Selecteer een pagina

Levend Geloof – 293

Levend geloof 1988.06 nr. 293

Ontwikkeling van de nieuwe mens door Gert Jan Doornink

Wij hebben de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe mens aangedaan, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van onze Schepper Kolossenzen 3 vers 10 (Kol. 03:10).

De oude mens en de nieuwe mens

Zowel in de brief aan de Efeziërs als aan de Kolossenzen wordt gesproken over de oude mens en de nieuwe mens Efeze 4 vers 17 tot en met 24 en Kolossenzen 3 vers 5 tot en met 11 (Ef. 04:17-24; Kol. 03:05-11). Paulus acht dit onderwerp blijkbaar dermate belangrijk dat hij er aan twee gemeenten over schrijft. En ik denk dat voor ons, als leden van de gemeente van Christus van 1988, het onderwerp nog even actueel en belangrijk is als 2000 jaar geleden.

De eerste vraag die zich natuurlijk voordoet is: Wat bedoelt Paulus met de oude mens? En wat bedoelt hij met de nieuwe mens? Van oorsprong kun je daar niet van spreken. God heeft de mens naar Zijn beeld geschapen, volmaakt en goed. Maar de duivel tastte Gods scheppingswerk aan, waardoor ook de mens – de kroon van Gods scheppingswerk – werd geïnfecteerd met zondemachten, met alles wat bij het rijk der duisternis hoort. Maar God liet Zijn schepping niet in de steek. Hij voorzag, door de komst van Zijn Zoon, in de mogelijkheid om weer in harmonie met God te gaan leven, waardoor uiteindelijk het ‘volmaakte en goede’ weer in de mens terug gaat keren.

Het recept daarvoor vinden we in het geloof in ‘Christus’. En als wij tot geloof gekomen zijn kunnen wij met Paulus getuigen: Wij geheel anders; wij hebben Christus leren kennen Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20). De dag dat Christus in ons leven kwam bracht dus de grote verandering. Vanaf die dag gingen we heel anders tegen de dingen, ons leven, onze medemens, etc. aankijken. Wij weten nu dat het leven vóór dat de grote verandering kwam (Paulus noemt dat het oude leven, de oude mens), beheerst werd door de vorst der duisternis. Paulus noemt een aantal kenmerken van dit leven. Hij spreekt over: ijdelheid van denken, verduistering van het verstand, vervreemding van het leven Gods vanwege de onwetendheid en verharding van hart. Verder spreekt hij over verdoving, losbandigheid en onreinheid. In de Kolossenzenbrief noemt Paulus dit afgoderij. Nogmaals:, het is een duidelijke zaak wie van dit alles de inspirator is; het is satan, de overste van deze wereld.

Nu kan men zich afvragen of het nu wel nodig is dat nog eens naar voren te brengen. De oude mens heeft voor ons, kinderen Gods, toch afgedaan? Daar hebben we toch niets meer mée te maken? Dan zeg ik natuurlijk in de eerste plaats volmondig ja, maar tegelijkertijd zeg ik erbij: laten we oppassen dat we niet aan struisvogelpolitiek gaan doen. Want juist naarmate wij weet krijgen van de tegenstelling van het oude en het nieuwe leven, gaan we er alles aan doen dat het nieuwe leven van Christus in ons ten volle tot ontwikkeling gaat komen. En het gaat natuurlijk – en ik wil er nog eens de volle nadruk op leggen – om het nieuwe leven in Christus!

Wat zegt Paulus van het nieuwe leven?

Paulus maakt verschillende belangrijke opmerkingen aangaande het nieuwe leven, de nieuwe mens. De twee belangrijkste zijn ongetwijfeld:

  1. Hij is naar de wil van God geschapen in waarachtige gerechtigheid en heiligheid Efeze 4 vers 24 (Ef. 04:24). Met andere woorden: er mankeert niets aan. Alles is goed volkomen, volmaakt, zoals dit ook bij de schepping van Adam het geval was.
  2. Deze nieuwe mens moet echter vernieuwd worden tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper Kolossenzen 3 vers 10 (Kol. 03:10)

Het gaat dus om twee dingen: de nieuwe mens is er en is volmaakt, maar moet wel ten volle tot ontplooiing gebracht worden.

Hoe komt de nieuwe mens tot ontwikkeling?

Bij het tot ontwikkeling komen van de nieuwe mens speelt onze gedachtewereld een belangrijke rol. Niet voor niets zegt Efeziërs 4 vers 23 (Ef. 04:23) dat wij verjongd (vernieuwd) worden door de geest van ons denken. Terwijl we in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) de oproep lezen dat we hervormd (omgevormd) moeten worden door de vernieuwing van ons denken. Want alleen daardoor kunnen wij erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene. En kan deze uitwerking van de wil van God in ons leven gestalte krijgen.

In het leven van ieder mens neemt het denken een belangrijke plaats in. Alles wat wij doen of niet doen wordt bepaald door wat wij denken (bewust of onbewust). Alles wat wij spreken, maar ook als wij zwijgen, wordt vooraf bepaald door wat wij denken. Daarom is het zo belangrijk dat ons denken zuiver is afgestemd op Gods woord en de Heilige Geest. En hierin ligt nu de sleutel tot het verstaan van het tot ontwikkeling komen van de nieuwe mens.

Het tot ontwikkeling komen van de nieuwe mens is dus een geestelijke zaak. Zonder de doorwerking van Gods Geest en Gods Woord in ons denken kan de nieuwe mens niet tot ontplooiing komen. Nu weten wij dat ons denken in feite een verborgen aangelegenheid is, althans wij uiten of doen lang niet altijd wat in onze gedachtewereld opkomt. Wij kunnen ons denken afschermen, verborgen houden. Hetzelfde kan ook gezegd worden van Gods Woord en de Heilige Geest. Zij horen bij God. En zolang wij geen nieuwe scheppingen zijn kunnen wij niet deelgenoot zijn van de geheimenissen van God. Pas als het nieuwe leven van Christus in ons is kunnen wij ook Gods Woord op de juiste wijze gaan verstaan. Daarbij is het wel noodzakelijk dat wij zo spoedig mogelijk vervuld worden met de Heilige Geest. De geest van ons denken, waarvan Paulus spreekt, moet een eenheid gaan vormen met de Geest van God, opdat wij Zijn Woord op de juiste wijze geestelijk gaan verstaan.

In Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18) lezen wij dat niemand God ooit heeft gezien, maar dat de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, Hem heeft doen kennen. Hier ook weer iets van de ‘verborgenheid Gods’. Maar tegelijkertijd komt tot uiting dat God niet verborgen is gebleven! Hij heeft zich geopenbaard in Zijn Zoon en zo hebben wij Hem leren kennen. Zo is ook het heerlijke van de uitwerking van het evangelie in ons, dat de nieuwe mens (Christus) in ons, ook niet verborgen blijft! En dat is nu juist Gods bedoeling. God wil dat velen, ja dat allen, het oude leven, dat beheerst wordt door satan, de rug toekeren en het nieuwe leven in Christus leren kennen, beleven en uitleven!

De nieuwe mens mag niet worden belemmerd

De ontwikkeling van de nieuwe mens mag dus niet worden afgeremd. Hoe meer de nieuwe mens tot openbaring komt, hoe vruchtbaarder ons getuigenis is in de wereld. Het is daarom goed om ook even onder ogen te zien wanneer de nieuwe mens niet ten volle tot ontwikkeling kan komen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer wij op een verkeerde wijze bezig zijn te strijden. Dat is strijden tegen de oude mens. Dat kan eenvoudig niet. Die hebben we immers afgelegd? Dan strijden we tegen iets wat ’ten verderve gaat’ Efeze 4 vers 22 (Ef. 04:22). Waar wij wel tegen moeten strijden is tegen de satan en zijn trawanten Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12). Dat is de geestelijke strijd, waarbij elk kind van God betrokken is. En in die strijd mogen we overwinnaars zijn!

Blijft deze geestelijke strijd achterwege dan krijgt de duivel weer kans te infiltreren, dan kom je weer in een situatie terecht die er ook was toen je nog geen kind van God was. En het meest tragische wat een kind van God kan overkomen is dat je het nieuwe leven in je hebt en toch de facetten van het oude leven gaat openbaren. Paulus noemt dit in Kolossenzen 3 vers 5 tot 8 (Kol. 03:05-08) de leden die op de aarde zijn. Met andere woorden: zij behoren niet bij het Koninkrijk van God. Zij kunnen daar ook nooit binnengaan!

Zeer belangrijk is dus dat we de dingen geestelijk gaan zien en verstaan. Wie nog behept is met aardse leringen, zal ook veel gemakkelijker geneigd zijn op de verkeerde wijze te gaan strijden. Dan is er geen overwinning en geen openbaring van de nieuwe mens. Zodra wij gaan ontdekken dat Gods Koninkrijk waartoe wij behoren een geestelijk Koninkrijk is, gaat ook ons geloofsleven, geïnspireerd vanuit ons denken, een positieve en vruchtbare uitwerking krijgen. En ‘geloven’ betekent (naast de vele andere betekenissen die het heeft) dat God ons in de geest een voorschot heeft gegeven op Zijn heerlijkheid. Gods heerlijkheid is in ons! Nu nog hebben wij deze schat (het nieuwe leven) in een aarden vat, zegt Paulus. Dat vat breekt straks, maar er komt een onvergankelijk, verheerlijkt lichaam voor in de plaats. En naarmate onze uiterlijke mens vervalt, wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Niet voor een klein beetje, maar tot volle kennis naar het beeld van onze Schepper!

 

Zomeractie van de redactie 1988 van de redactie door Gert Jan Doornink

Ook dit jaar willen wij, aan het begin van de zomer, de speciale aandacht van onze lezers en lezeressen vragen voor het onderdeel ‘financiën’ van het “Levend Geloof”-werk. En om maar direct met de deur in huis te vallen: wij willen u vriéndelijk vragen één dezer dagen een extra bijdrage over te maken op onze giro- of bankrekening.

Wij doen dit in alle vrijmoedigheid, omdat een gezond functioneren van onze arbeid onmogelijk is, of bemoeilijkt wordt, wanneer voldoende financiële middelen ontbreken. Wij hebben het reeds eerder geschreven: de uitgave van een blad in deze tijd is een kostbare aangelegenheid en dat geldt zeker voor een niet-commercieel blad met een speciale boodschap als “Levend Geloof”. Zelf zijn we fulltime bij deze arbeid betrokken, waardoor we de kosten zo laag mogelijk houden.

Maar deze kosten zijn natuurlijk veelzijdig, om enkele te noemen:     

aankoop papier en

offsetbenodigdheden,    

onderhoud machines,

verzendkosten,

onderhoud gezin, etc.

De abonnementsgelden en de opbrengst van de verkoop van brochures, met de giften die regelmatig binnenkomen, zijn niet voldoende om deze kosten te dekken, vandaar dat wij ook dit jaar weer een ‘zomeractie’ houden. Wij hebben het volste vertrouwen dat we ook nu niet teleurgesteld worden, zoals we steeds weer mogen ervaren dat wie op de Heer zijn geloof bouwt niet beschaamd uitkomt.

Van deze gelegenheid willen wij tevens nog eens gebruik maken om allen. hartelijk te bedanken die onze arbeid reeds regelmatig daadwerkelijk ondersteunen. De uitgave van “Levend Geloof” is een ‘gezamenlijk werk’, dat wil zeggen: of men nu ‘lezer’, ‘schrijver’ of ‘uitgever’ is, gezamenlijk zijn we verantwoordelijk dat aan de kostbare, heerlijke boodschap van het volle evangelie van Jezus Christus, zoveel mogelijk bekendheid wordt gegeven. En “Levend Geloof” is één van de middelen die de Heer daarvoor gebruikt. Dat blijkt wel uit de positieve reacties die wij telkens weer ontvangen.

Tenslotte wensen wij al onze lezers en lezeressen een rijk gezegende zomertijd toe. Of men nu met vakantie gaat of thuis blijft, in alle gevallen is de bede van ons hart, dat we ons zullen openbaren als ware vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk!

Met hartelijk groeten,

 

Jezus als kostbare hoeksteen Jesaja 28 vers 16 (Jes. 28:16). door Piet Snaphaan

Een steen als levend fundament,

een vaste grondslag, ’t zij bekend,

God legde ‘m zelf in Sion neer,

’t was een beproefde zonder meer.

Een uitverkoren kostbare steen,

geen mensenkind kan er omheen,

alleen wie op Hem verder bouwt,

mag zeker zijn van zijn behoud.

 

Innerlijke schoonheid -3- door Klaas Goverts

De veelkleurige schoonheid van de Tabernakel

Het heeft mij bijzonder aangesproken dat er een paar Bijbelboeken zijn waar speciaal over schoonheid gesproken wordt. Dat is in de allereerste plaats het boek Exodus. Ik vraag mij af waarom er nu uitgerekend in het boek Exodus zoveel over schoonheid gesproken wordt. Heeft dat een betekenis? Want daar wordt nota bene een half Bijbelboek besteed aan de tabernakel. Eerst zeven hoofdstukken hoe hij moet worden en dan nog een keer zes hoofdstukken om te vertellen hoe hij gemaakt wordt. Dan denk je: zo uitvoerig wordt die tabernakel behandeld.

En is het u wel eens opgevallen dat die tabernakel zo mooi moest worden? Dat gaat maar over blauwpurper en roodpurper en scharlaken en fijn linnen en twaalf soorten edelstenen. Dan denk je: mensen, mensen, kan ’t niet goedkoper? Ja, dat is typisch een Nederlandse vraag. In onze kringen zijn we altijd geneigd om te vragen: hoe kan het ’t goedkoopst. Maar dat doet God helemaal niet. God zegt niet: koop maar een goedkoop stofje op de markt en daar maak je het maar van en je timmert maar wat in elkaar en dan heb je een tabernakel voor elkaar. Nee, laten we maar eens kijken wat er staat in Exodus 28. Eerst gaat het over de klederen van de priesters: “Gij zult heilige klederen maken voor uw broeder Aaron, tot een prachtig sieraad” Exodus 28 vers 2 (Ex. 28:02). Dat is heel wat anders. In het Hebreeuws staat er letterlijk: “tot heerlijkheid en tot sieraad”. Dus die Aaron moest erbij lopen als een toonbeeld van heerlijkheid. Ja, dat was wat!

Dan lezen we in vers 5: “Daartoe zullen zij nemen goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn linnen”.

Verder in vers 6: “Zij zullen de efod maken van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen: kunstig werk”. En dan later krijg je al die edelstenen. In vers 17 wordt van het borstschild gezegd: “Gij zult het vullen met een steenvulling, vier rijen stenen”. God spreekt niet over twaalf gelijke stenen, op de manier van: dat produceert wat gemakkelijker, maak er maar twaalf van hetzelfde. Nee, het wordt haarfijn omschreven: “Een rij rode jaspis, chrysoliet en malachiet, de eerste rij; de tweede rij: hematiet, lazuursteen en prasem; de derde rij: barnsteen, agaat en amathist; de vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet” (vs. 17-20). Dus een enorm veelkleurig geheel. Op die twaalf stenen komen dan de namen van de twaalf stammen van Israël. Elke stam had zijn eigen karakter. En die priesterkleding is dan nog maar het begin. Want zo gaat het door met de gehele tabernakel en alle onderdelen die daarin moeten komen.

Hebben wij oog voor de therapie van God?

Waarom deed God dit nu zo? Waarom moesten ze in de woestijn zoiets moois maken? Moet u eens even nadenken, wat voor achtergrond die mensen hadden. Ze kwamen zo uit Egypte. Wat hadden daar gedaan? Stro verzamelen en stenen bakken, zeven dagen in de week want een vrije dag hadden ze niet. Reken maar van niet. Het was dwangarbeid. En de volgende zeven dagen… weer stro verzamelen en stenen bakken. Lopende band werk, tot en met. Saai, geestdodend tot op het bot. En dat jaar in jaar uit. Dat was hun hele leven geweest. Alleen maar een grauwe grijze omgeving, stro, stenen en verder niets. Nooit een vrije dag, nooit iets van kleur of leven. Alleen maar steeds datzelfde dode werk. Dwangarbeid voor de farao en als je even een minuut adem wilde halen, dan stond de kommandant al klaar met de zweep. Werken! Je bent hier niet om niets te doen. Dat was Egypte, uit zo’n omgeving kwamen zij. Altijd hetzelfde, dus je kunt je voorstellen dat die mensen helemaal afgestompt waren. Van schoonheid konden ze zich niets meer van voorstellen, dat waren ze helemaal afgewend. Het waren allemaal mensen die innerlijk kapot waren.

Dan worden ze uit Egypte geleid en komen daar in de woestijn en dan zegt God: ‘Jongens, Ik heb wat voor je, een opdracht. Weet je wat je nu moet gaan doen? Je moet een woning gaan bouwen, voor Mij’. Hoe moet die worden? ‘Prachtig! Schitterend! Veelkleurig!’ Dan zeg ik, wat was dat nu, dat bouwen van die tabernakel? Dat was een stuk therapie van God, voor die mensen die uit Egypte kwamen. Die keken hun ogen uit aan dat goud en dat blauwpurper en roodpurper van: hè, bestaat dat ook nog? Ja want zo is jullie God ook, die is ook zo veelkleurig. Kunnen wij ons voorstellen dat dat zó uitgebreid bezig zijn met die tabernakel, een stuk genezing was? Dat was genezing voor hun ziel. Daarom liet God ze die tabernakel bouwen.

God wil onze talenten tevoorschijn halen

Nu komt er nóg iets moois wat onze volle aandacht waard is. God gaat namelijk mensen aanwijzen. Lees maar in Exodus 31: “De Here sprak tot Mozes: Zie, Ik heb bij name geroepen Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, uit de stam Juda, en hem vervuld met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis, en dat voor allerlei werk, om ontwerpen te bedenken, om die uit te voeren in goud, zilver en koper; om stenen te bewerken, om die in te zetten; om hout te snijden en werkzaam te zijn in allerhande arbeid. En zie, Ik heb naast hem gesteld Aholiab, de zoon van Ahisamach, uit de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is, heb Ik wijsheid gelegd” Exodus 31 vers 1 tot en met 6 (Ex. 31:01-06).

Hier zien we dat God aanknoopt bij onze talenten. Er waren mensen die kunstvaardig waren. God zegt: nu geef ik je wijsheid. God gaat de talenten van die mensen tevoorschijn halen. Ik denk, wat dat betreft, dat we als gemeente heel wat terreinen hebben laten liggen. Een heleboel dingen werden maar overgelaten aan de wereld. Wetenschap,’ kunst, oh ja, dat is werelds. Lees jij je Bijbel nou maar… Moet je niet mee bezig zijn, och, dat is allemaal niets. En het gevolg is dat allerlei terreinen in handen kwamen van de duisternis. Maar ik denk dat je de beste kunstenaars moeten voortkomen uit de gemeente, de beste schilders en de beste wetenschapsmensen

Als het goed is, want een mens zonder God heeft een verduisterd verstand. En dan moeten we eens bedenken wat mensen met een verduisterd verstand toch allemaal nog kunnen. Wat moet een mens dan niet kunnen als zijn verstand verlicht is?

Iemand heeft een gezegd dat we maar tien procent van onze hersenen gebruiken. Dat is soms zoveel braak terrein en zoveel dingen hebben mensen afgeschreven, met de gedachte: dat hoeft niet of dat is toch waardeloos. Mensen zeiden: ach ik ga maar niet studeren, want de Heer komt toch spoedig. Of: laat ik nou maar niet die opleiding gaan doen of me met muziek of iets anders gaan bezighouden, met schilderkunst bijvoorbeeld, want dat is toch allemaal tijdverspilling. We moeten de wereld toch immers bereiken in zo’n kort mogelijke tijd!

Dan krijg je een spanning van: ja, het heeft haast. Op die manier wordt de mens afgekapt en komt er maar een heel klein stukje uit de verf. Ieder die kunstvaardig was, ontvangt van God wijsheid en ik vind zo mooi wat daar staat in het derde en vierde vers: “Ik heb hem met wijsheid, inzicht en kennis vervuld en dat voor allerlei werk om ontwerpen te bedenken. Ze moesten creatief zijn, God kauwt het ze niet allemaal voor. God zegt: ga jij maar ontwerpen bedenken. Het was bij hen niet zo, bij wijze van spreken, van: God houdt je hand vast en God beweegt je wel en dan op een gegeven moment heb je wat gemaakt. Een soort mechanische inspiratie.

Zo’n idee hebben sommige mensen van God. Hij houdt onze hand vast en wij schrijven en dan is op een gegeven moment het papier vol. Dan denken we: Hé, wat heb ik nou geschreven? Ja ik moet toch maar eens kijken… Nee, zo doet God het niet. Hij zegt: ga jij nou maar eens ontwerpen bedenken, want Ik heb jouw daar talenten voor gegeven. Ik geloof dat is een uitdaging voor ons! Een uitdaging voor de gemeenten vandaag. Het heeft allemaal te maken met de zaligheid van onze ziel.

Er zijn misschien heel wat talenten in ons, die ergens ondergesneeuwd zijn. Ik heb wel eens het beeld gebruikt van een mens die soms net een muur is. De een na de ander komt en plakt er een laag behang overheen en afkrabben dat is teveel moeite, plak er maar overheen. Op het laatst zitten er wel tien lagen behang op die muur en dan komt er iemand die zegt: hé, wat zou daar voor muur onder zitten? Ja, weet ik niet…

Dan – en dat is het evangelie – komt Jezus en zegt: Nu gaan we al dat behang er eens afhalen. Alles wat ze erop geplakt hebben, alles wat die duisternis er overheen geplakt heeft, waardoor je helemaal niet meer kunt zien en niet meer weet wie je bent. Want je bent niet dat behang, maar je bent die muur en Jezus zegt: Ik ga je tevoorschijn brengen en we gaan net zo lang aan het werk tot die muur helemaal voor de dag komt. Tot dat jouw ziel, jouw persoonlijkheid er weer is. dat je weer durft te zeggen: hier ben ik. Nu heb ik ontdekt wie ik ben.

Dat doet God, Hij roept je tevoorschijn. Ik kan zelfs nog verder gaan, Hij gelooft je tevoorschijn. God gelooft in jou, Hij gelooft in mij’ En Hij heeft net zolang geloof in ons tot we zeggen: ja, nu durf ik, nu durf ik voor de dag te komen. En dan zegt God; Wat fijn dat je er bent, Ik heb al lang op je gewacht! Kom maar, durf er maar te zijn en durf maar aan Mij te vragen: wat voor talenten zitten er in mij verborgen? En God en mens, jij en Ik, samen gaan we ze tevoorschijn halen en samen ga je mens worden. Dat is de zaligheid van je ziel. Dat is de openbaring van innerlijke schoonheid!

Dankgebed voor wat God wil doen in ons leven

Ja, Vader dank U dat U zo met ons bezig bent, om onze ziel weer terug te brengen. Ja, er is zoveel schoonheid in U en er is ook zoveel schoonheid in ons. Want nu hebben wij nog maar één Bijbelboek genoemd waar het in naar voren komt, we zouden door kunnen gaan, want Uw gedachten zijn zo rijk.

Sion gaat weer worden de volkomen schoonheid. Zo doet U het in ons. Ik bid’ U dat U onze ziel helemaal tevoorschijn wilt halen, dat al die talenten die in ons liggen eruit komen. U zegt: Ik ga je maken tot een mens. Tot een mens naar Mijn beeld. En die menswording, daar zitten we middenin. Zo geeft u ons, de gemeenten, als een plaats waar we ons veilig mogen voelen bij U. Waar we thuis zijn. Wij mogen ons thuis voelen bij U, onze Vader.

En zo gaat U vermogens, creatieve talenten weer tot aanzijn roepen, zodat ze eruit komen. En zo zegenen we elkaar; met een heel diepe zegen voor onze ziel. We zegenen de persoonlijkheid van elk mens die dit leest. En we leggen de Naam des Heren op elke persoonlijkheid om tevoorschijn te komen en om er te zijn. Want zo spreekt U ons aan.

En U zegt: ‘Ik wil dat je er bent, je mag er zijn voor Mijn aangezicht. En Ik wil dat je genezen wordt van alle pijn en alle negatieve beelden van jezelf die je gehad hebt. En Ik wil je een nieuw beeld geven van wie jij bent’.

Vader, dank U dat U dat doet. We prijzen Uw Naam. We zegenen U. Want U bent de Koning in Zijn schoonheid, U bent de volmaakte God. U bent de God der Heerlijkheid. U bent onze eer en aanbidding waard. Amen.

 

Het slechten van bolwerken door Margreet Gast

 

“Onze wapenen zijn krachtig voor God, tot het slechten van bolwer­ken, zodat we de redene­ringen en elke schans, die op geworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, en elk bedenksel als krijgsge­vangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus” 2 Korinthe 10 vers 4 en 5 (2 Kor. 10:04-05).

Het in gaan op het evan­gelie van het Koninkrijk, heeft vele gevolgen in een mensenleven. Er gaat een wereld open voor je geestelijke ogen: een we­reld van vergeving, vre­de en vrijheid waar je, door geloof in Jezus, zó in mag stappen.

Tegelijkertijd stort er óók een wereld in: de leugen- wereld van de boze, die hij in je leven had op ge­bouwd. Die vele leugens worden vervangen door de waarheid, die Jezus ons geopenbaard heeft.

Zo kunnen we de gedach­te, dat we niet kunnen veranderen en altijd ge­vangen blijven door zondemachten, wegdoen. Wij brengen die gedachte als krijgsgevangene onder de gehoorzaamheid aan Christus. We nemen daar­entegen het woord van de Heer, dat zegt: de waar­heid zal je vrijmaken, wordt en wees maar geheel anders!

Toch zijn al die vestingen van redeneringen niet in één klap tegen de grond gegaan. Veel gedachten, meningen, ideeën zijn nog vaak in ons leven blijven bestaan. Ze schijnen vast geroest te zijn; on- wrikbaar verbonden met onze persoonlijkheid. Te­gen deze vestingen zul­len we de strijd zélf, be­wust, moeten aangaan’

Redeneringen als vestingen

Enkele kenmerken van re­deneringen als vestingen zijn:

De vesting is stevig, sterk en onwrikbaar. Jaren waren er nodig om hem te bouwen. Zo ook de redeneringen. Jaren geleden zijn ze in je gedachten gekomen: vanuit de familie, de opvoeding; het zijn van die vanzelfspreken­de gedachten, zo van: ‘het hóórt zo, het is toch normaal, dat…’ Stevig, (bijna) volko­men door je geaccepteerd, zijn ze in je denken verankerd. Het vereist een bewust, door de Heilige Geest geleid, zoeken om ze te onderscheiden!

Binnen de muren van zo’n vesting zit je vei­lig en rustig: er is geen vijand die er in kan komen. Je bent er verzekerd van je rust. (Alleen, je zit er wél in opgesloten, in die vesting). Zo ook de redenering: ‘Die menin­gen en gedachten heb­ben ’orde’ (wiens or­de?) en vaste regels (wiens regels?) ge­bracht in je leven. De spelregels staan vast. Doe het zó en zó, en er is rust en vastheid in je leven. Waag het niet om ze ter discussie te stellen, want dan komt er wat los…’

Binnen zo’n vesting zijn véle huizen. Zo werkt een bepaalde gedachtegang ook dóór; zo’n onwrikbare, vanzelfsprekende me­ning heeft op allerlei terreinen van je leven gevolgen.

Willen we uit onze vestingen?

Wanneer we nog vastzitten in dat soort vestingen, is de vraag: Willen we eruit? Durven we wel? Aanvaar­den we de consequenties? Vóórop staat: de gehoorzaamheid aan Christus.

Als we dat inderdaad doen: de Heer en Zijn Woord ge­hoorzamen, dan gaan we in de aanval. En dan zijn we niet bang voor alles wat er gaat gebeuren, zo­als :

-Geraas van muren die om je heen instorten.

-Stofwolken die het zicht ontnemen, zodat je niet meer weet waar je bent.

-De bekende straten en hoekjes die verdwijnen: wég zijn je zekerheden waar je je zo aan vast­hield .

Wat doen we in zo’n situa­tie? In paniek onze ves­ting weer opbouwen. .. ?

We gaan naar Hem, die ons leven draagt en vast­houdt : we onderhouden onze relatie met de Heer. Van Hem zullen we aanwij­zingen krijgen. We zullen bemoedigd en aan gespoord worden om dóór te gaan. En dan zien wij als het ware door de stofwolken, het tumult en de chaos héén: we zien dat we écht gaan leven, écht vrij zul­len zijn van al die vast- geroeste codes en ge­dragsregels en meningen.

Dan wordt ons leven ge­leid en geleefd door de vrijheid en waarheid die van God is. Dat is pas heerlijk, vórstelijk leven. Daar houden we dan, door de strijd heen, ons oog op gericht. Dat vrije leven willen we verwer­ven. En we zullen het verwerven. Is onze mede­strijder niet Jezus de Overwinnaar?

 

 

 

Gods openbaring, vroeger en nu door Evert van de Kamp

 

“God openbaart ondoor­grondelijke en verborgen dingen” Daniel 2 vers 22 a (Dan. 02:22a).

Openbaren is iets doen kennen, onthullen. Bij­voorbeeld inzichten van God, bovennatuurlijke waarheden, de geheimen van iets. Christus sprak tot zijn discipelen: “U is gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen” Matteüs 13 vers 11 (Matt. 13:11).

Het woord ‘openbaar’ be­tekent : voor ieder toe­gankelijk, zodat iedereen het weten kan, duidelijk voor iedereen. De profeet Daniël laat er geen mis­verstand over bestaan: “God openbaart ondoor­grondelijke en verborgen dingen”. Aan wie? “Aan wie de Zoon het wil open­baren” Matteüs 11 vers 27 (Matt. 11:27), weten wij nu. Houdt dat een beperking in? Niet voor hen die van die openbaring door de Geest van God willen leven.

Christenen kunnen niet zonder!

Openbaring is onmisbaar

Gods openbaring heeft tot doel de gemeenschap tussen God en mens in en door de Heer Jezus Christus. Niet het bijeen­brengen van allerlei gods­dienstige en zedelijke waarheden op zichzelf staat voorop. Evenmin de verrijking van onze ken­nis alleen.

Het eerste wat nodig is, is de ware gemeenschap tussen God als Heer en Vader en de door Chris­tus verloste mens. 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09). In deze openbaring gaat het om God zelf. Om zijn verheerlijking, om de manifestatie van zijn eigenschappen en vol­maaktheden Ezechiël 36 vers 21 tot en met 23 (Ez. 36:21-23). De opbrengst van deze openbaring is levende, geestelijke ken­nis van God. Overal waar die doorleefde kennis ontbreekt , is het geestelijk armoede troef. Je kunt er niet buiten.

Terecht merkte de Spreu­kendichter het al op: “In­dien openbaring ontbreekt, verwildert het volk, maar heil hem die de wet (het Woord) bewaart” Spreuken 21 vers 18 (Spr. 21:18). Hosea klaagde in zijn dagen: “Er is geen trouw, geen liefde en geen ken­nis Gods in het land.

Gods volk gaat te gronde door het gebrek aan ken­nis” Hosea 4 vers 1 tot en met 5 (Hos. 04:01-05).

Met de psalmdichter is het zaak te bidden: “Laat uw werk aan uw knechten openbaar worden en uw heerlijkheid over hun kin­deren” Psalm 90 vers 16 (Ps. 090:016).

Leven van Gods openba­ring is heerlijk. Ik heb ervaren hoe onontbeerlijk het is. Op alle cruciale punten van mijn bestaan bracht Gods openbaring, zijn leiding, me terecht’. Bovendien weet God de mens, die luisteren wil, op velerlei wijze te be­reiken . De Heilige Geest komt daar waar niemand (meer) bij kan komen.

Hoe God zich openbaart

Vanaf het begin heeft God zich geopenbaard als de God die leeft, als de le­vende God. Al onder het oude verbond stonden Hem vele middelen ten dienste. Op vele wijzen weet God, vaak heel origineel, met de mens in contact te treden. Hij spreekt door dromen, gezichten en vi­sioenen. Door zijn profe­ten en priesters of ge­woon rechtstreeks, etc.

In Amos 3 vers 7 (Amos 03:07) lezen wij dat Hij zijn raad open­baart aan zijn knechten, de profeten. Zijn voor­naamste openbaringsmiddel is echter zijn Woord. Dat Woord is levend en krach­tig en keert niet ledig tot God weer, maar het doet wat Hem behaagt en het volbrengt, waartoe Hij het zendt Jesaja 55 vers 11 (Jes. 55:11).

Openbaring is inherent aan Gods wezen. God wil zich aan de mens kwijt.

Als de God die leeft en spreekt, openbaart Hij zich aan de mens. In Ge­nesis 1 vers 26 (Gen. 01:26) sprak Hij reeds: “Laat Ons mensen maken (om volledige ge­meenschap met de mens te hebben) naar ons beeld, als onze gelijkenis”. Toen de mens dat saboteerde, zond God ten laatste zijn Zoon Hebreeën 1 vers 1 (Heb. 01:01). Zijn goddelijk plan geeft God nooit op, opdat wij Hem zullen kennen zoals Hij is, de absoluut en volmaakt goede Vader.

Jezus, Gods bijzondere openbaring

De Heer Jezus leefde zelf voluit van wat de Vader Hem openbaarde. Wat aan wijzen en verstandigen verborgen is, maar aan kinderen geopenbaard, dat bezat Christus ten volle. Hij getuigt van zichzelf: “Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Vader dan de Zoon” Matteüs 11 vers 27 (Matt. 11:27).

Jezus openbaart de Vader. Hij ging ook nooit buiten de openbaring van zijn Vader om. Opnieuw is zijn woord overduidelijk: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ufc de Zoon kan niets doen Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo” Johannes 5 vers 19 (Joh. 05:19). Hij ge­tuigt van wat Hij bij de Vader gezien en gehoord heeft Johannes 3 vers 32 (Joh. 03:32). Omdat Hij als de eniggeboren Zoon aan de boezem des Vaders is, heeft Hij ons de Vader doen kennen Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18).

In deze weg is Jezus Gods bijzondere openba­ring, Gods volledige openbaring. Wat sinds de grondlegging der we­reld verborgen gebleven is, heeft de gezalfde Christus geopenbaard Matteüs 13 vers 35 (Matt. 13:35). Dat wil Hij ons zo graag openba­ren. Jezus wil Zichzelf als openbaring van de Vader aan ons openbaren.

Hij heeft het Zelf zo on­vergelijkelijk mooi gezegd: “Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren” Johannes 14 vers 21 (Joh. 14:21). Bereken uw winst!

Gemeente en openbaring

In navolging van Christus heeft de gemeente even­eens een grote plaats gekregen in de openbaring van God. De gemeente is nu Gods openbaring in de wereld. De gemeente is rijk bedeeld. “Wat hebt gij, dat gij niet ontvan­gen hebt” 1 Korinthe 4 vers 7 (1 Kor. 04:07). De belofte uitgesproken door de profeet Jeremia in hoofdstuk 31 vers 31 tot en met 34 (Jer. 31:31-34) is en wordt op machtige wijze telkens weer vervuld: “Want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de groot­ste onder hen” Hebreeën 10 vers 11 (Heb. 10:11). “Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn” Hebreeën 10 vers 10 (Heb. 10:10).

Doordat Jezus terugkwam door de doop in de Heilige Geest is alles veranderd. Van al die heerlijkheid hebben de profeten ge­profeteerd. Ze hebben er naar gezocht en het na­gespeurd. Zelfs engelen begeerden er een blik in te slaan, maar ons is het geopenbaard 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12). Het is overweldigend groot. De apostel Paulus roept het dan ook uit: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensen­hart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor de­genen, die Hem liefheb­ben , heeft God ons ge­openbaard door de Geest” 1 Korinthe 2 vers 9 en 10 (1 Kor. 02:09-10).

Voor de gemeente houdt dat een ongelofelijk grote en heerlijke opdracht in. Om voortgaande openba­ring te ontvangen en door te geven. Een ieder zij in de gemeente een goede rentmeester over de veler­lei genade Gods 1 Petrus 4 vers 10 (1 Petr. 04:10). Gods openbaring gaat door tot het einddoel is bereikt Openbaring 21 vers 22 tot en met 27 (Openb. 21:22-27). Dan zullen wij God kennen zoals wij door Hem gekend zijn en zullen wij Hem gelijk wezen 1 Korinthe 13 vers 12 en 1 Johannes 3 vers 2 (1 Kor. 13:12; 1 Joh. 03:02).

Voor nu hebben wij de openbaring van de Geest ontvangen tot welzijn van allen 1 Korinthe 12 vers 7 (1 Kor. 12:07). Wij praten in het Volle Evan­gelie, in navolging van de apostel Paulus, graag over de ‘volle raad Gods’. Prima, maar dan moet de gemeente ook metterdaad leven van de volle open­baring Gods en die door­geven. Vele jaren terug dichtte Geerten Gossaert:

‘Eén ding heb ik begeerd;

één ding heb ik ontvangen’.

Een levende gemeente be­geert de volle openbaring van de levende Heer, om die te ontvangen èn door te geven. In de gemeen­te mogen allen een diep verlangen hebben dat het leven van Jezus zich in een ieder zal openba­ren 2 Korinthe 4 vers 10 (2 Kor. 04:10). In on­dermeer de samenkomsten van de gemeente zal dat tot uitdrukking mogen ko­men, ja moeten komen.

Bijvoorbeeld in profetie en andere openbaringsuitingen. Maar al te vaak is onder andere de profe­tie uit vrees voor het val­se uit de gemeente ver­drongen. Terecht schrijft Ds. Hegger in het blad ‘In de rechte straat’; ‘We moeten ons de vraag stel­len : Hebben we met het badwater ook niet het kind weggegooid? Wij heb­ben dan wel nauwelijks last van valse profetie, maar missen we daardoor misschien de zegen van de ware nieuwtestamentische profetie?’

Waarom vrees? Die is overbodig, want de Geest heeft voldoende openbaringuitingen om het val­se te onderscheiden en te ontmaskeren. In 1 Korinthiërs 12 vanaf vers 7 (1 Kor. 12:07 vv) noemt Paulus er wel drie:

  1. het woord van wijsheid,
  2. het woord van kennis,
  3. onderscheidingen van geesten.

In zijn boekje ‘Dynamische kracht door de doop in de Heilige Geest’ heeft Riemer de Graaf dit destijds heel mooi uitgewerkt.

In de gemeente die gehoor­zaamt aan het Woord van God, komt de volle waar­heid altijd aan het licht. Als de gemeente maar trouw blijft aan het Woord van de Heer, openbaart God ondoorgrondelijke en verborgen dingen. Deze zijn nodig om tot de vol­maaktheid te komen en de schepping te leiden tot de heerlijkheid van de kinde­ren Gods Romeinen 8 vers 19 tot en met 23 (Rom. 08:19-23).

Die ‘dingen’ kunnen wij niet missen. En… de we­reld wacht er op! Want: ‘Heel de wereld moet het weten, dat God niet ver­anderd is. En Zijn liefde als een lichtstraal, door­dringt in de duisternis’.

 

De belofte van de Vader door Wim te Dorsthorst

 

De wil van God voor de mensen

In de meeste kerken en groeperingen werd vorige maand Pinksteren weer herdacht en gevierd als een historisch gebeuren wat zo’n 2000 jaar geleden plaatsvond. Heel vaak is dan de redenering dat wij nu de Heilige Geest niet meer zo nodig hebben, omdat alles geopenbaard is en vast ligt in de Bij­bel. Profeteren, gezich­ten zien, dromen dromen, spreken in nieuwe talen, het was voor de begintijd van de kerk, redeneert men dan. Maar de Bijbel, die wij nu inderdaad heb­ben als de geopenbaarde wil van God, spreekt dan toch wel een heel andere taal.

Op die historische eerste Pinksterdag zijn de toe­hoorders , die getuigen zijn van het spreken in nieuwe tongen of talen, buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, vermeldt Handelingen 2 vers 12 (Hand. 02:12). Als Petrus ge­tuigd heeft, vanuit de Schriften, wie Jezus wel is, die door de leidslieden gedood is, maar door God gesteld is tot Here en tot Christus, zijn de toehoor­ders diep getroffen in hun hart en zeggen ze tot Petrus en de andere apostelen: “Wat moeten wij doen, mannen broe­ders?” Handelingen 2 vers 22 tot en met 37  (Hand. 02:22-37).

Dan is het antwoord van Petrus: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot ver­geving van uw zonden en ( gij zult de gave (het geschenk) des Heiligen Geestes ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zo- velen als de Here, onze God, ertoe roepen zal” Handelingen 2 vers 38 en 39 (Hand. 02:38-39).

De ware en enige weg

In de eerste plaats geeft Petrus hier de enige van God gegeven Bijbelse weg aan om dit geschenk, de belofte des Vaders, de Heilige Geest, te ontvan­gen. “Bekeert u en een ieder van u late zich do­pen, op de naam van Je­zus Christus, tot verge­ving van uw zonden”. Dit is de enige weg voor alle mensen, Joden en niet- Joden of heidenen.

De tussenmuur, die schei­ding maakte tussen Joden en heidenen, is door het verlossingswerk van Je­zus Christus afgebroken. Hij heeft de twee tot één gemaakt, door op het kruis de vijandschap te doden Efeze 2 vers 13 tot en met 18 (Ef. 02:13-18) . De weg voor Joden en niet- Joden om deel te krijgen aan het heil Gods, door de Heilige Geest, is Jezus Christus. Hij is voor alle mensen de weg, de waar­heid en het leven. En niemand komt tot de Va­der dan door Hem. Wat is het pijnlijk te zien hoe vele groepen in deze tijd bezig zijn die tussenmuur weer op te bouwen. Het Woord van God, de Bijbel, wordt dan zo uit- gelegd alsof God toch weer een aparte weg heeft voor de Joden en dat de christenen voor hun heil zelfs moeten zien op Israël.

Maar op de eerste Pink­sterdag waren het alle­maal Joden, vrome man­nen, (heeft de Heilige Geest speciaal op laten schrijven), die tot beke­ring kwamen, zich lieten dopen op de naam van Je­zus Christus en de belofte des Vaders, de Heilige Geest, ontvingen. Deze Joden geloofden de woor­den van Petrus dat Jezus Christus nu ‘de Here’ is.

Dit was voor een Jood in zijn denken een ontheili­ging van Jahweh en godslastering. Alleen God zelf mocht met de naam ‘Here’ aangesproken worden. Ze hebben Hem juist gedood om Zijn getuigenis dat Hij Gods Zoon was en zich daarmee aan God gelijk­stelde, wat volgens de wet godslastering was. Johannes 5 vers 18 en Matteüs 26 vers 63 tot en met 66 (Joh. 05:18; Matt. 26:63-66). Maar de Heilige Geest werkt met grote kracht in de woorden van Petrus en het treft de toehoorders diep in het hart, de plaats waar de ommekeer moet plaatsvin­den Johannes 16 vers 8 tot en met 11 (Joh. 16:08-11). Ze begrijpen dat de woorden die Petrus citeert uit de profeet Joël in Jezus Christus vervuld zijn en als ze de naam des Heren aanroepen om behouden te worden  Handelingen 2 vers 21 en Handelingen 2 vers 47 (Hand. 02:21 en Hand. 02:47) dan Jezus Christus als Here aanroepen. Ze laten zich dopen op die naam en ontvangen de Heilige Geest evenals de 120 in de vroege ochtend van die eerste Pinkster­dag Handelingen 2 vers 41 (Hand. 02:41).

De behoudenis is alleen in Jezus

Petrus zegt vervolgens: “Want voor u is de belof­te en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn”. Hij zegt hiermee dat de Pinksterbelofte is voor Joden en heidenen, vergelijk Jesaja 57 vers 19 en Joël 28 vers 2 en Efeze 2 vers 17 Jes. 57:19; Joël 28:02; Ef. 02:17).

Ook dit begrip is voor de Joden bijzonder moeilijk. Zelfs Petrus, die hier op de eerste Pinksterdag door de Heilige Geest de­ze woorden spreekt, moet in Handelingen 10 over­tuigd worden. Tot drie­maal toe laat de Heer hem dit in een visioen zien en zegt: “Wat God rein ver­klaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden” Handelingen 10 vers 9 tot en met 16 (Hand. 10:09-16). Als ze dan getuige zijn hoe de Heer de Heilige Geest uitstort op de heidenen zijn ze nog steeds ver­baasd Handelingen 10 vers 45 (Hand. 10:45). Als Petrus zich dan moet ver­antwoorden voor de Judese broeders zegt hij dat de heidenen op gelijke wijze als hun zelf deel kregen aan de Hei­lige Geest op het geloof in de Here Jezus Chris­tus. Hij zegt dan: “Hoe zou ik bij machte geweest zijn God tegen te hou­den?” Handelingen 11 vers 15 tot en met 17 (Hand. 11:15-17).

Voor de eerste kerkver­gadering zegt Petrus in Handelingen 15 vers 11 (Hand. 15:11): “Maar door genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij”. In vers 12a lezen we dan: “En de gehele vergadering werd stil”. Wat Petrus zegt, maakt diepe indruk. Hij zegt namelijk niet dat de hei­denen behouden zullen worden ‘zoals’ de Joden, maar – naar joodse be­grippen – zet hij alles op zijn kop door te stel­len dat de Joden ‘op de­zelfde wijze’ behouden zullen worden als de hei­denen of de niet-Joden, namelijk door de genade van de Here Jezus.

Ik zou willen dat de vele christenen die zich blind staren op Israël dit weer gingen zien. Werkelijke liefde voor de Joden – en wij behoren alle mensen lief te hebben – zal hierin bestaan dat men zich in­zet om hen de ogen te openen voor de genade van de Heer Jezus omdat Hij ook voor hen de enige weg is tot behoud evenals voor ons. “De behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij behouden moeten worden” Handelingen 4 vers 12 (Hand. 04:12). (De naam Jezus be­tekent: Jahweh redt).

De belofte is er voor alle mensen

Als Petrus zegt: “Want voor u is de belofte en voor uw kinderen”. Het begrip voor uw kinderen’ heeft in het Hebreeuwse denken de betekenis van ‘geslacht op geslacht’. God zegt zelf bij monde van de profeet Jesaja: “En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de Here. Mijn Geest die op u is en mijn woor­den, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond, noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Here, van nu aan tot in eeuwigheid” Jesaja 59 vers 21 (Jes. 59:21).

Duidelijk spreekt Petrus ook over de voorwaarde voor het ontvangen van de Heilige Geest. Hij zegt: “Bekeert u en laat dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden. Men kan zich niet beroepen op af­komst. Bijvoorbeeld dat men uit christelijke of volle evangelie ouders geboren is. Ook de ‘vrome Joden’, het beste uit Gods volk, moesten zich beke­ren. Het gaat om een per­soonlijke keuze. Dan gaat de belofte in vervulling: “Gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvan­gen “.

Het koninkrijk Gods breekt zich baan

Als Petrus zegt: ‘Dit is het’ en dan de profeet Joel citeert, dan is dat het begin van een niéuwe tijd waarin de blijde tij­ding, die Jezus bracht in vervulling gaat. Jezus predikte: “De tijd is ver­vuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15).

Vanaf die eerste Pinkster­dag breekt het Koninkrijk Gods zich baan. Het he­melse Jeruzalem begint op die dag als een moeder kinderen te baren Jesaja 66 vers 10 en 11; Jesaja 54 vers 1; Galaten 4 vers 26 (Jes. 66:10-11; Jes. 54:01; Gal. 04:26). We lezen dat op die dag 3000 mensen wederom geboren worden en daar­door burgers van een Ko­ninkrijk in de hemelen Filippenzen 3 vers 20; Efeze 2 vers 19 en 20 (Filip. 03:20; Ef. 02:19-20).

Zij hebben de oude mens afgelegd en zijn een nieuwe schepping in Jezus Christus, naar de wil van God geschapen in waarachtige heiligheid en gerechtigheid 2 Korinthe 5 vers 17 en Efeze 4 vers 24 (2 Kor. 05:17; Ef. 04:24).

We lezen in Handelingen 2 vers 42 (Hand. 02:42): “En zij bleven volharden bij het onder­wijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de ge­beden”. Hierin zien wij vervuld worden het woord van Jesaja: “Opdat gij zuigt en u laaft aan haar vertroostende borst, op­dat gij met vólle teugen u laaft aan haar rijke moederborst”. Zo functioneert de ’hemelse moeder, het hemelse Jeruzalem.

De Geest geen luxe maar noodzaak

Met Jezus Christus is een nieuwe tijd ingeluid. De genade Gods is versche­nen , heilbrengend, voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Titus 02:11). Het nieuwe verbond is, een eeuwig verbond, waar het oude slechts een af­schaduwing van was en wat in Jezus Christus vervuld is. Hij, Jezus Christus, is de Doper met de Heilige Geest Handelingen 2 vers 33 (Hand. 02:33). Hij bouwt het Koninkrijk Gods door de Heilige Geest in het hart van de mens.

De Heilige Geest is geen luxe of een extra wat je wel of niet kunt hebben, maar het is de hoofdzaak om het doel van God te bereiken. Eeuwen­lang heeft de duivel kans gezien dit te bedekken en door alle mogelijke leugenleringen af te schermen.

Op de eerste Pinksterdag begon het woord der waarheid uit te trekken, overwinnende en om te overwinnen, le­zen we in Openbaring 6 vers 2. (Openb. 06:02) Het wordt gedra­gen door het witte paard, dat is de kracht en de heerlijkheid van de Heilige Geest. Al spoedig daarna zien we drie andere paar­den uit te trekken, vanuit het rijk van satan, die beginnen te stelen, te slachten en te verdelgen Openbaring 6 vers 3 tot en met 8 (Openb. 06:03-08).

Maar vanaf het begin van deze eeuw zien we de Heilige Geest opnieuw volop aan het werk en is de Heer begonnen Zijn volk te vergaderen uit alle volken, stammen, natiën en talen. Dit volk zal heilig zijn en vol van de Heilige Geest. Dit volk zal komen tot de volle kennis en tot de mannelijke rijp­heid en de maat van de wasdom der volheid van Christus. Het zal een volk zijn dat door de Heer tot een Koninkrijk en tot priesters is gemaakt voor Zijn God en Vader Openbaring 1 vers 6 (Openb. 01:06).

Dit volk, dat tot zonen is uitgegroeid, zal tot heil zijn van de ganse schep­ping. De landman heeft geduld gehad tot de vroe­ge en late regen erop ge­vallen is Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07). Het scheppingswoord van God: “Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis”, is dan geheel vervuld, want de kostelij­ke vrucht van de aarde treedt te voorschijn.

 

 

 

Bescherming (gedicht) door Piet Snaphaan

Een toevlucht. Heer, zijt Gij voor mij,

bij U vind ik bescherming.

Roep ik U aan, dan antwoordt Gij,

U zijt een God van heel nabij,

vol liefde en ontferming.

 

Een schuilplaats ook te allen tijd,

wordt ’t donker, dan zijt Gij mijn licht,

dan weet ‘k mij door Uw hand geleid,

Uw vleugelen over mij gespreid,

Gij stelt mij voor Uw aangezicht.