1985.09 nr. 262

Levend geloof 1985.09 nr. 262

De verzoeking in de woestijn door Jan W Companjen

“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel” (Matt. 04:01).

Wij willen dit keer eens stilstaan bij de verzoeking van Jezus in de woestijn en daarbij ontdekken dat wij als lichaam van Christus dezelfde weg gaan. Er is echter wel één opmerkelijk verschil, namelijk Jezus Christus slaagde in één keer voor dit ‘examen’ en wij als zijn lichaam doen er al zo’n 2000 jaar over. Wij hebben die tijd nodig gehad om te leren zien en verstaan dat wij zijn werk moeten voleinden, dat wij de hele weg met Hem zullen gaan om samen tot de overwinning te komen. Niet alleen verlossing, maar ook via strijd en overwinning binnengaan in het Koninkrijk Gods. Dan kunnen wij zeggen: Zoals Hij is, zijn wij in deze tegenwoordige tijd.

Naar de volle overwinning

Door een radicale wedergeboorte zal de gemeente van Christus het Koninkrijk Gods gaan zien en binnengaan. Dan zullen wij (Openb. 04:01-02) verstaan en uitvoeren. Daar staat: “Na deze dingen (nadat de gemeente tot overwinning komt) zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, Jezus Christus – zie (Openb. 01:09-20), alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. Terstond kwam ik in vervoering des geestes…”

Niet God sprak tot Johannes, maar Jezus. Hij is de Opperbevelhebber en Hij voert zijn gemeente naar de eindoverwinning. Die gemeente zal opklimmen en zien en doen wat gedaan moet worden, opdat de wereld overtuigd wordt dat Jezus leeft en dat God de wereld met zich verzoend heeft door Hem die alles volbracht heeft en daartoe op aarde kwam.

Wie is in deze wereld nog steeds de machthebber? Naar wie wordt door ‘de wereld’, dat zijn de onbekeerde, niet wedergeboren en niet door de Heilige Geest geleide mensen, nog steeds geluisterd? Is het nog steeds niet satan met- zijn trawanten? Maar Jezus heeft hem de kop vermorzeld en langzaam maar zeker zullen zijn volgelingen hem uit de hemelse gewesten verdrijven en hem overwinnen door het bloed van het Lam en door hun getuigenis. Jezus is onze Koning en Hij zal ons leiden naar de volle waarheid en de grote eindoverwinning.

Na zijn doop in water en in de Heilige Geest, die als een duif op Hem kwam, werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid. Daar werd zijn opleiding als het ware afgerond. Hij was klaar om de duivel te ontmoeten en tegemoet te treden. Hij vastte om te beginnen 40 dagen 40 nachten. Let eens op dat getal 40, want dat is in het leven van Jezus zeer belangrijk. Het begint met 40 dagen vasten en het eindigt met 40 dagen in de hemelse gewesten, tussen opstanding (Pasen) en hemelvaart (Hand. 01:03).

Het gaat om het ware brood

Toen Jezus honger kreeg, kwam de duivel met een heel natuurlijke oplossing, namelijk brood. De duivel zei: Als je Gods Zoon bent, ben je heer en meester over de natuur. Zeg dan dat deze stenen brood worden en stil je honger. Het antwoord van Jezus was: “Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat” (Matt. 04:04). Met andere woorden: Ik heb geen 40 dagen gevast om met een wonder mezelf te voeden met brood. Het gaat om meer, het gaat om het woord Gods, om het ware brood, het manna Gods dat uit de hemel neerdaalde en waarvan Jezus zei: Ik ben het brood des Levens (Joh. 06:22-59) en aan die roeping moet Ik voldoen.

Jezus zocht niet een economische oplossing waar de mens gevoed werd. Het gaat om de oplossing voor de gehele mens, dat wil zeggen voeding en opwassing van binnenuit, door het levende woord van God, dat is een weg van herstel. Het gaat niet om een natuurlijke oplossing, maar om een bovennatuurlijke die allesomvattend is. “Zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid en al het andere zal u toegeworpen worden” . Het Koninkrijk Gods is geestelijk met inclusief het natuurlijke. De mens heeft het omgedraaid. Het heeft en leeft in het natuurlijke met een beetje (of zelf niets) bovennatuurlijks.

“Toen nam de duivel Hem mede naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak van de tempel, en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn Engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot” (Matt. 04:05-06) . Deze verzoeking gaat weer een stap verder. Jezus wordt boven op het dak van de Godsdienst geplaatst. Hij staat hoog (Hij was op twaalfjarige leeftijd al een jongen vol van wijsheid en Hij nam steeds toe in wijsheid en grootte en genade bij God en de mensen). De duivel zegt als het ware: Jouw kan niets meer gebeuren, je bent binnen, de engelen dragen je op hun handen en je stoot je voet aan geen enkele steen, je wordt gedragen door God en de mensen. Maar dan komt het geweldige antwoord dat God inderdaad met de mens is, maar – wat meer is – hij heeft ook een grote verantwoordelijkheid.

Indien wij ons, als wij hoog staan, naar beneden storten, doen wij zelfs iets waarvoor we God de Vader niet kunnen aanroepen. We kunnen super-geestelijk zijn, maar als we met de natuur, met de atoomenergie, met de aarde en met onze gezondheid spelen; of als we geestelijk kunnen zijn, op de rots Jezus Christus kunnen staan, op weg naar de volheid van het Koninkrijk van God, en storten ons naar beneden, naar het aardse niveau, en menen ons kan niets gebeuren, dan verzoeken we God.

 

Dan dagen we Hem uit en gedragen ons als de Israëlieten in de woestijn. Zij, wetende Gods volk te zijn, op weg naar het beloofde land, morden en zochten aards geluk met eten en drinken en vrolijk zijn. Zij verlangden terug naar de vleespotten van Egypte en stortten zich van grote hoogte naar beneden. God ving hun menigmaal op in zijn trouw, maar het uiteindelijke resultaat was dat ze niet binnenkwamen in het beloofde land, het rijk dat God voor hun bestemd had.

Wij mogen dan ook best deze verzoeking zien als truc van satan waarmee hij het volk van God van grote hoogte heeft gehaald. De mens leefde voor het vaderland weg en gaf (geeft) God de schuld als hij niet wordt opgevangen.

Vertrouwen tegenover verzoeking

Het verzoeken van God staat tegenover het vertrouwen op God. Vertrouwen is geloven in Hem met wie je de hele weg, tot het einde, wilt gaan. Dat betekent in vertrouwen met Hem gaan die de waarheid en het leven is en die ons Gods wil heeft doen kennen. Dat betekent niet neerdalen om iets te proberen, maar dat is opstijgen tot die hoogte, dat God zich gaat demonstreren in ons. Dat wij gelijkvormig worden aan het beeld van Christus, opdat de wereld zien zal wie zij doorstoken hebben. Het is de duivel gelukt dat wij ons doel nog niet bereikt hebben, maar – halleluja! – ons de ogen steeds meer geopend worden, zodat wij de verzoekingen van de duivel steeds beter gaan verstaan. Israël en het Christendom gingen onder in de woestijn, omdat zij woestijnchristenen bleven. Zij zagen niet wat God met hen voor had en wat God met de wereld voor heeft. Zij bleven mensen die bleven luisteren naar mensen die voor hun denken wat God denkt. Broeders en zusters, dat kan niet. God wil een persoonlijke band met u door Jezus Christus, door de Heilige Geest. “Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één (Geest geboren)” (Heb. 02:11).

Door die Geest geleid zullen wij ons doel bereiken en de verzoekingen van de duivel afwijzen, omdat wij onze roeping voor het huis Gods gaan verstaan. Het doel van het Christendom is niet op de rug liggen of op handen van engelen gedragen worden, maar at wij op onze voeten gaan staan, krachtig, heilig en sterk, om anderen die falen op te richten, verder te brengen of op de rots te zetten. En die rots is Jezus Christus! Blijf op die rots staan en laat u door de duivel nooit meer van die plaats halen. Weersta hem en hij zal van u vlieden!

“Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U teven, indien Gij U neerwerpt en mij aanbidt. Toen zei Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem” (Matt. 04:08-11) .

 

Ook Jezus moest kiezen!

Ondanks dat Jezus nog niet in het openbaar was opgetreden, wist de duivel al wel wie Jezus was. Hij stelde dan ook alles in het werk om die mens te verleiden of in zijn dienst te krijgen. De duivel had de macht om de koninkrijken van de wereld aan Jezus te schenken. Ook voor Jezus gold toen: Kies dan heden wie gij dienen zult. Het antwoord van Jezus is resoluut. Hij kiest niet voor een aards koningschap. Hij kiest ook niet voor een oplossing, die zelfs nu nog door velen gezocht wordt, om te gaan zitten op een aardse troon. Hij gaat als een eerstgeborene van een nieuw geslacht, God dienen op de manier zoals God dat vanaf het begin gedacht heeft. Hij weet zijn weg en kiest daarvoor. Hij zet zijn leven daarvoor in.

Indien wij ons ook zo instellen zullen de vruchten niet uitblijven en wij zullen rijk worden in Christus. De gemeente wordt en is dan een instrument in de handen van Christus tot heil van de gehele wereld. Dat is een oplossing die eeuwig is. Een eeuwig Koninkrijk met gerechtigheid, inzicht en wijsheid, omdat Jezus daarin de hoeksteen is. Dan is ons leven gevestigd in de wil van God en gaat het de mens goed. Want dan gaat Gods schepping beantwoorden aan het doel waartoe het geschapen, geformeerd en geëvolueerd is. Dan is de schepping één met de Schepper. Dat is Gods plan en wij mogen daarin medearbeiders zijn. (Lees Ef. 01:03-14)

Door uw Heil’ge Geest verlicht, Heer –

leren wij de waarheid Gods –

toe te passen in ons leven –

staan met U als op een rots –

leren lijden, strijden, werken –

zoals U, Heer, zelf het deed –

En voor ons als overwinnaars –

ligt dan ook de kroon gereed.

 

Heer, zo willen wij ons leven –

stellen in uw dienst en dan –

door geloof, geduld, volharding –

bruikbaar wezen voor uw plan: –

ied’re vijand neer te vellen –

opdat hij aan ons niets heeft –

en tot zonen Gods herstellen –

tonen dat U in ons leeft –

Zo uw leven openbaren –

overwinnen op de dood –

iedereen zal dan verklaren –

juichend: “God, wat bent U groot!”

 

De strijd tot herstel door Gert van de Kamp

In de dagbladen “Trouw” en “De Gelderlander” las ik onlangs enige artikelen over twee twistende theolo­gen met als inzet hun ver­schillende beantwoording van de vraag: “Is de dui­vel een realiteit of een schepping van de christe­lijke kerk?”.

Volgens de Zwitserse R.K; exegeet Herbert Haag, emeritus-hoogleraar uit Luzern, behoort de duivel niet tot het christelijke geloofsgoed. Naar zijn zeg­gen is de duivel in de bij­bel slechts een persoon die als randfiguur voorkomt. “De officiële kerk kan de ogen niet sluiten voor dit in de moderne tijd tot stand gekomen inzicht”, aldus de hoogleraar.

Haag kwam tot deze uitspra­ken naar aanleiding van het verschijnen van een in boekvorm verschenen bun­del interviews “Bericht over het geloof” van ene kardinaal Ratzinger. Daarin beschrijft Ratzinger de duivel als een geheimzinnige, maar reële persoonlijkheid en niet slechts een symboli­sche verschijning.

Spreken over de duivel

Zie daar, twee verschillende standpunten over de duivel. Twee hoge pieten van ker­kelijke komaf zitten elkaar in de haren vanwege het al of niet bestaan van de duivel en de mate waarmee men met hem rekening moet houden. De duivel, schep­ping van de kerk, een randfiguur, of een geheim­zinnige, maar reële persoon­lijkheid?

Christenen zeggen weleens: “Je moet niet over de duivel (s)preken want dan geef je hem teveel eer, teveel macht” . Ik vraag mezelf af of de laatste uitspraak reëel te noemen is. Ik geef toe dat je beter niet over de duivel kunt spreken, maar over zijn wezen en de daaruit voortvloeiende praktijken, waarbij je dan altijd als doel voor ogen hebt: Hoe doorzie ik die sluwe draak, zodat ik kan verhinderen dat hij de mens terroriseert en onder­uithaalt. Hoe kan ik samen met God hem in mijn leven overwinnen?

Bovengenoemde vragen zijn niet onbelangrijk in het volle evangelie. Dit streeft immers naar vrijmaking, verlossing en heling van de geknechte mens, opdat de mens naar de van Gods­wege oorspronkelijke posi­tie terugkeert: De mens naar het beeld van God, enkel goed zoals God dat alleen is.

Een vreemde

De duivel, dat is een vreemde voor mij in de zin van: Ik wil geen contact met hem, geen relatie want er is niets vertrouwelijks in hem. Hij is een vreemde voor me, altijd, ook al ken ik zijn streken’.

De bijbel laat ons op vele plaatsen ‘kennis maken’ met die vreemde. (Jes. 25:02) bijvoorbeeld, waarin we zien dat “de burcht der vreemden gemaakt wordt tot wat geen stad meer is” . Laten we vooropstellen dat dit de uiteindelijke bestem­ming van de satan is: God maakt het bolwerk van sa­tan tot wat niets meer is. Er zal geen stad van satan meer zijn, terwijl het Nieu­we Jeruzalem de stad van de toekomst is (Openb. 21:02). In (Ps. 144:001) lezen we: “De vreemde spreekt leugen; zijn rech­terhand is een hand van bedrog” (Groot Nieuws vertaling: Hij liegt zelfs onder ede) .

Het wezen van de duivel is verderfelijk. In (Jer. 30:08) zien we iets van de strijd die God voert en die leidt tot het herstel van de mens: “Op die dag zal het gebeuren, luidt het woord van de Here der heerscharen, dat Ik het juk van hun hals zal ver­breken en hun banden zal verscheuren; vreemden zullen hen niet meer knech­ten” .

De satan ziet de mens het liefst in de verhouding heer/knecht, terwijl God die band gaat verbreken en de mens naast Hem stelt. Het gaat in dit betoog echt niet over hoe ‘belangrijk’ de duivel wel is (al of niet een randfiguur), maar over hoe belangrijk de strijd tegen de mensenmoorder (Joh. 08:44) is, die zal voeren tot het vrij worden van de schepping en daar­mee het herstel van de mens en alles wat leeft. Want één ding is zeker: De schepping komt vrij!

Luther schijnt eens gezegd te hebben: “Ik stel vast dat de hele wereld door de duivel is bezeten” . Misschien zag hij in dat er dus nogal wat werk aan de winkel is. Het gaat bij de strijd in de hemelse gewes­ten (Ef. 06:12) om een proces, niet om een pats- boem-effect in de trend van: Vandaag is de schep­ping nog niet vrij, maar als we één keer strijden, dan wel. Nee, er komt soms veel strijd aan te pas om mensen te bevrijden.

Niet bang zijn

Kort geleden is van de hand van Martie Dieperink het boekje “Jezus of de goeroe” bij Kok Kampen verschenen. De schrijfster heeft theologie en godsdienstwetenschap gestu­deerd en is daarna naar India gegaan en is geheel opgegaan in de oosterse leer en praktijk van de yoga. Ze is bekeerd en schreef een boek over yoga waarin ze aangeeft dat dit een valse weg is. In “Trouw” reageerde dr. R. Kranenborg op dit boekje waarvan hij vond dat het een benauwende taal sprak: “Ook al geeft ze in haar boek soms zeer belangrijke thema’s aan (relatie theologie-godsdienstwetenschap, relatie dialoog-getuigenis, het verschil tussen karma en vergeving, de te mooie beloften van de yoga, enz. toch wordt alles zo overheerst door haar afwijzing en door haar angst voor de duivel dat het boekje nau­welijks één van die vragen uitwerkt” .

Kranenborg verwart hier mijns inziens afwijzing van met angst voor de duivel. Een christen hoeft nooit en te nimmer bang te zijn voor de duivel. Paulus schreef aan de Filippenzen: “Alleen gedraagt u waardig het evangelie van Christus, op­dat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel, medestrijdende voor het geloof aan het evangelie, zonder dat gij u in enig opzicht door de te­genstanders laat beangsti­gen” . We weten dus, dat we nooit onder de indruk hoeven te komen van wat de duivel is of doet. Veel­eer geven we God de eer dat Hij “zijn raadslagen in waarheid en vastigheid” (Jes. 25:01, Statenvertaling) uitvoert, zodat dit uitein­delijk tot volledig herstel zal leiden van u en mij, kortom de hele schepping!

De profeet Zacharia de vrouw in de efa

We richten onze aandacht op het zevende gezicht: de vrouw in de efa. In (Zach. 05:05) horen we: “En de bode die met mij sprak, ging uit en zei tot mij: Hef toch uw ogen en zie, wat is deze, die uitgaat? En ik zei: Wat is dit? En hij zei: Deze is de efa, die uitgaat. En hij zei: Op deze is hun oog in heel het land”.

Nu moeten we bedenken: een efa is een inhoudsmaat. In de Thora vernemen we dat God een rechtvaardige efa wil; daar mag niet mee geknoeid worden: gij zult een volle en zuivere efa hebben, opdat gij lang leeft in het land dat de Here, uw God u geven zal, zo spreekt (Deut. 25:15). De efa moet blijkens dit woord vol zijn, gaaf, het begrip shalom klinkt daarin door, en de tweede conditie is: zuiver, rechtvaardig of waarachtig. Normaal was een efa gevuld met graan, meel of geroosterd koren, kortom met de gaven van het beloofde land. Dat alles was immers een gave van God. Opmerkelijk is dat met de waarachtige efa verbonden was de mogelijkheid om lang te leven in het land dat God gaf. Dezelfde belofte die ook geschonken werd aan hen die hun vader en moeder eerden. Jezus doet eveneens een uitspraak over maten: Met de maat waarmede gij meet, zal u weer gemeten worden.

De efa als beeld van de economie

Nu ziet Zacharia echter een efa, niet gevuld met graan, maar met een vrouw erin. De vrouw zetelt in het midden van de efa, zo wordt er verteld; zij vormt derhalve het middelpunt. De efa nu kan beschouwd worden als een beeld van de economie. Het oog van allen in het gehele land is op deze efa gericht; als we dit op ons laten inwerken, dan beseffen we hoe actueel dat is. De welvaart is de god van deze eeuw geworden.

De vrouw heeft een naam: deze is de goddeloosheid, zo vermeldt het achtste vers. Hier wordt ons getoond dj demonische macht die de economie beheerst. De mens ontvangt niet meer een efa graan of meel, hij ontvangt een efa goddeloosheid. Nu zullen de dagen dus niet verlengd worden; niet zal de mens lang leven in het land dat hem gegeven is. Let er maar eens op hoe talloze gesprekken cirkelen om het thema: de economie; hoe het schijnt alsof bezit de enige waarde is die bestaat. Zoals Paulus zegt: De wortel van alle kwaad is de geldzucht.

Deze vrouw bepaalt de structuur van de maatschappij; we zien een overheid waarvan niet meer gezegd kan worden: zij draagt het zwaard niet tevergeefs, want zij draagt het zwaard in het geheel niet meer of zij hanteert het zwaard tegen de weerlozen en de onschuldigen. Een overheid die niet het zwaard hanteert maar het geld, want het wapen van de moderne overheid is de subsidie; men subsidieert wat elk bestaansrecht ontbeert. Hetzelfde patroon komen we tegen bij de vrouw Izebel die maar liefst achthonderd vijftig profeten had, die van haar tafel aten; ook Izebel hanteerde niet het zwaard maar het geld; ook zij was als een vrouw in een efa: er werd mild en overvloedig gesubsidieerd.

Wat is goddeloosheid?

Laten we er eens wat dieper op ingaan: wat is goddeloosheid? Eén van de meest wezenlijke kenmerken is: de goddeloze is de mens zonder eerbied; zoals de psalmist opmerkt: “De zonde spreekt tot de goddeloze ‘ diep in zijn hart; geen vrees voor God staat hem voor ogen” (Ps. 036:002). Hij kent geen eerbied jegens God. Maar daar blijft het niet bij; de mens die geen ontzag voor zijn Maker heeft, zal ook blijken geen eerbied te hebben voor zijn broeder, voor de mens naast of tegenover hem. En ook daar houdt hij geen halt; ten diepste heeft hij ook geen eerbied voor zichzelf. Vaak wordt dit verband niet zo opgemerkt, en men beseft niet hoe intens deze drie factoren met elkaar verweven zijn. En nog een vierde punt hangt daarmee samen: de goddeloze heeft ook geen eerbied voor zijn „medeschepselen; geen respect voor het dier en geen ontzag voor de aarde.

Waarom is eerbied zo belangrijk? Het is het wezenskenmerk van God: Hij heeft eerbied voor de mens; ten volle neemt Hij deze serieus. God heeft eerbied voor alle levende wezens; in diezelfde psalm wordt van Hem gezegd: mens en dier verlost, bevrijdt Gij, Here. Ja, Hij heeft eerbied voor de aarde, voor al de werken zijner handen. En ten diepste is het alles hierin geworteld: God heeft eerbied voor zichzelf: zichzelf verloochenen kan Hij niet.

Waar de eerbied wegvalt, daar treedt de ontwaarding op. De profeten zijn altijd strijders voor waardigheid geweest. Zo ook de zangers in hun psalmen: Geef de Here heerlijkheid en sterkte, waardigheid en weerbaarheid, zo klinkt het in Psalm 29. Is dat niet de oer toon van de lofzang: dat God de waardigheid wordt gegeven, en dat kan alleen die mens die zelf zijn -waardigheid gevonden heeft, teruggevonden. Het oer lied, dat opwelt uit de grond van het mens-zijn, is het: Geef Hem de waardigheid die Hem eigen is. Dat is niet een lied dat wordt opgelegd, dat is een lied dat opwelt, het komt op uit de diepte, uit de grondstructuren van het menselijk bestaan. Het ware lied welt op; het is niet aangeleerd.

Goddeloosheid is gebrek aan eerbied. Waar de vrouw in de efa regeert, waar de economie heerst, daar sterft de eerbied. In plaats dat de ander-gezien wordt als een Gij, wordt hij gedegradeerd tot voorwerp. Dat is de diepste uitwerking: alles wordt tot voorwerp. In wezen is deze vrouw in die efa zelf ook een voorwerp, want wat moet een mensengestalte in een inhoudsmaat?

De waardevermindering van de moderne mens

In onze moderne westerse samenleving zien we hoe de techniek uiting is van de god-loosheid, de relatiestoornis. De mens wordt gemaakt tot object; men spreekt over goedkope arbeidskrachten; de moderne, industrie liet de arbeiders bij duizenden binnenstromen maar spuwde ze ook weer even snel uit toen ze overbodig waren geworden. De economie schrijft ons voor dat er zoveel mogelijk moet worden geconsumeerd en verbruikt. Het is immers noodzakelijk dat alles snel vervangen wordt. Duurzaamheid kan niet meer. Waarom niet? Omdat de economie het wil.

Het dient in het leven van de mens altijd te gaan om waarde verhoging. Maar de economie heeft dit principe met voeten getreden. Men streeft juist naar waardevermindering. In plaats van vakwerk is er massa productie. Het bijzondere wordt herleid tot eeuwig hetzelfde; zo maakt de machine steeds dezelfde producten (het woord ‘product’ is ook al typerend; de Schrift spreekt een gans andere taal: zij heeft het over werk of vakwerk, en over oogst, maar niet over product) en de arbeider verricht steeds dezelfde handeling. Het handwerk, het kunstenaarschap is hem ontnomen. De moderne mens kan veelal geen kunstenaar meer zijn. Daarin ligt de pijn van zijn bestaan. Daarom schreeuwt hij om een steeds kortere werkweek, maar met zijn vrije tijd weet hij ook niet om te gaan. De mens wordt een voorwerp, dat gebruikt wordt en vervolgens af gedankt: iemand die ouder is dan veertig, komt vaak al niet meer aan de slag. De mens is niet langer onvervangbaar. De eerbied voor het kunstenaarschap in de mens is verdwenen, eveneens de eerbied voor het ongeboren leven en voor de ouderdom is ten grave gedragen.

Het antwoord voor de massamens

De massamens is gecreëerd, als een laatste schuilplaats in deze eerbied-loze tijd; in de massa voelt men zich veilig, want de massamens behoeft niet te antwoorden. Hij kan zich altijd verschuilen achter de publieke opinie. We zien dat ook zo duidelijk in de geschiedenis van Izebel; Elia vraagt aan het volk wie er nu in feite God is en dan staat er: en niet antwoordde het volk hem een woord. De massa is niet in staat om te antwoorden. De massa leeft in een wereld waar geen antwoord klinkt, zoals ook uit het vervolg van het verhaal zo treffend naar voren komt: de profeten van de Baal roepen de naam van Baal aan of in, van de morgen tot de middag, zeggende: Baal, antwoord ons, en geen stem en geen antwoorder; zo luidt vers 26 in het verhaal van (1 Kon. 18:26) En in vers 28 (1 Kon. 18:28) gaan ze voort: en ze riepen met grote stem, maar opnieuw horen we: en geen stem en geen antwoorder en geen opmerken (vers 29) . Het wordt herhaald als een refrein, het eentonige refrein van de massamens, het stereotiepe patroon van de lopende band: geen stem, geen antwoorder, geen opmerken.

Frappant is dat ditzelfde refrein nog een keer ten gehore wordt gebracht, namelijk in verband met Gehazi. De verhalen van Elia en Elisa horen heel wezenlijk bij elkaar; daarom behoeft het ons niet te verbazen dat er onderling dwarsverbindingen tussen beide cyclussen voorkomen. Gehazi wordt met de staf van Elisa gezonden naar de gestorven zoon van de Sunemitische, hij doet wat hem is opgedragen en wat gebeurt er: geen stem en geen opmerken. Hij keert terug en meldt: de jongen is met ontwaakt (2 Kon. 04:31). Daar ontdekken we een niet toevallig verband: Gehazi, hoewel staande in dienst van Elisa, staat geestelijk meer in de lijn van de Baalpriesters dan in de lijn van Elia. Beide verhalen spreken trouwens ook over ontwaken: Elia zegt tot de priesters van de afgod: Misschien slaapt hij en moet hij ontwaken; Gehazi rapporteert: de jongen is niet ontwaakt.

In de religieuze traditie waarin zowel de achthonderd vijftig profeten van de Baal als de profeten leerling Gehazi staan, geldt altoos en immer: er is geen stem en geen antwoorder, geen opmerken. Alleen de God van Israël heeft een stem, alleen Hij is een antwoorder, niemand dan Hij is een opmerker. En de oergrond daarvan is de eerbied.    (wordt vervolgd).

 

Intermezzo door Gerry Velema

De droom

Haar leven was vast gelopen in angst. Ze kwam haast de deur niet meer uit. Angst voor mensen, voor groepen mensen, vreemde mensen; ze was schuw geworden, mensenschuw.

In deze situatie zocht ze nog meer dan ze altijd al had gedaan naar de liefde van God. Ze zocht naar uitkomst, naar waarheid, naar de eigenlijke zin van haar bestaan.

Voor zover ik weet zei het kerkelijk leven haar niet zoveel, zodat ze daar niet uit kon putten om verder te komen. Maar God gaat geen bidder voorbij en laat geen zoeker dwalen. Zijn ogen gaan immers over de ganse aarde, Hij zoekt wie op zijn bijstand wacht!         .

Op een nacht kreeg ze een droom. Ze droomde dat ze in de deuropening stond van een ruimte waar een groep mensen aan tafel zaten. En ze wist dat ze daar zijn moest. Maar niemand lette op haar en nergens was een plaatsje waar ze kon zitten. Bovendien was ze verschrikkelijk bang om naar die mensen toe te gaan. Ze stond in een enorme tweestrijd. Eigenlijk wilde ze wegvluchten, maar aan de andere kant wist ze dat ze daar moest zijn. De angst maakte haar bijna panisch…

Toen klonk er een stem die zei: “Alie, wat kom je hier doen?” Ze antwoordde: “Ik moet hier zijn, daar aan die tafel”. De mensen draaiden zich allemaal om naar haar, ze wenkten en lachten: “Kom maar, kom maar, hier is wel plaats”. En er werd plaats gemaakt voor haar. Ze ging tussen de mensen zitten en keek naar de man tegenover haar. Het was de Here Jezus. Hij lachte ook en zei: “We hebben op je gewacht, nu kunnen we eindelijk het avondmaal beginnen”.

Deze droom veranderde haar leven totaal. De angst voor mensen verdween uit haar leven. Jezus Christus was in haar leven gekomen. Hij had haar gevonden, vernieuwd bevrijd van alle angst… Een ontmoeting met Jezus verandert ons leven!

Na deze droom, en na de veranderingen die Jezus in haar leven bracht, ging ze op zoek naar geloofsgenoten, naar mensen die ook beleefden dat Jezus je leven totaal verandert en vernieuwt. Zo hebben we elkaar ontmoet.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Gert Jan Doornink

In dit nummer treft u de 16e aflevering aan van de serie: “Geestelijk licht op de eindtijd” door Wim te Dorsthorst. De serie is hiermee beëindigd.

  1. zijn broeder Te Dorst­horst bijzonder dankbaar voor het samenstellen van deze artikelenserie, welke zeer veel tijd en onder­zoek vergde. Sommige on­derwerpen in deze serie werden, voor zover ons bekend, voor het eerst op een dergelijke uitvoerige wijze behandeld.

Uiteraard is de serie niet bedoeld om als een soort ‘wet van Meden en Perzen’ gehanteerd te worden, wel om ons geestelijk aan het denken te zetten èn ons los te maken van de vele natuurlijke, aardsgerichte visies van deze tijd. Want het is alléén de Hei­lige Geest die ons in deze eindtijd leidt in alle waar­heid!

We zijn blij dat broeder Te Dorsthorst ook in de toe­komst blijft schrijven voor ons blad. In de komende nummers kunt u nieuwe artikelen van hem verwachten.

 

 

 

God aanbidden in waarheid door Liesbeth Seepma

Want de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten aanbid­den in geest en in waar­heid” (Joh. 04:23-24) .

Waarschijnlijk zullen velen van jullie deze uitspraak van de Here Jezus wel ken­nen. Deze uitspraak doet hij naar aanleiding van een gesprek dat Hij heeft met een Samaritaanse vrouw. In dit gesprek vraagt zij Hem, waar men eigenlijk hoort te aanbidden, waarop Jezus haar het bovenstaan­de antwoord geeft. Dit antwoord betekent voor deze vrouw, die zondig leefde, ontzettend veel, omdat haar leven radicaal veranderde.

Wat is aanbidden?

Ik ben ervan overtuigd, dat deze uitspraak ook voor ons heel belangrijk is. Speciaal als je jong bent, is het belangrijk om te weten wat het betekent om God te aanbidden in waarheid. Want wat is nu eigenlijk precies ‘aanbid­den’? Hoe doe je dat in de praktijk? En wanneer ben je er zeker van, dat je ‘aanbidt in waarheid’? Samen willen we proberen om hierop een antwoord te vinden.        

Uit het antwoord dat de Here Jezus aan de Samari­taanse vrouw geeft, blijkt wel, dat het er niet om gaat waar je God aanbidt, maar hoe je Hem aanbidt. Aanbidding vindt namelijk niet plaats op een bepaald moment of op een bepaalde plaats, maar aanbidding is een levenshouding, en wel een levenshouding tegenover God, onze Schepper. Weet je wat ik denk dat volmaakte aanbidding in mijn leven inhoudt? Het betekent, dat ik mijn leven aan God (terug-) geef. Aanbidding is volledige overgave aan God. Eigenlijk is het zo, dat ons leven één voort­durende aanbidding mag zijn. Je aanbidt God niet alleen door het buigen van je knieën of het opheffen van je handen. Je aanbidt God vooral door je manier van leven.

Het is een voortdurend verlangen om Gods nabijheid te voelen, een voortdurend verlangen om te zijn ’in de voorhoven van onze God’. Dat is nu aanbidden in geest: een onzichtbare, maar voortdurende onderwerping aan God, op alle terreinen van je leven. Dus niet alleen in je stille tijd. Ook in de tijd op school, ook op je werk, ook tijdens je studie, ook wanneer je (in)slaapt of wakker wordt, ook als je samen bent met je vriend of vriendin. Op al deze terreinen wil God zó graag jouw verlangen voelen naar Zijn Aanwezigheid, jouw verlangen naar onderwerping aan Zijn wil. En aan dat verlangen zal Hij zeker beantwoorden, want Zijn wil voor jouw leven is het goede, het welgevallige en het volkomene.

Aanbidden in waarheid

Maar nu het aanbidden in waarheid. Wat zou Jezus bedoeld hebben met Zijn gezegde, dat de waarach­tige aanbidders de Vader zullen aanbidden in waarheid? Als aanbidding werkelijk een levenshou­ding is, dan zou hieruit

voortvloeien dat je een waarachtige aanbidder bent als jouw levenshouding wordt gekenmerkt door waarheid. Waarheid, en niets dan waarheid, op alle terreinen van je leven. Zuiverheid, op elk moment, in elke situatie.

Dat valt niet altijd mee.

Maar God wil het. Niet omdat Hij een tiran is, die uit alle macht in ons leven de dienst wil uitmaken, maar omdat Hij onze Schepper is, die weet, dat de waarheid ons in het licht brengt, die weet dat waarheid, ook in de kleinste dingen, ons vrijmaakt! (Joh. 08:32). En wat is dat reëel! Als je op elk terrein van je leven echt, zuiver, eerlijk bent, dan zul je een grote bevrijding meemaken!

Weet je, soms is het wel eens moeilijk om waarheid te spreken. Het kan je bang maken. Maar waarvoor eigenlijk? Voor God? Dan is die angst ongegrond, want God is blij met de waarheid. God is vóór je, en als Hij voor ons is, wie zal tegen ons zijn? De duivel is tegen ons. Hij doet zijn uiterste best Leugen’ genoemd (Joh. 08:44) Maar onze Heer is de Vader der waarheid.

Waarheid maakt vrij! Waarheid spreken kan op sommige momenten betekenen, dat je je ongelijk zult moeten bekennen.

Het kan betekenen, dat je de ‘verliezer’ bent, dat je voor de mensen in je omgeving ‘in waarde daalt! Soms kost de waarheid spreken je voor je gevoel zó veel, dat je geneigd bent om te denken: ‘och, laat maar zitten’. Maar datgene wat dan inderdaad – blijft zitten, is dat kleine leugentje-om- bestwil, is die ruzie, die woordenwisseling. En zulke dingen moet je niet laten zitten, ook al lijken ze nóg zo klein, want ze ” maken een slaaf van je, een slaaf van de zonde.  Waarheid, ook al kost het je op aarde veel, maakt je in de hemel vrij! -a, onze Vader zoekt zulke aanbidders, aanbidders in geest en in waarheid, door heel hun leven heen. O, laten wij toch zulke aanbidders zijn! Jonge, vurige aanbidders in waarheid! Als wij daar naar toe groeien, wat zal onze zuiverheid dan een getuigenis zijn voor de wereld om ons heen. En dit ‘aanbidden in waarheid’ hoeven wij niet alléén te doen. De Here Jezus is geen Hogepriester, die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar die in alle dingen op dezelfde manier werd verzocht, echter zonder te zondigen. Daarom ook kan Hij voor ons pleiten bij God, de Vader. Dit deed Hij overi­gens ook al toen Hij nog op aarde was. In het Hoge­priesterlijk Gebed bidt Hij voor ons: “Heilig hen in Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid” (Joh. 17:17). De voorbede van zo’n Hoge- priester maakt, dat jij en ik waarachtige aanbidders kunnen zijn, aanbidders in waarheid.

 

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 16 –

Gods proclamatie: “Het is geschied”

In het rijk der duisternis wordt alles gemobiliseerd om de gemeente, die ze hebben zien opstijgen (Openb. 11:12b), achterna te trekken. Zelfs de koningen van de opgang der zon (het oosten), dat zijn de hemelvorsten van de oosterse godsdiensten, sluiten zich aan bij Babel, bij de antichrist. “De koningen der gehele wereld, worden verzameld tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God” (Openb. 16:12-14). Geheel volgens de wil van God verzamelt de antichrist hen op de plaats die in het Hebreeuws genoemd wordt Armageddon (Openb. 16:16) .

Zeer veel profetieën worden nu vervuld, want over dit moment is zeer veel geprofeteerd. Zo lezen we in (Sef. 03:08): “Daarom, wacht op Mij, luidt het woord des Heren, ten dage dat Ik zal opstaan tot de buit; want mijn vonnis is, volken te vergaderen, koninkrijken te verzamelen, over hen mijn gramschap uit te gieten, heel mijn brandende toorn, want door het vuur van mijn na-ijver zal de ganse aarde verteerd worden. Ook het profetische woord van Micha gaat in vervulling: “Maar zij kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer”. Alles zal volgens Gods raadsbesluiten geschieden tot het einde toe.

Nu is het grote moment aangebroken: “En de zevende engel goot zijn schaal uit in de lucht en er kwam een luide stem uit de tempel van de troon, zeggende: Het is geschied. En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen geweest is, sedert een mens op de aarde was: zó hevig was deze aardbeving, zó groot” (Openb. 16:17-18). Uit de toorn van God, in het hemels heiligdom, klinkt met luide stem de proclamatie: Het is geschied. Dat doet ons onmiddellijk denken aan de woorden van Jezus Christus op het kruis bij zijn sterven als Hij uitroept: het is volbracht. Er is een diepe overeenkomst tussen deze twee momenten. Profetisch heeft Jezus gezegd: Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden. Op het kruis van Golgotha heeft Jezus in principe de overwinning behaald, die nu is geschied. Nu wordt de overste van deze wereld, de duivel, ontdaan van zijn macht en geketend in de afgrond geworpen.

De Here zal hen doden door zijn adem

Wat er geschiedt bij het treffen van de twee legers in de hemelse gewesten, lezen we in (Openb. 19:11-16): “En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. En zijn ogen waren een vuurvlam en op r :n hoofd waren vele kronen en Hij droeg een „schreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods. En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen. En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren”.

Nooit zal iemand zich kunnen beroemen op eigen kracht of prestatie in de zichtbare wereld, want is ook hier weer ‘het woord Gods’ gepersonifieerd in Jezus Christus en de heerscharen (de gemeente) ‘die in de hemelen zijn’. (Engelen trekken nooit uit op witte paarden, welk beeld is van de Heilige Geest) . Allen die zich vrijwillig verbonden hebben met de antichrist, die dus het beest en zijn beeld aanbidden en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangen hebben (Openb. 14:09), zullen uit hun lichamen treden en met de machten waarmee ze verbonden zijn, meegevoerd worden naar de verzamelplaats Armageddon. De lichamen blijven dood achter en worden prijsgegeven aan de ontbinding^ Dit in tegenstelling met de lichamen van de gedode getuigen die niet ontbinden maar opstaan en onvergankelijkheid aandoen door de kracht van de Heilige Geest (Openb. 11 en 12). Dit is ook een oogst. Een zeer droeve oogst, zou men kunnen zeggen, want hun deel is gelijk aan de machten die ze lief hadden (Rom. 01:18-21) .

“En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees. (Openb. 19:19-21). Dit is het einde van de antichrist het beest. Paulus zegt in (2 Thess. 02:08) dat de Here hem zal doden door de adem van zijn mond. Als eerste komen ze in de poel des vuurs, waar uiteindelijk het hele rijk der duisternis zal komen, want het is voor hen bereid, zegt Jezus.

Gevallen is de grote stad Babylon…

Het fundament van Babel was het beest, wat nu niet meer is, en de grote stad wordt voor God in gedachtenis gebracht (Openb. 16:19;          Openb. 18:5). “Daarom zullen haar plagen op één dag komen: dood en rouw en hongersnood, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Here God, die haar geoordeeld heeft (Openb. 18:08) . Ook over het oordeel van Babel hebben de profeten veel gesproken en de ondergang door de Heer voorzegt (zie onder andere Sef. 02:13-15; Job 18:17-21 en Ps. 021:009-014).

De profeet Jesaja zegt in die geweldige hoofdstukken 13 en 14: “Zo sta Ik tegen hen op, luidt het woord van de Here der heerscharen en Ik roei van Babel uit naam en rest, telg en spruit, luidt het woord des Heren. En Ik zal het maken tot een bezit van roerdompen en tot waterpoelen en Ik zal het wegbezemen met de bezem der verdelging, luidt het woord van de Here der heerscharen” (Jes. 14:22-23) . Zo zal de grote stad Babel, die gehoereerd heeft met al de koningen der aarde, roemloos ten onder gaan. Als een jubelroep klinkt uit de mond van de engel: “Gevallen, gevallen is de grote stad Babylon” (Openb. 18:01-02a). “Hierna hoorde ik als een luide stem ener grote schare in de hemel zeggen: Halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God, want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf, en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist. En zij zeiden ten tweeden male: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheden. En de vierentwintig oudsten en de vier dieren wierpen zich neder en aanbaden God, die op de troon gezeten is, en zij zeiden: Amen, Halleluja! En een stem ging uit van de troon, zeggende:

ooft onze God, al zijn knechten, die Hem vreest, gij kleinen en gij groten!” (Openb. 19:01-05) .

“In het dodenrijk wordt gij neer geworpen, in het diepste der groeve” (Jes. 14:15). Satan heeft zijn rijk in elkaar zien storten. Hij heeft aan het beest uit de afgrond zijn kracht en zijn troon afgestaan (Openb. 13:02b) . Het beest heeft Babel van alle luister beroofd en berooid en naakt gemaakt (Openb. 17:16) . Het beest en de valse profeet (de antichrist) zijn geworpen in de poel des vuurs. Babel, zijn trots, is zoals men een molensteen in de zee werpt, in de afgrond geworpen (Openb. 18:21). Zoals hij zelf altijd gehandeld heeft: stelen,  slachten en verdelgen (Joh. 10:10a) , zo is het met hem nu zelf vergaan. Hij wordt geketend en in de afgrond opgesloten. “En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren” (Openb. 20:01-03a) .

Een nieuw begin met de bruiloft des Lams

Dit kan men het einde van de eindtijd noemen, waar we in deze artikelenserie wat licht op hebben laten schijnen. Het is nog verre van volledig, maar de Heilige Geest zal steeds verder gaan met de openbaring in de gemeente van Jezus Christus. “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt”, is daarom het advies van onze Heer.

Nu breekt een hele nieuwe bedeling aan: ‘Het duizendjarig vrederijk’. Voor de hele schepping een tijd van volledig herstel, zonder verstoring vanuit het rijk der duisternis. De heerschappij is aan Jezus Christus en de gemeente, die als koningen en priesters zullen regeren die duizend jaar. De gemeente is tot volheid gekomen, is verheerlijkt en ze hebben samen met hun Heer gezegevierd “op de grote dag van de almachtige God’ (Openb. 16:14b) . Van de gemeente wordt gezegd in (Openb. 14:04b-05): “Dezen zijn gekocht uit  mensen als eerstelingen voor God en-het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk”.

Zo heeft de vrouw zich gereed gemaakt en alvorens het duizendjarig rijk aanvangt, vindt de bruiloft des Lams plaats. “En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard. Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen. En hij zeide: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams. En hij zeide tot mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God. En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie” (Openb. 19:06-10) .

 

De Waarheid (gedicht) door Piet Snaphaan

De waarheid biedt ons zekerheid

Van bovenaf gegeven

Ze brengt waarachtig leven voort

Verdrijft de leugen die verstoort

Door ’t licht wordt hij verdreven.

 

De waarheid, zij is radicaal

Onfeilbaar in haar wezen

Zij is de weg tot heerlijkheid

Ja tot in alle eeuwigheid

Zij God daarvoor geprezen.

 

De waarheid, ’t is de liefde Gods

Gods Woord brengt heil en zegen

Het brengt de ware levensvreugd

Wat ons verblijdt, wat ons verheugt

De leugen staat ons tegen.

 

De waarheid immers ’t is God zelf

Hij inspireert gedachten

Gedachten Gods zijn positief

Heb daarom steeds de waarheid lief

En weerstaat de machten.