dood.

Mijn geest kwam in de ruimte,

verwarmd door lieflijk licht.

Nu durfde ik te leven:

God gaf mij een gezicht!

 

Jezus, Zaligmaker,

mijn Vriend en Veiligheid,

hecht met U verweven

deel ik Uw heerlijkheid.

En met het vast verlangen

te hand’len als mijn Heer,

geef ik met gulle handen

óók mensen ’t leven weer!

Berry Janson

 

De onveranderlijke trouw van God door Gert Jan Doornink

Tot de talrijke positieve eigenschap­pen die kenmerkend zijn voor de God die wij dienen, behoort onge­twijfeld Zijn ’trouw’. Onze God is een God van trouw in elk opzicht en onder alle omstandigheden. Wat is trouw eigenlijk? We kunnen trouw het beste omschrijven als een positieve eigenschap die zich open­baart in volharding en toewijding aan iets of iemand. Niet voor een moment of voor korte tijd, maar die ononderbroken doorgaat. Trouw vindt zijn oorsprong in het hart van God en werd ten volle geo­penbaard door Jezus die als mens toonde wat trouw betekent. En omdat wij geroepen zijn Zijn voor­beeld te volgen wordt ook van ons trouw verwacht.

Het is duidelijk dat trouw wordt gehaat door het rijk der duisternis die alles in het werk zal stellen om te voorkomen dat wij voortdurend trouw zullen blijven aan God en aan alles wat Hij van ons verwacht. Trouw is iets wat wij moeten ‘leren’, dat wil zeggen door geestelijke groei worden de momenten van ontrouw steeds minder en gaan wij voortdu­rend meer echte trouw openbaren. Omdat trouw een belangrijk onder­deel van ons functioneren als chris­ten is willen we nu wat dieper ingaan op verschillende aspecten van dit onderwerp. Aan het begin van ons artikel schre­ven wij over ‘de God die wij dienen’. Hij is onze Koning. Een koning kan geliefd zijn maar meestal denken we toch aan een zekere mate van afstan­delijkheid. We zijn immers ‘onder­danen’ van een koning? Het heerlijke van ónze Koning is echter dat Hij tegelijkertijd vlak naast ons staat. Dat heeft Gods Zoon, Jezus, tenvolle geopenbaard:”‘ Hij is onze Vriend, onze oudste Broer, iemand die ons met hart en ziel liefheeft en die wij te allen tijde alles kunnen toevertrouwen.

Ontrouw is mogelijk…

“Indien wij ontrouw zijn… God blijft getrouw…” 2 Timoteus 2 vers 13 (2 Tim. 02:13). Deze woorden van Paulus vormen geen vrijbrief om ‘ontrouw’ tot een soort onderdeel van ons leven te maken: ‘Het doet er niet toe hoe we leven, het komt toch uiteindelijk allemaal goed…’ Neen, dan zijn we verkeerd bezig en heeft onze tegen­stander een stevige vinger in de pap. De apostel laat hier duidelijk zien dat Góds trouw onveranderlijk en eeuwig is. Daarin zal nooit enige verandering komen. Maar door de ‘vrije wil’ die God in ons heeft gelegd verwacht Hij van ons om de goede keuzes te maken. Hij wil zo graag dat Zijn trouw jegens ons zijn weerspiegeling zal vinden in onze trouw jegens Hem. Dan zijn er wel eens momenten dat het mis kan gaan, momenten dat we onoplettend zijn, dat we toch falen, dat we ontrouw zijn. Dat hoeven dus niet altijd grote ontsporingen te zijn, soms zijn het maar kleine dingen die het noemen niet waard zijn,

maar desalniettemin behoren ze bij categorie ‘ontrouw’. Ook Paulus kende die momenten. Ook hij wilde, net als ieder oprecht levend kind van God, steeds het goede doen… Maar hij wist óók dat als hij het goede wilde doen, het kwade nabij was… Romeinen 7 vers 21 (Rom. 07:21). Daarmee bedoelde hij niet dat hij daardoor toe ging geven aan ‘het kwade’, dat hij toch niet kon tegen­houden… Zo wordt het wel eens uit­gelegd onder het motto: ‘Je bent en blijft een zondaar’. Dat zou dan bete­kenen dat we altijd maar weer falen, zondigen of ontrouw zijn. Maar het kan soms wel voor komen. Er kun­nen momenten van zwakheid zijn,

bijvoorbeeld als alles tegenzit, als we misschien oververmoeid zijn, als we even niet op onze hoede zijn voor de verleider die altijd op de loer ligt ons te doen struikelen. Dan is Satan er als de kippen bij om te proberen ons nóg een slag toe te brengen door ons in te fluisteren: ‘Zie je wel dat je ontrouw bent, je bent er nog lang niet en van je gedachte dat je nu als nieuwe schep­ping functioneert en dat je je als zoon van God openbaart, komt toch niets terecht’. Maar dan grijpen we in: ‘Stop, Satan met je valse aantij­gingen, ik behoor niet bij jou maar bij de levende God en die laat me nooit in de steek’. Hij is voor altijd God die trouw blijft en een halt toeroept aan de infiltratiepogingen van de vijand om ons als nieuwe scheppingen uit te schakelen.

Trouw aan de gemeente

Zijn wij trouw aan de gemeente waartoe we behoren? Hier raken we een gevoelig punt, want vrijwel iedereen die dit leest is wel eens van gemeente veranderd. Zijn we daar­door ontrouw geworden aan de gemeente waartoe we oorspronkelijk behoorden? Wij geloven van niet, want in de eerste plaats kunnen we tot een gemeente behoort hebben zonder dat wij een persoonlijke ver­andering in ons leven hebben mee­gemaakt. Sommigen zijn traditio­neel in een kerk opgegroeid en wer­den als het ware automatisch lid van deze kerk omdat dat zo hoorde. Onze ouders behoorden immers tot die kerk en hadden ons als baby laten dopen en waarom zouden we met die traditie breken? Maar dan komt het moment dat we door Gods Geest overtuigd worden van ons zondaar zijn en dat Jezus onze zonden wil vergeven en ons van een zondaar tot een kind van God wil maken. We worden vanuit het rijk der duisternis (al of niet behorend tot een kerk of gemeente) overgeplaatst in het Koninkrijk van de levende God.

Een totaal nieuwe leefwereld gaat voor ons open. Vanaf dat moment behoren we tot de werkelijke gemeente van Jezus Christus. We gaan een nieuwe weg, de weg van geloof en gehoorzaamheid. Het fun­dament, zoals in Hebreeen 6 vers 1 en 2 (Heb. 06:01-02) wordt beschreven, wordt gelegd en we groeien, zoals we op natuurlij­ke wijze groeien, ook geestelijk ver­der op van baby tot volwassene in Christus.

Dat doen we niet alleen, maar samen met anderen die dezelfde ervaring hebben gehad. We behoren nu tot een nieuwe gemeenschap en als dit in de kerk of gemeente waar­toe we behoren niet geaccepteerd wordt, kiezen we voor een andere gemeente en laten ons daar invoe­gen zodat we kunnen opgroeien en ons ontwikkelen zoals God dat van ons verlangt.

Nu hebben we dit even in z’n alge­meenheid beschreven maar er zijn natuurlijk talrijke varianten moge­lijk, bijvoorbeeld als we soms toch nog kunnen functioneren in de oor­spronkelijke kerk of gemeente waar­toe wij behoren.

(Mijn eigen ervaring was dat toen ik me liet dopen door onderdompeling, ik de dominee met een ouderling op bezoek kreeg, met een brief van het

classicaal bestuur van de Hervormde kerk waartoe ik behoorde, met de mededeling dat ik voortaan niet meer aan het Avondmaal mocht deelnemen. Ik heb toen zelf het besluit genomen deze kerk te verla­ten. Het spreekt vanzelf dat mijn eigen ervaring één van de vele is en niet maatgevend voor die van ande­ren).

Geen advies

Soms komt het ook voor dat we enkele keren van gemeente moeten veranderen voordat we onze juiste plaats gevonden hebben. Dat ligt voor ieder persoonlijk anders en er kan geen advies voor gegeven wor­den. Daarvoor is het aandachtig lui­steren naar de stem van de heilige Geest in ons hart noodzakelijk. Belangrijk is dat we uiteindelijk onze plaats vinden waarvan we weten: ‘Hier kunnen we functione­ren en hier hebben we een taak’. Het veranderen van gemeente heeft dus vaak niet te maken met ontrouw, maar wel met leiding door de heilige Geest die ons in alle waar­heid wil leiden, zodat we kunnen functioneren naar Gods bedoeling. Het is, zeker in deze tijd waarin de waarachtige gelovigen nog zo ver­spreid zijn over allerlei kerken en gemeenten, primair belangrijk dat we weten: Ik behoor tot de werkelij­ke Gemeente van Jezus Christus en ik weet me één met allen die zich dat ook bewust zijn, ongeacht welk ‘etiket’ ze ook dragen. Zo kunnen we nog talrijke andere voorbeelden aanhalen waarbij trouw van ons gevraagd wordt. Wij denken alleen al aan de trouw die van ons verwacht wordt ten aanzien van onze partner, onze relaties en vrien­den. Zien zij Gods trouw in ons gemanifesteerd of worden ze in ons teleurgesteld?

Betrouwbaarheid

Wij geloven dat bij echte, oprecht levende christenen ’trouw’ een

belangrijk onderdeel vormt van het getuige zijn van Christus in deze wereld. Trouw heeft alles te maken met betrouwbaarheid. Wie niet betrouwbaar is komt niet geloof­waardig over. Hij vormt als het ware een hindernis voor anderen om in God te gaan geloven. En dan te bedenken dat God altijd betrouwbaar is. Dat is totaal verwe­ven met Zijn bestaan. Het brengt ons weer terug bij de eerdere opmer­king van Paulus als hij schrijft: ‘Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw… want zichzelf verlooche­nen kan Hij niet!’ Daarom gebruiken we ook het woord ‘onvoorwaardelijk’. Sommigen hebben wel eens moeite met dit woord, maar Paulus laat hier duidelijk zien hoe God onverander­lijk en eeuwig dezelfde is. Hij ver­loochent zichzelf niet maar is en blijft altijd de God van liefde, goed­heid en trouw.

Zelfvertrouwen

Er is nog een aspect dat in het kader van dit onderwerp zeker niet onbe­sproken mag blijven. Dat is zélfver- trouwen! Zelfvertrouwen wordt in de Van Dale omschreven als: “vertrou­wen in of op zichzelf, hetzij het gevoel opgewassen te zijn tegen de eisen die gesteld worden, een taak en mogelijke hinderpalen, hetzij zekerheid van optreden in het men­selijk verkeer”. Een hele volzin, waarbij men zich af kan vragen of dat wel van toepassing op ons leven als christen kan zijn, we behoren ons immers nederig te zijn en ons bescheiden te gedragen? Steekt dan niet hoogmoed de kop op? Ons antwoord hierop is: dat zijn in­fluisteringen uit het rijk der duister­nis, die wil dat wij als christenen ‘verborgen’ blijven, terwijl Jezus juist gezegd heeft dat wij het licht der wereld en het zout der aarde behoren te zijn. Natuurlijk is nede­righeid een belangrijk onderdeel van ons functioneren als christen. Maar dat geldt ten opzichte van onze medemensen. We gaan ons niet hautain gedragen met een houding alsof alleen wij de wijsheid in pacht hebben. Dat werkt alleen maar afsto­tend. Maar zelfvertrouwen is abso­luut een voorwaarde om onze taak in dienst van Gods Koninkrijk te kunnen vervullen en weerstand te kunnen bieden ten aanzien van de aanvallen uit het rijk der duisternis waarmee we te maken krijgen. Daarom gaan we niet met gebogen hoofd en onderdanig door het leven maar behoren ons te allen tijde bewust te zijn wie we zijn in Christus. Zoals Jezus zelf zich ten volle bewust was dat de Vader Hem gezonden had en in Zijn dienst stond, mogen ook wij dat zijn. Jezus liet daar bij het onderricht aan Zijn discipelen geen enkele twijfel over bestaan. Hij sprak: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’ Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21).

Geen tegenstelling

Zelfvertrouwen vormt geen tegen­stelling met Godsvertrouwen. Maar vormt daarmee juist een eenheid! Jezus had een groot vertrouwen in zichzelf die verweven was met Zijn vertrouwen in God. Ook bij ons vormt zelfvertrouwen geen tegen­stelling met Godsvertrouwen, maar gaat daarmee meer en meer een eenheid vormen.

We schrijven bewust ‘meer en meer’ want ook dat is een groeiproces. Naarmate we geestelijk groeien gaat de eenheid Godsvertrouwen- zelfvertrouwen steeds meer gestalte krijgen. Wij worden dan echte beelddragers van Christus en is er iets belangrijkers denkbaar dan dat te zijn?

De ontwikkeling daar naar toe vindt zijn basis in Gods trouw jegens ons die voor altijd in stand blijft. Hij blijft ons liefhebben met een onuit­sprekelijke liefde. We zijn door Hem geschapen, volmaakt en goed, naar Zijn beeld. En die volkomenheid, die door niets en niemand kan worden aangetast, gaat zich openbaren in allen die zich daarvoor blijven open­stellen. Wat een heerlijkheid dat te beseffen en te geloven!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

denk wel eens dat het onmogelijk is objectief over God te spreken. Hij is niet ‘iets’, een object. Hij is Iemand, een Wezen met een heerlijke gedachten- wereld, met emoties, met fantasie, cre­atief tot in de toppen van Zijn vingers en zo vol erbarmen. En al deze eigen­schappen kunnen worden samengevat in het woord Liefde. In den beginne was dat woord en Hij is het zelf. Liefde is dus niet één van Zijn karaktertrekken, Hij is het. En het enige wat Jezus voor ogen stond en waaraan hij uiting gaf was: De mensen de Vader doen leren kennen. Anders gezegd: Zijn Naam bekend maken, dat is Zijn wezen.

Er zijn zo veel goden gemaakt naar menselijke maatstaven en aardse, oralistische ideeën, maar Jezus repre­senteerde een Vader die zo sterk verschilde met allerlei foutieve opvattingen dat dat er bij velen niet inging. ‘Kennen’ is veel en veel meer dan het zogenaamde wetenschappelijke denken en weten. ‘Meten is weten’ zegt men dan, maar hoe meetje iemand en naar welke maatstaf? Hoe meetje iemand die eeuwig is? Hoe meetje liefde? In het Hebreeuwse denken is ‘kennen’ het­zelfde als ‘gemeenschap hebben met’ Genesis 4 vers 1 bijvoorbeeld (Gen. 04:01). Helemaal doordrongen raken van het wezen van de ander, met je hele hart en ziel en verstand, omdat je zo liefhebt, omdat je zo liefgehad wat ontroerend te beseffen bij Iemand te zijn die alles van je weten wil, die jou wil leren kennen, wil weten watje denkt, watje voelt. Iemand die je ups en je downs zo goed ziet, je diepe ver­langens, je hopeloze gevoelens, je eenza­me strijd. Een geliefde veroordeelt niet, maar hurkt bij je neer, raakt je aan, begrijpt zo veel. Er zit dan geen weten­schapper naast je, maar iemand die jou bemint en die jou het leven gunt. Hoe Hij dat doet? In de gedaante van een mens die uit Hem is en in wie jij Vader herkent. Velen noemen God de Aanwezige. Een prachtige karakterise­ring. God is Geest en daarin zoekt Hij mensen in wie Hij andere mensen kan benaderen en bijstaan zodat Hij Zich in hen de naaste kan laten zien en barmhartig kan zijn. Mensen die han­delen in overeenstemming met Zijn wezen. Dat is de Christus in ons, dat is onopvallend en bescheiden. (Er zijn soms kinderen van deze wereld die dat ‘onopvallend-zijn’ beter begrij­pen dan de kinderen des lichts…). Het is toch heerlijk te beseffen datje wordt gekend en hoe meer je je laat kennen – je niet groot houdt, maar klein durft te zijn – hoe meer jij Vader leert kennen. En daarom geeft Hij ons van Zijn Geest. Je bent niet een vat dat zomaar wordt volgestort, maar je ont­vangt het levensbeginsel van Zijn wezen als een teug helder, zoet water en langzaam maar zeker wordt deze een bron. En iedereen die daarvan drinkt of te drinken krijgt, smaakt en proeft hoe goed God is.

En geleidelijk aan dringt het kostbare besef door dat er een God is die alleen maar liefheeft, die het om jou te doen is. Hij is niet compleet zonder jou. ‘De mens’ is geen wetenschappelijke defini­tie maar een wezen dat geroepen is om geliefde te zijn, iemand die Gods aan­zoek kan beantwoorden. Deze geliefde was Hem ontstolen in het paradijs. En Hij heeft alles in het werk gesteld om jou bij Hem te doen terugkeren. En dan… de vreugde van Hem! Zijn bonzend hart toen Hij jou zag aanko­men of toen Hij jou hoorde roepen en Zijn deur wijd opende om je met open armen te ontvangen. En anders gaat Hij er wel op uit in de gestalte van Zijn mensen om Zijn verlorenen te gaan zoeken, ze op te tillen en terug te bren­gen, terug, naar huis. Thuis, daar waar Hij je al voor de grondlegging van de wereld al had gedacht: bij Hem. De plek om elkaar te leren kennen en door­drenkt te raken van elkaars wezen. Daar zal je ziel genezen van ontberin­gen, van je angst en je pijn, van het ontkend-zijn. Daar kom je op adem, kom je tot leven.

En ik heb gemerkt datje werkelijk (in waarheid) leeft wanneer er intens van je wordt gehouden. Zijn liefde is een veilige plek, in wat voor ellendige toe­stand je je ook bevindt. Wat een kost­baar geheim: Je bent een geliefd mens. Zo wil een mens wel eeuwig leven. Geniet ervan dat Iemand zo van jou geniet, zo graag met jou omgaat.

 

Veranderen naar het beeld van God door Cees Maliepaard

“Nu wij zulk een verwachting heb­ben, treden wij met volle vrijmoedig­heid op, geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed opdat de kinderen Israëls geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen. En wij allen die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is de heerlijk­heid des Heren weerspiegelen, veran­deren naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer die Geest is” uit 2 Korinthe 3 vers 12 tot en met 18 (2 Kor. 03:12-18).

Gods heerlijkheid weerspiegelen Veelal hoor je over dit bijbelgedeelte de mening verkondigen, dat Mozes zijn gezicht bedekte omdat de Israëlieten de hemelse glans niet zouden kunnen verdragen. Maar dat klopt niet erg met de originele tekst. Daar staat dat hij zijn gezicht bedek­te opdat ze die glans niet zouden zien verdwijnen. Zó staat het in de grondtekst en als je het goed leest ook in de diverse bijbelvertalingen. Prof. Brouwer geeft het als volgt weer: ‘En wij bedekken ons gelaat niet, gelijk Mozes deed, om te belet­ten dat de kinderen Israëls het ver­dwijnen van de tijdelijke glans zou­den aanschouwen.’ Ze konden nog niet begrijpen dat het Oude Verbond van voorbijgaan­de aard was. En daarom zouden ze het ook niet kunnen verwerken dat de glans op Mozes’ gezicht af ging nemen. Ze zouden wellicht op de gedachte komen, dat de Here God hun leider aan het verlaten was. Wat Jahweh aan Mozes kwijt kon. was minder dan wat later Jezus op zou pakken: door de Pinkstergeest droeg dat eeuwigheidswaarde in zich.

Gods heerlijkheid wordt in het nieu­we verbond niet op onze gezichten weerspiegeld, maar in onze innerlij­ke mens. We mogen nu als God en Jezus in de hemel leven. We worden in staat gesteld Gods beeld te dragen en kunnen net als Jezus altijd volko­men onszelf zijn. Dat houdt in dat we in volle vrijheid, voor ons Gods weg ten leven verkozen hebben. En daarvan heeft onze Meester gezegd: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Johannes 14 vers 2 tot en met 5 (Joh. 14:02-05)

Leven in vrijheid

In het hierboven genoemde schrift­gedeelte staat de opmerking: ‘Waar de Geest des Heren is, is vrijheid.’ Als ik mezelf al of niet religieuze wetten opleg, ben ik niet vrij. Dan zit ik vast aan een relisysteem, en dan nog wel een van eigen maaksel. Als ik toelaat dat anderen mij in m’n bewegingen belemmeren, is dat net zo verkeerd. Want ook dan kan ik mij niet ontwikkelen in de vrijheid van de Geest van de Heer. Het is dan ook niet zomaar een kreet, nee het is een goddelijk principe dat altijd opgaat: waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Waar de vrijheid wordt beknot, zal Gods Geest zich niet zuiver kunnen manifesteren. Wie het gaat verwach­ten van het nakomen van allerlei regels, staat buiten de genade. Want de Pinkstergeest waait waarheen Hij wil, die is niet te vangen in wat voor keurslijf dan ook. Met de Geest van de Heer is het puur genieten van de vrijheid van de kinderen Gods. Geen duistere macht kan je nog vastpin­nen aan een boezemzonde… als je met de Heer leeft.

Is dat werkelijk zo? Maar je kan toch ergens aan vastzitten, al ben je met Gods gedachten van heil bezig. Jawel, dat kan wel degelijk, maar daar kun je vanaf komen! Gods Geest getuigt met onze geest niet om ons falen of ons tekortschieten, maar van ons kind van God zijn. We zijn erfgenamen van al wat God beloofd heeft. Dat is de realiteit naar Gods woord.

Houd dit vast!

Onverschillig wat de duivel ons wijs wil maken, luister er maar niet naar. Als Satan met zijn schijnwaarheid komt, heeft hij wellicht gelijk met de opmerking dat je vastzit, maar hij heeft gegarandeerd ongelijk wan­neer hij er aan toevoegt dat je er nooit vanaf zult komen. Jezus heeft je uit Satans macht vrijgekocht. Hij heeft zijn leven voor je afgelegd en daardoor kon jij zijn erfgenaam worden. Het is Pasen in je leven gewor­den, je hebt nieuw leven ontvangen. En het werd Pinksteren, je werd ver­vuld met de Geest van de Christus. Wat kan je dan nog gebeuren? Maar als het nieuwe leven nu bezoe­deld is doordat je opnieuw in de fout bent gegaan, wat moet je dan? Je kunt dan wel geloven in het vol­brachte werk van de Heer, maar is dat nog genoeg voor jou? Zou het kunnen zijn dat je de Heer als het ware opnieuw gekruisigd hebt, zodat er dus geen offer voor de zonde meer over is? Dit zijn allemaal klan­ken uit het Nieuwe Testament, doch

laat je maar niets door Satan wijs aken hoor! Want wat je ook te horen krijgt: hij wil je niet wijs maken – alles behalve, hij wil je van de wijs brengen! Het liefst doet hij dat met een bijbeltekst of een vrome redenering.

Bij Jezus probeerde hij het met cita­ten uit de bijbel, en in de hof van Eden benaderde hij Eva met een hui­chelachtige stelling. Heeft God niet gezegd dat je nergens van mag eten? Al die bomen vol vruchten: je mag er alleen maar naar kijken, maar aankomen niet! Welnu, God heeft niet gezegd dat we nergens aan mogen komen: tegen Adam en Eva niet en tegen ons ook niet. Hij heeft ons het leven gegeven – laten we dus maar volop leven met God en met Jezus. Daarvoor hebben we van Gods Geest gekregen, om echt con­tact met Hen te hebben. Het mag voor ons alle dagen Pinksteren zijn, dat geeft zin en inhoud aan het leven… de zinvolle levensinhoud die Vader God reeds van het begin af aan voor ogen heeft gestaan en die door het volbrachte werk van Jezus Christus mogelijk is gemaakt, uit­mondend in de doop in de Geest van de Christus.

Leven als geestelijke mensen

Hoe dient een pinksterchristen dan te leven? Heel krampachtig, met de blik op oneindig? Zoals ik mij uit een lied van vroeger herinner: ’t Hoofd omhoog en het ’t hart naar boven, hier beneden is het niet.’ Dat klinkt aardig geestelijk hè? Maar dat is het niet hoor! Weliswaar zegt de Schrift dat onze wandel boven is, maar dat wil niet zeggen dat we dus op aarde niets meer te zoeken heb­ben. Het betekent dat we met de Heer leven, en dat zowel in de hemel als op de aarde. Niemand denkt toch serieus dat ons leven op aarde er niet veel meer toe doet! Pinksteren is het feest van geestelij­ke mensen die (net als Jezus) zowel in de hemel als op de aarde geeste­lijk bezig zijn. Mensen die oog voor de hemel hebben, voor de geestelijke wereld, voor wat zich daar afspeelt. Maar ook oog hebbend voor Gods aarde, voor wat daar allemaal plaats­vindt. Van Pinksteren zijn, wil zeg­gen: niet meer vanuit een wettisch denken leven, maar onder de leiding van Gods Geest. Een wet houdt je in een harnas, maar in relatie met de levende Heer mag je leven. Hoe werkt zoiets dan? Iemand die het zoekt in het nakomen van voor­schriften, leeft uit een oudtestamen­tisch principe. Dat is ook zo als het zaken betreft die in de boeken van het Nieuwe Verbond voorkomen. Dat oudtestamentische principe is immers: ‘Doe dit en je zult leven.’ Maar het pinksterevangelie is niet gebaseerd op wat een mens allemaal wel dóen moet voor de Heer, inte­gendeel: het geeft relatie met de levende Heer. Daar mogen we uit leven, en dat is echt leven… de gaven van de Geest kunnen erin tot ont­wikkeling komen.

Gaven en de vrucht van de Geest

Je kunt kracht putten uit de tongentaal die de Heer geeft. Daar bouw je je innerlijke mens mee op. Het is dus iets voor in het persoonlijke leven. In de samenkomst heeft het alleen dan een functie, als er een vertolking op volgt. Door het horen van de tongentaal van een ander word je niet opgebouwd, net zomin als je gevoed wordt wanneer je de buren smakelijk ziet eten. Je mag je ook openen voor profetie en dan zal je spreken profetisch zijn. Je krijgt gedachten van de Heer die je bekend mag maken in de gemeente of daarbuiten. Of kan er alleen maar in de samenkomst geprofeteerd worden? Maar profete­ren betekent niet dat de boodschap onderstreept moet worden met woorden als: zo spreekt de Heer! Het is soms de vraag maar of het de Heer wel is die gesproken heeft. Dat zal getoetst mogen worden. O, daar­om kan het alleen maar in de samenkomst… dan kan het gecon­troleerd worden! Maar niet alleen de profetieën moeten getoetst worden, dat zal met alles wat in de samen­komst aan de orde komt dienen te gebeuren. Alles zal in Gods licht bekeken worden. Ook de boodschap die gebracht wordt, kan toetsing aan Gods goede gedachten niet ontberen. Betekent dat dan dat je het buiten de samenkomst niet over de het woord mag hebben? Dat zal geen weldenkend mens willen beweren. Maar het profetische woord kan in je spreken zitten, waar je ook bent, of in je gebed. Alleen maar in een gebed dat in de samenkomst uitge­sproken wordt? Dat is een benauwd idee! Je mag leven uit Gods gedach­ten en die mag je met elkaar delen, waar en wanneer dan ook. En in Pinksteren mag je je uitstrekken naar nog veel meer Geestes-gaven; het staat niet voor niets in het meer­voud!

Maar bovenal mag je je openen voor wat de Schrift noemt: de vrucht van de Geest. Die gaat boven de gaven uit. Paulus schrijft in Galaten 5 vers 22 en 23 (Gal. 05:22-23) wat de onderdelen of partjes van deze vrucht zijn. Prof. Brouwer ver­taalt dat als volgt: ‘De vrucht van de Geest daarentegen is: liefde, vreug­de, vrede, lankmoedigheid, vriende­lijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Tegen zulke dingen bestaat geen wet.’

De Heer geeft niet een enkel deeltje van de Geestesvrucht… nee, Hij geeft de vrucht in z’n geheel. Anders dan met de gaven van de Geest, want die geeft Hij aan een elk zoals Hij dat wil. Als wij echt naar het beeld van God willen veranderen – en wie wil dat niet? – zullen we er rekening mee moeten houden dat de gehele Geestesvrucht gaande­weg in ons leven tot ontwikkeling zal komen. Bij de Geestesdoop wordt de kiem van deze vrucht gelegd, en wij verheugen ons erop dat de vrucht van de Geest in al zijn facetten in ieders leven tot rijping komen mag. De Geest van de Heer werkt dat samen met de geest van de mens uit. Wat een onvoorstelbare genade!

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

De media overspoelen ons dag en nacht met alles wat er in deze wereld gebeurt. Rampen, gijzelingen, vliegtuigongelukken, overstromingen, enz. Het is allemaal binnen een half uur in de gehele wereld bekend. We zijn er zo aan gewend geraakt dat we er vrijwel immuun voor zijn geworden, behalve als het vlak bij ons in de buurt is en er zelfbij betrokken kunnen raken… Temidden van dit alles bevindt zich de Gemeente van Jezus Christus. Wij weten dat alles wat er in deze wereld gebeurt zijn oorsprong vindt in de strijd tussen de machten van goed en kwaad. En omdat wij een ‘andere wereld’ zijn binnengegaan, sinds wij overgegaan zijn van het rijk der duisternis in het Koninkrijk van het licht, laten wij ons geen angst aanjagen, maar we blijven ^kiardoor ook niet onverschillig tegenover al het onrecht en de ellen­de die er is. Dan zouden wij voorbij­gaan aan onze taak het nieuwe leven van Christus te openbaren door woord en daad, zoals Hij ook deed toen Hij op aarde was en daar­door ons grote voorbeeld is. “De dief (satan) komt niet dan om te stelen, en te slachten en te verdelgen: (maar) Ik (Jezus) ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10).

Het nut van de nieuwe bijbelvertaling

Op 27 oktober zal, in aanwezigheid van koningin Beatrix, de ‘Nieuwe Bijbelvertaling’ officieel gepresen­teerd worden. Aan dit project is elf jaar gewerkt en heeft 12 miljoen euro gekost. Vele kranten en bladen hebben in de afgelopen tijd al aan­dacht besteed aan deze gebeurtenis. Zo schrijft Elsevier dat het de bedoe­ling is om met deze nieuwe uitgave een zo groot mogelijke groep Nederlanders en Belgen te bereiken en dat er kerkelijke edities in twee- kolomsdruk komen en meer literair- culturele edities in eenkolomsdruk. Het blad schrijft: “De vraag is natuurlijk waartoe al die moeite wordt gedaan. Zijn er niet al genoeg vertalingen?”

Vertalingen

De in het Nederlands taalgebied bekendste vertalingen zijn:

  1. De Statenvertaling. Deze kwam in de periode 1625 tot 1637 op last van de Satenvertaling tot stand. Elsevier schrijft: “Geen boek heeft een grote­re invloed op de Nederlandse taal en cultuur uitgeoefend dan deze Statenbijbel”. Het is nog steeds de enige erkende en gebruikte bijbel­vertaling bij de rechts-orthodoxe pro­testanten.

De NBG-vertaling oftewel Nieuwe Vertaling die in 1951 tot stand kwam en waaraan tientalen jaren is gewerkt. In de tweede helft van de vorige eeuw en ook nu is dit nog steeds de meest gebruikte vertaling, zeker bij de Protestanten. (Ook in de artikelen van Levend Geloof wordt deze vertaling gebruikt. Bij het cite­ren uit andere vertalingen wordt dit er meestal bij vermeld).

De Willibrordvertaling kwam in 1975 tot stand op initiatief van de Katholieke Bijbelstichting. Bij de Katholieken de meest gebruikte ver­taling waarvan in 1995 een herziene uitgave tot stand kwam.

De Groot Nieuws Bijbel (versche­nen in 1993 en herzien in 1996) waarbij de klassieke teksten in een­voudig Nederlands werden gepre­senteerd. Deze vertaling heeft echter nooit grote opgang gemaakt. Verder kunnen nog genoemd wor­den de Leidse vertaling verzorgd door zogenaamde moderne theolo­gen. Heeft vooral ingang gevonden in vrijzinnige kringen. De vertaling van de Utrechtse hoogleraren Obbink en Brouwer die in 1924 werd uitgegeven. De Canisiusvertaling (1934) was een vertaling uit de grondtekst en werd vooral bij de katholieken populair. De Luthervertaling die al in 1522 werd uitgegeven was een vertaling van Luther uit de grondtekst. Ook is de Bijbel in het Fries vertaald en bij­belgedeelten in dialect. Daarnaast zijn er allerlei ‘vrije interpretaties’ van de Bijbel, dus geen vertalingen, zoals Het Boek en ‘Het verhaal gaat’ van Ds. Nico ter Linde.

Toegankelijk Nederlands

Het doel van de dit jaar verschijnen­de nieuwe bijbelvertaling (NBV) is om het oorspronkelijke Hebreeuws, Aramees en Grieks om te zetten in ‘natuurlijk Nederlands’, in de taal die standaard kan worden voor de eerste helft van deze eeuw. Zowel de spreek- als de schrijftaal is uiteraard aan voortdurende verande­ringen onderhevig. Men is zo zorg­vuldig mogelijk te werk gegaan. Ruim honderd personen – vertalers, neerlandici, bijbelwetenschappers, literatoren, meelezers, supervisoren en begeleiders – uit twintig verschil­lende kerk – en geloofsdenominaties hebben zich met de vertalingen bemoeid.

Een gigantische klus, waarbij soms sterke meningsverschillen optraden. Bijvoorbeeld bij de vertaling van de Hebreeuwse Godsnaam JHWH viel de keus toch uiteindelijk op het tra­ditionele ‘Heer’. Men probeerde ‘doeltaalgericht’ en ‘brontekstge­trouw’ te werk te gaan. Ook werden ouderwetse woorden als ‘gij’ vervan­gen door ‘u’ of ‘jullie’. Of een en ander aan zal slaan is natuurlijk afwachten, maar het Bijbelgenootschap hoopt toch dat eind 2005 zo’n zeshonderdduizend exemplaren hun weg naar de lezers gevonden hebben.

Waar gaat het om?

Tenslotte – en dat is naar onze mening het belangrijkste bij het lezen van de Bijbel in welke vert­aling dan ook: Lezen wij de Bijbel als een literair boek, een boek met verhalen uit de oudheid en interes­sante wijsheden? Of raakt het ons hart, verandert het ons leven in posi­tieve zin? En om dat laatste gaat het uiteraard. Daarbij dienen we ons te realiseren dat de Bijbel geen wet­boek is met alleen maar geboden en verboden, maar een ‘leefboek’. Het laat ons zien wie God is en wie Jezus Christus is. Hoe de mensen leefden met en zonder Hem. En wat het allerbelangrijkste is: de ware betekenis van datgene wat we lezen in de Bijbel dringt pas door tot ons hart en komt pas echt tot leven als we daarbij geïnspireerd worden door de Geest van God. Alleen door de heilige Geest gaan we ontdekken en beleven dat het niet gaat om de letter, maar om het leven, het echte leven zoals God dat voor ieder mens bedoeld heeft. We zijn Zijn schep­pingen en Hij heeft ons onvoorstel­baar lief. En om Zijn goedheid en liefde tenvolle te kunnen beleven is het Zijn diepste verlangen dat we voortdurend in Zijn gemeenschap gaan leven.

 

De onmisbaar­heid van visie

Zomaar een krantenkop: “AVRO-top weg door gebrek aan visie”. Het bericht maakt melding dat de omroep de tweehoofdige directie na aanhoudende meningsverschillen ontslagen heeft. Het bestuur verwijt hen onder andere “gebrek aan een eenduidige visie op het te voeren beleid”.

Het laat zien hoe belangrijk visie is en dat geldt uiteraard ook voor iede­re christen die zich bewust is te staan in dienst van Gods Koninkrijk.

“Waar visie ontbreekt komt het volk om” is niet zomaar een gezegde maar toont de noodzakelijkheid van visie die de Heer wil geven aan iedei die zich daarvoor openstelt. Natuurlijk is daarbij kennis en onderscheiding ook van groot belang. Onze tegenstander zal vast­houden aan zijn doelstelling ons op het verkeerde been te zetten, maar het zal hem niet lukken ons van de juiste weg af te brengen als we ons bewust zijn dat we kennis kunnen vergaren uit de Bijbel onder leiding van Gods Geest en door diezelfde Geest ook ‘onderscheiding der gees ten’ hebben ontvangen zodat we weten te onderkennen of iets goed of verkeerd is. Als we zo de Heer i dienen ontwikkelt zich visie waar­door we in overeenstemming met wat Hij van ons verlangt, kunnen spreken en handelen.

Het verlangen naar verandering

De herdenkingsbijeenkomst na he overlijden van de volkszanger Andre Hazes in de Arena in Amstedam werd bijgewoond door 50.000 fan en nog eens 5 miljoen mensen vol den het programma via de televisi Zelfs in het buitenland was men verwonderd dat in het nuchtere Holland zoveel mensen zich betrokken voelden bij dit overlijden. Het NOVA-televisieprogramma ging er ook op in en maakte een vergelijking met het het heengaan van de adspirant-politicus Pim Fortuin enkele jaren geleden, toen ook vele’ duizenden geëmotioneerd waren daarbij te kennen gaven: we voelen zich met hem verbonden, hij was één van ons. In de genoemde reportage tooonde men ook enkele van vele duizenden brieven die na zij heengaan binnenkwamen en wat duidelijk tot uiting kwam hoe velen Pim Fortuin een soort verlosser zagen, zelfs het woord messias werd genoemd…

Vooral sprak uit de reacties van velen de ontevredenheid waarmee men in het leven stond ten aanzien van de politiek en de samenleving. Nu was er eindelijk iemand die doorgaf wat er leefde in hun harten en die aangaf hoe alles veranderen moest en kon als men hem verder ging vertrouwen en navolgen…

Invulling

Dit verlangen naar verandering leeft bij velen, er is een leegte in hun har­ten en men gaat dan uitzien naar iemand die aan dit verlangen invulling geeft. Maar dan blijkt maar al te vaak dat er aan dit verlangen naar verandering geen werkelijke invul­ling wordt gegeven en slaat de teleurstelling toe. Gedesillusioneerd leeft men verder in de stille hoop dat er weer iemand zal opstaan waaraan men zich vast kan klampen… Als christenen weten wij dat er wél iemand is die aan de verlangens van wat er leeft in de harten van de men­sen invulling kan geven. Het is Jezus Christus, de Zoon van de levende God. Maar hoe komt het dan dat velen Hem toch afwijzen en niets met Hem te maken willen hebben en van de redenen is dat velen teleurgesteld zijn in christenen die ze kennen. ‘Als ik zó zou moeten leven als die of die doet, dan hoeft het voor mij niet…’ is een bekende uitspraak. Vaak terecht want het leven van heel veel christenen is dik­wijls niet in overeenstemming met datgene wat Christus bedoeld heeft. Deze opmerking is niet bedoeld als veroordeling van medechristenen maar wel om ons zélf af te vragen: in hoeverre ben ik zelf een échte christen? Velen zijn alleen maar in naam christen, vaak uit traditie maar zonder dat er een werkelijke levens­verandering door bekering en

wedergeboorte heeft plaatsgevonden. Anderen die dat wel hebben meege­maakt zodat hun leven veranderd is en weten ‘ik ben nu van een zondaar een kind van God geworden’, zijn vaak in het beginstadium van het geloofsleven blijven steken. Er heeft geen verdere geestelijke groei plaats­gevonden terwijl dat toch noodzake­lijk is om het volwassen stadium in Christus te bereiken. En dan bedoe­len we niet alleen een theoretische groei in kennis en inzicht, maar vooral ook in de beleving daarvan in het gewone leven van elke dag. We zijn veranderd… om verder te veran­deren, zodat we meer en meer echte beelddragers van Christus worden.

 

De onterechte kritiek op Robert Schuller

Al eerder publiceerden wij in ons blad een berichtje over deze Amerikaanse predikant die, samen met zijn zoon, iedere zondag onder de titel ‘Hour of Power’ een televisie­kerkdienst verzorgd vanuit de Chrystal Cathedral in Californië (USA). Wekelijks kijken meer dan 30 miljoen mensen over de gehele wereld naar deze dienst. (In Nederland is de uitzending iedere zondagmorgen van 9 tot 10 uur op RTL5).

Zoals ons kopje al aangeeft vinden we de kritiek die er soms op deze uitzendingen in Nederland en België wordt geuit, vaak onterecht. Immers het evangelie wordt op een duidelij­ke en eigentijdse wijze verkondigd en spreekt, gezien de positieve reakties, velen aan. Daarbij legt Schuller vaak accenten die anderen achterwe­ge laten en toch voor hen die in dienst van Gods Koninkrijk staan erg belangrijk zijn, zoals het tot ont­wikkeling brengen van de creatieve mogelijkheden die in ieder mens aanwezig zijn.

Natuurlijk is het Amerikaans en hoeft men niet op alles ‘ja en amen’ te zeggen, maar om nu met allerlei negatieve opmerkingen te komen, zoals we enige tijd geleden lazen in een geschrift dat ons werd toegezon­den en wordt uitgegeven door een comité dat zich uitgeeft als ‘verdedi­gers van de Bijbel’, slaat nergens op. Eén voorbeeld: Schuller zou de Bijbel op de lessenaar laten liggen en nooit in de hand nemen… Kritiek hoeft niet altijd verkeerd te zijn, zeker niet als het gefundeerd is op feiten, maar als het ongegrond is en alleen maar bedoeld is om iemand in een verkeerd daglicht te stellen, is het natuurlijk te allen tijde af te wijzen.

Soms speelt bij kritiek ook afgunst of jaloezie een rol. Men kan dan de zon niet bij iemand anders in het water zien schijnen of men denkt dat Gods Geest precies zo werkzaam moet zijn zoals men hetzelf ervaart of erover denkt.

In de dagen van Jezus was dat ook al het geval. Bijvoorbeeld toen Johannes tot Jezus zei: “Meester, wij hebben iemand in uw naam boze geesten zien uitdrijven en wij wilden het hem beletten, omdat hij niet met ons U volgt”. Dan zegt Jezus tot hem: “Belet het niet, want wie niet tegen u is, is vóór u” Lucas 9 vers 49 en 50 (Luc. 09:49-50). Het is belangrijk dat we in de tijd waarin wij leven niet elkaar gaan bekritiseren of bestrijden, maar de werkelijke vijand die door Jezus al wordt omschreven als ‘mensen­moordenaar vanaf het begin’ Johannes 9 vers 44 (Joh. 09:44). En deze vijand kan alleen met geestelijke wapens bestreden en overwonnen worden. En wat Robert Schuller betreft: Laten we blij en dankbaar zijn dat velen die niet (meer) in kerk of samenkomst komen, op deze wijze toch in aanraking komen met het evangelie.

 

De heiliging van Gods naam door Duurt Sikkens

In het bekende gebed dat wij kennen als het ‘Onze Vader’, komt onder andere de zinsnede voor “Uw Naam worde geheiligd”. Veelal wordt dit uit­gesproken zonder er bij na te denken wat de betekenis ervan is. In dit arti­kel gaat Duurt Sikkens in op wat deze woorden werkelijk betekenen. Daarbij komen ook andere aspecten van de naam van God aan de orde en ook het woord ‘heiligen’ wordt op duidelijke wijze belicht (-red.).

Een betekenisvolle naam is, eenvou­dig gezegd, de kortste definitie van iemands persoonlijkheid. De naam Jezus, de latijnsgriekse vorm voor het Hebreeuwse Jehosjoea/Jozua, betekent: “JHWH redt, verlost”. Gods naam, weergegeven door vier letters, wordt door de Joden nooit, genoemd; uit eerbied zegt men doorgaans: ‘De Naam’, zoals ook Johannes suggereert in z’n derde briefje  Johannes 1 vers 7) waarbij tevens de naam van Jezus wordt bedoeld, want die sprak en handelde altijd namens zijn Vader.

Waarom? Omdat hij uit zichzelf niets kon doen of hij moest het z’n Vader hebben zien doen. De naam JHWH kent vele vertalin­gen, liever gezegd omschrijvingen van de betekenis die alle cirkelen rond het werkwoord ‘zijn’: “Ik zal zijn die Ik ben” of “Ik ben de Zijnde, de Aanwezige”. De mooiste vind ik: “Ik ben”. Het werkwoord ‘zijn’ bete­kent hier meer dan alleen maar ‘bestaan’. Het drukt ook een bewe­ging uit, een gebeuren. Wanneer God zegt: “Er zij licht”, dan gebeurt er wat, it happens.

De heiliging van Gods naam

Waarom ik ‘Ik ben’ de mooiste vind? Omdat Jezus dit ook van zichzelf zegt, bijvoorbeelde in Johannes 13 vers 19 en Johannes 18 vers 6 tot en met 8 (Joh. 13:19 en Joh. 18:06-08) waar in de grondtekst het woordje ‘het’ ont­breekt. Daarmee laat hij zien (en horen) dat hij geboren is uit de Vader en daarmee een weergave, een afdruk van Diens wezen. Ze zijn één, eenstemmig.

Gods naam is ‘liefde’

Wat mooi als je de naam van je Vader draagt en nog meer wanneer je door die naam gedragen wordt. En die naam is ‘liefde’, want hoe zul je ‘zijn’ zonder liefde, zonder te beseffen dat je wordt liefgehad? Dat is de ‘rots’ waarop je (be)staat: Iemand houdt van mij. Gods wezen is liefde, Zijn aard is liefhebben. Dat was aan Jezus te merken. Vandaar dat hij bij zijn laat­ste woorden tijdens het paasfeest over zijn volgelingen spreekt en tegen zijn Vader zegt: “Ik heb hun Uw naam bekend gemaakt en ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmee U mij hebt liefgehad, in hen is en ik in hen”. Wat een ontroe­rende, testamentaire uitspraak: Een vernieuwde verbinding, een nieuw verbond.

In een gebed, dat gemakshalve ‘Het Onze Vader’ wordt genoemd en dat helaas bij velen tot een ritueel is ver­worden, staat onder meer de zin: “Uw naam worde geheiligd”. Ik denk dat ‘heiligen’ hier de betekenis heeft van ‘louteren, zuiveren’. In een oud woordenboek las ik: ‘De onheili­ge, ongoddelijke natuur wegnemen’. Dat vind ik heel mooi, want miljoe­nen mensen geloven nog steeds dat goede en kwade dingen uit een en dezelfde hand komen, waarbij het kwade, dat uit God zou komen, jou overkomt, opdat het een uitwerking ten goede voor je heeft. Zo van: het zal wel ergens goed voor zijn… of:

God is groot, zijn wil geschiede. Er zijn er die deze redeneringen gebruiken als bemoedigingen. Met Job zeg ik dan maar: “Jullie zijn alle­maal miserabele vertroosters”. “Jullie troosten met iets kwaads” – Job 16 vers 2 (Job 16:02).

Een niet bestaande combinatie

Wat is God in de loop der tijden al veel toegeschreven waarin Hij Zijn hand nooit heeft gehad. Alle ellende, ziekte, dood, rampen werden Hem toegedicht en heel vaak wordt Hem toegevoegd of het zo langzamerhand geen tijd wordt ‘dat Hij d’r wat aan doet…’

Alle misvatting is al in het paradijs Jegonnen: Alsof God goed én kwaad “Kent. De combinatie bestaat niet eens in Hem omdat het elkaar niet verdraagt. Want wat hebben licht en duisternis gemeenschappelijk? De naam van die afschuwelijke ‘boom’ is al een leugen: Hij lijkt mooi en goed, maar je gaat er geestelijk aan dood. Dat is niet goed. En eeuw na eeuw heeft God gepoogd Zijn naam te zuiveren, via Zijn mensen, om dat totaal foute beeld bij te stellen. Vele profet(ess)en hebben gesproken over een enige, ware God, maar velen wil­den niet “naar Zijn stemme horen, ze verlieten Mij en hebben zich andere goden verkozen”, ok vandaag de dag willen velen lie­ver een andere God, een andere Jezus, een andere geest aanbidden. Moet je Paulus daar maar eens over horen 2 Korinthe 11 vers 3 tot en met 5 (2 Kor. 11:03-05). Het zit zo diep in het religieuze denken dat het bijna onuitroeibaar lijkt: God andere eigenschappen toeschrijven dan de ware.

In Exodus 20 vers 1 (Ex. 20:01) staat de overbe­kende zin: “Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht heb­ben”. Wanneer andere godsbeelden, ideeën over God, tussen Hem en de mens staan, verduisteren deze het zicht op Hem. Je ziet Hem niet

goed, het zicht raakt vertroebeld en je raakt in verwarring. Geen wonder dat Jezus’ belangrijkste zendingsop­dracht was te vertellen wie God echt is zodat gelovige mensen Zijn Vader zouden leren kennen. Hij wilde Gods naam, Zijn wezen bekend maken en vertellen dat Hij één is, niet dubbel, niet voor tweeërlei uit­leg vatbaar. Het is hem door velen niet in dank afgenomen… Ditzelfde zinnetje aan het begin van de ’tien geboden’ kan ook anders worden gelezen: (zo letterlijk mogelijk) “Hij zal voor jullie niet zijn (als) goden (van) anderen voor mijn aange­zicht”.

God is totaal anders

God weigert te zijn als een god die wordt voorzien van allerlei eigen­schappen van afgoden, maar dan natuurlijk wel ‘almachtiger’ en ‘gro­ter’ en sterker’ en laat alle ‘super­latieven er maar op los. In dat spoor wordt onze bescheiden Voorganger uiteraard een ‘Superstar’. Het is alle­maal zo heidens als de pest. God is zo helemaal anders dat juist dat zo ongelooflijk is… Jesaja verzucht  in Jesaja 46 vers 5 (Jes. 46:05): “Met wie willen jullie Mij vergelijken en gelijkstellen, aan wie Mij gelijk achten dat wij elkaar gelijk zouden zijn?” En Job: “God blijft zichzelf gelijk”. Wanneer de Vader van Jezus, onze Vader, ‘ontheiligd’ wordt met vreem­de en onberekenbare eigenschappen wat voor Godsbeeld heb je dan? Het verdrietige gevolg is dat de gebe­den erop afgestemd worden. Ik bedoel dit: Als je denkt dat het een oorlogsgod is, ga je heel krijgshafti­ge taal bezigen (Het hele woord ‘held’ of afgeleiden daarvan komen niet voor in het Nieuwe Testament).

Als je het beeld hebt van God als een onberekenbare, grillige figuur, dan moet-ie vermurwd worden, gevleid of geprezen tot je er bij neer­valt. Of moet Hij soms een contra­prestatie leveren voor jouw slaafse inzet? Dan ben je misschien wel uit Egypte geleid, maar ‘Egypte’ zit nog diep in je hart (De tien geboden wor­den niet zonder bijbedoeling in ‘steen’ gegrift (!). Talloze godsvoor­stellingen zijn er bedacht door de vader der leugen. Zelf heb ik me daaraan vroeger ook ‘schuldig’ gemaakt, want je hoorde het zo en dan hoort het zo… Gelukkig, en dat zeg ik uit de grond van mijn hart, heb ik de Vader beter leren kennen.

Je zal een natuurlijke vader hebben met zoveel gezichten, dan krijg je een ellendige opvoeding in een kli­maat van grote onzekerheid: je weet nooit wat je aan Hem hebt. Hoe zou je Hem dan geloven, vertrouwen. Om over toevertrouwen maar hele­maal niet te spreken.

Geen onzekerheid meer

Het is daarom zo wezenlijk te besef­fen wat Jezus bedoelt met: “Ik heb hun Uw naam bekend gemaakt en ze hebben aangenomen wat ik heb gezegd en hebben erkend dat ik van U ben uitgegaan”. Dat maakt een eind aan alle onzekerheid, dat geeft de moede rust, geeft de zwerver een veilige herberg. De ‘Ik ben’ heeft Zijn naam op je gelegd zodat jij ook mag worden wie je eigenlijk bent. Je leert langzaam en zeker Zijn natuur kennen: goed, bescheiden, zonder enige vorm van uiterlijk vertoon. Hij is de werkelijke enige God. De waarheid is niet ‘iets’, maar iemand. En wie uit Hem gebo­ren is ook waar. Eerst in beginsel, maar langzamerhand groeiend tot de volle waarheid, omdat je zo bemind wordt. Je wordt bewaard in Zijn liefde. Jezus bad: “Vader, bewaar ze in Uw naam”. De naam, ontdaan van alle eigenschappen die de tegenstander op Hem heeft geprojecteerd. “Uw naam, zo zonde­loos, zonder geweld, zo mooi, zo licht, worde vrijgemaakt van alle onheilige voorstellingen. In Uw naam zit geen kwaad”.

 

Jezelf aanvaarden; is dat mogelijk? Door Paul de Groes

In dit artikel geeft Paul de Groes ant­woord op de vraag of ‘jezelf aanvaar­den’ mogelijk is. In het januari/febru­arinummer publiceerden wij onder de titel ‘God temidden van de goden’ het eerste artikel van deze schrijver, die medeoudste is van de volle evangelie gemeente te Koudum (Fr.). Dit nieu­we artikel begint met een kort per­soonlijk getuigenis van de schrijver. (De volle evangelie gemeente Z. W. Friesland in Koudum houdt iedere zondag om 9.45 u. een samenkomst in Boerderij ‘De Regenboog’, Hoofdstraat 49 in Koudum. Verdere inlichtingen kunt u verkrij­gen bij de secretaris van deze gemeen­te, H. J. W. Aarts, te Parrega.

Iets over mijzelf

In de eindjaren zestig was ik 20 jaar en werd gegrepen door het enthou­siasme van de toenmalige Jezusbeweging. Het gevolg was dat ik koos voor het geven van onderwijs aan kinderen. Helaas wilden de meeste protestants-christelijke lagere scholen liever mensen uit de geves­tigde kerken. Zelf wilde ik toenter­tijd niet voor een rooms-katholieke lagere school staan omdat ik zelf van rooms-katholieke huize ben. Doordat de Jezusbeweging toch wel protestantse roots had, kreeg ik bedenkingen tegen de paus Maria, enz. Ik denk daar nu wel iets genu­anceerder over. Ik wilde ook niet op een openbare school. (Ik vind het nu jammer dat ik toen zo dacht, maar goed ik wist toen niet beter). Geen werk dus op een lagere school maar wel wilde men op het voortge­zet onderwijs ‘gedreven leraren’ heb­ben. Zo kreeg ik in Koudum aan de scholengemeenschap een aanstelling als godsdienstleraar. Mijn toch wel beperkte bijbelkennis en kennis van dogmatiek (=geloofsleer) werd op de pedagogische academie slechts beperkt. Omdat ik zinnige lessen wilde geven, mag ik een 3e en 2e graadsstudie ben gaan doen aan de Noordelijke Leergangen in Leeuwarden.

Ondanks de wetenschappelijke aan­pak van het geloof aldaar heb ik vol­gens mijzelf mijn geestelijk leven tij­dens deze opleiding zeer verrijkt. Mijn wedergeboren broeders en zus­ters lieten echter nogal eens merken dat de modernistische bestudering van het geloof je eigen geloof wel zou kunnen stukmaken. Ik was daar echter niet bang voor want mijn geloof in Jezus was en is niet gebasseerd op traditie of kennis maar in de eerste plaats op een persoonlijke ervaring.

Jezelf aanvaarden.

Ik heb gemerkt, in mijn taak als oudste in de volle evangelie gemeen­te “Op Stap” in Koudum en ook in de tijd als leraar en momenteel als vertegenwoordiger, dat het voor veel mensen best moeilijk is om zichzelf te aanvaarden zoals men is. Er zijn zeer veel mensen met een negatief zelfbeeld. Zo’n mens loopt het gevaar te gaan denken dat hij niet in staat zou zijn om iets goeds te bewerken.

Tijdens mijn studie las ik een studie van een christen filosoof Romano Guardini (1885-1968) en dit sprak mij erg aan. Ik heb veel mensen vooral jongelui, maar ook mijzelf beter leren begrijpen door zijn over­denkingen. In het vervolg wil ik pro­beren daar iets meer van te vertellen. Als je het hebt over “jezelf” dan spreek je over het “ik”. Het ik is voor ons tweeledig. Allereerst is het “ik” voor de mens vanzelfsprekend, ten tweede is het “ik” voor de mens vreemd!

  1. Het “ik” is vanzelfsprekend: Het “ik” is voor een mens de kern van al het andere. In het centrum van het bestaan staat het ‘ik’. Daarheen vinden we de volgende opeenvolgende omgevingen: het lichaam; het gezin; de directe omge­ving; het land en tenslotte de wereld. Bij alles wat de mens waarneemt is zijn “ik’ aanwezig. De wereld is er niet zonder dit “ik”. Dit klinkt en is vanzelfsprekend. We staan er alleen niet zo vaak bij stil. Zonder dat we het ons bewust zijn veronderstellen we dat het “ik” bij elke waarneming of ervaring aanwe­zig is. Zo is voor een ieder de wereld zijn of haar “wereld” , een andere bestaat niet. Het “ik’ is zo gezien onvermij­delijk en noodzakelijk. Het “ik” is hetgeen diep in alles is. Het “ik” is het meest nabije. Nabij tot in het inwendigste van onze geest.
  2. Het “ik” is vreemd voor de mens: Het “ik” is voor de mens niet alleen vanzelfsprekend maar het is tegelij­kertijd ook merkwaardig of vreemd. De vraag “Wie ben ik?” “komt vroeg of laat op ons allemaal af, want ik ken mijzelf niet ik heb mijzelf niet gemaakt. De mens probeert zichzelf wel te doorzien te begrijpen. Anders gezegd:”Ik tref mijzelf aan.” Ik heb er niet voor gekozen mijzelf te zijn. Hieruit volgt dat de mens zijn “ik” heeft gekregen als een opgave, taak­stelling of roeping. “Ik moet degene zijn die ik ben ! “

Als de mens zo diepgaand naar zich­zelf, naar zijn “ik” kijkt dan is het gevaar niet denkbeeldig dat hij schrikt van zichzelf. Er zijn immers zoveel zaken die de mens doet en bewerkt die chaos, pijn en verdriet veroorzaken. Aanvaarding hiervan staat ons tegen, en is daarom erg moeilijk. Veel mensen hebben daar­door een negatieve kijk op zichzelf gekregen, zij hebben een zoge­naamd negatief zelfbeeld. De meest extreme vorm daarvan is zelfmoord. Natuurlijk kom je het tegenoverge­stelde ook wel tegen; mensen die de ogen voor het negatieve sluiten en rondlopen met een flinke portie zelfingenomenheid.

Voor veel mensen is het, gezien hun situatie (denk maar eens aan ziekte

of armoede of verlies van geliefden) erg moeilijk om zichzelf te zijn. Zij

worstelen met de vragen: Waarom ben ik er eigenlijk en waarom ben ik er eigenlijk niet?

Waarom ben ik zoals ik ben?

Waarom heb ik zulke genen?

Er is op deze vragen, wetenschappe­lijk gezien, geen afdoende antwoord uit de wereld te krijgen. Niet uit de geschiedenis en niet uit de biologie. De mens kan zichzelf niet verklaren, hij zal er mee moeten leven.

Het antwoord komt van God

Alleen vanuit iets boven de mens, vanuit iets hogers kan de mens zich­zelf verklaren en dan bedoel ik van­uit de wil van God. Zo gezien is God werkelijk en noodzakelijk. In de bijbel lezen we dat God zich­zelf openbaart aan Mozes op de berg Horeb. Hij maakt Zich daar bekend met de naam “Ik ben die Ik ben” of ook wel “Ik ben die is en Ik zal zijn”.

Deze naam van God geeft aan dat Hij geen naam heeft die van deze wereld komt. “Mijn naam”: zegt God is de manier waarop “Ik ben”. Alleen “Ik ben” zo puur, noodzake­lijk en volkomen vrij. Deze God heeft de mens en dus ook mij geschapen en Hij heeft mij dus gewild! Dit ontkennen geeft leegte en vraagtekens, temeer als de mens kijkt naar de ellende en wanorde in de wereld. Ook in de mens is die chaos. Dit leidt vervolgens tot angst. (Angst is volgens de moderne filoso­fen: “Het zichzelf beleven met het besef van eindigheid cq. dood ofte­wel de mens voelt zich door de leeg­te, de zinloosheid en dood bedreigd). In het paradij sverhaal daarentegen is het besef geschapen te zijn en dus een begin en een eind te hebben in God. Dit is echter geen angstige situatie, doch een paradijselijke!

Omdat God zich hier wil laten ken­nen en Degene wil zijn Die aan het begin én het einde staat. Ondanks geloof in deze God blijft er bij veel mensen angst, omdat de mens niet handelt naar zijn oor­sprong. Hij onteert zichzelf door moord of doodslag, door hoogmoed en in de meest extreme vorm door oorlog en geweld.

God zelf houdt als Schepper alles in stand en als zodanig accepteert Hij de mens. Indien de mens God lief­heeft, dan mag de mens zichzelf ook nooit zo beoordelen dat hij zijn “ik” veroordeelt. God roept ons op om onszelf te accepteren. In Jezus Zijn Zoon toont hij de mensheid Zijn liefde en door Zijn Geest leert hij de mens die Hem toelaat in zijn bin­nenste (‘ik’) om zichzelf te accepte­ren oftewel te aanvaarden dat voor ieder mens zijn “ik” zijn specifieke opdracht oftewel roeping is. De mens mag tijdens zijn bestaan vanuit zijn eigen “ik” gaan verstaan wat het betekent geschapen te zijn naar Zijn beeld en gelijkenis. Daarbij heeft God de Vader ons het grote voorbeeld gezonden namelijk Zijn Zoon. Jezus bleef immers ook in elke situatie trouw aan zichzelf dat wil zeggen aan Zijn roeping. Door zo te doen werd Hij tot zoen­offer voor ieder mens die Hem als zodanig wil aanvaarden. Jezus leerde ons bovendien dat God Liefde is en dat Hij het goede en het welgevallige en het volkomene wil. De mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, ontdekt in zich­zelf dit verlangen naar het goede, het welgevallige en het volkomene ook wel Sjalom genoemd of rijk Gods.

Onder leiding van de Geest van God mag de mens, nu schrijf ik dit bewust met hoofdletters, op weg gaan zijn eigen “Ik” te openbaren zoals God het bedoelt heeft. Ieder mag dat doen vanuit zijn of haar beginpunt hoe negatief of positief dit ook is.

 

Zachtmoedig of hardmoedig door Jildert de Boer

Wel eens gehoord van de’geest van Edom’? Jildert de Boer legt in dit arti­kel uit welke negatieve eigenschappen deze, zoals hij het formuleert, ‘anti- broederschapsgeest’ in zich heeft. Hoe kunnen we deze geest overwinnen zodat deze plaats moet maken voor een geest van zachtmoedigheid? Ook legt de schrijver op duidelijke wijze uit hoe zachtmoedigheid het klimaat is waarin broederschap tot ontwikke­ling komt (-red.).

De brutalen hebben nu vaak de ‘halve wereld’ volgens het gezegde, maar de zachtmoedigen beërven straks de (hele!) aarde Matteüs 5 vers 5 (Matt. 05:05). Wij zijn geroepen om alle zacht­moedigheid te bewijzen aan alle mensen Titus 3 vers 2 (Titus 03:02). Eén van de wezen­strekken in het leven van Jezus was zachtmoedigheid en nederigheid van hart Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29) en nu mogen wij dat aandoen Kolossenzen 3 vers 12 (Kol. 03:12) en er steeds meer van krijgen!

Er mag zich een volheid van godde­lijke natuur in ons ontwikkelen, opdat dit proces ook in de zonen Gods leidt tot de levende werkelijk­heid van: ik bén zachtmoedig gewor­den door de werking van de heilige Geest. Ook dit begint in ons nieuwe leven als een klein mosterdzaadje: ik héb een klein beetje zachtmoedig­heid, dat mag uitgroeien tot een voorraad aan deze goddelijke deugd. In het Oude Verbond was Mozes de zachtmoedigste van alle mensen Numeri 12 vers 3 (Num. 12:03). Hij had behoorlijk veel zachtmoedigheid en geduld geleerd bij het vele jaren lang hoeden van de schapen van Jethro. Op de kwaad­sprekerij en rebellie van Mirjam en Aaron reageerde hij niet met boos­heid, maar liet het aan God over om hem te rechtvaardigen en bad voor Mirjam toen zij melaats werd Numeri 12 vers 1 tot en met 16 (Num. 12:01-16).

Toch viel hij op het laatst terug in een oude kwaal: de opvliegende drift kreeg hem opnieuw te pakken, zodat hij op de rots sloeg. Mozes vond het volk weerspanning, maar verstond nog niet dat hijzelf voet had gegeven aan de geest van weerspannigheidNumeri 20 vers 10 en Numeri 27 vers 14 (Num. 20:10 en Num. 27:14). In het Oude Verbond lezen we bijvoorbeeld ook: “een zachtmoedig hart is leven voor het vlees, maar jaloersheid is vertering voor de beenderen” Spreuken 14 vers 30 (Spr. 14:30)

De geest van Edom

Als wij willen groeien in God, dan komen wij harde, ongevoelige plek­ken bij onszelf tegen. De werking van harde machten kan ons parten spelen en onze ontwikkeling afrem­men. Wanneer wij ons erin oefenen, om alle zachtmoedigheid te bewij­zen aan alle mensen, dan passe­ren wij een geest van onverschillig­heid, die kenmerkend was voor Ezau Hebreeën 12 vers 18 (Heb. 12:18) en komen we ons tekort tegen aan de goede geest van bewogenheid en ontferming. Hiervan kunnen we ons reinigen losmaken, als wij hier elementen van herkennen in ons eigen leven. De enige hardheid, die ons past, is een harde opstelling tegenover zonde en tegenover de boze. Alle andere hardheid is hoogmoed, zelf­handhaving, onverzettelijkheid, weerspannigheid en ongezeggelijkheid.

De hoofdstad van Edom, Bozra Jesaja 63 vers 1 (Jes. 63:01), betekent ‘versterkte plaats’. Edom is een beeld van de vleselijke gezindheid. De geest van Edom is een sta-in-de-weg voor broederschap, zoals eertijds bleek in de verhouding tussen Jacob en Ezau, waardoor zij bij elkaar weg gehouden werden.

Het fort van zelfverdediging en hard handelen over of zelfs veroordelen van andere broeders en zusters moet geslecht worden. Als dit bolwerk, waarin de vijand zich verschanst, valt, kan Jezus mij Zijn zachtmoe­digheid leren. Dan is het afgelopen met het vervolgen van onze broeder met het ‘zwaard’ en het verstikken van het medelijden (het funeste den­ken over de ander in de trant van: ‘net goed’) en kunnen Bozra’s burchten verteerd worden. Het resultaat van het vallen van dit bas­tion van hardheid, eigen gelijk, zelf­rechtvaardiging, leedvermaak, laste­ren, wraakzucht Ezechiël 25 vers 12 (Ez. 25:12) en minachting Ezechiël 36 vers 5 (Ez. 36:05) is dat er gn de ‘broederbond’ gedacht kan worden! Amos 1 vers 9 tot en met 12 (Amos 01:09-12). De geest van Edom is sterk in het ondermijnen van broederschap en het plaatsen van wiggen, die twee­spalt in broederschap teweeg bren­gen. Uiteraard worden dit onder­steund met ‘harde meningen’ en ‘hooghartige sterkte’. Laten we de werking van deze geestesmacht, die aansluiting zoekt bij een vleselijke gezindheid, meer in het vizier krij­gen, opdat we niet het rijpen van de goede Geestesvrucht van zachtmoe­digheid teniet doen of beperken. De Here heeft gesproken: “Ik schil Esau af en leg zijn schuilhoeken bloot, wil hij zich verbergen, hij kan niet” Jeremia 49 vers 10 (Jer. 49:10). Elke resterende werking van Edom mag aan het licht komen, opdat wij Gods gericht erover kunnen uitoefenen. Gaandeweg kunnen zo verlossers (heilanden, zegt de Statenvertaling), dat wil zeggen zonen Gods, de berg van Sion (beeld van Gods goede Geest) bestijgen (in toenemende hei­liging) en het koningschap zal zijn aan de Here Obadja 1 vers 21 (Ob. 01:21).

Overmoed en moedeloosheid

Als wij ten strijde optrekken tegen Edom Obadja 1 vers 1 (Ob. 01:01), dan komen wij d ver moed tegen Obadja 1 vers 3 (Ob. 01:03). Daar vordt gesproken over Edom dat het trots is, een hoge woning heeft. Zelfs als wij ‘in de overwinning’ en ‘in de lofprijzing’ staan, bestaat er het gevaar om overmoedig te wor­den. In Sefanja 3 vers 11 (Sef. 03:11) staat dat God uit uw midden de hoogmoedig juichenden verwijderen zal. “En voortaan zult gij niet meer overmoedig zijn op mijn heilige berg”. Gods bedoeling is: “opdat zij Hem dienen met éénparige schouder” Sefanja 3 vers 9 (Sef. 03:09). Op die wijze ontstaat er heerlijke broederschap! Er blijft over een gebogen(!) en gering volk (=nederig op aarde) en wie schuilen bij de naam des Heren Sefanja 3 vers 19 (Sef. 03:19). Typerend voor hardheid is nu juist onbuigzaamheid! De geest van Edom is erop uit, dat de ene schou­der de ander verdringt, wat leidt tot concurrentie en het zaaien van ver­deeldheid en jaloersheid tussen elkaar.

Het tegenovergestelde van overmoed is moedeloosheid, waarbij men de moed in God verliest. Men voelt zich daarbij niet zacht en ootmoedig in God, maar slap en gevloerd door de aanklager. Iemand merkte eens op: “geef nooit, nooit, nooit de moed op, dat is het allerdomste dat je kunt doen”.

Is zachtmoedigheid slap?

Als we lezen ‘zachtmoedigheid’, dan kan er onmogelijk iets slaps of weeks mee bedoeld zijn. De gedach­te dat zachtmoedigheid te maken zou hebben met tolerantie, toege­vendheid of mensenvrees is een misser, die verwarrend kan werken. Jezus was moedig in God tegenover de huichelarij van de Farizeeën, maar Hij was zacht in zichzelf, dat wil zeggen: altijd ontvankelijk voor en afgestemd op het spreken van de Vader. Dat gold ook voor het hoe en wanneer Hij zoiets moest zeggen als ‘adderengebroed’. Jezus doorzag de werking van religieuze, wettische en keiharde geesten en Stefanus onder­kende deze weerspannige machten ook Handelingen 7 vers 51 (Hand. 07:51). Zij baden allebei: “Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen” en “Here, reken hun deze zonde niet toe”. Daarin proef je hun liefde en hou­ding naar mensen, die zich helaas door machten der duisternis lieten dirigeren.

Jezus zei nooit iets uit eigen wil of op eigen aandrang! Hij nam altijd met een zacht hart het woord van de Vader aan en dat sprak Hij! Ook wij zullen noch een zachtgekookt ‘eitje’ of een zogenaamd ‘watje’ zijn in onze opstelling, noch een stoere, steile persoon die hard is geworden in leerstelligheid zonder leven. Laten wij niet links of rechts afwijken door of ‘soft’ en toegeef­lijk te zijn zonder pittige eigen iden­titeit, of superieure ‘hardliners’ te worden, die de leer goed op een rij­tje hebben, maar een zacht- en oot­moedige houding in hun leven mis­sen. De ‘hardmoedigheid’ van de geest van Edom doet zich mogelijk gelden en in een elitaire houding kan men zich isoleren van andere broeders, die toch voluit de weg van Jezus willen gaan.

Zachtmoedigheid in de praktijk

Hoe is het met ons? Wij die zo graag alle vuilheid en alle uitwas of resten van boosheid willen afleggen, nemen wij ook met zachtmoedig­heid het in ons geplante woord aan, dat onze zielen kan behouden? Jakobus 1 vers 21 (Jak. 01:21). En als het woord komt via de raad of vermaning van een ander ben ik dan zo zacht en zo moedig, om het aan te nemen en het in mij te laten planten?

Hoe treed ik op tegenover anderen? Toen sommigen van mening waren dat Paulus naar het vlees leefde, deed hij nota bene een beroep op hen bij de zachtmoedigheid en vriendelijkheid van Christus! 2 Korinthe 10 vers 1 en 2 (2 Kor. 10:01-02). Als wij geestelijk willen zijn of worden, moeten we leren terecht te helpen in een geest van zacht­moedigheid, ziende op onszelf Galaten 6 vers 1 (Gal. 06:01). (Merk op dat hier niet gesproken wordt over de ander met het vingertje terechtwijzen vanuit een harde, eigenlijk hautaine houding). Daar is moed in God voor nodig, Geestkracht, maar tegelijkertijd een zachte, ootmoedige houding wat mijzelf betreft, want ik mocht ook eens in verzoeking komen. Wel is duidelijk uit dit tekstgedeelte dat zachtmoedigheid een scherp sig­naleren inhoudt zonder bang te zijn, om zonodig te confronteren.

Daarom lezen we ook: “een dienst­knecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, gedul­dig, met zachtmoedigheid de dwars­drijvers bestraffende” 2 Timoteüs 2 vers 24 en 25

(2 Tim. 02:24-25). De gang van zaken wordt dus met het toepassen van zachtmoedig­heid niet op zijn beloop gelaten. In een conflictsituatie zijn zacht moedigen geen onderdeel van het probleem, maar een onderdeel tot een oplossing! Zij zijn niet uit op het halen van hun recht en gelijk, maar pleiten voor billijke en eerlijke verhoudingen.

‘Rekkelijken’ en ‘preciezen’

‘Superradicalen’, die rechtlijnig en precies zijn in de leer, kunnen fana­tiek worden en vele anderen maar slap vinden. Men is dan ‘hardmoedig’ geworden: hard in zichzelf, bijna onvermaanbaar en oncorri­geerbaar (want: “de Heer zegt dit en de Heer zegt dat” in het extreem charismatische doorgetrokken, ofwel “wij zijn het meest zuiver in de leer”). Zogenaamd zijn zulke men­sen moedig en fier in God, maar er zitten tevens machten der duisternis op het vinkentouw mee te vibreren. De meest nauwen in de leer staan in een gevaar van het alleen (denken te) weten en dit kan leiden tot, of een voedingsbodem worden van sek­tarisme (enigszins gechargeerd gezegd: ‘bij onze gemeente begint de victorie’!).

In tegenstelling daarmee worden anderen zo ‘rekkelijk’ of ‘gematigd’ dat ze in valse bescheidenheid de leer van het Koninkrijk der hemelen relativeren en identiteitsverlies lij­den door hun (te) ruime opstelling op het (al te) brede charismatische erf. Ook dan kan er terrein in de strijd in de hemelse gewesten wor­den prijsgegeven door het ‘gematigd, kalmpjes aan’ te doen. Eveneens kan dit gebeuren door allerlei charisma­tische groepen gelijk te schakelen, dus zonder naast de werking van heilige Geest de radar tot onder­scheiding van geesten in te schake­len. De geest van zachtmoedigheid verenigt het spanningsveld tussen ‘rekkelijken’ en ‘preciezen’. Zij zorgt voor een evenwicht tussen enerzijds moedig en radicaal te zijn zonder door te slaan in fanatisme en ander­zijds zacht en gematigd te zijn zon­der te verflauwen tot een lauwe levensinstelling. Zachtmoedigheid is het klimaat waarin broederschap gedijt!

Broederschap

Het gaat erom zacht te zijn ten opzichte van de zwakke, de geknakte en de ontmoedigde mens. Ben ik daarin vol van ontferming? Is mijn houding liefelijk of arrogant? Merk ik een gebrek aan interesse en bekommer ik mij weinig om zulke mensen? Van deze onverschillige, laat-maar-gaan- houding mogen we vrij worden, om voor anderen te leven. ‘Wat kan mij dat schelen’ en ‘wat kan mij hem/haar schelen’ zijn geluiden die uit gaan sterven in de gemeente van de levende God. Het zijn immers uitingen van de geest van Edom, die het mede-lijden wil verstikken. Deze geest drukt de broederschap weg. Kan ik met een zacht en ontvanke­lijk hart Gods stem verstaan, als die mij wijst op nog harde, ongevoelig plekken? Er bestaan vele soorten van hardheid, zoals onverdraagzaam­heid, kritiek, weerspannigheid en gebrek aan bewogenheid met warme ontferming. Laten wij niet op een menselijke wijze sterk zijn en het allemaal goed menen te weten vol­gens een koele, gestolde waarheid, waarin liefde en leven al te zeer ont­breken. Van harte zachtmoedig wor­den door de heilige Geest, dat trekt aan! Ook hen die eventueel nog slap zijn, in plaats van moedig in God. Denk aan Gods heerlijke belofte: “Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen” Sefanja 3 vers 19 (Sef. 03:19).

Laten wij onszelf onderzoeken en aanpakken, om ons geestelijk krach­tig op te stellen tegenover de werkin­gen van machten der duisternis, waaronder de geest van Edom, die broeders uit elkaar houdt. Dan kun­nen wij leren met goddelijke mild­heid te handelen ten opzichte van de anderen en van harte broederschap stimuleren!

Immers, gelukkig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beër­ven Matteüs 5 vers 5 (Matt. 05:05). Zij worden nu opgeleid, dat wil zeggen gereinigd van elke hardheid en slapheid en zo geschikt gemaakt om met Jezus Christus mee te regeren!

 

Een dag uit het leven van Erik door Yvonne Sulman

“Ppprrrrrrüiiiiiiing! Ppprrrrrriiiiiiiiing! Ppprrrrrriiiiiiiiing!”

Langzaam komt Erik terug uit dromen­land in het Koninkrijk der Nederlanden, waar zijn wekker hem dringend naar toe roept. “Jaja, wekker, ik kom er al uit…”

Hij kruipt uit zijn bed, rekt zich uit en loopt naar de douche. “Laten wij toetreden (tot in het heilig­dom) met een waarachtige hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezui­verd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water” Hebreeën 10 vers 22 (Heb. 10:22). Nu is hij schoon, hij kan nu de dag aan. Erik trekt zijn kleren aan, knikt zichzelf eens toe in de spiegel, jazeker hij mag er zijn. Opgewekt loopt hij naar de keu­ken.

Hij zet de waterkoker aan, pakt het brood, de boter, het beleg en een boterhamzakje. Hij gaat rustig zitten. Hij is er misschien dan wel vroeg uit maar nu kan hij in alle rust eten en even lezen in zijn boek. Hij vouwt zijn handen en bidt: “Dank u wel Heer voor de goede nachtrust en voor het eten dat hier voor me staat. Heer, wilt U deze dag bij me zijn en me helpen en leiden in alle situaties? Amen.” “Zo zegt de Here … jullie zullen honge­ren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen voe­ren aan waterbronnen Jesaja 49 vers 10 (Jes. 49:10). “Want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting, en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden. Gij zult mij trek­ken uit het net dat men voor mij had verborgen, want Gij zijt mijn veste” Psalm 31 vers 4 (Ps. 031:004).

Erik smeert zijn brood en pakt het boekje dat op de keukentafel ligt. “Levensecht” heet het, en dat is het ook. Het Nieuwe Testament uit de Bijbel in een begrijpelijke vertaling.

Zijn bladwijzer ligt bij Romeinen 5: “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen tot deze genade, waarin wij staan, en roe­men in de hoop op de heerlijkheid Gods” Romeinen 5 vers 1 en 2 (Rom. 05:01-02).

Erik sluit even zijn ogen en geniet. Het leven is zo heerlijk en vredig. Er zijn geen dingen voor hem waarover hij zich gegronde zorgen hoeft te maken, ten minste geen dingen die van levens­belang zijn. Hij heeft een eeuwig leven! “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven heeft” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Opeens kijkt hij naar de klok. Half acht! Hij moet snel opschieten anders komt hij zo laat op zijn werk. Hij ruimt snel de ontbijtspullen op, schoenen aan, tandenpoetsen (dat geeft altijd zo’n schoon gevoel, alsof je overal tegenaan kan!).

Brood mee voor de lunch, deur op slot, fiets pakken en op weg!

Erik fietst in snel tempo door de straat. Alle ruimte is voor hem. Niemand staat in zijn weg.

Zacht neuriet hij een liedje. “Puttend uit Gods woord vol vrede en kracht heb ik mogelijkheden voor iedere dag, iedere dag!”

Wat zijn mijn mogelijkheden voor van­daag? Waar ben ik goed in, wat ben ik nog niet zo goed in? Waar liggen mijn kansen, waar zijn de bedreigingen? “Doet dan aan, als door God uitverko­ren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft, gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo” Kolossenzen 3 vers 13 (Kol. 03:13 – even­tueel verder).

Nu nog een bocht om en dan is hij bijna op zijn werk. Door de grote strui­ken ziet hij niet alles, ach wat, hier komt hij toch nooit iemand tegen. Ai…

Net op het laatste moment ziet Erik hem. De man is net zo verschrikt als hij. Er is geen tijd om na te denken, Erik trapt op de rem en draait zijn fiets naar links. De man is verschrikt stil blij­ven staan.

Fjoew, dat ging ook maar net goed. Erik is er ondersteboven van. “Sorry hoor, ik heb je niet gezien,” zegt hij en rijdt nu iets langzamer door. Wat de man mompelt of zegt verstaat hij niet. En wat als het niet goed gegaan was? Als hij die man omver had gereden, misschien had hij dan wel zijn nek wel gebroken… En wat als… Dan was het allemaal zijn schuld geweest. Wat zou­den de mensen dan wel niet van hem denken???

“Puttend uit Gods woord vol vrede en kracht

“Ho! Stop! Zo wil ik niet denken,” zei Erik hardop. Meteen werd zijn gevoel al weer iets rustiger. Maar die gedachten zaten nog in zijn hoofd te stampen. “Er zijn geen verschrikkelijke dingen gebeurd, en ik ga niet in op die leu­gens. Alles is goed gegaan, en ik besteed mijn tijd niet aan die onzinni­ge gedachten. De Heer is bij mij, Hij heeft mij beschermt.” “Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzeg­ging” Kolossenzen 2 vers 6 (Kol. 02:06).

Op zijn werk aangekomen is Erik nog steeds een beetje ontdaan van wat er gebeurd was. Hij bespreekt het met zijn collega. “Ik ben toch blij dat jij er heelhuids vanaf bent gekomen, en die andere man ook. Misschien kan de beheerder van het gebouw ervoor zor­gen dat die heg gesnoeid wordt…

Maar eerst moet deze rotklus af, Erik, je weet dat het management er op wacht.”

Erik zucht. Hij heeft zijn rapport en de berekeningen voor de manager bijna af. Een vervelend karwij, maar ja, hier is hij voor aangenomen….

“Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen…” Kolossenzen 3 vers 23 (Kol. 03:23).

Tijdens de lunch is Erik het hele voorval van die ochtend alweer vergeten. Zijn collega’s praten over de wonderbaarlij­ke wedstrijd van woensdagavond waar­in Nederland wonder boven wonder toch nog doorging naar de kwartfinale.

Daarna volgt de Heinekenbier- Amstelbier discussie en Erik dwaalt met zijn gedachten af. Is voetbal en bier voor hun dan het belangrijkste in het leven? Voor hem niet…

“Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaar­digheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest. Want wie door deze Geest een dienstknecht is van Christus, is welgevallig bij God, en in achting bij de mensen. Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouw bevordert” Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17 e.v.). Niet kijken naar de verschillen tussen het bier van merk A en merk B. Niet kij­ken naar de verschillen van dominee A en voorganger B. Het najagen van deV vrede en het bevorderen van de onder­linge opbouw doe je door te kijken naar de overeenkomsten tussen jou en mij.

De lunch en de heilbrengende gedach­te geven Erik weer genoeg energie om zich weer te storten op zijn werk. Het gaat vlot, het gaat lekker en de tijd vliegt voorbij.

“Vier uur cup-a-soup!” roept een van zijn collega’s over de gang. Ja, het is tijd voor een tussendoortje, nieuwe energie, nieuwe kracht voor de laatste loodjes.

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht” Matteüs 11 vers 28 tot en met 30 (Matt. 11:28-30).

Het laatste uurtje werken vliegt voor­bij, het is tijd om naar huis te gaan. Hij heeft hard gewerkt en zijn loon eerlijk verdiend. Hij wist dat niet iedereen even hard werkte als hij, maar daar wilde hij zich niet druk over maken. De gelijkenis van de arbeiders in de wijn­gaard kende hij nog goed van de zon­dagschool.

“Toen de heer des huizes het met de arbeiders eens geworden was voor een schelling per dag, zond hij hen in zijn wijngaard. Erik had ook met zijn baas het loon besproken en de werktijden” Matteüs 20 vers 2 (Matt. 20:02).

“Toen zij, die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij ieder een schelling.

De baas had ook voor hen hun loon vastgesteld” Matteüs 20 vers 9 (Matt. 20:09).

“Neem het uwe en ga heen, ik wil deze laatsten hetzelfde geven als u. Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil?” Matteüs 20 vers 14 (Matt. 20:14).

Erik was weer thuis. Hij nam wat drin­ken en rustte lekker uit voordat hij met het eten koken zou beginnen. Het eten smaakte hem goed, het gaf hem nieu­we kracht en hij herinnerde zich een bekende bijbelse tekst: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenko­men en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en geze­ten ben met mijn Vader op zijn troon” Openbaring 3 vers 20 en 21 (Openb. 03:20-21).

En dan, zoals altijd, de afwas. Niet ver­velend, hoor, maar echt uitdagend? Ja, soms was het wel een uitdaging om alle vieze pannen schoon te krijgen. Poetsen en boenen, zodat alles er heer­lijk schoon en fris weer uit zag. Net zoals je dat ook met je eigen leven doet waardoor je helemaal rein en vol­maakt wordt.

“Gij hebt u laten afwassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God” 1 Korinthe 6 vers 11 (1 Kor. 06:11).

En na alle werkzaamheden is er rust. Erik ligt languit op de bank en sluit zijn ogen. Er zijn geen verplichte dingen meer die hij moet doen, even geen strijd, geen oorlog in zijn hoofd, maar overwinning: deze dag heeft hij zich niet laten vastpraten door duivelse nonsens, door twijfels… “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11).

Erik gaat die avond vroeg naar bed, zodat hij nog even lekker kan lezen en nadenken.

“Door Zijn Zoon heeft God een altijd­durende vrede gesticht tussen Zichzelf en alles wat in de hemelen en op aarde is. Doordat Christus Zich aan het kruis heeft opgeofferd en Zijn bloed heeft gegeven, is er verzoening met God. Dat geldt ook voor u, die vroeger zo ver van God verwijderd was. (U leefde als vijand van Hem. Dat bleek uit de slechte dingen die u dacht en deed. God heeft alles met u goedgemaakt)” Kolossenzen 1 vers 20 Het Boek (Kol. 01:20). Gods woord is vol van vrede en kracht. Jezus Christus is daarvan de sleutel. Als je Jezus aanneemt als je Leidsman en Verlosser, dan zul je kracht van Hem ontvangen. Nooit zal je krachteloos zijn, maar let op, de duivel probeertje wel wijs te maken datje te zwak bent, datje geen kracht hebt, dit is een leu­gen! Als je je in dienst van Jezus stelt, zul je ook echte vrede krijgen.

En zoals je ziet, Gods woord biedt vele mogelijkheden en steun voor elke dag, voor allerlei situaties.

 

Wie zegent, wordt ook zelf gezegend door Cees Maliepaard

“De verkeerden van hart zijn de Heer een gruwel, maar de oprechten van wandel zijn Hem welgevallig. De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt;

wie laaft, wordt ook zelf gelaafd” Spreuken 11 vers 20 en Spreuken 11 vers 25 (Spr. 11:20 en Spr. 11:25).

Deze twee teksten zijn een typisch voorbeeld van Hebreeuwse poëzie. Daarin kent men (net als bij ons) de ritmische cadans in de zinsbouw. Maar het rijmen van zinnen is er volslagen onbekend, terwijl dat bij ons wel een mogelijkheid is. Het hoeft niet, maar het mag wel. Wij kennen ook de alliteratie, het begin­rijm, waarbij woorden met eenzelfde letter beginnen. Het Hebreeuws kent twee andere vormen van poë­zie, die vooral veel in de Spreuken voorkomen.

Vers 25 geeft geen klankrijm, maar wel iets dat ‘het rijmen van gedach­ten’ genoemd zou kunnen worden. Het tweede zinsdeel correspondeert op het eerste, het is van nagenoeg gelijke strekking. In dubbele zin nog wel. ‘De zegenende ziel’ loopt paral­lel met ‘wie laaft’ en ‘wordt overvloe­dig verkwikt’ met ‘wordt ook zelf gelaafd’.

Vers 20 geeft een voorbeeld van een andere Hebreeuwse vorm: hier gaat het niet om een gelijkgerichtheid, maar om een tegenstelling. En dat dan ook weer met een dubbele invulling. ‘De verkeerden van hart’ staan tegenover ‘de oprechten van wandel’ en ‘zijn de Heer een gruwel’ staat haaks op ‘zijn Hem welgeval­lig’. Maar genoeg hierover; nu ver­der met waar het werkelijk om gaat.

God geeft ons geen strafblad

Wie zegent, wordt ook zelf gezegend

Welke mensen zijn God een gruwel? Zijn dat zij die fouten maken, die het als met een zekere regelmaat verkeerd doen? Gruwt God van ieder die faalt, van echte criminelen zowel als van kruimeldieven en dergelijke figuren? En zou Hij ook een afkeer hebben van mensen die het in alle oprechtheid en met de beste bedoe lingen toch verkeerd doen? Goed bedoeld of niet: onder het Oude Verbond kende men tuchtmaatrege­len als de doodstraf en het afhakken van handen. Zulke gruwelen staan heus niet alleen in de koran, maar net zo goed in de bijbel. En soms voor zaken die we tegenwoordig heel normaal vinden.

Maar nieuwtestamentisch weten we dat de Here God er geen turflijst op na houdt van het falen van mensen. Ook niet van fouten van de lichaamsleden van Christus. Daar is Hij gewoon niet mee bezig. Daarom zal dit dus ook onze aandacht niet opeisen. In het Oude Verbond had men daar geen zicht op, vandaar dat ook fouten van oprechten van hart streng bestraft werden. In Deuteronomium 25 vers 11 (Deut. 25:11) kom je zoiets tegen. Met de gegevens van dit vers in gedachten, zou er het vol­gende plaats kunnen vinden: Een man wordt aangevallen door een sterkere. Hij dreigt het onderspit te delven en zijn leven komt daarbij in gevaar. Maar z’n vrouw schiet hem te hulp. Ze heeft zo gauw geen wapen bij de hand en dus grijpt ze de belager van haar echtgenoot bij zijn edele delen. Waarschijnlijk heeft ze daarmee haar man het leven gered. Maar wel tegen een hoge prijs, want de hand waar zij dit mee gedaan heeft, zal er afgehakt moeten worden. Alsof het iets met onrein­heid te maken heeft! En trouwens, al was dat zo: wordt je rein met een hand minder?

God is onze Vader

Ik ben blij dat we in het Nieuwe Verbond geen bijl meer achter de hand hoeven te houden. In mijn jeugdjaren was er in ieder huis wel een bijl voorhanden, want die had je nodig om aanmaakhoutjes voor de kolenkachel te hakken. Maar sinds het aardgas hoeft dat niet meer. En we hakken nu eenmaal niet met de botte bijl op mensen… met een scherpe trouwens ook niet! Ons wapen is het zwaard van de heilige Geest, en dat is niet bedoeld voor strafrechtelijke améputaties. Dit zwaard is slechts te hanteren tegen de duivel en zijn demonen en niet tegen mensen, want het is puur geestelijk.

Maar welke mensen zijn God nu een gruwel? Niet zij die het verkeerd doen, maar zij die (overeenkomstig onze tekst) naar Gods maatstaf een verkeerd hart hebben, zij die van een andere gezindheid zijn. Had de vrouw die haar man te hulp kwam, een verkeerd hart? Als dat zo is, zou elke vrouw die in deze tijd een bela- r met een welgemikte trap buiten gRrecht stelt, de voet afgehakt moe­ten worden. Of is de Eeuwige Onveranderlijke van mening veran­derd? Dat lijkt me niet erg aanneme­lijk. Het zal eerder zó zijn dat men Hem onder het Oude Verbond lang niet altijd begreep. Want waar gruwt God van? Vooral van wat wél bele­den wordt, maar waar het hart niet achter staat.

Dat lezen we in vers twintig. Als kinderen Gods zullen we allereerst een de Vader toegewijd hart hebben. Jezus heeft ons geleerd ‘onze Vader’ tegen God te zeggen. En Hij is een goede Vader, absoluut! Maar wie zijn natuurlijke vader alleen maar verstandelijk kent en niet vanuit een ouder-kindrelatie, die kent hem slechts als biologische vader en niet als verzorger en toeverlaat, niet als raadgever en beschermer, niet als degene op wie je ongelimiteerd bou­wen kan. Want dat is een vader! We wéten dat God onze Vader is. Maar wie dat niet uit de praktijk van alle dag geleerd heeft, die kent Hem misschien wel als zijn Schepper en als de Vader van onze Here Jezus Christus, maar die heeft geen relatie met Hem. Het mooie is echter dat de Vader niet van tevoren bekijkt of we wel goed genoeg zijn, of we wel acceptabel zijn om zijn kinderen genaamd te worden. Want in de Christus ingevoegd maakt Hij ons in een ontwikkelingsproces tot vrije zonen van Hem. En de Vader houdt ook niet eerst een steekproef of we wel zuiver genoeg in de leer zijn, want in het lichaam van Christus krijgt ieder volop gelegenheid tot kennis van God, van Jezus en van Gods Koninkrijk te komen.

De Vader welgevallig?

Om als kind van God te kunnen functioneren, hoef je niet eerst een toelatingsexamen af te leggen. Net zo min als je ooit voor God hoeft te bewijzen dat je echt een kind van je ouders bent. Je wordt niet beoor­deeld op je theoretische kennis, op wat je allemaal wel weet van de boodschap. En ook niet op je prakti­sche vaardigheden in het lichaam van Christus, op wat je allemaal wel doet voor de Heer. Dat kunnen best wel nuttige bezigheden wezen en die zullen ook wel nodig zijn, maar ze zijn geen voorwaarden voor Gods aanvaarding van mensen. God heeft de mens lief zonder dat deze dat eerst hoeft te verdienen… het is pure genade.

Wat is er dan nodig om de Here God welgevallig te zijn? Wel, als kind van God er voor zorgen dat je hart goed gericht is, dat dit net zo bezield zal zijn als Gods hart. In onvolkomen­heid natuurlijk, maar toch: het zal zeker paralel lopen met Gods hart.

En dat je dit oprecht toepast in heel je leven, bij alles wat je bedenkt en doet. Alzo doende ben je een zege­nende ziel geworden, zoals die genoemd wordt in vers 25. Een zege­nende ziel zal zeker eerst zelf Gods zegen ontvangen hebben, waarna hij of zij vanuit een gezegende positie anderen zal kunnen zegenen. Dat is overigens iets anders dan je armen uitstrekken over mensen en zeggen: Ik zegen je. Zoiets kan een formule zijn, een stukje traditie aan het eind van een dienst. Ik heb dat ook meermalen gedaan, maar zit het hem daarin? Wat wordt daarmee toe­gevoegd aan wat God reeds aan zegen in de dienst gegeven heeft? Eigenlijk niets! God zegent ons ook niet met ritueel gedoe; Hij geeft zijn zegen in allerlei situaties in ons leven.

Niet enkel in de samenkomst dus. Natuurlijk óók in de samenkomst: in de liederen tijdens de zangdienst, in de gebeden en met het Woord. Het zou vreemd zijn als de Heer bij voorkeur vlak voor de koffie zijn zegen zou geven. Dan heb je een gezegend koffiedrinken, en dat is natuurlijk mooi meegenomen, maar er is meer! God geeft zijn zegen vooral daar waar Hij woont: door zijn Geest in onze harten.

De zegen komt ook terug

Wie de liefde van God door zich heen laat gaan en dus liefdevol bezig is, die is tot een zegen. Anderen zullen daar iets van Gods aanwezig­heid in kunnen bespeuren. Dat geeft verkwikking en versterking, dat doet het innerlijk opveren en dat opent wegen tot herstel. Dan ben je niet bezig met wat mensen scheidt, maar met wat hen samenbindt in de wer­king van Gods liefde. En zijn liefde gaat uit naar alle mensen, doch inzonderheid wie in de Christus zijn. Want door hen heen kan zijn liefde doorwerken naar anderen in dat lichaam. En (gelukkig ook) naar wie buiten zijn.

Is dat erg moeilijk op te brengen? Nee, allerminst. Die liefdesband zal de werker ermee ook zelf overvloe­dig verkwikken. De gezegende mens wordt verkwikt, maar de zegenende mens wordt overvloedig verkwikt. Want die is op hemels niveau aan de gang en zal daarin het beeld van Jezus en van de Vader openbaren. Dan word je zelfs gezegend als men­sen je onheus behandelen. Niet dat het dan geen pijn zal doen of dat je er o zo gemakkelijk overheen zal kunnen huppelen… maar je zult onder alles Gods zegenende hand blijven ervaren. Wie laaft met woor­den van God, zal ook zelf gelaafd worden. Want dat degene die goed­doet, het mede zelf ten goede komt, is een goddelijk principe. Wil dat zeggen, dat als je iemand in natuurlijke nood onbaatzuchtig de helpende hand biedt, je daar dan zelf in nog grotere mate financieel beter van zult worden? Ik denk niet dat je die conclusie daaruit trekken mag. Misschien heb je ook niets nodig, en dan zou het slechts over­bodige luxe wezen. Die verwachting hebben we dan ook niet. Maar wie goeddoet, zowel in de natuurlijke als in de geestelijke zin, zal daarop stel­lig van Godswege in het innerlijk een milde zegen ervaren. Met dit in gedachten is het spreekwoord pas echt waar: wie goed doet, goed ont­moet.

Een mens kan weliswaar van God alleen maar enkel goeds verwachten maar bij degene die Gods liefde vrij­elijk door zich heen laat werken kan de Here God nu eenmaal méér van zichzelf kwijt. Daar zongen we vroe­ger in de berijmde psalmen al van: ‘Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen, daar woont Hij zelf, daar wordt zijn heil verkregen. En leven tot in eeuwigheid.’ Ja, het is waar dat de zegenende ziel van Godswege overvloedig verkwikt wordt. Als we elkaar het goede toe­bedelen en gedachten van heil over elkander koesteren, als we steeds uit zijn op wat goed en opbouwend voor onszelf en anderen is, ofwel: als we elkaar zegenen… zal overvloede zegen ons aller deel zijn.

 

De realisatie van onze plannen door Gert-Jan Doornink

Ieder mens maakt plannen in zijn leven. Dat gebeurt op elk moment van de dag en soms ook in de nacht, zonder dat we ons dat veelal bewust zijn. Dat laatste geldt zeker voor de talrijke kleine plannen en beslissin­gen die we nemen in het gewone leven van elke dag. Gaat het echter om grote en belang­rijke dingen dan gaan we niet hals over kop te werk maar bedenken eerst goed hoe en wanneer we tot uitvoering overgaan. We zijn ons daarbij bewust dat verkeerde besliss­ingen negatieve gevolgen kunnen hebben en niet gaan voldoen aan datgene wat we in gedachten had­den.

Al naar gelang de beslissingen die we moeten nemen belangrijk zijn, gaan we niet overhaast te werk, over­denken ze eerst in onze eigen gedachtenwereld of overleggen ze met anderen zodat er meer zeker­heid ontstaat dat de beslissingen die we nemen de juiste zijn. Niemand en wijzelf in de eerste plaats is gebaat bij het nemen van verkeerde beslissingen waarbij wij onszelf of anderen benadelen. Nu is de praktijk vaak anders dan we hier theoretisch op een rijtje hebben gezet. Dit kan verschillende oorza­ken hebben. Bij grote beslissingen, bijvoorbeeld bij de aankoop van een huis, auto of iets dergelijks, maken we eerst een plan. Is de aankoop ver­antwoord? Kunnen we het financiële plaatsje rondkrijgen? Welke voor- en nadelen heeft onze aankoop? We zetten alles op een rijtje en beslissen na kortere of langere tijd, wat we gaan doen. Ons plan wordt dan gerealiseerd. En dan is er in de meeste gevallen geen weg terug meer. Wij hebben nu voortaan te maken met datgene waartoe we heb­ben besloten.

Een nieuwe situatie

Alles wat we hier tot dusver hebben geanalyseerd vinden we heel nor­maal. Zo is het leven nu eenmaal, zeggen we dan. En dat is natuurlijk ook zo. Maar wat gebeurt er als we bewust christen worden? Ook dan hebben we met dezelfde dingen te maken, alleen is er een belangrijke dimensie in ons leven bijgekomen, of beter kunnen we zeggen is ons leven in positieve zin veranderd, Paulus zegt: “Gij geheel anders hebt Christus Jezus leren kennen”. Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20) Er is een nieuw leven gekomen die ons gemaakt heeft van natuurlijke tot geestelijke mensen. De werkelijkheid die we tot dusver beleefden bij de uitvoering van onze plannen is nu een geheel andere werkelijkheid geworden. We zijn ons nu bewust dat onze gedachten- wereld, zonder dat we daar in het verleden bij stilstonden, een invals- basis kan zijn van het rijk der duis­ternis met zijn verkeerde ‘adviezen’ of door het Koninkrijk Gods waartoe we nu behoren.

Laten we niet de fout maken door te Aiken dat, omdat we nieuwe Sieppingen in Christus zijn, de openbaring van het nieuwe leven een soort automatisme is. We zullen er aan moeten werken dat het tot openbaring gaat komen in het gewo­ne leven van elke dag. De oproep van de apostel Paulus, oorspronke­lijk gericht aan de gemeente te Kolosse is nog altijd actueel. Hij schreef: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt en bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 1 en 2 (Kol. 03:01-02).

Geen isolement

Dit mag echter niet opgevat worden als een soort vrijbrief om ons te isoleren van alles wat er in de wereld gebeurt. Dat is onmogelijk, we slui­ten ons niet op in een klooster of andere eenzame plaats om als klui­zenaar te gaan leven. Dan zouden wij een negatieve uitstraling hebben, dat wil zeggen ons getuige van Christus zijn in deze wereld, zou op geen enkele wijze nog enig effect sorteren. We zijn niet meer ‘van de wereld’ maar nog wel ‘in de wereld’. De beleving van ons geloof vanuit het Koninkrijk Gods waartoe we nu behoren, staat op de eerste plaats en maakt het ons mogelijk dat we in het dagelijks leven op de juiste wijze functioneren. We behoren ons geloofsleven niet als iets aparts beschouwen, losstaande van ons alledaagse leven. Ons geloofsleven behoort geïntegreerd te zijn in ons gewone leven. Pas dan zijn we ‘zichtbare christenen’ of zoals Paulus het onder woorden brengt ‘leesbare brieven van Christus’. En wat de realisatie van de plannen die we in ons leven maken betreft gaan we eerst ‘overleggen’. God heeft ons Zijn Geest gegeven en die wil zich openbaren hoe te handelen. Wij bidden tot Hem en Hij geeft ant­woord.

Leren en afleren

Feitelijk is het een heerlijke en rust­gevend gedachte dat we nu onze beslissingen niet meer alleen behoe­ven te nemen, maar dat onze Gids en Leidsman ons begeleid en de juiste koers aanwijst. Natuurlijk werkt geloof niet als een drultknopsysteem. We zullen moe­ten leren en afleren. En wat dit laat­ste betreft leren we ons meer en meer af te sluiten voor alles wat van de verkeerde kant tot ons komt en open te staan voor wat Gods Geest ons aanreikt.

Dat heeft ook alles te maken met het geestelijk groeiproces waarbij we betrokken zijn als nieuwe scheppin­gen. Daarbij mogen we bedenken dat dit niet als een soort ‘wet’ op ons ligt waaraan we moeten voldoen, maar dat bewerkt God door Zijn Woord en Geest in ons. Al met al een heerlijke ontwikkeling dat ons maakt tot blije christenen, die onder alle omstandigheden van het leven kunnen functioneren naar Gods wil en bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk. Dan zijn de plannen die we maken in ons leven niet bij voorbaat al tot mislukking gedoemd of voldoen niet ten volle aan onze verwachtingen, maar zijn we dankbaar dat ze werkelijkheid gaan worden. Of om het met een toespeling op Psalm 1 vers 3 (Ps. 001:003) te for­muleren: ‘Al wat wij ondernemen, gaat gelukken’!

 

Geroepen tot heerlijkheid door Wim te Dorsthorst

Twaalf augustus was politiek Den Haag in een euforische stemming want mevr. Nelie Kroes had een zware post in de wacht gesleept in de Europese commissie. Er was zwaar voor gelobbyd door premier Balkenende zelf, bij de nieuwe voor­zitter van de EU. Zij zal de komende vier jaar commissaris zijn van ‘de mededingings-autoriteit’, wat dat dan ook betekenen mag. Op een persconferentie zei zij een gelukkig mens te zijn met deze benoeming. Toen ik dit zo zag en hoorde moest ik denken aan de bijzondere positie en taak van de gemeente van Jezus Christus.

Voor mevr. Kroes houdt het waar­schijnlijk over vier jaar al weer op en zal ze afgerekend worden op de resultaten die ze bereikt zal hebben. Voor de gemeente van Jezus Christus gaat het echter om een zaak voor de eeuwigheid. Soms denk ik wel eens: zijn wij als gemeente onze bijzondere roeping en positie wel bewust? Heeft dat onze hele aandacht en is het onze grootste vreugde en blijdschap daartoe geroe­pen te zijn?

Vertroosting der Schriften

De hele Schrift put zich uit, om in superlatieven de hoge plaats van de gemeente tot uitdrukking te bren­gen.

Alles wat in het Oude Testament geschreven staat is met het oog op de gemeente opgeschreven, zoals Paulus zegt in Romeinen 15 vers 4 (Rom. 15:04):

“Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschre­ven, opdat wij in de weg der volhar­ding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthou­den”. Zie ook 1 Korinthe 10 vers 4 tot en met 11 (1 Kor. 10:04-11).         

Met verlichte ogen des harten, door de heilige Geest, mogen wij verstaan dat alle profeten geprofeteerd heb­ben van de genade, die voor de gemeente bestemd is, zoals Petrus zegt in 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12). Paulus noemt het Oude Testament “de heilige schriften”, en dan zegt hij: “Elk van God ingegeven (= ‘inge-ademd’) schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk vol­komen toegerust” 2 Timoteüs 3 vers 15 tot en met 17 (2 Tim. 03:15-17). Bij ‘die heilige schriften’ hoort nu natuurlijk ook het Nieuwe Testament.

Geweldige bemoedigende woorden zijn dat!

De zorg van de schrijvers

Uit de verschillende brieven, maar vooral van Paulus, blijkt het harts­tochtelijke verlangen dat de gemeen­te haar geestelijke positie verstaat en ook leert waardig te wandelen over­eenkomstig haar roeping Efeze 4 vers 1 (Ef. 04:01). Hij wil de gemeente de heiligheid van het lichaam van Christus op het hart binden. De apostel Petrus zegt hiervan: “Maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt zo ook gij zelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest hei­lig, want Ik ben heilig” 1 Petrus 1 vers 15 en 16 (1 Petr. 01:15-16).

Uit de brieven blijkt ook de grote zorg dat de gelovigen in verzoekin­gen zullen komen en andere doel­stellingen achterna gaan lopen. De duivel zal, evenals bij Eva, namelijk altijd andere wegen voorstellen en zo de gelovigen van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus proberen af te trekken 2 Korinthe 11 vers 3 (2 Kor. 11:03).

De hoge positie van de gemeente

In Efeze 5 vers 25 tot en met 27 (Ef. 05:25-27) beschrijft de apostel hoe de Heer zich overgege­ven heeft voor de gemeente als Zijn vrouw, en haar wil heiligen en reinigen: “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overge­geven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stra­lend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet”.

Een geweldig heerlijk werk waar de Heer in deze tijd mee bezig wil zijn bij een ieder die zich daar aan over­geeft.

Hij schrijft erover dat de gemeente niet van deze wereld is, maar van de geestelijke wereld, van de hemel. Dat gemeenteleden hemelburgers zijn, burgers van het Koninkrijk Gods en huisgenoten van de Vader in de hemel. En dat ze dienovereen­komstig, evenals Abraham, als vreemdelingen en bijwoners hun tijd op aarde dienen te leven. Dat zij samen met alle heiligen over de hele wereld, dat schitterende geestelijke bouw-werk zullen vor­men, een heilige tempel, de woon­plaats van God in de Geest. Niet een tempel in Jeruzalem in het Midden Oosten, want God woont niet meer in wat mensen-handen maken Handelingen 17 vers 24 (Hand. 17:24), maar een huis gebouwd van levende stenen, waarin alle leden een heilig priesterschap vormen, zoals Petrus dat zo prachtig beschrijft 1 Petrus 2 vers 4 tot en met 10 (1 Petr. 02:04-10). Er wordt over de gemeente geschre­ven als:

geroepen heiligen,

over uitverkorenen en geliefden Gods,

over mensen met een heilige en kostbare roeping,

over de heiligen des Heren,

over verzegelden en gezalfden met de heilige Geest,

over de hoop der heerlijkheid en de erfgenamen van God en Jezus Christus,

over de losgekochten van de aarde als eerstelingen voor God en het Lam,

over een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom,

over de heiligen van de Allerhoogste,

over het hemelse Jeruzalem, het huis Gods,

over de stad der gerechtigheid, de getrouwe veste,

en nog ontzettend veel meer.

En, weet je, dit is geen loze kretolo­gie die in de fantasie van Paulus is

ontstaan, maar dat heeft hij rechtstreeks van de Heer ontvangen. Zo denkt en spreekt God over Zijn volk, over Zijn gemeente! Het zijn geeste­lijke werkelijkheden en waarheden, die de apostel en andere schrijvers ons meedelen in hun brieven. Paulus bidt daarom voor de gemeen­ten: “Vader schenk Uw volk een Geest van wijsheid en openbaring, verlichte ogen des harten om deze dingen te verstaan en opdat zij mogen zien waar het gemeente-zijn werkelijk op aan komt”.

Waartoe geroepen?

Maar zeker ook om te verstaan waar de gemeente toe bestemd is. Evenals de Heer Jezus, als Hoofd van de gemeente, niet gekomen is om Zich te laten dienen maar om te dienen, zo zal Zijn lichaam ook een enkel dienende functie bekleden in de schepping.

Bij de wederkomst van de Heer, met de gestorven heiligen, breekt het duizendjarig rijk aan en daar lezen we van: “Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren” Openbaring 20 vers 6 (Openb. 20:06).

Samen met de Heer Jezus zal de gemeente herstel en oprichting brengen in de schepping. Uit hen zal het levende water vloei­en, zoals Ezechiël dat beschrijft in hoofdstuk 47 over de tempelbeek, en overal waar dat water komt zal alles gezond worden en leven. In Openbaring 22 wordt de gemeen­te beschreven als bomen des levens die geplant zijn langs de rivier van het water des levens, die ontspringt uit de troon van God en het Lam. Zij zullen voortdurend vruchtdragen en de bladeren van het geboomte zal zijn tot genezing van de volkeren. Een ander beeld is dat zij uittrekken op witte paarden met de Heer Jezus op een wit paard, en Hij wordt genoemd getrouw en waarachtig en het Woord Gods Openbaring 19 vers 11 tot en met 16 (Openb. 19:11-16). Onvoorstelbare grote en heerlijke beloften voor de gemeente van Jezus Christus.

De weg Gods gaan

Is dat nu voor een ieder die bij een kerk of gemeente behoort, die de Heer wel eens heeft aangenomen? Nee, het is voor hen die staan op het enige, waarachtige bijbelse funda­ment, het Woord van God serieus nemen en in gehoorzaamheid hier­aan de weg gaan die God wijst. Het zal wel duidelijk zijn, als je met de Heer Jezus wilt dienen dat je dan van ‘Zijn soort’ moet zijn. Dat je dan met Hem bekleed moet zijn en je denken en handelen zal zijn gewor­den zoals Hij denkt en handelt. Dat is wat Openbaring 14 vers 1 (Openb. 14:01) beschrijft: “En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven ston­den”.

Hun denken is geworden als van de Vader en van het Lam en van daar uit zullen ze ook spreken en handel len als de Vader en het Lam. Openbaring 14 vers 4 en 5 (Openb. 14:04-05) zegt dan ook: “Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelin­gen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk”.

Bestemd tot heerlijkheid

De Heer is bezig zich een volk te vergaderen uit alle stam en taal en volk en natie, die Hij koopt met Zijn bloed en maakt tot een koninkrijk van priesters, om als koningen te 4 heersen op aarde Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10).

Van dit volk zegt (Psalm 110 vers 3 (Ps. 110:003): “Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge man­nen voor u op”.

Een prachtige beschrijving van een volk wat in totale overgave, gehoor­zaamheid en gewilligheid met heer­lijkheid Gods bekleed zal zijn. Petrus schrijft: “Doch de God van alle genade, die u in Christus geroe­pen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10).

Zo is er nog veel meer geschreven over de goddelijke heerlijkheid waar de gemeente mee bekleed zal zijn. Paulus bidt voor de gemeente dat ze met kracht gesterkt mogen worden door de heilige Geest in de inwendi­ge mens, “Opdat Christus door het geloof in de harten woning zal maken ” en, zegt hij, “Opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods”!

Duizelingwekkend en onvoorstel­baar wat God bereid heeft voor dege­nen die Hem liefhebben!

 

De les door Froukje Huis

Doodstil, de lange snavel klaar om toe te happen, staat de reiger aan de oever van de vijver. Al van ver zie ik hem staan en als ik hem genaderd ben, staat hij er nog. Er zit vis in de vijver want regelmatig zie ik verwoe­de vissers uit de wijk een hengeltje uitleggen. Maar ’t zit de reiger blijk­baar niet mee.

Net als ik ik verder wil gaan, als een hevig gekrijs uit de boom achter de reiger opklinkt. Op een uitstekende tak zit een prachtige Vlaamse gaai te keer te gaan tegen de reiger. Uit zijn con­centratie kijkt de reiger even omhoog en bepaalt zich dan weer tot zijn visserij. De gaai neemt het niet en vliegt in duikvlucht vlak over de reiger heen. Die trekt zijn kop wat in en blijft staan tot er een tweede gaai komt helpen. Elk in een boom besto­ken ze de reiger tot die er genoeg van krijgt en op de vleugels naar de overkant van de vijver gaat. Maar als hij denkt nu van de gaaien af te zijn is dat een grote misrekening want even later zitten ze weer elk in een boom de reiger aan te vallen.

Ik vervolg mijn weg en hoor plotse­ling weer een vreselijk gekrijs vlak bij mij. Ik gluur door de struiken en ja hoor daar wandelt de reiger. Hij kijkt niet meer op of om maar gaat rustig zijn gang, stoort zich niet aan ’t lawaai en laat zich niet meer verja­gen. Als je ogen en oren goed de kost geeft kun je vlak bij huis heel wat beleven! En ook heel wat leren.

In de tuin zien we hoe goed de vogels voor hun broedsel zorgen, als je een tegel optilt komen de mieren in actie om hun poppen in veilig­heid te brengen en elk jaar weer lopen de bomen uit en tooien zich met groen en bloesem. Gods eeuwi­ge kracht en goddelijkheid worden in de schepping duidelijk geopen­baard. We weten dat de boze heel wat heeft bedorven en dat ondervond de reiger, maar toch heb ik uit dit voorval ook een les geleerd.

Worden ook wij niet dikwijls belaagd door onze vijand? Hij bespot ons, bedreigt ons en vertelt ons leugens waardoor we op de vlucht slaan. Maar hij laat nooit af, daarom zegt Gods Woord ons: Biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlie­den. We kunnen net als de reiger niet meer luisteren en rustig onze weg gaan, maar we hebben iets beters van de Heer gekregen: zijn Woord.

Jezus wederstond de duivel met het Woord en hij verdween. We hebben de heilige Geest ontvangen, die ons het juiste woord zal te binnen bren­gen opdat ook wij als overwinnaars tevoorschijn zullen komen. Doet u mee?