Selecteer een pagina

Levend Geloof – 209

Levend geloof 1980. 11 nr. 209

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Geschenkabonnementen

Vorig jaar november hadden wij bij elk nummer van “Levend Geloof” een kaart ingesloten, waar­in men iemand anders kon opgeven voor een geschenkabonnement. Hoewel verschillende lezers en lezeressen gebruik maakten van deze kaart, heb­ben wij dat dit jaar niet gedaan. Ten eerste ga­ven sommigen meerdere adressen op per brief. En in de tweede plaats ontvangen wij het hele jaar door opgave van adressen voet geschenkabonnementen.

Toch is november bij uitstek de maand om geschenkabonnementen op te geven. Alle voor 1981 opgegeven adressen ontvangen dan ook nog het decembernummer. Velen hebben reeds lang ontdekt hoe het geven van geschenkabonnement en de mensen op effectieve wijze in aanraking brengt met het volle evangelie! Wel is het aan te bevelen na enige tijd eens te informeren hoe men het blad vindt, (vaak ontstaat daaruit een vruchtbaar gesprek over het geloof) en geen adressen op te geven, waarvan men reeds bij voorbaat weet dat men op toezending geen prijs stolt.

Losse nummers

Een andere methode om mensen in aanraking te brengen met de volle boodschap is het afnemen van losse nummers en deze zelf te verspreiden. Ook hiervan wordt meer en meer gebruik gemaakt. . Bij afname van 10 exemplaren en meer is de prijs f 0,75 per exemplaar + portokosten. Een accept­girokaart voor betaling van de kosten wordt bij­gesloten.

Wat het a. s. decembernummer (kerstnummer) be­treft: Hiervan is bestelling vooraf noodzakelijk in verband met het bepalen van de oplage. Wilt u 1 december opgeven hoeveel exemplaren u wenst. (Dit geldt niet voor hen die reeds regel­matig een aantal losse nummers ontvangen, ten­zij men het aantal wil wijzigen). De laatste maanden komt het herhaaldelijk voor dat bij nabestelling reeds verschenen nummers zijn uitver­kocht .

Brochures

Nu onze brochurereeks van start is gegaan is er nog een mogelijkheid bij gekomen om de volle evangelie boodschap in gedrukte vorm te versprei­den. Wij raden onze lezers en lezeressen aan ook hiervan gebruik te maken, want sommigen worden juist aangesproken wanneer – zoals in deze boek­jes gebeurt — een bepaald onderwerp uitgebreider wordt behandeld.

Tenslotte vragen wij nogmaals om voor dit alles niet vergeten te bidden, opdat de boodschap uit­werking mag hebben in de levens van hen die er mee in aanraking komen. Het gaat er om dat velen Gods Koninkrijk, en het werkelijke nieuwe leven wat dit meebrengt, leren kennen!

 

De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem door Gert Jan Doornink

 

Nadat wij in ons vorige num­mer de uitgave van de bro­chure “De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” door br. H. J. Scholten hadden aangekondigd, werden reeds tiental­len brochures besteld en verzonden. We zijn daar erg blij mee, temeer daar br. Scholten, die voorganger is van de Pinkstergemeente te Enkhuizen, in dit boekje een zeer duidelijke uiteenzet­ting geeft over dit belang­rijke onderwerp.

Talrijke onderwerpen komen op beknopte wijze aan de or­de, zoals wat het nieuwe Je­ruzalem is, waarom vernieu­wing van denken nodig is, waaruit Gods volk bestaat en welk geloof God van Zijn kinderen verlangt. Verder: Waarom Gods Woord alleen geestelijk kan worden ver­staan en hoe de duivel vele kinderen Gods heeft misleid. Maar ook wordt op duidelijke wijze aandacht geschonken aan de plaats die de Joden hebben gehad in Gods plan met deze wereld en hoe ook zij kunnen delen in het vol­le heil van Christus. Ook gaat br. Scholten onder an­dere in op de nieuwtestamentische betekenis van de namen van de twaalf stammen en de betekenis van het ge­tal 144. 000.

Zij die in deze eindtijd verlangen de volheid van Christus tot openbaring te brengen zullen met instem­ming dit boekje lezen en meehelpen het te versprei­den. Wij geloven dat velen die nog geblokkeerd zijn in hun denken, maar toch het oprechte verlangen hebben ook geestelijk te groeien, mede door het onbevooroor­deeld lezen van dit boekje, de ogen zullen opengaan en gaan inzien waarom het wer­kelijk gaat: Het hemelse (geestelijke) Koninkrijk! Want we zijn genaderd tot het hemelse Jeruzalem zegt Hebreeën 12 vers 22 (Heb. 12:22′.

 

God zal voorzien door J. Noë

 

Enige jaren geleden heb ik hierover eens geschreven, echter, ik kreeg het in mijn hart dit onderwerp weer eens aan te roeren, in verband met hetgeen alzo om ons heen in de wereld gebeurt en hoe in kerkelijke kringen en ook in pinkstergroepen hierop wordt gereageerd. En dan kun je alleen maar constateren, dat er zo’n gebrek is aan waarachtig geloof en Gods­vertrouwen, dat God, in wel­ke omstandigheden wij ook verkeren, Zijn Woord en be­loften waar zal maken en Hij zal voorzien.

Nu nemen we eens het oude testament en dan zien wij hoe God op wonderbare wijze in de noden van Israël heeft voorzien, maar hoe dit ook geschiedde bij geloofshelden als bijvoorbeeld Noach, Abraham, Mozes, de richteren en profeten, David, enz. (Zie ook Hebreeën 11).

Het geloof van Abraham

Neem nu bijvoorbeeld Abra­ham. Hoe is zijn geloof niet op de proef gesteld. Wat heeft hij bijvoorbeeld niet lang moeten wachten op de ge­boorte van Izaäk. Toen het menselijkerwijze gesproken beslist onmogelijk was dat Sara nog een kind kon krij­gen, verrichtte God een wonder.

Toen het kind wat ouder was geworden werd Abraham er toe gebracht zijn zoon ten offer te brengen. Wat zal er in hem zijn omgegaan? Als we aandachtig Genesis 22 lezen valt ons het volgende op:

  1. Abraham werd door God op de proef gesteld.
  2. Het Godsvertrouwen en geloof van Abraham.
  3. Vers 5: “En Abraham zeide tot zijn knechten: Blijft gij hier met de ezel, terwijl ik en de jongen daarginds heengaan; wan­neer we hebben aangebe­den, zullen wij (!) tot u terugkeren”.
  4. Vers 8: Izaäk vroeg aan zijn vader: “Waar is het lam ten brandoffer? En Abraham zeide: God zal zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon” .

En aldus geschiedde. Nadat God door een engel tot Abra­ham gesproken had, stond er een ram in het struikgewas. In Hebreeën 11 vers 18 (Heb. 11:18) staat nog een nadere toelichting, name­lijk: “En Abraham heeft overwogen, dat God bij mach­te was Izaäk zelfs uit de doden op te wekken”.

En als we nu bijvoorbeeld eens de geschiedenissen van Samuël, David, Elia, Elisa, Daniël, Jona en andere Godsmannen lezen, zien we hoe God op wonderbare wijze in hun levens heeft voorzien.

Gods voorziening in Jezus Christus

Nu gaan wij over naar het nieuwe testament. Daarin zien wij hoe God Zijn almacht heeft ten toon gespreid en heeft voorzien in, met en door Zijn Zoon Jezus Chris­tus, zoals Zijn Woord voorzegt heeft. Jezus heeft door de kracht van de Heilige Geest de werken des duivels verbroken. Op Golgotha heeft Hij onze zonden en ziekten gedragen en heeft al de overheden en machten ontwa­pend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen geze­gevierd. Hij is opgestaan uit de doden en heeft de sleutels van het dood en het dodenrijk. Jezus is de grote Overwinnaar! Tot Zijn disci­pelen zei Hij, voor Hij op­genomen werd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde!

Ook de discipelen deden, na­dat zij gedoopt waren met de Heilige Geest, wonderen en tekenen. En God voorzag in al hun noden. Zo werden ze bijvoorbeeld door engelen bevrijd uit de gevangenis, bij Paulus en Silas geschiedde dat te Filippi door een aardbeving. Als je zo verder leest wat Paulus te verduren heeft gehad zie 2 Kor. 11:16-29), dan bemerk je zo dat Gods hand op hem rustte.

Broeders en zusters, God is niet veranderd en wil ons alles schenken in Zijn Zoon Jezus Christus (Romeinen 8). In en door Hem wil Hij voorzien

a – in onze levensbehoeften,

b – in ons gezin,

c – in ons werk,

d – in onze financiële om­standigheden.

e – in onze teleurstellin­gen, verdrukkingen, te­genslagen.

f – in gevallen van ziekten.

Wat zegt Jezus in Matteüs 6 vers 25 tot en met 34 (Matt. 06:25-34) over bezorgdheid? Ik laat enige gedeelten volgen:

‘Wees niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kle­den. Is het leven niet meer dan het voedsel en het li­chaam meer dan de kleding”, enz.

“Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst zijn koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” .

De belangrijke voorwaarde

Deel hebben aan het Konink­rijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, geschiedt al­leen door de Heilige Geest, (zie ook mijn artikel in het septembernummer); Zijn gerechtigheid is het rechte leven, zoals de Vader dit wil en geeft in en door Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is dus de voorwaarde.

Matteüs 6 vers 8b (Matt. 06:08b) zegt: “God de Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt”!

In 1 Johannes 5 vers 14 en 15 (1 Joh. 05:14-15) staat: “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, indien wij iets bidden naar Zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden”!

Laat dit goed tot ons door­dringen, broeders en zus­ters. Voor vele zogenaamde christenen is Gods Woord geen leidraad meer in hun leven. Ze willen God op hun manier dienen en laten de wereld, met alles wat daarin geboden wordt, niet los, terwijl de Bijbel toch dui­delijk zegt, dat we niet God en de wereld kunnen dienen!

Helaas, zoals ik in dit ar­tikel begonnen ben, zijn er ook kinderen Gods die de Heer willen volgen, maar door gebrek aan geloof en Godsvertrouwen in bepaalde gevallen, het, naar hun me­ning, zekere voor het onze­kere nemen en de wereldse weg gaan en ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het nemen van maatregelen ter voorko­ming om kinderen te krijgen. Denkt u dat dit God welge­vallig is? Is dit niet een inbreuk op Gods schepping? Zie bijvoorbeeld Psalm 139 vers 13 tot en met 16 (Ps. 139:13-16) .

Paulus zegt in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02): “En wordt niet gelijkvorming aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen, wat de wil van God is: Het goede, welgevallige en volkomene”.

Volkomen overgave

O, broeders en zusters, het is zo heerlijk om je leven in volkomen overgave aan de Heer te geven. Hij verlangt er naar om Zichzelf in, door en met ons te openbaren. Ons geloof wordt door Hem op de proef -gesteld.

Bekende dienstknechten van God hebben in hun leven er­varen, dat God hen op won­derbare wijze beschermde en in hun noden, van welke aard ook, voorzag. Twee voorbeel­den haal ik hierbij aan.

a – Een zendeling, die in een ver afgelegen streek werkte, bemerkte, dat toen eens zijn huis werd aange­vallen door de inboorlingen, deze plotseling terugtrok­ken. Later bleek dat ze be­angst waren geworden, omdat er een groot aantal witte gedaanten om het huis ston­den.

b – Medearbeiders Gods, die wat hun levensbehoeften en financiën betreft, volkomen afhankelijk van de Heer wa­ren, ervaarden dat Hij daar­in op wonderlijke wijze voorzag. (Een bekend voor­beeld is George Müller met zijn weeshuis).

Psalm 55 vers 23a en 1 Petrus 5 vers 7 (Ps. 055:023a en 1 Petr. 05:07) zeggen: “Werpt al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u”.

Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19) zegt: “Mijn God zal in al uw noden (behoeften) naar Zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus”.

Ik heb dit ook in eigen le­ven ervaren bij ernstige ziekten en in zeer moeilijke omstandigheden, van welke aard ook. Ik heb daarbij de stem van Jezus en van God duidelijk gehoord. Het was wonderbaar. Je wordt er zo bemoedigd door, je geloof wordt er zeer door versterkt en er komt zo’n heerlijk ge­voel van Goddelijke vrede en vreugde in je hart. Het is zo’n waar woord wat in 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09) staat: “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”.

Ervaringen uit eigen leven

Dat God voorziet heb ik bij­voorbeeld ervaren in de vol­gende gebeurtenissen:

– Tweemaal heb ik meege­maakt, namelijk eenmaal per schip en eenmaal per vlieg­tuig, dat de Heer een storm tot zwijgen bracht op mijn gebed.

– Op een keer reden we ’s avonds op een smalle weg van Den Haag naar Wassenaar, toen plotseling het licht uitging. We zetten de auto aan de kant en wat we ook probeerden het licht ging niet meer aan. Toen zijn wij gaan bidden, gewoon en in tongen. Na ons gebed pro­beerden we het weer en, ja hoor, het licht ging aan. We reden toen door naar Voorschoten en zetten de au­to in de garage. Toen we weer probeerden het licht in te schakelen, lukte het niet. De Heer had ons gehol­pen.

– Tijdens een reis door Zwitserland wilde ik graag de Mont Blanc vanaf grote hoogte bewonderen. Het was echter mistig en regenachtig weer en dus niet direct ge­schikt om die tocht te on­dernemen. Ik zei: “Heer, ik waag het toch met U”. Ik ging met de lift naar boven en toen ik boven op het platform (± 3200 meter) was, was alles nog in mist en wolken gehuld. Ik heb toen de Heer gebeden en gezegd: “Heer, ik ben naar boven ge­gaan om Uw mooie schepping te bewonderen, neem a. u. b. die mist en wolken weg”. En op hetzelfde moment gingen de wolken vaneen en aan­schouwde ik het machtige Mont Blanc massief. Ik ge­noot en na enige ogenblikken zei ik stil en dankbaar: “Dank u Heer, dat was zeker het geld wel waard”. Toen sloot het wolkendek zich weer. U kunt begrijpen wat er in mij omging.

– Ik was in Londen naar een pinksterconferentie ge­weest en had nogal veel geld uitgegeven, waardoor ik niet veel geld meer had. Op de terugweg zei ik tegen een Hollandse zuster of zij, als het nodig mocht zijn, mij wat geld kon le­nen. Dat vond zij best. Op die conferentie had ik een mij bekende Engelse dominee ontmoet, die in zijn kerk ook genezingsdiensten leidde en hij had mij uitgenodigd om zo’n dienst bij te wonen. Diezelfde zuster en ik zijn er toen heengegaan. Wij heb­ben toen beiden een getuige­nis gegeven en ik heb toen met de gemeente nog opwek­kingsliederen gezongen en nog enkele woorden gezegd. Het was een fijn samenzijn en na de dienst hebben wij nog enige gesprekken ge­voerd. Bij het weggaan bleek de dominee wat geld in mijn zak te hebben gestoken, wat ongeveer overeen kwam met het bedrag dat ik de zuster had gevraagd. Ik was diep beschaamd.

Ik zou nog meer wonderbare dingen kunnen vertellen, ook in verband met ernstige ziekten, die ik gehad hebt. Jaren geleden heb ik hier al wat van getuigd in “Levend Geloof”, maar ik laat het hierbij.

Ik ervaar ook Gods leiding in mijn werk voor Hem, hoe Hij Zijn Woord bevestigt, maar ook hoe Hij soms op wonderlijke wijze deuren opent voor mij om Zijn getuige te zijn, hier te lande en in het buitenland. Ja, Hij is wonderbaar!

God zegene u allen!

 

 

 

Richten wij ons op het volkomene? Door Gert Jan Doornink

“Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking; hij is nog een zuigeling. Maar de vaste spijs is voor de vol­wassenen, die door het gebruik hun zinnen geoe­fend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad. Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene… ” Hebreeën 5 vers 13 tot en met Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 05:13 Heb. 06:01) .

Wat is Gods doel met ons leven?

Voordat we een antwoord willen geven op de vraag wat Gods doel met ons leven is, moeten wij er natuurlijk van overtuigd zijn dat God een doel met ons leven heeft. En daaraan behoeft niemand te twijfelen! Immers de mens is de hoogste vorm van het scheppingswerk van God. In Genesis 1 vers 26 en 27 (Gen. 01:26-27) lezen wij dat de mens geschapen is naar het beeld van God. En in Psalm 8 vers 6 (Ps. 008:006) staat dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond.

We mogen daarom ook nooit geringschattend over de mens denken. Ieder mens is een schepping Gods, op volmaakte wijze geschapen naar het evenbeeld van God.

Nu weten wij wat er na de schepping gebeurd is. Satan heeft Gods scheppingswerk aangetast en be­schadigd. Ook de mens is “bezet gebied” geworden van de duivel, zolang hij tenminste Jezus niet kent. Want dwars door alles heen bleef God de mens liefhebben en daarom zond Hij Zijn enigge­boren Zoon naar deze wereld. En Hij kwam om sa­tan te overwinnen’. “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd” Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15).

De mens, die door Hem verlost is, kan getuigen: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duister­nis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” Kolossenzen 1 vers 13 en 14 (Kol. 01:13-14).

Het doel van God met ons leven is daarom ook niet om “in de zonde” (onder het beslag van de duivel) te blijven, maar “in de vrijheid” van Christus te komen en te leven.

Het nieuwe leven van Christus is in ons

Als het nieuwe leven van Christus eenmaal in ons is, gaat het om dat leven en om de openbaring en groei daarvan. Vele kinderen Gods hebben daar moeite mee en komen niet los uit het gedachten­patroon wat de duivel hen voorspiegelt. En dat is altijd negatief.

Ik herinner mij nog hoe ik eens, jaren geleden, vlak na mijn bekering, een brief met vragen schreef aan een toenmalig bekend evangelist. Eén van de antwoorden die ik kreeg was: “Je bent en je blijft een zondaar. . . ” Lange tijd heb ik dat ook zo geloofd. Al zong ik dan mee in de kerk: “Een zondaar, een verloste, o Heer; en nu géén zondaar meer. . . ” Dat zou dan wel niet helemaal juist zijn. . .

Gelukkig veranderde dit twijfelgeloof door de boodschap van Pinksteren. Door de doop met de Heilige Geest, kwam Gods kracht in mij en kon ik de zonden overwinnen.

Toch blijkt in de praktijk dat er ook na de doop met de Heilige Geest, nog heel wat moet gebeuren wil het nieuwe leven van Christus in ons ten volle gestalte verkrijgen. Bij velen is een wer­kelijk vruchtbaar geloofsleven meer theorie dan praktijk, terwijl zij weten dat dit Gods bedoe­ling en wil is. Want nergens in Gods Woord vin­den we aanwijzingen dat het niet Gods bedoeling is, dat we nu reeds in dit leven “de volheid van Christus” tot openbaring kunnen brengen.

Uiteraard is dit een groeiproces. Maar dat niet buiten ons om gaat. Wij moeten verder groeien in Hem. En als geestelijke groei achterwege blijft, missen wij geheel het doel wat God met ons leven voor heeft en blijven wij binnen de invloeds­sfeer van de vorst der duisternis.

Waaraan werd de Hebreeënbrief gericht?

In dit verband is het zeer belangrijk er op te letten aan wie de Hebreeënbrief, waaruit we on­ze uitgangsteksten namen, werd gericht. Uit Hebreeën 5 vers 12 en 13 (Heb. 5:12-13) blijkt dat de brief werd ge­schreven aan gelovigen die reeds lang een kind van God waren: “Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoorde te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig en geen vaste spijs. Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking; hij is nog een zuigeling”.

Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14) spreekt echter van een andere categorie gelovigen: “Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen ge­oefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad”. Zij konden zich richten op het volkomene.

Het gaat er dus om dat we inzien dat er twee soorten gelovigen zijn. Daarom deze vragen: Bent u een baby in het geloof? (De pasbekeerden mogen we het niet kwalijk nemen, als ze getuigen: “Ik ben nog een baby”). Of bent u een volwassene in het geloof?

Nu zegt u misschien: ‘Ik behoor wel een volwasse­ne te zijn. . . Maar ik ben het nog niet. Wat moet ik doen?” Dan geeft de Hebreeënbrief een duide­lijk antwoord: Wij moeten ons richten op het volkomene (Het volmaakte) Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01).

Hoe richten wij ons op het volkomene?

Voordat we een antwoord willen geven op deze vraag, is het zeer belangrijk dat wij eerst onder ogen gaan zien wanneer we ons moeten richten op het volkomene. Want er zijn vele kinderen Gods die zeggen: Het volkomene en volmaakte komt nog. Daar moeten we nu nog niet te veel mee bezig zijn. Daar komt toch niets van terecht. En soms haalt men dan voorbeelden uit de geschiedenis van de kerk aan, om aan te tonen hoe het vroeger met deze gelovigen ook mis ging. Als wij zo spre­ken, spreekt daaruit ongehoorzaamheid en het ne­geren van Gods Woord.

Ook zijn er gelovigen die zeggen, dat komt wel over enige tijd, als er vervolging en druk komt, als de oorlog uitbreekt. . . . Uit dit alles blijkt dat men volkomen over het hoofd ziet dat Gods tijd altijd nu is, als het om gehoorzaamheid aan Zijn Woord gaat. We zeggen toch ook niet tot de onbekeerden: “Wacht maar tot je op je sterfbed ligt om je te bekeren, dan is het nog vroeg ge­noeg. . . “. Zoals wij de mensen opwekken om nu voor Christus te kiezen, zo mogen we elkaar opwekken om ons NU te richten op het volkomene, want in geestelijk opzicht is uitstel altijd van satan. Maar hoe richten wij ons op het volkomene? Als de schrijver van de Hebreeënbrief zegt dat we niet opnieuw het fundament moeten leggen, bete­kent dit: Het fundament ligt er! Daar moeten we op bouwen. “Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten” Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01). Dat ‘laten rusten’ wil niet zeggen het aan de kant doen. Als het fundament er niet ligt kunnen we ons ook niet richten op het volkomene. We moeten daarom ook nooit menen dat het fundament niet belangrijk is Waarbij wij er ook acht op dienen (doordat het gaat om het volledige fundament (doop door onderdompeling, doop met de Heilige Geest, enz. ). Het is daarom ook onjuist dat sommigen in Pinksteren “bruggen willen slaan” “naar gelovigen die dit fundament niet

De eerste belangrijke voorwaarde bij ons richten op het volkomene’ is dus dat er ligt en daarop gebouwd wordt.

Een tweede belangrijk punt is dat wij te allen tijde voor ogen moeten houden dat we het volko­mene, alleen kunnen vinden in Jezus. Maar geen Jezus gemaakt naar eigen inzicht, maar zoals Hij Zich in de schrift heeft geopenbaard.

Daar zien wij hoe Hij (en dus ook wij) verbonden was met Zijn leer en Zijn bediening. Hij was de volkomen verlosser naar geest ziel en lichaam.

En Hij is dezelfde vandaag! Alleen als we leiden door Zijn Woord en Geest kunnen groeien naar de volkomenheid.

Er is nog een derde punt wat in wat in dit verband zeer belangrijk is. Dat is dat wij moeten letten op” het woordje ‘richten’. Richten wil zeggen- het doel in het vizier houden. Het is nooit oppervlakkig maar altijd precisiewerk. Zoals bij een geweer, dat wil het functioneren, zuiver afge­steld moet zijn, het moet onderhouden worden er moeten kogels in en oefening is nodig. Zo zoekt God in onze dagen geestelijk getrainde kinderen Gods, die zich door niets en niemand af laten afremmen of afleiden, maar die “met volharding de wedloop lopen die voor hen ligt”. Zij richten zich door woord en daad op het volkomene.

Wat is de uitwerking?

Wij willen nu nog in het kort stilstaan bij de  uitwerking van ons ‘richten op het volkomene’.

a.Wij openbaren ons in deze eindtijd als zonen Gods. En dat is het waarop de wereld wacht!

b.We leren onderscheiden goed en kwaad Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14). Een kind van God dat de vrijheid en over­winning van Jezus ten volle gaat beleven wordt immuun voor de aanvallen van de boze. Hij leert de geesten onderscheiden.

c.Wij groeien naar beeld van Jezus. Wij worden een leesbare brief van Christus en verspreiden Zijn geur.

d.Wij zijn ten volle bruikbaar in Zijn dienst.

e.God kan ten volle Zijn doel met ons leven be­reiken. En dat is oneindig veel meer dan alleen onze ziel redden. Een drenkeling die op het dro­ge getrokken wordt, wordt niet aan zijn lot overgelaten, maar geholpen en verzorgd, tot hij weer op eigen benen kan staan. Zo wil God ons helpen op de weg naar de volkomenheid!

De vraag is nu: Wat willen wij? Willen we baby’s blijven en altijd maar weer met melk gevoed wor­den? Of willen we volwassenen worden en de vaste spijs tot ons nemen? In het laatste geval worden we als een rank aan de wijnstok verbonden en dragen veel vrucht. Dan leven we als overwin­naars en openbaren ons als zonen Gods.

Dat is de uitwerking als wij ons richten op het volkomene!

Dat betekent een optimale verheerlijking van Christus in ons leven!

Dan heeft God Zijn doel met ons leven bereikt en Zijn we volkomen een met Hem!

Het gaat om het één worden met Christus. Wij in Hem en Hij in ons! Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Halleluja!

 

Veilig in Jezus’ armen door Judith Jacobs

2 Korinthiërs 12 vers 2 (2 Kor. 12:02)

Deze uitspraak is aan velen overbekend. Het is de titel van een lied dat vaak bij begrafenissen wordt gezongen en terecht: de inhoud gaat over de rust en vrede die je deel zijn als je “in de Heer” gestorven bent.

Toch gaat het mij in dit chapiter niet om de eeuwigheid als plaats (na de dood) maar om de toestand (tijdens het leven). Het gaat namelijk niet om het leven “straks”, maar om het beleven “nu”. De Heer wil ons niet alleen toekom­stige zaligheid schenken; Hij wil ons ook in het heden blij en gelukkig zien.

Vaak is de praktijk van het dagelijks leven één stuk pro­za: we zien door de bomen (zorgen, strijd) het bos (de po­ëzie) niet meer. Als mens heb je weliswaar je deel te dra­gen in het aardse bestaan, maar het is mijn persoonlijke ervaring dat je moeilijkheden en dergelijke verschillend accepteert en verwerkt.

Ben je dan een ander (bovenaards) wezen, een beter (super) mens? Gode zij dank niet! Waar ligt het verschil dan in?! Het ligt niet in het “Waar”, maar in het “Wie”.

Degenen die de Heer in het leven hebben zijn rijk, ze heb­ben alles wat ze van node hebben. Zij, die Hem niet kennen of aangenomen hebben als hun Heer en Heiland, zijn arm: die zijn het wezenlijke Doel voorbij gestreefd.

Want in Hem en door Hem mogen we in de dagelijkse strijd terugvallen op de Bron van kracht waaruit wij elk moment mogen putten. Een vanzelfsprekende zaak? Neen, geheel on­verdiend, maar we mogen met volle handen scheppen van de genade die ons geboden wordt. De genade van die eeuwige armen die onder ons zijn; die ons willen schragen en dra­gen als we dreigen te struikelen en te vallen.

Maar is er onzerzijds het vertrouwen dat God ons nu al een stukje hemel op aarde wil schenken? Nemen we Hem op zijn Woord? Geluk en zaligheid zijn niet alleen voor “Boven” bedoeld; we mogen nu al zingend beleven: Veilig in Jezus’ armen, want we zijn in Zijn handpalm gegraveerd, en zijn dus ook: veilig aan Zijn hart. Halleluja’.

 

Gods armen (gedicht) door Judith Jacobs

“. . . en onder u zijn eeuwige armen” Deuteronomium 33 vers 27b (Deut. 33:27b).

Als je bedenkt dat in dit leven

Gods eeuw ‘ge Vaderarmen zijn. . .

Waarin je rust en vree mag vinden

Voor al je zorgen, nood en pijn. . .

 

Als je beseft dat Christus eenmaal

Aan ’t kruishout riep: “Het is volbracht’. “

Geeft je dat dan geen enk’te vreugde,

Geen moed in bange strijd, geen kracht?

 

Als je gelooft dat Gods Geest zelve

De Trooster is in elk verdriet,

Je elke dag opnieuw mag putten –

Uit Zijn gena, die Hij je biedt. . . ?

 

Dan moet je komen èn vertrouwen

Dat God zijn heilig Woord niet schendt,

En dat je in Zijn liefde-armen

Met eeuw’ge trouw geborgen bent.

 

Het ruime hart van Jezus door H. J. Scholten

 

Geestelijke bekrompenheid

Vele kinderen Gods hebben een te eng hart en er is zo­veel geestelijke bekrompen­heid. Niemand heeft het mo­nopolie (alleenrecht) van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. Wij moeten ons verblijden met een ieder, die deze boodschap verkon­digt. Geen enkele kerk, richting of groep moet menen – al verkondigt men de waar­heid nog zo zuiver – hiervan het alleenrecht te hebben.

De apostel Paulus verblijdt zich in de verkondiging van de Christus, al gaat dat dan bij sommigen met bijoogmer­ken gepaard. Filippenzen 1 vers 18 (Filip. 01:18). Te­gen de Korinthiërs zegt Pau­lus: “Ons hart staat wijd open; bij ons vindt gij niet te weinig ruimte, maar in uw binnenste is het te eng” 2 Korinthe 6 vers 12 (2 Kor. 06:12). Paulus bedoelt niet te zeggen dat wij steeds ruimer van opvattin­gen moeten worden, maar dat ons hart ruimer moet worden voor de dingen van het Ko­ninkrijk Gods. Wij moeten geen geestelijke krentenwegers zijn, zoiets van: wie ons niet volgt, die deugt niet. Ook al wordt dezelfde boodschap verkondigt.

Jezus denkt in elk geval ruimer dan vele christenen in onze dagen over elkaar denken. In Markus 9 vers 38 tot en met 40 (Mark. 09:38-40) lezen wij: “Johannes zeide tot Hem: Meester, wij heb­ben iemand, die ons niet volgt, in uw naam boze geesten zien uitdrijven, en wij wilden het hem beletten, omdat hij ons niet volgde. Doch Jezus zeide: Belet het hem niet; want er is nie­mand, die een kracht doen zal in mijn naam en kort daarna smadelijk van Mij zal kunnen spreken. Want wie niet tégen ons is, is vóór ons”.

Is Jezus ons voorbeeld?

Wat een ruimte vinden wij bij Jezus, Die ons toch tot een voorbeeld moet zijn. En wat een engte bij Zijn dis­cipelen. Tot tweemaal toe: zij willen óns niet volgen. Met andere woorden: zij sluiten zich niet bij ons aan. Want alleen bij ons is het goed. Johannes dacht: Jezus en wij, zijn discipe­len, hebben het alleenrecht van de verkondiging van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen.

Prijst God voor het ruime hart van onze Meester. Veel verdeeldheid en onenigheid ontstaat omdat het hart van velen te eng is. Ook van zulke ‘heidense smetten’ moeten velen nog verlost worden. Wij verblijden ons als Christus verkondigd wordt, hetzij in woord of geschrift. Wij willen veel ruimte in ons hart hebben en in geestelijk opzicht er geen kruideniersmentaliteit op na houden. Wij verblijden ons in elke broeder of zus­ter, die in het licht van Jezus wandelt.

Bidden om een ruim hart

Willen wij dat de krachten van het Koninkrijk Gods zich meer en meer zullen manifes­teren temidden van de kinde­ren Gods, dan bidde een ie­der om zo’n ruim hart. Jezus had gen ruim hart, zo ook Zijn dienstknecht Paulus. Heerlijk is het om heel op­recht te kunnen zeggen: Bij ons vindt gij niet te weinig ruimte!

Dan zullen alle kinderen Gods steeds meer ervaren dat zij op Gods wegen wandelen en dat Gods belofte doorlo­pend op deze wegen vervuld wordt: “Ik zal onder hen wo­nen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn” 2 Korinthe 6 vers 16 (2 Kor. 06:16).

Geen water in de wijn

Dit alles houdt niet in dat we maar bereid moeten zijn wat water bij de wijn te doen, als het om de rechte boodschap gaat, maar wel om wat meer liefde en ver­draagzaamheid ten opzichte van elkaar. Als we door de openbaring van de Geest het onvolmaakte en het kwade zien, dan past ons geen schampere kritiek, maar dan prijzen wij God, die ons deze dingen laat zien, opdat wij al het kwade door de liefde zullen overwinnen.

Samen moeten wij – door de kracht van de Heilige Geest – steeds meer leren om vurige kolen te hopen op de hoofden van onze vijanden, zodat deze vijanden onze vrienden worden. In Spreuken 16 vers 7 (Spr. 16:07) staat: “Als iemands wegen de Here behagen, doet Hij zelfs diens vijanden vrede met hem maken”.

Heeft u zoiets al eens mee­gemaakt? We kennen allemaal wel het spreekwoord: Wie een hond wil slaan, kan wel een stok vinden.

En wat wordt er dikwijls – zogenaamd in de Naam des He­ren en omwille van dé waar­heid – met ‘stokken’ gesla­gen. Men meent dan zo het Koninkrijk Gods te moeten helpen opbouwen, maar men zit er dan wel mijlen naast!

We eindigen maar met de tekst uit Romeinen 12 vers 21 (Rom. 12:21) “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede” .

 

 

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -5-

Let op de namen Gods!

Gods volk wordt uitgeleid. Dat was onze conclusie. En we hebben gezien dat die exodus zich voltrekt, doordat het rijk der duisternis wordt prijsgegeven aan zichzelf.

Nu zijn er nog een paar namen van God die ook op dit exodusgebeuren wijzen. We weten immers: elke naam van God vertelt ons iets over zijn wezen. Iedere naam van God is als het ware een program. Zo’n naam laat ons zien: zo is God en dit is Hij van plan. En we weten ook: God maakt al zijn namen waar. Zoals zijn namen zijn, zo zal ook zijn optreden zijn. En dit geldt dan wel heel speciaal in de eindtijd: dat is de tijd waarin de Heer al zijn namen gaat ten toon spreiden, dat wil zeggen: dan gaat God zijn vol­ledige wezen openbaren.

Daarom, let op de namen Gods. Vaak wordt de christenen ge­leerd te letten op van alles en nog wat. Men moet letten op kometen en planeten, op Carter en op de Russen, en men moet vooral veel klok kijken in de zichtbare wereld. Maar wie heeft er geleerd te letten op de naam van God? En toch is dat het teken van de eindtijd bij uitnemendheid: dat Gods naam gezien zal worden in zijn volk.

Zo hebben het de profeten voorzegt: “Zie, de naam des Heren komt van verre” Jesaja 30 vers 27 (Jes. 30:27). “Te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn naam de enige” Zacharia 14 vers 9 (Zach. 14:09). Alleen de naam van God, dat is het wezen van God, blijft over­eind; dat is het vaste punt in de geestelijke wereld. Daarmee hangt samen wat Zacharia eerder reeds heeft uitge­sproken ten aanzien van het laatst der dagen: “En IK zal te dien dage, luidt het woord van de Here der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden” Zacharia 13 vers 12 (Zach. 13:12]. Dat is het grandioze perspectief voor de toekomst: alle namen der machten worden teniet gedaan, dat is het wezen, het karak­ter van het rijk der duisternis, en daartegenover komt de naam van God, het wezen van de Heer, juist uit de verf. Gods naam zal stralen als de zon.

D strijd tussen de namen van de afgoden en Gods naam

Daarom kunnen we het boek Openbaring ook zien als een strijd tussen de namen van de afgoden en de naam van God. Welke naam gaat het winnen? Deze gedachte behoeft ons niet te verbazen, als we bedenken dat het in het boek Exodus eveneens om een strijd tussen namen ging: daar stond im­mers tegenover de naam van de farao de naam: ‘Ik ben die Ik ben’.

Het is dan ook niet toevallig dat we in het laatste Bijbelboek nogal wat namen tegenkomen. Want de eindtijd wordt gekenmerkt door de voltooiing van een dubbel proces van openbaarwording: enerzijds de totale ontmaskering van het wezen van de boze, anderzijds de volledige onthulling van het diepste wezen van God. Dat zal weten iedereen: dat de duivel duister is, en vooral dat onze God enkel stralend licht is.

We willen enkele van deze namen gaan bezien, die merkwaar­digerwijs zowel in het eerste als in het laatste hoofdstuk van Openbaring naar voren komen. Zij omspannen dus in fei­te het hele boek. In Openbaring 1  vers 17 en 18 (Openb. 01:17-18) lezen we: “Wees niet bevreesd. Ik ben de eerste en de laatste, en de le­vende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk”. Deze uitdrukking: ‘de eerste en de laat­ste’, is afkomstig uit een bepaalde achtergrond. Dat blijkt als we even terug gaan naar Jesaja. In hoofdstuk 44 :6 geeft de profeet deze boodschap: “Zo zegt de Here, de Koning en Verlosser van Israël, de Here der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatse en buiten Mij is er geen God”. Nu is dit in deze profetieën niet zomaar een losse opmerking. De hoofdstukken vanaf Jesaja 40 handelen over de terugkeer van het volk Gods uit Babel. En die te­rugkeer wordt helemaal beschreven in beelden uit het boek Exodus; daaruit blijkt: die terugkeer is een uittocht. En in dat kader hoort deze wezensaanduiding van God als de eerste en de laatste thuis. Daarom is het veelzeggend dat deze zelfde benaming in het boek Openbaring ook weer een rol gaat spelen: juist in verband met de eindtijd, die eveneens een uittocht in zich houdt, gaat de Heer zich presenteren als de eerste en de laatste.

Ik ben de eerste, wat wil dat zeggen?

Wat wil deze naam ons zeggen? Wanneer God verklaart: Ik ben de eerste, dan betekent dat: Hij was er eerder dan de machten; zijn gedachten waren er eerder dan de gedachten van de boze. Het betekent ook: Ik ben de oorsprong, de bron, dat wil zeggen de oorsprong van al het goede, de bron van het licht. Voordat de vijand zijn duistere plan­nen bedacht, had God zijn volmaakte bestek al gereed. God is de eerste, dat houdt in: aan het begin van de ganse schepping, aan het begin van de totale kosmos, staan de eeuwige gedachten Gods.

En als we ditzelfde principe nu gaan toepassen op het eindtijdgebeuren, dan zien we: aan de wieg van de toe­komst, aan de bakermat van de tijden die gaan komen, staan de vaste gedachten Gods. Aan het begin van het hele eind­proces staat een God wiens wezen wij kennen, van wie we dus weten wat we van Hem kunnen verwachten, namelijk een God die enkel goed is, en daarmee hebben we de garantie dat de ganse schepping goed gaat worden. Gods karakter is het eerste, het uitgangspunt voor ons denken, voor onze verwachting. ‘Ik ben de eerste’, dat betekent: al onze ge­dachten moeten beginnen vanuit God, vanuit het positieve wezen en het positieve plan van God.

Velen nemen als uitgangspunt voor hun denken: wat doet de duivel allemaal? Naar God prent het ons in: hij is niet de eerste, Ik ben de eerste.

Nu is in genoemde tekst uit Openbaring niet God de Vader aan het woord, maar het is Jezus, die als mensenzoon, zie Openbaring 1 vers 13 (Openb. 01:13) deze woorden Gods uit Jesaja overneemt. Jezus spreekt hier als de mens bij uitnemendheid, als het begin van een nieuwe mensheid. Hij was de eerste volmaakte Mens. En als vertegenwoordiger van een nieuw volk proclameert Hij: in het eindtijdgebeuren begint alles met de Mens, met de herstelde en overwinnende mens. Niet de machten hebben het eerste woord, maar het eerste woord is aan de mens Gods. Aan de start van het hele eindproces staat de mens Gods; dat is de eerste gedachte van God, de eerste in tijd, en de eerste in rangorde, de voornaamste: God is er vóór alles op uit, die nieuwe mens voort te brengen, dat is de basisgedachte van Gods plan, want via die mens Gods zal de hele schepping bevrijd worden. Daarom is de mens Gods in elk opzicht de eerste. Hij is de eerste in de eindtijd, hij is de eerste in de geestelijke wereld, zoals Jezus de allereerste was die verrees en die zich verhief in de onzienlijke wereld.

‘Ik ben de laatste’, wat wil dat zeggen?

God zegt ook: Ik ben de laatste. Hij heeft ook het laatste woord. En buiten Mij is er geen God, staat er dan bij in Jesaja, dat wil zeggen: geen inspirator. Van het begin tot het eind moet de gemeente zich uitsluitend door Hem laten inspireren; Hij is tot het laatste toe de enige bron van ons denken. Geen gedachte buiten God, buiten het wezen Gods.

Maar dan moeten we daarbij ook weer bedenken: dit slaat niet alleen op God de Vader, dit heeft ook betrekking op Jezus als mensenzoon: ook Hij kan het uitspreken: ‘Ik ben de laatste’. Hij houdt het langer vol dan al zijn tegen­standers. De duivel met zijn bondgenoten zal uit de hemel geworpen worden, maar Jezus niet. De mens Gods niet; die mens Gods blijft. De gemeente, die in Efeze 4 de volkomen man genoemd wordt, blijft overeind. Het volk dat verbonden is met God, overleeft de machten. Zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden. Aan hen is de toekomst.

Jezus met zijn gemeente is de laatste; na hen komt er niets anders meer. Dit is het plan van God, dat doorgaat tot het einde.

Een andere uitspraak bij Jesaja formuleert het zo tref­fend: “Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatster ben Ik dezelf­de” Jesaja 41 vers 4 (Jes. 41:04). Onze God omspant de hele eindtijd. Hij om­spant de totale exodus. God staat aan het begin van de uittocht, God staat ook aan het eind. En dat is zo’n schitterend perspectief: bij de laatsten is God dezelfde; en wie zijn die laatsten? Dat zijn de zonen Gods. Dat zijn zij die. overblijven tot de komst des Heren; degenen in wie Hij gezien zal worden. De laatsten, dat is het volk van de eindstrijd. God bedoelt geen gemeente die deserteert voor­dat de kamp begint; neen, God gaat door met zijn volk tot en met de laatste strijd. Voor die laatsten geldt de be­lofte: “Dan zal de Here uittrekken om tegen de volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg” Zacharia 14 vers 3 (Zach. 14:03). God gaat zich verbinden met de eindstrijders. God trekt zich niet terug; neen, integendeel, God trekt uit. Want ook en juist de laatsten zullen Gods wezen zien, dat Hij dezelfde is.

Het boek Openbaring geeft ons de instructies voor de laat­ste strijd; het geeft ons de instructies voor de uittocht. En de beslissende instructie daarvoor is de waarheid over God. Daarom is het veel betekenend dat die waarheid aan het eind van Openbaring nog een keer terugkomt: “Ik ben de Alpha en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde Openbaring 22 vers 13 (Openb. 22:13). Want het wezen Gods is de grondslag van de exodus.

Hij is het begin en het einde: het volk dat wordt uitge­leid, begint bij Hem, bij het ontdekken en het kennen van het wezen Gods, en het eindigt in Hem, want het einddoel is de volle kennis, daar leidt de uittocht heen.

Ook de schepping wordt uitgeleid

Maar er is nog meer: niet alleen Gods volk, maar ook de schepping wordt uitgeleid. “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” Openbaring 21 vers 1 (Openb. 21:01). Dat betekent niet dat de oude hemel en aarde vernietigd worden; God vernietigt de werken zijner handen niet. God heeft geen gedachten van afbraak, maar van herstel. God vernielt niet, Hij ver­nieuwt. Hemel en aarde worden onttrokken aan de machten, maar dat gebeurt niet automatisch: dat volk dat uitgeleid is, zal de schepping uitleiden. Ook hier knoopt Johannes aan bij een gedachte Gods die we al vinden bij Jesaja:

“Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen” Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17). Vaak trekt men hieruit de conclusie: dus heeft God de oude hemel en aarde laten vergaan. Maar letterlijk staat er dit: Ik schep de hemel nieuw en de aarde nieuw. Dat stemt overeen met de woorden van Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05): “Zie, Ik maak alle dingen nieuw. God maakt geen nieuwe dingen, Hij maakt de oude dingen nieuw.

De wedloop van het volk des Heren

Dan is er nog een fundamenteel aspect: de exodus in de eindtijd is een proces. De mening dat de gemeente bij to­verslag volmaakt wordt, heeft zijn duizenden verslagen. Hen heeft het idee dat God in de eindtijd gaat toveren; in één moment wordt het volk Gods plotsklaps tot volkomenheid gebracht. Hoe dat in zijn werk gaat, moet men niet vragen, dat is een mysterie, waar kennis tekort schiet en ons ver­stand moet falen. Hier past alleen: met begrijpen zal t niet gaan; neem het onbegrepen aan.

Vaak koestert men de gedachte: de gemeente is al erg oud, al bijna tweeduizend jaar, haar tijd is weldra voorbij; dan wordt zij opgenomen in het vaderhuis, zoals een be­jaarde wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. De ge­meente kan het immers allemaal niet meer aan, zij kan niet meer meekomen, ze heeft bovendien haar leeftijd, dus moet er voor haar een oplossing gezocht worden.

Maar Gods plan met de gemeente is geen experiment. God zegt niet: Die gemeente is toch niet geworden wat Ik ervan verwacht had, nu haal Ik ze maar weg en dan ga Ik weer eens iets anders proberen. Neen, God heeft een volmaakt bestek en Hij zal niet rusten voordat de gemeente het doel heeft bereikt. Er is een doel, maar er is ook een weg naar dat doel. In het boek Openbaring vinden we de weg van de gemeente naar het einddoel. Dat is een weg door de hemelse gewesten heen. Het boek Openbaring tekent ons de wedloop van het volk des Heren. We zouden het hele laatste Bijbelboek kunnen beschouwen als een uitwerking van Hebreeën 12 vers 1 (Heb. 12:01). Laten wij met volharding de wedloop lopen. Want juist ook in Openbaring speelt die volharding een kardinale rol. Direct al in Openbaring 1 vers 9 (Openb. 01:09) lezen we: “Ik, Johannes, uw broe­der en deelgenoot in de verdrukking en in het koninkrijk en de volharding in Jezus”. Ditzelfde motief keert meermalen terug, zo bijvoorbeeld in de bekende tekst Openbaring 3 vers 10 (Openb. 03:10), waar het NBG vertaalt: “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Hij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking”. De Statenvertaling geeft hier: “Omdat gij het woord mijner lijdzaamheid bewaard hebt”, en dit komt al dichter bij de letterlijke tekst, die zegt: “Omdat gij het woord van mijn volharding bewaard hebt”. Daar komt het voor de gemeente op aan. En dan geldt voor haar de be­lofte dat de Heer haar zal bewaren voor, of zoals er ei­genlijk staat, uit de ure der verzoeking.

Vaak meent men dan op grond van deze woorden dat de ge­meente die ure dus niet meer mee zal maken. Maar het be­waard worden uit de ure der verzoeking heeft een duidelij­ke parallel in wat er met Jezus gebeurde. Van Hem staat geschreven dat Hij bad tot God, die Hem uit de dood kon redden Hebreeën 5 vers 7 (Heb. 05:07). Daar hebben we te doen met hetzelfde voorzetsel ‘uit’. Zoals Jezus gered werd uit de dood, zo wordt de gemeente bewaard uit de ure der verzoeking. Wel­nu, hoe werd Jezus gered? Hij ging door de dood heen en toen kwam Hij eruit. De drinkbeker ging niet aan Hem voor­bij, Hij werd niet vóór de strijd weggenomen. Hij moest er wel doorheen, maar als overwinnaar kwam Hij eruit tevoor­schijn.

Evenzo de gemeente: zij gaat door de verzoeking, en zij komt uit de verzoeking, dat wil zeggen uit de confrontatie met de boze, tevoorschijn, als een volk dat de proef heeft doorstaan, een volk dat de wedloop ten einde heeft ge­bracht. God neemt de gemeente niet op bij de start van de wedloop, om haar dan in één moment over te zetten naar de finish, zodat zij dan zou kunnen uitroepen: ik heb gewon­nen. Zou dat een eerlijke overwinning zijn? God plaatst ook niet een volk dat nog maar halverwege de wedloop is, eensklaps over naar het eindpunt. Een wedloop is niet: doe maar even je ogen dicht, en als je ze weer open doet, ben je opeens ergens anders. Een wedloop is een weg, en boven­dien houdt het in dat je een mededinger’ hebt. En één van beiden gaat winnen: of het rijk der duisternis of de ge­meente Gods. Daarom is het niet zonder betekenis dat al de zeven brieven in Openbaring 2 en 3 eindigen met: “Wie over­wint . . . . ”

En in Openbaring 13 vers 9 (Openb. 13:09) gaat het in dezelfde lijn voort: “Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen”. En nogmaals in Openbaring 14 vers 12 (Openb. 14:12): “Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewa­ren”. We zien: God maakt een schare van overwinnaars klaar, zij worden in gereedheid gebracht voor de eind­strijd.

Overwinnen is iets anders dan ontsnappen. In Openbaring 2 vers 26 (Openb. 02:26 komt het ook zo glashelder naar voren: “En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal ik macht geven over de heidenen” . Steeds weer ontmoeten we die sleutelwoorden: volharden, en bewaren. Tot het einde toe, wordt er veelzeggend aan toe gevoegd; dat is tot het eind­doel toe, dat betekent: doorgaan tot de finish.

De grondwet van de Geest is groei

Gods volk wordt volmaakt door groei. Alles in het konink­rijk Gods komt tot volheid door groei; dat is een basis­principe van God, een grondbeginsel van de geest. Om het te formuleren met dat prachtige beeld van Jakobus: “Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is” Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07). Die landman tovert niet, hij slaat het rij­pingsproces niet over, hij gaat niet oogsten als de vrucht nog hard en groen en onooglijk is, neen hij wacht tot de vrucht kostelijk is, pas dan haalt hij ze binnen, want al­leen die rijpe vrucht kan hij presenteren aan de wereld.

Daarom is het zo gevaarlijk te menen dat het volk Gods na Openbaring 3 zomaar, opeens, zonder vorm van proces, zonder groei naar de volmaaktheid, spoorloos verdwenen zou zijn. God handelt nooit in strijd met de wetten van de geest; net zomin als God van een baby in één moment een volwassen man maakt, evenmin maakt Hij van een falende gemeente in één seconde een stralende gemeente. Daar zijn geestelijke wetten; en de grondwet van de geest is: groei.

Het is dan ook een zaak die we niet over het hoofd mogen zien, dat de lijn van het zevenvoudige ‘wie overwint’ doorloopt in Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11): “En zij hebben hem overwonnen”. En ook in Openbaring 15 vers 2 (Openb. 15:02), waar we lezen over de overwin­naars van het beest. Dan houdt het nog niet op, want het motiefwoord ‘overwinnen’ springt er opnieuw uit in Openbaring 17 vers 14 (Openb. 17:14): “. . . maar het Lam zal hen overwinnen. . . en zij, die met Hem zijn”. En dat loopt dan tenslotte uit op de belofte: “Wie overwint, zal deze dingen beërven” Openbaring 21 vers 7 (Openb. 21:07). De Statenvertaling zegt: hij zal alles beërven. Hier is dui­delijk: dat overwinnen houdt na Openbaring 3 niet op. Het is een rode draad door het hele boek heen: de overwinnaars gaan rijpen; de eindstreep wordt bereikt.

(wordt vervolgd)

 

Reacties van lezers door de redactie

Krant en Bijbel

Uit Amsterdam, Balkbrug en Sommelsdijk ontvingen wij reacties naar aanleiding van wat br. Goverts schreef in zijn artikelenserie, over het lezen van de krant naast de Bijbel. In “Levend Ge­loof” van volgende maand ko­men we hierop in een apart artikel terug.

Op zoek naar de waarheid

Zuster J, de W. te Kampen schrijft o. a. : “Zojuist uw blad ontvangen, ’t Geeft me steeds meer vreugde uw blad te lezen. Ik ga de dingen ook steeds beter begrijpen, wat of uiteindelijk Gods plan is. Graag wil ik ’t boekje van de voorganger uit Enkhuizen. We zoeken om­trent dit ook naar de Waarheid” .

Antwoord vis blad

Zuster B. M. de B. -K. te Den Bommel schrijft: “Hierbij geef ik mij op als abonnee op uw maandblad “Levend Geloof” Ook zou ik gaarne het nummer van juni nog ontvangen, op­dat ik ook het eerste onder­werp over het boek Openba­ring kan bestuderen.

Van een zuster las ik al een hele tijd uw maandblad. Het is zeer positief en geloofs- opbouwend. Het is ook fijn om te ervaren dat Gods Geest dikwijls de woorden, waarmee ik bezig was, het antwoord gaf in uw blad”

Brochures in voorbereiding

Broeder J. D. R. te Amsterdam schrijft: “Graag zou ik de brochure van de heer H. J. Scholten genaamd: “De tegen­stelling van het aardse en het hemelse Jeruzalem, toe­gestuurd willen krijgen. Ook wilde ik u vragen alle nog uit te komen brochures ook naar mij op te sturen”.

Reeds verschenen nummers van ons blad zijn vrijwel geheel uitverkocht. Maar het is de bedoeling om na afloop van de serie over Openbaring t deze als een afzonderlijk boekje uit te geven. Andere brochures zijn in voorbe­reiding.

 

De tragedie van Peter Sellers door Gert Jan Doornink

 

Het is reeds meer dan vijf­tien (11 jaar geleden dat wij onder bovenstaande titel ook een stukje schreven over de Britse filmacteur Peter Sellers. Hoe hij zich diep ongelukkig voelde omdat zijn vader pas was overleden, hoe hij gescheiden was van zijn vrouw en getroffen door een hartaanval. En hoe de wereld van film en theater, waarin hij “succes” had, hem niet het echte geluk had geschon­ken .

Nu Peter Sellers onlangs op 54 jarige leeftijd over­leden, blijkt dat ook de laatste vijftien jaar van zijn leven, ondanks het gro­te succes dat hij in de filmwereld had, tragisch is verlopen. Driemaal is hij getrouwd geweest en weer gescheiden; vele malen zweefde hij door verschillende hartaanvallen op de rand van de dood, en de laatste jaren trachtte hij door keihard te werken, nog zoveel mogelijk “uit het leven te halen”, omdat hij wist dat zijn einde nabij was.

Over wat er na de dood zou gebeuren, had Peter Sellers alleen maar gedachten die geïnspireerd waren door bo­ze geesten. Hij geloofde namelijk in spiritisme. In “De Telegraaf” wordt ver­teld hoe hij kort voor zijn dood een belofte deed aan zijn vierde vrouw, Lynne Frederick, dat hij na zijn dood weer contact zou opnemen met haar. Zijn vrouw vertelde: “Peter geloofde in een andere wereld, een geestelijk alternatief voor ons aards bestaan”. Hij ge­loofde ook dat hij kontak­ten had met zijn gestorven moeder en dikwijls met haar sprak. . . . ”

Tegen spiritisme wordt in de Bijbel op verschillende malen uitdrukkelijk gewaarschuwd. Bijvoorbeeld in Deuteronomium 18 vers 10 tot en met 12 (Deut. 18:10-12): “Onder u zal er niemand worden aange­troffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur

 

 

doet gaan, die waarzeggerij, pleegt, geen wisselaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Heere een gruwel…. Een kind van God zal zich hier niet mee inlaten. En als ze zich in het verleden, bewust of onbewust er wel mee heeft ingelaten, ze hiervan laten bevrijden in de naam van Jezus. Velen in onze dagen worden aangetrokken door het zogenaamde succes. Wat mensen uit de show wereld zoals Peter Sellers hebben. Zij gaan echter voorbij, al willen liever niet denken, aan de tragedies die zich achter de schermen afspelen. Bovendien beseffen ze niet hoe ze daardoor in contact komen met het occulte leven waarin velen uit deze kringen verkeren. Als waarachtige christenen kunnen we onze Heer en Heiland alleen maar danken, dat wij een ander en beter. Het beste leven hebben leren kennen, dat bovendien niet tijdelijk is, maar voor voortduurt tot in alle eeuwigheid. Johannes zei het reeds, de wereld gaat voorbij en al haar begeren, Maar wie de wil van God doet, Blijft tot in eeuwigheid. 1 Johannes 2 vers 17 (1 Joh. 02:17).