Selecteer een pagina

Levend Geloof – 288

Levend geloof 1988.01

De volheid van de tijd en de volheid in ons door Gert Jan Doornink

“Maar toen de volheid des tijds gekomen was…” Galaten 4 vers 4a (Gal. 04:04a).

De volheid van de tijd

Wanneer de Bijbel spreekt over de ‘volheid van de tijd’, zoals Paulus hier doet in zijn brief aan de Galaten, kunnen wij ons afvragen: wat moeten wij daar onder verstaan? Het is duidelijk dat het om een bepaalde tijd gaat die God heeft vast gesteld. De Leidse vertaling bijvoorbeeld brengt het op deze wijze onder woorden: “Maar toen de bepaalde tijd verstreken was…” Als die ‘bepaalde tijd’ is aangebroken gaat er iets (bijzonders) gebeuren in het plan van God met Zijn schepping.

Feitelijk kunnen wij van verschillende ‘volheden van de tijd’ spreken. Het is een lijn die door de hele Bijbel heenloopt, ook al wordt dit niet altijd, zoals in Galaten 4, vermeld. Het begint al bij Genesis 1 vers 1 (Gen. 01:01) als God hemel en aarde formeert. God schiep uit de chaos van de kosmos, die er toen was, iets bijzonders, iets moois, met als kroon van zijn scheppingswerk: de mens. Maar een paar bladzijden verder in Genesis, in hoofdstuk 6, lezen we ook over een volheid, maar dan in negatieve zin. De aarde is dan vol geweldenarij niet door God veroorzaakt, maar een gevolg van de verkeerde keuze van het overgrote deel van de mensheid van die tijd.

Positieve volheden worden afgewisseld door negatieve volheden. En altijd zien wij weer hoe God Zijn hand heeft in de ‘positieve volheid’ en de satan in de ‘negatieve volheid’. De mens is daar niet als een willoos instrument bij betrokken. Hij draagt de verantwoordelijkheid het positieve te kiezen en ‘nee’ te zeggen tegen het negatieve. Want God heeft niet een soort planning gemaakt: zo en zo gaat het gebeuren; daar kunnen wij mensen toch niets aan veranderen. Dan zou ons geloof een ‘berustend geloof’ zijn, maar – als het goed is – is het een levend, actief geloof! Je zou het ook zo kunnen verklaren: God handelt niet buiten ons om. We zijn ten volle bij alles wat Hij doet betrokken1‘. Daarvoor zijn wij ook zijn creaties, zijn scheppingen. Wat Hij deed en doet, doet Hij ten dienste en in het belang van de mensen, die Hij zo liefheeft! Johannes 3 vers 16 en Galaten 4 vers 4 (Joh. 03:16; Gal. 04:04).

De groei naar de volheid

God wil iets moois van ieder mens maken. Hij wil dat we weer gaan lijken op Jezus. Dat we Zijn beeld gelijkvormig worden. Hij heeft ons bestémd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon, schrijft Paulus in Romeinen 8 vers 29. (Rom. 08:29) Maar God werkt niet volgens een bepaald drukknopsysteem. Hij ziet ons niet als marionetten, waarbij Hij aan de touwtjes trekt. We functioneren niet als een robot, die alles doet volgens een van te voren ingebouwd computerprogramma.

Het nieuwe leven van Christus in ons komt fase voor fase tot ontwikkeling. Iedere keer gaan we weer een nieuwe etappe afleggen op onze weg met de Heer! Zoals het oudtestamentische volk van God niet in één keer het beloofde land in bezit kon nemen, Exodus 23 vers 20 (Ex. 23:30), zo gaat het ook met de ontwikkeling van de gemeente van Christus. Het is vergelijkbaar niet het tot rijpheid komen van een vrucht. Voordat er geoogst kan worden verloopt’ net groei- en rijpingsproces stap voor stap, totdat de dag aangebroken is dat de vrucht volgroeid en rijp is.

Als een vrucht tot rijpheid is gekomen is het doel bereikt. De vrucht kan geconsumeerd worden. Dan kan het proces weer van voren af aan beginnen. Zo gaat het ook ten aanzien van de volheid der tijden. Zodra er iets gebeurt m de ‘volheid des tijds’ heeft dit tot gevolg dat er iets uit voortvloeit. En dan begint er weer een groei naar een nieuwe volheid des tijds. Zeer duidelijk komt dit naar voren in Galaten 4 vers 1 tot en met 5 (Gal. 04:01-05). Wij die in Hem geloven mogen weten dat wij niet alleen vrijgekocht zijn, maar ook dat wij het recht van zonen hebben ontvangen! Met andere woorden God gebruikt werd om Zijn wil tot openbaring te brengen, zo worden ook wij door Hem gebruikt. Ook wij zijn zonen Gods! Daarom was er op de Pinksterdag, toen de Heilige Geest voor het eerst werd uitgestort, nieuwe volheid des tijds aangebroken. De gemeente functioneren!   De zonen Gods konden zich

openbaren!

De volheid van Christus in ons

Dit is zo iets geweldigs, dat we het vaak nog moeilijk vatten kunnen. Toch is het werkelijkheid! werkelijkheid die we ons moeten realiseren, die we ons ‘eigen’ moeten maken. Want het machtige is dat – terwijl we spreken over de volheid van de tijd – wij ons er tegelijkertijd van bewust mogen zijn dat volheid in onszelf is. Let wel: geen volheid van onszelf, maar verkregen door ons geloof in Hem Kolossenzen 1 vers, 9 (Kol. 01:09)zegt: “In Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt volheid verkregen in Hem”.

Als in de volheid des tijds God Zijn Zoon niet uitgezonden in deze wereld, zou deze ‘openbaring volheid’ in ons nooit hebben kunnen plaatsvinden-. Maar nu gaat het meer en [neer in vervulling! Daarom is de komst van Jezus naar deze wereld pok zo belangrijk, want anders zouden wij ook nooit kunnen delen in’ deze volheid… en zouden wij ook nooit kunnen uitdelen van deze volheid!

In het leven van Jezus zien wij hoe bij Hem alles stap voor stap in vervulling ging: geboorte, groei, bediening, eindoverwinning op Golgotha en opstanding uit de dood. Zo zal ook in ons leven – waarin de volheid van Christus dus in principe reeds aanwezig is – alles tot ‘groei en bloei’ komen. Dat houdt in dat naarmate de eindtijd vordert er een nieuwe volheid in de tijd zal ontstaan, maar deze gaat gelijk op met de groei van de volheid in ons. De volheid in de gelovigen zal zich meer en meer gaan openbaren. Daarom is het volle evangelie ook zo belangrijk. De doorwerking van de volheid van Christus in ons leven is namelijk ondenkbaar zonder groei, maar deze groei blijft achterwege zonder gezonde voeding.  

Wat is gezonde voeding?

De prediking van het volle evangelie is essentieel voor gezonde voeding. Gezonde voeding ontvangen wij door Zijn woord en Geest. Geen enkele evangelieprediking kan het stellen zonder deze twee inspirerende bestanddelen. Dat zijn de fundamenten waarop ons geloofsleven is gebouwd en kan functioneren. Een evangelieprediking die deze fundamenten aantast of niet ten volle accepteert, veroorzaakt dat wij dan bij de ontwikkeling van een verkeerde volheid raken betrokken Openbaring 22 vers 11a  (Openb. 22:11a).

Wat is nu het kenmerkende van de volle evangelie boodschap? Dat het accent – en wij willen dit nog eens met nadruk naar voren brengen – niet alleen ligt op het Woord van God, maar óók op de Heilige Geest, want wij kunnen het Woord van God pas op de juiste wijze verstaan, als wij het geestelijk interpreteren. Dat is alleen mogelijk door de dagelijkse vervulling met de Heilige Geest. En dan zullen wij – van stap tot stap – Zijn Woord gaan begrijpen, beleven en uitleven! Dan komt de volheid van Christus die in ons is er uit! Jezus weet dat zo mooi te verwoorden in Johannes 7 vers 37 (Joh. 07:37), als Hij zegt:

“Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien “.

Laat het de bede van ons hart zijn dat wij in dit nieuwe jaar zijn uitgezonden in deze wereld, met dezelfde opdracht die ook Jezus had. Dat betekent dat we doelbewust en doelgericht gaan leven en dagelijks het verlangen hebben de volheid van Christus tot openbaring te brengen! En dat verlangen zal meer en meer in ons leven in vervulling gaan, want God heeft er Zijn welbehagen in, omdat het geheel is naar Zijn wil.

 

Wat lezers schrijven

Veldtocht tegen het paranormale.

Broeder H. J. Haring te Laren (N.H.) schrijft:

Dikwijls met veel instem­ming lees ik de artikelen in uw blad, hoewel ik hier en daar wel eens een kant­tekening plaats. Deson­danks beschouw ‘ik uw blad als een opbouwend middel voor de gemeenten en ook voor hen die daar nog buiten zijn.

De kanttekening die ik nu wil plaatsen en, gezien mijns inziens de belang­rijkheid daarvan, u wil doen toekomen, is de vol­gende:

Het betreft het artikel Van broeder G. J. R. Doornink getiteld “Veld­tocht tegen het paranormale” in nr. 286 van uw blad (november 1987) .

Met het stukje dat overgenomen werd van Wilkin van de Kamp stem ik vol­ledig in. Ook ik ben een tegenstander van alles wat naar het occulte riekt, juist omdat het in Gods ogen zo bijzonder verwer­pelijk is. En onze strijd daartegen is nodig in de Geest van onze Heer en in Zijn kracht.

Maar juist dat laatste: ‘In Zijn kracht’ heeft mij aan het schrijven gezet. Want in het vervolg van het ar­tikel – de wetenschappe­lijke sceptici – worden, mensen en namen genoemd die niet met geestelijke wapens strijden, maar met menselijke, wetenschappe­lijke. Het lijken vrien­den, maar als het deze groepen zo te pas komt, kunnen zij hun wapenen ook tegen ons, kinderen Gods, gebruiken.

Het is toch immers zo dat de ‘wetenschap’ het schep­pingsverhaal als onmogelijk beschouwd? De ‘big bang’, de evolutieleer is voor een wetenschapper het énig aanvaardbare.

Zo is het mogelijk dat de krachten van God die Zijn Heilige Geest ons wil schenken in het genezen van zieken, in het bevrij­den van demonen, in profetieën en tongentaal,- door hen, als wetenschap­pelijk ónmogelijk, zal worden weerlegd.

Deze medestanders tegen het paranormale worden dan onze tegenstanders, omdat hun werk (de goede niet te na gesproken) niet met gelóóf gepaard gaat. Voor dit gevaar wil ik u waarschuwen. De Bijbel zegt: “Vormt geen onge­lijk span met ongelovigen” 2 Korinthe 6 vers 14  (2 Kor. 06:14 e.v.). Er is met hen geen gemeen-, schappelijke grondslag en voor ons geldt de waarschuwing van Jeremia: “Ook met Egypte zult gij beschaamd uitkomen … ook vandaar zult gij weg­gaan met uw handen op uw hoofd, want de Here verwerpt hen op wie gij vertrouwt en gij zult met hen uw doel niet berei­ken” Jeremia 2 vers 36 en 37 (Jer. 02:36-37).

Ik ben blij dat uw blad de strijd aanbindt tegen de occulte wereld, die steeds toeneemt in ons land en ik bid de Heer dat Hij u daarin zegenen zal. Wilt u echter ook aandacht schenken aan de woorden die ik u uit Gods Woord citeerde?

 

 

België onze naaste door Jan W. Companjen

 

België is onze naaste buur, niet alleen grenzen wij aan elkaar, ook spreekt een groot gedeel­te van België onze ge­meenschappelijke taal, Nederlands. Ik geloof dat het een goede zaak is dat wij eens aandacht beste­den aan deze onze naaste buur, opdat ook daar de boodschap van het Ko­ninkrijk der hemelen voortgang kan vinden. Ook in België heeft name­lijk in de afgelopen 25 a 30 jaar het goede evange­lie van Jezus Christus vrucht gedragen. Velen kwamen tot geloof en in veel grotere en kleinere plaatsen ontstonden ker­nen van gelovigen die elkaar opzochten en tot huisgemeenten kwamen.

Bij die ontwikkeling heeft ons land, hebben onze pinkstergelovigen, niet aan de kant gestaan. Dat was een heel goede zaak. Maar, nu is men in veel Belgische gemeenten op een punt aan gekomen dat men het met een huis- samenkomst niet meer aan­kan. Heden en toekomst vragen om ruimte. Om een onderkomen die bij een groeiende gemeente past en het binnenkomen van zo’n gemeente gemak­kelijker maakt. Eén van die gemeenten is de Volle Evangelie gemeente in Aalst. Op die gemeente willen’ wij eens de schijn­werper laten vallen en ons hart onderzoeken in hoeverre wij die gemeente nu, heden ten dage, bij kunnen staan.

De gemeente Aalst heeft van het begin af een vruchtbare binding met ons land gehad. Het over­grote deel van haar leden en bezoekers leest “Le­vend Geloof” en broeder Klaas Goverts geeft er Bijbelstudies. Het is een regionale gemeente die enige tijd geleden over­stapte van huisgemeente naar een gemeente met een eigen onderkomen. De rea­lisatie daarvan ging met vele wonderen gepaard en men kwam voor een zeer redelijke prijs in het bezit van een heel mooie ‘zaal voor de samenkomst, de winkel en een huis (boven die winkel gelegen) voor een voorganger. Uiteraard is de winkel en de woning nog leeg en de zaal nog lang niet vol, maar alles ligt klaar voor de toekomst.

Klaar voor de toekomst

Uiteraard is de winkel en de woning nog leeg en de zaal nog lang niet vol, maar alles ligt klaar voor de toekomst. Dat is gedaan in het vertrouwen dat het werk van de Heer door­gaat en ook België zal overspoelen. In dat geloof zijn er geloofsstappen ge­daan die .mijns inziens door onze rijke gemeenten en ons persoonlijk als le­zers van “Levend Geloof” ondersteund moeten wor­den. Ook wij allen geloven toch zeker dat het machti­ge evangelie van Jezus Christus zal doorbreken en dat dan het natuurlijke werk van zorg voor een zaal en dergelijke achter de rug moeten zijn?

Maar hoe komen wij met hen samen die toch wel moeilijke tussenliggende tijd door? Deze tijd van investering is voor zo’n kleine groep gelovigen een heel zware opgave. Wij noordelijke Nederlanders, zouden er oog voor moeten krijgen dat hier niet al­leen geestelijk maar ook materiële hulp gegeven moet worden. Daar ligt voor ons een fijne en dankbare taak klaar. Sa­men bouwen, geestelijk en materieel, aan een toe­komst dat het werk van de Heer onbelemmerd voortgang kan vinden.

Ik wil elke lezer en lezer­es van “Levend Geloof” dan ook oproepen om in deze eerste maand van het nieuwe jaar te beginnen met een dankoffer aan de Heer voor alles wat Hij in het afgelopen jaar heeft gedaan en er, dit nieuwe jaar doen zal. Een of­fergave aan onze naaste buur België, toegespitst op de Volle Evangelie ge­meente te Aalst. Een gemeente met een regiona­le functie, onder Belgi­sche leiding en met geloof in de toekomst. Zijn toe­komst is immers onze toe­komst. Hij is het Hoofd en wij mogen en zullen in de toekomst functioneren als Zijn Lichaam, tot lof en eer van Zijn Naam. Jezus leeft en wij met Hem!

 

“Maar doet de Here Jezus Christus aan…” (gedicht) door Piet Snaphaan
Romeinen 13 vers 14a (Rom. 13:14a).

Doet aan de Here Jezus,

Hij ging in alles voor:

in sprekenden in daden,

ga dus bij Hem te rade

en volg dan in Zijn spoor.

 

Doet aan de Here Jezus,

in ootmoed en geduld,

zachtmoedig voor elkander,

vergevend ook die ander,

met liefde steeds vervuld.

 

Doet aan de Here Jezus,

wees onberispelijk en rein,

om saam met Hem te bouwen,

in stilheid en vertrouwen,

Hij zal uw sterkte zijn.

 

Vertrouwen door Tea Keuper-Dijk

“Here, spreek slechts één woord…” Matteüs 8 vers 8 (Matt. 08:08).

De hoofdman heeft geloof in de woorden van Jezus. Zijn woorden wekken leven! In onze dagen is Jezus niet meer zichtbaar aanwezig. Hij werkt door zijn (geschreven) Woord en zijn Geest, die door mensen heen werkt. Maar er is één ding wel nodig en dat is geloof! En ook luisteren. Er kunnen in ons hoofd zoveel gedachten opkomen, zoveel redeneringen zijn. Er kan zoveel negatiefs op ons af komen, ook ongeloof, omdat je dingen ervaart, die nog niet van verlossing spreken. Je ziet bijvoorbeeld in ziekte nog helemaal geen vooruitgang. Je wordt dan behoorlijk onder druk gezet, vooraf je gevoelsleven en voor je ’t weet zit je in een diep dal.

Hebben veel mensen – ook en juist in de Bijbel – dit niet meegemaakt? Maar hoe is hun reactie? Job bijvoorbeeld, die zoveel ellende had meegemaakt, zei: “Maar ik weet dat mijn Verlosser leeft!” O, dat belijden, dat zéggen: en toch! Het aandringen bij de Heer: “Heer spreekt U, Heer treedt voor ons op, Heer verlos, Heer genees!”

En ga dan ook maar danken voor Gods spreken, Gods optreden, Gods verlossing en genezing! Hij is immers een verlossend God, die niets liever WIL dan genezen en bevrijden! Daar moet het naar toe: een kinderlijk vertrouwen in God: Hij zal het doen, Hij is getrouw!

Dank U Heer, dat U ons draagt, dag aan dag!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (14)

De gehoorzaamheid van Noach

Als we de opbouw van Genesis 6 tot en met 8 bekijken, dan zien we dat dit gedeelte bestaat uit twaalf onderdelen. We komen steeds het refrein tegen: ‘Noach deed geheel zoals God het hem geboden had’. In Genesis 6 vers 22 (Gen. 06:22) lezen we, letterlijk vertaald: “En Noach maakte overeenkomstig alles wat God hem geboden had, zo maakte hij”. Het woord ‘maken’ kennen wij vanuit het Scheppingsverhaal.

“Toen de Here de rustgevende rook (van het offer) rook, zeide de Here bij zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan” Genesis 8 vers 21 (Gen. 08:21). Er staat dus niet, dat het hart van de mens van zijn geboorte af boos was. De erfzonde wordt hier niet geleerd. Voor ‘voortbrengsel’ staat eigenlijk een woord, dat je zou kunnen vertalen met: ‘datgene wat het hart vórmt’. In de Katholieke kerk heeft het woord ‘vormsel’ een geheel andere inhoud gekregen.

Genesis 8 vers 22 (Gen. 08:22) is ook een heel belangrijke tekst, die begint met de woorden: “Voortaan zullen al de dagen van de aarde…” (letterlijk vertaald). “Zolang de aarde  bestaat”, staat er niet! Het is toch wel een ernstige zaak, als er bij een vertaling een sleutelwoord uit de Schrift verdwijnt. Het, gaat niet over hoelang de aarde bestaat. Dit klinkt alsof de aarde eens ophoudt te bestaan. Op aarde zijn er dagen.

Vier kernbegrippen van het Bijbelse denken

Het hele Bijbelse denken is uit vier kernbegrippen opgebouwd:

  1. Hemel en aarde; de ruimte.
  2. Dagen: de tijd.
  3. Namen: de gestalten die een rol spelen. (Dabar: woorddaad, daadwoord).
  4. Woorden: wat er geschiedt. Woord en daad zijn in het Hebreeuws één. Als je zegt: ‘Geen woorden, maar daden’, ben je met woorden bezig en niet met daden.

De aarde krijgt dagen van God en de mens ook. ‘Al de dagen van de mens’, dat is de tijd die God aan de mens geeft, om mens te worden. “Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden” Genesis 8 vers 22 (Gen. 08:22). Letterlijk staat er: ‘zaad en oogst’. Het is de eerste grondwet van God. In de dagen op de aarde zal er altijd zaad en oogst zijn. Verderop in Genesis komt het ‘zaad van Abraham’. Bij het zaad van Abraham hoort de oogst: de volkeren. Het is interessant dat voor ‘ophouden’ het woord sabbat gebruikt wordt! Ons woord ‘sabbat’ komt er vandaan. Zaad en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, zullen nimmer sabbat houden.

‘Zaad en oogst’ is een begrip met een meerwaarde. Ik geloof dat het hier ten diepste gaat over geestelijke principes. ‘Zomer’ is in de Schrift een beeld van de heilstijd. Zo lezen wij bijvoorbeeld in Jeremia 8 vers 20 (Jer. 08:20): “Voorbij is de oogst, ten einde de zomer, en wij zijn niet verlost!” ‘Winter’ is een beeld van de tijd waarin alles doods en afgestorven is. Toen Jezus in de zuilengang van Salomo wandelde, was het winter. ‘Winter’ staat er nadrukkelijk bij Johannes 10 vers 22 en 23 (Joh. 10:22-23). Het had een speciale bedoeling, want het was juist de tijd waarop Jezus op het punt stond om als graankorrel in de aarde te vallen en te sterven. ‘Dag en nacht’ hoeft op zich ook geen negatieve betekenis te hebben. Zij hebben een functie in de hele scheppingsorde. ‘Dag,’ is-de tijd van activiteiten. Nacht is de tijd van rust. Als het donker is kan de mens rustiger slapen en komen de ogen tot rust.

Adam en adama

Wat de mens doet heeft zijn uitwerking op de hele schepping. Mens en akker: adam en adama, horen bij elkaar. In het modelverhaal van Kain zien wij, als Kain zijn broeder Abel vermoord heeft, dat Kain weg moet van het aangezicht van de adama, de akker. De verbinding tussen adam en adama is verbroken. De adama gaat nu schreeuwen om hulp. In Genesis 4 hebben we in wezen al de zuchtende schepping.

Er is nog een interessant punt, dat wij bij de behandeling van Genesis 4 niet genoemd hebben. In Genesis 4 vers 11 (Gen. 04:11) staat, dat de aardbodem zijn mond heeft opengesperd ‘om het bloed van uw broeder van uw hand te ontvangen’. Hier ontdekken we een belangrijk principe: De adama opent zijn mond naar de adam: want de mens is dienaar van de aardbodem. De mens staat als dienstknecht op de aardbodem en moet de mond van de adama vullen met zaad. De dienaar van de akker moet gaan zaaien. In plaats dat Kain zaad aan de akker geeft, geeft hij bloed van zijn broer Abel in de open mond van de aardbodem. Vandaar dat er staat dat de aardbodem was ondergraven. Als de mens fout gaat wordt ook de aarde aangetast.

De hele schepping wordt nu aan de vruchteloosheid onderworpen. De Schepping lijdt onder wat de mens doet. Vandaar dat de zuchtende schepping wacht op de onthulling van de zonen Gods: de werkelijke adam. (Zie Romeinen 8). In’ Genesis 3 vers 17 (Gen. 03:17) staat: “Vervloekt is de adama om uwentwil. God stelt hier een feit vast. God zegt eigenlijk:.. ‘Ik heb de adama tenslotte aan jóu gegeven, mens. Als jij de duisternis vrij spel geeft en de boze geesten naar binnen haalt, dan heeft dat gevolgen’. Daarom kan de aardbodem ook alléén door de méns hersteld worden. Het is nog weer een argument waarom de aarde niet kan ondergaan, want de adam hoort bij de adama. De mens is niet bestemd om naar de hemel te gaan en nooit weer een aardbodem onder de voeten te krijgen. De mens zonder aarde is een mens zonder partner. De mens zou bovendien geen oefenterrein meer hebben. Met zijn géést zal de mens in de hemelse gewesten vertoeven. De mens is uit de aardbodem genomen.

Het scheppingsverhaal in Genesis 9

Genesis 9 is als het ware Genesis 1 opnieuw. Genesis 9 vers 1 (Gen. 09:01): “En God zegende Noach en zeide tot hen: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde”. Dat staat óók in Genesis 1. In Genesis 9 komt ook het punt naar voren dat het bloed niet gegeten mag worden (vers 4).

Dan wil ik speciaal wijzen op het verbond. Zo lezen wij in Genesis 9 vers 9 en 10 (Gen. 09:09-10): “Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn…” Letterlijk vertaald staat er: ‘ Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw zaad en met alle levende ziel…” Zowel in vers 9 als in vers 11 wordt gezegd: ‘Ik richt mijn verbond met u op’. Letterlijk staat er heel mooi: ‘Ik zal mijn verbond doen opstaan’. Hier zien we de opstanding van de nieuwe mens. Zowel in Genesis 9 vers 15 als in vers 16 (Gen. 09:15-16) zegt God: ‘Ik zal mijn verbond gedenken’.

‘Opstaan en gedenken’ vormt de omlijsting. Daartussen wordt twee keer het woord ‘geven’ gebruikt: ‘Ik zal mijn verbond geven’. En: ‘Ik geef mijn boog in de wolken’. Het is een gave van God. We zien nu de prachtige opbouw: twee keer ‘doen opstaan’; twee keer ‘gedenken’. Daar tussenin twee keer ‘geven’.

De boog is teken van het verbond en heeft een dubbele betekenis:

  1. regenboog;
  2. strijdboog.

Het Hebreeuws heeft voor beide hetzelfde grondwoord. God zegt: ‘Mijn strijdboog is het teken dat Ik strijd voor mijn schepping’. Als je de regenboog ziet, weet ‘je, dat God het opneemt voor zijn schepping.

En dan in Genesis 9 vers 17 (Gen. 09:17) voor de derde keer de samenvatting: “Dit is het teken van het verbond, dat Ik heb opgericht (letterlijk: ‘heb doen opstaan’) tussen Mij en al wat op de aarde leeft”. In vers 13 staat zo mooi: “Dit is het verbond tussen Mij en de aarde”. God heeft niet alleen een verbond met de méns, maar ook met de aarde.

(wordt vervolgd).

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Met frisse moed zijn we het nieuwe jaar binnengegaan, in de verwachting en het geloof dat 1988 een productief en vruchtbaar jaar zal worden wat de “Levend geloof’-arbeid betreft. Het jaar dat achter ons ligt was bijzonder gezegend. De talrijke positieve reacties op de inhoud van ons blad, hebben ons bemoedigd en betekenen een stimulans om ons volledig te blijven inzetten voor “Levend Geloof”. En daarmee bedoelen we uiteraard dat we er naar streven in ons blad de volle evangelieboodschap zo duidelijk en veelzijdig mogelijk te belichten. Samen met onze medewerkers willen we afgestemd blijven óp Gods Woord èn de Heilige Geest, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Uiteraard zijn we ons ervan bewust dat de tegenstand uit het rijk der duisternis groter zal zijn dan ooit tevoren, maar als ‘eindtijdgelovigen’ mogen we er óók zeker van zijn dat het nieuwe leven van Christus in ons groeiende is en uiteindelijk volgroeid zal zijn. Niet de duivel heeft het laatste woord, maar de overwinning van Jezus en de gemeente gaat een realiteit worden!

Wij willen met blijdschap en toewijding daarover blijven schrijven in “Levend Geloof” en geloven dat vele lezers en lezeressen daardoor weer rijk gezegend zullen worden en opgebouwd worden in hun geloof.

 

Intermezzo, een potje kunnen breken… door Gerry Velema

Ze hadden een afspraak gemaakt voor vrijdagavond. De donderdag ervoor kwam er een telefoontje. “Ja hoi, hoor es, zouden jullie het erg vinden een andere keer te komen, want een vriend van ons is jarig en nu wilden we toch liever daar heen gaan. Ja, eigenlijk kunnen we zoiets niet maken, hè? Maar je weet toch… goeie vrienden… moet kunnen… ja toch? Bij elkaar kunnen we immers een potje breken?”

Nou daar zat ze dan. Zeggen dat ze het ontzettend flauw vond, wou ze niet, maar met hetzelfde elan en flair reageren met een: “Ja, natuurlijk begrijp ik het!”, dat kon ze niet.

En dat gebroken potje lag nu in haar schoot. Zij zou de scherven moeten opruimen en het liefst zonder verwijt!

Kunnen ze eigenlijk wel een potje bij haar breken? Nu ze er eens goed over nadenkt, beseft ze hoe makkelijk het klinkt, maar hoe moeilijk het is. Want een rood bloempotje is zo weer te vervangen, maar het gebroken potje kan ook een heel dierbaar potje zijn, iets waar je heel zuinig op bent.

Het ene gebroken potje zal daarom veel meer pijn doen dan het andere. Maar altijd zullen er scherven zijn en het alleen opruimen van de scherven. De vrienden die meenden dat potje bij je te kunnen breken, zijn zo vaak allang weg. Eerlijk gezegd geloof ik dat , we bij elkaar maar niet te gauw potigs moeten breken. Vriendschap kan veel dragen en veel hebben, maar gebroken potjes geeft zoveel te doen achteraf!

Eigenlijk alleen bij Jezus kun je gerust eens een potje breken. Voor al die scherven, al ons falen en voor al onze zonden gaf Hij voor eens en altijd Zijn leven. Dat is de vriendschap van Jezus! Hij zegt van vriendschap:

Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven voor zijn vrienden inzet”. Hier valt dat gebroken potje bij in het niet, wat Jezus doet voor Zijn vrienden, en dat mogen we zijn.

We willen heel graag op de Here Jezus gaan lijken, ook in onze relaties, maar zolang we nog heel veel op onszelf lijken, laten we dan voorzichtig zijn met het breken van potjes. En gebeurt het toch eens, ruim dan samen de scherven op. Ga samen naar Jezus toe met je vriendschap, want waar Hij bij betrokken blijft, is dat drievoudige snoer, wat niet makkelijk stuk te krijgen is ook met scherpe scherven. Onze kracht, ook voor het vrienden zijn, ligt in de omgang met Jezus.

Hij weet raad met gebroken potjes, beter dan wij!

 

Verwachting en opdracht door Jan W. Companjen

“En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de ver­troosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem”.

“Ook was daar Anna, zij was weduwe en ongeveer vierentachtig jaar oud. Zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem ver­lossing verwachten”. Lucas 2 vers 25 tot en met 38 (Luc. 02:25-38).

Jezus, de verlosser der mensheid

Jezus wordt op de achtste dag naar de tempel ge­bracht om besneden te worden. Zij noemden Hem Jezus; dat was de naam die de engel genoemd had nog vóór zijn moeder zwanger werd. Onmisken­baar is God de Vader er vanaf het begin bij, wan­neer door over schaduwing van de Heilige Geest, uit de maagd Maria, Jezus wordt geboren.

God zelf trad de mens te­gemoet en verwekte in de mens Maria nieuw leven. Een nieuwe Adam werd geboren, die zeggen kon dat Hij er reeds voor de grondlegging der wereld was. Hij kwam als Gods Zoon, Gods plan volvoeren.

De eerstgeboren zonen van het volk Israël kon­den door elke priester in het land worden ‘gelost’. Maar Jezus werd daarvoor naar de tempel in Jeruzalem

 gebracht. Daar op die plaats, waar het volk Gods vergaderd was, wordt bekend gemaakt door twee gelovige vrome Israëlieten, dat Hij de door God beloofde Messias, de Redder van de mens­heid is. Simeon neemt het kind Jezus in zijn armen, looft God en zegt: “Mijn ogen hebben het heil ge­zien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken. Licht tot open­baring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël” Lucas 2 vers 30-31 (Luc. 02:30-31).

Ook Anna looft mede God en gaat aan het getuigen dat Hij het is die Jeruza­lem verlossen zal. Het sa­menspel van deze eerste samenkomst met Jezus Christus in het midden, is compleet en Goddelijk. Jezus gaat als ‘geloste’ terug naar Galiléa om de grote Losser te worden. Simeon en Anna werden in hun verwachtingen ge­weldig gezegend. Zij zagen het heil Gods met eigen ogen. Het was een nieuw begin tot heil voor alle volken.

De opening van een nieuwe weg

Opnieuw mogen wij dit ge­weldige gebeuren met el­kaar vieren en gedenken. Steeds duidelijker gaan wij zien dat de liefde Gods hierin een geweldige uitdrukking krijgt. God kwam tot de mens Maria, be­vruchtte haar met zijn Geest en uit haar werd Gods eerstgeboren Zoon geboren. Een Zoon geboren door Geestelijke gemeen­schap van God met de mens. De weg werd ge­opend naar een nieuw ge­slacht , een nieuw volk van God, verwekt door Gods Geest.

Op grond van dit feit wordt dan ook in Hebreeën 3 vers 11 (Heb. 03:11) vermeld dat Hij die heiligt en zij die ge­heiligd worden uit één zijn, dat wil zeggen uit één Geest geboren zijn. Daar­om schaamt Hij zich ook niet om ons broeders te noemen.

Die Goddelijke weg is bij de komst van Jezus voor ons geopend. Een hoge weg, die geestelijk is, van begin tot eind. Geestelijk zijn wij verwekt en Gees­telijk zullen wij verder gaan, om te komen tot het volle licht, tot openbaring voor de heidenen en heer­lijkheid voor het volk Is­raël. En wij mogen weten dat alles, wat Gods liefde verwekt en verwekt heeft, tot volle bloei zal komen.

Vaak hebben wij nog vra­gen : Waarom dit en waarom dat? Vinden wij niet hét antwoord in de vraag van God aan de mens: “Waarom, o mens, hebt gij Mij ver­laten? In Mijn liefde wil ik u alles geven: rust, vrede en blijdschap; leven en overvloed, persoonlijk en voor de hele wereld”.

Willen wij geestelijk leven?

Laten wij, broeders en zusters, meelijden met God en met Hem meevoelen hoe het toch mogelijk is dat de mens zo’n raadsel voor Hem blijft. Veel men­sen en veel kerken willen niet anders hun leven in­zetten op godsdienstig terrein dan ze nu doen. Zij houden het maar het liefst op een ‘natuurlijk niveau’. Een Geestelijk le­ven met een doop in de Heilige Geest en een aan­vaarden’ van Jezus als Leidsman is voor hen te onzeker. Je raakt daarbij je menselijke banden, die overal doorheen lopen, kwijt en komt daarmee al­leen te staan. Men vergeet dan dat de innerlijke rijk­dom en de buit aan nieuwe broeders en zusters over het rond der aarde, véél en veel groter is. Mee– leven met broeders en – zusters in België, meehel­pen hun lasten te dragen. Tijdens vakantie in Oos­tenrijk (in Lienz) een ge­meente van Christus ont­dekken waar je je meteen thuis voelt en ervaart dat ook daar Christus centraal staat. Samen met alle ge­lovigen ervaren dat overal het volk Gods op weg is naar het doel: Het tot volle bloei komen van Christus en zijn gemeente, waartoe het zaad als eers­te in Maria gezaaid werd. Wij geloven in en werken aan, het plan Gods dat Hij en wij, ondanks alles wat de mens is en doet, overwinnaars zullen zijn. Als Hij zegt: “Er zij licht”, dan is er licht, dan komt er licht. Eens zal de mens tot de erkenning komen: Wij hebben het niet ge­kund. Wij mensen komen op Geestelijk terrein, buiten U, tekort. Wij heb­ben uw hulp als Leidsman nodig.

Als voorbeeld daarvan wil ik u laten meegenieten van de geschiedenis van de man die blind geboren werd, die niet alleen ge­nezing ontving, maar ook een duidelijke boodschap achter liet Johannes 9 vers 1 tot en met 7 (Joh. 09:01-07). “En voorbijgaande zag Jezus een man, die sedert zijn geboorte blind was. En zijn discipelen vroegen hem en zeiden: Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?”

Is God een straffende God?

Kent u die vraag niet? Ook nu is zij nog steeds actueel in veel kringen, omdat zij God nog veelal zien als een straffende God. Zij zeggen zelf dat zij op gevoed zijn bij wat ‘Zondag 10’ van de Heidelbergse Catechismus belijdt, namelijk dat niet alleen voorspoed, maar ook tegen­spoed, niet alleen gezond­heid , maar ook ziekte, uit Zijn hand komen.

De discipelen zoeken het ook op dit terrein van oor­zaak en gevolg. Op die weg van zonde en straf komt men veel angst tegen en viert de aanklager hoogtij. Achter alles wat er gebeurt kan de straf­fende hand Gods zitten, redeneert men dan en vele gelovigen vragen zich bij één of ander min of meer ernstig gebeuren af: Wat heb ik verkeerd gedaan?

Ik wil hierbij wel opmerken dat de mens natuurlijk wel zondigen kan. Onder andere ten opzichte van je eigen lichaam en geest met alle gevolgen van dien.

Als eerste geldt dan wel de grote opdracht om te leven in overeenstemming met de wil van God. Indien je er zedelijk maar op los leeft en je niet houdt aan de goddelijke instelling dat één man en één vrouw bij elkaar horen in één vaste relatie, dan loop je kans besmet te worden met een geslachtsziekte of met aids. Roken is slecht voor je lichaam en geeft een zeer grote kans dat je longkanker krijgt en ga zo maar door. De grootste zonde is echter wel, dat de Here God niet voor ons zorgen kan, omdat wij Zijn Koningschap, Zijn leiding in ons leven afwij­zen .

In ons gedeelte uit de Schrift komt dit heel dui­delijk aan het licht. Jezus zegt dan ook: Vraag niet waarom maar waartoe is dit geschied. In deze man – let op’ – komen de werken Gods tot openba­ring. In hem, aan die man kan Ik iets doen! En dan  de grote opdracht: Wij, zie ook Johannes 20 vers 21 tot en met 23 (Joh. 20:21-23) moeten werken de werken desgenen die Mij (ons) ge­zonden heeft.

Jezus zegt ook nu tegen ons allen: Vraag niet steeds waarom dit en waarom dat, maar pak het aan. Ga de werken Gods doen die Ik u geleerd heb. Ik wil dat het de mens goed gaat en dat hij gezond is. Ga op Mijn be­loften staan en ontvang datgene wat beloofd is. Ik ben het Licht der wereld.

En nadat Hij dit gezegd had, maakte Hij van ‘speek­sel uit zijn mond en van aarde, slijk en smeerde dat de man op zijn ogen. Hij verbond hemel en aar­de en maakte een zalf die de mens ziende maakte. Maar het kwam niet alléén van zijn kant. De mens moest uitgaan. Hij kreeg een opdracht. Jezus zei: “Ga heen naar Siloam, hetgeen betekent: ‘uitge­zonden’, en was u daar”. En hit waste zich van top tot teen en kwam als een nieuwe schepping, ziende, terug! Hij zag het licht. Hij zag wie hem genezen had en hij zag waartoe hij geschapen, geboren, was. Hij had een nieuwe toe­komst gekregen en strekte zich vol verwachting uit naar hetgeen in dat licht komende was.

In het vervolg van deze geschiedenis komen er geweldige dingen aan de orde. In een gesprek van de genezen man met de Farizeeën komt naar voren dat de man een volgeling van Jezus is en dat de Farizeeën zich volgelingen van Mozes beschouwen Johannes 7 vers 28 en 29 (Joh. 07:28-29). Wet en ge­boden vieren bij hun hoogtij; herstel van de schepping die gaat zien, is aan wet en verordening ondergeschikt. Aan het eind van het gebeuren rond de blindgeboren man, zegt Jezus: “Tot een oor­deel (tot scheiding) ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden”. En tot de Fari­zeeën zei Hij: “Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde” Johannes 9 vers 39 tot en met 41 (Joh. 09:39-41). Wie oren heeft die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt!

Wij, die geloven, mogen vol vertrouwen verder gaan, ook in het jaar dat voor ons ligt. Voor ons  is het Licht opgegaan en in dat licht zullen we steeds meegaan ontdek­ken dat onze God een God van liefde is. Veel mensen vragen om bewijzen dat God bestaat. Zij zitten nog steeds in de fase van: ‘Waarom dit en waarom dat?’ Zij moeten komen tot een bovennatuurlijk ver­langen, zoals Petrus dat bijvoorbeeld had toen hij Jezus zag wandelen op het water. Petrus riep toen: “Here, mag ik tot u komen?” En Jezus zei: “Kom”. Petrus deed het, hij stapte overboord en ging naar Jezus toe. Ik verzeker u dat, als u naar Hem toe­gaat, Hij zich ook in uw leven zal bewijzen!

Laat dat geloof in 1988 in uw leven verder groeien, opdat u werkelijk mens (zoon) van God zult zijn.

 

 

 

De bouw door Gerry Velema

Daar stonden sterke “ solide mannen. Op de steigers in de brandende zon. Zware stenen uit het puin vrij gebikt, werden door samengebun­delde krachten op de muur gebracht. Steen voor steen, met moeite, zweet en wie weet tranen, maar de muur verrees! Sanballat en’ Tobia hoon­den het volk, maar Nehemia bemoedigde de man­nen: ‘niet op letten, ge­woon doorgaan, God is immers voor ons!

En als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Dus bouwen wij ook, de muur van het hemelse Jeruzalem in ons land.

Ieder, voor zijn huis, voor zijn gemeente of werk van de Heer, maar wel samen aan die ene muur, die veiligheid voor Gods volk moet gaan bieden. En voor geestelijke bespot­ters hoeven ook wij niet bang te zijn, de God des hemels zal het ook ons’ doen gelukken.

Maar hoe vreemd zou Nehemia hebben gekeken bij ons geestelijk bouwen aan de muur, als hij zag wat er onder ons gebeurt. Overdag zijn we samen ‘in de bron’ geweest, of op een ‘gebedsconcert’ of in een of ander ‘samen­bindend’ werk, waar we steen voor steen hebben gebouwd aan de muur. Maar ’s nachts – in het verborgene – komen, broeder-bouwers te voor­schijn om het bouwwerk van hun buurman even een flinke schop te ver­kopen, zodat het werk weer van voren af aan hervat moet worden of zwaar beschadigd raakt.

Wat zou Nehemia tegen ons – Nederlandse bouw­lieden – zeggen? Bang voor Sanballat hoeven we niet te zijn, maar hoe bang zijn we soms nog voor elkaar? Voor de bouw geldt wat in Lucas 9 vers 62 (Luc. 9:62)staat: “Wie de hand aan de ploeg slaat, en ziet naar hetgeen ach­ter hem ligt, is niet ge­schikt voor het Konink­rijk van God” . Wie” niet vergeven en vergeten-wil, al waf het verleden aan lasten draagt, is onge­schikt (!) voor de bouw, in het Koninkrijk van God.

Het is tijd, dat er ge­bouwd wordt, aan de muur van veiligheid en rust voor de kinderen van God. Veiligheid bin­nen gezonde, stabiele gemeenten, waar herber­gen zijn voor gewonden, waar speelplaatsen zijn voor op groeiende kinde­ren, waar ruimte om te leven is, en waar de zon van Gods gerechtigheid heerlijk schijnt!

Zullen we bouwen? U en ik, opkomen voor het werk van God? Hij wil dat het lukt. Ook in Ne­derland en België, of waar u ook woont, in uw gemeente en in uw leven, maar dan wel bouwen, bouwen en bouwen!

‘Heer, wat een voorrecht, om in liefde te gaan! schouder aan schouder in uw bouwwerk te staan. Samen te dienen, te zien’ wie U bent, want uw woord maakt Uw wegen bekend! Amen!

 

Het gebod van de liefde door Wim te Dorsthorst

Het kenmerk van de ware gemeente

Een kenmerk van de gemeente van Jezus Chris­tus, maar ook de geloofwaardigheid van de ge­meente voor de wereld, is de onderlinge liefde. In Zijn afscheidswoorden zegt de Heer: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij  elkander liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander” Johannes 13 vers 34 en 35 (Joh. 13:34-35).

Toch wel heel opmerkelijk dat de Heer een gebod geeft om elkaar lief te hebben. Het is alsof de Heer voorzien heeft hoe­veel uitvluchten zelfs een discipel van Hem kan aan­voeren om de ander niet lief te hebben of te hoeven hebben.

Een goed advies van Paulus om lief te kunnen heb­ben is: “Daarom ook be­oordelen we van nu af niemand meer naar het vlees” 2 Korinthe 5 vers 16a in de Canisius vertaling (2 Kor. 05:16a). Dat deze woorden van de Heer ernstig genomen moeten worden, blijkt uit wat Jo- hannes later schrijft in zijn brieven: “Wie niet liefheeft, blijft in de dood. Een ieder die zijn broeder haat is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig le­ven blijvend in zich heeft” 1 Johannes 3 vers 15 (1 Joh. 03:15).

Het zal een kenmerk van ‘de ware gemeente zijn voor de wereld als de leden van die gemeente elkaar lief­hebben, zegt de Heer. Dit legt een verantwoordelijkheid op ieder gemeentelid. Niet om er onder gebukt te gaan, maar om het be­wust te zijn en met blijd­schap op te pakken en het gebod van de Heer serieus te nemen.

De kerken zijn nooit ge­loofwaardig geweest voor de wereld. De ene scheu­ring en afsplitsing na de andere ontstond omdat er onderling geen liefde was. De verschillende richtingen en groeperingen bestreden elkaar en er was vaak meer haat dan liefde.

Liefde kent geen verwerping

Aangezien de gemeente van Jezus Christus door de wereld gezien wordt als weer één of andere kerk of sekte, is het des te belangrijker dat wij ook op dit punt geheel anders zijn, omdat wij Christus hebben leren kennen.

Wat moeten wij dan helaas maar al te vaak constateren dat het de duivel – de grote uit-elkaar-werper – gelukt is de kerkmentaliteit ook weer binnen de gemeente van Jezus Chris­tus te laten functioneren. Hoeveel richtingen en groepen zijn er nu al weer sinds in het begin van deze’ eeuw ‘de Heilige Geest weer wérd uitgestort? Pleit ik dan voor een soort Pinkster oecumene? Wat je gelooft of leert doet er niet toe, als we maar één zijn? Natuurlijk niet!

Maar waar de liefde functioneert is geen verwer­ping van de ander moge­lijk. Geen kleinerende of negatieve uitlatingen om­dat ‘ze daar’ niet denken of doen als wij. Leert de Bijbel niet dat de Heer zijn gemeente bouwt? Matteüs 16 vers 18 (Matt. 16:18). Zouden we – dan negatief af geven op andere gemeenten die toch ook door de Heer gebouwd worden? Zou het niet kun­nen zijn, dat in de gees­telijke wereld machten en krachten die negatieve uitlatingen en beschuldigingen oppakken en bol­werken oprichten tegen de kennis van God in die andere gemeente?

Misschien is het goed u- zelf deze vragen te stellen als het gaat om het vervullen van het gebod van de Heer: elkaar lief te hebben. Liefde is de sterkste positieve kracht die denkbaar is, die wij naar de ander uit kunnen laten gaan. Het is voor de, duivel en zijn rijk absoluut ónmogelijk daar iets aan te doen of daar tussen te komen.

Als wij spreken over elkaar en met elkaar in de gemeente, ook als dat zou gaan over andere gemeen­ten, dan is het advies van Petrus: “Spreekt iemand, ‘laten het woorden zijn als van God” 1 Petrus 4 vers 11 (1 Petr. 04:11).

Als ik zeg dat liefde een kracht is, blijkt al wel dat het niet gaat om een verheven gevoel. Uiteraard brengt liefde een geluks­gevoel voort, dat is duidelijk. Maar het gaat om een kracht die voortkomt uit de geest van de mens.

Ieder mens kan liefhebben. Dat vermogen heeft hij ontvangen van Zijn Schepper, die liefde is. Maar al functioneert de menselijke liefde nog zo volmaakt – en we zien het Goddank in de wereld nog functioneren – kunnen we toch niet zeggen: ‘Kijk dat zijn discipelen van de Heer’.

Het wezen van God is: Liefde

De Heer spreekt ook niet van: “Uw naaste liefheb­ben als uzelf” Leviticus 19 vers 18 (Lev. 19:18), maar Hij zegt: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u liefgehad heb”. Dit is meer dan de na­tuurlijke liefde. Dit is liefhebben met de liefde van God. Jezus is de waarachtige Zoon van God en is daarom wezens gelijk aan God.

Als de apostel Johannes zegt: “God is liefde” 1 Johannes 4 vers 8 (1 Joh. 04:08) heeft dat ook betrekking op Gods Zoon. Ook Hij is liefde!

Bij de mens is de liefde maar al te vaak afhankelijk van het gedrag van de an­der. Bij God en Jezus Christus is dit ondenk­baar want Zij zijn liefde in hun wezen.

Liefde is het meest funda­mentele van Gods schep­ping en daarom zal in de gemeente DIE liefde moeten functioneren. Dat is de goddelijke liefde die in het hart van de mens is geko­men bij het ontvangen van de Heilige Geest Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05). Als men deze Geest niet heeft is men geen lid van het lichaam van Christus, geen discipel van Hem en kan die liefde dus ook niet functioneren Romeinen 8 vers 9 en Efeze 4 vers 4 (Rom. 8:9; Ef. 4:4). Er ontwikkelt zich dan geen vrucht van de Heilige Geest in de mens die Paulus noemt in, Galaten 5 vers 22 (Gal. 5:22) en die begint, met ‘de liefde’. De Heer spreekt echter tot Zijn discipelen en ‘dat zijn wij als we gedoopt zijn met de Heilige Geest.

Liefde is verbonden met de waarheid

In 1 Johannes 3 vers 18 (1 Joh. 03:18) lezen wij: “Kinderkens, laten wij liefhebben, niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid”. De ver­taling van Willibrord zegt: “Kinderkens wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden. De liefde die in de gemeente functioneert is een liefde van daden, van doen, heel concreet.

En deze liefde is niet los te maken van de waarheid van het evangelie en het gehoorzamen daaraan. De uitspraak die nogal eens gehoord wordt: ‘Jullie hebben de waarheid en wij hebben de liefde’ is onmo­gelijk en niet Bijbels. Dit blijkt wel overduidelijk uit de volgende uitspraken: “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij Mijn geboden be­waren” Johannes 14 vers 15 (Joh. 14:15).

“Gij zijt Mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied” Johannes 15 vers 14 (Joh. 15:14). “Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren’” 1 Johannes 5 vers 3 (1 Joh. 05:03).

De Heilige Geest, die de liefde Gods in onze harten brengt, is óók de Geest der waarheid Johannes 14 vers 17a (Joh. 14:17a), dat is niet te scheiden.

Vrucht dragen door de liefde

Met deze goddelijke liefde mogen wij in de gemeente oefenen, er mee werken, zodat het veel vrucht zal dragen. Jezus zelf garan­deert dat dat niet verbor­gen zal blijven als Hij zegt: “Hieraan zullen al­len weten, dat gij disci­pelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elk­ander”.

De tijd gaat verder en aan vele tekenen zien wij dat het einde aller dingen nabij gekomen is. Laten we daarom de woorden die de Heilige Geest Petrus heeft laten opschrijven, ter harte nemen: “Het einde aller dingen is nabij gekomen. Komt dus tot bezinning en weest nuch­ter, opdat gij kunt bid­den. Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden”.