Selecteer een pagina

Levend Geloof – 215

1981.05 nr. 215

Hoe werkt God aan ons herstel?

Onze God is een God van herstel. Zo is Hij; zo is zijn wezen. Maar willen we eens nadenken over de vraag: hoe is Gods werkwijze? Hoe gaat Hij herstellen? Kunnen we daar iets van ontdekken? Of is het een kwestie van afwachten? Mozes bad een merkwaardig gebed: “Maak mij Uw wegen bekend zodat ik U ken” Exodus 33 vers 13 (Ex. 33:13). Hij verlangde iets te mogen verstaan van de wegen die God bewandelt om tot zijn doel te komen. En inderdaad werd dit gebed verhoord, want we lezen in de Psalmen: “Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, aan de kinderen Israëls zijn daden” Psalm 103 vers 7 (Ps. 103:007).

Gods wil is: Volledig herstel

Zo heeft God ook wegen tot herstel. Zo heeft God ook wegen voor de gemeente. Vaak denken wij bij herstel alleen aan genezing van het lichaam. Maar het plan van God reikt veel verder. Er zijn die­pere lagen in ons wezen die herstel behoeven. Iemand kan soms jaren een kind van God zijn en toch is zijn innerlijk nog beschadigd. De wonden van het verleden zijn nog in zijn ziel. Duister­nis heeft zich vastgesteld in de hoeken van zijn hart. Diep verborgen pijn draagt hij altijd met zich mee. Hoe denken wij eigenlijk over het her­stel van de inwendige mens? Een haalbare zaak? Of moeten we maar leren leven met wat we dan misschien wel ons karakter noemen? Hebben we wel eens bedacht wat in dit verband het woord uit Jesaja 53 zou kunnen betekenen: “Door zijn striemen is onze genezing geworden?” Tenslotte heeft Jezus niet alleen maar naar het lichaam geleden. Hij sprak ook: “Mijn ziel is zeer be­droefd, tot sterven toe”. Hij kon zeggen met de psalmist: “Mijn ziel is verzadigd van rampen, mijn leven is het dodenrijk nabij. Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd, in duistere plaatsen, in diepten. Mijn bekenden zijn een en al duis­ternis, vriend en metgezel hebt Gij van mij ver­wijderd” Psalm 88 vers 4, 7, 19 (Ps. 088:004; Ps. 088:007; Ps. 088:019). Aan het kruis was Je­zus de geslagene en verdrukte. Hij werd geslagen en verbrijzeld, maar niet alleen in zijn lichaam doch vooral in zijn geest. De striemen van de duisternis trokken hun sporen in zijn smetteloze ziel.

Wat is de weg tot innerlijk herstel?

En wat betekent dat voor ons? Dat betekent: er is een weg tot herstel, innerlijk herstel. Dat is het evangelie van Jezus. Hij kwam om alle treurenden te troosten, om vreugdeolie te bren­gen in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. Dat is het plan van Je­zus voor de enkeling en voor de gemeente. Toen Jezus de weg ging van het kruis, toen zag Hij voor zich mensen met vreugdeolie, mensen met een lofgewaad. Dat zou zijn loon zijn. Hij wist: Ik ga niet voor niets, mijn weg zal niet vergeefs zijn. Hij zag de geslagen mens, de kwijnende mens en Hij dacht: Wat geweldig! Straks wordt het anders. Hij zag in de geest een gemeente met lofgewaad. Dat zou het loon zijn op zijn arbeid. Dat is Gods doel vandaag. God herstelt de mens. God herstelt de gemeente. Of hebben wij mis­schien de moed opgegeven? Hebben we misschien onze broeder of zuster afgeschreven en gedacht: dat wordt toch niets. Hebben we wellicht onszelf afgeschreven en gezegd: ik wordt toch nooit an­ders, ik zal het nooit leren. Of hebben we soms in stilte de gemeente afgeschreven: dat lofgewaad? vergeet het maar; dat komt er nooit. Heb­ben we nog hoop? Hoop voor die ander, hoop voor onszelf, hoop voor de gemeente?

Eén uitgangspunt kan ons helpen: we hebben een God die niemand afschrijft. Zo is Hij. Dat is zijn wezen. Dat is zijn barmhartigheid en zijn barmhartigheden hebben geen einde. Dat vertelt ons het woord van God, in Klaagliederen nog wel.

Maar de vraag is: hoe herstelt God? Want soms missen we de boot, omdat we Gods weg niet zien. We doen ons best, we gaan op onze tenen staan, we zoeken naar genezing, naar overwinning, en het lukt niet, we kunnen het niet pakken. Ten­slotte klappen we neer en we schikken ons in ons lot. Voor ons is het niet, zeggen we dan. En we denken: mij krijgen ze niet meer in beweging; ik probeer het niet meer, ik heb vaak genoeg mijn hoofd gestoten.

Hoe komt dat? Mensen die teleurgesteld zijn. Vaak zijn we vergeten of misschien hebben we het nooit geweten: God houdt er een speciale manier van herstellen op na. Soms denken wij: even bid­den, en dan doet God het. Of Hij doet het niet. Dan heb je pech gehad. Het is net een lot uit de loterij. Zomaar op een keer krijg je wat. Of niet. Van het ene moment op het andere kun je zomaar in één klap schatrijk worden. Tenminste: als je geluk hebt.

God geeft een weg aan die leidt tot herstel

Maar zo werkt God niet. Wat is Gods manier van doen dan wel? God is niet onberekenbaar, God is liefde; God is persoonlijk. Hij geeft een weg aan die leidt tot herstel. God zegt: Ik geef je mijn gedachten. Als mijn gedachten in jou komen, zullen zij je ziel genezen.

Spreuken 4 laat ons dit geheim zien: “Mijn zoon, merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn re­denen. Laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart. Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam” Spreuken 4 vers 20 tot en met 22 (Spr. 04:20-22) .

Wist u dat? Wist u dat de gedachten Gods gene­zend werken? Ze zijn medicijn, zegt de Statenver­taling. En wat doe je met medicijnen? U weet wel, dan moet je kijken wat er op staat: driemaal daags innemen. Zeg je dan na een dag: zie je wel, het helpt niets; ik voel me nog beroerd. Neen, je gaat door met slikken. En je denkt: het is goed voor me, want de dokter heeft het gezegd.

Ik ben je Heelmeester, zegt de Heer. Neem in wat Ik je geef. Neem mijn gedachten, neem ze in je op, drink ze in, laat ze doordringen in je ziel, in je geest, in de diepste lagen van je wezen, ze zijn goed voor je. Want, zegt de Heer, Ik weet welke gedachten Ik over je koester, gedach­ten van vrede en niet van onheil.

Gods gedachten werken genezend

Er is één verschil. Bij medicijnen moet je voor­zichtig zijn; pas op voor een overdosis. Dat kan je dood zijn. Bij de gedachten Gods hoef je niet bang te wezen. Je kunt er nooit teveel van ne­men. Het is je leven. Het volk in de balling­schap zag het niet meer zitten. Wat doet God in dat geval? God gaat tot hen spreken. God zegt: “Troost, troost mijn volk, spreek tot het hart van Jeruzalem” Jesaja 40 vers 1 en 2 (Jes. 40:01-02). God geeft hun zijn gedachten. Zo geneest Hij zijn volk.

Dat is Gods weg. Gods weg met ons. Gods weg met de gemeente. Hij spreekt tot je hart. Hij legt zijn gedachten in je. Dat is heil. Dat is he­ling. God zegt: Ik kom eens met je praten. Dat zal je goed doen. Daar knap je van op.

Gods volk was afgedwaald, ver van de Vader, ge­vangen door vreemde góden. Wat doet God? “Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart” Hosea 2 vers 13 (Hos. 02:13).

God zegt: Ik geef ze mijn gedachten. Zo geneest hun hart. Dan wordt het dal Achor, het puin dal, deur der hoop. God zegt: misschien is je hart een dal, diepte van ellende, dal vol van puin, puinhopen van je leven. Maar Ik kom naar je toe, Ik neem je mee, je gaat met Mij mee en Ik leg mijn gedachten in jouw moede hart, en mijn ge­dachten geven hoop, een deur gaat open in je ziel. Dan zegt Hosea, dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte. Dat is herstel. Dagen van verlossing breken aan. Je kunt weer zingen. Waar haal je het vandaan? Je hebt gedachten Gods gehoord. Gedachten Gods doen zingen. Waar ge­dachten van God binnenkomen, daar begint altijd iets te zingen.

Het was een koude, kille tijd. Je was ver van huis en donker was de nacht. Het was winter, barre, wit gevroren winter. Wat doet God? “Voor u die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtig­heid opgaan” Maleachi 4 vers 2 (Mal. 04:02). Zo is God. Zo is Jezus. Zo zijn de gedachten Gods. Als een hoogtezon. Dat is warmte die helpt. Warmte die geneest.

Wat doe je? Je zegt: God, hier ben ik. Ik gooi mijn ramen open en mijn deuren open, gordijnen opzij, luiken opzij, en nu: kom maar, God, met uw licht, met uw warmte, laat de stroom van uw gedachten komen in mijn hart. Ik laat mij be­stralen door U. Dat is een goed soort bestraling. Want, zegt Maleachi, er zal genezing zijn onder haar vleugelen. God zegt: Ik wil zo graag wat nieuws leggen in je hart, mag Ik wat nieuws leg­gen in de gemeente?

Hoe geneest God? Hoe herstelt God de gemeente? Door ons te drenken, te vullen met zijn gedach­ten. Daar wordt je warm van; daar wordt je licht van. Daar wordt de gemeente warm van; daar wordt de gemeente licht van. Gods gedachten genezen, heilzaam en diep. Laat oude wonden wegsmelten, de harde korst van oude wonden. Want: Gods lief­de is als het zonlicht; het straalt naar ieder­een uit.           Nico Goverts.

 

De vrijheid die Christus geeft

 

Wanneer Paulus is Galaten 5 vers 1 (Gal. 05:01) schrijft over de vrijheid die wij in Chris­tus bezitten, raakt hij on­getwijfeld één van de kern­punten van het christelijk geloof. Wie Christus heeft leren kennen is waarlijk vrij! Wat een verschil met de vrijheid die de mens zonder Christus meent te bezitten. In deze tijd met zijn roep om “vrijheid”, wordt trouwens zelfs door sommige niet-christenen deze vrijheid onderkent als surrogaat en met een des illusionerende werking.

Jezus zelf sprak dat alleen de vrijheid die Hij geeft de werkelijke vrijheid is. Johannes 8 vers 36 (Joh. 08:36). Hij toonde dit door de mensen die tot Hem kwamen te bevrijden uit de macht van satan. Hij wil ook vandaag, ieder die in het geloof tot Hem komt, de echte en blijvende vrijheid geven!

Let er echter wel op dat Christus de gever is. Dat wil zeggen: Hij biedt het aan. En zoals een cadeau aan­genomen wordt, zo zal ook deze vrijheid in ontvangst genomen moeten worden. Bo­vendien gaan we een cadeautje uitpakken en er iets mee doen. Zo zal ook de vrij­heid die Christus ons geeft beleefd moeten worden. Niet om te gebruiken “als een aanleiding voor het vlees, maar door elkander te die­nen door de liefde”, zegt Paulus in Galaten 5:13 (Gal 05:13).

Elkaar dienen door de lief­de houdt in dat we elkaar helpen om de volle weg met Jezus te gaan. De weg die Paulus noemt een “wandelen door de Geest”. Door de Heilige Geest kunnen we de vrijheid van Christus wer­kelijk beleven, ook in het gewone, dagelijkse leven. Door de Heilige Geest kun­nen we ook standhouden en overwinnen en laten ons niet weer een slavenjuk op­leggen. Want satan haat de beleving van de werkelijke vrijheid die wij in Chris­tus bezitten.

Galaten 5:13 zegt dat wij geroepen zijn om vrij te zijn! Bent ook u gehoorzaam aan deze roeping?

 

Bedacht zijn op de dingen van Gods Koninkrijk door H. J. Scholten

 

Wij zijn dankbaar steeds weer samen de dingen van het Koninkrijk Gods te mogen overdenken. De volgende teksten uit de Handelingen der apostelen, hoofdstuk 28 vers 22 tot en met 24 lezen we aandachtig.

“Maar wij stellen het wel op prijs van u te vernemen, welke uw denkbeelden zijn, want wat deze sekte betreft, ons is bekend, dat zij over­al tegenspraak vindt.

En nadat zij een dag met hem hadden afgesproken, kwamen verscheidenen tot hem in zijn verblijf, wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods voorstelde, pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de profeten, van de vroe­ge morgen tot de avond toe. En sommigen gaven wel gehoor aan hetgeen gezegd werd, maar anderen bleven ongelo­vig”.

De apostel Paulus ontvangt in zijn verblijf te Rome de voormannen der Joden voor een Bijbelstudie en men kijkt niet op een paar uurt­jes. Van de vroege morgen tot de late avond is men be­zig met de dingen van het Koninkrijk Gods en wordt er over Jezus gesproken. Vooraf lieten deze voormannen aan Paulus weten dat ze hem een sektariër vinden en ze stel­len zich voorzichtig op. Paulus maakt zich er niet druk om, want hij weet wie zijn Zender is. Een sektelid is iemand, die zich losge­maakt heeft van een gevestigd, godsdienstig systeem en daarin was Paulus wel echt een volgeling van Jezus Christus. Want ook van Jezus werd gezegd, dat Hij een ‘nieuwe leer met gezag’ bracht en de scharen ver­leidde.

Stel eens, dat wij wetsgetrouwe Joden waren geweest en in de dagen van Jezus’ omwandeling op aarde geleefd zouden hebben? Zouden wij wellicht Jezus ook niet heb­ben afgewezen en met velen gezegd hebben: “Neen, maar Hij verleidt de schare?” Johannes 7 vers 12 (Joh. 07:12). Wij zullen al die Joden maar niet te snel veroordelen.

Stel eens, dat wij als tra­ditionele, orthodoxe chris­tenen met een gedegen calvinistische opvoeding erbij gestaan zouden hebben toen Jezus boze en onreine gees­ten bij de mensen uitdreef? Als we gehoord hadden dat deze boze geesten onder luid geschreeuw deze gebonden mensen verlieten? Wellicht hadden we gezegd: “Is dit alles wel van God? Wat is dat voor vreemd gedoe?” Onze calvinistische haren waren zeer zeker steil te berge gerezen.

Ten opzichte van de Joden uit de dagen van Jezus en Paulus is er ook in onze da­gen niet zo bijzonder veel veranderd. Vele christenen weten, eerlijk gezegd, niet goed raad met de woorden van Jezus uit Markus 16 vers 17 en 18 (Mark. 16:17-18): “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als te­kenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zul­len zij de handen leggen en zij zullen genezen worden”.

Velen zijn opgelucht te kun­nen zeggen: “Het staat tus­sen haakjes en we weten niet zeker of dit wel woorden van Jezus zelf zijn”. Daarmede is dan voor velen de kous af.

Vele christenen nemen aanstoot aan Jezus

Als je met kerkchristenen over deze dingen spreekt.. be­merk je al gauw een geest van verzet en geprikkeld­heid. “Zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt”, zegt Jezus. Onbewust is Jezus nog vaak een aanstoot en een ergernis voor vele christe­nen.

Als wij dan in onze volle evangeliegemeenten wél op de woorden van Jezus ingaan en ze in praktijk brengen, komt er dikwijls een verholen kritiek vanuit het gevestig­de kerkchristendom. Men zegt het nog niet altijd hardop, maar vindt wel dat we ook min of meer sektarisch zijn.

Doch als men eerlijk wil zijn zal men moeten toege­ven, op grond van Gods Woord, dat vele kerken ver afgedre­ven zijn van bepaalde, gees­telijke waarheden en dat er een grote demonenblindheid heerst.

Ook wat de gaven van de Hei­lige Geest betreft heerst er een grote onkunde in de tra­ditionele kerken. We herin­neren ons een serie artikelen, geschreven door een hoogleraar vanuit de gereformeerde gezindte, waarin het ging over de gaven van de Heilige Geest en hoe het nu was in de kerken. Deze hoogleraar moest schrijven: “Vele hoofdstukken uit de bijbel zijn in onze kerken nog gesloten, vooral de hoofdstukken 12 en 14 uit de eerste brief aan Korinthe waar we veelal nog niet goed raad mee weten”. Hij beëindigde zijn serie als volgt: “Moge de Here God ons uitdrijven in het gebed, zodat wij in onze kerken deze dingen be­ter zullen gaan verstaan”.

Dit is al weer jaren geleden en er is in die kerken nog niets veranderd. Men kan er wel mooi over schrijven, maar men houdt toch de voet tegen de deur als het onderwerp ‘geestesgaven’ aan de orde komt. En zo blijft alles bij het oude.

Als de apostel Paulus voor de stadhouder Felix moet ver­schijnen, zegt hij tot hem: “Maar dit erken ik voor u, dat ik naar die weg, die zij een sekte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer, gelovende al hetgeen in de wet en de profeten geschreven staat” Handelingen 24 vers 14 (Hand. 24:14).

Wij zijn geroepen discipelen van Gods koninkrijk te zijn

Als volle-evangelie-christenen hebben wij dezelfde pas­sie als een Paulus en wij hebben een verlangen om ware discipelen te zijn van het Koninkrijk der hemelen. Doop en vervulling met de Heilige Geest is noodzakelijk om be­dacht te zijn op de dingen Gods. Wij willen het gebod van Jezus volbrengen: “Drijft handel, totdat Ik terugkom!” Lucas 19 vers 13 (Luc. 19:13).

Jezus is ons in alles een voorbeeld geweest opdat wij in Zijn voetstappen zouden treden 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21). “Want hiertoe zijt gij geroepen”, zegt de apostel.

Wij zijn niet geroepen om al­leen maar zondag op zondag naar een gedegen preek te luisteren en dan weer over te gaan tot de orde van de dag. Dit is het levenspatroon van vele christenen en hun enigste verandering is dat ze ouder worden. Neen, wij zijn geroepen tot daders van het Woord. Maar dan steekt het ‘vrome’ verzet z’n kop op. Hoorders van het Woord zijn er echter genoeg.

We lezen nu uit Matteüs 4 vers 23 tot en met 25(Matt. 04:23-25):

“En Hij trok rond in geheel Galiléa en leerde in hun sy­nagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk Gods en genas alle ziekte en kwaal onder het volk. En het gerucht van Hem drong door tot in geheel Syrië; en men bracht tot Hem allen, die ernstig ongesteld waren, ge­kweld door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen en maanzieken en verlamden en Hij genas hen”.

Dit alles behoorde bij de prediking van het Koninkrijk Gods. Wie is er op bedacht? Hoe is het nu in onze tijd? Hoe is het in de kerken? Zijn er niet velen ziek en gebonden? Wellicht nog meer als in de dagen van Jezus op aarde. Zijn velen niet over­weldigd door de duivel en worden velen niet gekweld? De inrichtingen zitten vol met neurotische mensen; steeds meer psychiaters ko­men er bij. De gevangenissen zitten vol met uit het lood geslagen en agressieve men­sen. De kalmerende pillen vliegen bij duizenden de farmaceutische fabrieken uit. Het zijn hoogtijdagen voor de vorst der duister­nis.

Dokters en psychiaters heb­ben veelal de plaats ingeno­men van de grote Heelmeester Jezus Christus. En als deze mensen ook niet meer kunnen helpen, nemen velen de toe­vlucht tot allerlei kwakzal­vers, kruidendokters, magne­tiseurs en strijkers.

“Zal een volk niet zijn God vragen?” zegt de profeet Jesaja.

Wat doet het gevestigde christendom nu met al deze zieke en gebonden mensen. Hebben ze een antwoord? Een verlossend en bevrijdend antwoord? Maar dan ook met de daad bij het Woord!

Bezitten wij Godsdienstig of geestelijk besef?

Als kinderen Gods hebben wij een heerlijke taak. Kennen wij de Schrift en de kracht Gods? Wat bezitten wij: een godsdienstig of een geeste­lijk besef?

Er behoort geestelijke groei en vooruitgang te zijn onder Gods volk. Men kan toch niet ten eeuwige dage alleen maar blijven prediken over zonde, genade en uitverkiezing? We weten dat alleen al de ‘uitverkiezingsleer’ haar tienduizenden verslagen heeft.

Er is méér! Jezus is de Do­per met de Heilige Geest; er zijn gaven van de Heilige Geest; er is een geestelijke wapenrusting. Dit geeft God aan Zijn kinderen tot opbouw van de gemeente, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toe­gerust 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17).

Er moet gebouwd worden op het fundament, Jezus Chris­tus. Daartoe moet er eerst verlossing en bevrijding zijn van alle gebondenheden onder Gods volk. Er moet verlossing komen van de macht der zonde. Zacharias, de vader van Johannes de Do­per, profeteerde reeds: “dat Hij ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vij­anden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtig­heid voor Zijn aangezicht, al onze dagen” Lucas 1 vers 74 en 75 (Luc. 01:74-75).

God wacht op Zijn kinderen en reeds in het oude testa­ment kunnen we lezen: “De Here strekt van Sion uw machtige scepter uit: Heers temidden van uw vijanden” Psalm 110 vers 2 (Ps. 110:002).

Hier wordt een opdracht ge­geven aan het volk Gods dat Jezus toebehoort. En wat is het dan verblijdend als dit volk geheel en al gehoorzaam wordt, want er staat verder in deze psalm: “Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban” Psalm 110 vers 3 (Ps. 110:003).

Zijn wij bekleed met het gezag van de Heilige Geest?

Niemand kan nu zeggen, dat dit alleen maar sloeg op Je­zus zélf, omdat Hij de priester-koning des Heren was. Wij zijn geroepen om Zijn beeld gelijkvormig te worden, het beeld van nede­righeid en zachtmoedigheid. Maar eveneens om als dader van het Woord in Zijn voet­stappen te treden. Onver­saagd en zonder vreze! Kan dat dan? En hoe moet dat dan? Duizenden christenen hebben geen inzicht in de geestelijke wereld. Ze zijn te aards in hun denken en verstaan niet wat het is te strijden in de hemelse ge­westen.

Zoals reeds gezegd kunnen we de geestelijke wapenrusting alleen gebruiken als wij met Gods Geest vervuld zijn en in het bezit zijn gekomen van geestelijke gaven. Daar­naar moet gestreefd worden. De apostel Paulus zegt: “Jaagt de liefde na én streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren” 1 Korinthe 14 vers 1 (1 Kor. 14:01). Wil men bedacht zijn op de dingen Gods, dan zijn de geestesgaven noodzakelijk. In deze demonische eindtijd zullen we ernst moeten maken met de woorden Gods. Vele christenen vallen af naar het totale ongeloof door ge­brek aan kennis en inzicht in Gods woord.

Ook ons wil God bekleden met het gezag van de Heilige Geest. Velen moeten ‘gewilde nederigheid’ wat deze dingen betreft maar eens afleggen. Ze laten zich voeden door ‘vrome’ geesten.

“Ik breng troost bij zieke en verdrietige mensen”, zei eens een predikant. Dat is erg mooi en goed, maar wat brengt hij nog meer? Stel eens, dat u een klein poesje vindt met het pootje in een ratteklem, angstig miauwend? Strijkt u dat poesje dan alsmaar over het ruggetje, onderwijl fluisterend: “Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde?” Laat nu niemand ge­prikkeld worden. Als dat poesje kon spreken zou het zeggen: “Maak alstublieft die klem eens los, daar heb ik wel iets meer aan”.

De werkelijke opdracht voor het volk van God

We zouden geneigd zijn te zeggen: er wordt heel veel gepreekt, maar zo weinig ge­daan. “Amen”, zegt de domi­nee en de kerk gaat uit.

Het is met recht eindtijd en alles wordt steeds demonischer. Wat stellen wij, als Gods kinderen, daar tegen­over? We redden het niet met moraalpreekjes. Veel geeste­lijke leiders bewegen zich op horizontaal terrein en maken zich druk over de “derde we­reld”. Men ijvert voor de we­reldvrede, gelijkstelling van alle rassen; men bedrijft po­litiek op de preekstoel en verzet zich tegen de neutro­nenbom. In eigen kracht wil men het gelaat van de aarde vernieuwen. Een soort faceliften met een godsdienstig sausje.

Wat is nu de werkelijke opdracht voor Gods volk? Voor de geestelijke leiders? De opdracht is niet te ijveren voor de wereldvrede en te trachten het menselijk ge­slacht te verbeteren, maar om te prediken: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht” Handelingen 2 vers 40 (Hand. 02:40).

De apostel Petrus zegt in zijn brief 2 Petrus 3 vers 7 (2 Petr. 03:07):

“Maar de tegenwoordige heme­len én de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der god­deloze mensen”.

Onze goede God wil dóór Jezus Christus verloren en gebonden mensen loskopen van deze aar­de en door de vervulling met de Heilige Geest er hemel­burgers van maken. Deze men­sen moeten eerst de volle raad Gods gepredikt krijgen, verlost worden van gebonden­heden en de macht der zonde. Kennis en inzicht heeft men nodig in het Koninkrijk der hemelen. Gods grote liefde wil en kan dit alles bewer­ken in verloste en bevrijde zondaren. Zijn liefde maakt van ons koningen en pries­ters en we behoeven geen ‘arme zondaartjes’ te blij­ven tot de dood.

De kracht des Heren komt tot openbaring

Nu willen wij allerminst be­weren al deze geestelijke dingen onder de knie te heb­ben en aan de lopende band zieke en gebonden mensen te kunnen genezen en bevrijden. Maar wij zijn hier wel, worstelend in de gebeden, voor het aangezicht van God, mee bezig en wij mogen tot onze grote blijdschap menig­maal ervaren, dat er ook on­der ons kracht des Heren aanwezig is tot bevrijding en genezing.

In die kracht moet men gaan geloven en ze ook verwach­ten. Ook Jezus was hiervan afhankelijk. “De Zoon kan niets doen van zichzelf”, zegt Hij. In Lucas 5 vers 17 en 18 (Luc. 05:17-18) staat: “En er was kracht des Heren, zodat Hij kon genezen”.

Wie dit evangelie is toege­daan kan rekenen op een grote tegenstand, vooral uit de schoot van het gevestigde christendom. Iemand zei eens: “Het domineeswereldje be­schermt zichzelf”. We zien dat er nog niet zoveel veran­derd is met betrekking tot de dagen van Jezus en de aposte­len. Het woord van Jezus uit Lucas 11 vers 52 (Luc. 11:52) staat nog altijd recht overeind: “Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zélf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehou­den” .

Nogmaals: wie zal al die ge­bonden mensen bevrijden? Ho­mofielen, drugsverslaafden, mensen met geweldgeesten en ‘vrome’ geesten? Stuur ze maar naar onze ‘vakmensen’, de dokters, maatschappelijke werkers en psychiaters. Dan zijn wij van de moeilijkheden af want er is geen beginnen aan. Het resultaat? Er komen er steeds meer bij. Agressie­ve en uit het lood geslagen mensen. Beeld van deze eind­tijd.

Velen hebben een afkeer als men gaat spreken over de machten der duisternis en de strijd in de hemelse gewes­ten. Voor alle kwalen heeft men zo de namen gevonden: hyperventilatie, neurose, schizofrenie, enzovoort.

Ja, de duivel heeft vele na­men. De oude slang doet, vooral in onze tijd, zijn uiterste best de ogen van Gods volk gesloten te houden. Maar als het inzicht in de hemelse gewesten allengs be­gint door te breken onder de kinderen Gods en het rijk der duisternis steeds meer ontmaskerd en krachteloos gemaakt wordt, zal ook het Koninkrijk Gods steeds meer gaan doorbreken.

Ontwaakt, gij die slaapt!

God wacht op u en mij. Laten wij ons toebereiden voor de­ze dingen? Of zijn wij te­vreden met gezapige kerk­diensten en het zingen van psalmen? “Ontwaakt, gij die slaapt, en Christus zal over u lichten”.

Er is teveel theologie en als men kennis neemt van al­lerlei kerkelijke bladen krijgt men de indruk dat de theologen voor elkaar schrijven. Vaak zware stuk­ken, maar de gewone gelovige man of vrouw heeft er niets aan. Zij zijn het juist die vaak overweldigd zijn, moei­ten, zorgen en ziekten heb­ben. Poesjes met pootjes in de ratteklem. Men heeft eer van elkander nodig en is ge­steld op ‘status’. Men laat zich fêteren door de ongelo­vige wereld en één of andere bekende theoloog krijgt dan een onderscheiding en een lintje opgespeld. Vol trots vermeldt men dit dan in de kerkelijke bladen. Geridderd door onbekeerden.

We hebben een groot verlangen dat blinde ogen geopend wor­den en men gaat verstaan wat ‘dienst aan God’ is. Jezus roept ons ook in dit opzicht toe: Volg Mij. Daarom zijn er gelukkig ook steeds meer kinderen Gods, die met grote vreugde zingen:

Ik wandel op de hoge weg, –

en Jezus woont in mij.

Ik weer is ’s Meesters grote Naam –

des satans heerschappij.

De Heer gaf mij Zijn werk;

in Hem weet ik mij sterk,

en ’t Koninkrijk der heem’- len is –

mijn eeuw’ge erfenis.

Vele christenen vinden zo’n lied aanstotend en hoogmoe­dig. Ze denken met ‘gewilde nederigheid’ God te kunnen behagen. Als volle evangelie christenen overwinningstaal gaan bezigen komen de aanval­len uit het gevestigde chris­tendom. De satan spant zich tot het uiterste in dat nie­mand van Gods kinderen een “Jozua- en Kaleb geest’ krijgt. Daar is hem alles aan gelegen.

Leren wij met. Jezus te zeg­gen: “Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen” Matteüs 16 vers 23 (Matt. 16:23).

Wij gaan door met de predi­king van de volle raad Gods en grijpen met volle vrij­moedigheid het woord van on­ze God aan:

“Op leeuw en adder zult gij treden, jonge leeuw en slang zult gij vertrappen” Psalm 91 vers 13 (Ps. 091:013).

Het kan slechts met de gees­telijke wapenrusting en ken­nis en inzicht in de hemelse gewesten. God zélf is een po­sitieve God, maar Gods kinde­ren zijn vaak te negatief.

God geeft ons een Geest van kracht en sterkte. We zien daarbij op de grote Overwin­naar, Jezus Christus. Majes­teit en luister zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en glorie in Zijn heiligdom. Halleluja!

God zegene ons allen in dit geloof in Hem. Amen.

 

De Plaatsvervanger door Judith Jacobs

Matteüs 28 vers 20

Toen Jezus naar de hemel zou opvaren., vertelde Hij zijn discipelen dat het noodzakelijk was dat dit zou gebeuren. Hij legde uit Johannes 16 vers 7 (Joh. 16:07) dat als Hij niet ging, de Troos­ter niet zou kunnen komen. De Trooster is dus hetzelfde begrip als Plaatsvervanger.

Zie eens met welk een liefde en omzichtigheid de Here Je­zus deze mededeling doet. Hij kent Zijn discipelen niet alleen, maar Hij heeft ook begrip voor het feit dat zij dit maar een “moeilijke zaak” vinden. Onze Heiland, die in alle nood voorziet, geeft ook hierin de nodige, gees­telijke begeleiding. Hoe subtiel is de Here.

Hoe subtiel is ook Zijn plaatsvervanger, de Heilige Geest. Bijvoorbeeld: Gods Geest zal kloppen aan een hartendeur, maar deze niet openbreken; Hij zal verzoeken binnengelaten te worden, maar niet ongenood de drempel overschrijden; Hij zal proberen, maar nimmer forceren. Hij wil wel alle dingen doen, maar slechts bij een vrijwillige overgave van onze kant. De subtiliteit van Gods Geest is zó, dat je Hem kunt bedroeven, weerstaan en uitblussen Efeze 4 vers 30 (Ef. 04:30); Hij kan wenen zoals Jezus het deed bij Lazarus’ graf.

Zijn fijngevoeligheid moet tot ons kunnen overkomen; het moet ons tot sieraad zijn als we zeggen “wedergeboren” te zijn of “vervuld” van Hem. Ook in het optrekken met broe­ders en zusters en tegenover een ieder in het algemeen.

Enkel Gods Geest troost waarlijk; mensenwoorden – hoe goed en lief bedoeld ook – falen vaak. Maar als er ver­driet is in uw en mijn leven, waar zoeken we het dan en bij wie? Willen we getroost worden door die heilige Ver­trooster of sluiten we Hem uit en verwachten we het liever van mensen? Wat een desillusie zal dat opleveren! Want er is maar Eén die waarlijk troost; die nimmer alleen laat; die met ons mi7      het einde van onze dagen.

 

Er is maar een        (Johannes 11 vers 35) (gedicht) Judith Jacobs

Er is maar Eén, die waarlijk troost:

Een vriend, die in de donkerst’ dagen

Het leed, dat gij in stilte torst –

Begrijpt, en met u mee wil dragen.

 

Het is de Vader, die Zijn kind –

als er geen enk’le troost mag baten –

Beloofd heeft, in de felle strijd

Niet te begeven, noch te verlaten.

 

Was het de Heer en Heiland niet

Die in verdriet Zijn troost verleende?

Gods Zoon, gekomen bij het graf

Van Lazarus, stond daar… en weende.

 

Er is maar Eén, die waarlijk troost:

Het is Gods Geest die u wil schragen;

Hij zal – dóór eenzaamheid en pijn –

U helpen, tot aan ’t eind der dagen.

 

In de voetstappen van Jezus door Gert Jan Doornink

Rond Pasen verschenen er in verschillende kranten aller­lei berichten, die er de aan­dacht op vestigden hoe som­mige mensen blijkbaar grote waarde hechten aan een let­terlijke navolging van on­derdelen uit het leven van Jezus. Wij denken aan de fo­to van de 34 jarige Ameri­kaan Rex Ford die zich in Manilla op de Filippijnen aan het kruis liet slaan. Hij hoopt door zijn lijden dat God zijn gebeden zal verhoren en hem zal helpen zijn verdwenen vader, die daar enkele jaren geleden als militair gestationeerd was, terug te vinden.

Een ander bericht kwam uit Israël, waar koortsachtig gewerkt werd om voor Pasen een 6,5 miljoen gulden kos­tend project klaar te krij­gen. Het betreft de aanleg van oude straatstenen in de Via Dolorosa. Opdat pelgrims die met Pasen dezelfde weg wilden lopen die Jezus af­legde naar Golgotha, ook over straatstenen konden lo­pen uit de tijd van Jezus, waar Hij misschien zelf over gelopen heeft.

Bij graafwerkzaamheden voor vernieuwing van rioolbuizen en elektriciteitskabels in het oude stadgedeelte van Jeruzalem zijn namelijk ou­de straatstenen gevonden, die vermoedelijk dateren uit de tijd van de kruisi­ging. In dit bericht van Assoc. Press, wordt echter gezegd dat het de vraag is of Christus werkelijk wel over deze stenen heeft ge­lopen, want al meer dan 1600 jaar debatteren geleer­den met elkaar over de weg die Christus werkelijk af­legde naar Golgotha.

Hoe het ook zij, geeste­lijke waarde heeft het be­slist niet, want Petrus heeft, toen Hij opriep om in de voetstappen van Jezus te treden, uiteraard niet bedoeld dat wij daarbij letterlijk op dezelfde straatstenen moesten lopen, als waarop Hij gelopen heeft….

U kent toch deze tekst? In 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21) staat: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden”. Deze woorderf hebben mij altijd bijzonder aangesproken, en ik hoop ook u! Want Petrus zegt hier niet alleen dat wij geroepen zijn om in de voetstappen van Jezus te treden, maar ook dat het hogelijk is, om­dat Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten.

De Bijbel vertelt ons op duidelijke wijze over het leven van Jezus. Hoe Hij dacht, sprak en handelde. Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) zegt hoe “Hij het land is rondgegaan, weldoen­de en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem. De aard en het wezen van God werden in Jezus geopenbaard. Daarom was Hij “door God met de Heilige Geest en met kracht gezalfd”, zegt het­zelfde vers.

Van dezelfde Geest, waarmee Jezus vervuld was, behoren ook wij vol te zijn. Anders komt er van het gaan in de voetstappen van Jezus niet veel terecht. Want alleen daardoor openbaren wij ons als werkelijke volgelingen van Jezus, en heeft Zijn le­ven in ons praktische uit­werking. “De Geest is het die levend maakt” Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63) is vandaag nog even actueel als op de dag toen Jezus de­ze woorden sprak. Een kind van God die niet gedoopt is met de Heilige Geest en niet dagelijks vol is van de Geest, wandelt niet in de voetstappen van Jezus, maar gaat een weg die geheel of gedeeltelijk door verkeerde geesten geïnspireerd is.

Wat ieder kind van God van­daag nodig heeft is de wer­kelijke volheid van Gods Geest, waardoor ook de ken­nis en het inzicht in Gods Woord gaat groeien, en wij daadwerkelijke getuigen van Jezus zijn. Zoals Hij ook bedoeld heeft, want Hij sprak: “Wie in Mij gelooft, gelijk de schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” Johannes 7 vers 37 (Joh. 07:37). Opdat wij werkelijk gaan in de voetstappen van Jezus’. Want daartoe zijn wij geroepen;

 

Tweeërlei groei redactie

Er is in deze eindtijd tweeërlei groei. Een groei naar de onvolkomenheid bij de kinderen der ongehoor­zaamheid, en een groei naar de volmaaktheid bij de kin­deren Gods. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11).

Zorg dat u, door Jezus werkelijk te volgen, bij de juiste groei betrokken bent!

 

Gods plan: het volle koren door Harry Govers

Het is iedereen wel bekend dat er in Nederland een overvloed is aan koren, ensembles en allerlei groepen en solisten. In evangeli­sche kringen is er al wat gezongen in dit kleine landje door vogels van al­lerlei pluimage. Psalmen, gezangen, liederen en koortjes uit grote en klei­ne bundels, Glorieklokken, Johannes de Heer, Breek uit in gejuich en Opwekking, enzovoort…. Wat zijn er al een noten geschreven èn gezongen! Het lijkt wel alsof we God met z’n allen willen bewegen om iets te doen in deze duistere tijd. Maar de gedachte kan echter opkomen: Hoe meer we zingen, des te meer kan God doen.

Ontdekking

Maar toch kwam ik tot de ontdekking dat de Heer onze zangcapaciteiten niet nodig heeft om grote wonderen te doen. Al klappen we nóg zo hard in de handen of al herhalen we nog zo vaak de koortjes. Want ook dit zijn overleveringen van mensen. “Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat ik Hem Gods heil doe zien” Psalm 50 vers 23 (Ps. 050:023). Dit is mees­tal de tekst die wordt ge­bruikt om de overdaad aan muziek te kunnen rechtvaar­digen. Maar dezelfde Psalm 50 zegt ons óók dat we de Allerhoogste onze geloften moeten betalen! (vers 14).

Bij velen was er jaren ge­leden, toen men bekeerde, een belofte op de lippen: Heer, ik zal U volgen, waar Gij ook gaat. Dat volgen bleek niet zo eenvoudig te zijn als dat werd voorge­spiegeld. “Altijd vrolijk, alle dagen zonneschijn” was een zoethoudertje, want de deur tot Gods Koninkrijk is smal.

“En toen zij aan die stad het evangelie verkondigd en er verscheidene discipelen gemaakt hadden, keerden zij terug naar Lystra, Iconium en Antiochië, om de zielen der discipelen te verster­ken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele ver­drukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan” Handelingen 14 vers 22 (Hand. 14:22).

De kinderen Gods werden in verwarring gebracht en kwa­men in het geestelijke Babylon terecht. Vele valse leringen infiltreerden de gedachten van menig oprecht christen. Toch was bij de meesten het fundament ge­legd van de apostelen en de profeten. Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20).

Weigering

Een groot gedeelte weigerde echter de geestelijke weg verder te gaan en bleven “teren” op de zegeningen en ervaringen van vroeger. De toen gedane belofte om Je­zus te volgen bleef beperkt tot de zichtbare wereld.

Men vergat echter dat Jezus is binnengegaan in het he­melse heiligdom, niet met handen gemaakt. Door het geloof mogen we daar bin­nengaan. Dan is onze wandel niet meer ”op de aarde” maar in de hemelse gewes­ten .

De leer die Jezus verkon­digde vernieuwt de inner­lijke mens. De Woorden Gods zijn vol leven en kracht! Het brengt schei­ding teweeg tussen licht en duisternis. Het stelt de ware verwekker van het kwa­de openlijk ten toon.

Zij, die het Leven kiezen, kiezen het Evangelie van het Koninkrijk. Ze zingen niet langer de liedjes zo­als degenen, die in Babylon gevangen zaten.

“Aan Sabels stromen, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij Sion gedachten. Aan de wilgen aldaar hingen wij onze citers; want daar be­geerden zij die ons gevan­gen hielden, van ons een lied, en zij die ons mis­handelden, vreugdebetoon; Zingt ons één der liederen van Sion. Hoe zouden wij des Heren lied zingen op vreemde grond?” Psalm 137 vers 1 tot en met 4 (Ps. 137:001-004).

Sion

Als we weten dat Sion het beeld is van de Heilige Geest, dan zullen we ook begrijpen dat er nog velen vertoeven in het dal en in de strikken van de boze.

Met heimwee denken ze terug aan de opwekkingen en er­varingen van vroeger. Ze zingen nog wel, maar het is niet meer van harte. Ze klappen nog wel in de han­den omdat dit toch zo hoort bij “onze” richtingen….

Tot hen zegt het Woord: “Trekt uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën. Verkondigt met jubel geklank, doet dit horen, verbreidt het tot aan het einde der aarde…” Jesaja 48 vers 20 (Jes. 48:20).

“Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen ge­meenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04).

Vernieuwing

Als wij onze plaats weer in gaan nemen in de hemelse gewesten, dan zal de Heer een nieuw lied in het hart geven I

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven….” Matteüs 11 vers 28 (Matt. 11:28) .

Vanuit de rust en de gemeen­schap met de opgestane Heer ontstaat de lofprijs! Dan baant het de weg, dat we meer en meer het volle heil zullen zien.

Vrucht

Al de kinderen Gods die ver­der willen gaan zullen samen een machtig koor vormen.

Zij groeien naar het beeld van de Zoon van God en in hen wordt de kostelijke vrucht van het land meer en meer zichtbaar. Want dat is Gods plan: het volle koren!

Niemand kan dit proces for­ceren, maar ook niemand kan die groei tegenhouden!

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -11-

De betekenis van de bazuinen

Als we het boek Openbaring lezen, dan komen we heel wat ba­zuinen tegen. En daar moeten we niet overheen lezen, want juist hierin wordt ons weer een sleutel aangereikt om het eindtijdgebeuren te verstaan.

Direct in Openbaring 1 vers 10 (Openb. 01:10) vertelt Johannes al: “Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin”.

Het gevaar is dat we zo gewend zijn aan die bazuinen dat we ons niet meer realiseren wat ermee bedoeld wordt. Het is mogelijk, een hele uiteenzetting erover te geven en dan toch de boot te missen. We kunnen denken: die bazuinen kon­digen de oordelen Gods aan. Als we onder oordeel verstaan: scheiding tussen licht en duister, dan kunnen we daar in zekere zin mee instemmen. Haar toch is er veel meer aan de hand. En dat moeten we nu gaan ontdekken.

Waar komen die bazuinen in het boek Openbaring vandaan? In het Oude Testament komen we ze ook al tegen. En daarom is het van groot belang dat we nagaan wat daar hun betekenis is.

De bazuin in Exodus 10 en in Openbaring 4

De eerste maal dat er in het Oude Testament sprake is van een bazuin, betreft meteen een bijzonder geladen situatie, namelijk de openbaring Gods op de Sinaï. In Exodus 19 vers 13 (Ex. 19:13) le­zen we: “Eerst bij de langgerekte toon van de hoorn mogen zij de berg bestijgen”. Nu wordt hier in deze tekst een nogal speciaal woord gebruikt, een woord dat alleen hier en in de geschiedenis van de verovering van Jericho voorkomt. Dit woord heeft in wezen een heel eigen klank; daarom moe­ten we nu eerst maar eens even de achtergrond van deze term onderzoeken.

Dan vinden we aan de hand van het gebruik van dit woord al­vast een drietal basispunten. Om te beginnen zien we vanuit Exodus 19 dat de hoorn het signaal geeft tot het beklimmen van de berg. Het is het startsein voor een volk dat zich los wil maken van de wereld beneden en dat wil opstijgen naar het Godsrijk. Nu leert ons het vervolg van het hoofd­stuk dat dit voor het volk onder de wet niet mogelijk was, maar dit doet niets af aan het geestelijke principe dat we hier aantreffen en dat tenslotte in het nieuwe verbond gaat functioneren. Dat is het eerste punt: de bazuin roept ons op om bergbeklimmers te worden. Veelzeggend is in dit ver­band Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01), waar we horen: “Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op”. Daar verrast ons diezelfde kombinatie: het gaat over een stem als een bazuin en over een uitnodiging om op te klimmen. Wat het volk bij de Sinaï niet kon en mocht, dat is wel weggelegd voor Johannes, als prototype van het volk in de eindtijd.

De bazuin in Jozua en Openbaring 8

Een tweede kernpunt springt naar voren wanneer we de ge­schiedenis van Jozua 6 bezien. Vijfmaal wordt in dit hoofd­stuk gesproken van de hoorn, de bazuin, zoals we die ook in Exodus tegenkwamen. De bazuin blijkt hier een beslissende rol te spelen bij de verovering van een stad. Het gaat hier echter niet om zomaar een stad. Wat hier ingenomen wordt, is niets minder dan de sleutelstad van het beloofde land. Het is de intocht in Kanaän. De eerste doorbraak vindt plaats. Het eerste en voornaamste strategische bolwerk valt.

Nu wordt deze overwinning behaald op grond van goddelijke instructies. Gedurende zeven dagen moeten priesters op ze­ven ramshorens blazen. Is /iet in dit verband niet merkwaar­dig dat ook Openbaring spreekt van zeven bazuinen? “En ik zag de zeven engelen, die voor God staan, en hun werden zeven bazuinen gegeven”, zegt Openbaring 8 vers 2 (Openb. 08:02). Er loopt dus duide­lijk een lijn van Jozua 6 naar het boek Openbaring.

Als we dan ook horen van de zeven engelen in Openbaring 8, worden we onmiddellijk herinnerd aan de priesters uit het boek Jozua. Het begin van Openbaring 8 voltrekt zich trou­wens ook helemaal in een priesterlijke sfeer: reukwerk wordt daar voor God gebracht. Een half uur lang is er stil­te in de hemel, en ook in Jozua 6 komen we een soortgelijk motief tegen: “Gij zult niet juichen en uw stem niet laten horen, ja, laat er geen woord uit uw mond uitgaan tot op de dag, dat ik u zeg: Juicht!” Jozua 6 vers 10 (Joz. 06:10) .

We zouden dus kunnen zeggen: bij de zeven bazuinen in Open­baring gaat het ten diepste om een verovering van Jericho en een intocht in het beloofde land. Dat zijn de grondmo­tieven van de zeven ramshorens. De zeven bazuinen zijn geen onheilsbazuinen; het zijn intochtsbazuinen. Jericho, het antigoddelijke bolwerk, wordt prijsgegeven aan de ban. Zo komt er ruimte voor het rijk van God.

De gemeente Gods gaat haar erfenis verwerven

Zo is er ook in de eindtijd een intocht voor het volk van God. Geen terugtocht, maar intocht. Met de inneming van Je­richo nam een nieuwe fase van het plan Gods een aanvang, namelijk het in bezit nemen van de erfenis. Zo duiden ook de bazuinen in het boek Openbaring erop: de tijd is gekomen dat de gemeente Gods haar erfenis gaat verwerven. We lezen dan ook in Openbaring 21 vers 7 (Openb. 21:07): “Wie overwint, zal deze dingen beërven”, of, zoals de Statenvertaling het formuleert: “Wie overwint, zal alles beërven”. En dat wordt gezegd in ver­band met uitspraken over de vernieuwde hemel en aarde. He­mel en aarde worden de erfenis van de zonen Gods. En de ba­zuinen begeleiden de opmars van het Godsvolk, wanneer het aantreedt om zijn erfdeel op te eisen uit de hand van de gevestigde machten. De bazuinen zeggen ons: eindtijd is in­tocht .

Er is nog een derde punt. Hetzelfde woord dat in de genoem­de teksten van Exodus en Jozua voor bazuin gebezigd wordt, komt nog ergens in het Oude Testament voor, alleen dan in een iets andere betekenis. We vinden het namelijk maar liefst twintig keer in Leviticus. Dat begint in Leviticus 25 vers 10 (Lev. 25:10), waar God gebiedt: “Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren”. Hier is hetzelfde woord dat in de voorgaande teksten met ‘hoorn’ of ‘bazuin’ vertaald is, weergegeven met ‘jubeljaar’. Dit ver­band is veelbetekenend. Het gaat om de bazuin, de jubel, het jubeljaar. Dat heeft alles met elkaar te maken.

De betekenis van het woord ‘Jubeljaar’

Wat betekent nu eigenlijk dat woord ‘jubeljaar’? Wanneer wij dat woord horen, denken we wellicht in eerste instantie aan jubelen, juichen. Dat begrip is er in feite via de Latijnse vertaling, de Vulgaat, ingekomen. Naar oorspronkelijk was er met dit woord nog een andere betekenis verbonden: name­lijk het thuisbrengen. We zouden het begrip dus letterlijk kunnen vertalen met: het jaar van het thuisbrengen. En dat klopt ook, want het was inderdaad het jaar waarin ieder te­rug mocht keren naar zijn eigen grond. Zoals we gezien heb­ben: gij zult vrijheid afkondigen in het land voor al zijn bewoners. Of, wat er eigenlijk staat: gij zult uitroepen: vrijlating, in het land. Het is een uitroepen, een proclamatie. En in dat jaar komt een volk naar huis. De tijd van vervreemding, van ontheemding is voorbij.

Er ligt een diep verband tussen Leviticus 25 en Jozua 6. In beide hoofdstukken domineert het getal zeven. In zeven da­gen werd de tocht om Jericho volbracht. In zeven dagen vol­tooide God de hemel en de aarde. Zeven dagen: beeld van schepping, beeld van herschepping.

En in Leviticus lezen we: “Voorts zult gij u zeven jaarsabbatten tellen, zevenmaal zeven jaren” Leviticus 25 vers 08 (Lev. 25:08). En was in wezen de intocht in Jericho ten tijde van Jozua niet een jaar van thuiskomst? De opmars rondom de Palmstad, het bla­zen der bazuinen, het beeldde uit: Gods volk wordt thuis gebracht. Het eerste jubeljaar is daar. De thuiskomst wordt ingeluid.

Tegen deze achtergrond moeten we de bazuinen in Openbaring zien; deze drie lijnen komen daar samen: het beklimmen van de berg, de intocht in het erfdeel, en de thuiskomst van het Godsvolk. In Openbaring 7 lezen we over die thuiskomst: “Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden” (vers 15). Zij zijn uit de grote verdrukking thuisgekomen.

Dezelfde gedachte keert in hoofdstuk 22 terug: “Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad” (vers 14).

Als we dan opmerken wat er in Openbaring 8 en 9 allemaal plaatsvindt, dan hebben we daar duidelijk te maken met al­lerlei krachten die loskomen in verband met die intocht, die thuiskomst.

Nog enkele aanvullende gezichtspunten over de bazuin

Nu hebben we hiermee echter nog maar één van de woorden die het Oude Testament voor bazuin gebruikt, in de beschouwing betrokken. Er komt namelijk nog een ander woord voor, en dat geeft ons nog enkele aanvullende gezichtspunten.

Het betreft hier het woord ’sjofar’, dat niet minder dan 72 maal in het Oude Testament gebezigd wordt. Ook dit woord treffen we in de eerder behandelde tekstgedeelten, Exodus 19, Leviticus 25 en Jozua 6, aan. Naar daarnaast willen we nog enkele kernteksten belichten.

Ook bij dit woord kunnen we weer in hoofdzaak een drietal punten onderscheiden. Allereerst zien we, wanneer we erop letten bij welke gelegenheden de bazuin gehanteerd werd: “Blaast de bazuin op nieuwe maan” Psalm 81 vers 4 (Ps. 081:004). Daar blijkt: de bazuin luidt een nieuwe periode in. De sjofar speelde een heel belangrijke rol in de nieuwjaar liturgie. De ba­zuin proclameert: het nieuwe is gekomen. Een nieuwe tijd breekt aan. Daarom, wanneer in Openbaring 1 en 4 Johannes een stem hoort als een bazuin, dan betekent dat: God kondigt een nieuwe tijd aan. De eindtijd is een nieuwe tijd. Het is een nieuwe etappe. Het is niet een voortzetting of herha­ling van wat er altijd al was. Nu gaat God tot zijn doel komen.

Een tweede gedachte vinden we heel duidelijk in Joël 2 vers 1 (Joël 02:01): “Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige berg. Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des Heren komt”. Daar zien we de bazuin die oproept tot de strijd. De sjofar betekent: mobilisatie. Sion wordt gealar­meerd. En alarm wil letterlijk zeggen: te wapen! En dat heeft direct te maken met de dag des Heren. Dat is de dag van de eindstrijd.

Hetzelfde verband legt ook Sefanja; hij spreekt ook over de dag des Heren, “nabij en hij nadert haastig” Sefanja 1 vers 14 (Sef. 01:14). En dan geeft de profeet een reeks omschrijvingen, waarin we dan onder meer tegenkomen: “een dag van bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw (of: jubelroep) tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens”(vers 16). Daar bemerken we weer die kombinatie van bazuin, strijd en dag des Heren.

De bazuinen in Openbaring zijn signalen van de eindtijd

Zo zijn ook de bazuinen in Openbaring de signalen van de eindstrijd. Een volk wordt gemobiliseerd. Van de richters lezen we het ook meermalen. Zo horen we van Ehud: “Toen hij daar aangekomen was, blies hij de hoorn op het gebergte van Efraïm, en de Israëlieten daalden met hem het gebergte af, hij zelf voorop. Hij zeide tot hen: Volgt mij, want de Here heeft uw vijanden, de Moabieten, in uw macht gegeven” Richteren 3 vers 27 en 28 (Richt. 03:27-28). De ramshoren is weer het instrument om het volk op te roepen tot de krijg.

Bij Gideon ontdekken we dit principe eveneens: “Wanneer ik op de hoorn blaas met allen die bij mij zijn, dan moet ook gij op de horens blazen rondom de gehele legerplaats, en roepen: Voor de Here en voor Gideon!” Richteren 7 vers 18 (Richt. 07:18). Zo werd het kamp van Midian omsingeld en met de ramshorens proclameerde men in de geestelijke wereld de overwinning. Zo werd dit kamp vanuit de onzienlijke wereld ingesloten en opge­rold. Heel de legerplaats werd opgeëist voor God en voor Gideon.

De bazuin en het koningschap

Daarbij sluit een derde kernpunt onmiddellijk aan. De bazuin blijkt ook een rol te spelen in enkele koningspsalmen. Daaronder verstaan we die psalmen die speciaal het koning­schap van God als thema hebben. Zo vertelt ons Psalm 47 vers 6 (Ps. 047:006): “God is opgevaren onder gejuich (of weer: jubelroep), de Here onder bazuingeschal”. En Psalm 47 vers 9 (Ps. 047 vers 009) geeft daarvan een nadere toelichting: “God regeert onder de volken, God is gezeten op zijn heilige troon”. Een andere vertaling zegt het nog helderder: “God aanvaardde het koningschap over de volken, God zette zich op zijn heilige troon”. Hier kunnen we vaststellen: de bazuin luidt het koningschap van God in. De sjofar proclameert: God is Koning.

In Psalm 98 klinkt ditzelfde motief door: “Psalm zingt de Here met de citer, met de citer en met luide zang, met trompetten en met bazuingeschal; juicht voor de Koning, de Here” Psalm 98 vers 5-6 (Ps. 098:005-006. Weer wordt de bazuin verbonden met het ko­ningschap van God, dat baan breekt.

En vanuit deze psalmteksten kunnen we de lijn rechtstreeks doortrekken naar Openbaring 11: “En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in al­le eeuwigheden” Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15).

Let op de parallel: zoals er geroepen werd: Voor de Here en voor Gideon, zo klinkt het hier: Aan de Here en aan zijn Gezalfde. De geschiedenis van Gideon is helemaal een model van de eindstrijd. Het is in diepste zin de strijd om het koningschap. En zo zien we ook in Openbaring 11 dat de ze­vende bazuin, de laatste, geblazen wordt en daarmee is de hele wereld rijksgebied geworden van Christus en de gemeen­te. Het koningschap is compleet geworden. De zeven bazuinen hebben hun doel bereikt. Laten we ons dat heel diep bewust worden: de bazuinen in Openbaring zijn bazuinen van het ko­ningschap. Elke bazuin betekent weer een verdere doorbraak naar het volledige koningschap van God en de gemeente.

De bazuin wordt geblazen, treedt dan aan!

Daarom moeten we ons heel goed realiseren: Johannes vertelt ons niet over die bazuinen opdat we daar een interessante bespiegeling over kunnen houden. Of om daar ach en wee over te roepen en te zeggen: wat wordt het allemaal ellendig. We zullen maar hopen dat we dat niet meer meemaken.

Neen, het gaat om één ding: dat wij vandaag de bazuin ho­ren! De bazuin van de mobilisatie, de bazuin van het ko­ningschap. De bazuin klinkt voor ons. De hoorn wordt gebla­zen, treedt dan aan!

Over bazuinen moet men niet speculeren, men moet ze horen. Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt.

De profeet Zacharia vat in één tekst het hele beeld van de bazuinen samen, als hij zegt: “Dan zal de Here hun verschijnen, en zijn pijl zal als de bliksem uitschieten en de Here Here zal de bazuin blazen in de zuiderstormen” Zacharia 9 vers 14 (Zach. 09:14).

De bazuin betekent: God trekt, op. God verschijnt aan en in zijn volk. Een volk dat de bazuin heeft gehoord.

(wordt vervolgd).