Selecteer een pagina

Levend Geloof – 408

Levend geloof 2000.09-10 nr. 408

Persoonlijk door Gert Jan Doornink

De samenstelling van ieder nummer is altijd weer een avontuur, een geloofs- avontuur wel te verstaan. Wat komt er binnen aan copy van allen die in het blad schrijven? Als eindredacteur kan ik daar altijd als eerste kennis van nemen en ervan genieten, dat wil zeggen opgebouwd worden in het geloofsleven.

Voordat een artikel tot stand komt gaat daar een periode van voorbereiding aan vooraf. Dat is bij iedereen die in het blad schrijft uiteraard wat verschillend, maar zoals een moeder die een kind ter wereld brengt de periode van verwachting zijn’ doormaakt, geldt dat ook voor dat een artikel ‘geboren’ is. Het is de tijd dat Gods Geest bezig is ons verstand en denken te beïnvloeden, ten dele gebeurt dat onbewust. Maar het verlangen van ons hart voor een nieuw artikel, waarvan het onderwerp meestal al duidelijk is, gaat geleidelijk aan tot rijping komen, tot de doorbraak daar is en het artikel ‘uitgeschreven’ kan wor­den.

We willen in dit verband ook nog opmerken dat een artikel tot stand komt door het, wat ik zou willen formuleren, het ‘samenwerkingsverband’ tussen Gods Geest en onze geest. Het is een verkeerde gedachte dat datgene wat geschre­ven wordt alleen wordt aangereikt door de Geest van God met uitschakeling van onze eigen geest. Integendeel, God heeft ons een creatieve geest gegeven, die niet wordt uitgeschakeld, maar volledig wordt ingeschakeld. Vrome, door de vijand geïnspireerde, leringen proberen deze gedachte te torpederen met de redenering ‘we zijn niets, worden niets en kunnen niets’. ‘Niets van onszelf, Heer, alles van Jezus’, zoals in een lied tot uitdrukking wordt gebracht, klinkt wel heel vroom, maar is bezijden de waarheid. God wil ons immers volledig inschakelen bij de uitvoering van Zijn grote plan tot herstel en vervolmaking van Zijn schepping. Wij zijn Gods medewerkers om deze doelstelling waar te maken. En of we nu schrijven of lezen, in de ogen van God zijn we allemaal even belangrijk. Het is dan ook met grote vreugde dat we dit nummer weer samengesteld hebben als ‘hulpmiddel’ -een van de vele – om deze doelstelling verder te realiseren. Veel zegen en geloofsopbouw toegewenst!

 

Bij de voorplaat door redactie

Van de eerste dertig jaar uit het leven van Jezus is maar weinig bekend. Maar wat Lucas ons in zijn evangelie (Luc. 02:40-52) vertelt, laat al overduidelijk zien welke bijzondere opdracht Jezus zou gaan vervullen. Aan de leraren in de tempel te Jeruzalem stelt Hij zulke bijzondere vragen, dat vers 47 vermeldt: “Allen nu, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en ant­woorden”. Tot zijn ouders die naar hem op zoek waren geweest, zei Hij: “Weten jullie niet dat ik bezig moet zijn met de dingen van mijn Vader?”

 

Groei (2)

De oproep in ons vorige nummer om adressen op te geven waar wij Levend Geloof gratis als proef naar toe kunnen zenden heeft spontaan weerklank gevonden. Direct na verschijning kwamen de eerste namen en adressen al binnen en ondertussen hebben velen de twee laatste nummers ontvangen, ter­wijl ook dit nummer en het volgen­de nummer hen nog zal worden toegezonden. Daarna kan men beslissen of men het blad door middel van een abonnement ver­der wil ontvangen. Uiteraard hopen wij dat ons lezersbestand verder blijft groeien, want het is zo belangrijk dat in deze tijd velen het werkelijke evangelie, zoals wij dat in Levend Geloof proclameren, leren kennen. Want het werkelijke evangelie leren kennen betekent ook deelgenoot worden van het werkelijke geluk. Natuurlijk geven wij ons blad niet uit met de gedachte dat wij alle wijsheid in pacht hebben. Ook wij hebben soms correcties nodig en kunnen niet functioneren zonder verder geestelijke groei onder de leiding van Gods Geest. Maar we weten ons wel verantwoordelijk voor dat­gene waar de Heer ons (en vele van onze lezers) de ogen al voor geopend heeft. En dat is heel veel! De geestelijke rijkdom die het geloof in het evangelie van het Koninkrijk Gods met zich mee­brengt is onvoorstelbaar groot en onuitputtelijk. Dat willen we via ons blad graag doorgeven aan anderen! Wanneer u nog niet mee­gedaan hebt met deze nieuwe actie tot uitbreiding van het lezers­bestand, vragen we u daarom ook mee te doen door ons (schriftelijk) adressen op te geven die dan Levend Geloof gratis op proef gaan ontvangen.

 

De zalving van Gods Geest Door Hans Bulthuis
Zalving is de aanwezigheid van de heilige Geest op en in een christen. Jezus was de eerste mens die blijvend de Geest van God in Zich had ontvangen. Hiermee werd aan Hem de profetie van Jesaja vervuld die had voorzegd dat op Hem de Geest des Heren zou rusten. Daarom wordt Hij de Christus genoemd, de door God gezalfde mens. Petrus zei dat God Hem met de heilige Geest en met kracht gezalfd had.
Allen die later in Hem zouden gaan geloven, zouden deze Geest eveneens mogen ontvangen. Jezus had dit beloofd. Hijzelf is de doper in heilige Geest tot op deze dag. Iedere christen die na gelovig gebed de Geest ontvangen heeft, is dus ook een gezalfde. Paulus schrijft dat God ons gezalfd heeft en de Geest tot onderpand in onze harten heeft gegeven 2 Korinthe 1 vers 21 en 22 (2 Kor. 01:21-22). En Johannes schrijft dat wij een zalving van de Heilige ontvangen hebben en dat allen weten. Deze zalving blijft op ons en zal ons over alle dingen leren 1 Johannes 2 vers 20; 1 Johannes 2 vers 27 (1 Joh. 02:20; 1 Joh. 02:27). Vandaar dat in Openbaring 11 vers 5b (Openb. 11:05b)zelfs de hele gemeente de Gezalfde wordt genoemd.
Zalving is evenwel ook de verhevigde werking van Gods Geest in en door gelovigen op een bepaald moment in een bepaalde situatie. De actief werkende Geest doet de mens dan uitstijgen boven eigen kunnen en maakt het voor hem mogelijk om zich in het bovennatuurlijke van Gods vermogens te bewegen en te funktioneren.
In het Oude Verbond kon de Geest wel eens op een zeker ogenblik tijdelijk en voor een zekere opdracht over iemand komen, een profeet bijvoorbeeld. Na gedane zaken week Hij dan weer.
In het Nieuwe Verbond echter, dat volgens 2 Korinthiërs 3 het verbond én de bediening van de Geest is, blijft Hij eeuwig in de gelovige. Eén van de vele zegenrijke gevolgen daarvan is de mogelijkheid om zalvingen te ontvangen en te ervaren al naar gelang de noodzaak daartoe. Het is van groot belang voor de christen daarop gericht en gespitst te zijn.
Beweging van de Geest
Zoals het voor álle aspecten van het Koninkrijk Gods geldt, betekent het ook voor de aanwezigheid van de heilige Geest in ons dat niets als een automatisme werkt. Bij alles van het geestelijk leven zal de mens bewust betrokken dienen te zijn en te blijven. Ten aanzien van de heilige Geest in ons leert de Bijbel dat de kans reëel is Hem te bedroeven of zelfs te doven. Dit gebeurt meestal door in zonden en in ongehoorzaamheid te blijven leven. Al zouden we dan honderd keer belijden dat we ‘ook’ gedoopt zijn in de Geest, het zou ons geen enkel nut doen en slechts lippentaal zijn. Gelukkig staat daar tegenover de mogelijkheid om als Geestgedoopt christen vervuld te kunnen worden met de Geest Efeze 5 vers 18b (Ef. 05:18b). Het staat er zelfs in de gebiedende wijs. Nog voller, dieper, bewuster, heviger, werkzamer, krachtiger en duidelijker dan ooit tevoren. Dit betekent dat de aanwezigheid van de Geest in ons geen konstante, altijd eenzelfde blijvende en vanzelfsprekende aangelegenheid is. Er is beweging van de Geest, te vergelijken met de immense deining van de oceaan, een eb en vloed, een afwisselend ritme van rust en actie. Het is een spiritueel gebeuren waar de Heer en de gelovige nauw betrokken zijn.
In de Bijbel staan voorbeelden van zulke oplaaiingen, zulke zalvingen van de geest: Er was kracht des Heren zodat Jezus de zieken kon genezen Lucas 5 vers 17 (Luc. 05:17); Hij voelde de kracht Gods van zich uitgaan (Luc. 08:46); Hij veranderde tijdens de verheerlijking op de berg Lucas 9 vers 29 (Luc. 09:29); Hij verblijdde zich door de heilige Geest Lucas 10 vers 21 (Luc. 10:21).
Zo ook bij de discipelen: de vergaderplaats werd bewogen en zij werden vervuld met de heilige Geest Handelingen 4 vers 31 (Hand. 04:31); over Stefanus’ optreden en straling Handelingen 6vers 8 tot en met 10; Handelingen 6 vers 15 en Handelingen 7 vers 55 (Hand. 06:08-10; Hand. 06:15 en Hand. 07:55); Paulus, vervuld met de heilige Geest, zei… Handelingen 13 vers 9 (Hand. 13:09); de discipelen werden vervuld met blijdschap en met de heilige Geest Handelingen 13 vers 52 (Hand. 13:52).
Dit zijn slechts enkele voorbeelden waarbij er in directe zin gewag gemaakt wordt van het ‘opnieuw, wederom en herhaald’ vervuld worden met de heilige Geest van reeds Geestgedooptegelovigen.
Reden tot zalving
De belangrijkste reden om gezalfd te worden met heilige Geest in een bepaalde situatie is voor het doen van het werk van de Heer. Van Jezus wordt getuigd dat de Geest des Heren op Hem is om… aan armen het evangelie te brengen, gevangenen loslating te verkondigen, blinden het gezicht te geven en gebrokenen in vrijheid heen te zenden Lucas 4 vers 18 en 19 (Luc. 04:18-19). De zalving maakte het voor Hem mogelijk om rond te gaan, goeddoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38).
De apostelen baden om genezingen, opdat ze vrijmoedig door konden gaan met de evangelieverkondiging. Gods antwoord was een sterke ‘wederom-vervulling’ met zijn Geest Handelingen 4 vers 29 tot en met 31 (Hand. 04:29-31). De bijzondere zalving op Stefanus stond in verband met zijn krachtig getuigend optreden onder het volk Handelingen 6 vers 8 (Hand. 06:08). De Heer had beloofd dat zijn volgelingen kracht zouden ontvangen wanneer de heilige Geest over hen zou komen, zodat zij zijn getuigen konden zijn Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08).
Een tweede reden om gezalfd te worden is om bij ernstige vervolging en verdrukking om Christus’ wille te kunnen volhouden en zonodig te ontkomen aan uitschakeling en dood als het ‘je ure nog niet is’. Paulus is daarvan het grote voorbeeld. Denk bijvoorbeeld eens aan zijn mogelijke opstanding uit de dood na zijn steniging Handelingen 14 vers 19 en 20 (Hand. 14:19-20). Hij heeft zeer geleden om de Naam, maar is evenzogoed vele malen door goddelijk ingrijpen uit zijn noden verlost. In Christus zijnde was hij zwak door al die benauwenissen, vervolgingen en problemen. Hij getuigde echter dat in zulke situaties de kracht van Christus, dat is de zalving, steeds weer over hem kwam 2 Korinthe 12 vers 9 en 10 (2 Kor. 12:09-10). Hij maakte er zelfs een stelregel van: wanneer ik zwak ben, ben ik machtig. Petrus kende dat geheim eveneens. Hij schrijft, dat, als iemand door de naam van Christus smaad lijdt, hij zalig is, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op hem rust. Dat is de zalving 1 Petrus 4 vers 13 en 14 (1 Petr. 04:13-14).
Tenslotte komt zalving over de gelovige om tijdens aanbidding in ‘vervoering van geest’ te komen. Dit overkwam de Heer op de berg der verheerlijking, en later ook Petrus en Paulus.
Ook voor buitengewone krachten en tekenen of profetische openbaringen wordt de zalving geschonken. Bij zulke verhevigde werkingen van de Geest ervaren de gelovigen de merkbare aanwezigheid van de opgestane Heer in hun midden. Dat sterkt en troost op een wel heel bijzondere en ingrijpende wijze.
Manifestaties
Zowel uit de beschrijvingen in de Bijbel als in vele getuigenissen uit de kerkgeschiedenis tot nu toe, blijkt dat bij zalvingen ongewone manifestaties zich kunnen voordoen. Enkele voorbeelden zijn de reeds eerder genoemde verschijnselen tijdens Jezus’ verheerlijking op de berg, de geschiedenis van Paulus’ bekering op de weg naar Damaskus, de wonderbaarlijke manifestaties tijdens de eerste pinksterdag en het bewegen van de vergaderplaats der apostelen in Handelingen 4.
Waar de geschiedenis verhaalt van opwekkingen, perioden van buitengewone werkingen van de Geest, lezen we eveneens van allerlei begeleidende manifestaties. Soms is het een en ander daarvan te begrijpen vanuit de reacties van onvolkomen en beschadigde mensen op goddelijk ingrijpen. Een waar boze geesten in het spel zijn, kunnen er zelfs vreemde dingen gebeuren.
Maar dit alles verklaart lang niet alle verschijnselen die plaatsvinden tijdens sterk gezalfde bijeenkomsten. In ieder geval is het zeer raadzaam om nooit op voorhand alle voorkomende manifestaties van de hand te wijzen als zijnde van de verkeerde kant, maar ook niet om alles klakkeloos toe te schrijven aan de zalving van de Geest. Onderscheiding van geesten, toetsing aan het woord van God en nuchterheid van verstand zijn in dergelijke situaties onmisbaar.
Van groot belang hierbij zijn de woorden van Jezus dat men aan de vruchten de boom kent. Zijn de vruchten goed, dan kan er sprake zijn geweest van een bovennatuurlijk handelen Gods. En zo niet, dan moet er gedegen onderzoek gedaan worden om verkeerde menselijke en/of demonische uitingen aan de kaak te stellen. Niemand is gebaat bij klatergoud en schijn,bij show en leugen. Waar echter ontegenzeggelijk de Heer aan het werk is, zullen we ons in gehoorzaamheid en ontzag mee laten voeren naar zijn goddelijke wereld van wonderen en kracht.
Wordt vervuld met de Geest
De apostel roept ons op om met de heilige Geest vervuld te worden Efeze 5 vers 18b (Ef. 05:18b). Dat gaat verder dan alleen de Geestesdoop als fundament te hebben ontvangen. In heilige Geest zijn immers de Vader en de Zoon bij ons. Vol worden van Hen, door heilige Geest, is Gods scheppingsbedoeling met ons.
Door zijn liefde, kracht en leven optimaal in de zijnen tot openbaring te laten komen, kan Hij Zich in de zichtbare wereld doen gelden als een reddende en verlossende God. Hij is immers Immanuël, God met ons, met de mensheid. God is in ons midden door Jezus Christus die de Geest is 2 Korinthe 3 vers 17 (2 Kor. 03:17). Hij wil de zijnen bewonen en in hen zijn hoofdkwartier vestigen, waaruit Hij, samenwerkend met hen, de schepping tot zich terugbrengt.
Wordt vervuld met de Geest, is zijn liefdewens voor ons, maar is tevens een noodzakelijkheid. Door die volheid kan Jezus zijn volgelingen leiden Romeinen 8 vers 14 (Rom. 08:14). Zo werkt zoonschap. Zonder Hem kunnen wij niets doen in zijn Koninkrijk.
Zalving en vervulling komt nooit tot stand door methoden en succesformules, door nadoen van anderen of opgefokte emoties. Het is niet als een los product te verkrijgen, want het zijn de Vader en de Zoon zelf die door heilige Geest sterk aanwezig zijn. Daarom leert de zalving ons om in Christus te blijven 1 Johannes 2 vers 27c (1 Joh. 02:27c). Slechts wie zich in Hem onderdompelt, wordt met Hem bekleed Galaten 3 vers 27 (Gal. 03:27). Het vraagt om een gedurig jezelf dopen in Christus. Dat is delen in zijn dood, waardoor je het oude leven voorgoed voor dood houdt en de boze geesten geen kans meer geeft om met je op de loop te gaan.
Het is echter ook delen in zijn opstandingsleven. Alle genade, mogelijkheden en kracht van de grote Koning is er voor jou. God geeft ons alle dingen met zijn Zoon: overwinning, openbaring, verhoring, groeikracht en vrucht.
Met Jezus bekleed zijn, houdt in dat je door geloof en relatie zo één met Hem bent, dat zijn gezindheid, denken en doen de jouwe zijn, en dat meer en meer worden. Je bent dan zijn bevoegde en volwaardige vertegenwoordiger. Je komt en handelt in zijn Naam, alsof Hijzelf er is en werkt. Het is wandelen in de gestalte van de grote Gezalfde. Op gelijke wijze was de Heer op zijn beurt bekleed met God.
Het vervuld worden met de Geest komt tot stand door je leven te vullen met Jezus alleen, in geest en in waarheid. Laat het woord rijkelijk in je wonen, loof en dank de Here van harte, bid zonder ophouden, wedersta de boze, heilig en bewaar jezelf voor Hem, wees dag en nacht voor de troon en leer zijn aangezicht zien. Laat je oog en aandacht bestendig op Hem gericht zijn en verzadig je met zijn beeld. Wees ook zoveel mogelijk daar waar de zalving werkt en wees en trouwe en zuivere geloofsvriend van hen die zalving dragen.
Handel
Zalving wordt gegeven aan de voortgang van de zaak van Christus in mensen. Ze is er niet voor de entertainment of show van leiders en werkers in Gods wijngaard. Door de zalving kunnen de geestelijke gaven versterkt en direct werken en vrucht voortbrengen. Door de zalving worden Gods krachten van de toekomende eeuw openbaar. Door de zalving wordt onze Heer Jezus Christus verheerlijkt in de zijnen. Door de zalving kunnen ongelovigen in hun harten geraakt worden en tot bekering komen. Soms kan dat met heftige reacties gepaard gaan. Zalving is het duidelijkst bij opwekkingen te merken.
Wanneer er maar enigszins sprake is van zalving, doet men er goed aan zeer attent te zijn op de leiding van de Geest. Kom dan tot zaken. Handel erdoor. Doe de werken Gods zoals Jezus die ook deed bij zalving.
Komt de zalving over de gehele gemeente tijdens een bijeenkomst, dan is het verstandig om de bestaande liturgie te laten voor wat ze is, en tracht mee te gaan in wat de Heer wil doen. Uiteindelijk zal het toch zo dienen te gaan met zonen Gods dat zij door de Geest geleid wordenen niet gevangen mogen blijven in een kerkelijk vastgelegd patroon van handelen.
Let wel: “indien de zalving er is”. Dát is het criterium. Geen vroom surrogaat daarvoor, maar ware aanwezigheid en autonomie van de Christus onder ons.
Hoe belangrijk is het voor de komende tijd dat wij allen zó op Hem zullen zijn afgestemd, dat wij te allen tijde zijn stem verstaan en horen wat Hij door de Geest tot de gemeente spreekt. Nogmaals: zonder Hem kunnen we toch niets beginnen. Wij roemen slechts in hetgeen Christus in en door ons heen bewerkt. Zalving is dan bij uitstek de gelegenheid om te handelen. Zoek daar allen naar.
Word vervuld met heilige Geest. Wees vol van het woord Gods. Loop over van zijn liefde. Stromen van levend water zullen dan uit ons aller binnenste gaan vloeien tot zijn volk en tot een verloren wereld. De zalving zal het ons doen gelukken.

 

Onder de boom Door Duurt Sikkens
Voor de Goddelijke liefde wordt het Griekse woord ‘agapè’ gebruikt in de Bijbel. Het is de liefde die een mens van nature niet heeft, omdat deze liefde van God boven het menselijke uitstijgt. Het veel gelezen gedeelte hierover in een pastorale brief van Paulus, gaat dan over deze agapè. Als je dat leest kom je tot de conclusie dat je dat uit jezelf, van nature dus, nooit zult kunnen opbrengen.
God is liefde, zijn hele wezen is ervan doortrokken en alles wat Hij doet is daarvan een uiting, van de eerste tot de laatste scheppingsdaad. Ook allen die uit Hem zijn geboren zijn uit liefde geboren, ze zijn gewenst, en Hij heeft naar je uitgekeken, al lang voor je opnieuw werd geboren.
De heilige Geest die van de Vader uitgaat is van de Vader zelf. Deze Geest is ook vol van liefde en wanneer een mens daarmee gedoopt wordt, wordt de liefde van God in de geest van de mens geplant als de kiem van eeuwig leven.
God is licht, licht is leven en leven kun je niet alleen. Leven heeft alles te maken met een relatie, met iemand die mee-leeft, iemand die het leven met een ander deelt, iemand die om je geeft. Zo verlangt de Vader naar een geliefde die Zijn leven met Hem deelt.
De eerste in wie dit leven zich ontspon was en is Jezus. Dat is ‘geestelijk leven’, dat zich langzaam en in het verborgene ontwikkelt, net als een liefde tussen een man en een vrouw. Het begint zo teer, zo stilletjes, als een geheim.
Daar hoort geen schallend koper bij of allerlei luidruchtige manifestaties, ontaardend in religieuze heksenketels. In zulke ketels wordt alleen maar onheil gebrouwen en dat is niet goed voor een mens. De liefde die God zo graag wil schenken is een verborgen zaak, voor mensen die zachtmoedig en nederig zijn. Het is ‘een blijde boodschap voor ootmoedigen’, voor zachtaardigen met een voor God ontvankelijke instelling. Dat zijn vooral de door religie stukgeslagenen en gekleineerden, de innerlijk gebrokenen, die zich bovendien ook nog zo schuldig voelen omdat ze niet aan een of ander ‘ideaalbeeld’ voldoen.
Voor deze mensen is Jezus gekomen; naar de zwakste schapen is Hij op zoek gegaan om ze weer op hun pootjes te zetten. Om ze weer terug te geven wat hun was afgepakt en ze weer in ere te herstellen; om de zogenoemde ‘afgekeurden’ weer voldoende zelfrespect te geven door ze met respect te behandelen door ze te laten merken hoe kostbaar ze zijn.
Al ben je nóg zo gekwetst en ben je haast stom van verdriet en blind van hopeloosheid, de stem van één die jou werkelijk liefheeft kun je horen.
Dat vind ik de grootste kracht van God: Hij kiest voor de verbrijzelden en vraagt aan hun of Hij bij hen mag wonen. Anders gezegd: Hij zoekt niet de weldoortimmerde huizen maar de verwaarloosde, gekraakte panden waar de ratten en de wind vrij spel hadden, om ze te restaureren.
-Hij maakt iets moois van je.
-Wat je daarvoor moet doen?
-Niet veel, alleen Hem toelaten…
Hij verbouwt je niet tot iets onherkenbaars, maar herstelt je in je oorspronkelijke wezen, vernieuwt je naar de oudste bouwtekening: mens. Daar voelt Hij zich thuis, onopvallend met jou samenwonend.
Het is onvoorstelbaar hoeveel woonruimte dat geeft, immers Gods verborgen omgang is te vinden voor mensen waar respect in woont, wederzijds respect. En zo zal al het gebrokene in je heel worden. Jesaja zegt het zo: “door rust zul je worden verlost en je kracht zit in stilheid en vertrouwen”.
Geniet van dit helend geheim dat Vader en Zoon met je delen. Je zult een gelukkig mens worden.

 

Twijfel of geloof; wie wint het?  Door Gert-Jan Doornink

Twijfel…, iedereen heeft er in meerdere of mindere mate mee te maken. Twijfel hoort bij het leven, maar het is een negatieve factor die niet ons leven mag bepalen! In dit artikel willen we enkele gedachten aanreiken die het mogelijk maken twijfel te overwinnen.
Wat is twijfel?
De Grote Van Dale omschrijft ’twijfel’ als volgt: ‘Toestand van onzekerheid, gebrek aan vastheid ten aanzien van hetgeen te doen of te geloven is’.
Een verdere (wijsgerige) omschrijving is: ‘Toestand van geestelijke onbeslistheid, waarbij men zich niet voor of tegen durft uit te spreken’.
Je durft niet te beslissen, je aarzelt. ’t Gevolg is dat er niets gebeurt en je overgaat tot uitstel.
Bijvoorbeeld als Gods Geest je na je bekering overtuigt: ik moet me laten dopen, laat je je dopen, tenzij je toegeeft aan de twijfel: is dat nu wel nodig; wat zullen mijn familieleden of buren er wel niet van zeggen? In dat geval speelt ongehoorzaamheid en ongeloof (het niet vertrouwen op de Heer) een rol en dus heeft de vijand een vinger in de pap.
Tegenpool en vijand
Het is een duidelijke zaak dat twijfel een tegenpool is van geloof. Of laat ik het zo formuleren: de grote tegenpool is natuurlijk ongeloof, maar twijfel is een even grote vijand.
Het belemmert op een ernstige wijze het functioneren als gelovige. En dáár gaat het toch om?
In een vorig artikel namen we als uitgangspunt Jacobus 2 vers 26 (Jak. 02:26): “Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”. We hebben toen het accent gelegd op het feit dat geloof beleefd moet worden, omdat het anders geen waarde heeft. Maar het spreekt vanzelf dat er van een goed functionerend, werkzaam geloof al helemaal niets terecht komt als het aangetast wordt door de twijfel.
En ook in dit artikel wil ik er weer de nadruk opleggen dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).
God vraagt van u en mij geloof. Een dagelijks, actief geloofsleven. Anders zijn we niet waard ons gelovigen te noemen.
Het onvoorstelbaar grote geloof wat God in ons heeft, mogen we natuurlijk niet onbeantwoord laten. Dit zou van grote ondankbaarheid getuigen.
Betrokken bij Gods plan

Maar dat niet alleen. We belemmeren dan ook de verdere doorwerking van Gods grote plan tot herstel en vervolmaking van Zijn schepping.
En laten we dat nu niet afdoen met de opmerking: ‘God is souverein. Hij bereikt Zijn doel ook wel zonder ons’. Dat is niet waar! God werkt juist niet zonder ons. Hij schakelt Zijn schepselen volledig in.
Voor de inschakeling en betrokkenheid bij het grote plan van God zijn echter twee dingen beslist noodzakelijk:
a. dat de mens tot bekering komt (dus het rijk der duisternis verlaat en het Koninkrijk van God binnengaat) en b. dat deze nieuwe mens de weg van geloof gaat bewandelen.
Wat punt a betreft komen er gelukkig heel wat mensen het Godsrijk binnen. En God wil natuurlijk het liefst dat iedereen die beslissing neemt. “Hij wil niet dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen” 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09). Paulus schreef aan Titus dat de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor álle mensen 2 Petrus 2 vers 14 (2 Petr. 02:14). Daarover kan dus geen enkel misverstand bestaan.
Maar nu punt b. Gaat de nieuwe mens de weg van geloof bewandelen? Gaan wij als nieuwe mensen de weg van geloof?
Ik werd onlangs getroffen door een overlijdensbericht van iemand die ik wel enigszins kende. Het bericht vermeldde over deze persoon dat Jezus niet alleen zijn Verlosser was maar ook zijn Schepper. Toen dacht ik: wat geweldig als je je dat bewust bent!
Van hoge kom-af
We zijn van hoge kom-af, God is immers onze Schepper!. David bijvoorbeeld was zich dat bewust.

 In Psalm 8 maakt hij de opmerking dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond Psalm 8 vers 6 (Ps. 008:006).
We zijn niet een of andere veredelde diersoort zoals de moderne bilogen ons willen doen geloven, nee, we zijn de hoogste vorm van Gods scheppingswerk.
De duivel heeft er een ontzettende hekel aan dat we ons dat bewust zijn, maar voor de waarachtige gelovigen van de werkelijke gemeente die tot stand zal komen, is dit ongetwijfeld (en ik gebruik hier nu bewust het woord ongetwijfeld, zonder twijfel dus) een rotsvaste zekerheid.
Maar het gaat niet automatisch. Als we dat denken dan maken we een grote vergissing. Nogmaals: God handelt niet buiten ons om, maar wil ons volledig inschakelen.
Het hangt van onszelf af of wij ons láten inschakelen, of wij medewerkers van de uitvoering van Zijn plan zijn.
Daarom gaan we alle barrières aanpakken die dat proberen te verhinderen. En één van die barrières is de twijfel.
Hoe bannen we nu de twijfel uit ons leven? Hoe geven we de vijand geen kans ons machteloos en krachteloos te laten maken door ons te doen twijfelen? Ik wil een vijftal punten aangeven die daarbij van het grootste belang zijn.
1. Geestelijke groei
Verlangen wij geestelijk te groeien zodat we het volwassen stadium in Christus bereiken? Ik zou niet graag die christenen de kost willen geven die niet verlangend zijn geestelijk te groeien. Zij zijn blij dat ze gered zijn, zij uiten die blijdschap in de lofprijzing en aanbidding. Op zich een goede zaak. Zij zingen hun blijde liederen. De Opwekkingsbundel staat er vol van. Al vraag ik me wel eens af waar zijn de liederen die tot uitdrukking brengen van wát we geloven en wat diep verankerd is in ons hart?
Laat het niet zo zijn dat de opmerking die we in de Hebreeënbrief lezen ook voor een van ons zou gelden. We lezen daar: “Hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoordet te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig en geen vaste spijs. Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling. Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad” Hebreeën 5 vers 12 tot en met 14 (Heb. 05:12-14).
Wie niet geestelijk groeit, blijft een beginstadiumchristen met alle negatieve gevolgen van dien. Hij komt niet los uit het stadium van ongeloof en twijfel. Hij blijft een gemakzuchtig en oppervlakkig christen.

  1. Beelddrager van Christus
    Twijfel overwinnen, niet toegeven aan de twijfel, betekent hoe langer hoe meer beelddrager van Christus worden. We zien dan niet langer op de omstandigheden, die soms radicaal tegen kunnen zijn, maar blijven te allen tijde vertrouwen op God en vasthouden aan Zijn beloften.
    Toen de discipelen, in het bekende verhaal uit de evangeliën, Jezus zagen wandelen op de golven, was het Petrus die de boot uitging Jezus tegemoet. Maar uiteindelijk zonk hij weg in de golven omdat hij zag op de omstandigheden en niet meer op Jezus. Gelukkig werd hij door Hem gered. Wat zei Jezus toen tot Petrus?: “Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen? Matteüs 14 vers 31b (Matt. 14:31b).
    Als je het hele verhaal doorleest dan kun je alleen maar tot de conclusie komen: er was voor Petrus geen enkele reden om te gaan twijfelen.
    In ons vorige artikel hebben we Abraham als voorbeeld aangehaald. Hij was een man van groot geloof, hij twijfelde niet maar was gehoorzaam en hield zich vast aan de beloften Gods.
    Abraham is één van die geweldige geloofsvoorbeelden voor ons. Paulus was zich dat bijvoorbeeld ook al bewust. Hij schreef in zijn brief aan de Romeinen, dat hij aan de belofte Gods niet getwijfeld heeft door ongeloof (4:20). Abraham had ongeloof en twijfel buiten de deur gezet.
    Nu kunnen we geneigd zijn te denken: ja, dat was Abraham. De afstand tussen Abraham en ons is zo groot… Dat is een foute redenering. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Elia. Wat staat er in Jacobus 5 vers 17 en 18? (Jak. 05:17-18)
    “Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten”. Let speciaal op de zin: “Elia was slechts een mens zoals wij…” Alle mensen waar in de Bijbel over gesproken wordt, waren niet anders dan wij!
    De Heer vraagt dit dus ook van ons. En als Hij iets van ons vraagt dan geeft Hij ook de mogelijkheden om het waar te kunne maken.
    3. Geen fanatisme
    Het niet toegeven aan de twijfel, maar te allen tijde blijven geloven heeft niets te maken met fanatisme of extremisme. Maar het betekent dat ons vertrouwen in de levende God en zijn Zoon Jezus Christus diep verankerd is in iedere vezel van ons bestaan.
    Wij dienen ons echter te realiseren dat het soms anders gaat dan wij denken of verwachten, maar dat zal ons niet van de kaart brengen. Integendeel, we weten dat God een goede God is en altijd het beste met Zijn kinderen voor heeft. Voor hen die geloven werken alle dingen mee ten goede.
    Als wij die instelling ons eigen maken, behoedt ons dat voor teleurstellingen, waarbij ik vooral denk aan het terrein van genezing, waardoor nog al is verwarring (in de gemeente) ontstaat als lichamelijke genezing uitblijft, terwijl er toch in het geloof is gehandeld. Dan komen de vragen: Hoe kan dit nu? Is het geloof van de betreffende persoon niet in orde? Of van degenen die voor hem of haar bidden? enz. Laten we elkaar in dit opzicht geen verwijten maken, maar onder alle omstandigheden rustig blijven vertrouwen op de Heer en ons realiseren dat Hij alle dingen doet meewerken ten goede Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28).
    4. Niet altijd twijfel
    Niet elke vorm van twijfel is werkelijk twijfel. Daarmee wil ik aangeven dat we soms voor bepaalde beslissingen staan waar we niet direct een antwoord op weten hoe te handelen. In dat geval gaan we bidden. Soms moeten we afwachten, maar het antwoord zal zeker komen. Dat heeft dus niet met twijfel te maken.
    Maar als het om de werkelijke twijfel gaat die ons geloofsleven probeert af te remmen of uit te schakelen, mogen we rustig vaststellen dat we dan te maken hebben met een grootvorst uit het rijk der duisternis, waarmee we radicaal behoren af te rekenen.
    In sommige hardnekkige gevallen kan zelfs een bevrijdingsbediening noodzakelijk zijn. In zo’n geval zullen we moeten handelen door deze macht uit te drijven in de naam van Jezus.
    Elk kind van God heeft te maken met aanvallen van twijfel, het is een van de pijlen op de boog van de tegenstander. Maar wat we al opmerkten, naarmate we geestelijk groeien, en dus de weg van geloof en gehoorzaamheid bewandelen, zal de twijfel steeds minder vat op ons krijgen.
    5. Blij met twijfel?!
    We mogen blij zijn dat we soms aangevallen worden door twijfel. Want wat zegt Jakobus? “Houdt het voor enkel vreugde, mijjn broeders, wanneer gij in velerleiverzoekingen valt, want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets tekort schiet” Jakobus 1 vers 2 tot en met 4 (Jak. 01:02-04). Twijfel is een vorm van verzoeking. Maar naarmate ons geloof een volhardend geloof wordt krijgt de twijfel geen kans.
    Jakobus gaat dan verder met de opmerking: “Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden” Jakobus 1 vers 5 (Jak. 01:05).
    En dan komt zijn oproep om te bidden in geloof: “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt” Jakobus 1 vers 6 (Jak. 01:06).
    Jakobus maakt ook duidelijk wat een desastreuze gevolgen de twijfel heeft: “Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig (telkens veranderend) op al zijn wegen” Jakobus 1 vers 8 (Jak. 01:08).
    Het is een duidelijke zaak dat zó ons geloofsleven niet mag zijn.
    Dan zijn we net als het weer, als na een paar mooie dagen het wisselvallige weertype weer zijn beslag krijgt…
    God wil zo graag dat we als leden van zijn eindtijdgemeente uitgroeien tot stabiele, volwassen christenen, die het einddoel -de volkomenheid in Christus- zullen bereiken. Aan Hem zal het niet liggen. Maar wat is ons antwoord? Laten we Hem (en ook onszelf) niet teleurstellen maar de status waarmaken waarvoor Hij ons geschapen heeft, namelijk eerstelingen te zijn onder zijn schepselen Jakobus 1 vers 18b (Jak. 01:18b).
    Positieve uitwerking

Een bijkomend, maar niet onbelangrijk, positief gevolg daarbij is dat zo ons getuige zijn in deze wereld ook meer effect zal sorteren. Hoe meer anderen ‘Jezus’ in ons zien, hoe meer ze aangetrokken worden om ook Hem te leren kennen.
In deze welvaartstijd lijkt het soms wel of alles wat met geloof in God te maken heeft hoe langer hoe meer wegebt. Maar schijn bedriegt. De opkomst van en belangstelling voor het bovennatuurlijke neemt zelfs hoe langer hoe meer toe. Maar omdat de wereld nog zo weinig ziet en ervaart van de werkelijke gemeente van Christus gaat deze belangstelling vaak de verkeerde kant uit, naar het occulte, naar de duistere kant van de geestelijke wereld.
Maar laten we niet met de verkeerde gedachte rondlopen van ‘wat kan ik daar nu in mijn eentje’ of ‘wat kunnen wij daar nu als gemeente aan doen’. We zijn allemaal persoonlijk verantwoordelijk. We kunnen er wél wat aan doen! Vanuit onze geestelijke rijkdom kunnen we ‘handelen en wandelen’ in overeenstemming met de bedoeling van God
Daarom: Voorwaarts, in de naam van Jezus! Voorwaarts, onder de zalving van de heilige Geest! Gooi elke vorm van twijfel overboord! Blijf je richten op, wat wij dan noemen, het einddoel. Alleen door geloof en gehoorzaamheid zullen we dat doel bereiken.
Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02) blijft ons devies: We houden ons oog alleen gericht op Jezus, de leidsman en voleinder van ons geloof! Als ‘geestelijke bergbeklimmers’ geven we de moed niet op en gaan door tot we de ’top’ hebben bereikt! Want zalig zijn wij, als we in verzoekingen volharden, als we aan de twijfel niet toegeven. Dan zullen wij, zoals Jakobus dat formuleert in hoofdstuk 1 vers 12, ‘de kroon des levens’ ontvangen, die Hij beloofd heeft aan allen die Hem werkelijk liefhebben.

 

Korte gedachten door Gert Jan Doornink

Geloofwaardigheid

Gebrek aan geloofwaardigheid is een belangrijke reden waarom velen afwijzend blijven staan tegenover de Gemeente van Christus. Want actief zijn in dienst van Gods Koninkrijk is op zich nog geen garantie dat we vruchtdrager van dat Koninkrijk zijn. Het kan zelfs camoufle­rend werken als ons eigen leven geen getuigenis is van wat we zeggen te geloven. Wij behoren in de eerste plaats orde op zaken te hebben gesteld in eigen leven. Alleen door een geloofsleven te openbaren vanuit een bevrijd en stabiel innerlijk (waarvan de vrucht van de Geest het kenmerk is – (Gal. 05:22) komen de woorden die wij uitspreken en de dingen die wij doen geloofwaardig over zodat ze ook een positieve uitwerking kunnen hebben in de levens van anderen.

Talentenbelasting

Waarschijnlijk heeft u nog nooit van talentenbelas­ting gehoord. Wij ook niet tot we onlangs lazen hoe de destijds zeer beken­de econoom professor Tinbergen, voorstelde een belasting te gaan heffen op iemands talent, teneinde iedereen de kans op een gelijk inkomen te geven. Het plan is uiteraard niet doorgegaan want het is natuurlijk onmoge­lijk objectief te beoordelen hoe en op welke wijze iemand op effectieve wijze weet om te gaan met de talenten en bekwaamheden die in hem zijn. Wat voor ons als christenen erg belangrijk is dat (a) wij ons bewust zijn dat de Schepper ons getalenteerd heeft met gaven en mogelijkheden. En (b) dat we onze talenten, onder leiding van Gods Geest, in dienst van Gods Koninkrijk mogen stellen.

In dienst van het Koninkrijk

Het is een misverstand te denken dat alleen full time werkers zoals evangelisten, zendelingen, missionarissen, priesters, dominees, etc., in dienst van Gods Koninkrijk staan. Integendeel, ieder kind van God is geroepen zijn nieuwe schepping zijn tot openbaring te brengen. Juist in het gewone leven van alle dag (op kantoor, fabriek, school, huishouding, in het zakenleven) zal moeten blijken dat datgene wat we zég­gen te geloven praktische uitwerking heeft in ons leven.

Geloofsontwikkeling

‘Er wordt bij jullie zo verschillend gedacht, wat moet ik nu geloven?’ Een opmerking die we nog al eens horen van mensen die voor het eerst kennismaken met het evangelie van het Koninkrijk. Ten dele is de opmerking over het ‘verschillend denken’ terecht. Het heeft te maken met de ontwikkeling van ons geloofsleven. Een pasbekeerde kijkt nu eenmaal anders aan tegen bepaalde dingen dan iemand die al geestelijk ver­der gegroeid is. Maar ook dan kunnen opvattingen over bepaalde geloofs- facetten op onderdelen soms verschillend zijn. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat op sommige dingen nog niet het ‘volle licht’ van Gods Geest is doorgedrongen en anderzijds met de eigen interpretatie, dat wil zeggen Gods Geest schakelt onze eigen geest niet uit, maar werkt er mee samen! En bij ieder mens speelt ook de eigen denkwereld een rol. Daardoor worden de eigen creativiteitten en bekwaamheden dus niet uitgeschakeld maar verder tot ontwikkeling gebracht.

 

Voorbeeldfunctie van de wet – Deel 9
Eerlijk duurt het langst / Diefstal is uit den boze Door Cees Maliepaard Hoe het allemaal begon

Wat is de oerzonde? Begeren eigenlijk. verkeerd gerichte begeerte wel te verstaan. En hoe wordt het zichtbaar?
Via leugens en/of diefstal. Diefstal is een ten uitvoer gebrachte, verkeerd gerichte begeerte.
De oerzonde van de duivel was:
1. Een verkeerd gerichte begeerte.
2. Het uitspreken van leugens om het begeerde binnen bereik te krijgen.
3. Stelen om het zich toe te eigenen.
Het foute begeren van de door God bij de mens aangestelde overdekkende cherub was, dat hij áls Gód wilde zijn; dat hij geen genoegen wenste te nemen met zijn positie en dat hij ‘het Gode gelijk zijn’ zich door roof probeerde toe te eigenen. En dat laatste op een meedogenloze manier, ten koste van het leven der mensen. Hij wilde de Allerhoogste gelijk zijn Jesaja 14 vers 14 (Jes. 14:14). Maar dat is een plaats die geen mens zich eigenmachtig toe kan eigenen.
Zoals Jezus in alles de eerste is, de eerste voor wat de goede dingen betreft, de koploper in alles wat het goede plan van God gestalte geeft – zo is ook Satan in alles de eerste. Maar bij hem dan in kwade zaken, haantje de voorste in alles wat het goede plan van God tegenstaat. Hij deed een greep naar de macht, wederrechtelijk… in de vorm van pure diefstal.
Hoe deed hij dat? Door de mensen te verlokken onder Gods liefdevolle, vaderlijke heerschappij vandaan te komen. Hij maakte hen wijs dat ze áls Gód zouden worden als ze simpelweg de barrière zouden slopen die God daarvoor opgeworpen had (naar Satans zeggen). Maar dat was een klinkklare leugen, regelrechte misleiding, want ze hóefden er niets voor te doen, ze wáren al als God. Ze droegen zijn beeld immers.
Jezus vrij van roofbouw
Hun was door de Almachtige alle macht gegeven om als mensen Gods op aarde te functioneren en in een later stadium zouden ze dat ook in de hemel gaan doen, als geestelijke mensen. Adam en Eva roofden het Gode gelijk zijn, dus volkomen onnodig! Jezus zou ook dít later weer goed maken door het Gode gelijk zijn niet als een roof te achten Filippenzen 2 vers 8 (Filip. 02:08), dat wil zeggen: door het in Gods gestalte zijn niet angstvallig voor zichzelf te houden.
Hij eigende zich dus niet toe wat Hij al had: het Gode gelijk zijn. Hij hield dat niet koste wat kost vast, maar deed er vrijwillig afstand van ten behoeve van de mensen. Hij nam voor ons de slavenpositie in, door (alsof Hij een zondeslaaf was) de dood over zich af te roepen. Zodoende nam Hij de drukkende last van de zondeschuld van de mensheid af. Zo was het 2000 jaar geleden.
Hoe is het nu?
Over het ‘u zult niet stelen’ wordt tegenwoordig nogal gemakkelijk gedacht. Sommigen beleven het als: je zult niet stelen van je familie, van je collega’s en van je vrienden en je buren. Aan het bestelen van vreemden wordt dikwijls niet zo zwaar getild. Winkeldiefstal wordt vaak niet meer als diefstal herkend. Men ziet het niet langer als iets verkeerds, maar meer als een soort sport. Ongeveer zoals men het zwartrijden ervaart: als een handigheidje met een sociale achtergrond waar je een kick van krijgt. ‘Proletarisch winkelen’ is al sinds jaar en dag de populaire term voor ordinaire winkeldiefstallen.
Een fiets jatten doe je alleen omdat de jouwe je ook ontstolen is. Volkomen gerechtvaardigddus, denkt men veelal. en dat is dan nog niet eens volgens het oudtestamentische principe van het ‘oog om oog en tand om tand’. Want dat trof slechts degene die jou hetzelfde al eerder gelapt had. Maar nu steel je iets van iemand die jou nog nooit wat misdaan heeft. onder invloed van Satan is in de wereld gangbaar geworden: pakken wat je pakken kan!
Oudtestamentisch is: terugpakken wie jóu gepakt heeft… oog om oog, tand om tand, fiets om fiets. Nieuwtestamentisch is: keer ook de andere wang toe, geef genade voor recht. Als iemands fiets voor de eerste maal gestolen wordt, blijft ie meestal nog wel van een andermans eigendom af. Maar als het iemand al -tig keer gebeurd is? Dan kan ik wel begrijpen dat ie de fiets van een ander pikt, maar goed is het natuurlijk nooit. Het hek is dan al gauw van de dam en een complete chaos komt binnen handbereik.
Gods eer niet stelen
Het stelen is niet zómaar door de Here God verboden, daar zat wat achter! Het hield de oudtestamentische samenleving zuiver en beheersbaar. Maar als er iets zuiver is, is het wel Gods heilige Geest. Diefstal is derhalve niet te vereenzelvigen met deze Geest. Diefstal ademt het klimaat van satan en ondergraaft het goddelijk gegeven van recht en gerechtigheid. daarom schrijft Paulus aan de Efeziërs: “Wie een dief was stele niet meer, maar spanne zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten” Efeze 4 vers 28 (Ef. 04:28). Er achter volgt dan de uitspraak: “Geen liederlijk woord komen uit uw mond”. Waarom niet? Omdat je, liederlijke woorden gebruikend, daarmee Gods eer zou stelen.
En wat zijn dan wel liederlijke woorden? Minder beschaafde uitdrukkingen als ‘shit’ en ‘scheisze’ en zo? Niet echt; je behoeft je woorden op geen gouden schaaltje te wegen, hoor! De Petrus Canisiusvertaling heeft: “Uit uw mond kome geen vuile taal”. De Statenvertaling geeft het wat ouderwetser weer met: “Geen vuile rede ga uit uw mond”. De aanduiding ‘vuile taal’ is eigenlijk duidelijker. het wil zo veel zeggen als: geen smerige of schuine kreten slaken. Dat alles valt onder de noemer: in zuiverheid leven. Daaronder is ook het niet stelen, maar eerlijk zijn, te rangschikken.
Jezus zei: “het is zaliger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20:35). ‘Nemen’ komt in de optie van Jezus al helemaal niet aan de orde. Stelen om iets aan een ander te kunnen geven, is in een normale situatie een kromme en vrome redenering.
Maar om te kunnen geven, zal een mens eerst moeten ontvangen, dat geldt voor natuurlijke zaken zowel als voor geestelijke. het is dus nodig van Gods plan op de hoogte te zijn, om er anderen mee te kunnen verrijken.
Ver verheven boven de dieven?
Is een dief een verachtelijk persoon, a-sociaal en zo, iemand waar we boven staan? WIJ zijn eerlijk hè, dus op een dief kun je wel neerkijken – die vergrijpt zich aan andermans eigendommen. En dat lijkt wel het ergste wat je kunt doen in een welvaartsstaat als de onze. Soms krijg je de indruk dat een mensenleven hier nog nauwelijks geteld wordt, maar kom niet aan ons economisch erfgoed… want dan kom je aan ons! De uitspraak van een Nederlandse bisschop, iemand die een brood steelt niet te willen veroordelen, kwam daarom bij velen nogal vreemd over. En voor mensen die proletarisch winkelen goedpraten, vond ik dat dan hypocriet.
Wat staat er in Spreuken 6 vers 30? (Spr. 06:30) Dit: “Men veracht een dief niet, wanneer hij steelt om z’n begeerte te bevredigen… als hij honger heeft”. Een mens in nood moet je niet pakken op z’n noodsprong. Ik denk dat die bisschop er toch wel iets van begrepen heeft! En als we het dan in de Geest van de Christus willen benaderen, rijkt Paulus ons iets aan in Galaten 6 vers 1 (Gal. 06:1). Daar staat: “Zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpen jullie (die geestelijk zijn) hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf. U mocht ook eens in verzoeking komen”. Zoiets maakt je mild.
In Spreuken 30 vers 8 en 9 (Spr. 30:08-09) slaakt de dichter de verzuchting: “Geef mij armoede noch rijkdom”. En daar zit een behoorlijk stuk wijsheid in. Want in tijden van overvloed zou men kunnen denken God niet langer nodig te hebben.. En in perioden van hongersnood zou men ertoe kunnen komen voedsel te stelen. Niet dat de HERE God daar zwaar aan tillen zou, maar Satan zou het zeker aangrijpen om een argument tegen God te hebben. met een voorspelbaar negatieve uitwerking naar de mensen om ons heen. En die lol gunnen we hem niet! Job trapt in een soortgelijke val met z’n opmerking in Job 19 vers 9 (Job 19:09): “Mijn eer heeft Hij mij ontroofd”. En daar bedoelt hij God mee. Maar uiteraard is het Satan die hem dat lapt, want God berooft de mens niet.
En op de werkvloer?
Stelen van de baas is ook zo’n algemeen aanvaard verschijnsel. Mag je dan geen spijker mee naar huis nemen, geen goedkope wegwerpbalpen? Nou, dat hangt nog. Bepalend is daarbij niet wat de collega’s ervan vinden, maar wat de werkgever ervan denkt. Het zijn tenslotte zijn spijkers en het is zijn balpen. In het bedrijf waar ik ruim 36 jaar van m’n leven gewerkt heb. werd het van de kant van de leiding normaal gevonden als dergelijke kleinigheden zonder te vragen meegenomen werden. Maar niet overal wordt daar zo over gedacht.
Aan de andere kant zal de werkgever ook geen diefstal uitlokken door eerst zelf z’n personeel tekort te doen. Lees maar eens wat er in Jakobus 5 vers 1 tot 6 (Jak. 05:01-06) staat: “Uw rijkdom is verrot”, kom je daarin tegen. En; “het loon dat door u is ingehouden van de arbeiders die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt. En het geroep van hen die uw oogst hebben binnengehaald is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaoth”.
Als een werkgever z’n personeel benadeelt, moet ie niet vreemd opkijken als ie op een gegeven moment teruggepakt wordt. Ik zeg niets dat zoiets goed is, maar wel dat hij dat verwachten kan. En Jacobus zegt tegen degenen die zich verrijkt hebben ten koste van hun ondergeschikten: “Er is geen verweer tegen u!”. Ofwel: er is geen rechtvaardiging voor het bestelen van jullie werknemers.
Tot slot…
Het ‘U zult niet stelen’ is bedoeld voor zowel werknemers als werkgevers. Anders dan de kerken in voorbije eeuwen meestal deden, kiest de Heer niet op voorhand voor de bezittende klasse. Hij is immers rechtvaardig en liefdevol naar álle mensen. Dat zullen wij dus ook zijn, zonder ons door voorkeuren te laten leiden. We belijden het beeld van God te dragen; in elk geval is dat het doel waarnaar we streven. Nou, dan mogen we dat tenvolle waar zien te maken! Waar ik bewust het beeld van God geweld aan doe, moet ik het ‘U zult niet stelen’ nog maar eens goed ter harte nemen. Anders steel ik het beeld van God in mij. Er rest mij dan nog maar één ding: ik zal alles weg moeten doen wat mij weerhoudt een weerspiegeling van Gods trouwe vaderliefde te wezen. Maar dat is spannend… door Gods genade een zoon of dochter van Vader God te zijn. Duidelijk zichtbaar voor iedereen, dwars door de groeistuipjes heen!

 

Een hecht fundament Door Truus van Kaam

“… gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is” Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20).
Als in de herfst de bladeren vallen blaast de wind ze op een hoop en soms ook weer uit elkaar. Ze dwarrelen in het rond.
We kennen vele vormen van gemeente-zijn. Maar hoe krijg je het zo dat het stand houdt?
De Bijbel is ons uitgangspunt en lijkt voor velerlei uitleg vatbaar te zijn.
Toch blijven we zoeken naar de juiste vorm, we willen het immers graag. Het begint echter bij ons zelf, bij elke levende steen afzonderlijk.
Een gemeente in de hemel, onder leiding van Jezus het hoofd, gaat opgemerkt worden op aarde.
Maar dan wel op het goede fundament, die van apostelen en profeten, met Jezus Christus zelf als levende hoeksteen. Een gemeente waarin bedieningen openbaar komen en bevestigd worden.
Als we dit voor ogen houden waait het ook niet zomaar weer uit elkaar. Samen wakend en biddend zal het vorm krijgen.
De Heer Jezus zegene ons hierbij.

 

Duurt Sikkens Door De gelukkige God

“… de gezonde leer in overeenstemming met het evangelie der heerlijkheid van de zalige God…” 1 Timoteüs 1 vers 10 en 11 (1 Tim. 01:10-11).
Een gezonde leer is goed voor je, daar kun je van leven. Maar als er één leer is die verdeeldheid heeft veroorzaakt is het wel de ‘uitleg’ van de Bijbel. In alle kerken en kringen heeft dit tot scheuringen geleid en onoverkomelijke kloven veroorzaakt. De ene uitlegger wist het nog beter dan de andere inlegger. Veel erger is nog de schade die het heeft aangericht in de harten van mensen. Velen raakten innerlijk verdeeld, en verdrietig en verbitterd keerden ze zich af.
Ik denk dat al die ellende heeft te maken met het beeld dat er van God is en wordt gemaakt. Vele van onze broers en zusters die ten tijde van het Oude Verbond leefden, wisten ook niet beter of God sloeg er zo nu en dan eens flink op los. De eigenschappen van Zijn tegenstander werden aan Hem toegeschreven en het is dus geen wonder dat de uitspraak ‘God is liefde’ vele gelovigen in verwarring bracht.
Gedachtenverschuiving
Jezus was de eerste die de onzichtbare werkelijkheid openbaarde. dat was en is een enorme gedachtenverschuiving. Er kwam een duidelijke scheiding tussen licht en duisternis. En aan Jezus kon je duidelijk zien wie God eigenlijk was. Jezus, in wie God zich herkende, een echt mens zoals God deze graag zag: Iemand wiens denken doordrenkt is van barmhartigheid en mildheid, die zo van mensen houdt en er alles voor over heeft gehad om ze los te maken van het kwaad.
Hij was bescheiden en voorzichtig, net als Zijn Vader en zei zelfs: “Als je God wil zien kijk je maar naar Mij”. Eindelijk een beeld van God: een levend, liefhebbend bewijs dat God goed is voor mensen, die nooit meer bang hoefden te zijn.
Velen zijn niet gewend dat er van hen gehouden wordt en denken dat God wil dat ze er allerlei godsdienstige bezighouden op nahouden. Wat een afschuwelijk juk is het te denken dat dit religieuze gedoe in stand gehouden moet worden, mét de vele uitwassen, om zo te proberen bij God in het gevlij te komen. Als er iets is dat de menselijke vrijheid aan banden legt is het wel religie, of het nou al of niet van etiketten als ‘evangelisch’ of ‘orthodox’ is voorzien…
Gods verlangen
God zoekt alleen maar de omgang met mensen. In en bij hen voelt Hij zich helemaal thuis. Hij geeft je je oorspronkelijke identiteit terug en noemt je bij je diepste wezen. Hij geeft je je naam terug in alle rust en stilte, wie je eigenlijk bent.
Die mens komt in het warme klimaat van Zijn liefde tevoorschijn en verrast en verwondert sla je je ogen op, en je ziet hoe gelukkig Hij met je is.
Dát is het grootste wonder, dat zo’n mens, jij dus, in staat is het geluk van God groter te maken: een beminde. Daarom staat in de aangehaalde tekst ‘de zalige God’. God is íngelukkig met jou. En wie bemind wordt is een gelukkig mens.
Wie zich zó laat liefhebben heeft ook zelf lief met dezelfde liefde die God voor je voelt. En zo heb je je naaste lief zoals je zelf wordt bemind.
Dát is de ‘gezonde leer’. Vertellen, laten merken, dwars door alle wildgroei van andere ‘evangeliën’ heen, dat Gods hart naar de onbeminden uitgaat om Zijn leven met hen te delen. Je betekent ook zoveel voor Hém.
Dan wordt je een gelukkig mens.
Geniet intens van wat Hij voor je voelt.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

“Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen – in het geloof- tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods.

En niet alleen hierin, maar wij roe­men ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volhar­ding uitwerkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de hei­lige Geest, die ons gegeven is, zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven”, Paulus in Romeinen 5 vers 1 tot 6 (Rom. 05:01-06).

Van Agt en het ethisch reveil

‘Nederland heeft een nieuw ethisch reveil nodig’ is de kop boven een coverartikel in het weekblad Vrij Nederland. Dat verder schrijft: ‘Na omzwervingen door Japan en de Verenigde Staten is Dries van Agt weer thuisgekomen. En het valt hem niet mee. De ongemanierdheid, de schreeuwtaal, en ook de slordige manier waarop met leven en dood wordt omgesprongen – een spirituele ommekeer is harder nodig dan ooit. Van Agt, bijna zeventig, roeit nog één keer tegen de stroom in’.

Dat ‘tegen de stroom inroeien’ doet terugdenken aan de periode toen Van Agt minister van justitie, en later minister-president, was en zich onder andere fel verzette tegen de liberalisering van abortus en eutha­nasie. Dat werd hem door allerlei progressieve kringen niet in dank afgenomen. Protest- en bezettingsacties waren het gevolg.

Vrij Nederland schrijft: ‘Dries van Agt is altijd een zwartkijker geweest, maar tegenwoordig mag je hem een regelrechte cultuurpessimist noe­men. Negenenzestig is hij nu, een vervelende leeftijd in een land waar­in de ouderdom niet meer wordt geëerbiedigd. Heel anders dan in Japan, waar hij een paar jaar als Europees ambassadeur domicilie hield en waar hij nog steeds aan de Universiteit van de Verenigde Naties in Tokio een hoogleraarschap ver­vult: ‘In Japan krijg je pas vanaf je zeventigste verjaardag gezag’.

Jeugdherinnering A

Wie is deze Van Agt die ook om zijn soms markante uitspraken veel aan­dacht weet te trekken? Hij groeide op in een katholiek gezin en vertelt: ‘Ik moet vaak denken aan de tijd dat ik een schooljongen was. Aan de zusters in het ziekenhuis die onder hun strakke kap en in hun onge­makkelijk gewaad van de vroege ochtend tot de late avond zwoegden. Elke dag weer, hun hele leven lang. Ze kostten niets, leefden sober, besteedden hun tijd aan zorgen en bidden. Zo hielden ze de gezond­heidszorg ook goedkoop.

Ik wil niet alles uit die tijd idealise­ren. In mijn dorp bevond zich dichtbij de katholieke school waar ik zelf op zat een kleine school voor de kin­deren van de protestantse inwoners van onze gemeente. Eens per jaar trokken we naar de protestantse school om die jongelui een milde afrossing toe te dienen. Wij dach­ten toen dat dat de beste bijdrage was die wij konden leveren aan de voortplanting van het ware geloof. We deden het met mate, het was meer een ritueel. Zulke praktijken beho­ren gelukkig tot het verleden, maar met die tijd is toch iets verloren gegaan’.

Duidelijk is dat, wat het ‘ware geloof’ betreft, Van Agt in de loop der jaren een ‘vernieuwing van denken’ heeft ondergaan. Zo is hij bij­voorbeeld nu in Nederland voorzitter van de stichting die het mogelijk maakt dat de Amerikaanse predikant van het positieve geloof, Robert Schuller, wekelijks via RTL 5 voor de televisie is.

Verder is het opmerkelijk dat som­migen die hem vijfentwintig jaar geleden aanvielen, vanwege zijn opvattingen over normen en waar­den, hem nu gelijk geven door in te zien dat het bergafwaarts gaat op allerlei levensterreinen.

Van Agt geeft in het interview aller­lei voorbeelden waarvan hij zegt dat de huidige mentaliteit van ‘ieder voor zich’, nauwelijks nog wordt ingetoomd door verantwoordelijk­heidsbesef en gemeenschapszin. ‘Zoals Anton Zijderveld zei: Nederland heeft een snelle switsch gemaakt van God naar Endemol’.

Nieuw reveil

Van Agt is sterk overtuigd dat een nieuw ‘ethisch reveil’ noodzakelijk is. Het is een beladen term, zegt hij, maar de huidige tijdgeest schreeuwt daar meer om dan ooit.

Om de betekenis van het begrip ‘ethisch reveil’ te verstaan moeten we even teruggaan in de geschiede­nis. Het Franse woord ‘reveil’ betekent letterlijk ‘het ontwaken’. Het is de naam van een opwekkingsbewe­ging binnen het protestantisme in de eerste helft van de 19e eeuw, als reactie op het in de kerk heersende rationalisme. De beweging, ontstaan in Frankrijk en Zwitserland, waaide later ook over naar Nederland en onderging methodistische invloeden uit Engeland en Schotland en piëtis­tische uit Duitsland. Daarbij kwam het accent te liggen op persoonlijke geloofsbeleving en op evangelisch en sociaal hulpbetoon. Bekende namen waren Willem Bilderdijk, Isaac da Costa, Groen van Prinsterer, Nicolaas Beets en O. G. Heldring. Het woord ‘ethiek’ is afgeleid van het Griekse ‘èthos’ wat gewoonte of zede betekent. Het heeft te maken met de innerlijke gezindheid. De ethiek bestudeert de mens niet zoals hij is, maar zoals hij moet zijn. Men spreekt van een ethisch hoogstaand mens, dit is iemand die als mens goed is, ‘deugt’, die verantwoorde­lijkheidsbesef heeft en uit wiens gedrag een zekere belangeloze en gewetensvolle instelling spreekt. Ethische eisen dragen een absoluut karakter, maar ze respecteren de vrij­heid; ethisch gedrag kan nooit wor­den afgedwongen.

Het is een duidelijke zaak dat een ethisch reveil een grote mentaliteits­verandering ten goede zou kunnen teweegbrengen. Ze begint echter altijd op het persoonlijke vlak: geloof in Christus en zijn volbrachte verlos­singswerk. En daarna het volgen van Hem. Zijn leven was één groot Voorbeeld hoe de normen en waar­den van het leven, zoals God dat bedoeld heeft, behoren te functione­ren. En wie Hem volgt (en blijft vol­gen!) mag dagelijks ervaren hoe waar Zijn woorden zijn, toen Hij zei (Joh. 08:12): “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”.

Als verveling toeslaat…

Verveelt u zich wel eens? Natuurlijk wel, zult u zeggen. Er zijn altijd wel eens momenten dat we even niet weten wat we zullen gaan doen.

Maar dat is natuurlijk niet echte ver­veling. Die is er wel als verveling een probleem wordt en dat blijkt bij een steeds groter aantal mensen het geval te zijn. Doordat er steeds meer vrije tijd komt, weten sommigen met deze vrije tijd geen raad en moeten steeds andere dingen bedacht worden om invulling te geven aan de tijd.

Als dit achterwege blijft is er natuur­lijk fundamenteel iets mis. Vooral als we bedenken dat dit geheel over­bodig is. We lazen in de Zwolse Courant een artikel van Arjo Klamer, die hoogleraar is in de economie van kunst en cultuur aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam, over dit onderwerp.

Klamer schrijft: ‘Met de toename van de welvaart is vrije tijd en dus verveling een massaal probleem geworden en is vakantie de stan­daardoplossing. Alleen komen steeds meer mensen erachter dat een weekje aan het strand niet voldoende is om de verveling de baas te worden. Dus moet de reis verder en het vakantieoord voller met vertier.

En daar speelt de commercie vrolijk op in. De toerisme-industrie bloeit als nooit tevoren.

Belevingseconomie

Onze vakanties worden steeds duur­der, want het wordt steeds lastiger om die verveling de baas te worden. De vermaak-industrie, waarvan de vakantie-industrie een onderdeel is, wil het liever niet over die factor van verveling hebben, want dat klinkt zo negatief. Marketeers spreken tegen­woordig van de belevingseconomie, in navolging van de Amerikanen Pine en Gilmore, die daar een boek over schreven. Steeds meer draait het om de beleving, zeggen zij.

De belevingseconomie manifesteert zich ook in de entourage van het kopen. Voor veel mensen gaat het bij het winkelen steeds meer om de belevenis. Winkelen is in Nederland een belangrijke vrijetijdsbesteding geworden (in de VS is het al de allerbelangrijkste). Winkelcentra wor­den ‘shopping mails’, compleet met bioscopen, theaters, cafés, waterval­len en eettuinen. Het gaat de bezoe­kers niet zozeer om het ding te kopen, maar om de belevenis. Nu de mensen steeds meer verzadigd raken met dingen, zal er steeds meer geld verdiend moeten worden met het genereren van belevenissen. Voor de commercie is de belevings- economie een uitkomst. Met het bezighouden van mensen die anders verveeld zouden worden, zijn weer veel mensen bezig en dat houdt de economie draaiende”

Klamer vindt deze ontwikkeling wel enigszins vreemd en vraagt zich af wanneer we weer eens genoeg heb­ben aan iets eenvoudigs en goed­koops als een gesprek aan de keu­kentafel, of gewoon genieten van de stilte en de leegte om ons heen?

De vervulde mens

Gaan christenen anders om met hun vrije tijd dan niet-christenen? Als het goed is wel, waarmee we geenszins bedoelen dat we niet genieten mogen van onze vakanties of van gezellig winkelen. Maar de ‘begeerte-behoefte’ ligt bij christe­nen toch op een ander niveau en heeft daardoor een andere invulling. Het nieuwe schepping zijn veroor­zaakt een intensere beleving van het leven. Onze wortels zijn uitgeslagen in het Koninkrijk Gods en zo heb­ben het échte leven leren kennen. Dat geeft een vreugde die met geen pen te beschrijven is en door geen enkele vrije tijds besteding kan wor­den overtroffen.

Klamer schrijft dat verveling toeslaat ‘als we niets om handen hebben, geen doel hebben en geen zin. Een psycholoog zou zeggen dat we ver­veeld raken wanneer we niet vervuld zijn. Werken wij, dan hebben wij tenminste een taak en ook als het werk ons niet boeit is er altijd nog het geldelijk inkomen van het werk. Werken vult onze tijd. Vrije tijd maakt het leeg. De vervulde mens weet met die leegte wel raad…’ Als Klamer spreekt over de ‘vervulde mens’ denken wij natuurlijk aan een andere vervulling, namelijk die met de Geest van de levende God. Dat is het werkelijke antwoord voor elke vorm van leegte en verveling. Dan is er geen plaats meer voor onaangena­me gevoelens, saaiheid en onbevre­digd zijn.

Vitaminepillen en eeuwig leven

Wat hebben vitaminepilletjes en eeu­wig leven met elkaar te maken? Niets natuurlijk, maar dat wisten wij niet toen wij in het blad Quote een artikel aantroffen onder titel ‘Eeuwig leven’. Onze nieuwsgierigheid was natuurlijk gewekt: zou de redactie het hebben over het échte leven dat eeuwig voortduurt en dat te te vin­den is in het Koninkrijk Gods door Christus te aanvaarden?

De titel was echter misleidend, het artikel bleek te gaan over het gebruik van zogenaamde vitamine­supplementen, waarvan nu al ruim een kwart van de Nederlanders gebruik maakt. Door het gebruik ervan zou men langer kunnen leven. Maar het blad stelt wel de vragen: Is het nodig? Helpt het?

Vitaminepreparaten

Machteld Vos, de samensteller van het artikel, bracht onder andere een bezoek aan The Vitamin Store, van de heer Vermeulen, die zojuist weer een nieuw filiaal had geopend. Toen hij zijn eerste filiaal begon, kort nadat de verkoop van vitamine- supplementen wettelijk was vrijgege­ven, was het slikken van vitamine­preparaten in de Verenigde Staten al enorm populair. ‘Hier vond men het maar vreemd’, zegt Vermeulen. ‘In het begin werd ik regelmatig bezocht door types die dachten hier stimulerende hormoonpreparaten en anabole steroïden te kunnen kopen’. Ondertussen is de vitaminewinkel ook in Nederland een volkomen normaal fenomeen.

Vermeulen is er zeker van dat gezondheid hier net zo’n hype zal ” worden als in de Verenigde Staten. Gemiddeld spenderen klanten een bedrag van rond de zestig gulden per bezoek, maar de vaste groep laat maandelijks al snel; voor zo’n drie­honderd gulden aan pillen door het keelgat glijden. Vermeulen zelf slik ongeveer tien pillen per dag. Een hoog gedoseerde multivitaminen met extra stoffen voor de stimulering van specifieke orgaanfuncties, een dosis magnesium tegen stress en hoofdpijn, extra vitamine C als belangrijkste antioxidant en een handjevol weerstand verhogende kruiden. Behalve de speciaalzaken en drogisterijen, natuurvoedings- en kruidenwinkels, hebben tegenwoor­dig de meeste warenhuizen, super­markten en winkelketens steeds vaker een hoekje vrijgemaakt voor potten met vitamines en mineralen. Want slikken is in…

Geen wetenschappelijk bewijs Volgens het Vitamine Informatie Bureau van TNO gebruikt ruim een kwart van de Nederlanders een voe­dingssupplement. Va n de 13,5 mil­jard die in Europa jaarlijks aan sup­plementen over de toonbank gaan, wordt zo’n drie procent, ongeveer 800 miljoen gulden in Nederland uitgegeven. Dat is veel. Zeker wanneer je bedenkt dat het wetenschappelijke bewijs dat het slikken van supplementen zin heeft, nog altijd niet bewezen is. Onder het eeuwen­oude cliché ‘baart het niet, dan schaadt het niet’, gaat een steeds groter deel van de bevolking over op de inname van een pilletje. ‘Vraag aan honderd Nederlanders of ze gezond eten en negentig procent zal met “ja” antwoorden’, zegt Pim Dekker. “Vraag vervolgens of ze gezonder eten dan de buurman en hetzelfde percentage antwoordt posi­tief. Statistisch gezien is dat al onmogelijk’. Op de vraag wat een ff gezond dieet dan precies inhoudt, moeten de meeste mensen het antwoord schuldig blijven. Natuurlijk weet iedereen dat veel verse groente en fruit belangrijk zijn, maar verder dan de groenteman reikt de kennis over het algemeen niet”.

Dekker die ortho moleculoog is meent dat de mens door stress, luchtverontreiniging, bodemverarming en voedselbewerking behoefte gekregen heeft aan een aanvullende dosis vitamines en mineralen.

De in het begin van het artikel geci­teerde Vermeulen is ervan overtuigd dat de mens dankzij de combinatie van een gezonde levenswijze en voedingssupplementen langer blijft leven in een goede gezondheid, -^biologisch kan de mens wel 130 Worden, maar doordat we ons lichaam misbruiken door te roken, te drinken en doordat we onvoldoen­de voedingsstoffen innemen, wor­den we niet ouder dan tachtig. Dan kun je zeggen, hij heeft een mooi leven gehad, maar ik zeg, hij had nog vijftig jaar voor de boeg’. Zijn eigen levensverwachting schat hij ‘met een beetje geluk’ op zo’n 110 jaar. Volgens zijn eigen theorie zou hij dan nog twintig jaar voor de boeg gehad hebben. ‘Ik weet het’, zucht Vermeulen. ‘Maar ik ben bang dat ik daar de afgelopen jaren iets te slecht voor heb geleefd. Ik ben pas zeven jaar geleden met supplementen be­gonnen. Tja, het is redden wat er te redden valt’.

Inhakend op deze laatste opmer­king, zouden we willen zeggen: er valt nog heel wat te redden… als we tenminste tot werkelijk geloof komen. Dan ontstaat de door Gods Geest in ons bewerkte zekerheid dat we een leven ontvangen waaraan nooit meer een einde komt. Het is niet zomaar ‘een leven’ maar hét Leven, wat Zijn oorsprong vindt in God, de Schepper en oorsprong van alle leven.

Drie dimensies

Het leven van de mens bestaat uit verschillende dimensies. Het eerste is het natuurlijke leven, dat eindigt bij het lichamelijk sterven. Velen hebben alleen weet van dit leven. Als we door geloof in Christus ech­ter het nieuwe leven leren kennen komen we terecht in de tweede dimensie, die echter zijn vervolg vindt in de derde dimensie na ons lichamelijk sterven. Dan gaat Gods heerlijkheid, die al bij de tweede dimensie in ons is, zich ten volle openbaren. Natuurlijk is ook de tweede dimensie erg belangrijk, zowel wat ons natuurlijk als geeste­lijk leven betreft. ‘Een gezonde geest in een gezond lichaam’ is niet zo­maar een slogan. Ons lichaam is de tempel van Gods heilige Geest en vraagt dus een goede verzorging. Gezonde voeding, voldoende bewe­ging, ontspanning, etc. zijn onmis­bare factoren daarbij. Gelukkig zijn er velen die dit meer en meer gaan ontdekken. Dan maken we ons geen zorgen of hebben angst voor de toe­komst, want of dat nu twintig of der­tig jaar langer duurt, de zekerheid van het ‘derde-dimensie-leven’ over­treft alle verwachtingen. En aan hen die nog in de eerste dimensie leven zouden we willen zeggen: Stap over naar de nieuwe dimensie. Ervaar wat het betekent de nieuwe wereld bin­nen te gaan, de wereld van het onwankelbare Koninkrijk dat eeuwig standhoudt.

 

Wat een volzin! Door Ada Karst

Wat is eigenlijk een ‘volzin’? Slaan we het woordenboek er op na, dan lezen we bij ‘volzin’: “een volledig in woorden uitgedrukte gedachte’.
Completer dan met een volzin kan een mens het niet zeggen. Of zo’n volzin altijd even duidelijk is voor de toehoorder is maar de vraag. Juist daarom roept Paulus de gemeente op om in verstaanbare volzinnen met en tot elkaar te spreken. Immers indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich gereedmaken tot de strijd? 1 Korinthe 14 vers 8 en 9 (1 Kor. 14:08-09).
Er zijn menselijke volzinnen. Maar er is één goddelijke Volzin: Jezus Christus. God de Vader heeft Zijn gedachten als één volledig uitgedrukte gedachte in Jezus, het Woord Gods, gelegd. Met een stem als van een bazuin spreekt Jezus de gedachten van Zijn Vader uit zie Johannes 8 vers 37 tot en met 45 (Joh. 08:37-45; let vooral op vs. 38 en 42).
De laatste Bazuin
Er zijn vele bazuinen Gods aan deze Bazuin -Jezus- vooraf gegaan. Vele gelovigen uit het Oude Verbond hebben krachtig over God gesproken. maar Jezus is de láátste Bazuin. Is het verstaanbaar? jezus heeft veel zinnen uitgesproken. Het ‘hebben’ en ‘lezen’ en ‘geloven’ daarvan is een hele rijkdom. Maar als we ook de vólle zin daarvan verstaan, is het een dubbele rijkdom geworden! dat is het nieuwe van het lezen nú.
In Johannes 11 vers 44 (Joh. 11:44) roept Jezus met een stem als van een bazuin, Lazarus tot leven. Tot Zijn leven! Tot Zijn gedachte! Opdat ook de Gemeente een verstaanbare Volzin zal zijn: lévend in de dubbele rijkdom van Woord en Geest.
Het staat er zo: “… riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen; Maakt hem los en laat hem heengaan”.
Heerlijk om te geloven wat er staat, maar áchter de letters van deze tekst staat nog meer: “Maak hem los van de dood (de nacht), en laat hem heengaan in de Dag van Christus! Wentel de doodsteen af!”
“Hij riep met luider stem…” Dit ‘luider’ doelt niet in de eerste plaats op het volume, al zal Jezus duidelijk hoorbaar dit hebben uitgesproken. De kracht van Zijn stem ligt in het niveau. Hij spreekt ‘op niveau’, op het niveau van Zijn Vader!
Zijn spreken haalt ons uit alle verwarring en tweedracht en moeite die rondom bijbelzinnen en bijbelletters zijn ontstaan. in die wildernis van onmondigheid effent Hij de baan voor Zijn en onze God. Hij spreekt vol-zinnen die volledige betekenissen bevatten. opdat ook wij in geloofsverstand volwassen zullen zijn 1 Korinthe 14 vers 20 (1 Kor. 14:20). Dát is de klank die we horen in Zijn stem.
Er zijn veel klanken en als gevolg daarvan is er veel beweging. Maar wat voor soort beweging brengt Zijn roepen op gang? In Numeri 10 vers 1 tot 10 (Num. 10:01-10) lezen we een voorbeeld daarvan. Hoewel nog levend onder het Oude Verbond, onder Gods spreken in Mozes, zit het Nieuwe er al in! Er moesten twee zilveren trompetten worden gemaakt. daarmee konden signalen en stoten worden geblazen. soms signalen, soms stoten. Soms één signaal, soms twee. En zodra geluid klonk, kwam het volk in beweging. het geluid werd vertaald in verandering. Er moest opgetrokken en verzameld worden.
Als we lezen dat Jezus met ‘luider stem’ spreekt, dan is er meer aan de hand dan wat je even met je oor hoort. Alle omstanders konden de uitgesproken zin horen. Alle lezers kunnen de zin op zich wel lezen. het letterlijk horen en lezen is vers één. Het geestelijk verstaan is vers twee. En dát verandert de zinnen in vol-zinnen. Het maakt dat vergankelijke elementen in ons geloofsleven (vanwege het letterlijk verstaan) veranderen in on-vergankelijke elementen van het gééstelijk verstaan. Wat een verrijking!
“Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten”. Een ‘gestorvene’ die op hetroepen van de Laatste Bazuin actie onderneemt! Dat geldt niet alleen Lazarus. het is met het oog op alle gelovigen in alle tijden geschreven. ‘Doden’ zullen de stem van de Zoon van God horen, en die haar hóren zullen ‘leven’ Johannes 5 vers 25 (Joh. 05:25).
Voor de gemeente is die ure nú! In het hier en nu staan mensen op in de onvergankelijkheid, in de Geestelijke werkelijkheid van wat met letters staat beschreven. Het onderwijs van de Laatste Bazuin heeft ons ‘opgetrokken’

1 Korinthe 15 vers 50 tot en met 58 (1 Kor. 15:50-58), zoals het volk van God onder het Oude verbond bij het horen van een eerste en tweede signaal optrok.
Opgetrokken zijn in het volwassen denken over God en jezus, mogen we zomaar afleggen wat kinderlijk is in ons spreken, voelen en overleggen. Het oude, zoals beschreven in Romeinen 6 vers 1 tot 11 (Rom. 06:01-11), is een afgesloten zaak. het nieuwe leven is opengegaan. Zo komen we naar buiten!
“De voeten, geloofswandel, Efeze 6 vers 15 (Ef. 06:15) en de handen (geloofshandel) gebonden met grafdoeken”. De geloofswandel en -handel is vanaf nu ontdaan van ‘grafdoeken’. De Gemeente van Jezus Christus hoeft niet meer, op welke manier dan ook, haar Heer geloofwáárdig te maken. Elke schijn daarvan willen we vermijden. Zo zullen we ook de wonderverhalen niet meer daarvoor gebruiken. Waarom niet? Om het gelóóf waardig te zijn. Om aan de geestelijke wérkelijkheid toe te komen. en die werkelijkheid is het onderwijs van Jezus Christus, dat nu vanuit de Bijbel tot ons komt. Om dát te winnen is een grote heerlijheid. Hoewel de heerlijkheid van het Oude Verbond al heerlijk was, het onderwijs van Christus gaat dit te boven!
“Er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden”. Met een ‘zweetdoek’ voor de ogen ziet de gemeente er niet uit! Zwoegen? Zweten? Slaven van mensen

1 Korinthe 7 vers 23 (1 Kor. 07:23)? Die ellende is voorbij. De Gemeente van Christus heeft ogen gekregen om zicht te hebben op de heerlijkheid Gods. Deze heerlijkheid: om in elk door jezus gesproken woord de Volle Zin voor ons geloofsleven nú te verstaaan.
“Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan” in de Dag van Christus! Zo helpen we elkaar om ontbonden te zijn aan de uiterlijke gestalte van gemeente-zijn. Om elkaar vanuit de letters vrij te laten heengaan in het Licht van Christus.
Het is indrukwekkend wat God in Jezus Christus heeft uitgewerkt! Wie door de Laatste Bazuin is opgewekt, wéét zich het Lichaam van Christus.

 

Het kruis: Gods liefdesverklaring door Wim te Dorsthorst

Als de apostel Paulus spreekt van ‘het woord des kruises’ dan heeft dat voor hem een rijke inhoud. Ik geloof dat hij er mee bedoelt: alles wat het kruis betreft en wat het kruis teweeg heeft gebracht in de schepping. In de vorige aflevering hebben we gezien dat het kruis bij heel wat mensen weerstand oproept, maar ook vragen. Vragen als: Kan God de zonden niet vergeven zonder de kruisdood van Zijn Zoon? Is het dat God genoegdoening eist of moest God iets aan de duivel betalen? En dan ook nog die Romeinse geseling die bekend stond om z’n verschrik­kelijke wreedheid? Waarom toch? In het eerste artikel is daar al heel wat van beantwoord.

Ik wil het nogmaals duidelijk stellen: zonde is niet iets abstracts of alleen maar het overtreden van een gebod, maar zonden hebben verschrikkelij­ke gevolgen in mens en schepping. Ik wil nu proberen wat dieper door te dringen in het begrip ‘ziekte’ om te begrijpen wat de Bijbel daar onder verstaat, waarom de Heer Jezus gegeseld moest worden en waarom Jesaja profeteerde: “Hij maakte Hem ziek en door Zijn striemen is ons genezing geworden”.

De wet van zonde en dood

Vanaf het moment dat Adam en Eva Gods gebod overtraden, werden ze afgesneden van het leven en ging de dood in hen werken. De dood, niet gepersonifieerd in een boze geest, maar ze kwamen geestelijk in de dood (Ef. 02:01). Ze kwamen onder de macht van de duivel en z’n rijk. Ze raakten afgesneden van God, de bron van alle leven, waardoor er een wetmatigheid in werking trad die de Bijbel noemt: “De wet van zonde dood” (Rom. 08:02).

God had tot Adam gesproken: “Ten dage dat gij eet van de boom van kennis van goed en kwaad, zult gij voorzeker sterven” (Gen. 02:17). Dat is dus een absolute wetmatigheid. Door de zonde treedt er ook verderf op in het lichaam. Paulus noemt dat in 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16): “verval”, wat uiteindelijk de lichamelijke dood tot gevolg heeft. “Door de overtreding van die ene, is de dood als koning gaan heersen”, onderwijst de apostel (Rom. 05:17). Dat betekent dat nie­mand aan dat proces ontkomt, allen zullen eenmaal sterven (Heb. 09:27). Dit sterven is vaak een gevolg van ziekte. En die ziekten en verstorin­gen van de levensprocessen zijn dus een gevolg van de geestelijke dood; het gescheiden zijn van God waar­door de wet van zonde en dood in werking treedt.

Ziek zijn en genezing

Als men in de Bijbel leest over ziek zijn en genezing, dan is men al gauw geneigd uitsluitend te denken aan lichamelijke ziekte en genezing. Als wij echter lezen, zeker in het Oude Verbond, over ziek zijn en genezing dan wordt bijna altijd de toestand van de geest of het hart van de mens bedoeld tengevolge van de zonden. God heeft de mens de levensadem -de levensgeest- ingebla­zen waarin alle levenswetten zijn om als mens te kunnen leven, en deze levensgeest die zuiver en heilig en krachtig was, is ernstig ziek door de zonden en de ongerechtigheden. Vanaf de zondeval is de duivel met zijn boze geesten-leger doorgegaan om de mens steeds meer te verblin­den en van God af te voeren. De mens is geestelijk steeds zieker geworden.

Als we (Deut. 28:15 e.v.) Deuteronomium 28 lezen vanaf vers 15 (de vloek op de wet), dan worden daar de meest vreselijke ziekten genoemd als een gevolg van de overtredingen en de zonden. Sekten als pest, tering, koorts, ontsteking, Egyptische zweren, builen, uitslag, enz. Het is allemaal ziekte, verwoesting en verbrijzeling. En in vers 35 lezen we dan: “Van de voet­zool af tot de schedel toe’. Dat drukt iets totaals uit.

In Jesaja 1 wordt over het volk Israël gesproken als het volk dat de Here verlaten heeft, de Heilige Israëls ver­smaad, en zich achterwaarts gewend heeft. Dan lezen we in vers 5 en 6 (Jes. 01:05-06): “Waar wilt gij nog meer geslagen worden, dat gij voortgaat met af te wijken? Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid; van de voetzool af tot de schedel is er niets iaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie ver­zacht”.

Dat schildert Jesaja ons voor ogen van een volk dat God de rug heeft toegekeerd en in zonden leeft. Ook Jesaja spreekt van het totaal: “van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf’.

De voorspoed der goddelozen

De vraag die we hier mogen stellen is: Liepen alle Israëlieten nu rond zoals Deuteronomium 28 dat beschrijft? En zoals Jesaja dat hier schildert? Van de voetzool af tot de schedel toe, afzichtelijk, vuil, verbrij­zeld en ziek? Trouwens, loopt nu de hele wereld zo rond? Lopen de meest goddeloze misdadigers (en die zijn er toch heus wel) nu zo rond?

Dat was voor de profeten ook al een geestelijke worsteling.

Job weet er ook geen raad mee en zegt: “Waarom blijven de goddelo­zen in leven, worden zij oud, nemen zelfs toe in kracht? Hun nakroost blijft bestendig met hen, hun sprui­ten zijn voor hun ogen” (Job 21:07-08). De profeet Asaf tobt zich af als hij de voorspoed van de goddelozen ziet en zegt: “Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voor­spoed der goddelozen zag. Want moeiten hebben zij niet, gaaf en welgedaan is hun lichaam” (Ps. 073:003-004). (De Petr. Can. vert. heeft: “Gezond en vol kracht is hun lijf”). Asaf zag niets van wat Deuterono­mium 28 en Jesaja 1 beschrijft aan verschrikkelijke ziekten.

De profeet Jeremia die als geen ander de goddeloosheid van het volk aan de kaak heeft gesteld gaat naar God toe om Hem hierover te spre­ken en zegt: “Het recht hebt Gij aan uw zijde, Here, als ik met U zou twisten; toch wil ik over rechtszaken met U spreken: Waarom is de weg der goddelozen voorspoedig, en zijn zonder zorg allen die zich trouwe­loos gedragen?” (Jer. 12:01).

Hoofd en hart zijn ziek

In al deze vragen van de profeten ligt het antwoord al opgesloten. De mens individueel en de mensheid in z’n totaal is ziek, dodelijk ziek. Maar deze ziekte betreft niet het lichaam maar de geest van de mens!

Wat de Bijbel beschrijft is in de eer­ste plaats de ontluistering, de ver­woesting en verbrijzeling van de geest van de mens, van het hart. Jesaja sprak: “Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krank­heid” (Jes. 01:05).

Daar zit de werkelijke ziekte van de mensen. In het hoofd, in het denken dus, en in het hart. Voor de mensen verborgen, maar voor God liggen alle dingen open en ontbloot. God omschrijft de werkelijke geestelijke toestand van de mens heel plastisch in de ‘vloek van de wet’ zoals Jesaja 1 dat doet.

De Heer Jezus is ook heel duidelijk als Hij zegt: “Zij die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij die ziek zijn”. En dan heeft Hij het over zondaars, hoeren en tol­lenaars. Deze mensen waren niet ziek aan de buitenkant maar aan de binnenkant en daar was de Heer Jezus als geneesheer voor gekomen, (Luc. 05:27-32).

Vervolgens zegt de Heer: “Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatig­heid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein” (Mark. 07:21-23).

Zo is de mens door en door ziek. In Jeremia 30 vers 12 en 13 (Jer. 30:12-13) lezen we hier nog van: “Want zo zegt de Here: Dodelijk is uw breuk, ongeneeslijk uw wond; niemand is er, die het voor u opneemt; voor een gezwel zijn er nog geneesmiddelen, voor u is er geen genezing”.

Door Zijn striemen

Nu staat er van de Heer Jezus in 1 Petrus 2 vers 24 (1 Petr. 02:24) dat de Heer onze zonden in Zijn lichaam of in Zijn vlees op het kruis gebracht heeft. Let op: “in Zijn lichaam”, niet als een pakketje “op” Zijn lichaam, maar in zijn lichaam! En dan vervolgt Petrus met de woorden uit Jesaja 53: “Door zijn striemen zijt gij gene­zen”.

In Jesaja 53 vers 4 tot 6 (Jes. 53:04-06) lezen we: “Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij door­boord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtig­heid op Hem doen neerkomen”.

Het gaat hier dus niet om lichamelij­ke genezing, maar om de zieke en kapotte geest of hart van de mens, die dodelijke breuk. Dit wordt uitge­drukt met “in Zijn striemen” en wat de Heer zo “in Zijn lichaam” op het kruis heeft gebracht.

“God heeft ons aller ongerechtigheid tengevolge van de zonden op Hem doen neerkomen”.

De genezing is, dat voor alle overtre­dingen en zonden is betaald. Hij heeft het ondergaan en wie dit gelooft mag vrijuit gaan en mag weten dat die dodelijke breuk gene­zen is.

“Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek.

Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtig­heden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn strie­men is ons genezing geworden” (Jes. 53:10a).

Ik hoop dat ik het duidelijk heb kun­nen maken.

Die verschrikkelijke geseling onder­ging de Heer dus voor mij en voor alle mensen. Daarom behaagde het God Zijn geliefde Zoon te ‘verbrijze­len’ en Hem ‘ziek’ te maken. Het behaagde onze liefdevolle goede God, omdat dat de mensheid die Hij zo liefheeft, zou bevrijden en red­den van de eeuwige ondergang. Om die dodelijke breuk te genezen, om de ziekten ten gevolge van alle zon­den te kunnen genezen. Om de schepping te kunnen reinigen van de verschrikkelijke vloek en al de gevolgen daar van.

Daarom behaagde het God alles op Zijn geliefde Zoon neer te laten komen en zo uit de schepping weg te doen. Niet te ‘bedekken’ zoals in het Oude Verbond met de dieren­offers, maar werkelijk wegdoen, uit­delgen, zodat het in de eeuwigheid niet meer zal bestaan. Dat is ten diepste de Bijbelse verzoening door het bloed van het kruis.

Zie, de mens!

Pilatus moet tot driemaal toe vast stellen: “Ik vind geen schuld in Hem”. Hemel en aarde getuigen zo van het smetteloze Lam Gods. Desondanks laat Pilatus Jezus gese­len. De geschiedschrijving vermeldt dat de Romeinse geseling buitenge­woon wreed was. Alleen de sterken overleefden het. Na de geseling was de rug als een omgeploegde akker.

De psalmist profeteerde het al: “Ploegers ploegden op Mijn rug, zij trokken hun voren lang” (Ps. 129:003). Maar uit liefde voor ons en gehoor­zaamheid aan de wil van de Vader, “gaf Hij zijn rug aan wie Hem sloegen. Hij gaf zijn wangen aan wie Hem de baard uittrokken en Hij ver­borg zijn gelaat niet voor smadelijk* speeksel” (Jes. 50:06).

En na de geseling leidt Pilatus Jezus naar buiten en zegt: “Zie de mens”. “Niet meer menselijk was Zijn verschijning”, profeteerde Jesaja al. (De Willibr. vert. zegt: “Zijn verschijning was onmenselijk geschonden en zijn uiterlijk had niets meer van een mensenkind”). Ziehier het beeld van de zondige van God gescheiden mens, gezien in z’n innerlijk. De mens door God zeer goed geschapen, ja, bijna goddelijk gemaakt, staat hier onmenselijk geschonden. “Van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie verzacht”.

God laat ons hier dus de geestelijke toestand zien van de gevallen mens tengevolge van zonden, overtredin­gen en ongerechtigheid, die de Heer Jezus in Zijn vlees weg zal dragen. Zonden van ongehoorzaamheid, van ontrouw, van afgoderij, van occultis­me en spiritisme, van verachting van ouders, gezag en overheden, van diefstal, van misleiding, van onrein­heid en huwelijkse ontrouw, van hebzucht en geldzucht, van moord en doodslag, en noem alle gruwelijk­heden maar op die wij op het tv- scherm voorbij zien gaan, wat men­sen elkaar aandoen. De Heer draagt inderdaad al de gruwelen van de zonde in Zijn lichaam op het kruis. Hij reinigt en geneest de schepping er van door Zijn bloed!

Tot een vloek geworden

De mens met de opdracht als koning te heersen over al de werken van Gods handen staat hier met een doornenkroon op z’n hoofd. “Om uwentwil is de aardbodem vervloekt, doornen en distels zal hij u vóórt­brengen”, sprak God.

Ook deze vloek is concreet zichtbaar, zo dat ieder het weten kan, op de Heer neergekomen. De soldaten hebben Hem de vrucht van de vloek, de doornen, als een kroon op het hoofd gedrukt.

Ze hebben Hem als spot, in plaats van de koningsmantel, een rode sol­daten mantel omgehangen. De rode kleur symboliseert de aarde; vlees en bloed.

In plaats van de koninklijke scepter is Hem een riet in de hand gegeven, symbool van broosheid en zwakheid, waar de gevallen mens wel mee ver­geleken wordt. “Het geknakte riet”, zegt de Heer.

“Zie de mens”! Zo zal de Heer, beladen met letterlijk alle vloek en ongerechtigheid, Zelf één en al vloek geworden, aan het kruis geslagen worden. Het heilige smetteloze Lam Gods gaat zo vrijwillig, de hele verlo­ren schepping welke onder de vloek ligt, in de dood brengen. Het licht der wereld, het licht en het leven van de mensen, gaat onder in de dood. Ik geloof dat het daarom drie uur lang duisternis is midden op de middag. Klaagliederen 4 vers 20 (Klaagl. 04:20) zegt het zo treffend: “Onze levens­adem, de gezalfde des Heren, werd in hun valkuilen gevangen, Hij, van wie wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volkeren”. Maar als Hij dan om drie uur roept “Het is volbracht” dan breekt het licht weer door, wat nooit meer doven zal, maar steeds helderder zal gaan schijnen totdat de volle dag aanbreekt. Zo is er eeuwige verlos­sing teweeg gebracht.

“Want alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 03:16).

Alle dingen verzoend

Zo heeft God door liefde en trouw de ongerechtigheid verzoend voor alle mensen die Hem als Verlosser en Heer willen aannemen.

“Wij zijn tot het inzicht gekomen”, zegt Paulus, “dat één voor allen gestorven is, dus zijn zij allen gestorven” (2 Kor. 05:15).

De oude mens is in de dood gebracht, opdat de nieuwe mens, die naar de wil van God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heilig­heid (Ef. 04:24), tot volle ontplooi­ing zal komen.

Paulus schrijft in Kolossenzen 1 vers 19 en 20 (Kol. 01:19-20): “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is”.

Mens en schepping is van de vloek verlost en weer met God verzoend door dat onvolprezen werk van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. “Alle dingen” moet hier begrepen worden als het gehele universum, zowel de materiële als de geestelijke aspecten daarvan.

Zijn uitroep “Het is volbracht”, was een geweldige pro­clamatie in hemel en op aarde.

Jezus Christus is als de graankorrel van de nieuwe schepping in de aarde gevallen en uit Hem en door Hem en in Hem zullen alle dingen nieuw worden.

Bij de aankondiging van Zijn komst op aarde sprak de profeet Jesaja: “Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, door­dat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen” (Jes. 09:06).

Hij heeft het gesticht en gegrondvest op het kruis van Golgotha.

Dat kruis is dus een ondubbelzinni­ge liefdesverklaring van God aan de mensen. Desondanks zal dit zwakke van God voor veel wijze mensen een aanstoot en dwaasheid zijn en blij­ven. Maar voor hen die behouden worden is het woord des kruises -dat wat het kruis werke­lijk betekent- een niet te over ziene rijkdom, een bron van genade en een kracht Gods!

 

 

Ontvangen en geven Door Jan H. Weerd

“Wij nu hebben de Geest uit God ontvangen, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is” 1 Korinthe 2 vers 12 (1 Kor. 02:12).
Wie wil er niet iets ontvangen? Iedereen toch? Vandaag de dag trekt dan ook de ene na de andere loterij of kwis onze aandacht. En de prijzen die je kunt winnen worden steeds hoger. Er wordt met vele miljoenen gestrooid en mooie auto’s worden uitgedeeld. Je hoeft er bijna niets voor te doen. Het enige wat je nodig hebt, is wat geluk. Maar ja, dat heeft niet iedereen. De hebzucht wordt er echter wel door aangewakkerd. Overigens is het niet verkeerd, om iets te willen ontvangen. Het is juist positief. Het bewerkt een bepaald verlangen in je hart en zet je in beweging.
Er zijn in het leven trouwens vele dingen die mensen graag zouden ontvangen. Mensen, die eenzaam zijn, krijgen graag aandacht. Mensen, die ziek zijn, willen graag genezing ontvangen. Anderen, die verdriet hebben, willen getroost worden. En zij die gehaat worden, bijvoorbeeld vanwege hun afkomst, verlangen naar liefde. Weer anderen hebben honger en/of dorst en verlangen naar eten en drinken. Zo zijn er velen die graag iets willen ontvangen.
Op zoek naar houvast
Ook op geestelijk gebied is er bij heel mensen een verlangen om iets te ontvangen. Zij gaan niet meer naar de kerk, lezen niet meer in de Bijbel en lijken het houvast in hun leven daardoor kwijt geraakt te zijn. Er is een leegte in hun harten ontstaan. Tegelijkertijd zoeken ze echter wel naar nieuwe waarden en normen in hun leven. Deze kunnen hen weer houvast bieden in deze snel veranderende tijd, waarin niets meer zeker is.
Ook wij als christenen ontdekken dat we dingen in ons leven missen. Het gaat meestal om dezelfde dingen. Maar het gaat bij ons, normaal gesproken, nog verder. Wij verlangen naar geestelijke rijkdom. Wij willen ons leven geestelijk verrijken.
Vaak realiseren we ons echter niet, dat God ons reeds geschonken heeft en ook nu nog wil schenken. In het evangelie van Johannes, in hoofdstuk 20 vers 22, (Joh. 20:22) staat een prachtige tekst: Jezus blies op de discipelen en zei: “Ontvangt de heilige Geest!”
Het is juist door deze Geest dat God ons wil laten zien wat Hij ons wil geven. Als Gods Geest in onze harten kan werken dan gaan we ontvangen waarnaar we zo verlangen. Hij heeft zoveel voor ons klaarliggen.
Daarom is het zo belangrijk dat we ons hart voor Hem openen! Het is net als bij een nest met jonge vogeltjes die honger hebben. Zij piepen luid om voedsel. En als hun ouders met voedsel komen en de jongen hun bekjes opendoen, worden ze gevoed. Dat voedsel hebben ze nodig om te kunnen groeien en uiteindelijk zelf te kunnen uitvliegen.
In de Bijbel lezen we: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden” Lucas 11 vers 9 (Luc. 11:09).
Kom in aktie!
Het gaat er dus om dat we ook zelf in actie komen. Dat we naar Jezus toegaan, door met Hem te spreken, te bidden. Dan kan Hij ook op ons ‘blazen’ en kan de heilige Geest in onze harten komen en ons geven, wat we nodig hebben.
In de Bijbel zijn vele voorbeelden van mensen, die iets van God wensten te ontvangen. Zoals een man die al jaren ziek was en geen uitzicht had op genezing, maar door Jezus genezen werd.
En zoals Mozes na de uittocht uit Egypte. Hij vroeg om hulp toen hij door de Rode Zee stond met het hele volk Israël en de Farao achter hen aanzat. Zij konden geen kant op dan alleen door de zee. En wat deed God? Hij hielp hen en deed een wonder!
En wat zien we bij Gideon die vroeg om een teken van God? Hij wilde er zeker van zijn dat Godmet hem zou zijn en zou helpen de vijand te verslaan. En God gaf een teken en deed opnieuw een wonder!
Misschien denken we wel eens dat God ons vergeet. Maar dat is niet zo. Hij wil ons juist helpen. Hij wil ons dingen geven die wij nodig hebben. En ons openbaren wat voor ons leven van belang is. Hij laat ons dingen zien door zijn Geest.
Openbaring, dat is wat we nodig hebben, zodat we weten wat er werkelijk in ons leven ontbreekt. En zodat we weten wat Gods plan met ons leven is. Hij wil ons volmaken met zijn Geest en ons stap voor stap verder leiden. In het bijbelboek Spreuken staat: “Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk” Openbaring 29 vers 18 (Openb. 29:18).
Door Gods Geest gaan we ontdekken wat Hij ons geschonken heeft. En als we veel van Hem hebben ontvangen, kunnen we op onze beurt ook weer veel uitdelen. We mogen een doorgeefluik worden en een wegwijzer!
Eén ding mogen we in ieder geval doen: Onze wensen door gebed en smekingen bij God bekend maken. Hij staat altijd klaar om ons te verhoren en uit te delen!

 

De ontwikkeling van goddelijk leven in ons Door Jildert de Boer

Goddelijk leven in jezelf ontwikkelen. Dáár gaat het over in dit artikel. Is dat niet te hoog gegrepen? Wij geloven van niet; integendeel, wij zijn van mening dat Gods wil en bedoeling in dit opzicht zeer duidelijk zijn. De mens, geschapen naar Gods beeld, gaat zijn oorspronkelijke status terugkrijgen! De vorst der duisternis probeert dit op alle mogelijke wijze te verhinderen, maar hij heeft niet het laatste woord! Jezus heeft hem als eerste mens al overwonnen en iedere waarachtige gelovige gaat ook leren, en daardoor meer en meer beleven, dat de duisternis niet is bestand tegen het waarachtige licht dat zijn oorsprong vindt in God en door Jezus al ten volle is geopenbaard. Dat is een ontwikkelingsproces wat nog niet altijd van een leien dakje gaat, maar het eindresultaat staat al bij voorbaat vast. Want wat geen oog heeft gezien, en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart ooit is opgekomen, heeft God bereid voor degenen die Hem werkelijk liefhebben. Gods heerlijkheid in ons is groeiende totdat de volle heerlijkheid doorbreekt! (red.).
“Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf” Johannes 5 vers 26 (Joh. 05:26).
Leven in Zichzelf
De Vader is vol van goddelijk leven en deugden in Zichzelf; denk maar aan Zijn liefde, Zijn goedheid, Zijn geduld, Zijn ontferming, enz. Ook aan de Zoon is dit gegeven. Hij had zich ontledigd toen Hij de mensen gelijk werd Filippenzen 2 vers 6 en 7 (Filip. 02:06-07).
De Zoon des mensen onderging een ontwikkelingsproces in natuurlijk en geestelijk opzicht. Er staat van Hem geschreven: “Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem” Lucas 2 vers 40 (Luc. 02:40). Even verderop lezen we dan (na de gebeurtenis als twaalfjarige in de tempel, toen zijn ouders Hem zochten): “En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen” Lucas 2 vers 52 (Luc. 02:52).
Hij had zijn tijd van ontwikkeling en voorbereiding nodig en moest Zichzelf naar het vlees en naar de geest leren kennen Jesaja 7 vers 15; Romeinen 1 vers 3 en 4 (Jes. 07:15; Rom. 01:03-04). Het woord ‘Nazareth’, waar Hij nog 18 ‘stille jaren’ (tussen zijn twaalfde en zijn dertigste) vertoefde, betekent dan ook ‘wachtplaats’.
Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gestreden en in het lijden van de verzoekingen de gehoorzaamheid geleerd Hebreeën 5 vers 7 en 8; Hebreeën 2 vers 18 (Heb. 05:07-08; Heb. 02:18) en alle goddelijke heerlijkheid en volheid in Zich opgenomen. Zodoende was er sprake van: “In Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk” Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09). “Want het heeft de ganse volheid (Gods) behaagd in Hem woning te maken” Kolossenzen 1 vers 19 (Kol. 01:19). Hiervan schreef Johannes: “Hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast  hebben van het woord des levens – het leven is toch geopenbaard…” 1 Johannes 1 vers 1b en 2a; Johannes 1 vers 14 (1 Joh. 01:01b-02a; Joh. 01:14).
Onze roeping
Nu zijn wij in opleiding om zonen Gods te worden. Het is onze beurt om te zeggen: ‘Ik lees het Woord, ik doe/leef naar het Woord en ik wordt het Woord op twee benen’. Nu geldt voor ons de roeping om in de voetstappen van het Lam te wandelen, om eveneens goddelijke leven in onszelf te verkrijgen, dat wil zeggen: zachtmoedig en nederig te worden zoals Hij. Dat houdt in: weg met ‘hardmoedigheid’ of stoerheid/flinkheid van onszelf en niet hoogmoedig als een trotse pauw pronken met je veren. Wat baten immers gaven en talenten als zij niet in liefde en met de goede motieven worden aangewend? Jezus zei: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29). Zo was Hij wezenlijk! Dat is heel iets anders dan je nederig voordoen (huichelarij), de zogenaamde gewilde nederigheid (een ‘vrome’ geest van hoogmoed),
Nu kunnen we in de praktijk merken: ik heb al wat van deze twee karaktertrekken van Jezus, maar ik kom nog genoeg andere dingen tegen van ‘aangroeisels’ en ‘scherpe kartelranden’ van machten der duisternis, die niet bij me horen, maar die zich willen vervlechten met mijn karakter.
Daar mogen we de strijd tegen aanbinden en tot overwinning komen, zoals de Schepper hem origineel bedoeld heeft. Je ervaart: ‘ik ben nog niet wat ik zijn moet, maar gelukkig ben ik ook niet meer wat ik geweest ben’. In de verzoekingen is er bijvoorbeeld door Gods genade overwinning over harde woorden en door de heilige Geest lukt het hoogmoedige gedachten aan te pakken, maar je merkt hoe nodig het is de strijd in de hemelse gewesten te voeren tegen elke macht die zich ertegen verzet dat jij een zoon Gods wordt en die claimt: ‘dat nooit!’
Er is verschil tussen een overwinning hébben op een bepaald terrein en een overwinnaar zíjn op een concreet punt. Het doel is immers dat we deel zullen krijgen aan de goddelijke natuur 2 Petrus 1 vers 4 (2 Petr. 01:04), dat is: Gods wezen gaat heersen in mij en komt meer en meer tot uiting van binnenuit. Bijvoorbeeld: ik ervaar dat ik tot Zijn rust ben ingegaan, als de geest van bezorgdheid zich aandient in een lastige situatie, of ik merk nog dat de onrust en het gegons van de hysterie komen opzetten. Er valt strijd te leveren om overwinningen te boeken. Het gaat erom deel te krijgen aan Gods wezen, zonder dat allerlei bijruis van machten der duisternis mij nog (ver)storen.
Dat is een enorme heerlijkheid van God, die ons werkelijk deelachtig kan worden. Dan stopt het verdedigen van jezelf en het klagen over anderen, maar dan zie ik de belagers in de onzichtbare wereld, die deze heerlijkheid maar al te graag willen inkapselen en torpederen. Het evangelie daagt ons uit om kampvechters te zijn, die de worsteling in de geestelijke wereld durven aan te gaan en daar tot doorbraak in komen. Het gaat door strijd tot overwinning!
Er is verschil tussen weten en wezen, al scheelt het maar een lettertje! Veel weten over de Bijbel kun je wellicht leren op een Bijbelschool, maar wat leert Gods Geest mij in de levensschool, opdat ik deel krijg aan Gods wezen, aan de karaktertrekken van Jezus, aan de vrucht van de Geest?
Goddelijk leven
Christus Jezus heeft onvergankelijk leven aan het licht gebracht door het evangelie 2 Timoteüs 1 vers 10 (2 Tim. 01:10). Hij is Hogepriester krachtens een onvernietigbaar leven Hebreeën 7 vers 16 (Heb. 07:16). Wat werkelijk goddelijk leven in ons binnenste is geworden, is onvernietigbaar, bijvoorbeeld onaantastbare liefde, waar je niet meer uit te krijgen bent. De heerlijke levensinhoud van Jezus Christus kan ons deel worden en in die richting werkt toch Zijn goddelijke kracht 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11 (2 Petr. 01:03-11).
Deze heerlijkheid van onze Here Jezus Christus te verwerven of te winnen

2 Thessalonicenzen 2 vers 14 (2 Thess. 02:14) gaat niet vanzelf of automatisch. Het is een wedloop of een renbaan om de prijs te behalen.
Jezus zei: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf” (Joh. 06:53). Er is een sterven van Jezus voor ons tot verzoening van onze zonden en een sterven van Jezus in ons tot openbaring van Zijn leven! Hier leren we te allen tijde de doding van Jezus in ons lichaam om te dragen, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare 2 Korinthe 4 vers 10 (2 Kor. 04:10, Statenvert.).
Dit betekent een ‘nee’ in de verzoekingen en een ‘ja’ tegen het opnemen van het sap van de wijnstok, van Zijn leven en Zijn wezen, dat meer en meer in ons tevoorschijn mag komen. Het is je eigen leven opgeven om Zijn wil te doen. Je eigen leven wordt als een vat uitgegoten in de dood en het proces van het opnemen van Zijn levensinhoud mag je je toeëigenen. Dit is een weg om te gaan. Jezus volgen als Lam houdt in: met Hem gestorven zijn en de weg van het kruis gaan (zelfverloochening), om ook met Hem te leven, om vervolgens in Zijn voetspoor als Hij te gaan leven. “Wie zégt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft” 1 Johannes 2 vers 6 (1 Joh. 02:06). Dit is alleen maar mogelijk door de kracht van de heilige Geest!
Eerstelingschap
Zij die het Lam volgen waar Hij ook heen gaat -de eerstelingen- krijgen deel aan Zijn leven Openbaring 14 vers 4 (Openb. 14:04). Evenals in Hem 1 Petrus 2 vers 21 en 22 (1 Petr. 02:21-22) wordt ook in hun mond geen leugen (meer) gevonden, zij zijn onberispelijk Openbaring 14 vers 5 (Openb. 14:05).
God moet wel een heerlijk werk in hen gedaan hebben, een herscheppingsproces van nieuwe, goddelijke natuur, om te beginnen slechts als een mosterdzaadje. Ook zij waren eenmaal onder het beslag van het addergif der slang – de vader der leugen- en begonnen met: “God waarachtig en ieder mens leugenachtig” Romeinen 3 vers 3 en 4 (Rom. 03:03-04). Hier is een enorme ontwikkeling in leven geweest door de kracht van de heilige Geest

2 Korinthe 3 vers 18 (2 Kor. 03:18).
Een man als Mozes kende een tijdelijke en uiterlijke heerlijkheid, maar hier is sprake van een opstandingsleven met blijvende, innerlijke heerlijkheid 2 Korinthe 3 vers 7 tot en met 11 (2 Kor. 03:07-11). Wij zullen straks in de opstanding zíjn, wat wij nu -door Gods overvloedige genade- wórden! Of andersom gezegd: wij worden weer die mens Gods tot alle goed werk volkomen toegerust, die God van oorsprong in gedachten had. Naar dat kostelijk doel werkt Hij opnieuw toe en daar zijn Zijn woorden op gespitst

2 Timoteüs 3 vers 16 en 17 (2 Tim. 03:16-17).
Verlangen naar heerlijkheid
Zal ons dit niet veel meer uitdrijven naar Hem, als wij heel eerlijk onszelf in de praktijk onder de loep nemen en nog veel gebrek aan de openbaring van Jezus’ leven in ons zien? Is er een verlangen, een drang daartoe? Heb ik behoefte aan méér uitstraling van Zijn leven tot heil van mijzelf en mijn medemens? Wat straalt er van ons af? Zijn wij een verlokking van Gods heerlijkheid?
In Openbaring 21 vers 2 en 9 (Openb. 21:02; Openb. 21:09) lezen we over de Bruid, de vrouw des Lams, zo treffend: “Zij hád de heerlijkheid Gods”, de goddelijke natuur! Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11). Dit was haar niet als bij toverslag ten deel gevallen, maar door de strijd tegen de machten der duisternis, door veel lijden en verdrukking heen!
Er was geen sprake van: ‘Hocus, pocus, pilatus pas, ik wou dat ik Jezus gelijk was’. Dit soort ‘sprookjes’ leven nogal eens in het religieuze Babel, zo van: ‘we zijn en blijven allemaal zondaars, maar na onze dood zijn we plotsklaps volmaakt’. Nee, er is sprake geweest van een weg des heils, die gegaan is, en van een ontwikkelingsproces van heerlijkheid tot heerlijkheid. Zij hebben het serieus genomen met de oproep: “Jaag naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien” Hebreeën 12 vers 14 (Heb. 12:14).
De stad -het nieuwe Jeruzalem- is zelf-lichtend, want de heerlijkheid Gods verlicht haar. Haar licht komt van binnenuit Openbaring 21 vers 22 en 23 (Openb. 21:22-23).

Men kan ook geen leven in zichzelf hebben, maar wel behouden zijn. Er staat: “En de volken zullen bij haar licht wandelen” Openbaring 21 vers 24; Jesaja 60 vers 3 (Openb. 21:24, vgl. Jes. 60:03). Velen zijn dus niet in de poel des vuurs geworpen. Vanuit de lichtzijde van het dodenrijk, met een ander beeld: van ‘bovenin de zee’, stromen de volken de nieuwe aarde op, maar zij hebben herstel nodig: de genezing der volken Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02). Zij ontvangen licht van buitenaf, vanuit de stad. Zij zijn als de maan, die het licht van de zon nodig heeft, of als een reflector die licht van buitenaf nodig heeft, of zoals een planeet vergeleken met een ster.
Als door vuur heen…
Velen hebben deel gekregen aan de verzoening met God door de dood van Jezus op Golgotha, maar zij hebben voorts geen leven in zichzelf gekregen. Wij zullen echter véél méér, nu wij verzoend zijn, behouden worden door zijn leven” Romeinen 5 vers 10 Statenvertaling (Rom. 05:10).
In het begin, als wij met God verzoend worden door Jezus’ dood, lijkt op leven geenszins op dat van de Zoon, maar daarna kunnen wij door te wandelen naar de Geest, punt voor punt, het ene na het andere gebied, veel meer behouden worden door het proces van het deel krijgen aan zijn leven. Daardoor groeien wij in elk opzicht toe naar de gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon! Efeze 4 vers 15; Romeinen 8 vers 29 (Ef. 04:15; Rom. 08:29).
De misdadiger aan het kruis werd nog op het nippertje behouden Lucas 23 vers 33 tot en met 43 (Luc. 23:33-43). Hijkwam nog tot geloof in Jezus als Reder voor zijn zonden, door uit te roepen ‘gedenk mijner!’ Hij had alleen nog maar tijd om aan zijn eigen behoud te denken en kon niet meer voor anderen leven, geen goede werken meer verrichten en evenmin een heiligingsproces ondergaan. Hij had geen gelegenheid meer, om goddelijk leven in zichzelf te verkrijgen door gehoorzaamheid aan de Geest. Jezus’ rechtvaardigheid werd hem toegerekend uit genade en dat ik ook eerst nodig voor ons.
Ook nu zijn er velen die zondenvergeving om niet hebben ontvangen en gerechtvaardigd zijn zonder werken om niet, door Jezus’ verdienste. Daarna bouwen zij niet met kostbaar goddelijk materiaal door op het fundament. Hun werken verbranden en zij lijden schade, maar zij worden zelf als door vuur heen gered 1 Korinthe 3 vers 11 tot en met 15 (1 Kor. 03:11-15).
Als zonen Gods geopenbaard
Voor degenen die Jezus voor 100% willen volgen op weg naar het zoonschap, is het tevens een ernst en een vreugde geworden om met rechtvaardige dáden (goede werken in God verricht) te weven aan het blinkende en smetteloos fijn linnen kleed, om zich gereed te maken Openbaring 19 vers 7 en 8 (Openb. 19:07-08).
Hun innerlijke vernieuwing zet zich van dag tot dag voort 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16). Zo krijgen zij hoe langer hoe meer Zijn leven in zichzelf: de goddelijke natuur 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11 (2 Petr. 01:03-11).
Geprezen zij God voor deze heerlijke, heilige, hemelse roeping Hebreeën 3 vers 11 (Heb. 03:01). De Vader wordt erin verheerlijkt, dat wij véél vrucht dragen Johannes 15 vers 8 (Joh. 15:08).
Laten wij daarom wandelen waardig aan de roeping Efeze 4 vers 1 (Ef. 04:01), om goddelijk leven in onszelf te verkrijgen, om te ontwikkelen naar het evenbeeld van Christus, als Zijn gelijke, die bij Hem past! De Zoon van God, en de hele schepping, zien met opgestoken hoofd uit naar de openbaring van de zonen Gods! Romeinen 8 vers 14; Romeinen 8 vers 19; Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:14; Rom. 08:19; Rom. 08:29).

 

Spriet Door Froukje Huis

‘Je wilt toch niet zo’n sprieterige plant in de vensterbank hebben?’, zegt Dick misprijzend. ‘Nee meneer, we nemen deze!’ en hij zoekt een mooie witte azalea uit de dure afdeling.
De bloemenman, al bezig de ‘spriet’ in te pakken, zegt: ‘Ja, hij zier er niet best meer uit, u kunt hem zo wel meenemen’.
En zo gaan we naar huis met een sprieterige rose en een volle witte azalea.
Thuis bekijk ik mijn spriet wat nauwkeuriger. Hij zit vol knoppen maar is kurkdroog. ‘We zullen hem maar een badje geven en Dick voegt de daad bij het woord.
Op een of andere manier heeft ‘spriet’ mijn hart gestolen, want ik verzorg en koester hem zoals ik nog nooit een plant verzorgd heb.
Maar ook de witte Azalea krijgt zijn deel en elke morgen bekijk ik ze of de knoppen al beginnen uit te lopen. Bij de witte is dat duidelijk te zien en… ik verbeeld me dat die rose knopjes toch echt wat dikker zijn geworden. ‘Ik hoop het voor je’, zegt Dick sceptisch.
Maar na enkele dagen is duidelijk te zien dat de rose knopjes niet verdrogen, maar roser worden en zelfs een ietsje opengaan.
Na een week zit de plant vol knoppen en het duurt niet lang of hij staat in volle bloei. Van de sprieterigheid is niets meer over en elke bezoeker is vol lof over die prachtige plant.
Ook de witte laat zich niet onbetuigd, maar zijn pracht haalt niet bij die van de rose.
Hebt u nooit eens het gevoel zo’n spriet te zijn? Zo’n periode waarin het geestelijk leven op een laag pitje schijnt te staan? Of van tegenslag in werk of gezin, wanneer het lijkt of niemand meer belangstelling voor je heeft?
Bedenk dan dat er Eén is die altijd interesse voor je heeft. Die je met bewogenheid gadeslaat en je koestert en troost tot je weer in volle ‘bloei’ staat.
Psalm 147 vers 3 (Ps. 147:003) zegt: “Hij (God) geneest de verbrokenen van hart en verbindt hun wonden”.
En in Jesaja 42 vers 3 (Jes. 42:03) lezen we: “Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal Hij niet uitdoven”.
Nee, God geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte. Bij ons -nieuw-testamentische gelovigen- doet Hij dat door de kracht van de heilige Geest, die we door het geweldige werk van onze Heiland hebben ontvangen.
‘Heer Jezus, leer ons meer en meer ons open te stellen voor die Geest, opdat we meer en beter in uw voetstappen kunnen treden’.