Selecteer een pagina

Levend Geloof – 404

2000.01-02 Levend geloof nr. 404

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

‘Veelzijdigheid’ is een woord dat ook dit jaar bepalend zal zijn voor de inhoud van Levend Geloof. Daarbij denken wij in de eerste plaats aan de variatie van de diverse artikelen wat ‘geloofsinhoud’ betreft. Sommige zijn meer bestemd voor hen die geen of weinig kennis hebben van het evangelie, terwijl andere artikelen zijn bedoeld voor de verdere geloofsopbouw en de ontwikkeling naar een volwassen stadium.

Uiteraard zijn ‘beginnelingen’ en ‘gevorderden’ in de ogen van God even belangrijk; Hij kent geen discriminatie en heeft alle mensen lief. Maar de lees en leerbehoefte is nu eenmaal verschillend. Sommigen vinden bepaalde artike­len te eenvoudig en anderen te moeilijk. Een bewijs dat er variatie moet zijn. Veelzijdigheid komt ook aan de orde wat betreft de onderwerpen. Sommige artikelen zij meer persoonlijk gericht, andere meer bedoeld voor het functione­ren als (plaatselijke) gemeente. Ook haken wij in op de dingen die ons bezig houden in de wereld waarin wij leven.

Maar altijd weer proberen we het evangelie van het Koninkrijk centraal te stellen. Het is dit evangelie waarvan Jezus sprak dat het gepredikt zal worden in de gehele wereld tot een getuigenis voor alle volken Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14). De veelkleurigheid van dit evangelie raakt nooit uitgeput. We leven in een tijd waarin door Gods Geest steeds meer facetten van dit evangelie worden ont­dekt. Geestelijke rijkdommen die tot dusver verborgen waren komen tevoor­schijn. Het is heerlijk daarover te schrijven en te publiceren. En vooral ook als we bedenken dat het de mensen, die op dit evangelie ingaan en eruit leven, werkelijk gelukkig maakt en goed doet functioneren in het plan van God, ook onder moeilijke omstandigheden.

Het beleven van het nieuwe schepping zijn in Christus is een fascinerende aan­gelegenheid. Het doet ons de werkelijke vrede en vrijheid ervaren en rekent af met alles wat niet echt is. Het is dan ook met grote blijdschap en toewijding dat we ons in dit nieuwe jaar weer inzetten om Levend Geloof te maken tot een duidelijk leesbaar en op de praktijk gericht geloofsmagazine.

 

Geef Levend Geloof kado! Door redactie

Bij het verschijnen van dit nummer kunnen we alweer een aantal nieu­we abonnees welkom heten. Uiteraard zijn we blij met de groei van ons lezersbestand, maar zijn wel van mening dat veel meer mensen kennis zouden moeten nemen van de inhoud van ons blad. Wij doen daarom een beroep op onze lezers en lezeressen ons hierbij te helpen. Hoe? Door bij­voorbeeld iemand een abonne­ment kado te doen! In de loop der jaren hebben al heel wat lezers de werkelijke (geestelij­ke) waarde van het evangelie, zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten, leren kennen door­dat iemand hen had opgegeven voor een (geschenk)abonnement. Een bewijs dat een geschenkabon­nement zeer effectief kan zijn wan­neer we anderen willen laten delen in het evangelie wat ons zo geluk­kig heeft gemaakt. Ga eens na wie van uw familie of kennissen in aan­merking zou kunnen komen voor een geschenkabonnement! Evenals gewone abonnementen kost een geschenkabonnement fl. 30, – waarvoor een acceptgiro wordt toegezonden. Wanneer u iemand opgeeft sturen wij hen per omgaande de twee laatst versche­nen nummers toe. Daarna wordt aan het nieuwe adres een jaar lang (6 nummers) Levend Geloof toege­zonden. In ’t geheel ontvangt men dus 8 nummers, waarna men kan beslissen of men zelf abonnee wil worden. Om vergissingen te voor­komen kunt u nieuwe adressen het beste schriftelijk opgeven. Dat geldt ook voor adreswijzigingen, proefadressen, etc. Mogen wij op uw medewerking rekenen?

 

Gods Koninkrijk is nabijgekomen door Hans Bulthuis

Toen Jezus met zijn bediening begon, sprak Hij: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgeko­men. Bekeert u en gelooft het evan­gelie” Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15). Wat de profeten eertijds hadden voorzegd, werd eindelijk vervuld.

De beloften van God ten aanzien van zijn komend Rijk werden door zijn Zoon omgezet in konkrete daden. Het woord werd werkelijkheid. Het was Gods tijd om daarmee te begin­nen en het gaat sindsdien nog steeds door. Zijn Koninkrijk is altijd komende en komende en komende. Het is een proces in mensen en door de tijd heen.

Ook nu, in onze tijd, is het komen­de. Om daar ook deel aan te kunnen hebben, is het van belang dit goed te begrijpen. De hemelse Vader heeft zijn Rijk immers in grote liefde voor ons bereid. Jezus is gekomen om ons het leven en de overvloed ervan te schenken, opdat wij rijk zullen worden in Hem.

Wat moeten we ons nu voorstellen bij de uitdrukking ‘het Koninkrijk van God’? Een koninkrijk veronder­stelt de aanwezigheid en de heer­schappijvoering van een koning én een volk dat hem gehoorzaamt. Wel, voor de gelovigen is Jezus, de Zoon van God die grote Koning. Hij is door de Vader aangesteld en bevestigd. Indien deze hemelse Koning werkelijk in en over mensen -zijn gemeente- regeren mag, is de gees­telijke situatie die zodoende in hen ontstaat: ‘Koninkrijk van God’. Dit heeft tot gevolg dat in die (gelovi­ge) mensen vrede, vreugde, gerech­tigheid, liefde en kracht van hun hemelse Koning beginnen te komen en te ontwikkelen. Waar deze godde­lijke én door de heilige Geest opgewekte elementen in mensen aanwe­zig zijn, is er sprake van Gods Koninkrijk in hen Romeinen 14 vers 17 en 1 Korinthe 4 vers 20 (Rom. 14:17 en 1 Kor. 04:20). “Het Koninkrijk is bij u”, zei de Heer, doordat “de Vader en Ik bij u wonen” Lucas 17 vers 21 en Johannes 14 vers 23 (Luc. 17:21 en Joh. 14:23). Het is dus een innerlijke aangele­genheid. Bij een volhardende en gehoorzame geloofswandel in Christus zullen de hierboven genoemde kenmerken de gelovigen steeds meer gaan doortrekken en bepalen. Het Koninkrijk neemt dan gaandeweg in werking, in omvang en duidelijkheid binnenin hen toe. Het groeit, omdat de gelovigen groeien. Tenslotte zal de gezindheid en de kracht ervan hen geheel ver­vullen, zoals dat bij Jezus zelf het geval was. Dat is de door God beoog­de doelstelling voor zijn kinderen, zijn zonen.

Dit alles geldt naar de inwendige mens en is bedoeld voor nu. De christen is een burger van dat Rijk in de hemelen en zal dus als zoda­nig mogen leven en handelen Filippenzen3 vers 20 (Filip. 03:20). Door te ontslapen of middels de opname worden de gelovigen geheel losgemaakt van het stoffelijke lichaam en onttrokken aan deze wereld. Zij beleven dan alleen nog de onzienlijke, eeuwige, geestelijke ftuatie. Zij worden dan het Koninkrijk van God binnengebracht, schrijft Paulus 2 Timoteüs 4 vers 18b (2 Tim. 04:18b). Zo zullen zij dan voor altijd met de Heer zijn 1 Thessalonicenzen 4 vers 17b (1 Thess. 04:17b). Dit is dan mogelijk, doordat zij tijdens hun leven deel hadden gekregen aan dat Koninkrijk van God.

Nabijgekomen

Deze heerlijke, goddelijke situatie van leven en van eeuwig welbevin­den is voor alle mensen bereikbaar geworden sinds de komst en de ver­schijning van Jezus Christus. Nabijgekomen betekent namelijk dat het voor ’t eerst in de wereldgeschiedenis mogelijk werd om het koninkrijk Gods in jezelf te ontvangen, er deel aan te hebben en het te ervaren. Het is geen fata morgana, maar levensecht aanwezig. Het is participeerbaar, exploiteerbaar en concreet beleefbaar. In principe zou niemand meer zonder het Koninkrijk in zich behoeven te leven. Gods Rijk, met al zijn kwali­teiten en mogelijkheden van de god­delijke natuur in zich, is voorgoed door allen te verkrijgen, te nemen en uit te leven. “Grijp het eeuwige leven”, luidt immers de uitdagende nodiging van het evangelie 1 Timoteüs 6 vers 12 (1 Tim. 06:12).

De Vader biedt door zijn Zoon het inkrijk geheel uit genade ons aan en het mag slechts door persoonlijk geloof ontvangen worden. De mens behoeft niets anders te doen dan het evangelie te geloven en Jezus als Heer te aanvaarden. Het is niet bedoeld voor een bepaald type mens, dat er meer geschikt voor zou zijn dan een ander. Er zijn geen voorwaarden. Geloof alleen. Door Jezus offer te aanvaarden wordt ieder mens goed bevonden om het Koninkrijk in zich te ontvangen. Het bloed van Jezus reinigt de mens. maakt hem acceptabel voor God en geschikt voor zijn Koninkrijk. God maakt de mens die in Jezus gelooft tot een rechtvaardige Romeinen 3 vers 21 tot en met 26 (Rom. 03:21-26). Dat kan de mens zelf nooit bewerken of bereiken. Genade en geloof vormen de kleinstmogelijke drempel om het Koninkrijk binnen te gaan. Eenvoudiger en gemakkelij­ker bestaat er niet. Zó heeft God het gewild, opdat niemand verloren zou gaan en niemand er tegenop zou zien of ervan weerhouden zou wor­den. Het Koninkrijk is zeer nabijge­komen. Tot op deze dag en voor iedereen!

Het Koninkrijk zien

Het Koninkrijk van God bestaat niet in woorden, maar in kracht. Het is niet abstract en ook niet samenge­steld uit vage verdichtsels of beschouwingen. Het is reëel, feite­lijk en concreet. Het is te zien en te voelen. De handelingen van Jezus en de apostelen zijn daar het grote voorbeeld van. De Heer zei onder andere dat als Hij door de Geest Gods de boze geesten bij iemand uitdreef, het Koninkrijk van God over die mens gekomen was Matteüs 12 vers 28 (Matt. 12:28). Het Koninkrijk ontstaat namelijk uit de kracht van het god­delijke leven dat van de Vader en de Zoon uitgaat tot de mensen. Als een zieke in Jezus’ naam genezen wordt, zie je door dat herstel de werking van het Koninkrijk. Als demonen uitgeworpen worden in Jezus’ naam, zie je de kracht Gods domineren en overwinnen. In tekenen en wonde­ren wordt door Gods oneindig sterke kracht de heerlijkheid van zijn Koninkrijk mede manifest gemaakt. Het wordt zichtbaar en merkbaar. De verandering van zondaren tot geliefde heiligen in Christus is ook zo’n tastbaar bewijs van de rehabili­terende en regenererende kracht Gods. Deze wordt gezien in de ver­nieuwde levenswandel. De schare die Jezus hoorde spreken en zag werken, riep uit: “Hij heeft alles wel gemaakt” Markus 7 vers 37 (Mark. 07:37). Het was over­duidelijk en onomstreden bewezen en vastgesteld. Johannes schrijft in de aanhef van zijn eerste brief dat zij als apostelen met hun eigen ogen hadden gezien en met hun handen getast hebben van het Woord des levens. Dat is nu het Koninkrijk van God!

Wie voor al deze zaken en gebeurte­nissen oog heeft, ja, er zelf deel aan heeft, ziet het Koninkrijk komen en komen en komen. Zowel in eigen leven als bij andere gelovigen. Dit manifesterende van het Koninkrijk zal in de komende tijd vele malen duidelijker en sterker worden, zodat ook de ongelovigen het Rijk Gods gaan zien. God, zijn Koninkrijk en zijn Koning Jezus zijn niet vaag, ver­holen of afstandelijk. Zij zijn nabij, uitermate sterk en aktief. Wat van hen komt, is altijd krachtig en con­creet.

Kracht

Dat het Koninkrijk in kracht bestaat, zal toch duidelijk zijn. God zelf is er in aanwezig. Hij bepaalt het wezen en de sfeer van zijn eigen Koninkrijk. Nu Jezus, zijn Zoon, de overwinning heeft behaald over het rijk der duisternis, verzoening heeft gedaan voor alle zonden en opge­staan is ten eeuwigen leven, heeft de Vader Hém al zijn macht, kracht en bevoegdheden geschonken. Jezus moet nu heersen als koning, 1 Korinthe 15 vers 25a (1 Kor. 15:25a). Hij is verklaard Gods Zoon te zijn in kracht. Zijn evangelie is daarom een kracht tot behoud Romeinen 1 vers 4b en Romeinen 1 vers 16 (Rom. 01:4b; Rom. 01:16).

We hebben geen praatevangelie, geen theologiseergeloof, maar een reëel werkende, goddelijke kracht tot ons volledig behoud voor Gods eeuwige bedoeling ontvangen. Alles wat Hij toegezegd heeft daarvoor te zullen inzetten, realiseert Hij thans door zijn Zoon én samen met ons, 1 Korinthe 1 vers 20

(1 Kor. 01:20). Hij bekrachtigd Zijn volk. “De Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen”, profeteerde Jesaja. “Groot onze Here en geweldig in kracht, zijn verstand is onbeperkt”, jubelde een psalmist.

Hij werkt in ons dit uit door Jezus. Onze Heer is de liefde Gods, de wijsheid Gods en de kracht Gods zelf.

Dit geweldige aanbod van genade, deze heerlijke mogelijkheid van het bovennatuurlijke, goddelijke vermo­gen staat ons ter beschikking. Niet in eigenzinnig beheer, maar onder leiding van de grote Koning, Jezus die Geest is 2 Korinthe 3 vers 18c (2 Kor. 03:18c). De kracht is en blijft van Hem, maar wij mogen erin leven, ermee werken en ons voordeel ermee doen. Veel ruzie en discussie, twisten en scheuringen over leerstellingen en wie de ‘echte’ waarheid eigenlijk bezit zou wegvallen, indien de gelo­vigen het woord Gods in hun leven lieten werken in kracht. Dan zal het namelijk in leven en liefde en her­stel worden omgezet. Daartoe zendt de Heer het immers. Gelukkig dat de tijd genaderd is dat dit wereldwijd begint te gebeuren. Het Koninkrijk van God gaat zich baanbreken met kracht, met tekenen en wonderen, door reddingen, bevrijdingen en genezingen, in wer­kingen van de Geest, tot overwin­ning en herstel, voor opvoeding en vorming van Gods volk, in eenheid en liefde met allen die Jezus onver­gankelijk liefhebben.

Komen

In Markus 9 vers 1 (Mark. 09:01) profeteerde Jezus dat sommigen die bij Hem stonden de dood niet zouden zien, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is met kracht. Vanwege het ‘altijd weer komende’ karakter van het Koninkrijk gelden zijn profetiën voor elke tijd. Het verschil met vroe­ger is dat tegenwoordig het evange­lie van kracht grootschalig over heel de wereld verkondigd wordt. De Heer voorzei elders dat daarna het einde komen zal. Velen ervaren dat er grote en heerlijke dingen staan te gebeuren. Er komt zeer zeker een geweldige opwekking, ook in ons land.

Dat heeft echter niets te maken met de (nogal hysterisch gevierde) eeuw­wisseling van een maand geleden. Onze kalender is niet Gods kalender. Hij alleen heeft de tijden en gelegen­heden in handen. De maanden en jaren die in de Bijbel worden genoemd, zijn symbolisch bedoeld als beeldspraak voor fasen en ont­wikkelingen in Gods plan. Toch heeft de Heer in zijn woord de gemeente gewezen op tekenen der tijd, maar dan positieve, geestelijke tekenen. Zo schrijft Paulus dat wan­neer Jezus komt (dat is zijn aanwe­zigheid IN zijn volk door heilige Geest), de wereld Hem met verba­zing zal aanschouwen IN allen die tot geloof gekomen zijn 2 Thessalonicenzen 1 vers 10 (2 Thess. 01:10). De heerlijkheid van zijn sterkte zal allerwege zeer merkbaar zijn in de zijnen.

Dit geschiedt uiteraard niet van de ene dag op de andere. Het volk van God zal zich bewust en terdege daar­op dienen voor te bereiden. Door gemeenschap met het lam en geloof in zijn evangelie kan het zich hech­ten aan hem en één geest met hem worden. Door volhardende strijd tegen de machter der duisternis zal er gaandeweg ruimte en vrijheid ontstaan, zodat de Geest Gods alle mogelijkheden krijgt om zich te laten gelden. De geestelijke gaven kunnen zodoende ontwikkeld en ten dienste gesteld worden voor het her­stel en de vorming tot geestelijke volwassenheid van het lichaam van Christus.

De komende zonen tooien zich reeds met de vrucht van de Geest en wandelen in liefde, vrede en eenheid met elkaar. Allen hebben maar één doel: de verheerlijking van de Zoon en het nabij brengen van het Rijk Gods.

Door daadwerkelijk mee te willen werken aan het ‘komen’ van het Koninkrijk vanuit een gezonde bij­belse visie erop, zullen de gelovigen in deze tijd zich niet langer mogen bezighouden met het onderhouden

van hun eigen religieuze tradities en verworvenheden, maar de werken gaan doen die Jezus zelf destijds deed. Hij bracht onvervalst het woord Gods in al zijn kracht en bedoeling. Hij speelde geen kerkje en dienstje, maar droeg Gods leven en kracht over op allen die geloof­den. Dat verandert mensen, dat vernieuwt ze, dat bevrijdt en geneest hen, dat leidt op tot volwassenheid in de Geest.

Wij mogen en kunnen medewerkers van God zijn om diens Rijk nabij te brengen door als getuigen van Jezus zijn woorden te spreken en zijn wer­ken te gaan doen. Daar is deze arme en lijdende wereld mee gediend. Daar ziet de schepping reikhalzend naar uit.

Ook u

God roept ons allen op om de heer­lijkheid van Jezus te verkrijgen. Niemand is bij voorbaat daarvan uit­gezonderd of ongeschikt. Wel zullen wij ons goed dienen te bezinnen op de manier van omgang met dit evan­gelie. Het is namelijk een evangelie van heerlijkheid aangaande een Koninkrijk van kracht. Theologische woordentwist en beuzelarijen over secondaire zaken moeten voorgoed beëindigd worden. Onderling gehar­rewar en veroordeling gestopt. Wie Jezus’ komende verschijning in zijn volk’ liefheeft, reinigt zich. Hij wandelt in een intieme relatie met Jezus en slaat de handen eendrachtig ineen met ieder die ook in ware gemeenschap leeft met Gods Zoon 1 Johannes 3 vers 3; Filippenzen 2 vers 2 (1 Joh. 03:03; Filip. 02:02). Door ongeveinsde liefde gedreven zullen wij dan met elkaar er naar jagen Jezus te leren kennen én de kracht van zijn opstanding. Dan komt Hij tot ons als de late regen, Hosea 6 vers 3 (Hos. 06:03).

Het zal de grootste en diepste ver­vulling met de heilige Geest worden die Gods volk ooit heeft gekend. Christus zal dan alles in allen volma­ken, Efeze 1 vers 23 (Ef. 01:23). Boven de kennis uit zal de gemeente zijn oneindige liefde gaan leren kennen en vervuld worden tot alle volheid Gods, Efeze 3 vers 19 (Ef. 03:19). Zijn eeuwig Koninkrijk zal zich in al zijn schoonheid en kracht openbaren tot een getuigenis voor alle volkeren.

Geliefde lezer, behoort u ook al tot degenen die zich door God laten roe­pen om tot de volheid van zijn Zoon te komen, om deel te mogen krijgen aan hem en zijn Koninkrijk van kracht? Zijn liefderoep gaat naar u uit, ongeacht hoe u er ook voor staat op dit moment. Laat er geen gras over groeien, maar treed toe tot dit genadeheil. Neem om niet het leven­de water dat uit Jezus’ binnenste vloeit, zodat het u vervulle tot overlo- pens toe. Hij is ook voor u gekomen met leven en overvloed. Verzadig u met zijn beeld, opdat wanneer Hij straks verschijnt, u met Hem zult verschijnen in heerlijkheid.  

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

“Je naaste liefhebben als jezelf”. Daarover is al veel gedacht en geschre­ven. Toen ik jong was kwam het er voor mij op neer dat ik mijn naaste (degene waarmee ik direct te maken had) méér moest liefliebben dan mezelf. Je moest je aanpassen aan de wensen van die ander, altijd klaar staan. Jezelf liefheb­ben? Dat werd uitgelegd als ‘egoïsme’ en niemand wil een egoïst zijn, wel? Deze houding van dienstbaarheid werd tot een zeer hoge deugd verklaard en heeft dan ook geleid tot een vorm van vrome slaafsheid die de mens zijn eigenheid deed verliezen. Alsof God zou willen dat je je persoonlijkheid inlevert en jezelf verliest.

Maar er staat toch: “Wie zichzelf ver­loochent… etc?” Dat gaat over je aardse status, je betekenis in de wereldje aan­zien in de religieuze wereld. Als er één is die respect heeft voor je persoonlijkheid, iemand die erop uit is jouw ziel te bewaren, die graag met jou wil samenwonen, met jou wil omgaan en gaandeweg jouw unieke wezen tot zijn volle recht wil laten komen, dan is het God wel. Dat kon je zien aan Jezus. Hij was (en is) een weerspiege­ling van z’n Vader, zoals de maan het licht van de zon doet schijnen in het duister van je denken. God is licht, en licht is leven, en leven doe je in een relatie waarin de liefde de grootste kracht is. God is liefde, en, net als het licht, maakt liefde scheiding tussen goed en kwaad, liefde en haat. Nu zijn er velen die het niet gewend zijn dat er van ze gehouden wordt, dat ze bemind worden, dat het warme hart van de Vader juist naar hén uitgaat die al zoveel hebben moeten ontberen. Mensen die hebben ‘gegeven’ om maar door anderen geaccepteerd te worden…

Die altijd het gevoel hebben tekort te schieten.

Wat is het wezenlijk om de Vader te leren kennen zoals Hij is. Jezus zegt ergens dat “je naaste degene is die jou barmhartigheid bewijst”, in de gelijke­nis over de barmhartige gastarbeider. Je kan dus niet zonder je naaste, dege­ne die jou als mens tot je recht laat komen. Laatje daarom liefhebben met de liefde waarmee God jou liefheeft. Hij staat naast je om jou eerherstel te geven Leviticus 10 vers 3 (Lev. 10:03) en jou tot je goddelijke recht te laten komen. Je wordt liefgehad door Hem. God zelfheeft Zijn naaste lief, de mens.

De wijze raad: “Heb je naaste lief als jezelf”, kun je dus veel beter lezen als: “Heb je naaste lief zoals je zelf wordt liefgehad”. Met andere woorden: laatje door Hem liefhebben, dan komt de ont­roering, je innerlijke genezing door de aanraking van zijn woord, dat eigen­lijk alleen maar zegt: “Kom je bij Mij? Dan kan Ik je liefhebben met heel Mijn hart!”

 

In de rust van de Heer door Cees Maliepaard

Voorbeeld­functie van de wet Deel 5

Over de nieuwtestamentische sabbat

“Gedenk de sabbatdag, dat u die hei­ligt. Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God, dan zult u geen werk doen. U, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die”, Exodus 20 vers 8 tot en met 11 (Ex. 20:08-11).

Wat is de sabbatdag?

Dat is een dag waarop een mens in de rust van de Vader mag wezen. Je mag van die rust genieten: je hoeft je op zo’n dag niet zo nodig waar te maken. Onder het Oude Verbond sloeg dat op de wekelijkse onderbre­king van de natuurlijke werkzaam­heden. Zes dagen mocht men volop werken, maar de zevende dag zou een sabbat voor de Here God zijn. Daarop mocht men zélf niet werken, maar ook geen werk laten verrichten door anderen – zelfs niet door even­tuele slaven. De rust moest werkelijk algemeen zijn!

Waarom was dat eigenlijk zo? Moest onze God elke week aan z’n rust komen of was er een andere reden voor het sabbatsgebod? Jezus geeft daar een duidelijk antwoord op. Hij zei dat de sabbat er is voor de mens, die mocht elke week tot rust komen, Markus 2 vers 27 (Mark. 02:27). Dat betrof dus elke zaterdag. De kalenderweek begint immers op zondag; dat men de werkweek op zondag laat aanvangen verandert daar niets aan. De vroege gemeenten hebben de zaterdagse sabbat nooit naar de zon­dag verplaatst. Dat wordt wel beweerd, maar dat slaat nergens op! In Handelingen 18 vers 4 (Hand. 18:04) luidt een notitie over Paulus: “Hij hield elke sabbat besprekingen in de synagoge, en trachtte Joden en Grieken te over­tuigen”.

Elke sabbat, elke zaterdag dus. Want de Joden hielden hun sab­batten nu eenmaal op zaterdag. Een tegenwerping is vaak, dat men in die tijd elke zondag een collecte hield, 1 Korinthe 16 vers 2 (1 Kor. 16:02) en dat zoiets alleen dan succes kon hebben, als er zondags samenkomsten gehouden werden.

Maar om dat uit die tekst te halen, moet een mens wel z’n zondagse sabbatsbril opgezet hebben. Want wat staat er eigenlijk? Dit: “Elke eer­ste dag van de week legge ieder van u thuis iets weg en hij spare dat op”. Men kwam dus niet op de zondag bijeen, maar men zou elke week op de eerste werkdag thuis iets wegleg­gen om dat op te sparen tot Paulus’ komst.

Een andere tekst die de zondag als rustdag zou aangeven, is genomen uit Openbaring 1 vers 10 (Openb. 01:10) waar Johannes schrijft: “Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren”. De Heer is op zondag opgestaan dat zou dus zijn dag moeten wezen – naar men beweert de nieu­we rustdag. Maar het was immers van geen enkel belang op welke dag van de week Johannes in vervoering kwam. Het is daarentegen interes­sant te weten naar welke periode in de heilsgeschiedenis Johannes in geestvervoering geraakte. Hij kreeg een gezicht over de tijd van Jezus’ wederkomst, en dat is de dag des Heren!

Wanneer sabbat houden?

Maar wanneer moeten we nu onze rustdag houden, op zaterdag of op zondag? Het antwoord vinden we in Kolossenzen 2 vers 16 en 17 (Kol. 02:16-17): “Laat aan niemand u blijven oordelen op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijk­heid van Christus is”. Dat is nogal duidelijk, zou ik den­ken. Paulus is niet bezig met de din­gen van de natuurlijke schaduwwet, ook niet met de tien geboden of woorden. Hij zit niet onder de wet, maar hij leeft in de werkelijkheid die van Christus is.

En is daarin plaats voor rust, of gonst het er alleen maar van de (geestelijke) activiteiten? Krijgt het leven met de Heer vorm door een aaneenschakeling van bezigheden in de hemelse gewesten? Ben je altijd in de strijd, voortdurend gewikkeld in een gevecht op leven en dood, waarbij eventuele rust naar een later tijdstip verschoven wordt? De gees­telijke strijd is heel reëel, die moet je niet veronachtzamen. Maar een leven dat overwegend met de strijd tegen de machten der duisternis gevuld is, is een scheefgetrokken leven. Gods plan met de mens omvat méér.

In de rust zijn

We lezen in Hebreeën 4 vers 9 (Heb. 04:09): “Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God”. Het is niet langer een afschaduwing op een natuurlijke dag van de week. Het is niet meer een kwestie van zes dagen werken en dan een dag tot rust komen, in een telkens repeterende cyclus – het is nu de werkelijkheid in Christus, zoals die bij de Vader altijd al reëel was. Wanneer gaat iemand tot die rust in; als hij de natuurlijke dood achter de rug heeft? Als ie is aange­land in wat men wel het hierna­maals pleegt te noemen? Zo van: hier beneden is het strijden en zwoegen – de rust komt later! In de plaats waar ik woon, staat een huis dat als opschrift draagt: ‘De rust is elders!’ Wel, veel christenen leven zo; ze worden constant opgejaagd. Geestelijke strijd voeren en geloofs- werken ten uitvoer brengen zijn noodzakelijke bezigheden, maar als je niet kunt strijden en werken van­uit een innerlijke rust, is het hebben van een overwinningsleven een uto­pie. Die rust is gebaseerd op de rela­tie tussen God en de mens. Daarin vind je echte sabbatsrust. Heel per­soonlijk.

De sabbatsrust voor het volk van God heeft dus niets van doen met een verplichte wekelijkse onderbre­king van de natuurlijke werkzaam­heden (zoals ik me die uit mijn jeugd herinner). Zo’n rustdag maak­te deel uit van de schaduw van de kerkelijke wetten. Onze sabbatsrust is geen onderbreking van de dage­lijkse gang van zaken – het is een doorlopende situatie, een onafgebro­ken innerlijke geborgenheid, een je veilig weten bij de Vader (ongeacht wat er allemaal op je afkan komen voor dreiging van buitenaf). Je hebt eeuwigheidsvisie gekregen vanwege je relatie met God en met Christus Jezus. Het is een zeker weten deel te hebben aan al Gods beloften.

Werken in alle rust

Dat de sabbatsrust die er overblijft voor het volk van God niet op een kalenderdag slaat, is een gegeven dat vanzelfsprekend ook onder natuur­lijke christenen opgeld doet. Maar jammer genoeg schuift men die dan door naar een volgend leven. Alsof het leven zou bestaan uit een de eeuwigheid durend ‘zalig nietsdoen’. Zo zal het beslist niet wezen! Want altijd zitten te niksen, is helemaal niet zo zalig als sommigen blijkbaar denken. We zullen in de eeuwigheid zinvol bezig zijn – met plezier, dat wel! Maar toch bezig zijn. Wie tot Gods rust is ingegaan, is tot rust gekomen van zijn werken, even­als God van de zijne, lezen we in Hebreeën 4 vers 10 (Heb. 04:10). We zullen net zo in de rust zijn als de Vader en ook daarin diens beeld dragen. En zit de Here God in alle eeuwighe­den alleen maar stil op z’n troon te zitten?

Jezus laat daar wat anders over horen tegen de aanhangers van het oudtestamentisch sabbattisme. Volgens Johannes 5 vers 17 (Joh. 05:17) zegt Hij: “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook”. En dat zegt Hij uitgere­kend op de wekelijkse sabbatsdag. De Vader werkt klaarblijkelijk in alle rust aan degenen die Hem in Christus Jezus toebehoren. En onze Meester werkt hierin met Hem samen. Ook in de rust, naar men mag aannemen. Nou die weldadige rust is voor het volk van God bedoeld, voor óns dus!

Laat je niet bezig houden!

Laat je niet voor het vrome karretje van de boze spannen, want daar is je plaats helemaal niet. Je behoeft je nooit meer op te laten jutten door religieuze geesten, waar je van alles van moet. Zelfs bidden… vooral als het om natuurlijke zaken gaat. Want daar wil Satan de mens Gods graag mee bezig houden. Liefst dit hele korte leven lang! De geest van de antichrist probeert de mensen vast te houden met zaken die op zich niet verkeerd behoeven te zijn, maar wel ontoereikend. Zoals? Je als gemeente in gaan zet­ten voor de nood in het groot waar dan ook in de wereld. Als dat niet een eenmalige actie is (of iets dat zo af en toe eens voorkomt) maar een constructief gegeven, zal blijken dat de geest van de antichrist de gemeente daarmee aan het lijntje houdt. Op die manier kom je ook in de onrust terecht, zoals meestal als je buiten het plan van de Vader bezig bent. Satan maakt ons graag wijs dat we als een soort Atlasfiguren de totale nood van de wereld kunnen torsen. Of dat we dat tenminste dienen te proberen. En daar vertillen we ons zowel natuur­lijk als geestelijk aan. God roept ons als gemeente van Christus Jezus niet op tot activiteiten waardoor we in de onrust komen. Ook niet tot de strijd tegen de wereldbeheersers in de hemelse gewesten, als we dat niet voor het lichaam van Christus doen, maar voor de wereld daarbuiten. Jezus zei volgens Mattéüs 24 vers 6 (Matt. 24:06): “Jullie zullen horen van oorlogen en van geruch­ten van oorlogen”. En wat volgde er toen? Een opdracht boven de strij­dende partijen de vorsten in de gees­telijke wereld te binden? Nee, Hij zegt alleen: “Wie volhardt tot het einde, zal behouden worden”. “Hoe erg het ook is wat we allemaal zien gebeuren in de wereld om ons heen, we zullen ons nooit laten opjutten tot een strijd in de hemel of op de aarde waar de Héér ons niet toe oproept. Jezus sprak tot z’n Vader in de hemel over wie Hem toebehoren: “Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid ik U, maar voor hen die U Mij gegeven hebt” Johannes 17 vers 9 (Joh. 17:09).

De rust die blijft

Niets zal onze rust nog écht kunnen verstoren – wel even, maar niet blij­vend! Het is de innerlijke rust van een heerlijk, blij en ontspannen leven. Daarin komen wij vrij van satanische druk in ons innerlijk. We mogen als mensen Gods toegerust zijn tot alle goed werk, in dezelfde rust als die van de Vader en van onze Meester.

Op het hoogtepunt van ons leven? Nee, want daar raak je overheen en dan gaat het weer bergafwaarts. Gods doel met ons leven is geen hoogtepunt, maar een hoogvlakte! Een plaats waar je leven kunt. Echt leven, werken in alle rust overeen­komstig Gods plan voor de dag van vandaag en voor de eeuwigheid lang. Dat is de sabbatsrust die er overblijft voor het volk van God.

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

“Wij behoren niet aan nacht of duis­ternis toe; laten wij dan ook niet sla­pen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn. Want die slapen, sla­pen des nachts en die zich bedrinken, des nachts dronken. Maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid. Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven” Paulus in 1 Thessalonicenzen 5 vers 5 tot en met 10

(1 Thess. 05:05-10).

Megatrends 2000

In onze boekenkast staat al verschil­lende jaren het boek ‘Megatrends 2000’. Onlangs heb ik het weer eens van de plank gehaald, vooral uit nieuwsgierigheid of en hoe de ver­wachtingen die in dit boek werden uitgesproken, nu het nieuwe millen­nium is begonnen, al of niet zijn uit­gekomen. Dit boek werd namelijk al eind jaren ’80 geschreven door John Naisbitt en Patricia Aburdene en in 1990 uitgegeven. De volledige titel is: ‘Megatrends die tot het jaar 2000 ons leven bepalen’. Niet minder dan 8 miljoen exemplaren werden des­tijds van het boek verkocht. In het kort komt de inhoud hierop neer dat iedereen ziet hoe onze samenleving snel verandert, maar dat er ook tallo­ze onzichtbare wijzigingen plaats vinden en dat vooral deze ons leven en werk gaan bepalen. Allerlei ver­wachtingen worden uitgesproken die al in de aanloop naar het jaar 2000 zich gingen aftekenen. Het is interessant te lezen hoe de schrijvers bijvoorbeeld al wisten te onderkennen dat de telecommunica­tie ons leidt naar een wereldwijd informatienetwerk, net zoals we eco­nomisch een wereldmarktplaats wor­den: “Er komt een tijd waarin het mogelijk is met iedereen, overal, over alles te communiceren, in iede­re vorm – stem, data, tekst of beeld – met de snelheid van het licht”. Onvoorstelbaar eigenlijk, maar met het nieuws over de voortgaande ont­wikkelingen in dit opzicht worden we vrijwel dagelijks geconfronteerd. In het boek komt ook de religie aan de orde, waarbij in het hoofdstuk ‘De religieuze opleving in het derde millennium’ onder andere wordt opgemerkt dat er aan de vooravond van het derde millennium tekenen zijn die wijzen op een “wereldwijde multiconfessionele opleving. Amerikaanse kinderen uit de geboortegolf van na de oorlog, die de kerkelijke godsdienst in de jaren zeventig verwierpen, keren met hun eigen kinderen in hun kielzog terug in de kerk of sluiten zich aan bij de New-Age-beweging”. Duidelijk is ook dat de schrijvers, die jaarlijks, ook in ons land, voor­drachten houden voor topmanagers, politici, journalisten, wetenschap­pers en studenten, alle godsdiensten over één kam scheren en daardoor te kennen geven geen weet hebben van het werkelijke geloof in Christus en Zijn Koninkrijk.

De schrijvers memoreren ook de negentiende eeuw, toen de samenle­ving van een agrarische op een industriële economie overging: “Die eeuw was getuige van de stichting van enkele grote religies in Amerika: mormonen, adventisten, Jehova’s Getuigen, Christian Science, tegelijk met de opkomst van de trancendentale filosofie en de populariteit van het spiritisme.

Als mensen zich door veranderin­gen heen en weer geslingerd voelen, neemt de behoefte aan spirituele waarden toe. De meesten zoeken geruststelling op een van de volgen­de twee manieren: óf door bewegin­gen die uitgaan van de innerlijke aanwijzingen onder het motto ‘ver­trouw op je eigen gevoel’, óf door uitwendige autoritaire godsdiensten die van buitenaf opleggen ‘zó is het’. Beide floreren heden ten dage”.

Onderscheiding

We kunnen ons voorstellen dat som­mige van onze lezers bij zichzelf denken: ‘Moeten we ons daar nu wel zo druk om maken? Het komt toch zoals het komen moet’. Toch is het zeer belangrijk dat we ons realiseren dat we leven temidden van een wereld waarin de verwarring en mis­leiding hand over hand toeneemt, óók binnen de Gemeente van Christus. Het is daarom zo relevant om door de gave van onderscheiding van geesten, als onderdeel van het vervuld zijn met de heilige Geest, te leren onderkennen waarop het wer­kelijk aankomt. Daarbij is geestelijke groei naar het volwassen christen­zijn (het zoonschap) een absolute voorwaarde om niet in dwalingen terecht te komen, maar de juiste koers aan te houden zodat het eind­doel bereikt wordt. Iedere rechtgeaard christen heeft het verlangen in zich dat ook anderen Christus leren kennen. Revivals, opwekkingen, evangelisatie, enz. zijn gemeengoed bij de meeste christenen. Dat is een goede zaak… maar dat is niet voldoende! Wie in het beginstadium van zijn geloofs­ontwikkeling blijft steken, zal al spoedig achterblijven en meegezo­gen worden door allerlei trends die geen blijvende waarde hebben. Laten we op onze hoede zijn voor deze ‘megatrend’. En laten we ons ook niet laten afschrikken door verdrukking of ver­volging. Jezus heeft gezegd: “Wie volhardt tot het einde, die zal behou­den worden” Matteüs 24 vers 13 (Matt. 24:13). Hij zei dit toen Hij de verschillende eind­tijdgebeurtenissen onder de loep nam. En Zijn woorden blijven niet alleen tot in eeuwigheid hun waar­de behouden maar zullen in deze nieuwe eeuw een steeds actueler betekenis krijgen!

De grote Vredestichter

Onder de titel ‘De Bijbel is geen pacifistisch boek’ is in het HN- magazine een interview opgenomen met Harry Zeldenrust. scheidend secretaris van ‘Kerk en Vrede’. Deze 75-jarige organisatie staat bekend als een christen-pacifistische organisatie die oorlog en geweld totaal afwijst, al wordt er de laatste jaren veel genu­anceerder gedacht. De oprichting van Kerk en Vrede 75 jaar geleden was een reactie op de Eerste Wereldoorlog toen gifgassen waren gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de organisatie vooral bekendheid toen ze samen met het IKV grote demonstraties en acties op touw zette tegen het gebruik van kruisraketten.

Oorlog en vrede

In het interview komt aan de orde hoe Harry Zeldenrust, die oorspron­kelijk predikant was, vanuit de Bijbel denkt over oorlog en vrede. Zo zegt hij onder andere: “De Bijbel is voor mij een samenstel van visies waar één lijn doorheen loopt: Gods bevrij­dend handelen. Dat is de enige vaste lijn die je eruit kunt halen. Je vindt in de Bijbel pacifistische geluiden, maar ook wraakgevoelens om het kwaad te verdelgen, desnoods met extreem geweld. Dat is een visie van de schrijvers. Tegelijk maakt de Bijbel geweld belachelijk. Zie het verhaal van David en Goliath. Ik begrijp dat zo dat Goliath uitgeschakeld moet worden. De strijd tegen Goliath gaat niet met dezelfde wapens. Er zit iets ontspannends in omdat de wapens van Goliath bela­chelijk gemaakt worden. Maar het pacifistische idee dat Goliath ook moet blijven bestaan, ontbreekt. Gelukkig.

Goed lezen van de Bijbel geeft inzicht in hoe het mechanisme werkt en maakt het kwaad en het geweld belachelijk. Dat betekent ech­ter niet dat de Bijbel een pacifistisch boek is. Als men het er wel uithaalt, is dat op grond van een eenzijdige selectie. Het ‘gij zult niet doden’, staat in het Oude Testament in het kader van allerlei geboden die ook gaan over wraak en vergelding. Dan kun je het op twee manieren lezen: je mag nooit doden of de mens mag nooit eigenmachtig beschikken over het leven van een ander. In het laat­ste geval wordt het geplaatst in een breder kader waarin ook ruimte is voor vergelding. Omgaan met leven is gebonden aan waarden en nor­men hoe je met anderen omgaat. De grondgedachte van de Bijbel is – volgens Harry Zeldenrust- dat leven en dood ten diepste geen zaak van mensen is, maar Gods zaak. Daar zit een godsbeeld achter dat waarschijnlijk niet meer helemaal de onze is. maar ook dat de mens het leven niet vanuit eigenbelang in eigen hand mag nemen. De Bijbel is geen pacifistisch boek. maar biedt voortdurend openingen naar ande­ren en – dat is de ontwikkeling in het Oude Testament – naar andere volken.

Een kerngedachte in het Oude Testament is voor mij de belofte aan Abraham: je zult een groot volk wor­den en een zegen zijn voor alle vol­ken van de aarde. Dat hebben ze in Israël wel eens vergeten, omdat ze ook exclusief gingen denken. Maar altijd komt weer naar voren: het gaat om het vredig samenleven met andere volken. Ondanks vele oorlogen in het Oude Testament gaat dat perspectief niet verloren. Misschien is dat ook wel de inspira­tie voor vredeswerk”, meent Harry Zeldenrust, die verder nog opmerkt: “Je bent er nooit voor jezelf, je bent er altijd weer voor het samenleven met de ander, ook internationaal. Om dit te erkennen hoef je geen jood of christen te zijn. Het gaat om een mondiale ethiek die de afzon­derlijke religies overstijgt. Met bijbellezen moet je overigens voorzich­tig zijn, niet de Bijbel gebruiken als gezaghebbend woord dat recht­streeks van boven komt vallen. Ieder woord van de Bijbel staat ter discussie. Ik ben het met Kuitert eens dat de bijbelwoorden van beneden komen, al vind ik wel – en hij ook – dat je dan toch op een geheim stuit. Je komt in aanraking met een raad­sel, iets wat meer is dan ik kan bevatten. Het mysterie van het god­delijke is onder meer dat mensen niet alleen maar leven vanuit zich­zelf. We leven dan ook vanuit wat ons overkomt en waardoor we geraakt worden. We moeten de Bijbel niet gebruiken als recht­streeks geboden, maar als bron van inspiratie”.

Tot zover Harry Zeldenrust in het HN-magazine.

De werkelijke vrede

Het is natuurlijk interessant deze opvattingen te lezen. Maar wat voor­al opvalt is dat Zeldenrust niet los­komt van een oudtestamentisch den­ken, terwijl wij nu leven na de komst van Jezus en na de eerste uit­storting van de heilige Geest. Als belangrijk figuur van deze vredesbe­weging zou men toch op zijn minst mogen verwachten dat hij wijst op de grote vredestichter Jezus Christus. We kunnen daarom ook rustig stellen dat wie aan Hem voor­bijgaat altijd verkeerd bezig is. Hij kan zich nog zo inspannen voor de vrede, maar het zal nooit de echte vrede zijn, zoals God die bedoeld en Jezus als eerste mens heeft geopen­baard. Hij sprak tot Zijn discipelen: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft(!), geef Ik hem u” Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27). Maar, zal iemand opmerken, hoe zit het dan met die andere opmerking van Jezus, als Hij zegt: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoon­moeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn” Matteüs 10 vers 34 tot en met 36 (Matt. 10:34-36)?

Uit het verband blijkt duidelijk wat Jezus hier bedoelt. Wie voor Hem kiest neemt een radicale en persoon­lijke beslissing om Hem te volgen in een nieuw leven waarin geen plaats is voor de werken van de vorst der duisternis. Wie nog niet voor Hem gekozen heeft, en dat kunnen dus ook eigen huisgenoten of familiele­den zijn, bevindt zich nog op het ter­rein van de tegenstander. De schei­ding die dit veroorzaakt brengt vij­andschap mee, maar deze vijand­schap gaat niet uit van ons nieuwe- schepping-zijn. Integendeel, daaraan geven we invulling door gehoor te geven aan de woorden van Jezus: “Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smade­lijk behandelen” Lucas 6 vers 27 (Luc. 06:27). Wanneer we de werkelijke Vredevorst hebben leren kennen doen we er ook alles aan dat dit niet verborgen blijft en zijn we in elk opzicht vertegenwoordigers van de grote Vredestichter en Zijn Koninkrijk. “Want het Koninkrijk Gods bestaat in rechtvaardigheid, vrede(!) en blijdschap door de heilige Geest” Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17).

De explosie van tienergeweld

De laatste tijd verschijnen steeds meer berichten over de onrustbare toename van de criminaliteit bij jon­geren. Het grootste dagblad van Nederland wijdt er zelfs een redac­tioneel commentaar aan. Het blad schrijft onder de kop ‘Tienergeweld’: “De berichten van de laatste dagen zijn schrikbarend. Een zestienjarige medewerker van een supermarkt wordt door drie nog jongere kinde­ren belaagd en krijgt een dolk in zijn rug gestoken. Een boze 13 jarige fietser trapt een negenjarige belager zo hard in zijn buik dat hij komt te overlijden. Boze tienermeisjes molesteren een buschauffeur omdat zij te laat was.

Gruwelijke voorbeelden van tiener­geweld op één dag. Het zijn uitlatin­gen van het toch al stijgende geweld onder de jongeren dat zeker niet alleen het gevolg is van meer aan­dacht van justitie en politie voor dit bedroevend fenomeen. Aan het geweld ligt een grondhou­ding ten grondslag. Wie zich bele­digd voelt door een ander, rekent direct met hem af, of poogt dat te doen. Het recht van de jungle in de kinderwereld, wat des te kwalijker is vanwege het gemak waarmee ook kinderen aan steekwapens kunnen komen.

Ook deze vorm van zinloos geweld moet een halt worden toegeroepen. Hierbij hebben primair de ouders en de school een taak. Ze moeten kin­deren voortdurend voor houden dat het oog om oog en tand om tand niet in deze maatschappij past. Het uitbannen van deze afrekencultuur onder jongeren is ook dringend noodzakelijk om later veel ellende te voorkomen als ze volwassen zijn”, zo eindigt het redactioneel commen­taar van De Telegraaf. Het is een typisch verschijnsel van de tijd waarin wij leven, waarin de normen en waarden steeds meer vervagen en waarbij de oplossingen die worden aangedragen ook vaak geen enkel effect hebben. Als chris­tenen worden we ook met deze negatieve ontwikkeling van de maat­schappij geconfronteerd. Nu zijn er nog wel eens christenen die menen dat men hier niet te veel aandacht aan moet besteden. Men is dan negatief bezig wordt er dan gezegd, terwijl God juist wil dat we op positieve wijze door het leven gaan. Dat laatste is volkomen juist, maar dat wil nog niet zeggen dat we net moeten doen of onze neus bloedt. Het onderkennen van de negatieve verschijnselen betekent nog niet dat we daarin opgaan. Iemand die een rood stoplicht negeert weet ook dat hij zichzelf (en anderen!) in gevaar brengt.

Het zout der aarde

Maar het is wel belangrijk hóé wij als christenen staan in dit leven. Wij kunnen ons niet afsluiten voor alles wat er in ons dagelijks leven gebeurt. Christenen die in een isole­ment gaan leven matigen zich een vorm van onverschilligheid aan die tot gevolg heeft dat ze buiten de wer­kelijkheid van het leven komen te staan. Terwijl Jezus juist gezegd heeft dat wij het ‘zout der aarde’ en het ‘licht der wereld’ vormen. Wel is het uitermate belangrijk dat wij op de juiste wijze aan ons chris­ten-zijn invulling geven. Dat begint met de aanvaarding en beleving van het evangelie zoals Jezus dat bracht: het evangelie van het Koninkrijk. Iedere andere vorm van evangelie heeft geen werkelijke waarde in de ogen van God. Het verwijst mis­schien wel naar het ‘hiernamaals’ als alles goed en volmaakt zal zijn, maar het functioneert niet in de dagelijkse realiteit van het leven. Gelukkig komt in de tijd waarin wij leven ook het échte evangelie weer tevoorschijn. Alles wat alleen maar in naam bestaat is onecht en heeft geen positieve uitwerking. Maar bij het echte evangelie komt de werke­lijke levensverandering, die begint met het van een zondaar een kind van God worden, tot openbaring. De doorwerking hiervan, onder lei­ding van Gods Geest, blijft niet ver­borgen. Het heeft een positieve uit­werking ook in het gezinsleven, waardoor kinderen op gezonde en normale wijze kunnen opgroeien en zich ontwikkelen en als ze uiteinde­lijk door Gods Geest worden over­tuigd, ook zelf de beslissing nemen om voor Christus en Zijn Koninkrijk te kiezen.

Laten we ons niet laten meesleuren door de grote massa die zich in meerdere of mindere mate laat manipuleren door verkeerde gees­ten. Ook moeten we niet denken dat wij als christenen toch maar een kleine minderheid vormen en onze invloed gering is. Nee, de waarachti­ge christenen zullen uiteindelijk de loop van de wereldgeschiedenis bepalen, want het licht zal altijd ster­ker blijken dan de duisternis. En dat ‘licht verspreiden’ begint in onze eigen naaste omgeving: in ons gezin, op school en op ons werk.

Het overwinnen van depressies

Het aantal mensen dat door een of andere vorm van depressie op ern­stige wijze wordt belemmerd in zijn leven is de laatste jaren op onrustba­rende wijze toegenomen. We wor­den er regelmatig via de media mee geconfronteerd. Vrijwel iedereen kent wel mensen uit de familie of kennissenkring die met depressies te maken hebben. Het magazine Elsevier besteedde onlangs uitvoerig aandacht aan deze negatieve ontwik­keling. Vanuit allerlei invalshoeken werd het onderwerp belicht, waarbij vele wetenschappers hun zegje deden en met allerlei goedbedoelde adviezen kwamen, maar vaak niet een werkelijke oplossing konden aanreiken.

Is er dan geen oplossing? Gelukkig wel, al zijn we ons bewust dat er vaak heel wat grondig moet verande­ren, voordat de werkelijke doorbraak naar bevrijding en overwinning een feit is. Omdat ook vele christenen in meerdere of mindere mate met deze nare kwelling te maken hebben, wil­len we enkele adviezen doorgeven met de bedoeling dat een doorbraak ten goede zich gaat openbaren en uiteindelijk depressies, in welke vorm dan ook, geen kans meer maken ons leven negatief te beïn­vloeden.

Nu heeft iedereen wel eens te maken met kortdurende negatieve infiltraties in het gedachtenleven. Die weten we te onderkennen en als ze niet vanzelf verdwijnen kunnen we natuurlijk deze ‘macht’ bestraf­fen in de naam van Jezus. Daar gaat het dus bij de nu volgende tips niet over, maar het gaat om de onderken­ning, bestrijding én bevrijding van ernstige vormen van depressies.

Zeven adviezen

Hou datgene wat je negatief bezig­houdt niet verborgen maar deel het met betrouwbare mensen, primair met je partner, indien deze nog niet op de hoogte is. Bij het bekendma­ken en vragen om voorbede in de gemeente waartoe men behoort, is het beter voorbede te vragen in besloten kring, bijvoorbeeld op de bidstond of bijbelkring. Dus niet in de openbare samenkomst op zon­dagmorgen.

Ga bij jezelf na wat de oorzaak kan zijn. In sommige gevallen zijn de oorzaken heel voor de hand lig­gend, bijvoorbeeld oververmoeid­heid, door te weinig slaap, een te druk bezet leven, problemen met familie of moeilijkheden op financieel of ander terrein.

Probeer verandering aan te bren­gen in je denkpatroon en daarnaar te handelen. Bijvoorbeeld door bepaalde taken of werkzaamheden af te stoten en meer tijd te nemen voor rust en ontspanning.

Als duidelijk wordt dat meerdere dingen behoren te veranderen in het denk- en leefpatroon, pak dan niet alles tegelijk aan, maar maak gebruik van de ‘salamitactiek’, door stukje voor stukje terreinwinst te gaan behalen.

Bidt bij alles, maar bedenk dat alleen een gelovig gebed waarde heeft. “Wie tot God komt, moet gelo­ven dat Hij bestaat en een beloner is(!)… voor wie Hem ernstig zoeken” Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). Dus probeer elke vorm van twijfel buiten de deur te zetten door te geloven dat de overwinning zal worden behaald. In het begin zal dit moeilijk zijn, maar het zal zich meer en meer vast gaan funderen in ons geloofsleven. De Heer die wij dienen wil in al Zijn kinderen een ‘vaste geest’ tot stand brengen. 6. Niet in alle gevallen zal men zon­der deskundige hulp van buitenaf (psychiaters, doktoren) tot volledige genezing en bevrijding kunnen komen. Wees vrijmoedig deze hulp in te roepen. Dit heeft niets met

ongeloof te maken, zoals vrome geesten ons willen doen geloven. We hoeven de Heer niet voor te schrij­ven dat Hij ons alleen buiten de reguliere wetenschap om mag her­stellen. Laten we het aan Hem over­laten hoe het herstelproces zich in ons leven gaat voltrekken. 7. Dank de Heer voor de totale over­winning over elke vorm van depres­sie, want één ding is zeker: Niet de vorst der duisternis heeft recht om ons leven te ruïneren, maar de Levensvorst die gezegd en getoond heeft dat Hij is gekomen om ons ‘leven en overvloed’ te geven.

 

Korte gedachten door

Creativiteit

Creativiteit is het scheppend vermogen wat ieder mens in zich heeft. Het is een misvatting te denken dat creativiteit is voorbehouden aan bepaalde mensen zoals beeldhouwers, schilders en andere kunstenaars. God is een cre­atieve God en heeft in de mens, die naar Zijn beeld geschapen is, deze creativiteit gelegd. Christenen mogen hun creati­viteit in dienst van Gods Koninkrijk stellen. Dit betekent niet dat we daarbij fulltimer behoeven te worden, maar juist in het gewone alledaagse leven zal ons ‘nieuwe schepping zijn’ zich openbaren. In Christus worden we weer volledig mens. Vrome geesten proberen ons mens-zijn, en dus ook ons creatief bezig zijn, uit te schakelen, bijvoorbeeld met de opmer­king dat onze wil verbroken moet worden. Onze wil is echter een wezenlijk onderdeel van ons bestaan. Wél is het Gods verlangen dat onze wil gekoppeld wordt aan Zijn wil. En als we ons realiseren dat Zijn wil ‘het goede, welgevallige en vol- komene’ is, zullen we er alles aan doen dat er een eenswillendheid ontstaat die ons maakt dat creatieve, vruchtbare getuigen van Zijn Koninkrijk. (Gert-Jan Doornink)

In de lift

Eindelijk is het dan zover! Toen ik op de lagere school zat (vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog) had de onderwijzer het wel eens over het jaar 2000. Dat leek nog zo onwezenlijk ver weg – dat ging je bevattingsvermogen te boven. Maar nu is het derde millennium na Christus al begonnen. We hebben als gemeenten, maar ook allemaal indivi­dueel, veel zegeningen van onze God ontvangen. We zitten zogezegd in de lift. En zoals dat altijd met deze kreet bedoeld wordt: de lift gaat écht omhoog! We hebben met name in de laatste helft van de twintigste eeuw kracht van omhoog ontvangen en daardoor een levend geloof gekregen. En dat zijn zaken van het innerlijk, in relatie met Jezus. (Cees Maliepaard)

Zachtmoedig en nederig

Eén van de mooiste uitspraken van Jezus vinden we ongetwijfeld in Matteüs 11 vers 27 (Matt. 11:27), bij de uitnodiging aan iedereen die vermoeid en belast is, om tot Hem te komen om rust te ontvangen. Dan zegt Hij dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is. Hoewel Jezus heel radicaal en afwijzend was ten aanzien van alles wat met rijk der duisternis te maken had, was Hij niet een of andere krachtpatser, die ten koste van alles zijn gelijk wilde halen. Integendeel, Hij stelde zich vaak heel kwetsbaar op en openbaarde in elk opzicht het karakter van Zijn Vader. Door Hem te volgen nemen we Zijn juk op ons, maar zijn juk is zacht en zijn last is licht, zegt Hij er meteen bij. Het vol­gen van Jezus drukt dus niet als een zware last op ons, zoals wel eens wordt voorgesteld, maar is een blijmakende en rustgevende aangelegenheid. Wat een bemoediging voor iedereen die in Zijn voetstappen wil gaan en dit ook zo mag ervaren! (Gert-Jan Doornink)

 

Omgaan met de Mammon door Wim te Dorsthorst

Ik kreeg van iemand de vraag: Wat betekenen toch de woorden van de Heer Jezus in Lucas 16 vers 9 (Luc. 16:09): “En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwi­ge tenten”.

Zo op het eerste gezicht een wat merkwaardige opdracht van de Heer aan Zijn discipelen: vrienden maken met de onrechtvaardige Mammon, met het oog op de eeuwigheid. Het is dan ook een gelijkenis die al heel wat vragen heeft opgeroepen.

Gelijkenissen verstaan

Zoals altijd, maar zeker ook voor zo’n vers, moeten we bezien in welke context deze woorden gebruikt worden. In parabels of gelijkenissen wil de Heer met (voor)beelden uit de zichtbare wereld Zijn discipelen, dus ook ons, onderwijzen over hogere zaken die de eeuwigheid betreffen. Het gaat ook hier in deze gelijkenis over onderwijzing betreffende het Koninkrijk Gods zie Lucas 16 vers 16 (Luc. 16:16). Zoals de Heer zich in genoemd vers uitdrukt, komt voort uit de gelijkenis die Hij gebruikt, met de praktijken van de rentmeester. Wij moeten dus, en dat geldt voor iedere gelijkenis, proberen de ‘gelijkenistaal’ te ver­staan.

Verder moet in een gelijkenis het beeld niet te lang vastgehouden, en de gebruikte taal te letterlijk geno­men worden, want dan wordt de geestelijke bedoeling niet begrepen.

Het beeld of het verhaal is slechts een hulpmiddel, een voertuig om ons bij de geestelijke waarde of wer­kelijkheid te brengen.

De Mammon

De Heer spreekt in dit vers van de onrechtvaardige Mammon. De Nederlandse Studie Bijbel zegt hier­van: “Mammon is de vergriekste vorm van een Aramees woord dat zoveel betekent als: dat waarop men zijn vertrouwen stelt. Zo werd het een aanduiding voor rijkdom, weel­de, vermogen, bezit, geld. Het bij­voeglijk naamwoord ‘onrechtvaardig’ geeft aan, dat deze dingen een mens tot ongerechtigheid kunnen verlei­den. Zij kunnen voor iemand een afgod worden”.

Het had in de dagen van Jezus dus zeker niet alleen de betekenis van geld. In Lucas 16 vers 13 (Luc. 16:13) spreekt de Heer over twee heren dienen waarmee Hij doelt op God en de Mammon vgl. Matteüs 6 vers 24 (Matt. 06:24). Hij stelt de Mammon als een persoonlij­ke duivelse macht tegenover God. Het is onmogelijk God te dienen en tegelijkertijd de Mammon. Velen in de tegenwoordige tijd stel­len hun vertrouwen volkomen op bezit in velerlei vorm. Er heerst een grote hebzucht en dat is niets anders dan afgoderij, waarom de toorn Gods komt Kolossenzen 3 vers 5 en 6 (Kol. 03:05-06). Hebzucht is het dienen van de afgod Mammon en mag onder christenen absoluut niet gevonden worden, want men kan geen twee heren dienen

Onderwijs over bezittingen

Deze gelijkenis staat temidden van de hoofdstukken 14 tot en met 18 waarin de Heer bezig is, hoofdzake­lijk in gelijkenisvorm, onderricht te geven. Soms richt Hij Zich hierbij tot hele scharen. Een andere keer tot tollenaars en zondaars of tot de leidslieden van het volk. Maar ver­schillende keren ook specifiek tot de discipelen, zoals hier in hoofdstuk 16 waar vers 1 begint met: “Hij zeide tot Zijn discipelen”. Opvallend is dat de hoofdstukken 14 tot en met 18 hoofdzakelijk gaan om bezit en eer van mensen. In Zijn onderwijs gebruikt de Heer hier ten­minste vier verschillende situaties met betrekking tot het omgaan met geld en goederen. Steeds is er spra­ke van iemand met veel geld en bezittingen.

Daar is bijvoorbeeld het verhaal van de verloren zoon in Lucas 15 vers 11 tot en met 32 (Luc. 15:11-32). De jongste zoon eist het deel van het vermogen van zijn vader op dat hem toekomt. Hij maakt alles te gelde en gaat op reis naar een ver land waar hij zijn vermogen ver­kwistte in een leven van overdaad Lucas 15 vers 11 tot en met 13 (Luc. 15:11-13). Deze zoon toonde zich een zeer slechte rentmeester over het vermogen van zijn vader. Zijn zonde is: ontrouw aan het hem toe­vertrouwde deel en door zelfzucht er geen enkele barmhartigheid mee te bwijzen.

In hoofdstuk 16 vers 19 tot 31 lezen wij het verhaal wat de Heer vertelt over de rijke man en de arme Lazarus. Van de rijke man lezen we dat die gekleed ging in purper en fijn linnen en dat hij elke dag schit­terend feest hield. De Willibrord- vertaling zegt: “… die iedere dag uit­bundig feest vierde, terwijl een arme, die Lazarus heette, met zwe­ren overdekt voor de poort lag. Hij verlangde er naar zijn honger te stil­len met wat bij de rijkaard van tafel viel. Ja, zelfs kwamen honden zijn zweren likken” Lucas 16 vers 19 tot en met 21 (Luc. 16:19-21). De grote zonde van deze rijke man was dat hij eveneens met zijn rijk­dom geen enkele barmhartigheid bewees aan de minste broeder, die notabene zelfs bij hem op de stoep lag, maar alles in een weldadig leven voor zichzelf gebruikte. Hij doet zeker niet onder voor de verloren zoon.

Dan is er de rijke jongeling, een hooggeplaatst man, die zeer rijk was Lucas 18 vers 18 tot en met 27 (Luc. 18:18-27). Als hij van de Heer te horen krijgt dat hij om het eeuwi­ge leven te beërven alles moet verko­pen wat hij bezit om het te verdelen onder de armen om zo een schat in de hemelen te hebben, ging hij bedroefd heen want hij was zeer rijk, zegt vers 23.

De zonde in deze drie voorbeelden is dat Gods gebod met voeten getre­den wordt. God had gezegd tot Mozes: “Want armen zullen nooit in het land ontbreken; daarom gebied ik u aldus: Gij zult uw hand wijd openen voor uw broeder, voor de ellendige en de arme in uw land” Deuteronomium 15 vers 11 (Deut. 15:11).

Het is kennelijk van groot belang hoe binnen het volk van God, “kin­deren des lichts” zegt vers 8, omge­gaan wordt met geld en goederen. Het hele Woord van God besteedt daar vrij veel aandacht aan. Ook de Heer Jezus geeft daar uitvoerig onderwijzing over zoals we hier zien in het evangelie van Lucas.

De onrechtvaardige rentmeester

In hoofdstuk 16 is er opnieuw spra­ke van een rijk man. Nu richt de Heer de schijnwerper echter op de rentmeester van deze rijke man. In dit verhaal van de onrechtvaardige rentmeester schittert de goddelijke wijsheid van onze Meester heel bij­zonder. Hij onderwijst hiermee Zijn discipelen, dus ook ons! Deze rentmeester verkwistte het bezit van zijn heer, lezen we in vers 1. Dat woord verkwisten zien we ook bij de verloren zoon Lucas 15 vers 13 (Luc. 15:13). Maar evengoed is het van toepassing voor de rijke man en de rijke jongeling, want ze gebruikten geld en goederen voor een weldadig leven, geheel voor zichzelf.

Als discipelen van de Heer dienen wij heel goed te weten dat niets hier op aarde ons eigendom is. Wat we hier ‘bezitten’ aan geld en goederen, ja, zelfs ons leven, is geschonken door de Vader in de hemel. Hij is de Schepper van alles en de gever van het leven. Iedereen is rentmeester over dat wat hem of haar is toever­trouwd in dit leven. Bij het sterven kan niets meegenomen worden. ‘Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen” 1 Timoteüs 6 vers 7; Prediker 5 vers 14 en 15 (1 Tim. 06:07 en Pred. 05:14-15). Iedereen op aarde zal verder werken met wat door een ander achter gelaten is.

Werken van barmhartigheid

Dit rentmeesterschap heeft de mens al bij de schepping ontvangen zie Genesis 1 vers 26; Psalm 8 vers 4 tot en met 9 (Gen. 01:26 en Ps. 008:004-009). Het is dus niet onbelangrijk je eens af te vragen: hoe ga ik met de goederen van mijn Heer, van mijn Schepper om?

Verkwist ik misschien ook de goede­ren van mijn Heer zoals de onrecht­vaardige rentmeester? In vers twee zien we dat de rent­meester verantwoording moet afleg­gen over zijn beheer. Zo zal ieder mensenkind ook eenmaal verant­woording af dienen te leggen van zijn beheer over de goederen waar de Heer hem of haar over gesteld heeft. In Openbaring lezen we hoe de boeken geopend worden en dat men geoordeeld wordt naar wat in de boeken geschreven staat, name­lijk “naar hun werken” Lucas 21 vers 12 en 13 (Luc. 21:12-13). Prediker 12 vers 14 (Pred. 12:14) zegt hiervan: “Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het ver­borgene hetzij goed hetzij kwaad”. En dan gaat het hoofdzakelijk om werken van barmhartigheid. De grondwet van Gods schepping is barmhartigheid. God is liefde, zegt Johannes in Johannes 4 vers 8 (Joh. 04:08) en die liefde vindt zijn kanaal in barmhartigheid van waaruit weer andere heerlijkhe­den Gods stromen. Zo zegt Psalm 103 vers 8 (Ps. 103:008): “Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid”. Jacobus zegt: “Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid echter roemt tegen het oordeel” Jakobus 2 vers 13 (Jak. 02:13). In Mattéüs 25, waar we in het laat­ste oordeel allen zien staan voor de grote witte troon, wordt dit woord van Jacobus bewaarheid. Dan wordt aan ‘de werken’ inhoud en gestalte gegeven door de Zoon des mensen Jezus Christus als Hij zegt: “Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik heb dorst gele­den…, Ik ben een vreemdeling geweest…, naakt geweest…, ziek geweest…, in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen. En de Koning zal zeggen: voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan”. Zo zal er een positief maar ook een negatief oordeel uitgesproken wor­den “naar hun werken” of ze wel of geen barmhartigheid bewezen heb­ben in de ruimste betekenis van het woord zie Matteüs 25 vers 31 tot en met 46 (Matt. 25:31-46).

Met overleg te werk gaan

Vervolgens kunnen we in de gelijke­nis lezen, wat de rentmeester alle­maal doet met de goederen van zijn heer om er zo van verzekerd te zijn dat hij door de onderdanen van zijn heer in hun huis opgenomen zal worden Lucas 16 vers 3 tot en met 7 (Luc. 16:03-07). En de heer (niet de Heer Jezus!) prees de onrechtvaardige rentmees­ter, dat hij met overleg gehandeld had (vs. 8a). Uiteraard niet om zijn onrechtvaardig handelen maar om zijn handelen met overleg voor de toekomst. Dit is het verhaal wat de Heer Jezus aan ons vertelt. En Hij besluit het met de conclusie: “Want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts” (vs. 8b). Dit zijn woorden van de Meester die diep snijden. “De kinderen van deze wereld” dat zijn de mensen buiten God. Die gaan in hun leefwereld onder elkaar met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts. Dat is nogal wat als de Heer dat zo zegt! De kinderen des lichts” dat is het volk van God. Dat zijn de christe­nen. Die behoren niet meer bij: “dat geslacht van deze wereld”. Kinderen des lichts zijn uit God geboren en hebben hun oude leven met Christus gekruisigd en begraven. Die zijn niet meer van deze wereld maar behoren bij het huisgezin Gods. Ze zijn burgers van het Koninkrijk Gods in de hemelen. Hun zorg voor de toekomst is niet op aarde gericht, zoals bij de onrechtvaardige rentmeester, maar op het eeuwige Koninkrijk Gods in de hemelen.

En dan vervolgt de Heer Jezus met de woorden: “En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten” Lucas 16 vers 9 (Luc. 16:09).

Wat de Heer wil leren

In vers 8b begint de Heer elementen van het verhaal te vertalen naar het handelen van de discipelen toe, de kinderen des lichts. Daarom dat er sprake is van een gelijkenis; een ver­gelijk, wat duidelijk spreekt uit dit vers.

De taal die de Heer gebruikt, ‘de gelijkenistaal’, komt voort uit het verhaal wat Hij heeft verteld. De nrechtvaardige rentmeester maakte met overleg gebruik van de goede­ren van zijn heer om zich te verze­keren van een goede toekomst. Wat de Heer dus zegt is: “Doen jullie dat evenzo”.

De Heer zegt niet dat Zijn discipe­len door gebruik te maken van de onrechtvaardige Mammon, de hemel moeten zien binnen te komen. Daar kan niemand binnen­komen door goede werken, maar alleen door geloof in Jezus Christus, door wedergeboorte. Maar eenmaal daar binnen gegaan, zoals ik hierbo­ven beschreef bij vers 8b, dient een discipel van de Heer zich wel te ver­zekeren van een goede toekomst in de eeuwigheid.

Dat is geen elleboogwerk, maar dat is leven in overeenstemming met het evangelie van Jezus Christus en alles wat ons op betrouwbare wijze is overgeleverd door hen die het gehoord hebben Hebreeën 2 vers 3 (Heb. 02:03) Johannes de Doper zegt al: “Brengt dan vrucht voort, die aan de beke­ring beantwoordt” Matteüs 3 vers 8 (Matt. 03:08). Paulus zegt: “Want Zijn maaksel zijn wij in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen die God tevoren bereid heeft opdat wij daarin zouden wandelen” Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10).

Goede werken doen

Bij die goede werken behoort dus ook het omgaan met geld en goede­ren, zoals de Heer dat in verschillen­de hoofdstukken onderwezen heeft. Hoe wij daarmee omgaan is mede bepalend voor ons bestaan in de eeuwigheid. Ik zeg ‘medebepalend’ want er zijn nog meer terreinen van het leven die dat zijn. Maar hier gaat het om het omgaan met de onrecht­vaardige Mammon, wat geweldige gevolgen heeft voor de eeuwigheid. Wat doen wij met geld en goed? Verkwisten wij dat in een leven van overdaad? Gericht op onszelf, dus zelfzuchtig? Dan zal dat over de grens van dit leven heen tegen ons getuigen, als we weg zullen dragen wat we hier tijdens ons aardse bestaan verricht hebben. Of verza­melen wij ons schatten in de heme­len met geld en goederen? Openen wij onze handen wijd voor onze broeder, voor de ellendige en arme in de gemeente, in het land, in de wereld, naar Gods gebod? Deuteronomium 15 vers 11 (Deut. 15:11). Zien wij de arme Lazarus wèl op de stoep liggen? Dan bewijzen wij barmhartigheid naar het beeld van onze goede God en Vader, die rijk is aan barmhartigheid en ontfer­ming Jakobus 5 vers 11 (Jak. 05:11).

Grote schat in de hemel

Paulus zegt: “Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mede­deelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen” 1 Timoteüs 6 vers 17 (1 Tim. 06:17). Wie dit doet, maakt zich vrienden met de onrechtvaardige Mammon. Zo verzekert men zich van een ruime toegang tot het eeuwige rijk Gods.

Dan zijn wij daar niet arm, maar schatrijk. Dan zijn we daar niet naakt 2 Korinthe 5 vers 3 (2 Kor. 05:03), maar dan zullen we bekleed zijn met blinkend en smetteloos fijn linnen. Openbaring 19 vers 8 (Openb. 19:08) zegt erbij: “Want dit fijne linnen zijn de recht­vaardige daden der heiligen”. Dat is dus onder andere wat we gedaan hebben met de onrechtvaardige Mammon. Zijn we evenals de rent­meester met overleg te werk gegaan, met geld en goederen van onze God en Vader, wat we hier rijkelijk ten gebruike hebben gekregen, zodat we met eer ontvangen zullen worden in het eeuwige huis Gods? Daar gaat het hier om in deze gelijkenis.

Uitkering van loon

Ik geloof dat nog veel te weinig kin­deren Gods zich bewust zijn van hoe belangrijk het is of we goede werken verrichten met geld en goederen. Want ook het volk van God, wat nu reeds over is gegaan van de dood in het leven, door het geloof in Jezus Christus en dus niet in dat laatste oordeel geoordeeld zal worden Johannes 5 vers 24 (Joh. 05:24), het volk wat nu reeds hemel­burger is, zal ook rekenschap moe­ten afleggen.

Daar staat nogal wat van geschreven. Paulus zegt hiervan: “Daarom stel­len wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welge­vallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam (tij­dens zijn of haar leven hier op aarde – WtD) verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” 2 Korinthe 5 vers 9 en 10 (2 Kor. 05:09-10). In Openbaring 22 vers 12 (Openb. 22:12) horen we de Heer zeggen: “Zie, Ik kom spoe­dig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is”. En in Openbaring 11 vers 18 (Openb. 11:18) lezen we: “De tijd is gekomen om het ‘loon’ te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten”. Aan het volk van God wordt dus loon uitgekeerd bij de wederkomst van de Heer, en dat naar gelang hun werken.

In Lucas 14 vers 12 tot en met 14 (Luc. 14:12-14) leert de Heer Jezus dat het verstandiger is om bedelaars, misvormden, lam­men, blinden…, uit te nodigen bij de maaltijd, omdat die daar niets voor terug kunnen doen. In vers 14 zegt Hij dan: “En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen. Want het zal u terugbe­taald worden bij de opstanding der rechtvaardigen”.

Matteüs 6 vers 1 tot en met 4 (Matt. 06:01-04) spreekt over het geven van aalmoezen. Daar is eveneens het slot in vers 4: “Opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden”. Er is dus duidelijk sprake van een afrekening en het ontvangen van loon naar gelang de werken, bij de wederkomst van de Heer.

Rijkdom na dit leven

De uitdrukking: “wanneer deze u ontvalt…” in vers 9 wil zeggen: “Wanneer u sterft” Het hier gebruik­te griekse woord “Ek-leipo” betekent: “ten einde gaan” of “bezwijken”. Wanneer iemand sterft houdt van­zelf sprekend ook de mogelijkheid van werken met geld en goederen op. Dan lezen we verder in vers 9: “… men u opneme in de eeuwige tenten”. Hier dus vooral goed letten op de gelijkenis taal. De onrechtvaar­dige rentmeester verzekerde zich van inwoning hier op aarde en de Heer zegt dat wij ons moeten verze­keren van goede woning in de eeu­wigheid.

In Openbaring 14 vers 13 (Openb. 14:13) lezen we: “En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na”.

Wij kunnen bij ‘men’, in Lucas 16 vers 9 (Luc. 16:09), of bij ‘zij’, zoals andere vert­alingen zeggen, denken aan de heili­ge engelen zoals we zien dat de arme Lazarus door de engelen gedragen wordt in Abrahams schoot (Luc. 16:22).

Een feestelijke thuiskomst

In Openbaring 14 vers 13 (Openb. 14:13) lazen we: “Want hun werken volgen hen na”. De Willibrord-vertaling zegt: “Want hun daden vergezellen hen”. Iemand die zich vrienden heeft gemaakt met de onrechtvaardige Mammon, met geld en goederen, komt dus niet aan met lege handen in het hemelse Jeruzalem. Zo iemand brengt een grote geestelijke schat mee die van belang is in de eeuwigheid!

De vertaling van prof. Brouwer zegt in Lucas 16 vers 9 (Luc. 16:09): “Opdat men u in de eeuwige tenten verwelkomt”. Ik stel me zo voor dat iemand met rijk gevulde handen met gejuich ontvan­gen zal worden in de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, waar tienduizendtallen van engelen zijn, waar de feestelijke en plechtige vergadering is van de eerstgeborenen, waar God is als rechter over allen, waar de Heer Jezus is als het Lam Gods en waar de geesten der rechtvaardigen zijn die de voleinding bereikt hebben Hebreeën 12 vers 22 en 23 (Heb. 12:22-23).

Daar zijn al de ‘gestorven’ broeders en zusters die van uw mildadigheid kunnen getuigen. Het zou toch ver- schrikkelijk zijn als er geen verwel­koming zou zijn? Als er geen vrien­den en getuigen zouden zijn? Dat men zonder schatten aan zou komen? Dat er naaktheid zou zijn in plaats van een bekleding in blinkend en smetteloos fijn linnen? Daarom zal ieder persoonlijk dienen te overdenken wat te doen met de woorden van de Heer: “Want de kin­deren dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts. En Ik zeg u: Maakt u vrien­den met behulp van de onrechtvaar­dige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeu­wige tenten”.

 

Zou je het aandurven? Door Hans Hansen

Zou je het aandurven:

je hart open te houden

voor ieder die je tegenkomt

een leven lang?

Zou je het aandurven

mens te zijn voor een mens

een leven lang?

 

Zou je het aandurven:

de mens te worden

die jij moet zijn

een leven lang?

 

Zou je het aandurven:

de weg van Jezus te gaan

een leven lang?

 

Zou je het aandurven

om levenslang

voor God te staan?

Hans Harmsen

 

De oude beeldhouwer (verhaal) Duurt Sikkens

Hij had gedurende zijn werkzame leven vele mooie beelden gemaakt. Deze waren overal te vinden, tot ver in het buitenland. Maar nu was hij op een leeftijd gekomen dat hij zich had voorgenomen om zijn laatste beeld te maken. Dat moest zijn levenswerk worden, het mooiste wat ooit uit zijn handen zou komen. £lct enkele vrienden sprak hij over zijn ideeën en liet hen enkele schet­sen zien. Toen ze deze zagen en hem welwillend hadden aangehoord, zeiden ze: “Man, waar begin je aan, dat lukt geen sterveling, afgezien nog van het feit of je daar nog wel voldoende tijd voor hebt!” De beeldhouwer keek ze eens aan en zei: “Nou, bedankt voor jullie advies en… maar ik doe het toch. En ik verzeker jullie dat het mijn mooiste werkstuk wordt, aju!”

Dezelfde maand liet hij een enorm blok prachtig wit marmer komen. Hij dook meteen z’n atelier in en sloeg aan het werk. Met heel z’n hart en ziel, al z’n vaardigheid en erva­ring bewerkte hij het marmer. Dit nam vele jaren in beslag. En toen het eindelijk klaar was stond het beeld daar te glanzen in de zonnestralen die door de hoge vensters naar binnen vielen. Het was een mensenpaar op een sokkel, uit één stuk gehouwen. Wat een pracht!

Hij liet het beeld de volgende dag in de tuin zetten, tegen de achtergrond van donkere cypressen. En elke mor­gen, wanneer hij de gordijnen open­schoof gingen zijn blikken als van­zelf naar het beeld en hij genoot ervan.

Toen, op een morgen, bleek het beeld verdwenen te zijn. De plek waar het gestaan had was leeg… Wanhopig dwaalde hij door zijn tuin, maar het beeld was weg. Tegelijkertijd was ook een van zijn personeelsleden er vandoor gegaan. Kennelijk had die hem gestolen. De beeldhouwer weigerde een nieuwe te maken, maar probeerde wel over­al zoekacties te starten. Helaas lever­den deze niets op.

Op een dag moest hij een verre reis maken naar het buitenland en toen hij bij geval over een groot kerkplein dwaalde waar een rommelmarkt werd gehouden, bleef hij plotseling stokstijf staan. Zijn hart bonsde, want hij herkende een deel van zijn beeld! Dit stond nog op sokkel, maar de vrouwenfiguur was eraf gebro­ken.

Hij liep naar de verkoper en zag dat het zijn gewezen personeelslid was. Ze herkenden elkaar, maar de beeld­houwer gunde hem nauwelijks een blik, en zei: “Dat beeld is van mij”. Maar ik heb hem”, antwoordde de ander.

“En waar is de vrouwenfiguur? vroeg de beeldhouwer. “Bij mij thuis”. “Wat moet je ervoor hebben?” De sluwe verkoper noemde een schofterig hoog bedrag. Zonder te verblikken of te verblozen greep de beeldhouwer zijn cheque-boekje, vulde het gevraagde bedrag in en overhandigde het papiertje. Het was een rib uit zijn lijf, maar dat had hij er graag voor over. De beelden waren weer van hem, gekocht en betaald.

Toen hij de beelden een week later weer in zijn atelier had staan, spron­gen de tranen in zijn ogen. Wat zagen ze er uit, ’t was verschrikke­lijk!

De beeldhouwer pakte zijn spullen en begon. Eerst maakte hij alles grondig schoon en toen sloeg hij aan het restaureren. Breuken werden hersteld, ontbrekende delen werden weer toegevoegd, de sokkel werd gerepareerd, kortom, hij maakte alles weer nieuw. Dat kostte heel veel tijd, maar dat hij er heel graag voor over.

Op het laatst, hij had een hele nacht doorgewerkt, was hij tegen de mor­gen klaar met zijn werk. Hij stofte het dubbel-beeld af, deed een paar stappen terug en keek. Het leek wel of het mooier was dan tevoren, die prachtige figuren met hun gezichten naar elkaar toegewend, de vingertop­pen die elkaar licht aanraakten. En net schoven de eerste stralen van de morgenzon door de ramen van zijn atelier binnen en zetten het beeld in zachtglanzende gloed. Zoals die twee mensen elkaar aanke­ken!

En toen… toen gebeurde er een won­der. De oude beeldhouwer haalde diep adem en blies op de beide gezichten. En wat gebeurde? De beelden kwamen tot leven! Ze draaiden hun gezichten naar de oude beeldhouwer en stonden in hun schoonste gestalte naar hem toegewend.

Nog nooit was hij zo diep ontroerd geweest. Nog nooit zó gelukkig, omdat het beeld werkelijkheid geworden was.

 

Jakobs stem en Esaus handen door Jildert de Boer

 

“Jakob dan kwam dichterbij tot zijn vader Isaak, en deze betastte hem. En hij zeide: De stem is Jakobs stem en de handen zijn Esaus handen” Genesis 27 vers 22 (Gen. 27:22).

Een uitspraak van vader Isaak mid­den uit het bekende bijbelverhaal over Jakob en Esau. Typerende opmerking in een situatie waarin dubbele moraal een rol meespeelde. Een wonderlijke mengeling van zegen en bedrog bij Jakob en een hunkering naar het genot van lin­zensoep en wildbraad bij Esau en Isaak. Was hun god wellicht de buik? In elk geval was Isaak te blind om te doorzien!

Toch staan Jakob en het volk Israël model voor een leven naar de Geest. Esau, en in het verlengde daarvan Edom, zijn een beeld van het vlees met daarachter het rijk der duister­nis. Kenmerkend voor de twee bestaanswijzen: leven volgens de Geest van God, of leven volgens reli­gieuze maar boze geesten. Wat heeft in ons leven de heerschap­pij? Herkennen wij nog iets van het proces van Esau? Wij bidden immers voortdurend: verlos ons van de boze! Een diepere doorzuivering, loutering en heiliging hebben we nodig en als we fracties of subtiele werkingen van het tegengestelde proces opmerken, dan kunnen we onszelf reinigen, gelijk Hij rein is 1 Johannes 3 vers 3 (1 Joh. 03:03).

Bij Saul en David waren soortgelijke processen aan de gang. Dit wordt treffend weergegeven met de woor­den: “Er was een langdurige strijd tussen het huis van Saul en het huis van David; David werd gaandeweg sterker en het huis van Saul gaande­weg zwakker” 1 Samuel 3 vers 1 (1 Sam. 03:01). Dit is voor ons een beeld van onze weg door de hemelse gewesten, waarbij wij onze vijanden tegenko­men, de strijd zullen oppakken en ze overwinnen! Of zoals Paulus dat formuleerde: “Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees -want deze staan tegenover elkander- zodat gij niet doet wat gij maar wenst” Galaten 5 vers 16 en 17 (Gal. 05:16-17).

Woorden én daden

Passen wij de woorden over Jakobs stem en Esaus handen toe op ons eigen leven, dan kan dit wellicht ontdekkend zijn. Herkennen wij in de praktijk ‘mooie woorden’ en ‘(helaas nog) andere daden’ in eigen leven? Mogelijk nemen wij prachtige ‘volle evangelie-klanken’ in onze mond, maar zijn onze daden daar niet (vol­ledig) mee in overeenstemming. Stemmen zijn opgegaan met een goed, inzichtgevend geluid, maar de handelingen, die tot scheuringen in het volle evangelie hebben geleid, kloppen daar niet mee. Wij kunnen dan ook persoonlijk de mond vol hebben aan woorden Gods, maar onze handen (= daden) vertonen het tegenovergestelde. In plaats van elkaar broederhanden te reiken, worden mond en stem soms gebruikt voor het verdedigen van eigen, ver­absoluteerde visie. De duivel werkt in dit opzicht ook graag met mis-ver- standen en mis-interpretaties van elkaar, waardoor zelfs het evangelie der heerlijkheid Gods aanleiding wordt voor het mis-verstaan van broeders met verwijdering als gevolg.

Goede woorden aangaande de gees­telijke wereld zullen evenwel worden uitgewerkt in de daarbij behorende daden. Woord en daad, zeggen en doen, zullen op elkaar aansluiten in ons leven. Als onze daden onze woorden niet ondersteunen, dan missen deze hun kracht. Als wij in het gezin Gods woord spreken en onze handen doen niet (geheel) dienovereenkomstig, dan mist het woord (ten dele) zijn uit­werking voor onszelf en voor dege­nen om ons heen. Op dit terrein lig­gen veel oefeningen om te leren in geest en waarheid voor Gods aange­zicht te leven.

Theorie én praktijk

Natuurlijk loopt de theorie voorop, maar de praktijk zal daarbij gaan passen. Als wij hier manco’s zien in Gods licht, dan hoeft ons dat niet te verontrusten, maar geeft dit ons gelegenheid tot reiniging en heiliging, kortom tot ontwikkeling van geestelijk, goddelijk leven in ons. Wij hoeven ons geen schuld door de boze te laten aanpraten, want zijn aanklacht smaakt wrang. Overtuiging door Gods Geest bewerkt echter een diepere reini­ging, een levende hoop tot groei in ons binnenste en een rijpende, smaakvolle vrucht van de Geest! Ons leven zal ongedeeld voor God zijn en elke innerlijke verdeling -hoe subtiel ook- waarmee de boze ons wil opzadelen, mogen wij onderkennen en ons ervan ontdoen. Zolang wij nog niet voleindigd zijn als zonen Gods komen wij punten

of gebieden in ons leven tegen, waar de Heer een verder werk wil doen en er nog het een en ander te doden valt Romeinen 8 vers 13 (Rom. 08:13). In dit proces geldt: “Ik schil Edom af en leg zijn schuil­hoeken bloot; wil hij zich verbergen, hij kan het niet; verdelgd wordt zijn zaad en zijn nakomelingschap en van zijn naburen helpt niet één” Jeremia 49 vers 10 (Jer. 49:10).

Het heerlijke resultaat zal gezien worden: “Verlossers (heilanden, Statenvertaling) zullen de berg Sion bestijgen om over het gebergte van Esau gericht te oefenen, en het koningschap zal zijn aan de Here, Obadja 1 vers 21 (Ob. 01:21).

Eén leven leven

Tegengestelde grootheden in het leven van christenen maken het christendom tot een aanfluiting voor de wereld. Noord-Ierland met zijn godsdienstoorlog is een grof voor­beeld. Dichterbij is al het veel gehoorde verwijt: ‘die fijnen zitten zondags vooraan in de kerk, maar door de week bedriegen ze de zaak’. We kennen dit als een crue vorm van dubbelhartigheid. Maar herkennen we er nog flarden van als we bij onszelf opmerken in de praktijk van alledag een (nog enigszins) andere persoon te zijn met (nog ietwat) andere daden? Het gaat ons nu vooral om de fijnere vor­men, die evenzo het leven Gods uit­eenrafelen en zelfs gemeenten doen scheuren.

De vraag rijst of wij de strijd werke­lijk op het ‘hoge weg’-front tegen boze geesten hebben gevoerd, of dat er heimelijk toch een strijd tegen vlees en bloed meevibreerde. De boze is er als de kippen bij om din­gen op te kloppen en aan te dikken, waardoor er onderlinge kwade ver­moedens gezaaid worden. Waren er soms hoge woorden en toch zo nu en dan lage daden? Dan valt er in Gods ogen een verzoenend en reini­gend werk te verrichten, opdat wij één front vormen tegen de boze en voor de Heer!

Laat onze gezindheid zich zuiver richten op het goede van God en het welzijn van onze broeders en zus­ters en van allen! Laten wij geen afgesloten terreinen in ons leven handhaven waar de boze een vinger mee in de pap probeert te houden, maar ons volledig uitstrekken naar het uitleven van een ongedeeld leven voor God op welk gebied dan ook!

Veelzeggende woorden

We sluiten dit artikel af met het cite­ren van een aantal verzen uit de eer­ste Johannesbrief, die veelzeggend zijn als het gaat om de schone Jakobs-stem en de ruwe Esau-handen:

“Indien wij zéggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan lie­gen wij en doen de waarheid niet” 1 Johannes 1 vers 6 (1 Joh. 01:06).

“Wie zégt, Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leuge­naar en in die is de waarheid niet” 1 Johannes 2 vers 4 (1 Joh. 02:04).

“Wie zégt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft”  1 Johannes 2 vers 6 (1 Joh. 02:06).

“Wie zégt in het licht te zijn en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nu toe” 1 Johannes 2 vers 9 (1 Joh. 02:09).

“Indien iemand zégt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar, want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan (ook) God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben” 1 Johannes 4 vers 20 (1 Joh. 04:20). Veel zegen gewenst met de uitvoe­ring van dit praktische inzicht!

 

De gemeente: Gods huisgezin door Margreet Gast

 

Nadat in een van de vorige nummers Cees Maliepaard schreef over het belang van de gemeente, brengt Margreet Gast in dit artikel weer enkele aspecten van het gemeente-zijn onder de aandacht.

Daarbij wordt uitgegaan van Handelingen 2 vers 41 tot en met 47; Handelingen 4 vers 32 tot en met 37 (Hand. 02:41-47 en Hand. 04:32-37. Hoe was het in het begin en hoe is het thans? Margreet Gast is mede-oudste van de volle evangelie gemeente ‘In ’t Goudse’ te Moordrecht.

De eerste tijd

Het zijn enorm turbulente weken geweest, op aarde en in de hemel, die tijd vanaf het lijden van Jezus. Toen Jezus stierf, was het alsof alles de adem inhield, alsof er een strijd werd geleverd tussen hoop en wan­hoop. Met zijn opstanding braken hoop, leven, vreugde door. En met de uitstorting van de heilige Geest was de triomf van Jezus niet meer te stuiten: er gebeurde wat nog nooit gebeurd was: mensen kwamen tot bekering, riepen de naam van Jezus aan als hun Heer en werden vervuld met de heilige Geest. De onzienlijke wereld schudde op zijn grondvesten. De duisternis moest geesten van mensen loslaten, omdat ze het eigendom van Christus werden. De tegenstander hoorde steeds sterker en massaler het getui­genis van geloof in Jezus Christus. Het leven van de mensen zelf, die op de prediking van de apostelen tot geloof gekomen waren, veranderde ook radicaal. De heilige Geest, die ze

ontvangen hadden, bewerkte dit. Deze opende hun ogen en hun har­ten voor elkaar: zonder dat een mens hen dat opdroeg, zochten pas­bekeerden elkaar op. Ze ontmoetten elkaar, spraken met elkaar over Jezus, deelden hun gedachten en hun goederen met elkaar. Ze waren één in hun verlangen naar het woord, één in gehoorzaamheid, gebeden en uitdelende liefde. Ze waren gemeente met elkaar. Hun leven draaide niet meer om zichzelf, maar draaide om de eer van Jezus. De onbekeerde mensen in hun naas­te omgeving waren blij en verbaasd dit te zien, want we lezen dat de gemeente in de gunst stond bij het gehele volk Handelingen 2 vers 47 (Hand. 02:47). Dat de religieuze leiders van die tijd welwillend stonden tegen deze nieuwe gemeenschap, staat er niet bij… En dat de boze geesten onmid­dellijk de oorlog verklaarden aan de gemeente van Jezus is overduidelijk.

Na tweeduizend jaar

We zijn nu tweeduizend jaar verder. Hoe is het voor ons? Jezus is niet veranderd, het werk van de Geest gaat door. God weet wat zijn mensen nodig hebben. In Jezus is alles samengevat, waar wij van kunnen leven. De gemeente is het lichaam van Christus. Door de doop in de heilige Geest wordt elk kind van God gebracht tot de gemeente, om daar deel van te worden 1 Korinthe 12 vers 13 (1 Kor. 12:13). ‘De gemeente, dat bent u, dat ben ik!’

Gemeente zijn is een gave aan ons gegeven. Wij ontvangen onderwijs: het woord van God wordt uitgelegd, en we mogen de broeder en zuster doorgeven, wat wijzelf geleerd heb­ben. Als leerlingen van de Meester willen wij ontvankelijk zijn. In de wereld proberen de mensen staande te blijven met bravour, eigenwijsheid en trots. Ongezeggelijk zijn ze. Maar Jezus opent ons hart zodat we zijn woord kunnen aannemen en er naar kun­nen gaan leven. Zo ontvangen we leiding voor ons leven en hoeven we niet te (ver)dwalen. We vormen een gezin met elkaar. Door de heilige Geest leren we wat broederschap en zusterschap is. We groeien daarin, we willen dat immers zelf We herkennen in elkaar Jezus Christus. Daardoor zijn we met elkaar verbonden. De Geest is een Geest van eenheid, niet van verdeeldheid en partijschap. In de wereld leven mensen langs elkaar heen, of -nog erger- in vijand­schap met elkaar. Dit kwaad pro­beert Satan ook in de gemeenten te zaaien. Maar het zaad kan niet ont­kiemen, waar christenen in liefde elkaar vasthouden. Deze liefde geven we elkaar en we accepteren de opgave om haar levend en sterk te houden.

Samen zijn we sterk

We bidden en strijden, loven en prij­zen met elkaar de Heer. Natuurlijk heeft elk kind van God zijn persoon­lijke gebeden, maar de kracht van het getuigenis van Gods volk is ongelofelijk groot: samen proclame­ren we dat Jezus Heer is, samen ver­breken we banden van Satan. De één versterkt in de ander het geloof, de ander geeft de één weer nieuwe moed.

De heilige Geest wordt werkzaam op het gemeenschappelijk geloof van de gemeente. Iedere christen heeft in zich de levensbron, die de heilige Geest is, maar samen zijn we een stroom van reinigend en verfrissend water. Elke christen mag in zijn hart de blijdschap om zijn verlossing kennen, maar samen ontstaat er een vreugde, die niemand vatten kan. Elk kind van God heeft zijn persoon­lijke geestelijke strijd, maar samen wordt de overwinning behaald en de Overwinnaar bejubeld. We willen gemeente zijn. En daar­om kunnen we rekenen op de haat van de tegenstander… Nou… en? Het ‘gemeente willen zijn’ blijft als een paal boven water staan! Waarom? Omdat we niet anders kunnen, door de heilige Geest die ons tot gemeente-zijn gebracht heeft.

We kunnen rekenen op de liefde, de kracht, de blijdschap, de overwin­ning, de troost, het leven, de genade, de bevrijding, de onderwijzing, de rijkdom, de bescherming, de glorie en de heerlijkheid van Jezus, in de gemeente!

 

Wij vormen tezaam

het gezin van de Heer

Vrij door genade groeiend steeds meer.

Mijn zusters en broeders

vereend in Zijn Naam.

’t Gezin van de Heer,

zijn wij allen tezaam.

 

Aaneengesloten gaan wij

steeds voort.

Allen verbonden door Jezus

en Zijn woord.

O, wat een vreugde van

Christus te zijn,

samen in het huisgezin

van God.

 

De openbaring van Gods heerlijkheid door Gert Jan Doornink

“De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waar­op geen bedekking meer is, de heer­lijkheid des Heren weerspiegelen, ver­anderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” 2 Korinthe 3 vers 17 en 18 (2 Kor. 03:17-18).

“Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem zij de kracht in alle eeuwigheid! Amen” 1 Petrus 5 vers 10 en 11 (1 Petr. 05:10-11).

In dit artikel willen we het hebben over de openbaring van Gods heer­lijkheid, waarbij we eerst wat opmer­kingen willen maken over de twee woorden die hierbij aan de orde komen, namelijk ‘openbaring’ en ‘heerlijkheid’.

Wat is openbaring? En wat is heer­lijkheid?

Openbaring

Openbaring is het openbaar maken, verkondigen, meedelen van iets wat nog niet bekend is; met name in godsdienstige zin door goddelijke ingeving. Openbaring is dat wat geo­penbaard wordt of is, met name wat God aan de mens van Zijn verbor­genheden te kennen geeft. Openbaring staat dus tegenover ver­borgenheid. En dan denken we aan iets wat geheim is, een mysterie. Vooral bij dat laatste woord denken we aan iets wat dus een mysterie of geheim is en blijft. ‘God blijft een mysterie’ wordt er dan gezegd, maar deze opvatting verwijs ik direct door naar het rijk der duisternis, het is een leugen, want God heeft zich geopenbaard, niet voor een klein beetje, maar in al Zijn glorie en heerlijkheid.

Heerlijkheid

Hoe kun je ‘heerlijkheid’ het beste omschrijven? De Grote van Dale geeft niet minder dan 8 verschillen­de omschrijvingen van het woord heerlijkheid. Eén ervan zegt dat heerlijkheid de luisterrijke staat is, de pracht, de glans van iets, de hoge of hoogste (hemelse) volmaking, als eigenschap of toestand. Een andere omschrijving is: Heerlijkheid is gelukzaligheid. Ik zou het zelf zo willen omschrijven: heerlijkheid is het innerlijk gevoel en de zekerheid van gelukkig zijn; de positieve belevingswereld van alles wat met ons geloof te maken heeft.

Waarom openbaring?

Waarom openbaart God Zijn heer­lijkheid? Het antwoord is: Omdat we Zijn scheppingen zijn. We zijn geschapen naar Zijn beeld en gelij­kenis. We staan daardoor heel dicht bij God. De mens is immers de hoogste vorm van Gods scheppings­werk.

We stammen niet af van de apen of een andere diersoort. We zijn ook niet geleidelijk aan ontstaan en tot ontwikkeling gekomen uit een of andere oercel, zoals bepaalde weten­schappers ons willen doen geloven, maar Gód heeft ons geschapen! Daarmee wil ik niets af doen aan alles wat uit wetenschappelijk oog­punt wordt ontdekt. Dat is heel veel: in de tijd dat de Bijbel tot stand kwam meende men ook nog dat de aarde plat was, in plaats van rond, men wist toen niet beter. Maar de wetenschap beweegt zich op een geheel ander terrein, op een ander niveau, de verstandelijke ken­nis staat voorop, terwijl bij God ‘het geloof’ voorop staat: “Zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn. Want wie tot God komt moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). Duidelijker kan het niet gezegd worden, dan dat de schrijver van de Hebreeënbrief dat doet. Dit is ook we ku de sleutel om te kunnen begrijpen waarom God Zijn heerlijk­heid aan ons wil openbaren. God heeft geloof in ons!

DeelgenoteniMmiiHiiV/jnn “naimfiiuwfifirjk^Hnjit/r^Mn/iïï^

God wil ons laten delen in Zijn heer­lijkheid. Hij wil ons niet alleen

gelukkig maken, maar ons ook doen beseffen dat dat geluk altijd en onder alle omstandigheden (ook moeilijke) aanwezig is. Dat is een ander geluk dan de wereld ons aanbiedt. We worden in onze dagen overspoeld met geluks- aanbiedingen: Als je nu eens de honderdduizend zou winnen, of de 14 miljoen.

Gods geluk, Gods heerlijkheid is in geen enkel opzicht met wat ook te vergelijken. Het is het innerlijke geluk, de heerlijkheid die alles over­treft, de heerlijkheid die niet tijdelijk is, maar stand houdt tot in alle eeu­wigheid ook als verdrukking of ver­volging komt. Denk aan de eerste christenen, bijvoorbeeld Stefanus. Toen hij als volgeling van Jezus gestenigd werd, zag hij op het moment van zijn aardse sterven de hemel geopend en, zegt Handelingen 7 vers 55 (Hand. 07:55): “Hij zag de heerlijkheid Gods”. Gods heerlijkheid is verankerd in Zijn wezen, het is Zijn karakter en dat karakter, dat wezen is enkel goed, enkel licht: “God is licht en in Hem is geen enkele vorm van duisternis”, omschrijft Johannes zo mooi in een van zijn brieven. Voor velen is dat maar moeilijk te accepteren. En dan denk nog niet eens aan de mensen die buiten de gemeente van Christus leven, aan de niet-christenen. Maar ook vele chris­tenen leven nog steeds met de gedachte dat God zowel het goede als het kwade in zich heeft.

Geen verborgenheid

Maar hoe weet je nu zo zeker dat deze laatste gedachte fout is? zal iemand opmerken? Het antwoord is: Omdat God Zijn heerlijkheid heeft geopenbaard. God heeft Zijn heer­lijkheid niet verborgen gehouden. Niet alleen bij de schepping van hemel en aarde, maar vooral ook omdat in Zijn Zoon, in Christus, zijn volle heerlijkheid tot openbaring kwam.

Daarom is er voor de mens in feite maar één weg om deel te krijgen aan Gods heerlijkheid, namelijk Christus aanvaarden en Hem vol­gen. En Christus aanvaarden is niet alleen tot bekering komen en een kind van God worden, maar ook de totale belevingswereld van het nieu­we leven waaraan we deel gekregen hebben leren kennen en daarin leven. De Bijbel noemt dat het Koninkrijk Gods. Jezus zei: “Zoek eerst (dus voor alle dingen) Gods Koninkrijk en zijn gerechtigheid”. Let speciaal ook op dat laatste! Het gaat niet alleen dat we weten behou­den te zijn, gered voor de eeuwig­heid, maar het gaat juist om de bele­ving, de voor-leving hiervan.

Geroepen tot heerlijkheid

Met andere woorden: God heeft Zijn heerlijkheid niet verborgen gehou­den maar aan ons geopenbaard, maar dat betekent dus ook dat als die heerlijkheid in ons is, wij die heerlijkheid niet verborgen mogen houden, maar behoren te openba­ren. Daartoe zijn wij zelfs geroepen, zegt Petrus 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10).

Dus om het nog even te recapitule­ren: Er is een openbaring van Gods heerlijkheid in ons. Dat begon toen we van een zondaar een kind van God werden. En er is een openba­ring van Gods heerlijkheid door ons, althans die behoort er te zijn. Dat is de grote opdracht, de taak waartoe u en ik geroepen zijn. Dat was ook de taak van Jezus toen Hij op aarde was. Hij, de eerste mens van een nieuwe generatie, leefde ons voor, hoe ook wij behoren te leven.

Hij is in de eerste plaats onze Verzoener en in de tweede plaats ons Voorbeeld, waarbij ik nadrukke­lijk wil stellen dat het tweede niet minder belangrijk is dan het eerste.

De tegenstand(er)

Nu kun je natuurlijk opmerken: Ja, dat is allemaal waar, maar ik vind juist dat tweede -Christus als Voorbeeld volgen- zo moeilijk, Waarom is er zoveel tegenstand? Kan God die tegenstand niet wegne­men?

In feite geven we daarmee God de schuld van iets waaraan Hij part nog deel heeft, van iets dat zeker niet bij Zijn wezen, Zijn heerlijkheid hoort. Maar de vraag blijft natuurlijk: Waarom is die tegenstand er dan? Dan moeten we weer even terug­gaan naar het begin: de schepping. God maakt de mens naar Zijn beeld en gelijkenis. David spreekt zelf van “bijna goddelijk’. En ook dat we “met heerlijkheid en luister gekroond zijn” Psalm 8 vers 6 (Ps. 008:006). Dit ‘bijna God zijn’, zoals David dat formuleert, drukt in feite al uit dat we niet God zelf zijn, zoals bijvoor­beeld, in allerlei variaties, de New-Age beweging ons wil doen geloven.

Nee, de mens in de hof van Eden kreeg volledige bewegingsvrijheid, de mens kreeg een vrije wil. De ‘boom des levens’-God zelf dus- had het zo bepaald, maar God was óók ‘de boom van kennis van goed en kwaad’ en daar moest de mens van afblijven.

Gaf God daarmee een te grote ver­antwoordelijkheid aan de mens? Nee, Hij vond de mens zo uniek dat Hij het aandurfde hem een vrije wil toe te vertrouwen.

Dit werd de mens echter fataal, want die ging luisteren naar de stem van de tegenstander. Dat was -en ik zeg dit met grote nadruk- niet Gods schuld, maar de mens zelf nam de verkeerde beslissing en kwam bui­ten de gemeenschap met God terecht.

’t Liep dus verkeerd af. En je zou kunnen zeggen dat hiermee het ver­haaltje uit is, de kaars is gedoofd, de zonde en de dood en al het negatieve deed zijn intrede in Gods vol­maakte schepping. Wat een triest­heid, wat een tragedie… Gods heer­lijkheid was aangetast, was bescha­digd.

Herstel via de mens

Ho, stop, zou ik willen zeggen, want dat was gelukkig niet zo! Want één ding staat als een paal boven water: Gods heerlijkheid is onaantastbaar en blijft eeuwig bestaan. God liet Zijn schepping niet in de steek, schreef Zijn schepping niet af! Gods grote herstelwerk ging beginnen! En weet u wat zo geweldig is! God ging de mens daarbij betrekken. Zoals Hij ook de mens oorspronkeW lijk al geroepen had als beheerder en uitvoerder van Zijn scheppingswerk, zo ging dat gewoon door! Alleen nu was primair noodzakelijk dat de mens zich ging veranderen, zich ging bekeren. Waarom? Omdat God niets te maken wilde hebben met het vernietigende en afbrekende werk van de tegenstander, de duivel, waardoor de mens werd geïndoctri­neerd.

Weet u wat God deed? Hij schakelde de mens in om hem te weerstaan en te overwinnen. En de eerste mens die daarin slaagde was Zijn Zoon, maar wij die in de voetstappen van Zijn Zoon gaan, zijn daartoe óók geroepen. Met dit verschil, wij hoe­ven niet meer het verzoeningswerk tot stand te brengen, dat heeft Jezus al gedaan, maar wij zijn geroepen Gods heerlijkheid te openbaren, Christus te openbaren, want daarin was Gods heerlijkheid ten volle aan­wezig. Dan deert het ons ook niet als er tegenstand komt, als we te maken krijgen met lijden, verdruk­king en vervolging. Daar komen we voor 100% doorheen, die belofte hebben we, en we weten dat al Gods beloften in Christus ‘ja en amen’ zijn. Dat geloven we. die zekerheid leeft in ons hart.

Petrus beschrijft het zo mooi, nadat geschreven heeft dat de tegen­stander, de duivel, rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. En dat we hem weer­staan moeten, vast in het geloof: “De God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeu­wige heerlijkheid. Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten” 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10).

Weet wat ik zo geweldig vindt? Dat de duivel altijd zijn eigen glazen ingooit, dat wil zeggen: voor hen die geloven werken alle dingen, (let wel: alle dingen, niets uitgezonderd) mee ten goede!

Samenvatting

Laten we nu alles nog eens op een rijtje zetten (om het niet te verge­ten!):

  1. God heeft ons Zijn heerlijkheid toevertrouwd. We zijn nieuwe schep­pingen in Christus. We behoren tot het Koninkrijk van God, we zijn het beloofde land binnengetrokken.

2.Onze taak is Gods heerlijkheid te openbaren. We zijn deelgenoten van Zijn heerlijkheid geworden en we zijn nu geroepen ook anderen deel­genoten van die heerlijkheid te maken.

3.Als wij hiertoe geroepen zijn geeft God ons ook de mogelijkheden om het waar te kunnen maken. Hij vraagt nooit iets onmogelijks van ons. Hij heeft ons geschapen om goede werken te doen.

4.De talenten, de bekwaamheden die Hij in ons heeft gelegd behoren we dus ‘in werking’ te stellen, te sti­muleren, te activeren.

Daartoe geeft God ons verschillende ‘hulpmiddelen’; ik wil er een paar noemen:

a.Zijn Geest. Zijn Geest leidt ons van dag tot dag. Zijn Geest geeft ons overwicht op de vijand, Zijn Geest doet ons onderscheiden wat uit de goede bron of uit de verkeerde bron afkomstig is.

b.Zijn Woord, de Bijbel. Daarbij mag de Bijbel niet als een soort ‘wet­boek’ worden gehanteerd; de Bijbel is een ‘leefboek’ en laat ons zien hoe de mensen met elkaar en met God omgingen. We mogen niet, zoals de orthodox-katholieken met de paus doen, de Bijbel verabsoluteren, dat wil zeggen van de Bijbel als boek een soort afgod maken. De Geest brengt de letters van de Bijbel tot leven en doet ons bovenal verstaan dat de kern van de Bijbel, Jezus Christus is, het ‘vleesgeworden Woord’. Het gaat om Hem als grote voorbeeld.

  1. We hebben elkaar! Ook dat is een heel belangrijk hulpmiddel. We kun­nen niet op ons eentje een christen zijn, we hebben elkaar nodig, we leren van elkaar, we zien ook in de anderen Christus. Dat betekent ook dat de gemeente niet beperkt is tot onze eigen groep of gemeente, maar ook in andere kerken en kringen leven oprechte kinderen Gods.

De werkelijke gemeente

We leven in een tijd dat de werkelij­ke gemeente van Christus tevoor­schijn gaat komen. Die gaat meer en meer het Koninkrijk Gods vertegen­woordigen.

En zo zal zich ook meer en meer de heerlijkheid Gods gaan openbaren in en door allen die de Heer werke­lijk liefhebben.

Ik wil afsluiten met een woord van de apostel Paulus, die aan duidelijk­heid niets te wensen overlaat, en waarin ook mijn verlangen is uitgedrukt. En uiteraard naar ik hoop, ook het verlangen van u die dit leest.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 3 vers 18 (2 Kor. 03:18) dat wij allen (let wel: niemand uitgezonderd) de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is. Gods Geest bewerkt in ons leven de innerlijke groei naar de volkomenheid in Christus. Zo gaat de volle heerlijk­heid Gods uiteindelijk geheel tot openbaring komen!

 

Wandelen met God door Tea Keuper

 

“Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben en oot­moedig te wandelen met uw God” Micha 6 vers 8 (Micha 06:08).

Het staat er in één zin, vrij lang, maar toch heel duidelijk, wat God aan de mensen vraagt. Veel profeten, waaronder Micha, hebben steeds weer Gods volk op allerlei manieren vermaand en gewezen op Gods heiligheid. Gewezen op zijn liefdevol plan voor de mensen. Wat Hij eigenlijk met hen, met ons vóór heeft: een leven, volmaakt door de kennis van Hem en van dat goddelijke heilsplan. En Jezus, onze Middelaar en Verlosser, hééft ons God leren ken­nen. Hij was degene, die één was en is met Vader-God. Jezus zegt hiervan: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de énige waarach­tige God en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” Johannes 17 vers 3 (Joh. 17:03). Door alle eeuwen heen heeft Gods tegenstander op alle mogelijke manieren geprobeerd dit plan te ver­ijdelen. In de Bijbel staat het niet voor niets allemaal beschreven! Wat zijn mensen bevoorrecht, die Gods woorden serieus nemen, Hem geloven, vertrouwen en gehoorza­men! Dan is er wel strijd, omdat we in een wereld leven, waar de zonde zijn vernielend werk doet. Het ergste is dat mensen, in onwe­tendheid en ongehoorzaamheid, God de schuld van alle ellende geven, terwijl zijn vijand, de duivel, de aanstichter en verwekker is van alle kwaad en God de gever van alle goede dingen.

Zonde betekent: het doel (wat God met de mens heeft), missen. Zonde staat tussen de in zonde gevallen mens en God in.

De weg is vrij!

Jezus Christus, Gods Zoon. kwam in deze wereld om de weg weer vrij te maken, waarop we tot God kunnen gaan. Het is weer mogelijk om te ‘wandelen met God’, zoals in de oudtijd Henoch, Noach. Abraham en nog veel meer mensen deden. Zij vertrouwden volkomen op God. Ook nu kunnen we wandelen met God! Hij ziet hier naar uit. Hij begeert onze geest met jaloersheid (Jak. 04:05). In een oud lied wordt vra­gend gesteld: ‘Hoe zal ik U ontvan­gen?’ Blijft men dit vragen… óf heeft dit plaatsgevonden in ons hart, in onze verhouding met God? Die verwachting is toch ‘geboorte’ geworden toen we Jezus heel bewust hebben aangenomen in ons leven! Heel reëel, elke dag! Want dat is Gods doel met Jezus’ komst naar deze aarde. Het was een geweldige beslissing van onze Heer: de wil doen van zijn Vader en zijn leven te geven als losprijs voor de wereld Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

En voor óns een opnieuw geboren worden, van bóven, uit water en Geest, denk aan het gesprek van Jezus met Nicodemus, Johannes 3 vers 5 (Joh. 03:05). Een vernieuwd denken, een totaal nieuw leven! Bevrijd van alle meningen, leringen, etc, die er omheen ‘gewik­keld’ zijn. Net zoals soms een kadootje met een pak oud papier tot een ‘surprise’ wordt ingepakt: er komt geen einde aan de oude kran­ten, die om het moois gewikkeld zijn…

Moet dat nou? Gelukkig niet! God is een liefdevolle Vader, die ons begeert! En als wij van harte ‘ja’ zegen tegen Hem, kunnen we élke dag met Hem wandelen en van Hem leren, wat het is om recht te doen, getrouwheid lief te hebben en ootmoedig en nederig te zijn. Vrede en blijdschap is dan ons deel. En veel van wat we soms zo belangrijk vinden valt in het niet, doordat wij Hem leren kennen, zoals Hij werke­lijk is!

Met U te wand’len God,

in alle rust bij U te zijn,

dat is onverdeeld genot,

want u schenkt vreugdewijn!

 

Ik ben tot U gekomen,

U wachtte al zo lang op mij.

Ik had ’t niet kunnen dromen:

met U te gaan maakt vrij!

 

Uitdaging door Froukje Huis

Het is alweer bijna januari. De laat­ste dagen heeft het wat gevroren. Bij het opstaan is het eerste wat ik doe: even op de buiten-thermometer kij­ken. ‘”t Is vanmorgen drie graden boven nul”, kondig ik aan, en de zon begint al boven de daken uit te komen.

Aan het ontbijt besluiten we eerst onze wandeling te gaan maken, want het weer ziet er vriendelijk uit. “Zullen we naar Scheveningen gaan?” oppert Dick. Goed idee! Het is maanden geleden dat we daar waren. Het is niet druk op de weg en al spoedig rijden we door Scheveningen.

“Kijk!”, wijs ik op een bordje: ‘Stuifzand!’

“O, dat geldt niet voor vandaag”, meent Dick, “de zee is aardig rustig, er zal niet veel wind zijn”.

Aan ’t eind van de boulevard parke­ren we de auto. Nauwelijks buiten prikt het zand ons al in het gezicht. Een straffe wind duwt ons in de richting van het havenhoofd. Het water spat hoog op tegen de basaltblokken en af en toe slaat een fikse golf over de pier.

“Zullen we maar langs de haven gaan?”, vraagt Dick aarzelend. “Nee toch, we gaan tot het eind van het havenhoofd”, vind ik dapper.

We zijn al op weg! We krijgen de volle wind opzij met de nodige hoe­veelheid zand. Talrijke meeuwen vliegen krijsend over het strand om even later een duik in de branding te nemen. Ze hebben de ruimte want er zijn weinig mensen op het strand. “Geen wonder”, bibber ik, “die wind blaast door alles heen”. “Pas op!”, roept Dick. Een grote golf zwiept over de weg en op een holle­tje lopen we langs de gevaarlijke plek.

Tot onze verbazing zitten verscheide­ne vissers dik ingepakt rustig naar hun hengel te turen temidden van dit natuurgeweld.

We halen het eind en keren voldaan naar het punt van uitgang terug. We hebben ons niet laten kennen…

Waarom geeft zo’n verzet tegen de elementen voldoening, vroeg ik mezelf af, en hebben we er in de geestelijke wereld zo’n moeite mee? Wat is er nu groter uitdaging, tegen de natuur of tegen de machten in de hemelse gewesten? En dan te bedenken dat God ons machtig heeft toegerust om ook deze confrontatie aan te durven! Hij heeft ons het Woord geven en ons gedoopt in zijn heilige Geest. In het evangelie staat beschreven hoe de Here Jezus de vijand van repliek diende en onze opdracht is Hem te volgen.

We hoeven het niet alleen te doen, want de belofte van Jezus is: “Ik ben met U alle dagen tot aan de volein­ding der wereld!” Hij zal niet toe­staan dat we boven vermogen ver­zocht worden.

Laten we moed vatten en in dit nieuw begonnen jaar ook deze uitda­ging aannemen. Dan zijn we weer een stapje hoger op de berg Sion. En dat is toch ons doel? Doet u mee?